Balanscentrale
Ondernemingsdossier
Methodologie en gebruiksaanwijzing
Oktober 2008
© Nationale Bank van België, Brussel. Alle rechten voorbehouden. De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan mits bronvermelding.
Voorwoord De Balanscentrale van de Nationale Bank van België staat in voor de verspreiding van de individuele en statistische informatie uit de gestandaardiseerde jaarrekeningen die bij haar worden neergelegd. Zij heeft het wenselijk geacht om de ondernemingen die hun jaarrekeningen neergelegd hebben een synthese van die gegevens aan te bieden, in de vorm van een ondernemingsdossier, aangevuld met op basis van die gegevens berekende financiële ratio's, de tabel van middelen en bestedingen en het hefboomeffect. Het ondernemingsdossier is in het bijzonder voor de KMO bedoeld. De KMO vindt er die informatie in welke haar kan helpen de toestand én het verloop van de eigen financiële gezondheid te evalueren, zoals deze uit de jaarrekening kunnen worden afgeleid, alsook een vergelijking te maken met haar voornaamste concurrenten. Deze nota beschrijft de methodologie die bij de opmaak van het ondernemingsdossier werd gevolgd. Hij geeft tevens de randvoorwaarden voor het berekenen, evenals de definitie en de berekeningswijze van de verschillende onderdelen ervan.
3
Inhoud Voorwoord
3
1. Ondernemingen waarvoor een ondernemingsdossier kan worden opgemaakt
7
2. Situering van de onderneming in haar sector
9
3. Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier 3.1 Identificatiegegevens 3.2 Synthese van de jaarrekeninggegevens 3.2.1 Bijzondere tekens en conventies 3.2.2 Berekeningswijze van de posten van de balans, de resultatenrekening en de toelichting 3.3 Berekening van de financiële ratio's voor de onderneming en haar sector 3.3.1 Financiële ratio's van de onderneming 3.3.2 Financiële ratio's van de sector 3.3.3 Berekening van het hefboomeffect 3.4 Tabel van middelen en bestedingen 3.4.1 Betekenis 3.4.2 Beknopte voorstelling 3.5 Synthetische indicator van financiële gezondheid 3.5.1 De synthetische indicator van de financiele gezondheid van de ondernemingen 3.5.2 Voorstelling van de synthetische indicator van financiële gezondheid
11 11 12 12 13 18 18 23 23 26 26 27 28 28 34
Bijlage(n)
37
Bijlage 1: Berekeningswijze van de financiële ratio's aan de hand van de rubriekcodes die voorkomen in het volledig model van jaarrekening voor ondernemingen
37
Bijlage 2: Berekeningswijze van de financiële ratio's aan de hand van de rubriekcodes die voorkomen in het verkort model van jaarrekening voor ondernemingen
47
Bijlage 3: Berekening van de verschillende bestanddelen van de tabel der middelen en bestedingen voor het volledig model van jaarrekening voor ondernemingen
53
Bijlage 4: Berekening van de verschillende bestanddelen van de tabel der middelen en bestedingen voor het verkort model van jaarrekening voor ondernemingen
59
Bijlage 5: Lijst van de beschikbare sectorale groeperingen waarin de onderneming zich kan situeren
65
5
Ondernemingen waarvoor een ondernemingsdossier kan worden opgemaakt
1. Ondernemingen waarvoor een
ondernemingsdossier kan worden opgemaakt Om een ondernemingsdossier te kunnen opmaken, moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn: de onderneming moet haar jaarrekening neergelegd hebben bij de Balanscentrale er kan slechts een ondernemingsdossier worden opgesteld als de betrokken onderneming in de loop van de laatste vijf jaar minstens twee opeenvolgende boekjaren heeft neergelegd die volgens hetzelfde standaardmodel voor ondernemingen (verkort of volledig) werden opgesteld; het ondernemingsdossier is niet van toepassing op verenigingen, zelfs indien hun jaarrekening volgens een standaardmodel is opgemaakt wegens de problemen bij de berekening van bepaalde financiële stromen wordt de tabel van middelen en bestedingen enkel berekend als de jaarrekeningen van twee opeenvolgende boekjaren, opgesteld volgens eenzelfde model, door de Balanscentrale werden geverifieerd rekening houdend met de randvoorwaarden inherent aan het model dat voor de berekening van de financiële gezondheid van de ondernemingen wordt gebruikt, zal deze laatste en de positionering van de onderneming die eruit voortvloeit in de gedefinieerde financiële gezondheidsklassen enkel berekend worden indien bepaalde voorwaarden voldaan zijn:
1
150.000 EUR of gemiddeld personeelsbestand (rubriek 9087)
-
omzetcijfer (rubriek 70)
-
duur van het boekjaar = 12 maanden
-
vlottende activa in enge zin (rubrieken 29/58 - 29) > 0
-
schulden op ten hoogste één jaar (rubriek 42/48) > 0
-
vreemd vermogen (rubrieken 16 +17/49) > 0
VTE = Voltijdse equivalenten.
7
2 VTE1
Situering van de onderneming in haar sector
2. Situering van de onderneming in haar sector De situering van de onderneming in haar sector gebeurt op basis van de NACE-BEL-code die haar werd toegekend. Die code stemt overeen met de hoofdactiviteit van de onderneming en maakt deel uit van de Europese NACE-BEL-nomenclatuur gepubliceerd door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Unie (Eurostat).
De Balanscentrale maakt daarbij gebruik van de NACE-BEL-code die reeds door andere instanties werd toegekend en die opgenomen werd door de Kruistpuntbank van Ondernemingen. Als door die instanties voor eenzelfde onderneming van elkaar verschillende codes werden toegekend, of als de informatie ontoereikend is, dan neemt de Balanscentrale contact met de betrokken onderneming om de meest geschikte keuze te kunnen maken. Het is op basis van die enige NACE-BEL-code dat de Balanscentrale haar sectorale statistieken opstelt en de onderneming in het ondernemingsdossier situeert in haar sector. De lijst van de sectoren en subsectoren volgt als bijlage 5. Bij de vergelijking van de onderneming met haar sector moet rekening worden gehouden met het volgende: het feit dat slechts één NACE-BEL-code per onderneming wordt toegekend houdt een beperking in. Indien een onderneming meerdere activiteiten uitoefent, dan worden deze activiteiten onder de NACE-BEL-code van de hoofdactiviteit gerangschikt, ook indien zij er niet mee overeenstemmen als de hoofdactiviteit van een onderneming veranderd is zonder dat dit bijtijds bekend geraakt is bij de Balanscentrale, dan stemt de toegekende NACE-BEL-code niet meer overeen met de werkelijk uitgeoefende activiteit.
9
Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier
3. Voorstelling van de bestanddelen van het
ondernemingsdossier Het ondernemingsdossier bevat zes onderscheiden delen die respectievelijk betrekking hebben op: de identificatiegegevens van de onderneming de synthese van de jaarrekeninggegevens de vergelijking van de financiële ratio's van de onderneming met die van haar sector (aangevuld met de berekening van het hefboomeffect voor de volledige modellen) de voorstelling van de stromen der middelen en bestedingen een lijst van de 50 belangrijkste ondernemingen van de sector, die hun jaarrekening neergelegd hebben volgens hetzelfde model als de betreffende onderneming, gerangschikt in dalende volgorde van de toegevoegde waarde. Een tweede lijst omvat de 25 ondernemingen waarvan de toegevoegde waarde direct groter is dan die van de beschouwde vennootschap en de 25 ondernemingen waarvan de toegevoegde waarde direct kleiner is de positionering van de onderneming in één van de zes gedefinieerde financiële gezondheidsklassen, in functie van haar synthetische indicator van financiële gezondheid, berekend aan de hand van een door de dienst Micro-economische analyse van de Nationale Bank van België ontwikkeld model ter beoordeling van de financiële gezondheid. Meer informatie over dit model is te vinden op de website van de Bank, op het adres http://www.nbb.be > Balanscentrale > Alle producten > Ondernemingsdossier > Synthetische indicator van financiële gezondheid.
3.1
Identificatiegegevens
Het eerste blad van het dossier bevat de identificatiegegevens van de onderneming zoals ze voorkomen in het gegevensbestand van de Balanscentrale. Ze worden aangevuld met de evolutie van enkele kerngegevens: het balanstotaal, de omzet, de toegevoegde waarde en het gemiddeld personeelsbestand uitgedrukt in voltijdse equivalenten.
De identificatiegegevens bestaan uit: de naam van de onderneming en het volledige adres van haar maatschappelijke zetel het ondernemingsnummer de activiteitscode volgens de "NACE-BEL"-nomenclatuur de NIS-code en naam van de gemeente de rechtsvorm een aantal kenmerkende gegevens voor elk van de jaarrekeningen die in het ondernemingsdossier zijn verwerkt.
11
Eventuele informatie over de rechtstoestand kan verkregen worden via de internettoepassing "Jaarrekeningen online opzoeken" van de Balanscentrale, beschikbaar op volgend adres: http://nbb.be Balanscentrale Jaarrekeningen raadplegen. De daar vermelde identificatiegegevens van de ondernemingen zijn ontleend aan de door de FOD Economie beheerde Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). De Nationale Bank kan echter niet waarborgen dat deze gegevens nauwkeurig en actueel zijn.
Synthese van de jaarrekeninggegevens
3.2
Het gaat om een synthese van de belangrijkste gegevens uit de balans, de resultatenrekening, de toelichting en de sociale balans van de neergelegde jaarrekeningen. De in het ondernemingsdossier vermelde bedragen zijn uitgedrukt in EUR. De hierna volgende tabellen 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4 geven een overzicht van de berekeningswijze van elke post (de nummering van de tabellen stemt overeen met deze in het ondernemingsdossier).
De balansposten worden eerst met hun waarde weergegeven en vervolgens procentueel uitgedrukt t.o.v. van het balanstotaal, wat de analyse van de balansstructuur en van de evolutie ervan in de tijd vergemakkelijkt. De synthese van de resultatenrekening toont de stappen die, vertrekkend van de toegevoegde waarde (zie verder), leiden tot de resultaatvorming en de resultaatverwerking. Vervolgens wordt de vorming van het nettobedrijfsresultaat in percenten van de toegevoegde waarde grafisch voorgesteld. De belangrijkste cijfers uit het deel "Toelichting" van de jaarrekening zijn de aanschaffingen die overeenkomen met de investeringen tijdens het boekjaar. De tabel inzake de sociale balans bevat een synthese van enkele belangrijke rubrieken.
3.2.1
Bijzondere tekens en conventies
In het ondernemingsdossier kunnen de volgende specifieke vermeldingen voorkomen: Specifieke vermeldingen "-" 0 of 0,0
Betekenis De rubriek bestaat maar is niet ingevuld De rubriek is ingevuld maar de waarde is onbeduidend
n.b.
= "niet beschikbaar": de rubriek bestaat niet voor dit model
n.s.
= "niet significant": de waarde van de ratio is niet relevant
12
Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier
3.2.2
Berekeningswijze van de posten van de balans, de resultatenrekening en de toelichting
Tabel 2.1.: Balans (na winstverdeling)
Definitie van de rubrieken
ACTIVA
Volledig model
Verkort model
Immateriële vaste activa
20 + 21
20 + 21
Materiële vaste activa
22/27
22/27
Financiële vaste activa
28
28
Vorderingen op meer dan één jaar
29
29
2
Definitie van de rubrieken
PASSIVA
Volledig model
Verkort model
Eigen vermogen waarvan: kapitaal en uitgiftepremies reserves + overgedragen resultaat
10/15 10 + 11 13 + 14
10/15 10 + 11 13 + 14
Voorzieningen en uitgestelde belastingen
16
16
Schulden op meer dan één jaar waarvan: kredietinstellingen overige financiële schulden
17 173 170/4 - 173
17 172/3 170/4 - 172/3
2
Nettoactiva op lange termijn
20/28 + 29
20/28 + 29
Passiva op lange termijn
10/15 + 16 + 17
10/15 + 16 + 17
Voorraden en bestellingen in uitvoering
3
3
Handelsschulden op korte termijn
44 + 46 + 8861 + 8891
44 + 46
Handelsvorderingen op korte termijn
40
40
Schulden m.b.t. belastingen, bezoldigingen en sociale lasten
45
45
Overige bedrijfsvorderingen op korte termijn
41 + 490/1
41 + 490/1
Andere bedrijfsschulden op korte termijn
47/48 + 8901 + 492/3
47/48 + 492/3
Totaal van de bedrijfsactiva
3 + 40/41 + 490/1
3 + 40/41 + 490/1
Totaal van de bedrijfspassiva
44 + 45 + 46 + 47/48 + 492/3 + (42 - 8801)
44 + 45 + 46 + 47/48 + 492/3
Thesaurieactiva
50/53 + 54/58
50/53 + 54/58
Financiële schulden op korte termijn waarvan: kredietinstellingen
43 + 8801 430/8 + 8841
42 + 43 430/8
2
Op meer dan 1 jaar.
13
Totaal der activa
20/58
20/58
14
Totaal der passiva
10/49
10/49
Voorstelling
Tabel 2.2.: Resultatenrekening
Definitie van de rubrieken Volledig model
Verkort model
Bedrijfsopbrengsten waarvan: omzet
70/74 - 740 70
n.b. 70 (facultatief)
Verbruik van goederen en diensten waarvan: handelsgoederen en grondstoffen, ...
- (60 + 61) 60
n.b. 60/61 (facultatief)
Toegevoegde waarde
70/74 - 60 - 61 - 740
9900
+ Exploitatiesubsidies
740
n.b.
-
Personeelskosten
- 62
- 62
-
Andere bedrijfskosten
- 640/8 - 649
- 640/8 - 649
Brutobedrijfsresultaat
70/74 - 60 - 61 - 62 640/8 - 649
9900 - 62 - 640/8 - 649
Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten
- 630 - 631/4 - 635/7
- 630 - 631/4 - 635/7
Nettobedrijfsresultaat
9901
9901
+ Financiële opbrengsten waarvan: opbrengsten van financiële vaste activa
75 750 + 751
75 n.b.
-
Financiële kosten waarvan: kosten van schulden
- 65 650
- 65 n.b.
Resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening vóór belasting
9902
9902
-
-
+ Uitzonderlijke opbrengsten waarvan: terugneming van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen meerwaarden bij de realisatie van vaste activa
76
76
760 + 761 + 762
n.b.
763
n.b.
-
Uitzonderlijke kosten waarvan: afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen minderwaarden bij de realisatie van vaste activa
- 66
- 66
660 + 661 + 662
n.b.
663
n.b.
Nettoresultaat van het boekjaar vóór belasting
9903
9903
-
Netto-overboeking naar de uitgestelde belasting
- 680 + 780
- 680 + 780
-
Belastingen op het resultaat
- 67/77
- 67/77
Nettoresultaat van het boekjaar na belasting
9904
9904
789 - 689
789 - 689
+ Onttrekking aan of -
overboeking naar de belastingvrije reserves
+ Onttrekking aan of -
791/2 - 691/2
791/2 - 691/2
+ Tussenkomst van de vennoten in het verlies
overboeking naar het eigen vermogen
794
794
-
Uit te keren winst waarvan: vergoeding van het kapitaal
- 694/6 694
- 694/6 n.b.
Overgedragen resultaat van het vorige boekjaar
14P
14P
Over te dragen resultaat
14
14
15
Tabel 2.3.: Gegevens uit de toelichting
Definitie van de rubrieken Volledig model 3
Aanschaffingen van immateriële vaste activa
Verkort model
4
8029 - 8099
Aanschaffingen van materiële vaste activa
8029 - 8099
5
6
7
8169 + 8229 - 8299
8
9
10
8169 + 8229 - 8299
Aanschaffingen van financiële vaste activa
8364 + 8424 - 8494
8365 + 8425 - 8495
Financiële schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen waarvan: kredietinstellingen
8801
n.b.
8841
n.b.
Gemiddeld personeelsbestand
9087
9087
Aantal daadwerkelijk gepresteerde uren
9088
9088
11
Tabel 2.4.: Gegevens uit de sociale balans
Definitie van de rubrieken Volledig model
Verkort model
Staat van de werknemers ingeschreven in het personeelsregister tijdens het boekjaar 11
Gemiddeld aantal werknemers
1003
1003
Aantal daadwerkelijk gepresteerde uren
1013
1013
Personeelskosten
1023
1023
1053
1053
2053
2053
3053
3053
Aantal betrokken werknemers
5801 + 5811
5801 + 5811
Tijdsduur van de opleiding in % van de gepresteerde uren
[100 * (5802 + 5812)] / 1013
[100 * (5802 + 5812)] / 1013
Opleidingskosten in % van de personeelskosten
[100 * (5803 + 5813)] / 1023
[100 * (5803 + 5813)] / 1023
Staat van de werknemers ingeschreven in het personeelsregister op de afsluitingsdatum van het boekjaar 11
Aantal werknemers
Personeelsverloop tijdens het boekjaar 11
Aantal ingetreden werknemers
Aantal uitgetreden werknemers
11
Opleiding
3 4 5 6 7 8 9 10 11
8029 = 8021 + 8022 + 8023 + 8024 8099 = 8091 + 8092 + 8093 + 8094 8169 = 8161 + 8162 + 8163 + 8164 + 8165 + 8166 8229 = 8221 + 8222 + 8223 + 8224 + 8225 + 8226 8299 = 8291 + 8292 + 8293 + 8294 + 8295 + 8296 8364 = 8361 + 8362 + 8363 8424 = 8421 + 8422 + 8423 8494 = 8491 + 8492 + 8493 In voltijdse equivalenten.
16
Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier
17
3.3
Berekening van de financiële ratio's voor de onderneming en haar sector
In de delen 3 en 4 van het ondernemingsdossier zijn de waarden opgenomen van de financiële ratio's van zowel de betrokken onderneming als van haar sector. Twee rendabiliteitsratio's worden in een grafiek weergegeven, wat het vergelijken met de sector vergemakkelijkt. De verschillende waarden van de set van 21 financiële ratio's voor de volledige modellen en 19 financiële ratio's voor de verkorte modellen staan vermeld in één tabel per beschikbaar boekjaar. In elke tabel wordt de positie van de onderneming in haar sector aangeduid met een kruisje, waardoor u het financiële profiel van de betrokken onderneming in één oogopslag kan inschatten (zie punt 3.3.2).
Hierna gaan we in op: - de inhoud en de betekenis van de verschillende financiële ratio's - de betekenis van de kwartielwaarden en de mediaan die als sectorale vergelijkingspunten worden gebruikt.
3.3.1
Financiële ratio's van de onderneming
A. Methodologische opmerking De inhoud en de betekenis van de 21 berekende financiële ratio's voor het volledig model en van de 19 berekende financiële ratio's voor het verkort model volgen onder punt B. De definitie van elke financiële ratio in termen van de rubriekcodes die voorkomen in het volledig of verkort model en de randvoorwaarden welke voor de berekening kunnen gelden, volgen in bijlage 1 en 2.
B. Inhoud en betekenis van de financiële ratio's 1. Analyse van de exploitatievoorwaarden (ratio's 1 tot 8) De exploitatievoorwaarden worden uitgedrukt door de verkoopmarge en door ratio's gebaseerd op de toegevoegde waarde. Het zijn indicatoren van de industriële en commerciële doeltreffendheid van een onderneming. 1.1. Verkoopmarges De bruto- of nettoverkoopmarge geeft de bruto- of nettobedrijfswinst (of bedrijfsverlies) die de onderneming realiseert per 100 EUR verkopen. Het bedrijfsresultaat kan worden berekend vóór of na de aanrekening van de niet-kaskosten met bedrijfskarakter; niet-kaskosten zijn de afschrijvingen, de waardeverminderingen en de voorzieningen voor risico's en kosten, die weliswaar kosten zijn, maar geen aanleiding geven tot kasuitgaven aan derden. Het brutobedrijfsresultaat is dan het bedrijfsresultaat vóór aanrekening van die niet-kaskosten; het nettobedrijfsresultaat is het saldo dat overblijft na verrekening van de niet-kaskosten.
18
Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier
Omdat in een jaarrekening opgesteld volgens het verkort model de post "Omzet" niet verplicht ingevuld dient te worden, kunnen de verkoopmarges slechts worden berekend indien de onderneming deze facultatief in te vullen rubriek heeft ingevuld. Brutoverkoopmarge (ratio 1) =
Nettoverkoopmarge (ratio 2) =
Brutobedrijfsresultaat x 100 Verkopen
Nettobedrijfsresultaat x 100 Verkopen
1.2. Financiële ratio's in verband met de toegevoegde waarde De toegevoegde waarde vertegenwoordigt de waarde die de onderneming, door het inzetten van haar productiefactoren, toevoegt aan de waarde van haar verbruikte goederen en diensten. De toegevoegde waarde vormt de basis waarmee de onderneming haar productiefactoren en haar schuldeisers kan vergoeden. De financiële ratio's in verband met de toegevoegde waarde geven een beeld van: de aard van de uitgeoefende activiteiten: de verhouding Toegevoegde waarde / Bedrijfsopbrengsten hangt af van de door de onderneming uitgeoefende activiteit (productie versus dienstverlening), het belang van de uitgevoerde bewerkingen (mate van integratie/beroep op onderaanneming) en de efficiëntie van haar productiefactoren. Marge van de toegevoegde waarde (ratio 3) =
Toegevoegde waarde x 100 Bedrijfsopbrengsten
de efficiëntie van de ingezette middelen: de toegevoegde waarde per personeelslid en de verhouding van de toegevoegde waarde ten opzichte van de bruto materiële vaste activa laten toe de productiviteit van de productiefactoren arbeid en kapitaal te meten. Toegevoegde waarde per personeelslid (ratio 4) = Toegevoegde waarde Gemiddeld personeelsbestand in voltijdse equivalenten
(in eenheden EUR)
Toegevoegde waarde / Bruto materiële vaste activa (ratio 5)= Toegevoegde waarde x 100 Rekenkundig gemiddelde van de aanschaffingswaarde van de materiële vaste activa per einde van het boekjaar en van het vorige boekjaar
het relatieve gewicht van de belangrijkste productiekosten (personeelskosten, financiële kosten en nietkaskosten t.o.v. de toegevoegde waarde); mede door vergelijking met de waarden van de sector laten deze ratio's toe de kosten te bepalen die hebben geleid tot de gunstige of ongunstige resultaten. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen / Toegevoegde waarde (in %) (ratio 6) Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten / Toegevoegde waarde (in %) (ratio 7) Kosten van de schulden / Toegevoegde waarde (in %) (ratio 8)
19
2. Rendabiliteitsratio's (ratio's 9 tot 12) 2.1. Rendabiliteit van het eigen vermogen Deze ratio duidt het netto- of brutorendement aan van de middelen die door de aandeelhouders of vennoten in de onderneming werden geïnvesteerd. De nettorendabiliteit wordt verkregen na aftrek van alle kosten van het boekjaar en wordt berekend na belastingen maar voor resultaatverwerking. De brutorendabiliteit van het eigen vermogen wordt berekend op basis van de cashflow, dit is het nettoresultaat na belastingen, verhoogd met de niet-kaskosten (zijnde de afschrijvingen, de waardeverminderingen, de voorzieningen enz ...).
Nettorendabiliteit van het eigen vermogen (ratio 9) =
Winst of verlies van het boekjaar x 100 Eigen vermogen
Brutorendabiliteit van het eigen vermogen (ratio 10) =
Cashflow x 100 Eigen vermogen
2.2. Rendabiliteit van het totaal der activa De rendabiliteit van de door de aandeelhouders of vennoten in de onderneming geïnvesteerde kapitalen (= financiële rendabiliteit) hangt voor een groot deel af van het rendement van de activa van de onderneming (= economische rendabiliteit). Een methode om het rendement van het totaal der activa te berekenen is het bruto- of nettoresultaat, verkregen vóór de aanrekening van de belastingen en de financiële kosten, te vergelijken met het balanstotaal. Op die manier krijgt men zicht op de economische rendabiliteit van de onderneming zonder beïnvloeding door de financieringswijze of de belastingvoet op de (eventuele) winsten. Zo kunnen ondernemingen die op verschillende wijze worden gefinancierd beter worden vergeleken binnen hun sector.
Brutorendabiliteit van het totaal der activa, vóór belasting en kosten van de schulden (ratio 11) = Nettoresultaat van het boekjaar vóór belasting + niet-kaskosten + kosten van de schulden x 100 Totaal der activa
Nettorendabiliteit van het totaal der activa, vóór belasting en kosten van de schulden (ratio 12) = Nettoresultaat van het boekjaar vóór belasting + kosten van de schulden x 100 Totaal der activa
20
Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier
3. Analyse van de financiële structuur (ratio's 13 tot 19) De samenstelling van de activa en de passiva van de onderneming wordt onderzocht in de optiek van evenwicht op korte dan wel langere termijn: men spreekt dan over de liquiditeit of over de solvabiliteit van de onderneming. Het gaat in elk geval om een statische vergelijking van balansaggregaten, die moet worden aangevuld met een meer dynamische analyse in termen van stromen. Deze laatste zijn opgenomen in de tabel der middelen en bestedingen (zie verder) en tonen het verloop van de nieuwe middelen welke de nieuwe aanschaffingen financieren. Het zijn die bewegingen welke in feite aan de basis liggen van het niveau en het verloop van de liquiditeit en de solvabiliteit van de onderneming. 3.1. Liquiditeit De liquiditeitsratio's meten het vermogen van de onderneming om haar verbintenissen op korte termijn na te komen. Ze worden berekend in ruime of in enge zin, naargelang de voorraden en de overlopende rekeningen al dan niet als liquide middelen worden beschouwd. Hoe hoger de ratio, hoe gemakkelijker de onderneming door middel van haar kortlopende activa kan voldoen aan haar verplichtingen op korte termijn. De informatie uit deze liquiditeitsratio's moet worden aangevuld met gegevens over de rotatie van de voorraden, het betalingsuitstel dat aan de klanten wordt toegestaan en het uitstel dat van de leveranciers wordt verkregen. De rotatie van de voorraden en het betalingsuitstel kunnen een belangrijke invloed uitoefenen op de liquiditeit en op de thesaurie van de onderneming; ze kunnen worden getoetst aan wat gebruikelijk is binnen de sector door de waarden voor de onderneming te vergelijken met de sectorale waarden. Liquiditeit Liquiditeit in ruime zin (ratio 13) = Voorraden + de andere activa op korte termijn Schulden op ten hoogste één jaar + overlopende rekeningen van het passief
Liquiditeit in enge zin (ratio 14) =
Vorderingen op ten hoogste één jaar + geldbeleggingen + liquide middelen Schulden op ten hoogste één jaar
Rotatie van de voorraad (enkel berekenbaar voor volledige modellen) Rotatie van de voorraad handelsgoederen, grond- en hulpstoffen (ratio 15) = Aankopen en voorraadwijzigingen Voorraad handelsgoederen, grond- en hulpstoffen Rotatie van de voorraad goederen in bewerking en gereed product (ratio 16) = Bedrijfskosten Voorraad goederen in bewerking en gereed product Betalingsuitstellen Handelsvorderingen + geëndosseerde handelseffecten Aantal dagen klantenkrediet (ratio 17) = x 365 dagen Verkopen Aantal dagen leverancierskrediet (ratio 18) =
Handelsschulden x 365 dagen Aankopen van goederen en diensten
21
3.2. Solvabiliteit Deze ratio meet de graad van onafhankelijkheid van de onderneming: hoe hoger de ratio, hoe minder de onderneming afhangt van door derden verstrekte financiële middelen.
Solvabiliteit (ratio 19) =
Eigen vermogen x 100 Totaal der passiva
4. Investeringen (ratio's 20 en 21) Voor de investeringsratio's worden de aanschaffingen van materiële activa gerelateerd aan hetzij de toegevoegde waarde, hetzij de voorraad materiële vaste activa. De eerste ratio geeft de investeringsgraad weer, dit is de investeringsinspanning van de onderneming gedurende het boekjaar. De tweede ratio meet de omloopsnelheid (of vernieuwingsgraad) van de voorraad materiële vaste activa. Investeringsgraad of belang van de aanschaffingen van materiële vaste activa (ratio 20) = Tijdens het boekjaar aangeschafte materiële vaste activa x 100 Toegevoegde waarde Vernieuwingsgraad of belang van de aanschaffingen van de materiële vaste activa in vergelijking met de materiële vaste activa per einde van het vorige boekjaar (ratio 21) = Tijdens het boekjaar aangeschafte materiële vaste activa x 100 Waarde van de per einde van het vorige boekjaar aanwezige materiële vaste activa
C. Berekeningswijze van de ratio's De definitie van de financiële ratio's is opgenomen als bijlage 1 voor de volledige modellen en als bijlage 2 voor de verkorte modellen. Voor elke ratio worden vermeld: de berekeningswijze aan de hand van de rubriekcodes die voorkomen in het volledig en het verkort standaardmodel welke door de NBB worden uitgegeven de randvoorwaarden voor de berekening in geval van een jaarrekening die voldoet aan de wettelijke controles welke door de Balanscentrale worden uitgevoerd. de randvoorwaarden voor de berekening in geval van een jaarrekening die nog niet werd geverifieerd of niet voldoet aan de wettelijke controles, of die vertrouwelijke verbeteringen voor statistische doeleinden bevat.
22
Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier
3.3.2
Financiële ratio's van de sector
De definitie van de financiële ratio's van een sector is dezelfde als die van de individuele financiële ratio's. De randvoorwaarden welke gelden voor de berekening van bepaalde sectorratio's zijn dezelfde als deze die gelden voor de berekening van de individuele ratio's voor jaarrekeningen die voldoen aan alle wettelijke controles (en die geen vertrouwelijke verbeteringen bevatten).
De vergelijking van een onderneming met haar sector gebeurt op basis van de mediaanwaarde van de sectorratio of op basis van de kwartielwaarden Q1, Q2 en Q3).
De sectorale spreiding in kwartielen is het resultaat van de volgende bewerkingen, uitgevoerd door de Balanscentrale: vooreerst de berekening van de ratiowaarde voor elke onderneming, vervolgens de rangschikking van de bekomen ratiowaarden in stijgende orde en tenslotte de bepaling van drie referentiewaarden - Q1, Q2 en Q3 - zodanig dat: - 75 % van de ondernemingen een ratiowaarde heeft die groter dan of gelijk is aan Q1 - 50 % van de ondernemingen een ratiowaarde heeft die groter dan of gelijk is aan Q2 - 25 % van de ondernemingen een ratiowaarde heeft die groter dan of gelijk is aan Q3. Voor elke financiële ratio en elke sector verdelen de waarden Q1, Q2 en Q3 de groep van ondernemingen dus in vier subgroepen, die elk bestaan uit 25 % van het totaal aantal ondernemingen. Die waarden vormen aldus referentiewaarden voor een onderneming die haar positie in de sector wenst te bepalen.
De tabellen 4.1, 4.2 en 4.3 van het ondernemingsdossier - het al dan niet aanwezig zijn van een tabel hangt af van de boekjaren waarvoor een jaarrekening beschikbaar is - geven per financiële ratio: - de ratiowaarde van de betrokken onderneming - de sectorale vergelijkingswaarden Q1, Q2 en Q3 - het aantal ondernemingen dat voor de berekening van de sectorale ratiowaarden in aanmerking is genomen en dat afhangt van de randvoorwaarden die voor de berekening gelden. Een kruisje situeert de ratiowaarden van de onderneming visueel ten overstaan van de sectorale vergelijkingswaarden.
3.3.3 Berekening van het hefboomeffect (Enkel berekenbaar voor de volledige modellen)
Het hefboomeffect geeft de invloed van de financiële schuldgraad en de bijhorende kost op de nettorendabiliteit van het eigen vermogen. De waarde hangt af van het verschil tussen de economische rendabiliteit en de gemiddelde kost van de schulden, enerzijds, en de verhouding tussen de financiële schulden en het eigen vermogen, anderzijds.
De economische rendabiliteit wordt benaderd door de rendabiliteit van het in de onderneming geïnvesteerde vermogen, d.w.z. van het geheel van de aangetrokken middelen. Voor de berekening van de economische rendabiliteit van een onderneming wordt hier aan het begrip van de "aangetrokken middelen" de voorkeur gegeven boven het totaal der activa.
23
De balans bevat immers bepaalde activa die, stricto sensu, niet overeenstemmen met productieve investeringen, in het bijzonder de handelsvorderingen en de voorraden; het zijn activa die geen inkomen genereren. Op het passief kan het onderscheid worden gemaakt tussen door derden geïnvesteerde middelen (aandeelhouders of crediteuren) en de verbintenissen die enkel een betalingsuitstel inhouden (handelsschulden), diverse schulden (sociale en loonschulden) of voorzieningen. Het begrip van de totale activa wordt dus vervangen door dat van de aangetrokken middelen, bestaande uit het eigen vermogen en de financiële schulden; samen vormen ze de door derden aangebrachte middelen die worden vergoed door de opbrengsten die werden gegenereerd met de activa welke met die middelen zijn gefinancierd. De rendabiliteit van die middelen wordt berekend vertrekkend van het inkomen dat ze genereren: het resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening vóór de kosten van de schulden. De ratio (F) uit de tabel 5 van het ondernemingsdossier bevat: in de teller: het resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening (vóór belastingen) + de kosten van de schulden in de noemer: de aangetrokken middelen (eigen vermogen + financiële schulden). De rendabiliteit van de aangetrokken middelen (of economische rendabiliteit) wordt vergeleken met de gemiddelde kost van de schulden om na te gaan of de rendabiliteit van de investeringen volstaat om de ontleende middelen te vergoeden. Wanneer de economische rendabiliteit groter is dan de gemiddelde kost van de financiële schulden, dan realiseert de onderneming een hogere rendabiliteit op het eigen vermogen dan op het geheel der aangetrokken middelen. Dat fenomeen, waarbij het bestaan van financiële schulden de economische rendabiliteit omzet in een hogere of lagere rendabiliteit van het eigen vermogen, wordt het "hefboomeffect" genoemd. Het is een indicator van de financiële randvoorwaarden en stemt overeen met de verhouding: Nettorendabiliteit van het eigen vermogen (vóór belasting en uitzonderlijk resultaat) Nettorendabiliteit van de aangetrokken middelen (vóór belasting en uitzonderlijk resultaat) (lijn J van tabel 5 van het Ondernemingsdossier). De hefboom duidt op het positief (indien > 1) of negatief (indien < 1) effect van de schuldgraad op de nettorendabiliteit van het eigen vermogen en zal des te sterker zijn naarmate de financiële schulden belangrijker zijn ten opzichte van het eigen vermogen. De schuldgraad meet de keuze die werd gemaakt tussen financiering met leningen of met eigen middelen. De voorzieningen die niet overeenstemmen met een aanbreng van middelen, worden niet in rekening gebracht. Ze worden gelijkgesteld met niet-financiële verbintenissen. Het begrip van de aangetrokken middelen stemt alsdus overeen met dat van de productieve activa (financiële schulden + eigen vermogen = totaal der activa - bedrijfsschulden - voorzieningen voor risico's en kosten). Samengevat hangt het hefboomeffect dus af van: het verschil tussen de nettorendabiliteit van de aangetrokken middelen en de gemiddelde kost van de financiële schulden het belang van de financiële schulden in verhouding tot het eigen vermogen. Die twee factoren zijn in de tabel 5 afzonderlijk opgenomen onder de lijn van het hefboomeffect. Het hefboomeffect kan enkel voor de volledige modellen worden berekend, omdat in het verkort model gegevens ontbreken over de kosten van de schulden en de financiële verbintenissen. De definitie van elke rubriek is opgenomen in de hiernavolgende tabel.
24
Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier
BEREKENING VAN HET HEFBOOMEFFECT (Tabel 5 van het ondernemingsdossier)
Definitie van de rubrieken Kosten van de schulden (A)
650
Financiële schulden (B)
170/4 + 43 + 8801
Gemiddelde kost van de financiële schulden (C)
A/B x 100
Resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening + Kosten van de schulden (D)
9902 + 650
Aangetrokken middelen (E)
10/15 + 170/4 + 43 + 8801
Nettorendabiliteit van de aangetrokken middelen vóór belasting en uitzonderlijk resultaat (F)
D/E x 100
Resultaat uit de gewone bedrijfsuitoefening (G)
9902
Eigen vermogen (H)
10/15
Nettorendabiliteit van het eigen vermogen vóór belasting en uitzonderlijk resultaat (I)
G/H x 100
Hefboomeffect (J)
I/F
Rendabiliteit van de aangetrokken middelen Gemiddelde kost van de financiële schulden (K)
F-C
Financiële schulden / Eigen vermogen (L)
(170/4 + 43 + 8801) / (10/15)
Rendabiliteit van het eigen vermogen = Rendabiliteit van de aangetrokken middelen + (Rendabiliteit van de aangetrokken middelen - Kosten van de schulden) x Schuldgraad
F + (F - C) x L
(E) Samengesteld uit het eigen vermogen en de financiële schulden.
25
3.4
Tabel van middelen en bestedingen
3.4.1
Betekenis
Deze tabel geeft de stromen weer van de (interne en externe) middelen waarover de onderneming gedurende het boekjaar heeft kunnen beschikken en de bestemming die eraan werd gegeven. Zo bevat de tabel onder meer de verschillende investeringen die tijdens het boekjaar plaatsvonden en de wijze waarop ze werden gefinancierd.
Het door de Balanscentrale ontworpen model is gebaseerd op de berekening van de intern beschikbare middelen, die de zelffinancieringscapaciteit van de onderneming bepalen. Ze worden vergeleken met de investeringen in niet-financiële activa, om zo een financieringsoverschot of -tekort van de onderneming vast te stellen. Vervolgens wordt rekening gehouden met de investeringen van de onderneming in financiële activa, om het bedrag te bepalen dat de onderneming als externe middelen moet aantrekken (het te financieren totaal), of in het tegengestelde geval, waarover de onderneming kan beschikken (het totale overschot). Het laatste deel van de tabel toont het verloop van de externe financieringsmiddelen als gevolg van het totaal financieel tekort of overschot van de onderneming.
Schematisch kunnen dus vier opeenvolgende stappen worden onderscheiden, die duidelijk in tabel 6 van het ondernemingsdossier tot uiting komen. 1. In tabel 6.1 worden, vertrekkend van de toegevoegde waarde, de verschillende opbrengsten en kosten verwerkt; wat overblijft zijn de intern beschikbare middelen (zelffinancieringscapaciteit). 2. Tabel 6.2 toont in welke mate deze intern beschikbare middelen volstaan voor de gedane investeringen in 12 materiële en immateriële vaste activa enerzijds, en in nettobedrijfsactiva anderzijds; het resultaat is het financieringstekort of -overschot voortvloeiend uit de activiteiten gedurende het boekjaar. 3. In het vervolg van tabel 6.2 worden de investeringen in financiële activa op lange en op korte termijn in rekening gebracht om de totale behoefte (= te financieren totaal), dan wel het totale overschot aan externe middelen te bepalen. 4. In het laatste deel van tabel 6.2 tenslotte worden de verschillende externe middelen (kapitaal, schulden op lange termijn, financiële schulden op korte termijn) vermeld als tegenhangers van de totale financieringsbehoefte of het totale financieringsoverschot van de onderneming. Het model van de Balanscentrale is geïnspireerd op de werkzaamheden, met het oog op een internationale standaardisering van de zogenaamde "Cashflow statements", van met name: de International Accounting Standard Committee (IAS7) het Europees Comité van Balanscentrales het Accounting Advisory Forum van de EU (binnen het Directoraat Generaal XV).
12
De nettobedrijfsactiva vormen het verschil tussen de niet-financiële kortlopende activa en passiva.
26
Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier
3.4.2
Beknopte voorstelling Toegevoegde waarde -
Personeelskosten
-
Andere bedrijfskosten
Saldo: Brutobedrijfsresultaat +
Financiële opbrengsten
+
Andere uitzonderlijke opbrengsten
+
Tussenkomst van de vennoten in het verlies
-
Financiële kosten
-
Andere uitzonderlijke kosten
-
Belastingen op het resultaat
-
Uit te keren winst
Saldo: Intern beschikbare middelen +
Ontvangen kapitaalsubsidies
-
Netto-investeringen in materiële en immateriële vaste activa Verandering van de nettobedrijfsactiva
Saldo: Financieringsoverschot (+) of -tekort (-) -
Financiële investeringen op lange termijn Verandering van de geldbeleggingen en de liquide middelen
Saldo: Te financieren totaal (-) (of totaal overschot (+)) Externe middelen: Verandering van het kapitaal en van de uitgiftepremies Verandering van de schulden op lange termijn Verandering van de financiële schulden op korte termijn Totaal van de externe financiële middelen De exacte definitie en berekeningswijze van de bestanddelen van de tabel der middelen en bestedingen is opgenomen als bijlage 3 voor de volledige modellen en als bijlage 4 voor de verkorte modellen.
27
3.5
Synthetische indicator van financiële gezondheid
3.5.1
De synthetische indicator van de financiele gezondheid van de ondernemingen
Om een beter beeld te krijgen van de financiële risico's die de ondernemingen lopen, heeft de dienst Micro-economische analyse van de Nationale Bank van België een model ontworpen om de financiële gezondheid van de ondernemingen te beoordelen. Dit model steunt op publieke gegevens, met name informatie uit en over de jaarrekeningen die bij de Balanscentrale worden neergelegd. Bij de ontwikkeling van het model kwam het er in essentie op neer dat geprobeerd werd om met behulp van een statistische techniek (er werd gekozen voor de logistische regressie) een vergelijking op te stellen: -
van de vorm y = a + bx1 + cx2 + dx3 + ex4 + … , waarbij: . a staat voor een constante . x1 , x2 , x3 , x4 , … staan voor variabelen die worden afgeleid uit jaarrekeningen . b, c, d, e, .. de respectieve coëfficiënten van deze variabelen zijn.
-
die een uitkomst geeft welke significant verschilt naar gelang het de groep van faillerende ondernemingen dan wel de groep van niet-faillerende ondernemingen betreft.
Onder faillerende ondernemingen verstaan we ondernemingen die failliet zijn gegaan of een gerechtelijk akkoord hebben gevraagd of gekregen. Omdat deze laatste groep zeer weinig gevallen telt, mogen in de praktijk "faillerende ondernemingen" begrepen worden als ondernemingen die failliet zijn gegaan. De uitkomst van de opgestelde vergelijking noemen we de L-score. Deze score hangt uitsluitend af van gegevens die in de jaarrekening van de betrokken onderneming voorkomen. Aangezien deze jaarrekening niet de totaliteit van de gegevens betreffende een onderneming bevat, is het dus onmogelijk om middels één enkele L-score een perfect onderscheid te maken tussen faillerende en niet-faillerende ondernemingen. Selectie van ondernemingen Voor de ontwikkeling van het model werd vertrokken van de ondernemingen die bij de Balanscentrale een in 1997, 1998 en/of 1999 afgesloten jaarrekening volgens het volledig of verkort model hebben neergelegd. Om de resultaten te optimaliseren, was het noodzakelijk om de ambitie van het model te beperken tot ondernemingen die aan ten minste één van de twee onderstaande voorwaarden voldoen: omzet (post 70): ten minste 150.000 EUR aantal werknemers: ten minste 2 voltijdse equivalenten (VTE; rubriek 9087). De huidige beperkingen impliceren ook dat de synthetische indicator van de financiële gezondheid die uit het model voortvloeit, slechts in een ondernemingsdossier kan worden opgenomen voor circa 100.000 ondernemingen op de 300.000 die een gestandaardiseerde jaarrekening bij de Balanscentrale neerleggen. De berekening van een synthetische indicator van de financiële gezondheid voor ondernemingen die niet aan deze voorwaarden voldoen, wordt momenteel door de dienst Micro-economische analyse bestudeerd. Er gelden nog enkele andere beperkingen, die van technische aard zijn en waardoor slechts een beperkt aantal ondernemingen uit de boot vielen: het boekjaar waarop de jaarrekeningen betrekking hebben, moet betrekking hebben op 12 maanden, opdat ratio's die een of meer balansposten vergelijken met een of meer posten uit de resultatenrekening vergelijkbare resultaten zouden geven ondernemingen die voor de noemer van één of meer ratio's nul hadden, waardoor geen ratiowaarde kon worden berekend, moesten ook worden uitgesloten.
28
Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier
De overblijvende ondernemingen werden vervolgens uitgesplitst in twee sub-populaties: de ondernemingen die in de loop van de drie op de vermelde jaren volgende kalenderjaren "faillerend" bleken, enerzijds, en de andere, als niet faillerend gecatalogeerde ondernemingen, anderzijds. Uit elk van die twee sub-populaties werd dan een willekeurige steekproef ("random selection") getrokken die statistisch representatief is voor de twee groepen. Dit representatief staal bestond uit 2.700 jaarrekeningen van verschillende ondernemingen: 900 afgesloten in elk van de jaren 1997, 1998 en 1999, waarvan telkens 150 van ondernemingen die in de loop van de daaropvolgende drie kalenderjaren failleerden. Er werden vervolgens nog 40 ondernemingen uitgesloten wegens extreme ratiowaarden, die het model hadden kunnen vertekenen. Selectie van de variabelen en bijbehorende coëfficiënten Er werden 60 verschillende ratio's getest, om uiteindelijk te leiden tot de volgende vergelijking, waarmee het beste onderscheid werd bereikt tussen de twee voormelde stalen van ondernemingen. Het resultaat van de berekening van deze vergelijking noemen we de L-score13 Daarbij geldt de redenering dat hoe hoger de L-score, hoe ongezonder de financiële toestand van de onderneming wordt ingeschat. Beknopte toelichting bij de in aanmerking genomen variabelen: 1. Cashflow / vreemd vermogen: deze ratio geeft aan in hoeverre een onderneming in staat is haar schulden terug te betalen. 2. Vervallen schuld jegens de fiscus en de RSZ / totale passiva: "klassieke" variabele in dit type model, aangezien achterstallige betalingen tegenover die twee bevoorrechte schuldeisers doorgaans wijzen op liquiditeitsproblemen. 3. (Thesauriebeleggingen + liquide middelen) / kortlopende vlottende activa: deze ratio weerspiegelt de onmiddellijke liquiditeitsgraad van de kortlopende activa. 4. Logaritme (levensduur): deze variabele geeft aan dat jonge ondernemingen statistisch gezien kwetsbaarder zijn dan hun oudere tegenhangers. De logaritmische vorm weerspiegelt de afnemende impact van de levensduur op de kwetsbaarheid. 5. Permanent vermogen / totale passiva: de teller omvat het eigen vermogen, de voorzieningen en de langlopende schulden. Die ratio geeft de stabiliteitsgraad aan van de middelen waarop de onderneming kan rekenen om haar activiteiten uit te oefenen. 6. (Reserves + overgedragen resultaat) / totale passiva: deze ratio is een maatstaf van de voorbije rentabiliteit van de onderneming, van haar dividendbeleid en, onrechtstreeks, van haar levensduur. Een onderneming die al enige tijd bestaat, winsten heeft opgebouwd en een conservatief dividendbeleid voert, is minder kwetsbaar dan een jonge onderneming die geen reserves heeft kunnen aanleggen, ongeacht de resultaten die deze laatste trouwens heeft geboekt.
13
of "logistische score", waarbij wordt verwezen naar de gebruikte statistische techniek, de logistische regressie.
29
7. Schulden jegens kredietinstellingen / schulden op ten hoogste één jaar: deze variabele geeft de omvang weer van de financiële schulden ten opzichte van de andere schulden op korte termijn, met name de handelsschulden. 8. Kosten van schulden / totale passiva: deze ratio weerspiegelt het peil van de financiële lasten die de onderneming draagt ten opzichte van alle middelen die ze aanwendt. De dienst Micro-economische analyse van de Nationale Bank zal met regelmatig interval (om de twee of drie jaar) ergaan tot het bijstellen van de coëfficiënten die een rol spelen in het model voor de beoordeling van de financiële gezondheid van ondernemingen. MODEL VOOR DE BEOORDELING VAN DE FINANCIËLE GEZONDHEID Coëfficiënten
Variabelen
1,88 +
-2,36
Cashflow / Vreemd vermogen
+
+9,07
Vervallen schulden ten aanzien van de fiscus en de RSZ / Totaal van de passiva
+
-2,95
(Geldbeleggingen + liquide middelen) / Beperkte vlottende activa
+
-0,60
Logaritme in basis e (2,718) van de leeftijd van de onderneming
+
-1,17
Permanent vermogen / Totaal van de passiva
+
-0,46
(Reserves + overgedragen resultaat) / Totaal van de passiva
+
+0,75
Schulden bij kredietinstellingen / Schulden op ten hoogste één jaar
+
+2,37
Kosten van schulden14 / Totaal van de activa
=
L-score
Noteer dat de vermelde coëfficiënten voor de leesbaarheid afgerond zijn en er rekening mee houden dat de waarde van de tussenkomende ratio's het gewone resultaat is van de deling van de teller door de noemer, en dus niet uitgedrukt zijn in percent. Als b.v. voor een onderneming de cashflow 10.000.000 EUR en het vreemd vermogen 23.000.000 EUR bedragen, dan is de in het model gebruikte ratiowaarde voor Casflow/Vreemd vermogen gelijk aan 0,4347826, welke vermenigvuldigd met de coëfficiënt van -2,3618069, in bovenstaande tabel afgerond op -2,36, tot de L-score bijdraagt met -1,0269. De coëfficiënten meten dan de wijziging in de L-score wanneer de variabele waaraan ze gekoppeld zijn, met één eenheid verandert, bij overigens gelijkblijvende omstandigheden. Indien de ratio (Cashflow / Vreemd vermogen) bijvoorbeeld stijgt van 0,43 naar 0,53, dan vermindert de L-score met 0,236. De definitie van de als variabelen opgenomen ratio's volgt hierna, naar gelang het soort van jaarrekeningmodel (zoals beschikbaar gesteld vanaf 2007, na aanpassing van de posten aan de vereisten om te kunnen neerleggen in XBRL-formaat).
14
"Kosten van schulden" in het geval van een volledig model van jaarrekening; "financiële schulden" in het geval van een verkort model.
30
Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier
31
Variabelen Cashflow / Vreemd vermogen
Vervallen schulden ten aanzien van de fiscus en de RSZ / Totaal van de passiva (Geldbeleggingen + liquide middelen) / Beperkte vlottende activa
Formule volledig model (9904 + 630 + 631/4 + 635/7 + 6501 + 651 + 6560 - 6561+ 660 + 661 + 662 - 760 - 761762 +663 - 9125 - 780 + 680) / (16 + 17/49) (9072 + 9076)/(10/49)
Formule verkort model (9904+ 8079 + 8279 + 631/4 + 635/7 + 656 + 8475 - 8089 8289 - 8485 - 9125 - 780 + 680)/(16 + 17/49)
(9072 + 9076)/(10/49)
(50/53 + 54/58)/(29/58 - 29)
(50/53 + 54/58)/(29/58 - 29)
Permanent vermogen / Totaal van de passiva
(10/15 + 16 + 17)/(10/49)
(10/15 + 16 + 17)/(10/49)
(Reserves + overgedragen resultaat) / Totaal van de passiva
(13 + 14)/(10/49)
(13 + 14)/(10/49)
Schulden bij kredietinstellingen / Schulden op ten hoogste één jaar
(430/8)/(42/48)
Kosten van schulden15 / Totaal van de activa
(650)/(10/49)
(430/8)/(42/48)
(65)/(10/49)
Validatie van het model De meest recente validatie van het model werd gerealiseerd op basis van de tijdens 2000 tot en met 2004 afgesloten jaarrekeningen. De L-score van al de jaarrekeningen van deze boekjaren werd berekend middels de hiervoor gedefinieerde vergelijking. Voor elke jaarrekening werd nagegaan of er in de loop van de drie volgende jaren al dan niet faillering was gevolgd. De berekende L-scores werden vervolgens geklasseerd van klein naar groot; er werden vijf waarden bepaald die de groep verdelen in zes klassen; we noemen die klassen de financiële-gezondheidsklassen. Voor elke klasse werd dan geteld hoeveel ondernemingen er de drie kalenderjaren na het boekjaar failleerden; dit aantal in percent van het totaal aantal ondernemingen met een L-score uit deze klasse, geeft dan een zicht op de waarschijnlijkheid van faillering (binnen de periode van drie jaar). De facto is het percentage van kmo's die failliet gaan veel hoger dan dat van de faillerende grote ondernemingen. Daarom werden afzonderlijke klassen gemaakt voor de volledige modellen16 en voor de verkorte modellen: de grote ondernemingen: gelijkgesteld met de ondernemingen die een volledig jaarrekeningmodel neerleggen en waarvan het omzetcijfer ten minste gelijk is aan 150.000 EUR en/of het personeelseffectief ten minste gelijk is aan 2 VTE
15 "Kosten van schulden" in het geval van een volledig model van jaarrekening; "financiële schulden" in het geval van een verkort model. 16 Het volledig model van jaarrekening voor ondernemingen is bedoeld voor grote ondernemingen, maar moet ook worden gebruikt door een kleine onderneming die met één of meer andere ondernemingen is verbonden, indien de groottecriteria balanstotaal en omzet op geconsolideerde basis en de tewerkstelling samen beschouwd de vooropgestelde drempels overstijgen.
32
Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier
en de kleine ondernemingen: die een verkort jaarrekeningmodel neerleggen en waarvan het omzetcijfer ten minste gelijk is aan 150.000 EUR en/of het personeelseffectief ten minste gelijk is aan 2 VTE Het percentage dat voorkomt in de tweede kolom van tabel 8.1 van het ondernemingsdossier zal overeenkomen met de categorie (grootte) van de ondernemingen waartoe de onderneming waarop het ondernemingsdossier betrekking heeft, behoort. De twee onderstaande tabellen vermelden in de laatste kolom hoeveel ondernemingen er in functie van de berekende L-score in elke klasse worden geteld, en in de voorlaatste kolom hoeveel % van die ondernemingen gefailleerd bleken tijdens de drie volgende jaren. In de tabel van de financiële-gezondheidsklassen - Kleine ondernemingen (verkort model) telt b.v. klasse 6, die de ondernemingen bevat met een L-score van meer dan 2,20, slechts 2,5 % van het totaal aantal ondernemingen gedefinieerd als klein; maar van dit totaal aantal ondernemingen bleken er niet minder dan 26,4 % te failleren (1 op 4!) in de drie volgende jaren. In de tabel van de financiële-gezondheidsklassen - Grote ondernemingen (volledig model) telt diezelfde klasse 6, eveneens 2,5 % van het totaal aantal ondernemingen die als groot worden beschouwd en voor dit aantal ondernemingen bleek de kans op faillering in de drie volgende jaren beperkt tot 8,1 % (minder dan 1 op 10). FINANCIËLE-GEZONDHEIDSKLASSEN - KLEINE ONDERNEMINGEN (VERKORT MODEL) Interval van de
Financiëlegezondheidsklasse
L-score
Percentage faillissementen (1)
Percentage ondernemingen in de klasse (1)
0,5 %
38,9 %
Klasse 1
L
-1,39
Klasse 2
-1,39 < L
-0,62
1,4 %
21,0 %
Klasse 3
-0,62 < L
0,20
3,5 %
22,1 %
klasse 4
0,20 < L
1,10
8,1 %
11,6 %
Klasse 5
1,10 < L
2,20
15,4 %
3,9 %
Klasse 6
L > 2,20
26,4 %
2,5 %
Totaal
100,0 %
(1) Gemiddelde over 2000-2004 FINANCIËLE-GEZONDHEIDSKLASSEN - GROTE ONDERNEMINGEN (VOLLEDIG MODEL) Interval van de
Financiëlegezondheidsklasse
L-score
Klasse 1
L
Klasse 2
-1,39 < L
Klasse 3
-0,62 < L
Klasse 4
0,20 < L
Klasse 5
1,39 < L
Klasse 6
L > 2,20
Percentage faillissementen (1)
-1,39
Percentage ondernemingen in de klasse (1)
0,2 %
35,7 %
-0,62
0,6 %
23,7 %
0,20
1,4 %
23,5 %
1,39
3,0 %
12,6 %
2,20
5,4 %
2,0 %
8,1 %
2,5 %
Totaal
100,0 %
(1) Gemiddelde over 2000-2004
33
Zo gedefinieerd kunnen de financiële-gezondheidsklassen gekoppeld worden aan financiële-risiconiveaus die in stijgende lijn gaan: de klasse 1 groepeert de ondernemingen die het kleinste financiële risico lopen, terwijl de klasse 6 de ondernemingen bevat met het grootste financiële risico. Deze klassen en het onderliggende model, die op reële historische gegevens zijn gebaseerd, kunnen dan worden toegepast op recentere gegevens van een onderneming, waarbij de uitkomst dan een betrouwbare indicatie geeft van de financiële gezondheid van die onderneming. Hoe hoger de L-score, hoe kwetsbaarder de financiële gezondheid van de onderneming wordt ingeschat, met een toegenomen risico op faillering.
3.5.2
Voorstelling van de synthetische indicator van financiële gezondheid
Punt 8 van het ondernemingsdossier bevat twee tabellen: tabel 8.1 toont, middels een kruisje, in welke financiële-gezondheidsklasse de onderneming is gepositioneerd volgens de synthetische indicator die kon worden berekend voor haar jaarrekeningen over de recentste twee of (maximum) drie beschikbare boekjaren. Er werd voor gekozen om de berekende L-scores niet als dusdanig weer te geven, waardoor het ook niet nodig was om in het ondernemingsdossier de grenswaarden van de financiële-gezondheidsklassen te vermelden; dit moet bij de gewone gebruikers de interpretatie vergemakkelijken en eventuele verwarring voorkomen. Per financiële-gezondheidsklasse wordt ook het procentueel aantal failleringen vermeld dat werd vastgesteld in het verleden voor het geheel van de niet-financiële ondernemingen met een jaarrekening afgesloten in de periode 2000-2004 welke tot die klasse behoren op grond van hun L-score. Dit percentage wordt afzonderlijk berekend voor twee bepaalde soorten ondernemingen: de grote ondernemingen, omschreven als ondernemingen die een volledig jaarrekeningmodel neerleggen en waarvan het omzetcijfer ten minste gelijk is aan 150.000 EUR en/of het gemiddeld personeelsbestand ten minste gelijk is aan 2 VTE, en de kleine ondernemingen, omschreven als ondernemingen die een verkort jaarrekeningmodel neerleggen en waarvan het omzetcijfer ten minste gelijk is aan 150.000 EUR en/of het personeelsbestand ten minste gelijk is aan 2 VTE. Dit percentage geeft meteen de kans op faillering van een onderneming met een L-score binnen die klasse. Voor een grote onderneming die b.v. voor haar in 2006 afgesloten jaarrekening gepositioneerd is in financiëlegezondheidsklasse 1, blijkt de kans op failliet tijdens 2007, 2008 of 2009, slechts 0,2 op 100 te zijn, en 0,5 % in het geval van een kleine onderneming.
tabel 8.2 bevat bijkomende informatie die de vaststellingen uit tabel 8.1. aanvullen voor wat de sector in zijn geheel betreft waarin de onderneming actief is; tabel 8.2 is gebaseerd op de L-scores berekend voor het recentste door de Balanscentrale afgesloten boekjaar en toont de procentuele uitsplitsing per financiëlegezondheidsklasse voor: 1. - het geheel van de niet-financiële ondernemingen van dezelfde grootte als de onderneming waarop het ondernemingsdossier betrekking heeft 2. - de ondernemingen van dezelfde grootte en die zich in dezelfde specifieke sector bevinden als de onderneming die het voorwerp uitmaakt van het ondernemingsdossier. Dit geeft een beeld van de financiële gezondheid en de bijzondere kenmerken van de sector waarin de onderneming actief is, vergeleken met wat voor dat jaar werd vastgesteld voor het geheel van de niet-financiële ondernemingen. De gegevens van tabel 8.2. dienen wel met de nodige voorzichtigheid te worden gebruikt, in die mate dat ze enkel betrekking hebben op het recentste door BA afgesloten boekjaar, wat een grotere toevalligheid impliceert dan de gemiddelden over vijf jaar waarnemingen in tabel 8.1.
34
Voorstelling van de bestanddelen van het ondernemingsdossier
Als voorbeeld volgen hierna de twee tabellen voor een fictieve onderneming die haar jaarrekening volgens het volledig model heeft neergelegd en die behoort tot de sector DE244 "Farmaceutische industrie", zoals gedefinieerd door de Balanscentrale. Tabel 8.1.
Positionering van de onderneming volgens haar synthetische indicator van de financiële gezondheid
Grootte van de onderneming: Groot (1) Financiële-gezondheidsklassen (2)
Positionering van de onderneming voor
Gemiddeld percentage failleringen (3)
Klasse 1
0,2 %
Klasse 2
0,6 %
Klasse 3
1,4 %
Klasse 4
3,0 %
Klasse 5
5,4 %
Klasse 6
8,1 %
2004 (4)
2005 (4)
2006 (4) X
X X
(1) "Groot": onderneming die een volledig jaarrekeningmodel neerlegt en waarvan het omzetcijfer ten minste gelijk is aan 150.000 EUR en/of het personeelsbestand ten minste 2 VTE telt. "Klein": onderneming die een verkort jaarrekeningmodel neerlegt en waarvan het omzetcijfer ten minste gelijk is aan 150.000 EUR en/of het personeelsbestand ten minste gelijk is aan 2 VTE. (2) Hoe hoger de financiële-gezondheidsklasse, hoe minder goed de financiële gezondheid van de onderneming die er zich in bevindt. (3) Het gemiddeld percentage, van vastgestelde falingen per financiële-gezondheidsklasse voor het geheel van de niet-financiële ondernemingen van de in (1) aangeduide grootte. (4) Drie recentste beschikbare boekjaren voor dewelke de positionering in de financiële-gezondheidsklassen aangegeven is door een kruisje (X).
Commentaar: tabel 8.1. kan hier als volgt worden gelezen: "Op grond van de indicator die werd berekend op de in 2006 afgesloten jaarrekening, liep de onderneming slechts 0,3 kansen op 100 om tijdens de kalenderjaren 2007, 2008 of 2009 te failleren. Uit de indicator die werd berekend op de in 2004 en 2005 afgesloten jaarrekeningen, blijkt dat de onderneming er tijdens die jaren in geslaagd is om enkele kritieke punten ten goede om te buigen."
35
Tabel 8.2. Uitsplitsing van de ondernemingen per financiële-gezondheidsklasse (in %)
Grootte van de onderneming: Groot (1)
Financiële-gezondheidsklassen (3)
BOEKJAAR 2006 (2) Sector PU400
Sector DE244
Geheel van de niet-financiële ondernemingen
Farmaceutische nijverheid (4)
Klasse 1
42,6 (5)
60,0 (6)
Klasse 2
23,6 (5)
17,8 (6)
Klasse 3
20,7 (5)
13,3 (6)
Klasse 4
9,7 (5)
4,5 (6)
Klasse 5
1,5 (5)
0,0 (6)
Klasse 6
1,9 (5)
4,4 (6)
TOTAAL
100,0
100,0
(1) "Groot": onderneming die een volledig jaarrekeningmodel neerlegt en waarvan het omzetcijfer ten minste gelijk is aan 150.000 EUR en/of het personeelsbestand ten minste 2 VTE telt. "Klein": onderneming die een verkort jaarrekeningmodel neerlegt en waarvan het omzetcijfer ten minste gelijk is aan 150.000 EUR en/of het personeelsbestand ten minste gelijk is aan 2 VTE. (2) Recentste boekjaar door de Balanscentrale afgesloten. (3) Hoe hoger de financiële-gezondheidsklasse, hoe minder goed de financiële gezondheid van de onderneming die er zich in bevindt. (4) Door de Balanscentrale gedefinieerde sectorale groepering waartoe de onderneming behoort. (5) Percentage van het geheel van de niet-financiële ondernemingen van de in (1) aangeduide grootte , per financiëlegezondheidsklasse. (6) Percentage van de ondernemingen die tot dezelfde sector behoren als de beschouwde onderneming, van de in (1) aangeduide grootte, per financiële-gezondheidsklasse.
Commentaar: tabel 8.2. kan hier als volgt worden gelezen: "De grote ondernemingen van de farmaceutische nijverheid hebben een meer uitgesproken risicoprofiel dan het geheel van de grote ondernemingen van de nietfinanciële sector: relatief meer ondernemingen met een zeer laag gezondheidsrisico, maar ook relatief meer ondernemingen met een zeer hoog gezondheidsrisico."
36
Bijlage 1
Bijlage(n) Bijlage 1: Berekeningswijze van de financiële ratio's aan de hand van de rubriekcodes die voorkomen in het volledig model van jaarrekening voor ondernemingen De financiële ratio's zijn in vier groepen verdeeld naargelang ze betrekking hebben op de exploitatievoorwaarden, de rendabiliteit, de financiële structuur of de investeringen. Naast de berekeningswijze van elke financiële ratio worden ook de eventuele randvoorwaarden vermeld die voor de berekening ervan gelden. Om te weten met welke randvoorwaarden bij de berekeningen van de in het ondernemingsdossier verwerkte jaarrekeningen rekening werd gehouden, dient u na te gaan welke controlestatus op het eerste blad van het ondernemingsdossier is vermeld voor de betrokken jaarrekeningen. De randvoorwaarden kunnen immers verschillen naargelang de jaarrekening al dan niet door de Balanscentrale werd geverifieerd.
Rubriekcodes
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor geverifieerde rekeningen17
niet-geverifieerde rekeningen18
-
-
A. EXPLOITATIEVOORWAARDEN 1. BRUTOVERKOOPMARGE Teller Bedrijfswinst (-verlies) ....................................................
+ 9901
Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen
+ 630 + 631/4
voor risico's en kosten ...................................................
+ 635/7
Noemer Omzet ............................................................................
+ 70
Andere bedrijfsopbrengsten ...........................................
+ 74
Exploitatiesubsidies en vanwege de overheid ontvangen compenserende bedragen ............................................
- 740
T Ratio = N x 100
17 18
Dit zijn jaarrekeningen welke voldoen aan alle wettelijke controles. De vermelde beperkingen gelden niet enkel voor jaarrekeningen welke nog niet geverifieerd konden worden, maar ook voor jaarrekeningen die niet voldoen aan bepaalde wettelijke controles of die verbeteringen bevatten met een vertrouwelijk karakter.
37
38
Bijlage 1
Rubriekcodes
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor geverifieerde rekeningen
niet-geverifieerde rekeningen
-
-
2. NETTOVERKOOPMARGE Teller Bedrijfswinst (-verlies) ....................................................
+ 9901
Door de overheid toegekende kapitaalsubsidies, + 9125
aangerekend op het resultaat ........................................ Noemer Dezelfde als voor ratio 1 T Ratio = N x 100 3. TOEGEVOEGDE WAARDE/BEDRIJFSOPBRENGSTEN
-
Teller (bruto toegevoegde waarde) Bedrijfsopbrengsten .......................................................
De toegevoegde waarde moet positief
+ 70/74
zijn.
Exploitatiesubsidies en vanwege de overheid ontvangen compenserende bedragen .............................................
- 740
Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen .......................
- 60
Diensten en diverse goederen .......................................
- 61
Noemer Bedrijfsopbrengsten .......................................................
+ 70/74
Exploitatiesubsidies en vanwege de overheid ontvangen compenserende bedragen .............................................
- 740
T Ratio = N x 100 4. TOEGEVOEGDE WAARDE PER PERSONEELSLID Teller Dezelfde als voor ratio 3
Het personeelsbestand
De toegevoegde
moet positief zijn.
waarde moet positief
Het boekjaar moet
zijn.
12 maanden tellen.
Het personeelsbestand moet positief zijn. Het boekjaar moet 12 maanden tellen.
De onderneming mag niet behoren tot de sector
Noemer
van de energiedistributie (NACE-BEL 35 en 36),
Gemiddeld personeelsbestand berekend in voltijdse equivalenten ..................................................................
9087
T Ratio = N (in eenheden EUR)
39
noch tot de sector van de leasing (NACE-BEL 77).
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor
Rubriekcodes
geverifieerde rekeningen
niet-geverifieerde rekeningen
5. TOEGEVOEGDE WAARDE / BRUTO MATERIELE VASTE ACTIVA Teller
Het boekjaar moet
Het boekjaar moet
12 maanden tellen.
12 maanden tellen.
Dezelfde als voor ratio 3
De toegevoegde
Noemer
waarde moet positief zijn.
Rekenkundig gemiddelde van de aanschaffingswaarde van de materiële vaste activa: - per einde van het vorige boekjaar ................................
+ 8199P19
- per einde van het boekjaar ..........................................
+ 819920
T T Ratio = N : 2 x 100 of N x 200 6. AANDEEL VAN DE PERSONEELSKOSTEN IN DE TOEGEVOEGDE WAARDE Teller
De personeelskosten
Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen .................
+ 62
idem
en de toegevoegde waarde moeten positief zijn
Voorzieningen voor pensioenen: nettotoevoegingen of
De onderneming mag niet behoren tot de sector
nettobestedingen en terugnemingen ..............................
+ 635
van de energiedistributie (NACE-BEL 35 en 36), noch tot de sector van de leasing (NACE-BEL 77).
Noemer Identiek met de teller van ratio 3 T Ratio = N x 100 7. AANDEEL VAN DE AFSCHRIJVINGEN, DE WAARDEVERMINDERINGEN EN DE VOORZIENINGEN VOOR RISICO'S EN KOSTEN IN DE TOEGEVOEGDE WAARDE Teller
De toegevoegde
Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen
waarde moet positief
voor risico's en kosten die deel uitmaken van de
+ 630 + 631/4
bedrijfskosten ................................................................
+635/7 - 635
Noemer Identiek met de teller van ratio 3 T Ratio = N x 100
19 20
8199P = 8191P tot 8196P 8199 = 8191 tot 8196
40
zijn.
idem
Bijlage 1
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor
Rubriekcodes
geverifieerde rekeningen
niet-geverifieerde rekeningen
8. AANDEEL VAN DE KOSTEN VAN DE SCHULDEN IN DE TOEGEVOEGDE WAARDE De toegevoegde
Teller
idem
waarde moet positief
Kosten van de schulden.................................................
+ 650
zijn.
Bedrag van het disconto ten laste van de onderneming bij de verhandeling van vorderingen...............................
+ 653
Noemer Identiek met de teller van ratio 3 T Ratio = N x 100
B. RENDABILITEIT 9. NETTORENDABILITEIT VAN HET EIGEN VERMOGEN NA BELASTING Het eigen vermogen
Teller
idem
moet positief zijn.
Winst (verlies) van het boekjaar ....................................
+ 9904
Het boekjaar moet 12 maanden tellen.
Noemer Eigen vermogen.............................................................
+ 10/15
T Ratio = N x 100 10. CASHFLOW / EIGEN VERMOGEN Het eigen vermogen
Teller
moet positief zijn.
Winst (verlies) van het boekjaar .....................................
+ 9904
Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen
+ 630 + 631/4 +
voor risico's en kosten ...................................................
635/7 + 651 + 660 + 661 + 662 + 6501 + 6560 6561
Terugnemingen van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten ............................................................................
- 760 - 761 - 762
Minderwaarden bij de realisatie van vaste activa ...........
+ 663
Door de overheid toegekende kapitaalsubsidies, aangerekend op het resultaat ........................................
- 9125
Onttrekking aan de uitgestelde belastingen....................
- 780
Overboeking naar de uitgestelde belastingen ................
+ 680
Noemer Eigen vermogen.............................................................
+ 10/15
T Ratio = N x 100
41
Het boekjaar moet 12 maanden tellen.
idem
Rubriekcodes
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor geverifieerde rekeningen
niet-geverifieerde rekeningen
11. BRUTORENDABILITEIT VAN HET TOTAAL DER ACTIVA, VÓÓR BELASTING EN KOSTEN VAN DE SCHULDEN Teller
Het boekjaar moet
Winst (verlies) van het boekjaar .....................................
12 maanden tellen.
+ 9904
idem
(De overboeking naar de belastingvrije reserves inbegrepen) Kosten van de schulden.................................................
+ 650 + 653
Door de overheid toegekende kapitaal- en interestsubsidies, aangerekend op het resultaat (onder de andere financiële opbrengsten) .........................................
- 9125 - 9126
Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen
+ 630 + 631/4
voor risico's en kosten .........................................................
+ 635/7 + 651 + 660 + 661 + 662 + 6560 - 6561
Terugnemingen van afschrijvingen,
- 760 - 761
waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en
- 762
kosten .................................................................................... Minderwaarden bij de realisatie van vaste activa ...........
+ 663
Belastingen op het resultaat van het boekjaar................
+ 9134
Onttrekking aan de uitgestelde belastingen....................
- 780
Overboeking naar de uitgestelde belastingen ................
+ 680
Noemer Totaal der activa ............................................................
+ 20/58
T Ratio = N x 100 12. NETTORENDABILITEIT VAN HET TOTAAL DER ACTIVA, VÓÓR BELASTING EN KOSTEN VAN DE SCHULDEN Teller
Het boekjaar moet
Winst (verlies) van het boekjaar (na belasting)....................... (De overboeking naar de belastingvrije reserves inbegrepen)
12 maanden tellen.
Kosten van de schulden.................................................
+ 9904
+ 650 + 653
Door de overheid toegekende interestsubsidies, aangerekend op het resultaat ................................................
- 9126
Belastingen op het resultaat van het boekjaar................
+ 9134
Noemer Totaal der activa ............................................................
+ 20/58
T Ratio = N x 100
42
idem
Bijlage 1
Rubriekcodes
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor geverifieerde rekeningen
niet-geverifieerde rekeningen
-
-
-
-
C. FINANCIELE STRUCTUUR 13. LIQUIDITEIT IN RUIME ZIN Teller Voorraden en bestellingen in uitvoering ........................
+3
Vorderingen op ten hoogste één jaar .............................
+ 40/41
Geldbeleggingen............................................................
+ 50/53
Liquide middelen............................................................
+ 54/58
Overlopende rekeningen van het actief ..........................
+ 490/1
Noemer Schulden op ten hoogste één jaar..................................
+ 42/48
Overlopende rekeningen van het passief .......................
+ 492/3
T Ratio = N 14. LIQUIDITEIT IN ENGE ZIN Teller Vorderingen op ten hoogste één jaar .............................
+ 40/41
Geldbeleggingen............................................................
+ 50/53
Liquide middelen............................................................
+ 54/58
Noemer Schulden op ten hoogste één jaar..................................
+ 42/48
T Ratio = N 15. ROTATIE VAN DE VOORRAAD HANDELSGOEDEREN, GROND- EN HULPSTOFFEN Teller
Het boekjaar moet
idem
12 maanden tellen.
Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen (inkopen + afname van de voorraad - toename van de voorraad) ....
+ 60
Noemer Grond- en hulpstoffen ....................................................
+ 30/31
Handelsgoederen ..........................................................
+ 34
Onroerende goederen bestemd voor verkoop ................
+ 35*
Vooruitbetalingen ...........................................................
+ 36
De ratio kan niet worden berekend indien de onderneming behoort tot één van de volgende sectoren: . energiedistributie (NACE-BEL 35 en 36) . transport (NACE-BEL 49, 50 en 51) . andere diensten (NACE-BEL 411, 62, 63, 66 à 74, 77 à 82, 37 à 39, 582, 59, 60, 90 à 93, 95, 96, 97)
T Ratio = N
*
De post 35 (Onroerende goederen bestemd voor verkoop) wordt niet in aanmerking genomen indien de onderneming behoort tot de sector van de bouwnijverheid (NACE-BEL412, 42 et 43).
43
Rubriekcodes
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor geverifieerde rekeningen
niet-geverifieerde rekeningen
16. ROTATIE VAN DE VOORRAAD GOEDEREN IN BEWERKING EN GEREED PRODUCT Het boekjaar moet
Teller Bedrijfskosten ................................................................
+ 60/64
Wijziging in de voorraad goederen in bewerking en gereed product en in de bestellingen in uitvoering .........
- 71
Geproduceerde vaste activa ..........................................
- 72
Exploitatiesubsidies en vanwege de overheid ontvangen compenserende bedragen ............................................
- 740
Door de overheid toegekende kapitaalsubsidies, aangerekend op het resultaat .......................................
- 9125
idem
12 maanden tellen. De ratio kan niet worden berekend indien de onderneming behoort tot één van de volgende sectoren: - energiedistributie (NACE-BEL 35 en 36) - handel en horeca (NACE-BEL 45, 46, 47, 55 en 56) - transport (NACE-BEL 49, 50 en 51) - andere diensten (NACE-BEL 411, 62, 63, 66 à 74, 77 à 82, 37 à 39, 582, 59, 60, 90 à 93, 95, 96, 97)
Noemer Goederen in bewerking ..................................................
+ 32
Gereed product..............................................................
+ 33
Onroerende goederen bestemd voor verkoop
+ 35*
Bestellingen in uitvoering ...............................................
+ 37
T Ratio = N 17. AANTAL DAGEN KLANTENKREDIET Teller
Het boekjaar moet
Handelsvorderingen .......................................................
+ 40
12 maanden tellen.
De door de onderneming geëndosseerde handelseffecten in omloop .............................................
+ 9150
Noemer Omzet ............................................................................
+ 70
Andere bedrijfsopbrengsten ...........................................
+ 74
Exploitatiesubsidies en vanwege de overheid ontvangen compenserende bedragen .............................................
- 740
De belasting over de toegevoegde waarde, in rekening gebracht tijdens het boekjaar door de onderneming .......
+ 9146
T Ratio = N x 365 dagen
*
De post 35 (Onroerende goederen bestemd voor verkoop) wordt slechts in aanmerking genomen indien de onderneming behoort tot de sector van de bouwnijverheid (NACE-BEL412, 42 en 43).
44
Bijlage 1
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor
Rubriekcodes
geverifieerde rekeningen
niet-geverifieerde rekeningen
18. AANTAL DAGEN LEVERANCIERSKREDIET Teller
Het boekjaar moet
idem
12 maanden tellen. Handelsschulden ...........................................................
Rubriek 9145 moet
+ 44
positief zijn. Noemer Inkopen van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen ....
+ 600/8
Diensten en diverse goederen .......................................
+ 61
De onderneming mag niet behoren tot de sector van de hulpbedrijven van het verzekeringswezen (NACE-BEL 662)
De belasting over de toegevoegde waarde, in rekening gebracht tijdens het boekjaar aan de onderneming (aftrekbaar) ....................................................................
+ 9145
T Ratio = N x 365 dagen 19. SOLVABILITEIT Teller Eigen vermogen ............................................................
+ 10/15
Noemer Totaal der passiva .........................................................
+ 10/49
T Ratio = N x 100
D. INVESTERINGEN 20. BELANG VAN DE AANSCHAFFINGEN VAN MATERIELE VASTE ACTIVA IN VERGELIJKING MET DE TOEGEVOEGDE WAARDE De toegevoegde
Teller
waarde moet positief
Tijdens het boekjaar aangeschafte materiële vaste activa + 816921
(met inbegrip van de geproduceerde vaste activa) ......... Meerwaarden op materiële vaste activa, verworven van
+ 822922
derden ........................................................................... Afschrijvingen en waardeverminderingen op materiële
- 829923
vaste activa, verworven van derden ............................... Noemer Identiek met de teller van ratio 3 T Ratio = N x 100
21 22 23
8169 = 8161 tot 8166 8229 = 8221 tot 8226 8299 = 8291 tot 8296
45
zijn.
idem
Rubriekcodes
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor geverifieerde rekeningen
niet-geverifieerde rekeningen
21. BELANG VAN DE AANSCHAFFINGEN VAN MATERIELE VASTE ACTIVA IN VERGELIJKING MET DE MATERIELE VASTE ACTIVA PER EINDE VAN HET VORIGE BOEKJAAR Teller
Het boekjaar moet
Dezelfde als voor ratio 20
12 maanden tellen.
Noemer Aanschaffingswaarde van de materiële vaste activa per +8199P24
einde van het vorige boekjaar ....................................... Meerwaarden op materiële vaste activa per einde van
+ 8259P25
het vorige boekjaar ........................................................ Afschrijvingen en waardeverminderingen op materiële
- 8329P26
vaste activa per einde van het vorige boekjaar .............. T Ratio = N x 100
24
8199P = 8191P tot 8196P 8259P = 8251P tot 8256P 26 8329P =8321P tot 8326P 25
46
idem
Bijlage 2
Bijlage 2: Berekeningswijze van de financiële ratio's aan de hand van de rubriekcodes die voorkomen in het verkort model van jaarrekening voor ondernemingen De financiële ratio's zijn in vier groepen verdeeld, naargelang ze betrekking hebben op de exploitatievoorwaarden, de rendabiliteit, de financiële structuur of de investeringen. Naast de berekeningswijze van elke financiële ratio worden ook de eventuele randvoorwaarden vermeld die voor de berekening ervan gelden. Om te weten met welke randvoorwaarden bij de berekeningen voor de in het ondernemingsdossier verwerkte jaarrekeningen rekening werd gehouden, dient u na te gaan welke controlestatus op het eerste blad van het ondernemingsdossier is vermeld voor de betrokken jaarrekeningen. De randvoorwaarden kunnen immers verschillen naargelang de jaarrekening al dan niet door de Balanscentrale werd geverifieerd.
Rubriekcodes
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor geverifieerde rekeningen27
niet-geverifieerde rekeningen28
-
-
A. EXPLOITATIEVOORWAARDEN 1. BRUTOVERKOOPMARGE Teller Bedrijfswinst (-verlies) ....................................................
+ 9901
Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen
+ 630 + 631/4
voor risico's en kosten ...................................................
+ 635/7
Noemer Omzet ............................................................................
+ 70
De ratio kan slechts worden berekend voor de ondernemingen die de facultatieve rubriek m.b.t. de omzet hebben ingevuld.
T Ratio = N x 100
27 28
Dit zijn jaarrekeningen welke voldoen aan alle wettelijke controles. De vermelde beperkingen gelden niet enkel voor jaarrekeningen welke nog niet geverifieerd konden worden, maar ook voor jaarrekeningen die niet voldoen aan bepaalde wettelijke controles of die verbeteringen bevatten met een vertrouwelijk karakter.
47
Rubriekcodes
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor geverifieerde rekeningen
niet-geverifieerde rekeningen
2. NETTOVERKOOPMARGE Teller Bedrijfswinst (-verlies) ....................................................
+ 9901
Door de overheid toegekende kapitaalsubsidies, aangerekend op het resultaat .......................................
De ratio kan slechts worden berekend voor de ondernemingen die de facultatieve rubriek m.b.t. de omzet hebben ingevuld.
+ 9125
Noemer Dezelfde als voor ratio 1 T Ratio = N x 100 De ratio kan slechts worden berekend voor de ondernemingen die de facultatieve rubriek m.b.t. de handelsgoederen, grond- en hulpstoffen, diensten en diverse goederen hebben ingevuld. Dit bedrag moet positief zijn.
3. TOEGEVOEGDE WAARDE /BEDRIJFSOPBRENGSTEN Teller (bruto toegevoegde waarde) Benadering van de bruto toegevoegde waarde Brutomarge:
+ 9900
-
De bruto-exploitatiemarge moet positief zijn.
Noemer Benadering van de bedrijfsopbrengsten Brutomarge:
+ 9900
Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen; diensten en diverse goederen ...........................................................
+ 60/61
T Ratio = N x 100 4. TOEGEVOEGDE WAARDE PER PERSONEELSLID Het boekjaar moet 12 maanden tellen.
Teller Dezelfde als voor ratio 3
Het gemiddeld personeelsbestand moet positief zijn.
idem De bruto-exploitatiemarge moet positief zijn.
Noemer Gemiddeld personeelsbestand berekend in voltijdse equivalenten ..................................................................
9087 De onderneming mag niet behoren tot de sector van de energiedistributie (NACE-BEL 35 en 36).
T Ratio = N (eenheden EUR) 5. TOEGEVOEGDE WAARDE / BRUTO MATERIËLE VASTE ACTIVA
Het boekjaar moet 12 maanden tellen.
Teller
idem
Dezelfde als voor ratio 3 -
Noemer Rekenkundig gemiddelde van de aanschaffingswaarde van de materiële vaste activa: - per einde van het vorige boekjaar ................................
+ 8199P
- per einde van het boekjaar ..........................................
+ 8199
T T Ratio = N : 2 x 100 of N x 200
48
De bruto-exploitatiemarge moet positief zijn.
Bijlage 2
Rubriekcodes
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor geverifieerde rekeningen
niet-geverifieerde rekeningen
6. AANDEEL VAN DE PERSONEELSKOSTEN IN DE TOEGEVOEGDE WAARDE De personeelskosten
Teller Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen .................
idem
en de brutomarge 62
moeten positief zijn.
Noemer Identiek met de teller van ratio 3 De onderneming mag niet behoren tot de sector
T Ratio = N x 100
van de energiedistributie (NACE-BEL 35 en 36).
7. AANDEEL VAN DE AFSCHRIJVINGEN, WAARDEVERMINDERINGEN EN VOORZIENINGEN VOOR RISICO'S EN KOSTEN IN DE TOEGEVOEGDE WAARDE De brutomarge moet
Teller Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten die deel uitmaken van de
+ 630 + 631/4
idem
positief zijn.
+ 635/7
bedrijfskosten ................................................................ Noemer Identiek met de teller van ratio 3 T Ratio = N x 100 8. AANDEEL VAN DE FINANCIËLE KOSTEN IN DE TOEGEVOEGDE WAARDE De brutomarge moet
Teller Financiële kosten ...........................................................
+ 65
idem
positief zijn.
Noemer Identiek met de teller van ratio 3 T Ratio = N x 100
B. RENDABILITEIT 9. NETTORENDABILITEIT VAN HET EIGEN VERMOGEN NA BELASTING Het eigen vermogen
Teller Winst (verlies) van het boekjaar ....................................
moet positief zijn. + 9904
Het boekjaar moet 12 maanden tellen
Noemer Eigen vermogen.............................................................
-
+ 10/15
T Ratio = N x 100
49
idem
Rubriekcodes
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor geverifieerde rekeningen
niet-geverifieerde rekeningen
10. CASHFLOW / EIGEN VERMOGEN Het eigen vermogen
Teller Winst (verlies) van het boekjaar ..................................... Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten ................................................... Terugnemingen van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten ............................................................................ Door de overheid toegekende kapitaalsubsidies, aangerekend op het resultaat ........................................
+ 9904 + 631/4 + 635/7 + 8079 + 8279 + 656 + 8475 - 8089 - 8289 - 8485
-
moet positief zijn. Het boekjaar moet
idem
12 maanden tellen
- 9125
Onttrekking aan de uitgestelde belastingen....................
- 780
Overboeking naar de uitgestelde belastingen ................
+ 680
Noemer Eigen vermogen ............................................................
+ 10/15
T Ratio = N x 100 11. BRUTORENDABILITEIT VAN HET TOTAAL DER ACTIVA, VÓÓR BELASTING EN FINANCIËLE KOSTEN Teller
Het boekjaar moet
Winst (verlies) van het boekjaar .....................................
+ 9904
12 maanden tellen.
Financiële kosten ........................................................... Door de overheid toegekende kapitaal- en interestsubsidies, aangerekend op het resultaat (onder de andere financiële opbrengsten) ................................. Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten ...................................................
+ 65
Terugnemingen van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten ............................................................................
idem
- 9125 - 9126 + 631/4 + 635/7 + 8079 + 8279 + 8475 - 8089- 8289 - 8485
Belastingen op het resultaat van het boekjaar................
+ 67/77
Onttrekking aan de uitgestelde belastingen....................
- 780
Overboeking naar de uitgestelde belastingen ................
+ 680
Noemer Totaal der activa ............................................................
+ 20/58
T Ratio = N x 100 12. NETTORENDABILITEIT VAN HET TOTAAL DER ACTIVA, VÓÓR BELASTING EN FINANCIËLE KOSTEN Teller
Het boekjaar moet
Winst (verlies) van het boekjaar (na belasting)...............
+ 9904
12 maanden tellen.
Financiële kosten ........................................................... Door de overheid toegekende interestsubsidies, aangerekend op het resultaat ........................................
+ 65 - 9126
Belastingen op het resultaat van het boekjaar................
+ 67/77
Noemer Totaal der activa ............................................................
+ 20/58
T Ratio = N x 100
50
idem
Bijlage 2
Rubriekcodes
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor geverifieerde rekeningen
niet-geverifieerde rekeningen
-
-
-
-
C. FINANCIELE STRUCTUUR 13. LIQUIDITEIT IN RUIME ZIN Teller Voorraden en bestellingen in uitvoering ........................
+3
Vorderingen op ten hoogste één jaar .............................
+ 40/41
Geldbeleggingen............................................................
+ 50/53
Liquide middelen............................................................
+ 54/58
Overlopende rekeningen van het actief ..........................
+ 490/1
Noemer Schulden op ten hoogste één jaar..................................
+ 42/48
Overlopende rekeningen van het passief .......................
+ 492/3
T Ratio = N 14. LIQUIDITEIT IN ENGE ZIN Teller Vorderingen op ten hoogste één jaar .............................
+ 40/41
Geldbeleggingen............................................................
+ 50/53
Liquide middelen............................................................
+ 54/58
Noemer Schulden op ten hoogste één jaar..................................
+ 42/48
T Ratio = N 17. AANTAL DAGEN KLANTENKREDIET Teller Handelsvorderingen .......................................................
+ 40
De door de onderneming geëndosseerde handelseffecten in omloop .............................................
+ 9150
Het boekjaar moet 12 maanden tellen. De ratio kan slechts worden berekend indien de facultatieve rubriek m.b.t. de omzet werd ingevuld.
idem
Noemer Omzet ............................................................................
+ 70
T Ratio = N x 365 dagen 18. AANTAL DAGEN LEVERANCIERSKREDIET Teller Handelsschulden ...........................................................
+ 44
Noemer Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen ; diensten en diverse goederen ...........................................................
+ 60/61
T Ratio = N x 365 dagen
51
idem Het boekjaar moet 12 maanden tellen. De ratio kan slechts worden berekend indien de rubriek m.b.t. de handelsgoederen werd ingevuld. Het bedrag moet positief zijn. De onderneming mag niet behoren tot de sector van de hulpbedrijven van het verzekeringswezen (NACE-BEL 662).
Rubriekcodes
Randvoorwaarden voor de berekening van de ratio voor geverifieerde rekeningen
niet-geverifieerde rekeningen
-
-
19. SOLVABILITEIT Teller Eigen vermogen ............................................................
+ 10/15
Noemer Totaal der passiva .........................................................
+ 10/49
T Ratio = N x 100
D. INVESTERINGEN 20. BELANG VAN DE AANSCHAFFINGEN VAN MATERIËLE VASTE ACTIVA IN VERGELIJKING MET DE TOEGEVOEGDE WAARDE Teller
De brutomarge moet
Tijdens het boekjaar aangeschafte materiële vaste activa
positief zijn.
(met inbegrip van de geproduceerde vaste activa) .........
idem
+ 8169
Meerwaarden op materiële vaste activa, verworven van derden ...........................................................................
+ 8229
Afschrijvingen en waardeverminderingen op materiële vaste activa, verworven van derden ..............................
- 8299
Noemer Identiek met de teller van ratio 3 T Ratio = N x 100 21. BELANG VAN DE AANSCHAFFINGEN VAN MATERIËLE VASTE ACTIVA IN VERGELIJKING MET DE MATERIËLE VASTE ACTIVA PER EINDE VAN HET VORIGE BOEKJAAR Teller
Het boekjaar moet
Dezelfde als voor ratio 20
12 maanden tellen.
Noemer Aanschaffingswaarde van de materiële vaste activa per einde van het vorige boekjaar ........................................
+ 8199P
Meerwaarden op materiële vaste activa per einde van het vorige boekjaar .......................................................
+ 8259P
Afschrijvingen en waardeverminderingen op materiële vaste activa per einde van het vorige boekjaar ..............
- 8329P
T Ratio = N x 100
52
idem
Bijlage 3
Bijlage 3: Berekening van de verschillende bestanddelen van de tabel der middelen en bestedingen voor het volledig model van jaarrekening voor ondernemingen 1. VOORAFGAANDE CONTROLES Vooraleer de tabel van de middelen en bestedingen wordt opgesteld, worden controles uitgevoerd die de coherentie en de juistheid nagaan van een aantal boekingen. De eventuele verschillen welke die controles aan het licht brengen worden in bepaalde posten van de tabel geïntegreerd. Zulke aanpassingen zijn noodzakelijk om het algemeen evenwicht tussen de middelen en bestedingen van het boekjaar te verzekeren. De lijst van die controlevergelijkingen volgt hierna. Het resultaat van elke controle wordt opgenomen onder een fictieve post C (posten C1 tot C16). Deze fictieve posten zijn opgenomen in de definitie van de verschillende posten van de tabel der middelen en bestedingen (tabellen 6.1, 6.2 en 6.3). 1.1. Controles met betrekking tot de afschrijvingen en waardeverminderingen Voor de afschrijvingen en waardeverminderingen dient te worden nagegaan of de gegevens in de resultatenrekening coherent zijn met de gegevens die in de toelichting voorkomen. Bij verschillen worden de gegevens van de resultatenrekening in overeenstemming gebracht met die van de toelichting. a. De afschrijvingen en waardeverminderingen die worden afgeboekt bij de overdracht van vaste activa worden in de toelichting vaak verkeerd als "teruggenomen" vermeld. Deze anomalie wordt gecorrigeerd door het bedrag van de afgeboekte afschrijvingen en waardeverminderingen te verhogen met het verschil tussen de teruggenomen afschrijvingen en waardeverminderingen vermeld in de toelichting en deze uit de resultatenrekening. Immateriële en materiële vaste activa: C1 = 8089 + 8289 - 760 Financiële vaste activa: C2 = 8484 + 8614 - 761 b. Sommige ondernemingen nemen in hun afschrijvingen en waardeverminderingen op vaste activa waardecorrecties op die betrekking hebben op vlottende activa. Zulke waardecorrecties moeten worden toegevoegd aan de intern beschikbare middelen wil men exact kunnen komen tot de nettoverandering in de vaste activa. -
Verschil tussen de netto-afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, immateriële en materiële vaste activa in de resultatenrekening en in de toelichting: C3 = (8003 + 8079 - 8089 + 8279 - 8289) - (630 - 760 + 660 + 6501) + C1
-
Verschil tussen de nettowaardeverminderingen op financiële vaste activa in de resultatenrekening en in de toelichting: C4 = (8474 - 8484 + 8604 - 8614) - (661 - 761) + C2
-
Bedrag waarmee de intern beschikbare middelen moeten worden verhoogd: C5 = C3 + C4
53
1.2. Veranderingen van rubrieken m.b.t. het eigen vermogen die in de balans voorkomen, maar niet uit de resultatenrekening of uit de toelichting blijken Bepaalde boekingen oefenen een invloed uit op de voorzieningen, het overgedragen resultaat en de reserves die in de balans voorkomen, maar die niet over de resultatenrekening lopen. De betrokken bedragen werden bepaald door de evolutie van de voornoemde posten zoals die wordt afgeleid uit de vergelijking van twee opeenvolgende balansen, te vergelijken met de verandering die uit de resultatenrekening blijkt. Ook voor de herwaarderingsmeerwaarden wordt de evolutie, die blijkt uit de balansen, vergeleken met de verandering die in de toelichting wordt teruggevonden; aldus kunnen eventuele overboekingen van de meerwaarde naar het kapitaal of naar de reserves worden afgezonderd. -
Verschil tussen de verandering van het overgedragen resultaat in de balans en de verandering ervan in de tabel van de resultaatverwerking: 29 C6 = 14P - 14$
-
Verschil tussen de verandering van de reserves in de balans en in de resultatenrekening: C7 = (13 - 13$) - (6920 + 6921 - 792 + 689 - 789)
-
Verschil tussen de verandering van de voorzieningen en uitgestelde belastingen in de balans en in de resultatenrekening: C8 = (16 - 16$) - (635/7 + 662 - 762 + 680 - 780 + 6560 - 6561)
-
Overboekingen van meerwaarden: C9 = (12 - 12$) - (8219 - 8239 + 8249 + 8414 - 8434 + 8444)
-
Bedrag dat aan de intern beschikbare middelen moet worden toegevoegd: C10 = C6 + C7 + C8 + C9
1.3. Verschil tussen de waarde van de vaste activa in de balans en de waarde vermeld in de toelichting Zulk verschil spruit voort uit fusies, opslorpingen, splitsingen en overdrachten van activiteiten die tijdens het boekjaar hebben plaatsgehad en wordt gevoegd bij (of afgetrokken van) de aanschaffingswaarde van vaste activa. - Oprichtingskosten: C11 = 20P - 20$ - Immateriële vaste activa: C12 = 8059P - 8129P - 21$ - Materiële vaste activa: C13 = 8199P + 8259P - 8329P - 22/27$ - Financiële vaste activa: C14 = 8394P + 8454P - 8524P - 8554P + 8644P - 28$ 1.4. Overboekingen van een balanspost naar een andere, met betrekking tot de immateriële en materiële vaste 30 activa -
29 30
Immateriële vaste activa: C15 = 8049 - 8119 Materiële vaste activa: C16 = 8189 - 8319
De rubrieken aangeduid met "$" hebben betrekking op het vorige boekjaar. De overboeking van financiële vaste activa naar de geldbeleggingen of omgekeerd komt uitdrukkelijk voor in de financiële investeringen op lange termijn.
54
Bijlage 3
2. BEREKENING VAN DE POSTEN VAN DE TABELLEN
Tabel 6.1.: Vorming van de intern beschikbare middelen
Aantal maanden van het boekjaar Toegevoegde waarde
R103
70/74 - 740 - 60 - 61
+ Exploitatiesubsidies
R104
740
-
Personeelskosten
R105
- (62)
-
Andere bedrijfskosten
R106
- (640/8 + 649)
Brutobedrijfsresultaat
R107
70/74 - 60 - 61 - 62 - 640/8 - 649
+ Opbrengsten uit financiële vaste activa
R108
750
+ Opbrengsten uit vlottende activa
R109
751
+ Andere financiële opbrengsten
R110
752/9 - 9125 - 9126
+ Interestsubsidies
R111
9126
+ Andere uitzonderlijke opbrengsten
R112
764/9
+ Tussenkomst van de vennoten in het verlies
R113
794
-
Kosten van schulden
R114
- (650 - 6501)
-
Waardeverminderingen op vlottende activa
R115
- (651 + 631/4)
-
Andere financiële kosten
R116
- (652/9 - 6560 + 6561)
-
Andere uitzonderlijke kosten
R117
- (664/8)
+ Als herstructureringskosten geactiveerde uitzonderlijke kosten
R118
- 669
-
Belastingen op het resultaat
R119
- (67/77)
-
Uit te keren winst
R120
- (694/6)
R121
C5 + C10
R122
70/74 - 60 - 61 - 62 - 631/4 - 640/8 649 + (75 - 9125) - 65 + 6501 + 6560 6561 + 764/9 - 664/8 - 669 - 67/77 + 794 - 694/6 + C5 + C10
31
Boekhoudkundige aanpassingen Intern beschikbare middelen (zelffinancieringscapaciteit)
31
(A)
Boekhoudkundige aanpassingen, bedoeld om de samenhang te herstellen tussen het verloop van de resultatenrekening en van het eigen vermogen in de balans. Deze aanpassingen worden in de fictieve rubrieken C1 tot C16 opgenomen.
55
Tabel 6.2.: Verloop van het financieringsoverschot of -tekort en van de financiële tegenposten
Intern beschikbare middelen
R201
R122
+ Ontvangen kapitaalsubsidies
R202
15 - 15$ + 9125
- R203
- (R204 - R205)
-
Investeringen in immateriële en materiële vaste activa Aanschaffingen:
R204
Verandering van de oprichtingskosten
(a1)
8002 + 8004
Aanschaffing van immateriële vaste activa (a2)
8029 - 8099
Aanschaffing van materiële vaste activa
(a3)
8169 + 8229 - 8299
(a4)
C11 + C12 + C13
32
Andere veranderingen Overdrachten:
-
R205
8039 - 8109 - C15
Overdrachten van materiële vaste activa
(b2)
8179 - 8309 - C1 - C16
Nettomeerwaarden bij de realisatie van vaste activa
(b3)
763 - 663
Toename (+ afname) van de nettobedrijfsactiva
- [(c1) - (c2)]
(c1)
(3 + 40/41 + 490/1) - (3$ + 40/41$ + 490/1$)
Verandering van de niet-financiële passiva op korte termijn
(c2)
(44 + 45 + 46 + 47/48 + 492/3 + 8861 + 8891 + 8901) - (44$ + 45$ + 46$ + 47/48$ + 492/3$ + 8861$ + 8891$ + 8901$) R207
Financiële investeringen op lange termijn
- R208 (d1)
R201 + R202 - R203 - R206 - [(d1) + (d2) - (d3)] 8364 - 8544 + 8584 + 8634 - 8494 + 8424 + 8624 + C14
Verandering van vorderingen op lange termijn (d2)
29 - 29$
Overdrachten van financiële vaste activa
8374+ 8594 - 8504 - C2 - (8384 8514)
(d3)
Toename (+ afname) van de geldbeleggingen en de liquide middelen
Te financieren totaal (-) [of totaal overschot (+)]
32
- R206
Verandering van de niet-financiële activa op korte termijn
Aanschaffing van financiële vaste activa
-
(b1) + (b2) + (b3)
Overdrachten van immateriële vaste activa (b1)
Financieringsoverschot (+) of -tekort (-) -
(a1) + (a2) + (a3) + (a4)
- R209
R210
- (50/53 - 50/53$ + 54/58 - 54/58$)
R207 - R208 - R209
Verschil tussen de waarde van de niet-financiële vaste activa, vermeld in de balans op de afsluitingsdatum van het vorige boekjaar, en de waarde vermeld in de toelichting.
56
Bijlage 3
Externe middelen Verandering van het kapitaal en van de uitgiftepremies
R211
10 - 10$ + 11 - 11$ + 791 - 691
Verandering van de schulden op lange termijn
R212
17 - 17$
waarvan: verandering van de schulden bij kredietinstellingen
R213
173 - 173$
R214
43 - 43$ + 8801 - 8801$
R215
430/8 - 430/8$ + 8841 - 8841$
R216
R211 + R212 + R214
Verandering van de financiële schulden op korte termijn waarvan: verandering van de schulden bij kredietinstellingen Totaal van de externe financiële middelen
57
Tabel 6.3.: Bestanddelen van de intern beschikbare middelen en van de cashflow 1. Bestanddelen van de intern beschikbare middelen Nettoresultaat van het boekjaar na belasting
R301
9904
-
R302
- (694/6)
+ Tussenkomst van de vennoten in het verlies
R303
794
+ Afschrijvingen met bedrijfskarakter
R304
630 + 6501
+ Uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa
R305
660
-
R306
- (760)
+ Waardeverminderingen op financiële vaste activa
R307
661
-
R308
- (761)
+ Voorzieningen voor risico's en kosten met bedrijfskarakter
R309
635/7
+ Voorzieningen voor uitzonderlijke risico's en kosten
R310
662
+ Nettovoorzieningen met financieel karakter
R311
6560 - 6561
-
R312
- (762)
+ Minderwaarden bij de realisatie van vaste activa
R313
663
-
Meerwaarden bij de realisatie van vaste activa
R314
- (763)
-
Ontvangen kapitaalsubsidies, aangerekend op het resultaat
R315
- (9125)
-
Netto-onttrekking aan de uitgestelde belastingen
R316
- (780 - 680)
Boekhoudkundige aanpassingen
R317
C5 + C10
R318
R122
Intern beschikbare middelen
R319
R318
+ Uit te keren winst
R320
694/6
-
R321
- (794)
+ Waardeverminderingen op niet-financiële vlottende activa
R322
631/4
+ Meerwaarden bij de realisatie van vaste activa
R323
763
Cashflow
R324
R319 + R320 + R321 + R322 + R323
Uit te keren winst
Terugneming van afschrijvingen en van waardeverminderingen op immateriële en materiële vaste activa
Terugneming van waardeverminderingen op financiële vaste activa
Terugneming van voorzieningen voor uitzonderlijke risico's en kosten
Intern beschikbare middelen 2. Bestanddelen van de cashflow
Tussenkomst van de vennoten in het verlies
58
Bijlage 4
Bijlage 4: Berekening van de verschillende bestanddelen van de tabel der middelen en bestedingen voor het verkort model van jaarrekening voor ondernemingen 1. VOORAFGAANDE CONTROLES Vooraleer de tabel van de middelen en bestedingen wordt opgesteld, worden controles uitgevoerd die de coherentie en de juistheid nagaan van een aantal boekingen. De eventuele verschillen welke die controles aan het licht brengen, worden in bepaalde posten van de tabel geïntegreerd. Zulke aanpassingen zijn noodzakelijk om het algemeen evenwicht tussen de middelen en bestedingen van het boekjaar te verzekeren. De lijst van die controlevergelijkingen volgt hierna. Het resultaat van elke controle wordt opgenomen onder een fictieve post A (posten A1 tot A11). Deze fictieve posten zijn opgenomen in de definitie van de verschillende posten van de tabel der middelen en bestedingen (tabellen 6.1, 6.2 en 6.3). 1.1. Controles met betrekking tot de afschrijvingen en waardeverminderingen Enkel op de resultatenrekening geboekte toevoegingen aan de afschrijvingen en waarde-verminderingen (rubriek 630) kunnen worden vergeleken met die welke zijn opgenomen in de toelichting: A1 = (8079 + 8279) - 630 De in de toelichting vermelde afschrijvingen houden rekening met de uitzonderlijke afschrijvingen, maar omvatten niet de afschrijvingen op oprichtingskosten. Vermits de afschrijvingen, die vervat zijn in de intern beschikbare middelen, worden aangepast aan de bedragen opgenomen in de toelichting, komen de afschrijvingen op oprichtingskosten niet meer voor in de gecorrigeerde intern beschikbare middelen. 1.2. Veranderingen van de rubrieken m.b.t. het eigen vermogen die in de balans voorkomen, maar niet uit de resultatenrekening of uit de toelichting blijken -
Verschil tussen de verandering van de passiefrubriek "Overgedragen resultaat" en de hiermee overeenstemmende beweging in de resultaatverwerking: A2 = (14P - 14$)
-
Verschil tussen de verandering van de reserves in de balans en in de resultatenrekening (behalve de onttrekkingen aan de niet-belastingvrije reserves): A3 = (13 - 13$) - (6920 + 6921 + 689 - 789)
59
De vergelijking tussen de wijziging van de reserves op het passief en de overeenkomstige toevoeging aan de reserves in de resultatenrekening houdt geen rekening met eventuele onttrekkingen aan de reserves. De wijziging van de reserves waarmee in de intern beschikbare middelen rekening wordt gehouden omvat dus enkel de toevoegingen, eventueel verminderd met de onttrekkingen aan de belastingvrije reserves (rubriek 789); de andere onttrekkingen verschijnen als middelen in de financiële rekening (onttrekking aan het eigen vermogen, 791/2). -
De wijziging van de voorzieningen en uitgestelde belastingen in de balans kan enkel worden vergeleken met de toevoegingen opgenomen in de resultatenrekening: A4 = (16 - 16$) - (635/7 + 680 - 780 + 656). Tests wijzen uit dat deze controle, alhoewel onvolledig, toch nuttig is omwille van de talrijke toenamen van voorzieningen op het passief, waarvoor de tegenpost in de resultatenrekening in een andere rubriek wordt teruggevonden dan deze m.b.t. de toevoeging van voorzieningen (afschrijvingen, andere kosten, ...).
-
Overboekingen van meerwaarde: A5 = (12 - 12$) - (8219 - 8239 + 8249 + 8415 - 8435 + 8445)
-
Bedrag dat bij de intern beschikbare middelen dient te worden gevoegd: A6 = A2 + A3 + A4 + A5
Bovenvermelde opmerkingen beïnvloeden dus vooral de berekening van de intern beschikbare middelen, waarbij de belangrijkste verschilpunten in vergelijking met de volledige modellen (cf. Bijlage 3 tabel 6.1 hiervoor) verband houden met: - de netto gerealiseerde meerwaarde die erin is opgenomen - de onttrekking aan de (niet-belastingvrije) reserves en de afschrijvingen op oprichtingskosten, enerzijds, en de verschillen tussen de terugnemingen van afschrijvingen en waardeverminderingen die in de toelichting voorkomen en deze die in de resultatenrekening zijn vermeld (C1 + C2), anderzijds, die er niet in zijn opgenomen. 1.3. Verschil, per einde van het vorig boekjaar, tussen de waarde van de vaste activa in de balans en de waarde vermeld in de toelichting Zulk verschil spruit voort uit de fusies, opslorpingen, splitsingen en overdrachten van activiteiten die tijdens het boekjaar hebben plaatsgehad en wordt gevoegd bij of afgetrokken van de aanschaffingswaarde van de vaste activa. - Immateriële vaste activa: A7 = 8059P - 8129P - 21$ - Materiële vaste activa: A8 = 8199P + 8259P - 8329P - 22/27$ - Financiële vaste activa: A9 = 8395P + 8455P - 8525P - 8555P - 28$ 33
1.4. Overboeking van een balanspost naar een andere, met betrekking tot de niet-financiële vaste activa -
33
Immateriële vaste activa: A10 = 8049 - 8119 Materiële vaste activa: A11 = 8189 - 8319
De overboeking van financiële vaste activa naar andere geldbeleggingen, of omgekeerd, is expliciet opgenomen in de financiële investeringen op lange termijn.
60
Bijlage 4
2. BEREKENING VAN DE POSTEN VAN DE TABELLEN Tabel 6.1.: Vorming van de intern beschikbare middelen
Aantal maanden van het boekjaar Toegevoegde waarde
R101
9900
-
Personeelskosten
R102
- (62)
-
Andere bedrijfskosten
R103
- (640/8 + 649)
Brutobedrijfsresultaat
R104
9900 - 62 - 640/8 - 649
+
Financiële opbrengsten
R105
75 - 9125
+
Andere uitzonderlijke opbrengsten
R106
76 - (8089 + 8289 + 8485)
+
Tussenkomst van de vennoten in het verlies
R107
794
-
Financiële kosten
R108
- (65 - 656)
-
Waardeverminderingen op vlottende activa
R109
- (631/4)
-
Andere uitzonderlijke kosten
R110
- (66 - 8475)
-
Belastingen op het resultaat
R111
- (67/77)
-
Uit te keren winst
R112
- (694/6)
+
Boekhoudkundige aanpassingen
R113
A1 + A6
Intern beschikbare middelen (zelffinancieringscapaciteit)
R114
9900 - 62 - 631/4 - 640/8 - 649 + (75 9125) - 65 + 656 + 76 - 8089 - 8289 8485 - 66 + 8475 - 67/77 + 794 694/6 + A1 + A6
34
34
Aanpassingen om de coherentie te waarborgen tussen de evolutie van de resultatenrekening en de evolutie van het eigen vermogen in de balans. Deze aanpassingen gebeuren met de fictieve rubrieken A1 tot A11.
61
Tabel 6.2.: Verloop van het financieringsoverschot of -tekort en van de financiële tegenposten
Intern beschikbare middelen
R201
R114
+ Ontvangsten kapitaalsubsidies
R202
15 - 15$ + 9125
- R203
- (R204 - R205)
-
-
Investeringen in immateriële en materiële vaste activa Aanschaffingen:
R204
20 - 20$ + 8029 - 8099 + 8169 + 8229 - 8299 + A7 + A8
Overdrachten:
R205
8039 - 8109 - A10 + 8179 - 8309 A11
Toename (+ afname) van de nettobedrijfsactiva
- R206
Verandering van de niet-financiële activa op korte termijn (c1)
(3 + 40/41 + 490/1) - (3$ + 40/41$ + 490/1$)
Verandering van de niet-financiële passiva op korte termijn (c2)
(44 + 45 + 46 + 47/48 + 492/3) - (44$ + 45$ + 46$ + 47/48$ + 492/3$)
Financieringsoverschot (+) of -tekort (-) -
R207
Financiële investeringen op lange termijn Aanschaffing van financiële vaste activa
-
- [(c1) - (c2)]
- R208 (b1)
R201 + R202 - R203 - R206 - [(b1) + (b2) - (b3)] 8365 + 8386 - 8545 - 8495 + 8425 + A9
Verandering van vorderingen op lange termijn (b2)
29 - 29$
Overdrachten van financiële vaste activa
8375 - 8505 - 8385 + 8515
(b3)
Toename (+ afname) van de geldbeleggingen en de liquide middelen
Te financieren totaal (-) [of totaal overschot (+)]
- R209
- (50/53 - 50/53$ + 54/58 - 54/58$)
R210
R207 - R208 - R209
Verandering van het kapitaal en de uitgiftepremies
R211
10 - 10$ + 11 - 11$ + 791/2 - 691
Verandering van de schulden op lange termijn
R212
17 - 17$
waarvan: verandering van de schulden bij kredietinstellingen
R213
172/3 - 172/3$
R214
43 - 43$ + 42 - 42$
R215
430/8 - 430/8$
R216
R211 + R212 + R214
Externe middelen
Verandering van de financiële schulden op korte termijn waarvan: verandering van de schulden bij kredietinstellingen Totaal van de externe financiële middelen
62
Bijlage 4
Tabel 6.3.: Bestanddelen van de intern beschikbare middelen en van de cashflow
1. Bestanddelen van de intern beschikbare middelen Nettoresultaat van het boekjaar na belastingen
R301
9904
-
R302
- (694/6)
+ Tussenkomst van de vennoten in het verlies
R303
794
+ Afschrijvingen met bedrijfskarakter
R304
630
-
R305
- ( 8089 + 8289)
+ Waardeverminderingen op financiële vaste activa
R306
8475 - 8485
+ Voorzieningen voor risico's en kosten met bedrijfskarakter
R307
635/7
+ Nettovoorzieningen met financieel karakter
R308
656
-
Ontvangen kapitaalsubsidies, aangerekend op het resultaat
R309
- (9125)
-
Netto-onttrekking aan de uitgestelde belastingen
R310
- (780 - 680)
+ Boekhoudkundige aanpassingen
R311
A1 + A6
Intern beschikbare middelen
R312
R114
Intern beschikbare middelen
R313
R312
+ Uit te keren winst
R314
694/6
-
R315
- (794)
+ Waardeverminderingen op niet-financiële vlottende activa
R316
631/4
Cashflow
R317
R313 + R314 + R315 + R316
Uit te keren winst
Terugneming van afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa
2. Bestanddelen van de cashflow
Tussenkomst van de vennoten in het verlies
63
Bijlage 5
Bijlage 5: Lijst van de beschikbare sectorale groeperingen waarin de onderneming zich kan situeren Code
NACE-BEL-code 2008
Omschrijving
PU 200
TOTAAL VAN DE NIET-FINANCIËLE ONDERNEMINGEN
0 tot 6 - (64 + 65) + 7 - (75) + 80 tot 82 + 855 + 9 - (94 + 98 + 99)
PU 210
LANDBOUW, JACHT, BOSBOUW EN VISSERIJ
01 + 02 + 03
DE 01
Landbouw, jacht en aanverwante diensten
01
DE 02
Bosbouw, bosexploitatie en aanverwante diensten
02
DE 05
Visserij en het kweken van vis en schaal- en schelpdieren
03
PU 220
ENERGIE- EN WATERHUISHOUDING
05 + 06 + 091 + 0721 + 19 + 2446 + 38222 + 35 + 36
DE 23
Vervaardiging van cokes, geraffineerde aardolieproducten en splijt- en kweekstoffen
19 + 2446 + 38222
PU 2201
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN ELEKTRICITEIT, GAS, STOOM EN WARM WATER
35
PU 2202
WATERLEIDINGSBEDRIJVEN (WINNING, ZUIVERING EN DISTRIBUTIE VAN WATER)
36
PU 2211
PETROLEUMRAFFINADERIJEN, GROOT- EN KLEINHANDEL IN PETROLEUMPRODUCTEN
473 + 4671 + 47781
PU 230
PRODUCTIE VAN INTERMEDIAIRE GOEDEREN (BEHALVE ENERGIE- EN WATERHUISHOUDING EN AUTO-INDUSTRIE)
07 + 08 + 106 + 109 + 131 tot 133 + 16 + 17 + 201 tot 203 + 205 + 206 + 22 tot 24 + 255 tot 259 + 2712 + 2732 + 272 + 274 + 279 + 261+ 383
DE 14
Overige winning van delfstoffen
08
DE 27
Metallurgie
24
DE 37
Recuperatie van recycleerbaar afval
383
PU 2301
RUBBER- EN PLASTIEKVERWERKENDE INDUSTRIE
22
DE 252
Vervaardiging van producten en kunststof
222
PU 2302
NIJVERHEID VAN DE NIET-METAALHOUDENDE MINERALEN
23
DE 261
Glasindustrie
231
DE 262A
Vervaardiging van keramische producten
234 + 2331
DE 265A
Betonindustrie
235 + 236
DE 267
Bewerken van natuursteen
237
PU 2303
IJZER- EN STAALINDUSTRIE
241
PU 2304
PRODUCTIE EN EERSTE VERWERKING VAN NONFERROMETALEN
244
PU 2311
WINNING EN VERWERKING VAN NIET-ENERGETISCHE
07 + 08 + 099 + 20 + 21 + 23 + 241 tot
65
Code
NACE-BEL-code 2008
Omschrijving MINERALEN, CHEMISCHE INDUSTRIE
244
PU 2312
CHEMISCHE INDUSTRIE
20 + 21
DE 241
Vervaardiging van chemische basisproducten
201
DE 243
Vervaardiging van verf, vernis en drukinkt
203
DE 244
Farmaceutische nijverheid
21
DE 245
Vervaardiging van wasmiddelen en cosmetische artikelen
204
PU 2313
METAALVERWERKENDE NIJVERHEID
(24 - 244) + 25 + (26 - 268) + 27 + 28 + 29 + 30 + 325 + 332 + 3311
PU 240
AUTO-INDUSTRIE
29
PU 250
PRODUCTIE VAN UITRUSTINGSGOEDEREN (BEHALVE AUTO-INDUSTRIE)
251 tot 254 + 28 + 262 + 263 + 265 + 2711 + 301 tot 303 + 325 +332
DE 30
Vervaardiging van kantoormachines en computers
262 + 2823
PU 2511
METAALVERWERKENDE, FIJNMECHANISCHE EN OPTISCHE INDUSTRIE
245 + 25 +( 26 - 268) + 27 + 28 + 29 + 30 + 325 + 332 + 3311
DE 28
Vervaardiging van producten van metaal
25
DE 2811
Vervaardiging van metalen constructiewerken
2511
DE 2812
Vervaardiging van metalen ramen, deuren, wanden
2512
DE 285
Oppervlaktebehandeling en bekleding van metaal
256
DE 29
Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen
28
DE 32
Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur
261 + 263 + 264
DE 33
Vervaardiging van medische apparatuur, van precisie- en optische instrumenten en van uurwerken
265 tot 267 + 325 + 332
DE 9611
Vervaardiging van informatica, elektronische en optische producten
26
DE 9612
Vervaardiging van computers, randapparatuur en elektronische onderdelen
261 + 262
DE 35
Vervaardiging van overige transportmiddelen
30
PU 260
PRODUCTIE VAN DUURZAME CONSUMPTIEGOEDEREN (BEHALVE AUTO-INDUSTRIE)
264 + 2652 + 267 + 275 + 309 + 31 + 321 + 322
PU 2611
ELEKTROTECHNISCHE INDUSTRIE, FABRIEKEN VAN BUREAUMACHINES EN MACHINES VOOR INFORMATIEVERWERKING
182 + 262 tot 264 + 27 + 2823 + 2931
DE 31
Vervaardiging van elektrische machines en apparaten
263 + 27 + 2931
PU 270
VERVAARDIGING VAN VOEDINGS- EN GENOTMIDDELEN (BEHALVE ZETMEEL EN VOEDERS VOOR DIEREN)
10 - 106 - 109 + 11 + 12
DE 151A
Vlees- en visnijverheid
101 + 102
DE 155
Zuivelnijverheid
105
DE 153A
Nijverheid van oliën en plantaardige producten
103 + 104 + 106
DE 158A
Vervaardiging van brood, banketbakkerswerk, beschuit en koekjes
1071 + 1072
DE 159
Vervaardiging van dranken
11
DE 16
Vervaardiging van tabaksproducten
12
PU 280
PRODUCTIE VAN NIET-DUURZAME CONSUMPTIEGOEDEREN (MET UITZONDERING VAN VOEDINGS- EN GENOTMIDDELEN)
139 + 14 + 15 + 18 + 204 + 21 + 3213 + 323 + 324 + 329 + 581 + 59203
PU 2801
TEXTIELNIJVERHEID
13
DE 171A
Bewerken, spinnen, weven van textiel en textielveredeling
131 + 132 + 133
DE 174
Confectie (behalve kleding)
1392
DE 175
Vervaardiging van overige textielproducten
139 - 1392
PU 2802
LEDER-, SCHOEN- EN KLEDINGNIJVERHEID
14 + 15
DE 18
Vervaardiging van kleding en bontnijverheid
14
66
Bijlage 5
Code
NACE-BEL-code 2008
Omschrijving
DE 182
Vervaardiging van kleding (behalve kleding van leder)
141 - 1411
DE 19
Ledernijverheid en vervaardiging van schoeisel
15 + 1411
PU 2803
HOUTINDUSTRIE, FABRIEKEN VAN HOUTEN MEUBELEN
16 + 31 + 3291
DE 20
Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk en riet
16
DE 201
Zagen van hout en industriële voorbereiding
161
DE 203
Vervaardiging van schrijn- en timmerwerk
1623
DE 202A
Overige werken van hout
1621 + 1622 + 1624 + 1629
DE 361A
Vervaardiging van meubels
31 + 3291
PU 2811
PAPIER- EN PAPIERWARENINDUSTRIE, GRAFISCHE NIJVERHEID, UITGEVERIJEN
17 + 18 + 581
DE 21
Papier- en kartonnijverheid
17
DE 22
Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie
18 + 581+ 59203
DE 221
Uitgeverijen
581 + 59203
DE 222
Drukkerijen en aanverwante diensten
181
PU 2850
ANDERE VERWERKENDE INDUSTRIEËN
10 tot 18 + 22 + 31 + 32 + 581 + 59203
DE 15
Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken
10 + 11
DE 36
Vervaardiging van meubels, overige industrie
31 + 32
DE 362
Bewerking van edelstenen en vervaardiging van juwelen
3211 + 3212
DE 363A
Vervaardiging van ontspanningsartikelen, overige industrie
3213 + 322 + 323 + 324 + 329
PU 2860
REPARATIE EN INSTALLATIE VAN MACHINES EN APPARATEN
33
PU 290
GEHEEL VAN DE VERWERKENDE INDUSTRIE
07 + 08 + 1 + 2 + 30 tot 33 + 383
PU 300
BOUWNIJVERHEID
41 tot 43
DE 452
Burgerlijke en utiliteitsbouw; wegen- en waterbouw
412 + 42 + 439
DE 4521
Algemene bouwkundige en civieltechnische werken
412 + 4213 + 422
DE 4522
Dakbedekking en bouw van dakconstructies
4391
DE 453
Bouwinstallatie
432
DE 4531
Elektrische installatie
4321
DE 4533
Loodgieterij
4322
DE 454
Afwerking van gebouwen
433
DE 4542
Schrijnwerk
4332
DE 4543
Vloerafwerking en wandbekleding
4333
DE 4544
Schilderen en glaszetten
4334
PU 310
HANDEL EN REPARATIE VAN AUTO'S EN CONSUMPTIEARTIKELEN
45 tot 47
DE 50
Verkoop en reparatie van auto's en motorrijwielen, verkoop van motorbrandstoffen
45 + 473
DE 501
Handel in auto's
451
DE 502
Onderhoud en reparatie van auto's
452
DE 503
Handel in onderdelen en accessoires van auto's
453
DE 51
Groothandel en handelsbemiddeling
46
DE 511
Handelsbemiddeling
461
DE 52
Kleinhandel (behalve auto's en motorrijwielen)
47 - 473
PU 3101
GROOTHANDEL
46 - 461
DE 512
Groothandel in landbouwproducten en levende dieren
462
DE 513
Groothandel in voedings- en genotmiddelen
463
DE 514
Groothandel in huishoudelijke artikelen
464
67
Code
NACE-BEL-code 2008
Omschrijving
DE 514A
Groothandel in textiel, kleding en schoeisel
4641 + 4642
DE 514B
Groothandel in meubelen en elektrische huishoudelijke apparaten
4643 + 46494
DE 514C
Groothandel in farmaceutische producten, parfums en cosmetica
4645 + 4646
DE 514D
Groothandel in overige consumptieartikelen
4644 + 4647 + 4648 + 4649 - 46494
DE 515
Groothandel in intermediaire producten, afval en schroot
467
DE 515A
Groothandel in brandstoffen, metalen en metaalertsen
4671 +4672
DE 5153
Groothandel in hout, verf, vernis en bouwmaterialen
4673
DE 515B
Groothandel in overige intermediaire producten
4674 + 4675 + 4676
DE 518
Groothandel in machines, apparaten en toebehoren
465 + 466
DE 518A
Groothandel in kantoormachines en kantoormaterieel
4651 + 4665 + 4666
DE 5187
Groothandel in overige machines voor industrie en handel
4669
DE 519
Overige groothandel
469
PU 3102
KLEINHANDEL
47 - 473
DE 521
Niet-gespecialiseerde kleinhandel
471
DE 5211
Niet-gespecialiseerde kleinhandel in voedings- en genotmiddelen
4711
DE 522
Kleinhandel in voedings- en genotmiddelen in gespecialiseerde winkels
472
DE 523
Kleinhandel in farmaceutische producten, reukwerk en cosmetica
4773 tot 4775
DE 5231
Apotheken
4773
DE 5241
Kleinhandel in textiel
4751
DE 5242
Kleinhandel in kleding
4771
DE 5243
Kleinhandel in schoeisel en lederwaren
4772
DE 5244
Kleinhandel in meubels en artikelen voor wooninrichting
4759
DE 5245
Kleinhandel in elektrische huishoudapparaten, audio- en videoapparatuur
4754 + 4743 + 4763
DE 5246
Kleinhandel in ijzerwaren en verf
4752
DE 5247
Kleinhandel in boeken, kranten en kantoorbenodigdheden
4761 + 4762
DE 524A
Overige gespecialiseerde kleinhandel
4741 + 4742 + 4753 + 4764 + 4765 + 47761 +47762 + 4777 + 4778
DE 525A
Overige kleinhandel
4779 + 478 + 479 + 952
PU 320
VERBLIJFSACCOMMODATIES, RESTAURANTS EN CAFÉS
55 + 56
DE 551A
Hotels en overige accommodaties
551 + 552 + 553 + 559
DE 553A
Restaurants en drankgelegenheden
561 + 563
DE 555
Kantines en catering
562
PU 330
VERVOER EN TELECOMMUNICATIE
49 tot 53 + 61 + 79
PU 3301
VERVOER
49 tot 52 + 79
DE 60
Vervoer te land
49
DE 602
Stadsvervoer en wegvervoer
493 + 494
DE 6024
Goederenvervoer over de weg en verhuisdiensten
494
DE 61
Vervoer over water
50
DE 62
Luchtvaart
51
DE 63
Vervoerondersteunende activiteiten
52 + 79
DE 633
Reisbureaus en touroperators
79
DE 634
Organisatie van het vrachtvervoer
5229
PU 3302
POST EN TELECOMMUNICATIE
61 + 53
68
Bijlage 5
Code
NACE-BEL-code 2008
Omschrijving
PU 340
DIENSTEN AAN ONDERNEMINGEN EN PARTICULIEREN
37 tot 39 + 411 + 582 + 59 + 60 + 62 + 63 + 66 tot 69 + 7- 75 + 80 tot 82 + 855 + 90 tot 93 + 95 + 96 + 97
DE 804
Privéopleidingsdiensten (autorijscholen, permanente opleiding)
855
PU 3401
HULPBEDRIJVEN VAN HET BANK- EN VERZEKERINGSWEZEN
66
DE 671
Hulpbedrijven i.v.m. financiële instellingen
661
DE 672
Hulpbedrijven i.v.m. het verzekeringswezen
662
PU 3402
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROERENDE GOEDEREN
68 + 411 + 811
DE 701
Activiteit in onroerend goed voor eigen rekening
411 + 681
DE 702
Verhuur van eigen onroerend goed
682
DE 703
Beheer van onroerend goed voor rekening van derden
683 + 811
PU 3403
ZAKELIJKE DIENSTVERLENING, VERHUUR, AFVALWATER- EN AFVALVERZAMELING, STRAATREINIGING
37 tot 39 + 582 + 62 + 631 + 69 tot 74 + 77 + 78 + 80 + 812 + 813 +82 + 951
DE 71
Verhuur zonder bedieningspersoneel
77
DE 72
Informatica en aanverwante activiteiten
62 + 631 + 9511 + 582
DE 722
Realisatie van programma's en gebruiksklare systemen
6201 + 582
DE 73
Speur- en ontwikkelingswerk
72
DE 74A
Overige zakelijke dienstverlening
69 + 70 + 71 + 73 + 74 + 78 + 80 + 812 + 813 + 82 + 951 - 9511
DE 7411
Rechtskundige dienstverlening
691
DE 7412
Boekhoudkundige dienstverlening
692
DE 741A
Marktonderzoek- en adviesbureaus
732 + 702
DE 7415
Coördinatiecentra
701
DE 742A
Technische dienstverlening
711 + 712
DE 744
Reclamewezen
731
DE 745
Selectie en terbeschikkingstelling van het personeel
78
DE 746A
Overige dienstverlening aan bedrijven
80 + 82 + 74
DE 7481
Fotografen
742
DE 747
Industriële reiniging
8122
DE 90
Afvalwater- en afvalverzameling, straatreiniging
37 + 38 + 39
PU 3404
PERSOONLIJKE DIENSTVERLENING, CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
59 + 60 + 639 + 90 tot 93 + 952 + 96 + 97
DE 92
Recreatie, cultuur en sport
59 + 60 + 639 + 90 tot 93
DE 921A
Audiovisuele sector en culturele activiteiten
59 + 60 + 90 + 91
DE 926A
Recreatie en sport
92 + 931 + 932
DE 93
Overige diensten
96
DE 930A
Kappen en lichaamsverzorging
9602 + 9604
PU 3405
INFORMATIE EN COMMUNICATIE
58 + 59 + 60 + 61 + 62 + 63
DE 9601
Telecommunicatie
61
DE 9602
Uitgeverijen
58
DE 9603
Radio- video- en filmactiviteiten
59, 60, 639
DE 9604
Infromatica dienstverlening
62, 631
PU 400
GEHEEL VAN DE NIET-FINANCIËLE ONDERNEMINGEN ZONDER DE COÖRDINATIECENTRA
0 tot 5 + (6 - 64 - 65) + (7 - 701 - 75) + 80 + 81 + 82 + 855 + (9 - 94 - 98 - 99)
PU 405
PORTEFEUILLEMAATSCHAPPIJEN EN MANAGEMENTACTIVITEITEN VAN HOLDINGS
64200
69
Code
NACE-BEL-code 2008
Omschrijving
PU 410
GEZONDHEIDSZORG EN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING
86 + 87 + 88 + 75
DE 851A
Gezondheidszorg en veterinaire diensten
86 + 75
DE 8511
Ziekenhuizen
861
DE 853
Maatschappelijke dienstverlening
87 + 88
PU 415
DIVERSE VERENIGINGEN
94
PU 420
FINANCIËLE INSTELLINGEN
64
PU 425
VERZEKERINGSWEZEN
65
PU 450
GEHEEL VAN DE ONDERNEMINGEN (FINANCIËLE SECTOR EN VERZEKERINGEN INBEGREPEN)
0 tot 9 - 99
70