Bachelor scriptie (definitieve versie)
‘Voedingsreclames moeten rekening houden met kinderen’
Een literatuuronderzoek naar de blootstelling van voedingsreclames op televisie op het ongezond eetgedrag van kinderen.
Naam:
Marlou Webbink
Studentnummer:
5795109
Vak:
Media & Reclame, Communicatiewetenschap
Docent:
Mevrouw Y. Wesseling
Datum:
6 januari 2010
Inhoudsopgave
1. Inleiding
3
2. Methode
5
3. Resultaten
6
3.1 Het directe effect van voedingsreclames op ongezond eetgedrag
6
3.2 Moderatoren
10
3.2.1 Gewicht
10
3.2.2 Geslacht
11
3.2.3 Leeftijd
11
3.2.4 Het inkomen en gedrag van de ouders
12
4. Discussie
14
5. Literatuurlijst
16
2
1. Inleiding “Pap, Haribo heeft nieuwe snoepjes; ‘Zoute rijen’. Ik zag ze vandaag op de reclame en ze zien er zo lekker uit. Mag ik ze?” Dit is een situatie die dagelijks in de supermarkt voorkomt. Kinderen kijken televisie. Tijdens het kijken naar televisieprogramma’s komen kinderen in aanraking met reclames. Worden kinderen beïnvloed door het zien van televisiereclame? Paul Rosenmöller, voorzitter van het Convenant Overgewicht, denkt van wel. Doordat kinderen worden beïnvloed door reclames zouden voedingsreclames een slechte invloed kunnen hebben op de gezondheid van kinderen, bijvoorbeeld door het krijgen van overgewicht. Heden ten dage kampt 14,5% van de jongens en maar liefst 17,5% van de meisjes met overgewicht (Convenant overgewicht, 2009). Kinderen met overgewicht hebben meer kans om ook als volwassene met obesitas door het leven te gaan. Uit onderzoek is gebleken dat ze meer kans hebben op bijvoorbeeld diabetes en hart- en vaatziekten (Dixon, Scully, Wakefield, White, & Crawford, 2007). De afgelopen tijd is de maatschappelijke discussie omtrent het uitzenden van ongezonde voedingsreclame gericht op kinderen weer opgelaaid. Kinderen worden anno 2009 omgeven door media. Uit onderzoek blijkt dat bij kinderen gemiddeld 2,5 uur per dag de televisie aanstaat. Hiervan wordt 1 uur en 42 minuten daadwerkelijk gekeken (Media rakkers, 2009). Uit deze cijfers blijkt dat kinderen veelvuldig televisie kijken. Hierdoor worden kinderen regelmatig blootgesteld aan voedingsreclames waardoor kinderen eventueel beïnvloed worden en dit kan leiden tot het aansporen van het eten van calorierijke producten zoals snoep en frisdrank. Deze calorierijke producten kunnen leiden tot ongezond eetgedrag van kinderen. Er wordt steeds meer onderzoek gedaan welke factoren een belangrijke rol bij het ongezonde eetgedrag van kinderen spelen. Aan de hand van deze onderzoeken kan actie worden ondernomen en kunnen kinderen op verantwoorde wijze worden voorgelicht. Wetenschappers onderzoeken of bepaalde theorieën effecten kunnen verklaren omtrent dit ongezonde eetgedrag van kinderen. Uit gedane onderzoeken komen verschillende theorieën en hypothesen naar voren die centraal staan bij het onderzoeken van de effecten van televisiereclame op de gezondheid van kinderen. Eén van deze theorieën is de ‘Social cognitive theory’ (Bandura, 1994). Deze theorie voorspelt dat kinderen gedrag overnemen van mensen die dicht bij hun staan in de sociale omgeving en daarnaast nemen zij gedrag over van ‘rolmodellen’ op televisie. De theorie omschrijft dat het product dat in de reclame wordt gepresenteerd en wordt gekocht door de koper, de koper, er bij laat horen. Hierdoor zal diegene die het product aanschaft populairder worden. Het is de bedoeling dat de consument (of kind) het gedrag uit deze reclame gaan modelleren. De ‘Social cognitive theory’ is een theorie die op verschillende vlakken kan worden ingezet. Gebaseerd op de theorie kan worden verwacht dat kinderen die vaak worden blootgesteld aan
3
voedingsreclames het gedrag van deze reclame zullen goedkeuren, dan wel overnemen (Dixon, Scully, Wakefield, White, & Crawford, 2007) om er wellicht bij te horen en populair onder vriendjes en vriendinnetjes te zijn. Deze theorie kan nuttig zijn om de effecten te verklaren van televisiereclame op het eetgedrag van een kind. In reeds gedane onderzoeken worden verschillende hypothesen genoemd. Eén van deze hypotheses stelt dat wanneer kinderen blootgesteld worden aan junk-food reclames zij eerder ongezond voedsel goedkeuren dan kinderen die niet aan deze reclames worden blootgesteld. De afgelopen jaren zijn voedingsreclames die junk-food vertonen gestegen. Over het geheel gezien zijn de laatste jaren voedingsreclames gericht op kinderen explosief gestegen. Kinderen komen in aanraking met de ‘big five’ in voedingsreclames. De ‘big five’ zijn frisdranken, fast-food restaurants, ontbijtgranen zoals cruesli, zoete- en zoute snacks en lekkernijen zoals snoep die tot ongezond eetgedrag van een kind leiden (Buijzen, Schuurman, & Bomhof, 2008). Kinderen met overgewicht of obesitas krijgen veel aandacht vanuit verschillende hoeken. Scholen, media en politiek buigen zich hierover. Er is een voorstel gedaan om snoepreclames te verbieden (DePers, 2009). Dit voorstel is echter niet aangenomen, dus zullen kinderen op een andere manier moeten worden beschermd in dit groeiende probleem. Ouders moeten wellicht strenger optreden aangezien zij degene zijn die het eten in huis halen. Met de resultaten uit dit literatuuronderzoek kan het probleem nader in kaart worden gebracht en gekeken worden naar eventuele oplossingen. Door middel van een literatuuronderzoek wordt het volgende nagegaan: ‘Leidt blootstelling aan voedingsreclames op televisie tot ongezond eetgedrag bij kinderen’? Onder voedingsreclames wordt in deze probleemstelling alleen reclame op televisie verstaan. Bij ongezond eetgedrag wordt verstaan het keuze proces, het nuttigen en het herkennen van calorierijke producten. Onder calorierijke producten verstaan we producten met veel suiker en vet.
4
2. Methode De onderzoeksmethode die is gebruikt voor dit onderzoek is een literatuuronderzoek. De vraag of ongezond eetgedrag van kinderen wordt beïnvloed door blootstelling aan televisiereclames staat centraal in dit literatuuronderzoek. Om antwoord te krijgen op deze vraag zal op basis van bestaande literatuur een literatuuronderzoek worden uitgevoerd. Een antwoord op de probleemstelling zal worden gezocht door empirische artikelen analytisch te reviewen. Dit houdt in dat de bestaande literatuur op een gestructureerde wijze kritisch wordt geëvalueerd om een antwoord te krijgen op de probleemstelling. Zeventien artikelen zijn verzameld tussen 24 september en 12 november 2009 en zijn gevonden via de digitale bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam, welke verbonden is met onder andere de online databases Picarta, Web of Science, Google Scholar, ScienceDirect en Academic search premier. Op basis van de volgende zoektermen zijn de artikelen geselecteerd, ‘children and television commercials’, ‘children and overweight’, ‘children and food consumption’, ‘children and food advertising’, ‘food and television commercials’ en ‘obesity and television commercials’. Tevens is gebruik gemaakt van de zogenaamde sneeuwbalmethode. Hierbij wordt de literatuurlijst van reeds geselecteerde artikelen gebruikt als literatuurbron om andere relevante artikelen te selecteren. Op basis van verschillende inclusiecriteria zijn de empirische artikelen geselecteerd om te gebruiken bij dit literatuuronderzoek. De artikelen moeten voldoen aan de volgende criteria; peer-reviewed, gebaseerd op empirisch onderzoek en gepubliceerd zijn. Peerreviewed houdt in dat de artikelen uit erkende wetenschappelijke tijdschriften komen. Bij empirisch onderzoek probeert men een regelmaat te vinden in de resultaten om zo een algemene uitspraak te mogen doen. Daarnaast leent dit onderwerp zich voor recente artikelen aangezien het probleem nog steeds een groei doormaakt. Men kan de huidige situatie niet vergelijken met artikelen die bijvoorbeeld in het jaar 1985 zijn gepubliceerd. Een reden hiervan is dat kinderen in de huidige tijd meer televisie kijken en daardoor herhaaldelijk in aanraking komen met voedingsreclames dan voorheen.
5
3. Resultaten In de resultatensectie volgt een bespreking van het effect van voedingsreclames op het ongezond eetgedrag van kinderen. Het eerste gedeelte beschrijft de onderzoeken die direct de probleemstelling van dit literatuuronderzoek bespreken. Het tweede gedeelte bestaat uit de factoren die het effect van voedingsreclames op het ongezond eetgedrag van kinderen beïnvloeden.
3.1.1
Het directe effect van voedingsreclames op ongezond eetgedrag Blootstelling aan voedingsreclames blijkt een negatieve invloed te hebben op het
ongezond eetgedrag van een kind. In een studie van Borzekowski en Robinson (2001) kregen de deelnemende kinderen een video te zien waarin een populaire tekenfilm werd getoond met een ongezonde voedingsreclame (snoep) of een speelgoedreclame. In de controlegroep kregen de deelnemende kinderen dezelfde video te zien alleen werd deze onderbroken door een educatieblok. Na blootstelling aan de video kregen de deelnemers een foto te zien van het merk wat getoond was in de reclame en een foto van een merk wat hierop leek. De deelnemende kinderen moesten de foto aanwijzen van het merk dat ze het liefst wilden nuttigen. Uit de resultaten bleek dat in zes van de zeven gevallen de kinderen uit de experimentele groep het geadverteerde merk aanwezen. Alle kinderen werden na een blootstelling van tien tot 30 seconden aan een voedingsreclame beïnvloed. Deze kinderen hebben op de korte termijn een voorkeur voor de geadverteerde producten die ze hebben gezien in de voedingsreclame. Het soortgelijke resultaat kwam ook naar voren in een onderzoek van Matheson, Killen, Wang, Varady en Robinson (2004). In hun onderzoek werd gekeken of kinderen tijdens televisie kijken daadwerkelijk meer voedingsmiddelen gingen nuttigen wanneer deze producten binnen handbereik waren. De onderzoekers namen verschillende vragenlijsten af bij de deelnemende kinderen en daarnaast werden ouders geïnterviewd. In deze vragenlijst werd het eetpatroon van de deelnemende kinderen onderzocht. De uitkomsten van deze vragenlijsten werden samengevoegd met de data waarin het totale consumptiegedrag (Nutrition Data System for Research) van kinderen te zien was. Uit de resultaten kwam naar voren dat kinderen fundamenteel hun eten en drinken consumeren tijdens het kijken naar televisie. Daarnaast bleek dat kinderen na het zien van een voedingsreclame meer ongezonde voedingsmiddelen eten dan wanneer zij deze voedingsreclame niet zien. Dat kinderen gevoelig zijn voor het zien van voedingsreclames blijkt ook uit een studie van Dixon, Scully, Wakefield, White en Crawford (2007). In de studie van Dixon et al, (2007) vulden de deelnemende kinderen eerst een survey in en daarna werd een experiment uitgevoerd. In de survey vulden de deelnemers in hoe vaak ze televisie keken en wat hun
6
houding en gedrag omtrent gezonde en ongezonde voeding was. Het experiment werd uitgevoerd één week nadat de survey was ingevuld. In het experiment werden vier video’s getoond die dezelfde aflevering van The Simpsons liet zien. In deze aflevering zaten vier clusters met elk vijf advertenties. Alle advertenties werden elk twee keer getoond maar in verschillende volgordes (Dixon et al, 2007). In de experimentele conditie werden voedingsreclames van onder andere Pepsi, KFC, Cadbury Chocolate, Fruit & Veg en WeetBix getoond. Uit de resultaten bleek dat kinderen die veel televisie (en dus geregeld ongezonde voedingsreclames) keken een positievere houding tegenover junk food ontwikkelden. Het regelmatig kijken naar televisie zorgt ervoor dat kinderen vaker junk food consumeren. Blootstelling aan ongezonde voedingsreclames heeft een negatief effect op het eetgedrag van een kind. Wanneer een kind regelmatig voedingsreclames ziet wordt het eetgedrag van een kind hierdoor beïnvloed. In een onderzoek van Kopelman, Roberts en Adab (2007) wordt gekeken of het herkennen van merkproducten in voedingsreclames in relatie staat tot het eetgedrag van kinderen. Daarnaast werd gekeken of kennis over eten en de voorkeur voor bepaalde producten het effect van voedingsreclames kan verklaren. De deelnemende kinderen kregen een quiz waarin twintig ‘flashcards’ werden getoond. Op de ‘flashcards’ stond een afbeelding van een bepaald merk dat eten of drinken representeerde. De deelnemers werd gevraagd op te schrijven wat voor soort voedsel bij het merk op de foto hoorde. Bijvoorbeeld een hamburger bij het zien van een afbeelding van de BurgerKing. De logo’s die werden gebruikt waren geselecteerd uit voedingsreclames die op dat moment te zien waren op televisie, billboards en in tijdschriften. Na het experiment vulden de deelnemende kinderen een vragenlijst in over hun voorkeur voor eten, eetgedrag en om sociaal economische gegevens te verkrijgen. Uit de resultaten bleek dat alle kinderen na het zien van voedingsreclames een goed onderscheid kon maken tussen gezonde en ongezonde voedingsmiddelen. Tevens bleek dat wanneer de deelnemende kinderen veel merken herkennen dat geassocieerd wordt met ongezond voedsel zoals chips. Zoals uit de studie hierboven is gebleken herkennen kinderen regelmatig voedingsreclames en dit heeft invloed op het ongezond eetgedrag van een kind. Dit blijkt ook uit een studie van Hitchings en Moynihan (1998). De deelnemende kinderen werden geïnterviewd en moesten hierin aangeven welke voedingsreclames ze zich konden herinneren die ze de afgelopen twee weken hadden gezien op televisie. Daarnaast moesten alle deelnemende kinderen een dagboek (drie dagen) bijhouden waarin ze opschreven wat ze gegeten en gedronken hadden en de naam van het merk van de betreffende producten moest genoteerd worden. Ook werd één van de ouders (degene die de boodschappen doet) geïnterviewd betreffende de eetvoorkeur van zijn of haar kind. Hierin werd onderzocht of kinderen regelmatig aan hun ouders vroegen om bepaalde producten die ze hadden gezien
7
in voedingsreclames op televisie en of deze producten ook aangeschaft werden. Uit de resultaten bleek dat de relatie tussen het herkennen van voedingsreclames en het daadwerkelijk consumeren van deze producten het sterkst was bij frisdrank. Tevens bleek dat van de tien meest herinnerde voedingsreclames, vier in het rijtje van de tien meest gevraagde producten voorkwam. Kinderen die regelmatig worden blootgesteld aan voedingsreclames vragen vaker aan hun ouders om ongezonde producten aan te schaffen dan kinderen die minder televisie kijken. In een studie van Camberlain, Wang en Robinson (2006) werd een vragenlijst door de deelnemende kinderen zelf ingevuld en de ouders werden per telefoon geïnterviewd. De kinderen werden twintig maanden gevolgd en vulden op verschillende momenten een vragenlijst in. In de vragenlijst werd gevraagd welke media ze gebruikten en om welke aankopen ze hadden gevraagd. Uit de resultaten bleek dat kinderen die meer dan tien uur per week televisiekeken, één keer in de twee weken een verzoek aan hun ouders deden om een bepaald product te kopen. Kortom, hoe meer televisie kinderen kijken, hoe vaker ze ongezonde voeding gaan nuttigen en er om vragen bij hun ouders. Een onderzoek van Harris, Bargh en Brownell (2009) toonden dit resultaat ook aan. In dit onderzoek werd een experiment gebruikt om te kijken of er een effect was tussen blootstelling aan een voedingsreclame en het eten tijdens het kijken naar televisie. De deelnemende kinderen werden verdeeld in twee groepen. De eerste groep kinderen kreeg een cartoon te zien waarin voedingsreclames te zien waren en tijdens het kijken kregen zij een snack uitgedeeld. De tweede groep kinderen, kregen dezelfde cartoon te zien met een ander soort vorm van reclame, die niks te maken had met voeding. Ook zij kregen een snack Alle deelnemende kinderen die voedingsreclame hadden gezien aten meer dan de kinderen in de controle groep die de cartoon met deze voedingsreclame niet hadden gezien. Uit deze resultaten blijkt dat het kijken naar televisie bij draagt aan een verhoogde consumptie van snacks wat uiteindelijk tot ongezond eetgedrag van kinderen leidt. Als kinderen frequent worden blootgesteld aan voedingsreclames heeft dit effect op het ongezond eetgedrag van een kind. In een studie van Buijzen (2009) werd door middel van een survey-dagboek onderzocht wat het televisiegedrag van kinderen was. Er werd gekeken of verschillende communicatietechnieken van ouders van belang zijn bij het beïnvloeden van het eetgedrag van een kind. De deelnemende ouders en kinderen moesten gedurende vier dagen een dagboek bijhouden en een vragenlijst invullen omtrent het televisiegedrag van het kind. De ouders moesten opgeven welke televisiezenders de kinderen hadden gekeken. Buijzen (2009) heeft vervolgens een analyse gemaakt van de hoeveelheid reclames die op de zenders door de ouders waren gerapporteerd, om zo te kunnen kijken of er een relatie was tussen een voedingsreclame en de televisiezender. Ook moesten de ouders inschatten hoeveel de deelnemende kinderen hadden gegeten en
8
gedronken. De gegevens die voortgevloeid waren uit het survey-dagboek zijn gekoppeld aan de gegevens van Nielsen Media Research. Kinderen die vaak waren blootgesteld aan voedingsreclames aten ongezonder. Echter, kinderen die beperkt werden blootgesteld aan voedingsreclames aten juist gezonder. Uit de resultaten bleek dat hoe jonger het kind is, hoe meer het beïnvloed werd door voedingsreclames. Wat uit eerdere studies al is gebleken dat wanneer kinderen meer televisiekijken dit van invloed is op het eetgedrag van een kind. In een onderzoek van Wiecha, Peterson, Ludwig, Kim, Sobol, Gortmaker (2006) werd onderzocht of televisiekijken effect heeft op het ongezond eetgedrag van kinderen. De deelnemende kinderen vulden twee keer (1995 en 1997) een vragenlijst in waarin ze aangaven wat ze aten, hoeveel televisie ze keken en welke lichamelijke activiteiten ze verrichtten. Uit de resultaten bleek dat gedurende de twee jaar alle kinderen meer waren gaan eten. Na het zien van voedingsreclames waren de kinderen niet alleen ongezonde producten meer gaan eten maar ook de producten waarvoor de voedingsreclames waren gemaakt. Ook uit dit onderzoek blijkt dat het langer televisie kijken de kans verhoogt op ongezond eetgedrag. Ditzelfde resultaat kwam ook naar voren in een studie van Utter, Scragg en Schaaf (2005). In een vragenlijst gaven de deelnemende kinderen aan hoeveel televisie ze keken. Dit werd gecombineerd met gegevens onder andere over leeftijd, geslacht en lichamelijke activiteiten. Uit de resultaten kwam naar voren dat kinderen die vaak televisie kijken en dus regelmatig worden blootgesteld aan voedingsreclames meer frisdrank, snacks en ‘fast-food’ consumeren. Hieruit kunnen we concluderen dat het frequent televisiekijken bijdraagt aan het ongezond eetgedrag van kinderen.
9
3.2. Moderatoren
In deze paragraaf worden de belangrijkste moderatoren nader besproken. Moderatoren zijn factoren die het effect dat voedingsreclames hebben op het ongezond eetgedrag van een kind kunnen beïnvloeden. De factoren die invloed uitoefenen op de relatie tussen voedingsreclames op televisie en het ongezond eetgedrag van een kind zijn het gewicht, het geslacht en leeftijd van het kind en daarnaast het inkomen en gedrag van de ouders.
3.2.1. Gewicht: Voedingsreclames hebben invloed op de calorie inname en voedingskeuze van kinderen. In een onderzoek van Halford, Boyland, Hughes, Oliveira en Dovey (2006) werd ervaren dat kinderen die overgewicht hebben of leiden aan obesitas, gevoeliger zijn voor voedingsreclames en ongezond voedsel. De deelnemers waren verdeeld in drie groepen op basis van het body mass index (BMI). De deelnemende groepen, normaal gewicht, overgewicht en obesitas, kregen een video te zien met een cartoon met ongezonde voedingsreclames en een cartoon met speelgoedreclames. Na het zien van deze video’s konden de kinderen kiezen van een bord met vijf verschillende voedingswaren (snack-ajacks, snoepjes, chocoladekoekjes, chips en groene druiven). Om te kunnen meten wat ieder kind at, was het eten van te voren afgewogen en werd daarna het overblijvende voedsel gewogen. De kinderen kregen te horen dat ze zoveel mochten eten als ze wilde. Na het eten kregen de deelnemers een lijst met twintig reclames, waarvan de kinderen er tien hadden gezien. Er kwam naar voren dat de deelnemende kinderen na het zien van speelgoedreclames minder aten dan na het zien van voedingsreclames. Uit de resultaten bleek dat kinderen met overgewicht meer aten na het zien van voedingsreclames dan kinderen met een normaal gewicht. Ook bleek dat kinderen met obesitas meer aten na het zien van voedingsreclames dan kinderen met overgewicht. Soortgelijk resultaat kwam ook naar voren in een onderzoek van Halford, Gillespie, Pontin en Dovey (2004). Zij toonden aan dat kinderen met obesitas of overgewicht vaker voedingsreclames herkennen dan kinderen met een normaal gewicht. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een experiment waarin drie video’s getoond werden. De eerste video liet een tekenfilm zien, de tweede een video met reclames die niets met eten te maken hadden en de laatste video liet een film met voedingsreclames zien. De drie groepen die op basis van BMI zijn bepaald, obesitas, overgewicht en kinderen met een ‘normaal’ gewicht kregen elk de drie video’s te zien. Na tien minuten werd de video onderbroken en kregen de deelnemende kinderen een lijst met zestien advertenties te zien. Acht van de zestien advertenties werden in de film getoond. De kinderen werd gevraagd om de lijst in te vullen met de advertenties die zij dachten gezien te hebben. Na het invullen van de lijst werden de
10
kinderen in groepjes van vier of vijf verdeeld en mochten ze zoveel eten als ze wilden en hieraan was geen tijd verbonden. Uit de resultaten bleek dat alle kinderen evenveel ‘normale’ reclames herkenden maar kinderen met overgewicht of obesitas meer voedingsreclames herkenden. Ook aten kinderen met obesitas of overgewicht na het zien van de video’s meer dan kinderen met een normaal gewicht. Echter na het zien van voedingsreclames aten alle kinderen meer.
3.2.2. Geslacht: Blootstelling aan voedingsreclames staat in relatie met de voorkeur van voedsel van kinderen. Of dit verschilt per geslacht wordt aangetoond in een onderzoek van Anschutz, Engels en Van Strien (2009). Zij tonen aan dat jongens gevoeliger zijn voor voedingsreclames dan meisjes. In het experiment was een lokaal omgebouwd tot woonkamer om zo een comfortabele omgeving te creëren. De deelnemende kinderen kregen een film te zien die tweemaal, na vijf en twaalf minuten, werd onderbroken door reclames. In het eerste reclameblok werd de ‘voedingsconditie’ getoond. Deze bestond uit drie voedingsreclames en twee neutrale reclames. De ‘neutraleconditie’ bestond uit vijf neutrale reclames. Tijdens het kijken van de film konden de deelnemende kinderen zoveel M&M’s nuttigen als ze wilden. Na elke sessie werd de schaal met M&M’s gewogen om zo te kunnen zien wat het kind had gegeten. Na het zien van de film moesten de deelnemers zelf een vragenlijst invullen. Jongens aten meer M&M’s dan meisjes tijdens het kijken naar het reclameblok ‘voedingsconditie’. Bij de ‘neutraleconditie’ was het verschil tussen jongens en meisjes gering, hier was namelijk geen significant verschil. Het consumeren van voedsel is tijdens het kijken naar voedingsreclames hoger bij jongens dan als ze kijken naar ‘neutrale’ reclames. Bij meisjes is dit andersom.
3.2.3. Leeftijd: Het ongezond eetgedrag van jonge kinderen wordt eerder beïnvloed door voedingsreclames op televisie dan het ongezond eetgedrag van oudere kinderen. In een onderzoek van Arnas (2006) werd onderzocht of kinderen in verschillende leeftijdscategorieën zich anders gedragen na het zien van voedingsreclames op televisie. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat jonge kinderen (vier tot vijf jaar) meer aandacht hadden voor reclames, waardoor deze kinderen meer beïnvloed worden en eerder geneigd zijn ongezond eten te nuttigen. Een vragenlijst werd aan de moeders van de deelnemende kinderen meegegeven waarop zij konden aangeven wat de kinderen aten tijdens het televisiekijken en wat het gedrag van deze kinderen was tijdens het doen van boodschappen. Daarnaast is een analyse gemaakt van de televisiereclames. Uit deze gegevens bleek dat van de 775 televisiereclames, 344 reclames gerelateerd zijn aan
11
voeding. Uit de resultaten bleek dat vijf- en zesjarigen het meest televisiekijken en dat oudere kinderen minder aandacht hebben voor reclames en hierdoor dus ook minder worden beïnvloed door voedingsreclames dan jonge kinderen. Dit resultaat kwam ook naar voren in een onderzoek van Buijzen (2009). Dit onderzoek is reeds besproken. Ook hier bleek uit de resultaten dat hoe jonger het kind is, hoe meer het beïnvloed wordt door voedingsreclames op televisie.
3.2.4. Het inkomen en gedrag van de ouders: De mate waarin het zien van voedingsreclames het eetgedrag van kinderen negatief beïnvloed blijkt af te hangen van de sociaal economische status van het gezin. Een studie van Buijzen, Schuurman en Bomhof (2007) onderzocht of kinderen uit een gezin met een laag of hoog inkomen ander gedrag vertonen rond de keuze, het nuttigen en het herkennen van voeding. Er werd gebruik gemaakt van een dagboek-survey. Ouders hielden vier dagen een dagboek bij en daarnaast werden zij gevraagd om een vragenlijst in te vullen. Gedurende vier dagen moesten de ouders bijhouden wat het deelnemende kind had geconsumeerd en om welke merken het ging. De vragenlijst die de ouders in moesten vullen had betrekking op onder andere demografische kenmerken zoals hoogst genoteerde opleiding en inkomen. Aan de hand van de ingevulde vragenlijsten hebben de onderzoekers subgroepen geformuleerd. Deze subgroepen zijn gemaakt om een vergelijking te kunnen maken tussen de verschillende ‘gezintypes’. De gezintypes waren gebaseerd op het inkomen van de families. Uit de resultaten bleek dat kinderen uit een gezin met een relatief laag inkomen vaker ongezonde producten consumeren na het zien van voedingsreclames. Het inkomen van ouders heeft een verschillende uitoefening op het eetgedrag van kinderen. Het reeds besproken onderzoek van Buijzen et al, (2007) gaf aan dat kinderen uit een gezin met een relatief laag inkomen vaker ongezonde producten consumeren. Een onderzoek van Buijzen, Bomhof en Schuurman (2008) geeft het tegenovergestelde resultaat. In deze studie komt naar voren dat het inkomen van de ouders een factor is die van invloed is op het eetgedrag van een kind. In het eerder beschreven onderzoek van Buijzen et al, (2007) werd dezelfde procedure gebruikt als in dit onderzoek. Er werd gebruik gemaakt van een dagboek-survey. Uit de resultaten bleek dat kinderen uit een gezin met een hoog inkomen meer consumeren dan kinderen uit een gezin met een laag inkomen en tevens meer geadverteerde producten nuttigen. Tenslotte blijkt dat kinderen uit een gezin met een hoog inkomen ook meer calorierijke producten consumeren dan kinderen uit een gezin met een laag inkomen. Ouders spelen dé belangrijke rol bij het opvoeden van hun kinderen. In een onderzoek van Buijzen (2009) wat al besproken is kwam naar voren dat verschillende communicatietechnieken van ouders van belang kunnen zijn bij het beïnvloeden van het
12
eetgedrag van hun kind. Het bleek dat de rol van de ouders hierin het meest effectief was. Dit kwam mede doordat de meeste kinderen televisie keken in een omgeving waarin hun ouders waren. Daarnaast zijn de ouders diegene die de ongezonde producten aanschaften.
13
4. Discussie
Dit literatuuronderzoek is een analytische review van empirische artikelen, die peer-reviewed zijn. Het is uitgevoerd om antwoord te krijgen op de vraag of blootstelling aan voedingsreclames invloed heeft op het ongezond eetgedrag van een kind. Kinderen worden steeds dikker dus is het belangrijk dat wordt gekeken naar eventuele oplossingen voor dit groeiende probleem. De bestaande literatuur betreffende de vraagstelling is op een kritische wijze geëvalueerd om zo een antwoord te krijgen op de vraagstelling. Hierna volgt en een conclusie en een discussie die betrekking hebben op het gehele literatuuronderzoek naar het effect van blootstelling aan voedingsreclames op het ongezond eetgedrag van een kind. Uit de resultaten blijkt dat hoe vaker kinderen worden blootgesteld aan voedingsreclames des te meer invloed deze hebben op het ongezond eetgedrag van kinderen. Doordat kinderen veelvuldig voedingsreclames zien, krijgen de kinderen een voorkeur voor de geadverteerde producten. Uit de resultaten is gebleken dat deze geadverteerde producten vaak veel suiker en vet bevatten. Het langer televisiekijken verhoogt dus de kans op ongezond eetgedrag bij kinderen. Geconcludeerd kan worden dat voedingsreclames invloed hebben op het ongezond eetgedrag van een kind. Dit hangt ook af van een aantal factoren. De factoren leeftijd, gewicht, geslacht en het inkomen en gedrag van ouders beïnvloed het ongezond eetgedrag van kinderen. Uit de resultaten blijkt dat jonge kinderen gevoeliger zijn voor voedingsreclames dan oudere kinderen. Jonge kinderen (vier tot vijf jaar) zijn dus eerder geneigd ongezond voedsel te eten dan oudere kinderen. Daarnaast blijkt dat jongens gevoeliger zijn voor voedingsreclames en hierdoor meer ongezonde producten nuttigen dan meisjes. Ook speelt het gewicht een belangrijke factor bij het eten van ongezond voedsel. Kinderen die overgewicht hebben of leiden aan obesitas eten meer ongezond voedsel na het zien van voedingsreclames dan kinderen die een ‘normaal’ gewicht hebben. Tenslotte speelt de rol van ouders ook een bepalende factor. Uit de resultaten is gebleken dat kinderen uit een gezin met een relatief laag inkomen, na het zien van voedingsreclames vaker ongezonde producten nuttigen. Kinderen uit deze gezinnen zijn dus gemakkelijk te beïnvloeden in hun eetgedrag en voorkeur. Opvallend is dat kinderen uit een gezin met een relatief hoog inkomen ook gemakkelijk te beïnvloeden zijn door het zien van geadverteerde merken in voedingsreclames. Hierin zien we dus een tegenstrijdigheid. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat in deze gezinnen vaak de A-merken in huis worden geconsumeerd en deze merken te zien zijn in reclames waardoor kinderen extra ‘getriggerd’ worden. Bovenstaande factoren beïnvloeden dus allemaal positief het ongezond eetgedrag van kinderen.
14
Wanneer we bovenstaande conclusie terugkoppelen aan de theorie zien we dat de conclusie de theorie bevestigd. De theorie geeft aan dat kinderen gedrag van mensen in hun omgeving overnemen en daarnaast ook van ‘rolmodellen’ op televisie. Ze nemen dus het ‘gewenste gedrag’ van de voedingsreclame over. Wat er toe leidt dat kinderen na het zien van voedingsreclames vaker ongezond voedsel nuttigen, wat slecht is voor hun gezondheid. Enkele tekortkomingen van dit onderzoek die genoemd kunnen worden hebben te maken met de methode van dit onderzoek. Er is hier gebruik gemaakt van een literatuuronderzoek. Het nadeel hiervan is dat dit slechts op basis van zestien onderzoeksartikelen is gedaan. Men kan nooit alle artikelen die geschreven zijn betreffende dit onderwerp behandelen. De conclusie van dit onderzoek wordt hierdoor in een bepaalde richting gedreven. Daarnaast is het niet mogelijk om alle artikelen te lezen die geschreven zijn omtrent dit onderwerp dus is het mogelijk dat er nog andere moderatoren van invloed zijn dan de moderatoren die in dit onderzoek genoemd zijn. Hierdoor kan het onderzoek minder betrouwbaar zijn. Daarnaast worden kinderen niet alleen door voedingsreclames op televisie beïnvloed maar ook bijvoorbeeld op school. Dit is echter een factor die in dit onderzoek niet is meegenomen. Tevens zijn mediumtypes zoals tijschriften en billboards ook niet behandeld. Dit kunnen allemaal factoren zijn die het ongezond eetgedrag van een kind ook kunnen beïnvloeden. Literatuuronderzoek heeft niet alleen nadelen maar ook voordelen. Een voordeel van literatuuronderzoek is dat de bestaande literatuur een overzicht geeft van alle ontwikkelingen betreffende dit onderzoeksgebied. Overgewicht bij kinderen is een snel groeiend probleem. In deze analytische review blijkt uit de resultaten dat voedingsreclames daadwerkelijk invloed hebben op het ongezond eetgedrag van een kind. Het feit dat enkele organisaties voedingsreclames willen verbieden is wellicht dan ook op zijn plaats. Misschien wordt het tijd dat dit onderwerp door de politiek wordt meegenomen. Aangezien kinderen met gewichtsproblemen later volwassenen worden met gewichtsproblemen, met allerlei risico’s van dien.
15
5. Literatuurlijst
Anschutz, D.J., Engels, R. & Van Strien, T. (2009). Side effects of television food commercials on concurrent nonadvertised sweet snack food intakes in young children. The American Journal of Clinical Nutrition, 89, 1328-1333.
Arnas, Y. A. (2006). The effects of television food advertisement on children’s food purchasing requests. Pediatrics International, 48, 138-145.
Bandura, A. (2001). Social Cognitive Theory of Mass Communication. Media Psychology, 3, 265-299.
Byrd-Bredbenner, C., & Grasso, D. (2000). Health, medicine, and food messages in television commercials during 1992 and 1998. Journal of School Health, 70(2), 61-65.
Borzekowski, D. L. G., & Robinson, T.N. (2001). The 30-second effect: An experiment revealing the impact of television commercials on food preferences of preschoolers. Journal of Chicago, 101(1), 42-46.
Buijzen, M., Bomhof, E., Schuurman, J. (2008). A test of three alternative hypotheses explaining the link between children’s television viewing and weight status. Journal of Children and Media, 2(1), 67-74.
Buijzen, M., Schuurman, J., & Bomhof, E. (2007). Associations between children’s television advertising exposure and their food consumption patterns: a household diary-survey study. The Amsterdam School of Communications research ASCoR, 50, 231-239.
16
Buijzen, M. (2009). The effectiveness of parental communication in modifying the relation between food advertising and children’s consumption behaviour. British Journal of Developmental Psychology Mar2009, 27(1), 105-121.
Chamberlain, L.J., Wang, Y. & Robinson, T.N. (2006). Does children’s screen time predict requests for advertised products? Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 160, 363368.
Dixon, G.H., Scully, L.M., Wakefield, A.M., White, M.V., Crawford, A.D., The effects of television advertisements for junk food versus nutritious food on children’s food attitudes and preferences (2007). Social Science & Medicine, 65, 1311-1323.
Dagblad de Pers (2007). Verbod op Snoepreclame. Amsterdam: dagblad de Pers. Geraadpleegd op 5 oktober 2009, via http://www.depers.nl.
Halford, J.C.G., Gillespie, J., Brown, V., Pontin, E.E., Dovey, T.M. (2004). Effect of television advertisements for foods on food consumption in children. Appetite, 42, 221-225.
Halford, J.C.G., Boyland, E.J., Hughes, G., Oliveira, L.P., Dovey, T.M. (2007). Beyond-brand effect of television (TV) food advertisements/commercials on caloric intake and food choice of 5-7-year-old children. Appetite, 49, 263-267.
Harris, J.L., Bargh, J.A., & Brownell, K.D. (2009). Priming effects of television food advertising on eating behaviour. Health Psychology, 28(4), 404-413.
Hitchings, E. & Moynihan, P. J. (1998). The relationship between television food advertisements recalled and actual foods consumed by children. Journal of Human Nutrition and Dietetics, 11, 511-517.
17
Kenniscentrum overgewicht (2009). Cijfers overgewicht. Amsterdam: kenniscentrum overgewicht. Geraadpleegd op 27 september 2009, via http://www.overgewicht.org.
Kopelman, C.A., Roberts, L.M. & Adab, P. (2007). Advertising of food to children: is brand logo recognition related to their food knowledge, eating behaviours and food preferences? Journal of Public Health, 29(4), 358-367.
Matheson, D.M., Killen, J.D., Wang, Y., Varady, A., & Robinson, T.N. (2004). Children’s food consumption during television viewing. American Journal of Clinical Nutrition, 79(6), 10881094.
Utter, J., Scragg, R. & Schaaf, D. (2005). Associations between television viewing and consumption of commonly advertised foods among New Zealand children and young adolescents. Public Health Nutrition, 9(5), 606-612.
Wiecha, J. L., Peterson, K. E., Ludwig, D. S., Kim, J., Sobol, A. & Gortmaker, S. L. (2006). When children eat what the watch; impact of television viewing on dietary intake in youth. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 160, 436-442.
18