Bachelor projecten 2013-2014______________________ Start September BACHELORPROJECTEN JEUGDHULPVERLENING LifeQuest onderzoek: Etnische minderheidspositie, psychosociale problematiek en ernstige gedragsproblemen onder Marokkaanse, Antilliaanse en Nederlandse jongeren. Docent(en) Projectnr. Groepnr. (rooster) Inleiding
Doel
Werkwijze
Literatuur
Maximaal aantal
Dr. Violaine Veen (supervisor); Wendy Zwaanswijk, MSc; Margo Veenstra, MSc. (docent) B02; B05 Groep 2 (maandag) Groep 5 (dinsdag) Er bestaat een relatie tussen een chronische, langdurige ervaring van ‘social defeat’, dat wil zeggen gevoelens van minderwaardigheid en het gevoel een buitenstaander te zijn enerzijds en het risico op ernstige psychische problemen anderzijds (Cantor-Graae & Selten, 2005). Het social defeat model stelt dat herhaalde ervaringen van sociale stress leiden tot een verminderd gevoel van eigenwaarde en een verhoogd risico op psychische problemen. Vooral oncontroleerbare en onvoorspelbare stressoren, zoals discriminatie en sociale uitsluiting verhogen het risico op psychische problemen aanzienlijk. Een ongunstige positie in de maatschappij, gekenmerkt door werkloosheid, minder kansen op de arbeidsmarkt en een langdurige lage socio-economische status dragen hieraan bij. Het doel van deze studie is tweeledig. Ten eerste wordt de aanwezigheid van psychische en gedragsproblemen onderzocht onder Marokkaanse, Antilliaanse en Nederlandse jongens en wordt gekeken of er een verband is met specifieke groepskenmerken. Ten tweede wordt het ‘social defeat model’ als verklarend model voor de relaties tussen de minderheidspositie, psychosociale problemen en ernstige gedragsproblematiek onderzocht. Dit afstudeeronderzoek maakt gedeeltelijk gebruik van bestaande data. Er worden vragenlijsten afgenomen bij jongeren van verschillende etnische groepen op middelbare scholen. De studenten zullen worden getraind voor het verzamelen van de data. Iedere student schrijft een individueel verslag over een eigen probleemstelling. Eerst wordt een vraagstelling geformuleerd: je kunt daarbij denken aan etnische verschillen in het voorkomen van psychische problematiek (bijvoorbeeld gedragsproblemen, emotionele problemen, psychopathische persoonlijkheidskenmerken). Zo zijn er heel veel andere vragen mogelijk. De student zoekt en leest zelfstandig de literatuur die bij zijn/haar vraagstelling past en schrijft op basis hiervan een inleiding. De verzamelde data worden met behulp van SPSS geanalyseerd. Ten slotte worden probleemstelling, onderzoek en resultaten met de conclusie en discussie beschreven in een individueel eindverslag. Er vinden bijeenkomsten plaats tussen september 2013 en juli 2014. Deze bijeenkomsten vinden groepsgewijs plaats. De docent geeft commentaar op de keuze van de vraagstelling, het zoeken van onderzoeksliteratuur en het verslag. Cantor-Graae, E. & Selten, J.P. (2005). Schizophrenia and migration: a metaanalysis and review. The American Journal of Psychiatry, 162, 12-24. Selten, J.P. & Cantor-Graae, E. (2005). Social defeat: risk factor for schizophrenia? British Journal of Psychiatry, 187, 101-102 Veling, W., Hoek, H.W., Wiersma, D., & Mackenbach, J.P. (2010). Ethnic identity and the risk of schizophrenia in ethnic minorities: A case-control study. Schizophrenia Bulletin, 36, 1149-1156 20 (10 studenten per groep)
Bachelor project: Ieder kind heeft recht op een veilig huis. Thema: Projectnr. Groepnr: Onderwerp:
Opvoeding en Ontwikkeling van Jongeren B01 B06 Groep 1 (maandag) Groep 6 (dinsdag) Ontwikkeling, thuisomgeving, internaliserende en externaliserende problematiek
Probleemstelling:
Uit onderzoek weten we dat een veilige en stimulerende thuisomgeving van essentieel belang is voor een gunstige ontwikkeling van kinderen (Bradley & Caldwell, 1980; Bradley & Corwyn, 2005). De thuisomgeving zit dan ook stevig verankerd in belangrijke ontwikkelingsmodellen zoals die van Bronfenbrenner (1979), Belsky (2010), en Sameroff (2009). Een veelgebruikt instrument voor onderzoek naar de thuisomgeving van kinderen is de HOME Inventory (Bradley & Caldwell, 1977). Alhoewel de Home al vaker is gebruikt in Nederlands onderzoek (Bakermans-Kranenburg, Van IJzendoorn, & Bradley, 2005), weten we nog te weinig over de validiteit van de Nederlandstalige HOME. In dit onderzoek gaan we na of de HOME een geschikt instrument is om de ontwikkeling van Nederlandse kinderen mee te bestuderen, en we analyseren in hoeverre de thuisomgeving van kinderen samenhangt met internaliserende en externaliserende problematiek bij kinderen.
Theoretisch kader:
Zie boven.
Onderzoeksvragen:
De student is vrij om binnen het project eigen vragen te formuleren. Bijvoorbeeld: • •
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign: Dataverzameling:
Begeleiding: Tijdstip: Docent: Periode: Beoordeling: Maximaal aantal
In hoeverre is de Nederlandse vertaling van de HOME valide. In hoeverre hangt de thuisomgeving van kinderen samen met internaliserende problematiek. • In hoeverre hangt de thuisomgeving van kinderen samen met externaliserende problematiek. Kinderen van 6-10 Cross-sectioneel Ouders van kinderen worden benaderd; hen wordt gevraagd of ze bereid zijn een HOME te laten afnemen, en enkele additionele vragenlijsten af te nemen. Een combinatie van groepsgewijze en individuele begeleiding. Nog onbekend Mitch van Geel, Fatih Toprak, Anouk Goemans september 2013 tot mei2014 Volgens de in het bachelor project vastgestelde criteria. 24 (12 studenten per groep)
BACHELORPROJECTEN NEUROPEDAGOGIEK Bachelorproject Agressie beter beheersen Thema: Projectnr Groep (rooster) Titel project: Probleemstelling: Theoretisch kader:
Agressie, neuropsychologie, psychofysiologie (hartslag/huidgeleiding/cortisol), interventie. B09 Groep 9 (woensdag) Agressie beter beheersen Meerdere mogelijk, zelf in te vullen In dit bachelor project kun je meedraaien in een longitudinaal onderzoek naar de onderliggende neurocognitieve en neurobiologische factoren van agressief en antisociaal gedrag bij kinderen. Een doel van het onderzoek is duidelijk te krijgen welke cognitieve functies minder goed ontwikkeld zijn bij kinderen met zulke gedragsproblemen. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar empathisch vermogen, executieve functies, sociale cognitie, taal, emotie, leerbaarheid etc. Daarnaast wordt er met behulp van psychofysiologische meetapparatuur en hormoonmetingen het stress systeem in kaart gebracht, zoals hartslag, huidgeleiding en cortisol reactiviteit tijdens stress. Dit onderzoek is specifiek erop gericht om uit te zoeken of verschillende vormen van agressie, zoals kinderen die meer berekenende agressie (psychopathie) laten zien versus kinderen die impulsieve agressie laten zien, te onderscheiden zijn op basis van al deze cognitieve en neurobiologische kenmerken. Met deze kennis kan beter ingeschat worden of bestaande behandelingen gericht op het verminderen van agressie, zoals PMTO (Parent Management Training Oregon), meer of minder geschikt zijn voor kinderen met verschillende typen agressie. Deze kinderen hebben namelijk mogelijk een verschillende interventie nodig, door de verschillen in cognitieve en neurobiologische profielen. Het onderzoek moet uiteindelijk leiden tot beter maatwerk in de zorg voor kinderen met agressie. Studenten op dit onderzoek kunnen ervaring opdoen in de volgende onderdelen: - Vragenlijsten afnemen bij kinderen - Meekijken met neuropsychologisch onderzoek bij kinderen - Meekijken met psychofysiologisch onderzoek (hartslag/huidgeleiding) - Neuropsychologische beoordelingen en analyses van testen uitvoeren - Neuropsychologische verslaglegging Omdat er meerdere vraagstellingen mogelijk zijn, kunnen er 12 studenten aan dit project werken. Bij bepaalde praktische onderdelen van het onderzoek zal samenwerking heel handig zijn. Er zullen in het begin van het project een serie gezamenlijke bijeenkomsten georganiseerd worden. Iedere student zal wel zelf een eigen onderzoeksvraag bedenken en beantwoorden en dus individueel de gegevens analyseren en een verslag schrijven.
Onderzoeksvragen: Dataverzameling: Opmerkingen over planning:* Docent: Aantal studenten:
Meerdere mogelijk, zelf in te vullen Vragenlijsten afnemen bij kinderen, meekijken met neuropsychologisch en psychofysiologisch onderzoek (hartslag, huidgeleiding, speeksel) Start vanaf september. Dataverzameling is van sept tot 1 jan. 2014. Jarla Pijper en Andrea Spruijt 12
BACHELORPROJECTEN LEERPROBLEMEN
Docent: Projectnr.: Groepnr (rooster) Startdatum Titel bamaproject:
Theoretisch kader:
Onderzoeksvragen:
Onderzoeksgroep: Onderzoeksdesign:
Dataverzameling:
Literatuur (ter oriëntatie):
Begeleiding: Max. aantal studenten
Bachelorproject Wat Werkt voor Wie? Dr. C.A.T. Kegel en R.D. Plak MSc B16 Groep 16 (individuele begeleiding, bijeenkomsten in overleg) September Wat Werkt voor Wie Vroege onderwijsinterventies met computerprogramma’s: De invloed van genetische en neurobiologische factoren Computerinstructie kan bij jonge kinderen een zinvol hulpmiddel zijn om de taal- en leesontwikkeling te stimuleren. Sommige kinderen profiteren meer van computerinterventies dan anderen. In dit project gaan we na of kinderen met een bepaald dopamine genotype dat gerelateerd is aan aandachtsproblemen gevoeliger zijn voor een interventie op het gebied van ontluikende geletterdheid, dan andere kinderen. Het aanbod van computerprogramma’s voor kleuters is groot, maar lang niet alle beschikbare software is bewezen effectief. Wij bieden kinderen Letters in Beweging en Levende Boeken aan (Bereslim.nl). Deze programma’s bevatten specifieke feedback die kinderen voortdurend bij de les houdt. We proberen achterstanden bij kinderen vroegtijdig op te sporen en te verminderen. Bovendien helpen we leerkrachten om ICT in hun onderwijs te integreren. Op deze manier is deze praktische studie een waardevolle bijdrage aan het onderwijs. - Is het effect van een computerinterventie direct na afloop en in de fase van formele leesinstructie bij gevoelige kinderen (ongeveer een derde deel van de kinderen) aanmerkelijk hoger dan bij de gehele groep (differentiële gevoeligheid)? - Gaan de gevoelige kinderen door de computerinterventie tot de best presterende groep behoren? Kleuters uit groep 2 op een groot aantal basisscholen verspreid over heel Nederland. Gerandomiseerd onderzoek met controlegroep. Toetsen beginnende geletterdheid (foneembewustzijn, letterkennis) en de leesontwikkeling (CITO-scores, DMT, AVI en spelling). Wij zoeken enthousiaste en communicatief vaardige studenten om ons onderzoek onder de aandacht te brengen van scholen. Activiteiten bestaan o.a. uit: scholen aanschrijven, bellen en benaderen via sociale media; website ontwerpen en bijhouden; digitale vragenlijsten naar ouders versturen en gegevens invoeren in SPSS. Kegel, C. A. T., & Bus, A. G. (2012). Online tutoring as a pivotal quality of web-based early literacy programs. Journal of Educational Psychology, 104, 182-192. Kegel, C. A. T., & Bus, A. G. (2013). Links between DRD4, executive attention, and alphabetic skills in a nonclinical sample. Journal of Child Psychology and Psychiatry 54, 305-312. Kegel, C. A. T., Bus, A. G., & Van IJzendoorn, M. H. (2011). Differential susceptibility in early literacy instruction through computer games: The role of the Dopamine D4 Receptor gene (DRD4). Mind, Brain, and Education, 5, 71-78. Individueel 1
Bachelorproject: Een vroege start met Lezen Docent(en)
H. van den Berg
Projectnr
B11
Groepnr (rooster)
groep 11 (woensdag)
Start
Zo spoedig mogelijk. Gelieve alleen in te schrijven voor dit project als je op korte termijn kunt beginnen met het testen van kinderen (1 a 2 dagen per week) en de beschikking hebt over een ov-jaarkaart. In opdracht van Stichting lezen en Ministerie van Onderwijs onderzoek ik het BoekStart project. Het doel van BoekStart is om ouders te stimuleren hun baby al voor te lezen. Ouders ontvangen daarom een gratis koffertje met een babyboekje, CD-rom en abonnement op de bibliotheek wanneer hun kind tussen 4-14 maanden oud is. Mijn onderzoek is bedoeld om de effectiviteit van het project te testen: Verandert het activiteitenpatroon van ouders? Gaan ouders door BoekStart meer tegen hun kind praten? Bijna 100 ouders van kinderen tussen 6 en 9 maanden oud hebben de afgelopen maanden meegedaan aan een interview op het consultatiebureau over voorlezen en taalgebruik. Ongeveer twee-derde van deze ouders woont in een gemeente waar het BoekStart project loopt, de andere ouders vormen de controlegroep. Uit een eerder onderzoek onder 800 ouders van baby’s komt naar voren dat activiteiten die met lezen te maken hebben meer voorkomen in de BoekStart groep: BoekStart ouders lezen vaker voor, bezoeken de bibliotheek meerdere keren per maand en zijn beter bekend met het aanbod babyboekjes. Ook blijkt uit het eerste onderzoek dat BoekStart vooral op de groep kinderen met een moeilijk temperament een sterk effect heeft. Ouders van deze kinderen zijn minder geneigd voor te lezen maar met BoekStart blijven ouders voorlezen ook als hun kind niet altijd even leuk reageert. In een observatieonderzoek wordt momenteel getest of de taalontwikkeling van BoekStartkinderen meer vooruit gaat en de taalinput verandert. Voor deze studie worden +- 120 ouders en baby’s geworven. Omdat taaltesten moeilijk af te nemen zijn als kinderen net één jaar oud zijn, wordt gebruik gemaakt van de eye tracker. Kijken ze meer naar het plaatje dat benoemd wordt? Om te testen of BoekStart ouders meer praten tegen hun kind willen we gebruik maken van Language Environment Analysis software (LENA). Nieuwsgierig? Schrijf je dan in voor dit project. Voor je scriptie werk je mee aan de dataverzameling en ga je bij ouders en kinderen thuis langs. Tijdens het huisbezoek neem je een aantal taalvaardigheidstaken af bij het kind en gebruik je de eyetracker en LENA apparatuur. Ook help je mee met het coderen van de data. Voorbeelden van onderzoeksvragen voor je scriptie kunnen zijn: Is er een verband tussen taalinput en de taalontwikkeling van kinderen? Neemt taalinput in BoekStart groep niet alleen toe door meer voorlezen maar ook andere talige interacties? Wordt effect van BoekStart op de taalontwikkeling van kinderen gemedieerd door voorlezen of andere talige input? Profiteren vooral kinderen met een moeilijk temperament van BoekStart? Internet: www.boekstart.nl http://www.boekstart.nl/waarom-voorlezen/ http://www.lenababy.com/LenaHome/what-is-lena-home.aspx Wade, B. & Moore, M. (2000). A sure start with books, Early Years, 20(2), 39-46. doi:10.1080/0957514000200205 Hall, E. (2001). Babies, Books and ‘Impact’: problems and possibilities in the evaluation of a bookstart project. Educational Review, 53(1), 57-64. doi:10.1080/00131910120033655 4
Inleiding
Doel
Werkwijze
Literatuur
Aantal studenten