I
i
J tacul
8 1 - "'
t
eit
B U WKUNDE
Bouwkunde bibliotheek HG 4. 71
ONDERZOEKVERSLAG onderzoekprogramma 1994 uitgave juni 1994
1993
tltj
technische un1verslle1t eindhoven
ONDERZOEKVERSLAG 1993 VAN DE FACULTEIT BOUWKUNDE TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN
Faculteit Bouwkunde Technische Universiteit Eindhoven Eindhoven, juni 1994
Reacties op dit verslag kunnen schriftelijk worden gericht aan: Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Bouwkunde Buro Onderwijs en Onderzoek Postvak 21 Postbus 513 5600 MB Eindhoven Telefoon: Telefax:
(040) 472293 (040) 452432
INHOUDSOPGAVE INLEIDING
7 11
TAB ELLEN 1.
OPTIMALISERING, INNOVERING EN HERGEBRUIK VAN BOUWCONSTRUCTIES EN BOUWMATERIALEN Constructief ontwerpen -algemeen en integratie 1.1.1. Het dimensioneren van draagconstructies voor gebouwen . . . . . . . . . . . . . Lichte draagconstructies . . . . . . . 1.1.2. Computergesteund constructief ontwerpen 1.1.3. Innovatief Systeem van Bouwen. . . . . 1.1.4.
18
Constructief Ontwerpen -Beton- en stapelconstructies 1.2.1. Betonmechanica 1.2.2. Vezel- en ferrocement 1.2.3. Constructief metselwerk 1.2.4. Aanhechting voorgespannen wapening aan beton 1.2.5. Hoge sterkte beton 1.2.6. Tijdsafhankelijke invloeden t.g.v. voorspanning 1.2.7 Dwarskracht . . . . . . . .
23 23 24 26
1. 3.
Constructief Ontwerpen -Staalconstructies 1.3.1. Koudgevormde profielen 1.3.2. Staal-betonconstructies . 1.3.3. Verbindingen in staal . . 1.3.4. Constructieve systemen in staal
31 31 32 33 33
1.4.
Constructief Ontwerpen -Hout- en bamboe constructies 1.4.1. Lange-duurgedrag van dakelementen (spaanplaat- ribpanelen) . . . . 1.4. 2. Nagelplaatverbindingen . . . . 1.4. 3. Stabiliteit van houten knie- en boogspanten 1.4.4. Verbindingen in de bouw . . . . . . . 1.4. 5 Krachtsoverdracht tussen in hout gelijmde stalen staven en het hout
35
1.1.
1. 2.
2.
3.
15
18 19 20
21
28
29 29 30
35 35 37 38
39
BOUWFYSISCH EN MATERIAALKUNDIG ONTWERPEN
55
2.1.
Fysische bouwinformatica
59
2.2.
Ontwerp van woon- en werkmi1ieu
60
2.3.
Ontwerpen en bouwfysica . . . .
62
2.4.
Fysische en materiaa1kundige kwaliteitsbeheersing
64
REALISATIE, BEHEER EN VERNIEUWING VAN DE GEBOUWDE OMGEVING 3 .1.
Gebruik, herinrichting en beheer van de gebouwde omgeving 3.1.1. De gevolgen van herinrichting, stadsvernieuwing en beheer voor de kwaliteit en het gebruik van de gebouwde omgeving . . . . . . .
83
87
87
3.1.2. 3.2.
3.3
3.4
4.
5.
6.
Strategieen voor vernieuwing en beheer van de gebouwde omgeving . . . . . .
Produktietechnische determinanten in de voorfase, bouwfase en gebruiksfase . . . . . . . 3.2.1 Gebouwproduktie en bouwprodukt 3.2.2. Gebouw en gebruik ..... 3.2.3. Gebouwdee1 en gebouwonderdee1 3.2.4. Herbestemming gebouwen
90 94 94
100 102 104
Bouwvoorbereiding, bouworganisatie en bouwuitvoering 3.3.1. De organisatie van bet bouwproces en de bouwnijverheid . . . . . . 3.3.2. De realisatie van bouwwerken
106
Integraa1 bio-logisch afbouwmilieu (IBA) 3.4.1. Space Frame Structuren 3.4.2. Aanpasbare woongebouwen 'Casa Convertibi1e' 3.4.3. De Buitengevel-zone . . 3.4.4. Bouwplaats en Bouwwijze (Meaning of the Site) 3.4.5. (Af)Bouwen voor mens en milieu 3.4.6. Sick Building Syndrome of the Healthy House 3.4.7. Milieubelastingskosten in de bouw 3.4.8. (Af)Bouwconstructies in bout 3.4.9 Bouwen aan en voor de vrede
115 116 116 117 117 117 118
106 109
118
119 119
ONTWERPSYSTEMEN
147
4.1
Basisonderzoek 4.1.1. Ontwerptheorie 4.1.2. Methodologische projecten
152 152 155
4.2
De ontwikkeling en toepassing van modellen en computersystemen. . ................ . 4.2.1 Bouwkundige informatie en kennissystemen 4.2.2. Ontwerpondersteunende Computersystemen 4. 2. 3. Computersystemen voor de stedebouwkundige p1anologie
160 160 167
171
HABITAT BUILDING & URBAN MANAGEMENT
203
5.1
Habitat Building . . . . . . 5.1.1 Bouwconstructietechniek 5.1.2 Uitvoeringstechniek . . 5.1.3 P1aatsgebonden architectuur in West-Afrika
205 205 205 206
5.2.
Urban Management . . . . . . . . . . . . . . . . 208 5.2.1 Huisvesting en infrastructuur . . . . . . . 208 5.2.2 Relatie en afstemming van de stedebouwkundige p1anvorming op de inrichting en uitvoering van bet stadsbestuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209 5.2.3 De ontwikkeling en bet gebruik van ruimtelijke plannings- en inrichtingsmodellen gebaseerd op geautomatiseerde ruimtelijke informatiesystemen 210
OVERIGE ONDERZOEKSPROJECTEN . . . . . . . . 6.1
Onderzoek Architectuurgeschiedenis en Theorie
219 222
6.1.1 Het architectonisch denken vanaf de Renaissance in re1atie tot de architectuurpraktijk 6.1.2 Stadsbee1d Eindhoven . . . . 6.1.3 De Eindhovense school . . . . . . . 6.1.4 De architect H. Th. Wijdeve1d (1885 - 1987) en de niet- functionalistische traditie in de Neder1andse en Europese architectuur. 6.2 6.3 6.4
Psycho1ogische aspecten van het architectonisch antwerp en ontwerpproces . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stadsanalyse en stedelijke morfo1ogie . . . . . . . . . De macro-sociologische ontwikkeling van de Nederlandse stedelijke samen1eving in de nabije toekomst en de gevolgen daarvan voor de stede1ijke gebouwde omgeving
222 223 223 224 226 227 229
6.5
Stedebouw, vorming van een vakwetenschap
230
6.6
'Zicht op groen - van ons maakschap'
231
6.7
Architectuur en bee1dende kunst . . .
232
6.8
Herorientatie op het begrip we1stand in re1atie tot bee1dkwa1iteitsp1annen . . . .
233
Technische Mechanica I Constructief Ontwerpen 6.9.1 Sterkgekromde scha1en . . . . . . . . . 6.9.2 Explosiebelaste en -bestendige constructies 6.9.3 Niet-lineair schaalconstructie-gedrag . . . 6.9.4 Windbelaste en -bestendige gebouwen . . . . 6.9.5 De exp1iciete veiligheid van gebouwenjkonstrukties
234 234 235 235 235 237
6.9
INLEIDING Voor u ligt het onderzoekverslag 1993 met daarin opgenomen het door de vakgroepen vastgestelde en door de faculteitsraad goedgekeurde onderzoekprogramma 1994. Veelal zijn ook de vooruitzichten voor 1995 en 1996 aangegeven. De faculteit heeft een technisch gericht onderzoekprofiel, met zwaartepunten op het terrein van de bouwfysica, nieuwe materiaaltoepassingen in bouwconstructies, de bouwproductie en -uitvoering, (stede-)bouwkundig beheer en ontwerp-methodologie en bouwinformatica. Het onderzoekbeleid van de faculteit Bouwkunde is erop gericht bovenstaand onderzoekprofiel van de faculteit te versterken en uit te bouwen. Consequentie daarvan is enerzijds het scheppen van gunstige randvoorwaarden voor de verdere ontplooiing van onderzoekers c.q. onderzoekgroepen, anderzijds het bewaken en sturen van de onderzoekprofilering door middel van het entameren en het ondersteunen van nieuwe initiatieven, die passen binnen het onderzoekprofiel. Dit beleid laat zich in concreto vertalen in: Het onderbrengen van het eerste geldstroom onderzoek in organisatorische kaders, uitgaande van een heldere relatie tussen vakgroepen en VF-programma's. Het stimuleren van derde geldstroomonderzoek, onder andere door extra faciliteiten voor acquisitie van onderzoek door middel van facultaire stichtingen of andere samenwerkingsverbanden met de nationale en regionale bouwnijverheid. Het stimuleren van tweede geldstroomonderzoek. De centrale inzet van contract-research-gelden voor deelname aan (inter)-nationale congressen en symposia, voor de vertaling van publikaties en ter stimulering van internationale samenwerking. Een actieve positionering van het faculteitsonderzoek-potentieel in de bouwwereld door middel van deelname aan beurzen, het blad 'Bouwjaar' en dergelijke. Initiatieven tot overleg met onderzoekprogrammerende instellingen en afstemming met andere onderzoekuitvoerende instellingen, waaronder de zusterfaculteiten. De inzet van externe adviseurs ter voorbereiding van nieuwe initiatieven op onderzoekgebied. Het bijdragen aan onderzoekscholen op het gebied van de bouwkunde c.q. het bouwkundig ontwerpen in samenwerking o.a. met de faculteit Bouwkunde en Civiele Techniek van de TU Delft en de onderzoekschool NETHUR in samenwerking met RUU, UvA en TUD. Organisatorische structuur Het eerste geldstroomonderzoek van de faculteit was voor het grootste deel (90%) ondergebracht in de extern beschermde VF-programma's. Het betreft drie vakgroepgebonden programma's en een re1atief klein vakgroepoverstijgend programma, gericht op onderzoek ten behoeve van de Derde Were1d. Het VF-programma Realisatie, beheer en vernieuwing van de gebouwde omgeving is over twee vakgroepen verdee1d, te weten BPU en BAUB. Aangezien de VF-structuur eind 1993 is betHndigd, worden in 1994 nieuwe organisatorische kaders voor het onderzoek geformuleerd. Uitgegaan wordt van onderzoekgroepen, ongeveer op het niveau van de deelprogramma' s en gere1ateerd aan de onderzoekscholen. In 1995 za1 deze organisatiestructuur worden geimplementeerd. A1s basis voor deze toekomstige ontwikkelingen werd door de facu1teit uitvoering en diepgaand sti1 gestaan bij de historische ontwikkeling van het VF-onderzoek. Dit gebeurde mede ten behoeve van de 7
Evaluatie commissie bouwkunde in het rapport 'Bouwkunde Eindhoven, verkend, geijkt, geevalueerd' in het hoofdstuk 'herprogrammering onderzoek'. Onderzoekscholen Met de faculteit Civiele Techniek en Bouwkunde van de T.U.D. en de vakgroep Civiele Techniek van de U. T. is de onderzoekschoo1 "Integraa1 Construeren voor de Bouw" opgericht. In deze school wordt een aanzien1ijk deel van het promotieonderzoek van de faculteit ondergebracht. Met de komst van deze school zal de onderlinge afstemming van het onderzoek een nieuwe impu1s krijgen. In de visie van de facu1teit beperkt de inbreng zich tot de promovendi en de daarbij benodigde bege1eidingscapaciteit. De facu1teit staat op het standpunt dat de samenhang van het onderzoek in de gehe1e facu1teit van groot be1ang is en dat het onderbrengen van de1en van het onderzoek in verschi1lende onderzoekscholen dit niet mag verstoren. Naast deelname aan de onderzoekschool 'lntegraa1 Construeren voor de Bouw' neemt de faculteit met de groepen Urbanistiek en Stadsvernieuwing dee1 in de onderzoekschool 'Nethur'. Over dee1name in de Ontwerpschoo1 van bet Instituut Vervo1gopleidingen (IVO) in Eindhoven samen met een aantal Eindhovense faculteiten is eveneens positief bes1oten. Onderzoekcapaciteit In 1990 is reeds bes1oten het aanta1 AIO-p1aatsen per 1991 tot 23 te verhogen. Langzamerhand zijn deze AIO p1aatsen ingevuld, zodat per eind 1993 de faculteit 24 AIO'ers in de le ge1dstroom in dienst had. Door deze groei van bet promotieonderzoek is de onderzoekscapaciteit in 1993 gestegen, ondanks de grotere onderwijslast a1s gevo1g van stijgende studentenaantallen. De onderzoekcapaciteit in de eerste geldstroom bedroeg in 1993 52.9 fte, waarvan 50.4 fte deel uitmaakt van bet VF-onderzoek. Daarmee heeft de faculteit ruimschoots aan haar VF verplichting van 38,1 fte voldaan. In 1993 heeft de faculteit veel vacatures gehad in de hooglerarenformatie. AIO's In 1993 is de AIO-formatie voor 90% bezet geweest. Het totaa1 aanta1 AIO's steeg tot 36, waarvan 24 in de 1e ge1dstroom. Wetenschappelijke output De vergelijking van de wetenschappelijke output in 1993 in re1atie tot voorgaande jaren laat een stabilisatie zien in de categorieen wetenschappe1ijke publicaties en vakpub1icaties. De categorie overige produkten van wetenschappelijke activiteiten heeft een stijging van 25% t.o.v. 1992. Promo ties In 1993 vonden vijf promoties plaats, t.w.: M. Bottema Wind Climate and urban geometrie Promotoren: prof.ir. J. A. Wisse, prof.ir. R.H.M. Uytenhaak Po Hin Thung Spontane nederzettingen begeleid Promotoren: prof.dr. dipl.ing. H. Fassbinder, prof.dr. ing. C. de Wit Xiaodong Li Meaning of the site Promotoren: prof. mag. arch. ing. P. Schmid, prof. A. Tzonis
8
0. Arce Villalobos Fundamentals of the design of bamboo structures Promotoren; prof.ir. W. de Sitter, prof.dr. Jorge Gutierrez P.C. Beekman Stedebouw en stadsbestuur Promotoren: prof.arch. D.C. Apon, prof.dr. dipl.ing. H. Fassbinder Tweede geldstroomonderzoek Het tweede geldstroomonderzoek is ten opzichte van de voorgaande jaren gestegen. Het 2de geldstroomonderzoek concentreert zich op de gebieden konstruktie en stedebouwkundige planologie. Derde geldstroomonderzoek Het derde geldstroomonderzoek is ten opzichte van 1992 licht gestegenen. Bouwkonstruktie, bouwfysica en bouwproductie-en uitvoering vormen kwantitatief de belangrijkste 3de geldstroomgebieden. dr. H. Tempelmans Plat, portefeuillehouder onderzoek
9
Tabel I-a;
Kwantitatief overzicht voorwaardelijk gefinancierd onderzoek Optimalisering, innovering en hergebruik van bolDikonstrukties en materialen TUE-BOU 111.89.28 ISN: 3305 NWO: T 230, T 220, T 150 NABS: N 022, N 023
Titel VF-prograrnma: Identificat.ienunmer: Ont.werpout.4luiting:
wetenschappelijke output
Onderzoekinspanning (in mj/wp)
Vak11roep
le
3e
2e
totaal
I
9.2
1.6
0.7
11.5
-
-
Totaal
9.2
1.6
0.7
11.5
-
-
Vakgroep
over. prod.
9
-
2
-
37
-
9
-
2
-
37
vakpubl.
octrooi
prod.
-
88
-
88
octrooi
prod.
Bouwfysisch en mat.eriaallrundig ont.werpen TUE-BOU 112.89.28 ISN: 3308, 3305, 2201, 3312 NWO: T 270, T 230, p 180, T 210, T 140, T 150 NABS: N 022, N 055, N 030, N 034, N 037 wetenschappelijke output
Onderzoekinspanning (in mj/wp) Geldstroom:
0
I
I o.o
I
Tabel I-c:
dissertaties
2e
3e
I
totaal 6.5
-
8. a 1
Totaal
15.3
I
1
I
6.5
over.
III
II
I
abstract
wet. publ.
1
1
14
-
14
-
~
Kwantitatief overzicht voorwaardelijk gefinancierd onderzoek
Titel VF-programma: Identificatienummer: Ontwerpontsluiting:
Vakgroep
Realisatie, beheer en vernieuwing van de gebouwde TUE-BOU 113.89.28 ISN: 3310, 3308 NWO: s 240 NABS: N 022
Onderzoekinspanning (in mj/wp)
le
dissertaties
2e
-
BPU BAUB .5
totaal
3e
-
Q~J~&eving
wetenschappelijke output
Geldstroom:
Totaal
octrooi
Kwantitatief overzicht voorwaardelijk gefinancierd onderzoek
Titel VF-prograrnma: Identificatienummer: Ontwerpontsluiting:
BFA
vakpubl.
!II
II
BKO
Tabel 1-b;
abstract
wet. publ.
dissertaties
Geldstroom:
I
wet. publ.
-
1.5 1.6
11.9 4.7
1
-
3.1
16.6
2
-
11
vakpubl.
over.
III
II
1
abstract
-
19
-
22
18
1
3
37
1
25
-
-
95 12
107
Tabel I-d:
Kwantitatief overzicht voorwaardelijk gefinancierd onderzoek
Titel VF-programma: Identificatienummer: Ontwerpontsluiting:
Vakgroep
Ontwerpsystanen TUE-BOU 114.89.28 ISN: 3329, 3399 NWO: T 230, T 240 NABS: N 022, N 0211
Onderzoekinspanning (in mj/wp)
wetenschappelijke output
Geldstroom: le
dissertaties
2e
3e
totaal
I
II
BAUB
15.7
6.5
2.8
25.0
-
Totaal
15.7
6.5
2.8
25.0
-
Tabel I-e:
abstract
wet. publ.
vakpubl.
octrooi
prod.
-
69
over.
III
-
35
-
9
35
-
9
69
Kwantitatief overzicht voorwaardelijk gefinancierd onderzoek
Titel VF-programma: Identificatienummer: Ontwerpontsluiting:
Vakgroep
Habitat building & Urban management TUE-BOU 115.89.28 ISN: 3304, 3308, 3305, 6311, 3329, 6201 NWO: T 260, T 230, T 220, T 150, s 240 NABS: N 022, N 0211, N 029
Onderzoekinspanning (in mj/wp)
wetenschappelijke output
Geldstroom: le
2e
BKO BPU BAUB
1.3 0.5 1.4
Totaal
3.2
Tabel II:
dissertaties 3e
totaal
II
I
-
1.3 0.5 1.6
-
0.2
-
0.2
-
3.4
2
-
-
-
1
vakpubl.
octrooi
over.
-
-
prod.
III
-
1
abstract
wet publ.
-
-
-
-
-
2 5 7
-
-
8 10 18
Kwantitatief overzicht onderzoekthema's (niet voorwaardelijk gefinancierd onderzoek)
Titel VF-programma: Code: Ontwerpontsluiting:
Vakgroep
Architectuur en stedebooM 7-01 ISN: 3399, 3305, 6201, 6311 NWO: s 240, T 240, T 250 NABS: N 022, N 029, N 0211 wetenschappelijke output
Onderzoekinspanning (in mj/wp) Geldstroom: 1e
dissertaties
2e
3e
totaal
BAUB
2.5
-
-
2.5
Totaal
2.5
-
-
2.5
I
wet. publ.
-
-
12
vakpubl.
octrooi
over. prod.
25
-
27
III
II
-
abstract
-
8
8
-
25
27
Tabel III-1:
Kwancitatief overzicht voorwaardelijk gefinancierd onderzoek per faculteit, gerubriceerd naar vakgroep
Vakgroep
Onderzoekinspanning (in mj/wp)
wetenschappelijke output
Geldstroom: 1e
wet. publ.
dissertaties
2e
totaal
3e
BKO BFA BPU BAUB
10.5 8.8 10.9 20.2
6.7
Totaa1
50.1,
8.3
1.6
0.7 1.5 4.1,
12.8 15.3 12.4 31.3
1 1 1 2
13.1
71.8
5
-
6.5
octrooi
over. prod.
III
II
I
vakpubl.
abstract
-
-
-
-
9 14 21 58
-
-
102
-
-
1
2 10 22
1
12
2
46
-
-
37 88 102 91
-
318
Tabel III-2:
Kwantitatief overzichc niet-voorwaardelijk gefinancierd onderzoek per faculteit, gerubriceerd naar vakgroep
Vakgroep
Onderzoekinspanning (in mj/wp)
wetenschappelijke output
Geldstroom: le
dissertaties
2e
BAUB
2.5
Totaal
2.5
3e
-
totaal
wet. publ.
II
I
-
2.5
-
-
2.5
-
abstract
vakpubl.
octrooi
III
-
-
8
-
25
-
8
-
25
27
-
27
octrooi
over. prod.
!abel III -3:
Kwantitatief overzicht totaal onderzoek per facult.eit, gerubriceerd naar vakgroep
Vakgroep
Onderzoekinspanning (in mj/wp)
wetenschappelijke output
Geldstroom: 1e BKO BFA BPU BAUB
10.5 8.6 10.9 22.7
Totaal
52.9
!abel IV: Vakgroep
dissert.aties
2e
totaal
3e 1.6
over.
prod.
I
wet. publ.
II
6.7
0.7 6.5 1.5 4.4
12.6 15.3 12.4 33.8
1 1 1 1
8.3
13.1
74.3
4
vakpubl.
abst.ract
III 9
-
-
14
-
1
21 66
1 1
2 10 22 37
1
110
2
71
-
-
-
37 66 102 118
-
345
-
Specifikatie onderzoekinspanning tweede geldstroom in mj/wp WP2 in dienst van TUE
WP2 in dienst van NWO, STE, etc.
Omvang onderzoekinspanning WP2
Totaal WP2
-
BKO BAUB
2.0 2.0
4.0
2.0 6.0
1.6 6.7
Totaal
4.0
4.0
8.0
8.3
13
Tabel V-1:
Derde geldstroom (globale indicatie) Globale indicatie van 'darden' (contactpartners, resp. instanties aan wie maatschappelijke diensten warden verleend.
'Derden'
bedrag in kf
Ministerie van Economische zaken
76
Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening
69
Overige Ministeries: Buitenlandse zaken
4
Rijksdiensten Provinciale instellingen 67
Gemeentelijke instellingen Semi overheidsinstellingen
93
Universiteiten Particuliere non profitorganisaties
980
Bedrijfsleven
421
Europese gemeenschap Andere: TNO
267
Divers en
140
Totaal
2117
mj/obp ten laste van darden
0.9
73
percentage personele kosten van totale kosten
100
aantal contracten, afgesloten door de faculteit of het College van bestuur
Tabel V-2: Vakgroep
Specificatie onderzoekinspanning derde geldstroom in mjfwp WP-3 in dienst TUE
WP-3 in dienst van derden
WP-3 omvang onderzoekinspanning
WP-3 totaal
BKO
0.7
-
0.7
0.7
BFA
6.5
-
6.5
6.5
BPU
1.5
-
1.5
1.5
BAUB
4.4
4.4
4.4
13.1
13.1
Totaal
-
13.1
14
1.
OPTIMALISERING, BOUWMATERIALEN
INNOVERING
EN HERGEBRUIK VAN
BOUWCONSTRUCTIES
EN
Algemene gegevens: Code VF-programma: Programmaleider: Onderwerpontsluiting: Wetenschapsgebied ISN: Wetenschapsgebied NWO: Toepassingsgebied NABS: Deelnemende vakgroep: Aanvang - einde: Omvang taakste11ing:
Blll (TUE-BOU-111.89.28) ir. H.J. Fijneman
3305 T230, T220, Tl50 N022, N023 BKO 1989 - 1993 8.3 fte wp 1e geldstroom
Doeljprobleemstelling: Het doel van dit programma is het verrichten van fundamentee1 en toepassingsgericht onderzoek van bouwconstructies met betrekking tot: het ontwerpen en optima1iseren van bekende constructies; het ontwerpen en beproeven van nieuwe constructies (elementen, componenten, systemen) gebaseerd op nieuwe materialen en materiaaltoepassingen; het ontwikkelen van ontwerp- en rekenmethoden. Een en ander ook ten behoeve van een betere integratie met de andere bouwkundige disciplines. Het onderzoek kan in het algemeen in de vo1gende drie categorieen onderscheiden worden: 1. Theorievorming: onderzoek naar de eigenschappen, het gedrag e.d. van materialen en constructies en de daarop gebaseerde ontwikkeling van schematiseringen/modellen en berekeningsmethoden; 2. Toepassingskader: onderzoek, ontwikkeling, eva1uatie en norma1isatie van bestaande en nieuwe toepassingen: mogelijkheden, beperkingen, voorwaarden: bijv. de bouwtechniek en constructie van voegen, verbindingen, aansluitingen; i.h.a. de 'bouwknoop'-problematiek; 3. Produkt-innovatie: gerichte ontwikke1ing en beproeving van bouwde1en, elementen, -componenten of bouwprodukten. Deelprogramma's: Het programma kent de volgende deelprogramrna's: 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Constructief Constructief Constructief Constructief
ontwerpen ontwerpen ontwerpen ontwerpen
-algemeen en integratie -beton- en stapelconstructies -staalconstructies -hout- en bamboeconstructies
15
Promotieonderzoek Binnen het programma lopen de volgende promotieonderzoeken: lste geldstroom: ir. C.P.Y. Geurts:
Bepaling van spectra en correlatie van windbelasting op gebouwen lste promotor: prof.dr.ir. H.S. Rutten
ir. R. Van der Pluym:
Krachtswerking van de Nederlandse spouwmuurconstructie lste promotor: prof.ir. C.J.M. Schiebroek
ir. P.G. v.d. Sanden:
Invloed van de schuifbelasting van een staalbetonnen vloerrib met stalen deuvel op het gedrag van een staalbetonligger. lste promotor: prof.ir. J.W.B. Stark
ir. H.C.P.A. Vianen:
Het gedrag en de capaciteit van genagelde houtverbindingen, in bet bijzonder die met dunne staalplaten als knoopplaat. lste promotor: prof.dr.ir. H.S. Rutten
ir. M.W.F. Vullings:
Vormbepaling en krachtswerking draagkonstrukties lste promotor: prof.ir. H. Nieuwland
van
lichte
2de geldstroom: ir. J.P.Y. Bongers:
SpanningsĀ· en vervormingsgedrag van beton meerassige belasting (numeriek onderzoek) lste promotor: prof.dr.ir. H.S. Rutten
ir. H.J.G.M. v. Geel:
Spannings- en vervormingsgedrag van beton onder meerassige belasting (experimenteel onderzoek) lste promotor: prof.dr.ir. H.S. Rutten
16
onder
Onderzoekers: le geldstroom: w.p. ir. J.O. Bats (0,8) ir. J.P.W. Bongers (tot 1-3-1993) ir. H.J Fijneman ir. C.P.W. Geurts ir. W.J.J. Huisman dr. J.C.D. Hoenderkamp (vanaf 1-9-1993) ir. J.F.G. Janssen ir. H.J.M. Janssen prof.ir. C.S. Kleinman (vanaf 15-9-1993; 0,5) prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens (vanaf 1-11-1993; 0,8) ir. K.B. Lub ir. S.P.G. Moonen (0,2) prof. ir. H. Nieuwland (0,6) ir. R. van de Pluym prof. dr.ir. H.S. Rutten (0,4) ir. P.G.F.J. van der Sanden ir. F. Schot prof.ir. H.H. Snijder (vanaf 1-9-1993; 0,4) ir. A.T. Verme1tfoort (0,3) ir. H.P.C.A Vianen ir. M.W.F. Vu11ings n.w.p. ing. M.A.C.M. Ceelen H.M.J. Donders P.W.C. van Hoof ing. J.L. van Ishoven C.F.P. Naninck J.C.P. Neggers ing. J.J.P. v.d. Oever S.L. Overdijk 2e geldstroom: w.p. ir. J.P.W. Bongers (vanaf 1-3-1993) ir. H.G.J.M. van Gee1 (vanaf 1-10-1993) n.w.p.
ing. H.J. Vekemans (tot 1-11-1993) ing. H.L.M. Wijen
3e ge1dstroom: w.p. dr.ir. M.C.M. Bakker (0,3) prof.ir. H.W. Bennenk (0,2) ir. B.W.E.M. van Hove (0,5) ir. S.P.G. Moonen (0,8) ir. T.M.J. Raymakers prof.ir. C.J.M. Schiebroek (0,4) ir. A.T. Vermeltfoort (0,7)
17
1.1.
Constructief ontwerpen -a1gemeen en integratie
Coordinator: Onderzoekers:
prof. ir. H. Nieuwland ir. H.J. Fijneman, ir. J.O. Bats, ir. W.J.J. Huisman, ir. J.F.G. Janssen, prof. dr. ir. H.S. Rutten en ir. M.W.F. Vullings
Doel-jprobleemstelling A. Het deelprogramma is vooral gericht op het in samenhang toepassen van onderzoeksresultaten op draagconstructies wat ontwerpmethoden en rekenregels betreft. Het deelprogramma houdt zich bezig met: lichte draagconstructies (LDK), zoals schaal- en doekconstructies, puiconstructies, ruimtelijke vakwerken, etc.; het ontwikkelen van rekenprogramma' s om bijzondere invloeden in de berekeningen te verwerken, zoals niet-lineaire en dynamische effecten (CASD); het computergesteund tekenen van gewapend-betonconstructies, in het bijzonder van de wapening; construe ties met toepassing van nieuwe bouwmaterialen (glasvezel, schuimbeton, kunststof, enz.); verbindingen tussen bouwelementen; B.
Het deelprogramma is gericht op constructief ontwerpen, waarbij integratie aan de orde is van constructie met andere deeldisciplines binnen de bouw (gebruik/functie, ruimte, klimaat, installatie en uitvoering, beheer en onderhoud). Het deelprogramma houdt zich bezig met: analyse van gebruik en beheer, teneinde hieruit af te leiden hoe de totaliteit van structuren, waaruit een bouwproject bestaat, moet worden samengesteld; ontwikkelen van een ontwerpmethodiek, gebaseerd op deze analyse van gebruik en beheer (terugkoppelingsstrategie), georienteerd op de specifieke aspecten die elk der samenstellende structuren (of systemen) kenmerkt; ontwikkelen van constructieve oplossingen voor dit samenspel van structuren.
Onderzoekprojecten Het deelprogramma kent de volgende onderzoekprojecten:
1.1.4.
Het dimensioneren van draagconstructies voor gebouwen Lichte draagconstructies Computergesteund constructief ontwerpen Innovatief systeem van bouwen
1.1.1.
Het dimensioneren van draagconstructies voor gebouwen
1.1.1.
1.1.2. 1.1.3.
Doel-jprobleemstelling Het project heeft tot doel het opstellen van eenvoudige rekenregels en formules voor het vaststellen van de afmetingen van constructie-e1ementen die bij skeletconstructies in gewapend en voorgespannen beton worden toegepast. Voortgang 1993 18
In 1993 ZlJn afgerond: Het theoretisch onderzoek naar de aansluting van staalconstructies aan betonkernen, middels een tweetal T8-projecten. Het onderzoek naar de interpretatie van trillingsmetingen is voortgezet, maar nog niet afgerond. Het onderzoek naar toepassing van arapree in betonconstructies is afgerond. Programma 1994 1. Voortzetting onderzoek naar aansluiting van staalconstructies betonkernen middels experimenteel onderzoek. 2. Afronding onderzoek naar de interpretatie van trillingsmetingen.
aan
Verwachtingen 1995, 1996 Voortzetting onderzoek 1.
Lichte draagconstructies Doe1-jprob1eemste11ing Het programma heeft tot doel het ontwikkelen van nieuwe konstruktieprincipes met een zo gering mogelijk materiaal- en energiegebruik en met toepassing van eenvoudige, economische fabricage- en productiemethoden. Tevens wordt veel aandacht gegeven aan de ontwikkeling van methoden, technieken en computerprogrammatuur voor de vormbepaling van lichte konstrukties met toepassing van membranen, netten en kabels. Voortgang 1993 1. Met behulp van het hier in ontwikkeling zijnde computerprogramma TENT werd de laatste hand gelegd aan het genereren van de geometrie en de snijpatronen van de doekkonstruktie die in de ALCO-dome zal worden opgespannen. 2. Nieuwe details worden ontworpen en gefabriceerd voor het opspannen van het ALCO-dome membraan en de flexibele aansluiting daarvan aan de ingangsportalen. 3. De doekkonstruktie werd gefabriceerd (klaar voor montage). 4. In verband met de realisatie van de stalen draagstructuur van het I. S. B.-project in de ALCO-dome werd een nieuwe doekmontagemethode ontwikkeld. 5. Experimenteel onderzoek naar de toepassing van C. C. L. -verankeringsklemmen voor het spannen van de doekkonstruktie werd verricht. 6. Contacten met buitenlandse onderzoekers op het gebied van de vormbepaling werden gelegd resp. gecontinueerd (Ore Arp & Partners, Londen; Bureau Happold, Bath; TU Budapes; !parter, Budapest; ArchitTent, Budapest.) Presentatie van het TUE-onderzoek op het gebied van vormbepaling en ontwerp van lichte draagconstructies met de experimentele toepassing is de ALCO-dome wekte grote interesse. 7. Vergelijkend onderzoek van verschillende vormbepalingsmethoden is gestart. B. Onderzoek naar toepassingsmogelijkheden van bestaande programma's als 3DEC en DIANA voor vormbepaling is gestart. Programma 1994 Zie verwachtingen 1995, 1996
19
Verwachtingen 1995, 1996 Verdere ontwikkeling van het programma TENT. Vergelijking TENT met o. a. dynamische relaxatie met visceuze resp. kinetische demping. Gezien de belangstelling vanuit de industrie voor het onderzoek: contractresearch. Ontwikkeling van een methode voor spanningsgerelateerde snitcompensatie van membraanconstructies. 1.1.3.
Computergesteund constructief ontwerpen
Doe1-jprob1eemste11ing Het onderzoek richt zich op: In het algemeen het bestuderen van technieken om het constructief ontwerpen op een zinvolle W~Jze te ondersteunen door middel van computerprogrammatuur: het bestuderen van kennisrepresentatie, algoritmen, programmeertechnieken, logica ten behoeve van bewijsvorming van geldigheid en volledigheid, constructief-ontwerpprocessen, constructieve ontwerpen in de vorm van gerealiseerde projecten. Het ontwerpen van algoritmen aan de hand van een bouwkundig programma van eisen te komen tot een ruimtelijk ontwerp. Het ontwerpen van algoritmen om een ruimtelijk ontwerp te transformeren in een constructief ontwerp. De bovenstaande twee typen algoritmen met elkaar te combineren zodat een constructief en ruimtelijk ontwerpproces wordt ontwikkeld. Met als doel: Een beter inzicht te verkrijgen in het constructief ontwerpproces. Nieuwe wegen te vinden die leiden tot een constructief ontwerp. De constructief ontwerper ontwerpvarianten aan te bieden zodat een verstandige keuze gemaakt kan worden voor een specifiek constructief ontwerp. Een begin maken met een ontwerpondersteunend programma. Voortgang 1993 Er is een inventarisatie gemaakt naar de bestaande programmatuur ten dienste van de constructief ontwerper. Een methode is ontwikkeld om aan de hand van mogelijkheden bij het vakgebied informatica en mogelijkheden bij het vakgebied constructief ontwerpen, te komen tot nieuwe zinvolle toepassingen in de vorm van programmatuur. Hieruit is de doel-/probleemstelling ontstaan. Een programma is ontwikkeld om uit een programma van eisen een eenvoudige ruimtelijk ontwerp te genereren. Er is een algoritme om dit ruimtelijk ontwerp in een constructie van kolommen en balken te transformeren. Programma 1994 Systematiek en typologie van constructies worden bestudeerd om te komen tot algoritmen voor andere typen constructies. Algoritmen voor andere constructietypen vanuit een ruimtelijk ontwerp worden gedeeltelijk geimplementeerd. Verder zal een onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheden om door middel van globale eindige-elementenberekeningen, van ruimtelijke constructies als zogenaamd 'dozenmodel', tot een constructief ontwerp te komen. Verwachtingen 1995, 1996 De in 1994 ontwikkelde systematiek van algoritmen zal, 20
indien
gereed,
omgezet moeten worden van ontwerpprogramma naar een ontwerpondersteunend programma. De gebruiker za1 op wil1ekeurige momenten tijdens bet ontwerpproces interactief met het programma moeten kunnen communiceren. Verder za1 onderzoek gedaan worden om de bestaande systematiek van algoritmen te verbeteren en uit te breiden. Bij gebleken nut van de toepassing van een zogenaamd 'dozenmode1' zal ook deze vorm om te komen tot een constructief ontwerp verder moeten worden onderzocht. Innovatief Systeem van Bouwen.
Algemene doel-/probleemstelling Industriele woningproduktie, zonder woningontwerp vooraf, door middel van f1exibele woningbouwsystemen is tot nu toe niet gerea1iseerd. Op basis van de fi1osofie van prof.ir. N.J. Habraken wordt getracht niet a11een de inbouw maar ook de drager en daarmee dus de produktie van de gehe1e woning onderwerp van industria1isering te maken. ISB-doel-/probleemstelling Uitgaande van een in de vakgroep BKO ontwikke1de draagstructuur, opgebouwd uit dunne staa1p1aate1ementen, wordt op het TUE-terrein door midde1 van een ware grootte moduu1 een concrete uitwerking gegeven aan een flexibel industriee1 woningbouwsysteem in samenwerking met een aantal bouwbedrijven. Voortgang 1993 In het P.v.M. -laboratorium is een aanal be1astingproeven uitgevoerd op de minimoduul en op de afzonderlijke elementen. In de minimoduu1 is door verschi11ende bedrijven geexperimenteerd met hun producten en de verschil1ende ontmoetingen daarvan. Begin 1993 is de staalstructuur van de 1:1 moduul op de al eerder ge1egde fundering gemonteerd. Er zijn werktekeningen gemaakt van de draagstructuur voor 4 verschillende dakhellingen. De werktekeningenset voor de bestaande draagstructuur is ook omgewerkt voor een 170 mm hoge versie. In de moduul 1:1 is een horizonta1e belastingproef uitgevoerd op de stabiliteitsschotten. Door een medewerker van het Klokner Instituut is een onderzoek gedaan op een a1ternatief voor de stabi1iteitsschotten. T.b.v. bouw van de experimenteermodule 1:1 is een set montage tekeningen van de stalen draagstructuur gemaakt. T.b.v. bouw van de experimenteermodu1e 1:1 is een set bouwtekeningen gemaakt schaal 1:20 en 1:5. T.b.v. bouw van de experimenteermodu1e 1:1 is een set 1eidingtekeningen gemaakt voor de afstemming van de montage van de verschi1lende instal1aties. Er is een 3D modu1eersysteem voor het I.S.B. systeem ontwikkeld en afgerond v. w. b. het sta1en draagsysteem als afstudeerwerk bij de differentiatie Bouwinformatica. T.b.v. fase 3 (demonstratieproject) is een ontwerp gemaakt voor een kantoorgebouwtje voor jonge starters op het T.U.E. terrein. Programma 1994 jan. -febr.: afbouw van de halve experimenteermoduu1 op het T.U.E. terrein door de diverse dee1nemende bedrijven. 21
maart: Vanaf maart zal de andere helft van de experimenteermoduul gebruikt worden voor het uitproberen van verschillende oplossingen voor: zwevende dekvloer, voorzetwand, plafond, leidingsystemen. Start evaluatie programma's voor warmte, vocht, geluid, veranderbaarheid, kosten.
Verwachtingen 1995, 1996 Evaluatie resultaten experimenteer moduul
22
1.2.
Constructief Ontwerpen -Beton- en Stapelconstructies
Coordinator: Onderzoekers:
prof.ir. C.S. Kleinman prof. ir. H.W. Bennenk, ir. H.J.M. Janssen, ir. K.B. Lub, ir. R. v.d. Pluijm, prof. dr. ir. H.S. Rutten, prof.ir. C.J.M. Schiebroek, ing. H.J. Vekemans, ir. A.T. Vermeltfoort.
Doel-jprobleemstelling Het deelprogramma heeft tot doel numeriek en experimenteel onderzoek te verrichten met betrekking tot: het mechanisch gedrag van beton bij een drie-assige belasting- en/of vervormingstoestand, en numerieke analyse van dit gedrag; nieuwe constructiematerialen, zoals ferro- en non-ferro-cement en daarmee vervaardigde dunwandige constructie- elementen, met als criteria: efficienter materiaalgebruik, lichter construeren, economie en duurzaamheid; metselwerk: de ontwikkeling van een wetenschappelijke basis voor het antwerp van metselwerkconstructies, en de ontwikkeling van ontwerpconcepten. Onderzoekprojecten Het deelprogramma omvat de volgende onderzoekprojecten: 1.2.1. 1. 2. 2. 1. 2. 3. 1. 2 .4. 1. 2. 5. 1. 2 .6. 1. 2. 7
Betonmechanica Vezel- en ferrocement Constructief metselwerk Aanhechting voorgespannen wapening aan beton Hoge sterkte beton Tijdsafhankelijke invloeden t.g.v. voorspanning Dwarskracht Betonmechanica
Doel-jprobleemstelling Niet-lineaire rekenprogramma's worden steeds vaker gebruikt om het bezwijkgedrag van constructies te voorspellen of te analyseren. Schaalvergroting, optimalisering en complexiteit van de constructies maken dit noodzakelijk. Het blijkt dat de huidige kennis en opzet van modellering ontoereikend zijn voor het betrouwbaar beschrijven van het bezwijkgedrag van beton onder een drukbelasting. Het betonmechnanica-project streeft er naar de kennis van deze problematiek te vergroten door middel van experimenteel en numeriek onderzoek, dat moet leiden tot een betere modelvorming en vervolgens verbeterd ingenieursgereedschap: on twerpen rekenhulpmiddelen voor betonconstructies. Voortgang 1993 Begin januari 1993 is de STW-financiering toegekend voor het onderzoekproject: "Spannings-vervormingsgedrag van beton onder een meerassige belasting: numeriek onderzoek". Ir. J.P.W. Bongers heeft zijn numerieke onderzoek binnen dit project voortgezet (vanaf 1 maart als OIO). T. b. v. dit onderzoek heeft hij zijn literatuurstudie voortgezet en heeft hij getracht het micro-mechanisch model van dr.ir. R.A. Vonk om te zetten naar een 30-schematisatie. Hierbij werden de grenzen qua computercapaciteit echter overschreden. Daarom is er 23
een start gemaakt met de ontwikkeling van een model op een hoger abstractieniveau: Aangezien de vervormingen zicb in het algemeen uiteindelijk lokaliseren in een beperkt aantal scbeuren, die bet bezwijkmecbanisme vormen, worden alleen deze "macroscbeuren" lokaal door middel van interfaces gemodelleerd. Een dergelijke werkwijze was ecbter ook in een 20-scbematisatie nog nooit uitgevoerd. Daarom is eerst met deze 20-scbematisatie gestart. Ir. H.J.G.M. van Geel is per 1 oktober begonnen als OIO met bet experimentele onderzoek van het project "Spannings-vervormingsgedrag van beton onder een meerassige belasting: experimenteel onderzoek". Het onderzoek zal een vervolg en uitbreiding zijn van de eerder experimentele onderzoek op dit gebied uitgevoerd aan de TUE door resp. dr.ir. J.G.M. van Mier, dr.ir. R.A. Vonk en dr.ir. D. Stys. Belangrijkste onderdeel van bet onderzoek is bet in kaart brengen van bet gedrag van beton onder meerassige belastingen. Tot op beden is een literatuurstudie verricbt m.b. t. de aanwezige kennis en ervaringen op bet gebied van meerassig experimenteel betononderzoek. Een aanvang is gemaakt met een eenassige proevenserie als onderdeel van een internationaal proevenprogramma onder RILEM-commissie 148ssc "Strain Softening of Concrete". Nadruk wordt bierbij gelegd op de randvoorwaarden die door de belastingplaten op bet proefstuk worden opgelegd en de invloed van scbaal effecten. Gedurende 3 maanden is door dr.ir. D. Stys (TU-Wroclaw) experimenteel onderzoek gedaan naar de relatie tussen de betonsterkte en softeninggedrag voor verscbillende proefstukafmetingen. Dit onderzoek kan bescbouwd worden als vooronderzoek voor de STW-aanvraag, "Invloed van de betonsamenstelling op bet softeninggedrag van beton onder een drukbelasting.". Programma 1994 Het project "Spannings-vervormingsgedrag van beton onder een meerassige belasting" zal voortgezet worden, zowel bet numerieke als experimentele gedeelte. Ir. J.P.W. Bongers zal zijn 20-model verder uitwerken en zijn literatuuronderzoek afronden. Ir. van Geel zal de eenassige proevenserie afronden en eind 1994 een aanvang maken met meerassige proeven.
Verwachtingen 1995, 1996 Voortzetting van bet project "Spannings-vervormingsgedrag van beton onder een meerassige belasting". Uitbreiding numeriek onderzoek naar 30 model en experimenten met verscbillende belastingspaden. 1. 2. 2.
Vezel- en ferrocement
Doel-jprobleemstelling Het vermeerderen van inzicbt en kennis van bet mecbaniscbe gedrag van vezelcement en ferrocement en op grond biervan onderzoek naar en ontwikkeling van tecbniscb verantwoorde toepassingen van deze constructiematerialen. Deze varieren van een uitbreiding van bet traditioneel gewapend beton tot bet construeren in dunwandige constructie-elementen met in zicb vele mogelijkbeden tot vormgeving. Ferrocement: Ferrocement is een relatief licbt materiaal. Het is mogelijk met ferroce ment constructie-elementen te ontwerpen met eenzelfde sterkte en stijfheid bij een, in vergelijking met andere cementboudende materialen, veel geringer eigen gewicbt. Dat beeft slankere kolommen tot gevolg en minder zware funderingen. Een 24
voordeel is ook dat geen grind als toeslagmateriaal nodig is, gezien de mi1ieuproh1emati(~k met hetrekkinp, tot )ā¢,r\nrlwinning. Ook is minder cement en Zilnd
nodi(~.
lf<,l
pnlhl<Ā·<Ā·m m<Ā·l
lā¢Ā·n-oc<Ā·nHĀ·nl
is
<ā¢chl<Ā·t"
dill.
d<~
to<Ā·pnssing
van
Om dit mogelij kerwij s te ondervangeu richt het onderzoek zich op het samenstellen van ruimtelijke constructieelementen (vloer- en ligger- en kolomelementen) uit eenvoudige rechthoekige fc-elementen. Als verbindingswijze wordt gedacht aan bouten, lijm of een combinatie van be ide, die bijvoorbeeld bij betonbouw de bekisting kan vervangen en betrokken is in de overdracht van krachten. Daarbij wordt de beton dan tevens voorzien van een duurzame, hoogwaardige microbetonhuid. Eveneens wordt onderzoek verricht naar de toepassingsmogelijkheden van een buitenhuid van ferrocement. bet
materiaal
arbeidsintensief
is.
Voortgang 1993 Project ferrocement: Het state of the art rapport over ferrocement, in opdracht van de CUR-cie B18, is gereed. Een copie is ter correctie, aanvulling en/of verbetering aangeboden aan ir. F. van Pelt, Ferrocem Schiedam. De heer Van Pelt is de enige praktiserende deskundige op het gebied van ferrocement in Nederland. Het onderzoek naar de boutverbinding van ferrocementplanken is afgerond. De boutverbinding is analytisch bepaald en experimenteel geverifieerd. Uitgangspunt was dat de ferrocementplank bezweek alvorens de verbinding zou bezwijken. De resultaten zijn neergelegd in een T8-verslag van Joost Reinarz. Aan de hand van de hiervoor genoemde resu1taten zijn in het kader van de THEA-dagen twee spanten samengeste1d en tot bezwijken toe be1ast. Een spant is samengesteld uit ferrocementplanken. Deze is bezweken op trek in de onderrand bij een bezwijkbelasting van 50 kN. Er traden geen instabiliteitsverschijnselen op. De experimentele waarde kwam overeen met de berekende. Een tweede, geheel identiek houten spant, is eveneens tot bezwijken belast. Deze bezweek als gevolg van instabiliteitsverschijnselen loodrecht op het vlak van het spant bij Ā± 25 kN. Hieruit blijkt het voordeel van de grotere stijfheid 1oodrecht op het vlak van het spant dat is samengeste1d uit ferrocement. Vele proeven zijn verricht met trekstaven van eenzelfde mortel met verschillende hoeveelheden vezels en wapening. De resultaten worden verwerkt en zullen in 1994 gepubliceerd worden. Project Dwarskracht: Een vierpuntsbuigproef is uitgevoerd op een gedrongen ligger met een dwarskrachtslankheid van 2, 75 en een wapeningspercentage van 1,15%. Deze ligger is ontworpen volgens de vakwerkanalogie. Oat wi1 zeggen het hoogwaardig beton wordt enkel op druk belast, het hoogwaardig staal, met een vloeigrens van 750 Njmm 2 op trek. Deze ligger waarin 50% minder beton is verwerkt dan in een standaard ligger is bezweken bij 228 kN. De standaard ligger met eenzelfde hoeveelheid wapening en 50% meer beton bezweek bij 70 kN: Het verschil is dus ruim een factor 3. Bij de ligger, ontworpen volgens de vakwerkanalogie is het staal, met een vloeigrens van 750 N/mm 2 , bezweken. Het beton gaf geen krimp. Hiermee is het bewijs geleverd dat, vanuit konstruktief oogpunt bekeken, het materiaal verre van optimaa1 benut wordt. Van de proefresultaten za1 in 1994 een verslag verschijnen. Bovendien is met betrekking tot dit onderwerp een abstract en paper voorbereid ten behoeve van een congres in Singapore.
25
Programma 1994 Project Ferrocement. Het samenstellen van een rapport over de onderzoekresultaten verricht in 1993 van trekstaven uit verschillende typen vezels en wapening. Project Dwarskracht. Het samenstellen van een rapport over de onderzoekresultaen verricht in 1993, van een ligger ontworpen volgens de vakwerkanalogie waarbij met 50% minder materiaal een driemaal zo hoge sterkte werd bereikt. Dit onderzoek wordt voortgezet om de invloed van een bewegende last op de ligger ontwerpen volgens de vakwerkanalogie te onderzoeken. Omdat de gedachte, het beton zo volledig mogelijk op druk belasten en het staal op trek, zo succesvol is geweest, wordt getracht eenzelfde idee toe te passen op een voorgespannen ligger met een grotere overspanning. Een eerste studie maakt duidelijk dat vooral ook j ier een spectaculaire gewichtsvermindering mogelijk is, namelijk een factor 4. Verwachtingen 1995, 1996 Deze zijn afhankelijk van de mogelijkheid voldoende studenten te interesseren, om de hiervoor genoemde onderzoekonderwerpen, in het kader van het projectwerk te verrichten. 1. 2. 3.
Constructief metselwerk
Doe1-jprob1eemste11ing Door gebrek aan fundamenteel onderzoek wordt het draagvermogen van metselwerkconstructies onderschat. Het doel van het project is een beter inzicht te verkrijgen in het mechanisch gedrag van metselwerkconstructies onder invloed van: belastingen, zoals eigen gewicht, rustende be lasting en windbelas ting; opgelegde vervormingen, zoals zettingen en lengteveranderingen, bijvoorbeeld ten gevolge van temperatuurverschillen. Het verkregen inzicht moet leiden tot het leggen van een beter verband tussen de uitkomsten van min of meer standaard materiaalonderzoek en het gedrag van constructies als geheel. Op grand daarvan kan de veiligheidsbeschouwing worden verbeterd en kunnen eenvoudige criteria en rekenregels worden opgesteld voor gangbare vormen van metselwerkconstructies. Beter inzicht is noodzakelijk om de toegankelijkheid van metselwerk in de bouw te bevorderen en betere bouwkundige details te ontwikkelen. Voortgang 1993 - Algemeen Kenmerkte het onderzoek zich eerst door een zekere diversiteit en het orH~nterende karakter, en was het vooral dienstbaar aan het te verzorgen onderwijs, in het afgelopen verslagjaar trad duidelijk verdere specialisatie op. Behoudens het onderzoeksveld "constructiedelen" in het bijzonder spouwmuren, waar de promovendus van der Pluijm zich vooral mee bezig houdt werd het onderzoeksveld "gedruk metselwerk" door de medewerker van de leerstoel verder uitgediept. Op het einde van het verslagjaar werd besloten een vacature niet in te vullen en de daarvoor gereserveerde financien te gebruiken om onderzoekactiviteiten gefaseerd uit te besteden, onder leiding van de hoogleraar. Hiervoor is als onderzoeksveld gekozen voor "vervorming door temperatuur en vocht". - Onderzoek geinitieerd door de bijzondere leerstoel stapelbouw In dit onderzoek zijn twec hoofdonderweqwn te orlderkennen,
26
te weten:
op druk belast metselwerk, en spouwrnuuronderzoek. Tezamen met enkele kleinere deelprojecten zullen deze hieronder besproken worden: Het onderzoek naar de mechanische eigenschappen van metselwerk onder druk wordt binnenkort met een rapportage afgerond. Vervolgonderzoek zal betrekking hebben op de invloed van spreiding van de materiaaleigenschappen van de componenten op spreiding van de eigenschappen van metselwerk onder (ex)centrische druk, en onderzoek naar de capaciteiten van metselwerk bij druk onder een hoek met de lintvoeg. Onderzoek naar de kwaliteit van metselmortels zal voorlopig parallel met ander metselwerkonderzoek uitgevoerd blijven worden door telkens als er gemetseld wordt extra proefstukken te vervaardigen, hiermee wordt statistische informatie verkregen over de mechanische eigenschappen van martel. Aan de opzet van een buigtreksterkte proef wordt gewerkt. Recent is gestart met onderzoek naar vervorrning van rnetselwerk ten gevolge van vocht en temperatuur. Het in het kader van STW verrichte onderzoek gedaan naar de invloed van flenzen op het gedrag van op afschuiving belaste wanden werd in november 1993 beeindigd, doordat het contract afliep. De definitieve rapportage wordt naar verwachting media februari 1994 afgerond. Van het binnen het promotiewerk passende onderzoek naar de buigtreksterkte aan gemetselde wanden werd een serie proeven afgerond. Aan de modelvorming met vloeilijnentheorie en met plaatvergelijkingen wordt gewerkt. Het onderzoek naar de statistische invloed van de hechtsterkteverdeling over het hechtoppervlak met DIANA werd in augustus met een afstudeerwerkstuk afgerond. Voor onderzoek naar de bouwrnethodes van Eladio Dieste verbleef een studente in Uruguay waar zij bij Dieste werkte. Zij werkt nu in het kader van haar afstuderen aan een antwerp van een baksteenrnuseurn in Dieste's bouwsysteem. Het onderzoek naar de verschillen tussen diverse Europese norrnen is afgerond met een studie naar de "gevoeligheid" van diverse grootheden op de vereiste afmetingen van de draagconstructie van het voorbeeldgebouw. - Onderzoek voor CUR Een tweede serie van vijf meso-schuifproeven op metselwerkwanden van 1 rn 2 is in mei afgerond. Op dit moment is reeds een grate overeensternrning gevonden tussen het berekende en waargenomen scheur en vervorrningsgedrag. Verdere analyse van de meetresultaten zal plaatsvinden. Verder wordt gewerkt aan de afstemrning tussen de numerieke en experimentele resultaten (inverse modelling). Van het metselwerkonderzoek gedurende de afgelopen jaren is op verzoek van CUR samen met TNO gewerkt aan een afrondende BS CUR-rapportage, welke eind december 1992 in concept gereed was. Helaas is publicatie hiervan tot op heden uitgesteld. - Derde geldstroom onderzoekBinnen dit kader zijn proeven uitgevoerd de verankeringseigenschappen van stalen draden in prefab metselwerk te onderzoeken. Programma 1994, Verwachtingen 1995, 1996 -Onderzoek geinitieerd door de bijzondere leerstoel stapelbouw27
Het eigen onderzoek van deze leerstoel spitst zich steeds verder toe op hoofdaandachtsgebieden. Dat is op de eerste plaats : 'he~: ontwikkelen van een beoordelingssystematiek van11it materiaalkundig oogpunt' in bet bijzonder t.a.v. op druk belast metselwerk van zowel kalkzandsteen als baksteen. Hierbij zpelen statistische invloedsfactoren een grote rol. Op de tweede plaats wordt onderzoek gedaan naar gebouwdelen op mezo en macroniveau in het bijzonder spouwmuren, zoals past binnen het promotiewerk van ir. R. van der Pluijm. In principe op ware grootte worden gevel- en konstruktie-elementen beproefd. Daarbij wordt vooral de relatie van dat bouwdeel met andere gebouwdelen beschouwd. Doel is om door de verkregen gegevens het numerieke rekenwerk te voeden en tot meer algemeen bruikbare rekenmethoden te komen. Dit onderzoek betreft zowel baksteen als mogelijk kalkzandsteen en hun toepassingen. Hierbij wordt getracht continuiteit te behouden in het reeds lopende onderzoek aan op afschuiving belaste wanden en het daaraan gekoppelde numerieke onderzoek. Op de langere termijn kunnen daartoe drie richtingen in het materiaalkundig experimentele onderzoek gevolgd worden: Eigenschappen van gedrukt metselwerk. Dit is een vervolg op het onderzoek naar de mechanische eigenschappen van metselwerk onder druk. Hechttreksterkte van metselwerk. Met name vanuit de (internationale)-normcornrnissies wordt hieraan veel aandacht geschonken. Uit de literatuur bekende beproevingsmethoden dienen beoordeeld en eventueel gemodificeerd te worden op de Nederlandse situatie. Vervorming van metselwerk. Dit betreft onderzoek naar de vervorming t.g.v. temperatuur en hygrisch gedrag van metselwerk. Hiernaast en ten dienste daarvan zal numeriek onderzoek met eindige elementen computer programma's zoals DIANA en UDEC noodzakelijk blijven (ter ondersteuning). Tevens is bij elk experimenteel onderzoek literatuurstudie nodig. De lijn van het theoretische onderzoek naar ontwerpen in baksteen en het opstellen van ontwerpregels zal voortgezet worden, waarbij vooral studenten in de eindfase van hun studie betrokken zullen worden.
- Onderzoek voor CUR & DerdenDerde geldstroom onderzoek is moeilijk te plannen, het wordt door derden geentameerd. Binnen de beschikbare capaciteit zal beoordeeld worden in hoeverre dergelijk onderzoek past bij het geplande onderzoek. Als derde geldstroom onderzoek inhoudelijk minder goed past bij lopend onderzoek zal dit een lagere prioriteit krijgen. 1.2 .4.
Aanhechting voorgespannen wapening aan beton
Doel-jprobleemstelling Het onderzoek heeft betrekking op de overdrachtslengte van voorspanstrengen, waarbij ~ verankering van de strengen mlddels aanhechting met het beton tot stand komt. Reductie van de overdrachtslengte heeft een gunstige invloed op de draagkracht van het constructie-element, maar heeft een ongunstige invloed op de grootte van de optredende splijtspnnningen.
Van een nieuw ontwikkelde voorspanstreng, een ovale binnendraad in plaats van een ronde binnendraad wordt vanwege de niet-prismatische doorsnede van de streng een kortere overdrachtslengte verwacht. Naast de invloed van het al of niet prismatisch zijn van de doorsnede van de streng wordt ook de oppervlaktestructuur bekeken. Op een strengtype met ronde binnendraad en op een strengtype met ovale binnendraad is een oppervlaktestructuur aangebracht.
Voortgang 1993 Medio 1993 zijn een viertal verschillende proeven uitgevoerd. Een prismatisch betonelement (b*h*1*=100*100*2000 mm) is centrisch voorgespannen. De toegepaste voorspanstrengen zijn: ronde strengen zowel met een glad oppervlak als met een oppervlakte-bewerking en ovale strengen zowel met een glad oppervlak als met oppervlakte-bewerking. De proeven zijn uitgevoerd in het Pieter van Musschenbroeklaboratorium van de vakgroep BKO door student P. Vossen in het kader van zijn T9-project. De resultaten zijn gerapporteerd. Programma 1994, verwachtingen 1995 In het kader van een onderzoek van hoge sterkte beton zal een deel van dit onderzoek zich richten op de aanhechting van voorgespannen strengen op hoge sterkte beton. Voortzettinge van ingezette proevenserie ter verbreding van het inzicht in de effecten van een korte overdrachtslengte. 1.2.5.
Hoge sterkte beton
Voor betonsterkteklassen tot B65 (karakteristieke kubusdruksterte tot 65,0 N/mm 2 ) zijn de rekenvoorwaarden voor de druksterkte, treksterkte en elasticiteitsmodulus met formules te bepalen uit de karakteristieke kubusdruksterkte. Voor betonsterkteklassen hoven B65 kan niet zonder meer worden uitgegaan van een dezelfde relatie tussen de karakteristieke kubusdruksterkte en de rekenwaarden voor de druksterkte, treksterkte en elasticteitsmodulus. Er zijn duidelijke aanwijzingen, dat de rekenwaarde voor de sterkte en elasticteitsmodulus relatief minder toeneemt bij een toenemende karakteristieke kubusdruksterkte.
Programma 1994, verwachtingen 1995 Het samenstellen van een mengsel en een gevoeligheidsanalyse van het mengsel ter verkrijging van een betonsterkteklasse Bl05. Het onderzoek vindt plaats in samenwerking met de TU-Delft, faculteit Civiele Techniek. Tevens wordt de kubusdruksterkte van het jonge beton (6 a 16 uur) bepaa1d. De invloed van warmte-toevoeging op de sterkte-ontwikkeling van het jonge beton wordt eveneens onderzocht. 1.2.6.
Tijdsafhankelijke invloeden t.g.v. voorspanning
Beton met een hoge eindsterkte (karakteristieke kubusdruksterkte groter dan 65 N/mm 2 ) heeft een hogere aanvangssterkte. Dit betekent voor de prefabricage van voorgespannen betonelementen, dat in sommige geva1len de voorspankracht reeds na 6 uur kan worden aangebracht. 29
De belasting van bet jonge beton beeft invloed op bet krimp- en kruipgedrag van beton en dus gevolgen voor de uiteindelijke werkvoorspanning. In bet kader van bet onderzoek van de dwarskracbtcapaciteit van boge sterkte beton zal een deel van dit onderzoek zicb ricbten op de tijdsafhankelijke invloeden t.g.v. voorspanning.
Programma 1994, verwachtingen 1995 Van een aantal voorgespannen liggers met een T-vormige doorsnede wordt de vervorming gemeten direct na bet aanbrengen van de voorspankracbt (jong beton) en na 28 dagen. Afhankelijk van de resultaten zal bet onderzoek worden voortgezet voor andere voorspannivo's en betonsterkteklassen. 1.2. 7.
Dwarskracbt
Beton met boge sterkte kent scbeurvlakken, die door bet toeslagmateriaal lopen. Door de verminderde "aggregate-interlock" neemt ondanks de toename van de treksterkte, de dwarskracbtcapaciteit bij elementen zonder beugelwapening af. De invloed van de voorspanning op bet dwarskrachtvermogen dient nog nader te worden onderzocbt. Het onderzoek vindt plaats in opdracht van Beton Son en wordt door Brite Euram gefinancierd.
Programma 1994, verwachtingen 1995 De voorgespannen T-vormige liggers uit bet onderzoek 'tijdsafhankelijke invloeden t.g.v. voorspanning' worden na 28 dagen zodanig belast dat deze t.g.v. bet overscbrijden van bet afscbuifvermogen bezwijken. De dwarskracbtcapaciteit wordt zowel in bet voorgespannen deel van de Tvormige ligger als in de niet-voorgespannen tandoplegging van de ligger onderzocbt.
30
1.3.
Constructief Ontwerpen -Staalconstructies
Coordinator: Onderzoekers:
prof.ir. H.H. Snijder dr. J.C.D. Hoenderkamp, dr.ir. M.C.M. Bakker, ir. B.W.E.M. van Hove, ir. P.G.F.J. van der Sanden
Opmerking vooraf In 1993 is de personele bezetting van de sectie staalconstructies gewijzigd in die zin dat de coordinator Prof.ir. H.H. Snijder en Dr. J.C.D. Hoenderkamp per 1 september zijn aangetreden als opvolgers van respectievelijk Prof.ir. J.W.B. Stark en Ir. F. van Pelt die eind 1992 de TUE hebben verlaten. Bovendien is per 1 oktober Ir. B.W.E.M. van Hove vertrokken en is de onderzoeksbijdrage van Dr.ir. M.C.M. Bakker gering geweest door vermindaring van de omvang van haar dienstverband aan de TUE. De hiervoor genoemde discontinuiteiten in de personele bezetting zijn in sterke mate bepalend geweest voor het hierna volgende onderzoekverslag.
Doel-jprobleemstelling Het deelprogramma 'staalconstructies' heeft tot doel onderzoek te verrichten ten behoeve van: evaluatie van nieuwe toepassingsmogelijkheden voor staal en staalprodukten in gebouwen; de ontwikkeling van nieuwe produkten en systemen op basis van staal; de ontwikkeling en verbetering door theoretisch en experimenteel onderzoek van rekenmethoden met betrekking tot veiligheid en economische haalbaarheid. Veel aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van eenvoudige constructiedetails en aan de eigenschappen van produkten van dunne staalplaat. Onderzoekprojecten Het deelprogramma kent de volgende onderzoekprojecten: 1.3.1. 1.3.2. 1.3.3. 1.3.4. 1.3.1.
Koudgevormde profielen Staal-beton-constructies Verbindingen in staal Constructieve systemen in staal Koudgevormde profielen
Doel-/probleemstelling Het onderzoekprogramma heeft tot doel bredere toepassingsmogelijkheden voor staal in de woning- en utiliteitsbouw te evalueren; op basis van staal nieuwe produkten en systemen te ontwikkelen en door theoretisch en experimenteel onderzoek bij te dragen aan ontwikkeling en verbetering van rekentechnieken. De ontwikkeling in de techniek van het rolvervormen van dunne staalplaat heeft aanleiding gegeven tot een belangrijke groei in de toepassing van zowel plaatvormige produkten (bijv. dak- en gevelplaten) als lijnvormige produkten (bijv. regels en gordingen). Er bestaan nog leemten in de kennis over de statische eigenschappen van deze koudgevormde profielen. Dit leidt soms tot een niet optimale economische toepassing en bovendien tot een beperking van het toepassingsgebied. Het onderzoek beoogt deze leemten te vullen. Van groot belang is ook het samenspel van dunne profielen met 31
andere materialen zoals isolatiematerialen, gipsplaten e.d. Het onderzoekprogramma omvat onderwerpen in de volgende categorieen: a. ontwerpen, ontwikkeling en evaluatie van toepassingsrnogelijkbeden voor staal; b. produktontwikkeling (innovatie); c. onderzoek naar eigenschappen en ontwikkeling van rekenmethoden.
Voortga.ng 1993 Als vervolg op het prornotie-onderzoek naar het kreukelen van lijven van koudgevormde profielen onder geconcentreerde lasten is een publicatie voorbereid voor bet tijdschrift "Thin Walled Structures". Deze publicatie wordt in 1994 opgenornen in het genoernde tijdschrift. Tevens is een rapport voltooid over een cornputerprogramma dat is ontwikkeld in het kader van dit prornotie-onderzoek. In voorgaande jaren is een programma (OPTLIG) ontwikkeld voor het optirnaliseren van statiscb bepaalde onverstijfde dubbelsyrnmetrische gelaste plaatliggers. Over dit onderzoek is in 1992 een concept publikatie voor de Bouwstenenreeks gereed gekornen. In 1993 is het nog niet tot publicatie hiervan gekomen door eerder aangehaalde omstandigheden. Er is medewerking verleend aan aktiviteiten van de Computergroep Staalconstructies, onder supervisie van het Staalbouwkundig Genootscbap en Stumico. De activiteiten richten zicb op bet automatiseren van ontwerpprocessen voor staalconstructies in het algerneen en de rekenregels in het bijzonder.
Programma 1994, Verwachtingen 1995, 1996 Er zal worden getracbt de publicatie over gelaste plaatliggers alsnog uit te brengen. Er zal een aanvang worden gernaakt met het opzetten van een onderzoeksprogramma voor koudgevorrnde profielen en dunne plaat-producten. Hiertoe wordt zo rnogelijk contact gezocbt met andere universiteiten en instituten (ECCS, TNO-Bouw, TU-Delft, etc.). Mogelijke onderwerpen: interactie van plooi en knik, stabiliteit van de aansluiting kolorn-ligger bij drie-scharnierspanten, gedrag van elementen (kolomrnen, liggers) met openingen, sarnengestelde staven, etc. 1. 3. 2.
Staal-betonconstructies
Doe1-jprob1eemste11ing Door staal en beton constructief te laten samenwerken kan van de gunstige eigenschappen van beide materialen optirnaal gebruik worden gernaakt. Hierop berust de toepassing van staal-betonconstructies in de vorrn van staal-beton liggers, staal-beton kolommen en staalplaat-betonvloeren. Het onderzoek beoogt nieuwe vorrnen van sarnenwerking te ontwikkelen en leemten in de kennis op te vullen. Voortga.ng 1993 Voor het computerprograrnrna CAD-SBL verscheen in 1993 een nieuwe handleiding. Het onderzoek naar de invloed van de verbinding tussen een staalplaat-betonvloer en een stalen ligger (een zogenaarnde staal-beton ligger) op het gedrag van deze staal-beton ligger is voortgezet. Het 32
gedrag van de verbinding zelf is onderzocht met behulp van numerieke modellen en orienterende laboratoriumproeven. Er is een proeftstuk, een proefopstelling en een meetsysteem ontworpen en uitgetest. Een drietal proefstukken is inmiddels beproefd en geanalyseerd. Tegelijkertijd is er een eindige-elementen-model ontwikkeld van de verbinding en zijn hiermee de eerste verkennende berekeningen uitgevoerd. Er is medewerking verleend aan een door de Stichting Postacademisch Onderwijs Civiele Techniek en Bouwtechniek georganiseerde cursus "Staalkonstrukties; achtergronden van Eurocode 4". Er is medewerking verleend aan een door het Staalbouwkundig Genootschap en de Betonvereniging georganiseerde cursus "Staal-beton liggers".
Programma 1994, Verwachtingen 1995, 1996 Het onderzoek naar de invloed van de schuifkracht overbrengende verbinding tussen een staalplaat-betonvloer en een stalen ligger wordt voortgezet. Er zullen circa 20 experimenten worden uitgevoerd en geanalyseerd. Tevens zal met het eindige-elementen model het tijdens de experimenten waargenomen of waar te nemen gedrag geverifieerd c.q. gesimuleerd worden. Onderzoek aan staal-betonconstructies zal geen speerpunt van onderzoek meer zijn. Mogelijk wordt nog wel incidentieel onderzoek verricht op dit terrein doch dat zal dan geschieden in nader overleg met Prof.ir. J.W.B. Stark, Civiele Techniek, TU-Delft. 1. 3. 3.
Verbindingen in staal
Doel-jprob1eemstelling De bestaande verhouding tussen loonkosten en materiaalkosten maakt het noodzakelijk te streven naar eenvoudige constructie-details. Om deze te kunnen toepassen moet de constructeur over rekenregels beschikken. Ret onderzoeksproject beoogt bij te dragen aan de ontwikkeling daarvan door middel van enerzijds theoretisch en numeriek onderzoek, anderzijds experimenteel onderzoek op ware grootte en op schaal. Voortgang 1993 Door capaciteitsproblemen kan geen duidelijke voortgang worden vermeld. Programma 1994 en verwachtingen 1995/1996 Er wordt een aanvang gemaakt met het opzetten van een onderzoekprogramma voor verbindingen in staal. Mogelijke onderwerpen: Invloed van verbindingsgedrag op de stabiliteit van gebouwen; Modellering van verbindingen met eindige-elementen modellen ter verificatie van rekenregels; Flexibele, niet-volledig sterke verbindingen. 1.3.4.
Constructieve systemen in staal
Doel-jprobleemstelling In gebouwen kunnen verschillende constructieve systemen worden toegepast. Recente nieuw ontwikkelde systemen behoeven nog nader onderzoek m.b.t. hun eigenschappen (sterkte, stijfheid, stabiliteit, vervormingscapaciteit). Bovendien worden vaak verschillende constructieve systemen te zamen in een 33
gebouw toegepast. De mate van samenwerking is essentieel voor het constructiegedrag en behoeft nader onderzoek.
Programma 1994 en verwachtingen 1995/1996 Er wordt een aanvang gemaakt met het opzetten van een onderzoekprogramma op het gebied van constructieve systemen in staal. Mogelijke onderwerpen: voorgespannen staalconstructies; tuiconstructies in gebouwen; stabiliteitsvoorzieningen in stalen hoogbouw; bevestiging van staalconstructie aan een betonnen ondergrond; "stressed skin design"; op druk en buiging belaste samengestelde staven.
34
1.4.
Constructief Ontwerpen Bout- en Bamboeconstructies
Coordinator: Onderzoekers:
ir. F. Schot dr.ir. J.J.A. Janssen, ir. S.P.G. Moonen, prof.dr.ir. H.S. Rutten en ir. H.C.P.A. Vianen
Houtconstructies
Doel-jprobleemste11ing Het dee1programma 'houtconstructies' beoogt onderzoek te verricbten naar bet ontwerpen van houtconstructies en het dimensioneren van boutconstructies, bouten constructie-elementen en de verbindingen tussen bouten constructiedelen (sterkte, stijfheid, stabiliteit). Het programma is er tevens op gericbt computerprogrammatuur te ontwikkelen ten behoeve van het ontwerpen van boutconstructies en bet uitvoeren van ingewikke1de controleberekeningen. Onderzoekprojecten De vo1gende onderzoekprojecten worden onderscheiden: 1.4.1. 1.4.2.
1.4.3. 1.4.4. 1.4. 5.
1.4.1.
Lange-duurgedrag van dake1ementen Nagelplaatverbindingen Stabi1iteit van boutkonstrukties 1.4.3.1 Stabi1iteit van bouten knie- en boogspanten 1.4.3.2 Stabiliteit van houten 1iggers Verbindingen in de bouw Kracbtsoverdracht tussen in bout ge1ijmde stalen staven en het bout Lange-duurgedrag van dake1ementen (spaanplaat- ribpanelen)
Doe1-/probleemstelling Voor een computerprogramma Zl.Jn mecbaniscbe eigenschappen van de dake1ementen te kunnen berekenen. controle en eventue1e bijstelling
aannamen gedaan voor de waarden van de samenstellende de1en, met bet doel deze Het doe1 van de 1ange-duur proeven is de van de aannamen.
Voortgang 1993 In dit verslagjaar 1993 zijn geen verdere werkzaambeden aan dit project verricht. Programma 1994 Er zal een begin worden gemaakt met bet uitwerken van de metingen.
Verwachtingen 1995, 1996 In 1995 en 1996 zu11en de meetresu1taten worden uitgewerkt en bet gebeel zal in een rapport worden vastgelegd. Hiermee zal dit onderzoekproject worden beeindigd. 1.4.2.
Nagelplaatverbindingen
Doe1-jprobleemste11ing In de buidige bouwpraktijk worden veelvuldig houten vakwerkkonstrukties 35
toegepast waarvan alle staven in een vlak liggen en dezelfde dikte bebben. Voor de verbindingen tussen de bouten staven worden dunne stalen knoopplaten toegepast. De verbinding tussen deze platen en bet bout vindt plaats met bebulp van draadnagels. In de bouwmaterialenbandel zijn verscbillende soorten verkrijgbaar. Door bet ontbreken van aparte rekenregels voor deze verbindingen met dunne staalplaten is men aangewezen op de controleregels zoals die in de nieuwe TGB-Houtkonstrukties 1990 worden opgenomen voor bet controleren van de uiterste grenstoestand. In deze TGB wordt ecbter een minimumdikte van 2 mm voor deze staalplaten vereist. Uit onderzoek dat aan de TU-Eindboven is verricbt is geen reden ontdekt dat de controleregels uit de TGB-Hout, ook indien de dikte van de staalplaat ~ 2mm is, niet in alle gevallen verbindingen met de vereiste veiligbeid blijken op te leveren. Er zijn twee soorten verbindingen aan te wijzen waarvoor dit geldt: verbindingen waarbij combinaties van dunne staa1platen met nagels met een grote middel1ijn worden toegepast verbindingen waarbij de kracbtswerking in de knoopplaat zodanig is dat instabiliteitsverscbijnse1en kunnen optreden. Voor bet controleren van de bruikbaarbeidsgrenstoestand worden in de TGBHout geen aparte regels opgenomen voor het bepalen van de vervorming van genagelde houtverbindingen met dunne stalen knoopplaten. Hierdoor is het bijv. voor vakwerkkonstrukties met knoopverbindingen gemaakt met behulp van stalen knoopplaten niet mogelijk de juiste vervorming te voorspellen. In de concept voorschriften op Europees nivo (Eurocode 5) zijn controleregels opgenomen die nagenoeg gelijk zijn aan die van de TGB-Hout 1990. Ook hierin ontbreken de juiste controleregels voor de genagelde boutverbindinen met dunne sta1en knoopplaten. Doelstelling. Het ontwikkelen van rekenmodellen waarmee bet gedrag en de capaciteit kunnen worden bepaald van genagelde boutverbindingen, in het bijzonder die met dunne staalp1aten als knoopplaat.
Voortgang 1993 In dit verslagjaar is een uitgebreid onderzoek verricbt naar de buigweerstand van nagels en balken in het algemeen. Van bet verrichtte literatuuronderzoek zijn 2 rapporten opgesteld, nl. BKO rapport 93.01 en BKO rapport 93.02. Er is een aanvang gemaakt met numerieke modelleringen. Er is contact ge1egd met vakgroep WPA van faculteit Werktuigbouwkunde over het niet-1ineaire gedrag van materia1en onder bulging. De nage1buigunit die in 1992 ontwikkeld is, is in 1993 verder ontwikkeld en in 3-voud gebouwd. Aan de TU-Delft en aan de Nederlandse draad industrie is een exemplaar verkocbt. Er is onderzoek verricht naar de samenwerking tussen staalplaat en nagel. Er is een vervolgonderzoek verricht naar de invloed van de relatie nagelmiddellijn-staalplaatdikte op de sterkte en stij fheid van een genagelde staal-op-hout verbinding. Bij het onderzoeken van het gedrag van nagels onder bulging is gebruik gemaakt van analytische en numerieke methoden om te komen tot inzicht en modelvorming. Hierbij is in eerste instantie nog gekeken naar een lineaire 36
materiaalschematisering waarbij het komen tot een betrouwbaar analytisch model voor deze materiaaleigenschap een belangrijk aspect vormde. Het combineren van lineair materiaalgedrag met geometrisch niet-lineairiteit is de tweede stap die gezet is om te kunnen komen tot een volledig niet-lineair numeriek model. Programma. 1994 Het onderzoek naar het gedrag van de nagel onder bulging zal afgerond worden met een numeriek model en experimentele verificatie. De samenwerking tussen staalplaat en nagel zal nader onderzocht worden.
Het onderzoek zal zich richten op het verder ontwikkelen van de modellen voor genagelde verbindingen alsmede de detaillering van stalen knoopplaat verbindingen in houtconstructies. Daarbij wordt speciaal gekeken naar onderzoeksresultaten van houtverbindingen met dunne staalplaten zoals hecht- en nagelplaten. De drie-dimensionale krachtswerking in de genagelde staal-op-houtverbinding zal worden geanalyseerd en gemodelleerd. Daarbij worden de mogelijkheden van knooppunt-geometrie uitgewerkt en eenvoudige verbindingen met een enkelvoudige belastingsituatie geanalyseerd. Het spanningsverloop in de verbinding zal op twee manieren onderzocht worden bij lineair-elastisch- en plastisch materiaalgedrag, t.w. analytisch en numeriek. Hierbij worden de benodigde (materiaal-) grootheden van hout, staal en nagel nader onderzocht. Er zullen experimenten uitgevoerd worden om voor de modellen de materiaalgrootheden te verkrijgen. Verwachtingen 1995, 1996 In deze fase zal de vergelijking van de resultaten uit de analyses met onderzoeksresultaten plaatsvinden en zal het model geverifieerd worden. Het model van de genagelde staal-op-houtverbinding wordt experimenteel geverifieerd met verschillende nagel-staalplaat combinaties. De invloed van de profilering van de steel en de vorm van de nagelkop op de stijfheid en sterkte van een op dwarskracht belaste nagel wordt onderzocht. Van de benodigde grootheden wordt onderzocht of voor de bepaling ervan een gestandaardiseerde beproevingsmethode ontworpen moet worden. Met de huidige inzichten is duidelijk dat er een methode moet komen waarmee de samenwerking van nagelkop en staalplaat experimenteel bepaald kan worden.
Verder zal in deze fase de sterkte en stijfheid van de knoopplaat worden onderzocht. Het plooigedrag van de staalplaten zal numeriek en experimenteel geanalyseerd worden. Voor het experimenteel bepalen van de kritische spanning m.b.t. plooien zal een proefopstelling ontwikkeld worden. Het effect van plooiverstijvingen in de staalplaat op de kritische spanning wordt geanalyseerd voor verschillende belastingsituaties. Onderzocht wordt wat de invloed is van de hechtweerstand van de nagel op de kritische plooispanning van de staalplaat. De modellen zullen worden geverifieerd aan meer ingewikkelde verbindingen met een meer ingewikkelde krachtswerking in de knoopplaten. De invloed van de vervorming van de verbinding op de krachtsverdeling in statisch onbepaalde constructies zal onderzocht worden. 1.4.3.
Stabiliteit van houtkonstrukties 37
1.4.3.1
Stabiliteit van houten knie- en boogspanten.
Doel-jprobleemstelling Het doel van bet onderzoek is een bijdrage leveren aan bet verhogen van de kennis en bet verbeteren van de huidige rekenregels met betrekking tot de controle van de kipstabiliteit van houten spanten. Voortgang 1993 In dit verslagjaar is verder gewerkt aan de experimentele verificatie van bet promotieonderzoek van dr. ir. D.A. Padmoes. Er is een aanvang gemaakt met de uitwerking van de meetresultaten. Programma 1994 In 1994 zal bet verificatie-onderzoek naar de kipstabiliteit van houten kniespanten worden voortgezet. De resterende vier halve spanten zu1len worden beproefd. Verwachtingen 1995, 1996 De meetresultaten zul1en worden uitgewerkt en er zal rapportage en publikatie plaatsvinden. 1.4.3.2
Stabiliteit van bouten liggers
De controleregels voor de knik- en kipstabiliteit zoals deze in de TGBbout; 1990 zijn opgenomen zijn ongescbikt voor bet maken van een konstruktief ontwerp. Het uitvoeren van de stabiliteitscontrole mondt uit in bet invullen van zeer veel en zeer lange formu1es. Indien uit de controle b1ijkt dat de staaf niet goed gedimensioneerd is, is niet gemakkelijk te zien wat de oorzaak is. Er is een grote vraag naar vereenvoudigde ontwerpregels voor prismatische staven be1ast door buigende momenten en/of druk.
Doelstelling Het ontwikke1en van grafieken, gebaseerd op de TGB-bout; 1990, waarmee houten liggers kunnen worden gedimensioneerd en gecontro1eerd op bulging en/of druk. Voortgang 1993 In 1993 is een begin gemaakt met bet ontwikkelen van de uitgangspunten waarmee in de praktijk goed hanteerbare grafieken voor het ontwerpen van liggers kunnen worden gemaakt. Voor verschillende bout-sterkteklassen is reeds een aanta1 grafieken gereed gekomen. Een eerste presentatie van dit onderzoek zal plaatsvinden op de researchdag van de vakgroep Konstruktief Ontwerpen in maart 1994. Programma 1994 Dit onderzoek za1 verder worden voortgezet door zoveel mogelijk praktijkontwerpsituaties te vertalen in grafieken. Verwachtingen 1995, 1996 Voortzetting van het onderzoek dat in de vakb1aden zal worden gepubliceerd. 1.4.4.
Verbindingen in de bouw
1.4.4.1
Ontwerpgrafieken voor boutverbindingen met stiftvormige verbindingsmidde1en 38
In de TGB-bout 1990 zijn de controleregels voor stiftvormige verbindingsmiddelen {zoals draadnagels, boutscbroeven en bouten) zeer gecompliceerd geworden. Weliswaar is de ontwerpvrijbeid vergroot, maar doordat de benodigde ontwerpgegevens moeizaam zijn te bepalen, wordt deze ontwerpvrijbeid weer grotendeels teniet gedaan. Teneinde bet ontwerpen van verbindingen eenvoudiger en efficienter te maken zijn grafieken ontwikkeld waarin alle eisen en aanvullende randvoorwaarden zijn verwerkt. Met deze grafieken kunt u (als boutdikte en boutkwaliteit bekend zijn) alle praktiscb toepasbare stiften met bijbeborende ontwerpsterkte aflezen. Deze grafieken zijn ook met bebulp van een interactief spreadsbeetbestand op te roepen. Doel-jprobleemstelling Het ontwikkelen van ontwerpgrafieken voor zowel dubbelsnedige als enkelsnedige verbindingen, gebaseerd op de TGB-bout 1990 en de gestandaardiseerde gegevens van de verbindingsmiddelen draadnagels (zowel glad als geprofileerd), boutscbroeven, bouten, stiften, boutdraadbouten, kramplaten en ring- of plaatdeuvels. Bebalve voor verbindingen van bout-op-bout worden ook ontwerpgrafieken voor staal-op-bout verbindingen ontwikkeld. Voortgang 1993 De ontwerpgrafieken voor genagelde verbindingen en dubbelsnedige stiftverbindingen (bout-op-bout) zijn nagenoeg gereed. Een presentatie van deze ontwerpgrafieken zal plaatsvinden op de researcbdag van de vakgroep Konstruktief Ontwerpen in maart 1994. Programma 1994 Het programma zal worden voortgezet voor de andere verbindingsmiddelen. Verwachtingen 1995, 1996 Voortzetting en afronding van bet onderzoek dat in vakbladen en/of lezingen zal worden gepresenteerd. 1.4.5
Kracbtsoverdracbt tussen in bout gelijmde stalen staven en bet bout
Doel-jprobleemstelling Het project beeft tot doel om, als onderdeel van een meer omvattend onderzoek naar de mogelijkbeden van structureel berstel van gedeeltelijk aangetaste op buiging belaste bouten balken, onderzoek te doen naar de kracbtsoverdracbt tussen de stalen staven en bet bout en naar de rek- en becbtspanningen in de verankeringszone. Voortgang 1993 De meetgegevens zijn in Polen door Dr. ir. rapport is ecbter niet ontvangen.
J.
Jasienko uitgewerkt.
Een
Bamboeconstructies Doeljprobleemstelling Het deelprogramma is gericbt op bet doen van onderzoek ten beboeve van bet ontwerpen en bouwen van woningen en gebouwen met bamboe in derde wereldlanden, en ten beboeve van bet ontwikkelen van bamboe als tecbniscbe grondstof. Het onderzoek bestaat in boofdzaak uit de volgende delen. a. Onderzoek naar materiaaleigenscbappen en constructieve oplossingen, met name voor belastingen zoals aardbeving en tropiscbe storm. 39
b. c. d. e.
Stimuleren van onderzoek in landen waar bamboe groeit; deelnemen aan bet internationale bamboe-netwerk. Overdracbt van kennis, training. Stimuleren van internationale standaardisatie. Projectbegeleiding.
Voortgang 1993 Het onderzoek van 0. Arce-Villalobos is afgerond met een proefscbrift, waarop bij eind september is gepromoveerd. In april en mei is dr. Gnanabaran uit India vier weken werkzaam geweest voor het onderzoek van buiging; publicatie volgt in 1994. Het project in Costa Rica vordert goed; er zijn twee bezoeken gebracht voor supervisie. Er zijn twee plannen ontwikkeld om het bamboe-onderzoek te stimuleren: een voorstel bij de EEG voor een samenwerkingsverband met instituten in India en Costa Rica, en een voorstel om mee te doen aan het programma voor duurzame ontwikkeling van Nederland samen met drie ontwikkelingslanden. Het industrieel gebruik van bamboe krijgt steeds meer aandacht. Dagbladen, radio en TV vragen om informatie over bamboe. De rector heeft dit onderzoek uitdrukkelijk genoemd bij de opening van bet academiscb jaar.
Programma 1994 Het goedkeuren van de voorstellen, ingediend bij de EEG en de Nederlandse regering, is van primair belang. Deze voorstellen houden in: onderzoek naar het verduurzamen, onderzoek naar ontwerpmetboden, onderzoek naar gebruik van bamboe-panelen voor geindustrialiseerde woningbouw, ontwikkelen van internatinale voorschriften. Als de voorstellen worden goedgekeurd, dan zijn mogelijkheden voor onderzoek royaal aanwezig. Worden zij afgewezen, dan moet een andere bron gezocht worden. Verwachtingen 1995 en 1996 Voortgaan met bet programma als in 1994.
40
Lopende derde geldstroomprojecten 1993 >fl. 5.000.omschrijving
opdrachtgever
be drag
Innovatief systeem van bouwen
Centrum Staal
f 243.100,--
Nelissen v. Egteren
f
18.500,--
Nairobi Bamboetechnologie
UNCHS
f
52.000,--
Hechtingsproeven Avapre metselwerk
Ing. Schiebroek
f
15.500,--
Onderzoek voorgespannen metselwerk
IBGG
f
6.500,--
Numerieke simulatie m.b.v. Udec
TNO Bouw
f
10.000,--
Steiger testen systeem Sprint
SGB Venray
f
8.250,--
Steiger testen Cuplok systeem
SGB Venray
f
8.250,--
Versch. betonplaten
41
Overige activiteiten prof. ir. H.W. Bennenk is: voorzitter van de Technische Commissie van de BELTON, de vereniging van prefab producenten in NL voorzitter van de technische commissie en bestuurslid van IPHA, International Prestressed Hollow Core Association lid redactieraad Cement lid van CUR cie. C86 Hoge Sterkte Beton lid van de STW cie. voor het project CIC, Computer Integrated Construction lid van het onderzoeksteam in het internationale project "Flexible Support", uitgevoerd door VTT, Helsinki medebegeleider van 2 studenten die, in het kader van het License Degree, werken aan de onderwerpen: dwarskracht verde ling en wringingseffecten in hollow core vloeren bij het optreden van geconcentreerde lasten lid van de Werkgroep van de Betonvereniging, die de ENV 206 aan de praktijk toetst voorzitter technische commissie en bestuurslid van IECA (International Extruder Concrete Association) lid STUVO gedelegeerde namens ONRI bij examen houtconstructeur Dr. J.C.D. Hoenderkamp is: lid van het Staalbouwkundig Genootschap. ir. B.W.E.M. van Hove is: lid van de Beleidscommissie Computergroep Staalconstructies van het Staalbouwkundig Genootschap en Stumico. lid van het ESDEP Computer Committee lid van het Staalbouwkundig Genootschap. ir. W.J.J. Huisman is lid van: lASS; Werkgroep windtunnel onderzoek RILEM ir. H.J.M. Janssen is: rapporteur CUR A33 (Numerieke Metselwerkmechanica); lid CUR BSO (Experimentele Metselwerkmechanica); lid CUR77 (Analytische Metselwerkmechanica). prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens is: lid van commissie ECISS ir. K.B. Lub is lid van: CUR commissie Bl8 'Nieuwe betonsoorten' werkgroep Ferrocement; lASS werkgroep Ferrocement; RILEM STUVO ir. S.P.G. Moonen is: lid werkgroep COGE van de VHC prof. ir. H Nieuwland is: voorzitter groep STUPRE' stabiliteit uit dragende gevels'; lid van NNI commissie 351.0702 'rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen; lid VC 8 commissie CUR VB ' brandwerendheid van betonconstructies'; bestuur Stichting PAO; jurylid Studieprijs ENCI jubileumfonds; lid arbitrage commissie BMC; prof.dr.ir. H.S. Rutten is lid van: 42
leerstoelcuratorium van de Stichting Stapelbouw (bijz. leerstoel Stapelbouw) leerstoelcuratorium van de Stichting Prof. Bakker Fonds (bijz. leerstoel voorgespannen en prefab betonconstructies) RILEM resp. voorzitter van NNI-commissies: - 355 Beleidcommissie Bouw; Strategie, coordinatie en financien. - 351-01 Normcommissie TGB - 351-01-06 TGB-Termino1ogie en symbo1en CEN Commissie TC250/WG1: Horizontalgroup Terminology and Symbols ISO commissie TC98/SCl Basis for design of structures, Terminology and symbols CUR commissie A30: Betonmechanica KIVI: bestuur afdeling BOUW ASCE: American Society of Civil Engineers IABSE: Int. Ass. of Bridge and Structural Enginering ONRI: Orde van Nederlandse Raadgevend Ingenieurs prof.ir. C.J.M. Schiebroek is: lid van de volgende CUR-commissies: C96 Stuurgroep constructief metselwerk. Deze commissie functioneert a1s coordinerende stuurgroep van de vo1gende onderzoekcommissies: - A33 numerieke metselwerkmechanica - B50 experimenteel metselwerkonderzoek - C77 analytische metselwerkmechanica C76 werkgroep 1 STW gebruikerscommissie Vekemans C51 constructief ongewapend beton in de woningbouw AOC 1 algemene onderzoekscommissie AOC 1; lid normsubcommissie 351.01.04- TGB Steenconstructies (NNI); lid commissie CEN/TC 250/SC6 Design of masonry structures (NNI); lid College van Deskundigen IKOB (Instituut voor Keuring en Onderzoek van Bouwmaterialen); bestuurslid stichting BMC (Beton Martel Contro1e, aangesloten organisatie van de Betonvereniging; lid commissie Regelgeving VBN (Vereniging van Betonmortel-fabrikanten in Nederland); docent Academie van Bouwkunst Rotterdam. ir. F. Schot is: voorzi tter van de docentencommissie van de postdoctorale cursussen Houtconstructeur -1, 2 en 3- van het Centrum Hout; lid van de NNI-commissie 351-01-03 TGB-houtconstructies; lid-rapporteur van de NNI-werkgroep 351-01-032 TGB-houtjbevestigingsartikelen; lid van de werkgroep C, Bijzondere Constructies, voorzitter van de werkgroep COGE, computergebruik, van de Vereniging van HoutConstructeurs; lid van de werkgroep Houtconstructies van het Centrum Hout. Prof.ir. H.H. Snijder is: lid van het Staalbouwkundig Genootschap, lid van de Betonvereniging, lid van Stumico, lid van de Computergroep Staa1constructies, lid van de NNI commissie 351.01.02 TGB-Staalconstructies, lid van de commissie Kennisoverdracht van het Staa1bouwkundig Genootschap, lid van de Nederlandse Bruggen Stichting. ir. A.T. Vermeltfoort is: 43
rapporteur CUR BSO; lid Stumico;
44
Overzicht samenwerkingen binnenland Formele samenwerkingen CUR TNO-Bouw TUD-faculteit Bouwkunde TUD-faculteit Civiele Techniek Centrum Staal Informele samenwerkingen Beton Son CUR Ferrocem Vlaardingen NNI Staalbouwkundig Genootschap Stumico Stuvo Werkgroep C van de Vereniging van Houtkonstrukteurs Werkgroep COGE van de Vereniging van Houtkonstrukteurs Contract-partners TUE, EZ, Provincie Noord-Brabant, Centrum Staal, Stichting Project Analyse Bureau, Rigips Benelux b.v., Volker b.v., Rockwool Lapinus B.V., Mansveld Elektrotechniek b.v., Hoogovens Groep b.v., Bouwbedrijf Van Straaten b.v. Eindhoven, Buro A+, B en S Profiel, Metal Profil CUR KNB H.E. LUning, Adviesbureau voor Technische Houtconstructies B.V. Adviesbureau ir. H. Ploos van Amstel Overzicht samenwerkingen buitenland Samenwerking t.b.v. gezamenlijk onderzoek of publikatie University of Strathclyde Glasgow Prof.dr. ing. K. Willam van de Colorado University Boulder USA is bij bet project Betonmechanica betrokken als tweede promotor TNO-Bouw Cornell University V.S. (prof. Pekoz): Onderzoek naar bet kreukelen van lijven T.H. Aken (prof. Sedlacek): Onderzoek geboute en gelaste verbindingen in staalconstructies, Eurocode 3 - project University of Warwick: Eurocode 4 - project (prof. Johnson) Ruhr Universitat Bochum, Eurocode 4 - project (prof. Roik) Association Francaise du Beton, Eurocode 4 - project; CTICM-Frankrijk: Europees onderzoekprogramma naar brandwerendheid van staalplaat-beton vloeren ARBED-Luxemburg: Europees onderzoekprogramma naar brandwerendheid van staalplaat-beton vloeren RWTH AkenfUniversite de Liege: Belgisch-Duits-Nederlands verband Technical University of Wroclaw, Wroclaw, Poland Samenwerking met Duits-sprekende 'Constructief Ontwerpers', de zgn. groep 'Tragwerkslehrer' - die jaarlijks vergaderen met collega's uit Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Hongarije, Noorwegen en Nederland.
45
Uitwisseling onderzoekers Uitwisseling ervaringen 'Tragwerkslehrer' van universiteiten in Oosten West-Duitsland, Oostenrijk, Hongarije en Denemarken Cornell University promotieonderzoek lijfkreukelen van koudgevormde profielen Dr. D. Stys heeft 3 maanden bij de vakgroep BKO onderzoek verricht Advisering t.b.v. congressen. werkbezoeken. enz. Imperial College - London (prof. Dowling) Strathclyde University (prof. Rhodes) University of Salford (prof. Bryan en Davies) Techn. Hochschule Darmstadt (prof. Schard) UniversitAt Fridericiana Karlsruhe (prof. Baehre) Technische UniversitAt Kaiserslautern {prof. Bode) Technical University of Wroclaw, Wroclaw, Poland Commissiewerk European Convention for Constructional Steelwork (ECCS); TWG 7.5, Design of cold-formed steel sheeting and sections; TWG 7.6, Composite slabs; TC 10, Structural Connections; TC 11 Composite Construction Europese Gemeenschappen (EG) (overdracht naar CEN); Eurocode 3, Drafting Panel (CEN-TC250 SC 3); Eurocode 4, Drafting Panel (CEN-TC250 SC 4); Eurocode 1, CEN-TC250SC1, Hor. group Terminology and Symbols Advisory Committee ESDEP (Cornett programma) International Standardization Organization (ISO); ISO-TC98/SC1 Basis for Design of Structures, Terminology and symbols TC167/SC1: Steel; Materials and Design; TC167jWG2: Cold formed members; European Committee for Standardization (CEN); TC250/SC1 Hor. Group: Terminology and Symbols; TC135: Steel Structures; TWG 135-2: Bolting Council on Tall Buildings and Urban Habitat; S41 Mixed Construction; S43 Connections;
46
Onderscheidingen prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens: 1993 Award "Those who made marks" in construction industry by Engineering News Record.
47
Proefopstelling van een kleine bamboeconstructie in het van Musschenbroeklaboratorium
48
PUBLICATIES Wetenschappelijke publicaties Brekelmans, J.W.P.M.; Hove, B.W.E.M. van; Stark, J.W.B.: Eenvoudige richtlijnen voor bet ontwerp en de berekening van staal-beton liggers. Rotterdam, Staalbouwkundig Genootschap - Gouda, Betonvereniging, 1993. Syllabus 1 behorende bij de cursus staal-beton liggers. Brekelmans, J.W.P.M.; Hove, B.W.E.M. van; Kraus, J.G.; Stark, J.W.B.: Ontwerp en berekening van staal-beton liggers. Rotterdam, Staalbouwkundig Genootschap - Gouda, Betonvereniging, 1993. Syllabus 2 behorende bij de cursus staal-beton liggers. Geurts, C.P.W.; Rutten, H.S.; Wisse, J.A.: Sensitivity of dynamic response to wind loading : a numerical study. Wind engineering : 1st IAWE European and African Regional conference I ed. by N.J. Cook- London, Thomas Telford, 1993, pp. 343-356. Hove, B.W.E.M. van: Basisboek "over spannend staal" Rotterdam - Stichting Kennisoverdracht, hoofdstuk 8: voorschriften, hoofdstuk 9: rekenen met TGB staalconstructies, 1993. Hove, B.W.E.M. van: Vergelijking van Eurocode 4 met de Nederlandse richtlijnen. Stichting PAO civiele techniek en bouwtechniek, Delft. Syllabus 7 behorende bij de cursus "staal-beton constructies : achtergronden van Eurocode 4", 1993. Pluijm, R. van der: Shear behaviour of bed joints. Proceedings of the sixth North American masonry conference I ed. by Ahmad A. Hamid and Harry G. Harris- Lancaster Basel, Technomic Publ. Co., 1993. pp. 125-136. ISBN 0840751591. Sitter, W.R. de; Fijneman, H.J.: The fiber pretensioned concrete bar : FPC-bar. In: High-strength concrete, vol. 1 1 ed. by War Holand and Erik Sellevold Oslo, Norwegian Concrete Association, 1993, pp. 362-368. ISBN 82-91341-00-1. Vekemans, H.J.; Arce Villalobos, O.A.: Masonry walls with flanges. In: Proceedings of the sixth North American masonry conference I ed. by Ahmad A. Hamid and Harry G. Harris - Lancaster Basel, Technomic Publishing Co., 1993, pp. 99-110. ISBN 84-0751591 Vermeltfoort, A.T.; Raymakers, T.M.J.; Janssen, H.J.M.: Shear tests on masonry walls. Proceedings of the sixth North American masonry conference 1 ed. by Ahmad A. Hamid and Harry G. Harris- Lancaster Basel, Technomic Publishing Co., 1993, pp. 1183-1194. ISBN 84-0751591.
49
Vakpublicaties Bennenk, W.; Maren, E. van: De ec methode nader bezien. In: Cement, 1993, nr. 5, mei, pp. 18-22. Schot, F.; Rensman, J.G.; Haar, W. v.d.: Houtconstructies per computer. In: Het houtblad, 1993, 2, pp. 46-47. OVERIGE PRODUKTEN VAN WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEIT Papers Geurts, C.P.W.; Rutten, H.S.; Wisse, J.A.: Kohaerenz von Windlasten auf Gebaeude in dichtbesiedelten Gebieten. 3. WTG Dreilaendertagung D-A-CH, Karlsruhe. Rutten, H.S.: Structural design of shells : theory and practice. In: (worden evt. nog opgenomen) Proceedings Third scientific Technical Conference on thin-walled concrete structures, Wroclaw-Karpacz, Poland, may 1993, 24 p. Technische rapporten
Externe rapporten Janssen, J.F.G.; Avidar, P.: Nieuw- en verbouw Tweede Kamer der Staten Generaal. Deel 1: BKO rapportnr. 93.22a; deel 2: BKO rapportnr. 93-22b - Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep BKO, 1993. Janssen, J.J.A.: Bamboo housing in Costa Rica. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, 1993. In opdracht van de United Nations, report nr. 11. pp. 13. Janssen, J.J.A.: Bamboo housing in Costa Rica. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, 1993. - TUE BKO 93.04. In opdracht van de United Nations, report nr. 12, 15 pp. Loewitova, 0.; Bats, J.: An investigation into the stiffening effect of thin plates of special sizes in comparison with the stiffening by steel shear walls. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep BKO. Rapportnr. 93-20. Schot, F.: Rapport met betrekking tot de oorzaak van de slechte kwaliteitstoestand van het kozijnhout van de basisschool St. Joan te Soerendonk. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, 1993, 6 pp. In opdracht van de afdeling Burgerzaken van de Gemeente Maarheeze. 50
Interne rapporten
Bakker, M.C.M.: Listing of the computer-program written for the research project " web crippling of cold-formed steel members" Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep BKO, 1993. BKOrapportnr. 93.07. Geijtenbeek, G.J.; Delt, F. van; Overdijk, S.L.: Rekenmodel voor draagkracht van safe-stempels. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep BKO, 1993. BKOrapportnr. 93.10. Hove, B.W.E.M. van: Handleiding CAD-SBL. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep BKO, 1993. BKOrapportnr. 93.06. Vermeltfoort, A.T.; Hoof, P. van; Ceelen, M.: Uittrekproeven op voorspandraden in prefab metselwerk. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep BKO, 1993. BKOrapportnr. 93.16. Vermeltfoort, A.T.; Naninck, C.: Mechanisch gedrag van Joosten stenen. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep BKO, 1993. BKOrapportnr. 93-14. Vianen, H.P.C.A.: Listings of papers and standards in the fields of timber connectors. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep BKO, 1993. BKOrapportnr. 93.01. Vianen, H.P.C.A.: Abstracts of papers in the field of timber connectors. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep BKO, BKO-rapportnr. 93.02. Lezingen, voordrachten, posters/handouts, interviews Bennenk, W. : Voordracht over flexible support en lastspreiding. Voordracht gehouden op de conferentie van de IPHA te Malta. Bennenk, W. : Beton, daar maak je het mee betontechnologie. Stutech dag.
een analyse van de ontwikkelingen in de
Bennenk, W. : Flexible support. Voordracht voor de STUVKA, de studievereniging van producenten van kanaalplaatvloeren.
51
Gee1, E. van: Buigtreksterkte van metse1werk. Technische Universiteit Eindhoven, researchdag BKO, 19 maart 1993. Geurts, C.P.Y.: Yindtechno1ogie voor de bouw. Technische Universiteit Eindhoven, researchdag BKO 19 maart 1993. Janssen, H.J.M.: Numeriek onderzoek metse1werk op afschuiving. Technische Universiteit Eindhoven, researchdag BKO 19 maart 1993. Janssen, J.F.G.: Een momentopname van het ISB-project. Technische Universiteit Eindhoven, Koers-1ezing, 28 oktober 1993. Janssen, J.J.A.: Bamboe is uitstekend bouwmateriaal. In: NRC, 18 september 1993. Janssen, J.J.A.: Multiplex van bamboe ideaa1 bouwmateriaa1. In: Eindhovens dagblad, 9 oktober 1993. Janssen, J.J.A.: TV-interview, Klokhuis op 26 oktober 1993. Janssen, J.J.A.: TV-interview, Tijdsein, 15 september 1993. Janssen, J.J.A.: Radio-interview, De tweede ronde, 4 september 1993. Janssen, J.J.A.: Radio-interview, Vroege voge1s, 21 november 1993. Moonen, S.P.G.: Een BKO-er in China. Technische Universiteit Eindhoven, 1unch-1ezing Koers, 28 januari 1993. Moonen, S.P.G.; Vastert, E.Y.; Kerssemakers, A.J.: Organisatie didaktiekdag 1993. Technische Universiteit Eindhoven, didaktiekdag voor P-ate1ier, 25 augustus 1993. P1uijm, R. van der: Afschuifgedrag van lintvoegen. Technische Universiteit Eindhoven, researchdag BKO, 19 maart 1993. Raymakers, T.M.J.: Schuifproeven op metse1werk wanden. Technische Universiteit Eindhoven, researchdag BKO, 19 maart 1993. Verme1tfoort, A.T.: Onderzoek bij de leerstoel stape1bouw. Technische Universiteit Eindhoven, researchdag BKO, 19 maart 1993. 52
Vullings, M.W.F.: Alco-dome en het programma Tent. TU-Budapest, mei 1993. Vullings, M.W.F.: Alco-dome en het programma Tent. Architectenbureau Architent, Budapest, mei 1993. Vullings, M.W.F.: Alco-dome : ontwikkeling en realisatie van de staalconstructie. Ingenieursbureau Ipartem, Budapest, mei 1993. Vullings, M.W.F.: Alco-dome en het programma Tent. Buro Happold Consulting Engineers, Bath (UK), november 1993. Vullings, M.W.F.: Alco-dome : ontwikkeling en realisatie. Ingenieursbureau One Arup & Partners, London, november 1993.
53
Onderzoek conservering van kerkramen
54
2.
BOUWFYSISCH EN MATERIAALKUNDIG ONTWERPEN
Algemene gegevens: Code VF-programma: Programmaleider: Onderwerpontsluiting: Wetenschapsgebied ISN: Wetenschapsgebied NWO: Toepassingsgebied NABS: Deelnemende vakgroepen: Aanvang - einde: Omvang taakstelling:
Bll2 (TUE-BOU-112.89.28) prof.ir. J.A. Wisse 3308, 3305, T270, T230, N022, N055, BFA 1989 - 1993 8 fte wp 1e
2201, 3312 Pl80, T210, Tl40, Tl50 N030, N034, N037 geldstroom
Doel- jprobleemstelling: Het doel van het onderzoek is kwaliteitsverhoging in de bouw door samenhangende inbreng van bouwkundige, bouwfysische, installatietechnische en materiaalkundige kennis. Daarbij zijn drie thema's centraa1: De fysiologische eisen, die de werkende en recreerende mens stelt aan de gebouwde omgeving. Denkend vanuit de mens en zijn aktiviteiten moeten de binnen- en buitenruimte voldoen aan functione1e eisen. Het akoestische, thermische en lichttechnische klimaat, de 1uchtkwaliteit en de windhinder komen daarbij aan de orde. Het onderzoek is erop gericht deze eisen op een samenhangende manier te kwantificeren en te vertalen in bouwkundige specificaties. De realisatie van het gewenste binnen- en buitenmi1ieu. Het ontwerp van een gebouw en van de stedelijke buitenruimte, de keuze van bouwmaterialen is hiertoe onderwerp van onderzoek. Ook de keuze van de diverse instal1aties en de bouwkundige consequenties van die keuze is hierbij essentieel. De keuze van bouwmaterialen. Het onderzoek richt zich in hoofdzaak op de bouwtechnische consequenties van deze keuze, de kwantificering van de milieuaspecten en de voorspelling en beinvloeding van de levensduur van de bouwmaterialen en bouwde1en. Deelprogramma's: Het programma kent in het verlengde van de omschreven doelstellingen de volgende deelprogramma's: 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Fysische Bouwinformatica Ontwerp van het woon- en werkmilieu Ontwerpen en bouwfysica Fysische en materiaalkundige kwaliteitsbeheersing
De vier deelprogramma' s staan haaks op een rubricering per discipline of sectie als bijvoorbeeld licht, ge1uid, warmte, vocht, materiaa1kunde, installatie. Ook zijn de deelprogramma' s niet afgebakend per leerstoel. Deze keuze is bewust gemaakt om de profilering te verduide1ijken, de gewenste integratie van disciplines te stimuleren en de efficiency te bevorderen. De resultaten van onderzoek dat een duidelijke gezondheidscomponent heeft, zijn te vinden in het BMGT-jaarverslag.
55
Promotieonderzoek
Binnen bet programma lopen de volgende promotieonderzoeken: lste geldstroom: drs. A. Koopman:
onderzoek inzake gebouwontwerp en akoestische kwaliteit. lste promotor: prof.ir. J.A. Wisse co-promotor: dr.ir. H.J. Martin
ir. M.J. v.d. Laan:
onderzoek bouwkundig ontwerp en vocht lste promotor: prof.ir. J.A. Wisse co-promotor: dr.ir. M.H. de Wit
ir. L. Pel:
duurzaamheid metselwerk, de mate van weerstand tegen bezwijkingsgerichte aanvallen, in samenwerking met Kon. Verbond v. Baksteenfabrikanten in Nederland lste promotor: prof.ir. J.A. Wisse co-promotor: dr.ir. M.H. de Wit
ir. A. Roos:
luchtstromingen in een ruimte begeleider: dr.ir. M.H. de Wit
drs. M.C.L. Snijders:
CARA-arme woning voor ouderen (zie BMGT-verslag)
ir. J. Vijgen:
kunstlichtregeling en energiebesparing lste promotor: prof.dr.ir S.H.A. Begemann co-promotor: dr.ir. M.H. de Wit
lste en 3de geldstroom: ir. O.C.G. Adan: onderzoek naar schimmelontwikkeling op bouwmaterialen. Het onderzoek wordt voor een groot deel gefinancierd door TNO-Bouw lste promotor: prof.ir. J. Vorenkamp 2de promotor: prof.dr. H. Hens (KU Leuven) co-promotor: dr. R.A. Samson, Centraal Bureau voor Schimmelcultures, Baarn 3de geldstroom: dipl.ing. S. Oidtmann: onderzoek inzake conservering van kerkramen lste promotor: prof.ir. J. Vorenkamp In 1993 werden de volgende promotieonderzoeken afgerond: drs. M. Bottema:
onderzoek inzake stedebouwkundig en architectonisch ontwerp en windhinder, in samenwerking met de afdeling Stromingsleer van MT-TNO te Apeldoorn lste promotor: prof.ir. J.A. Wisse 2de promotor: prof.ir. R.H.M. Uytenhaak
ir. W.V.F.J. Freling:
onderzoek naar de cultuur-historische aspecten van plafond-pleisterwerk in!l7de-, 18de- en 19de-eeuwse gebouwen lste promotor: prof.dr.ir. C.L. Temminck Groll (TUD)
co-promotor: prof.dr.ir. E.M.M.G. Niel 56
Onderzoekers Eerste geldstroom: w.p. ir. O.C.G. Adan (gedeeltelijk) ir. F.E. Bakker prof.ir. E.L.J. Bancken drs. M. Bottema (tot februari) drs. J.J. Hardon prof.ir. N.A. Hendriks (vanaf juli) drs. A. Koopman ir. M. v.d. Laan ir. H.M. Lamers dr.ir. H.J. Martin ir. L. Pel ir. A. Roos drs. A.J.F. Rutten ir. H.L. Schellen drs. M.C.L. Snijders (vanaf mei) ir. A.P. Thijssen, arch. HBO prof.ir. K. te Velde (tot november) ir. J. Vijgen prof.ir. J. Vorenkamp (tot november) prof.ir. J.A. Wisse dr.ir. M.H. de Wit ir. B.G. Wolfs n.w.p. ing. M.J.C. Berg~ans ing. J.F.L. Diepens ing. L.C.H. Dings R. Joris ing. A.W.M. van Schijndel H.C.W. Smulders A.W.B. Theuws W.J.A. v.d. Ven J.G.C.M. Vermeulen ing. F.K. van Wely Derde geldstroom: w.p. ir. O.C.G. Adan (gedeeltelijk) ir. P.E. Braat-Eggen (TNO-Bouw) ir. W.V.F.J. Freling (tot december) ir. C.C.J.M. Hak dr.ir. J.L.M. Hensen (tot oktober) ir. L.C.J. van Luxemburg (TNO-Bouw) ir. E.H.C. Manders-Maanders drs. M. Snijders (werkgroep Woning en Gezondheid) dipl.ing. S. Oidtmann ir. C.E.E. Pernot (TNO-Bouw) prof. T.D Pugh (vanaf augustus, sabbatical) ir. L.A. van Schayk drs. L. Zonneveldt (TNO-Bouw) 57
n.w.p. ing. J. Corstens Bijzondere hoogleraren: prof.dr.ir. S.H.A. Begemann prof.dr. J.E.M.H. van Bronswijk
58
2.1.
Fysische bouwinformatica
Coordinator:
dr.ir. M.H. de Wit
Doel-/probleemstelling De ontwikkeling van computermodellen van bouwfysische processen, voor toepassing bij het onderzoek op het gebied van computer aided design en learning. Voortgang 1993 Het onderzoek 'Luchtstromingen in ruimten' heeft door ziekte wat vertraging opgelopen. Het subzone-concept om het intra-zonale luchtstromingspatroon bij verdringingsventilatie te beschrijven is verder uitgewerkt. In ESP-mfs zijn nieuwe typen druk-massastroomrelaties toegevoegd, waaronder de luchtstromingen door grote openingen. In samenwerking met de universiteit van Strathclyde is onderzoek gedaan met de simulatieomgeving ESP-r aan de relatie gebouw- en installatieontwerp. Voor het onderzoek 'bouwkundig ontwerp en vocht' is een computermodel ontwikkeld waarmee het gecombineerde transport van warmte en vocht door bouwconstructies gesimuleerd wordt. Hierbij gaat het vooral over de relatie warmte- en vochttransport en de verschijnselen vlakbij het oppervlak. De metingen in museum Asten zijn afgerond en met een eenvoudig model is de invloed van parameteronnauwkeurigheden onderzocht. Als onderdeel van de taken binnen de lEA-annex- 24-samenwerking zijn computersimulaties gemaakt voor vochtopzuiging door driving rain, voor droging en voor inwendige condensatie in metalen dakpanelen.
Programma 1994 Er wordt verder gezocht naar vuistregels om gebouwzones in subzones te verdelen met de daarbij horende massastroom-druk-relaties. Dit wordt in ESP-mfs geimplementeerd en met CFD-berekeningen gevalideerd. Het simulatiemodel voor gecombineerd warmte- en vochttransport wordt verder uitgebreid, zodat simulatie van het binnenklimaat mogelijk wordt. Vervolgens wordt het model geinplementeerd in ESP-r in samenwerking met de ontwikkelaars in Strathclyde. In verband met de validatie van dit simulatiemodel worden metingen uitgevoerd in de klimaatkamer. Er wordt in internationaal verband verder aan modellen gewerkt, die het gecombineerde transport van warmte, vocht en lucht in bouwconstructies beschrijven. Het accent zal liggen op hellende daken.
Verwachtingen 1995, 1996 Het onderzoek 'bouwkundig ontwerp en vocht' en luchtstromingen in ruimten zal worden afgerond. Er zijn theoretische en praktische vorderingen te verwachten met modellen voor het tijdafhankelijke vocht, warmte en luchttransport in bouwmaterialen en -constructies. Hierbij speelt de internationale samenwerking binnen het kader van de International Energy Agency een belangrijke rol. Ook de instrumentele technieken zullen aandacht behoeven, om de rekenmodellen te verifieren en van voldoende nauwkeurige invoerdata te voorzien.
59
2.2. Ontwerp van woon- en werkmilieu Coordinator:
ir. L. van Luxemburg
DoelĀ·/probleemstelling Het op een lijn brengen van de onderzoekinspanningen en resultaten binnen de vakgroep, welke van belang zijn voor de kwaliteit van het binnenmilieu in de woonĀ· werkomgeving, zodat gereedschap verkregen wordt voor het geintegreerd ontwerpen en de verworven kennis beter toegankelijk wordt. Uitgangspunt is het bewerkstelligen van een maximale inbreng van de bouwfysische expertise in het bouwkundige ontwerpproces. Dit impliceert dat kennis nodig is van het bouwkundig ontwerpproces en de grootheden die het bouwfysische kwaliteitsniveau bepalen. Voortgang 1993 Het rekenprogramma Radiance is geexploreerd als hulpmiddel bij de research van verlichtingsproblemen. Voor een aantal situaties is een validatie uitgevoerd. Met Radiance is een ontwerpĀ·hulpmiddel voor de dimensionering van atria ontwikkeld. Er is een onderzoek is gestart naar het gedrag van translucente materialen met betrekking tot het verlichtingsrendement in ruimten. De materialen worden gemodelleerd en de invloed ervan op het rendement wordt d.m.v. metingen in een maquette en berekeningen met Radiance onderzocht. Het programma is ook gebruikt bij het antwerp van een daglichtsimulaĀ· tieruimte. Een studie naar de mogelijkheden om daglicht te gebruiken als ruimteverlichting, met als beperking de bestaande kennis van helderheidshinder door lichtbronnen, is aangevangen. De theoretische beschrijving van glans in werktaken is verder onderzocht en wordt toegepast op het antwerp van een verlichting van een computerruimte. In het kader van onderzoek naar de akoestiek van grote zalen zijn in 1993 metingen verricht in de nieuwe concertzaal te Eindhoven. De eerste rapĀ· portage zal eind 1993 plaatsvinden. Er is een onderzoek gestart naar de akoestische kwaliteit van orkestbakken. Dit onderzoek moet leiden tot getalmatige criteria voor orkestbakken. De onderzoeken in het kader van de validatie van twee zaalakoestische rekenprogramma's (Odeon en Epidaure), waarbij vijf basisvormen van zalen zijn gebruikt is afgerond. Een vervolgonderzoek naar het verschil tussen de oude versie van Odeon en een nieuwe versie is begonnen. Als referentiezaal wordt de kleine zaal van De Doelen gebruikt. Aan het Bouwfysisch Informatie Model is verder gewerkt. Gezocht is naar een betere en meer gebruikersvriendelijke userinterface. Voorts is een aanvang gemaakt met de implementatie van een rekenmodel voor kunstverlichting en voor de bepaling van de geluidwering tussen ruimten. In samenwerking met de faculteit Natuurkunde is onderzoek gestart naar radon in gebouwen. Aan dit onderzoek wordt ondermeer gewerkt door prof. T.D. Pugh van de Florida A & M University in het kader van een sabbatical year.
60
Programma 1994 In 1994 zullen de bevindingen met het rekenprogramma Radiance worden gerapporteerd. Het onderzoek naar de mogelijkheden om daglicht te gebruiken t.b.v. ruimteverlichting zal worden gecontinueerd. Het akoestisch inventarisatieonderzoek naar de Neder1andse concertzalen zal in 1994 gedeeltelijk worden afgerond door middel van een rapportage per gemeten zaal. De metingen die in 1993 geen doorgang konden vinden zullen in 1994 worden uitgevoerd. Tevens zal een onderzoek gestart worden naar de akoestische kwaliteitscriteria in verband met relevantie en meetnauwkeurigheid. Niet direct zaalakoestisch maar wel ermee samenhangend za1 in 1994 een onderzoek gestart worden naar de mogelijkheden richtlijnen in zalen modelmatig te onderzoeken. Het Bouwfysisch Informatie Model wordt op basis van een andere userinterface opnieuw opgezet. Met betrekking tot radon in gebouwen zullen de parameters die tot hoge concentraties leiden, worden geidentificeerd. De ontwikkelde methode zal in de praktijk worden uitgetest.
Verwachtingen 1995, 1996 Voortgang daglichtonderzoek. Eindrapportage concertzalen onderzoek. Afronding promotieonderzoek betreffende gebouwontwerp, vocht en luchtstromingen. Uittesten en uitbreiden vernieuwd Bouwfysisch Informatie Model.
61
2.3.
Ontwerpen en bouwfysica
Coordinator:
ir. B.G.Wolfs
Doel-jprobleemstelling Bij het ontwerp van gebouwen, bouwdelen en constructies Z1Jn bouwfysische processen van belang. Het onderzoek is er op gericht de ontwerper in bouwfysisch opzicht betere hulpmiddelen te verschaffen. Voortgang 1993 Binnen het promotie-onderzoek omtrent de duurzaambeid van baksteen, zijn vochtdiffussiecoefficienten voor baksteen, verdeeld over de groepen roodjgeel, hard/zacht, en vorm/ strengpers, bepaald met behulp Nucleair Magnetic Resonance. De resultaten komen overeen met eerdere metingen volgens neutronentransmissie. Een eerste stap is gezet met de meting van bet vochttransport bij de overgang steen-mortel; twee artikelen over deze onderwerpen zijn gereed en aangeboden aan internationale tijdschriften. Voor de CUR-commissie 851, Duurzaamheid metselwerk, is een rapport geschreven over het hygrisch gedrag van baksteen; dit is, in beknopte vorm, opgenomen in de eindrapportage van de commissie. Het experimentele werk naar schimmelgroei op afwerkmaterialen is in 1993 afgerond; het onderzoek betrof de volgende aspecten: - Mycologische experimenten: schimmelgevoeligheidstests van gipsgebaseerde afwerkmaterialen onder dynamische relatieve vochtigheden (uitgevoerd met en bij TNO-Bouw te Rijswijk), en visualisatie van de groeistadia van schimmel onder deze omstandigheden d.m.v. Low-Temperature Scanning Electron Microscopy (uitgevoerd met en bij bet Centraalbureau voor Schimmelcultures te Baarn). De statistische analyse en interpretatie wordt uitgevoerd in samenwerking met de Fac. Wiskunde en Informatica. - Materiaal-eigenschappen. a. bepaling van sorptie-isothermen (voor bepaalde adsorptie en desorptie) en corresponderende netto sorptie-energie voor waterdamp d.m.v. sorptiemicrocalometrie (uitgevoerd bij TNO/PML te Rijswijk). b. Bepaling van vochtgehalte-profielen en diffusiecoefficienten voor gipsgebaseerde afwerkmaterialen. Deze experimenten zijn en worden uitgevoerd met een NMR-opstelling die in het kader van de duurzaamheid van baksteen (zie bovenvermeld onderzoek) is toegepast. Rapportage van dit onderzoek is verricht d.m.v. 2 artikelen omtrent schimmelonderzoek en niet-destructieve meting van watergehalte-profielen, thans ter publikatie aangeboden. Verder zijn bijdragen geleverd, in samenwerking met CBS te Baarn en internationale participanten, aan een te verschijnen hoek, geinitieerd door de workshop "Health implications of fungi in indoor environment"; te verschijnen medio 1994. Met schrijven van de dissertatie is aangevangen. Binnen dit kader (lichtonderzoek) heeft de vier-jarige-AIO Vijgen op de tweede Europese conferentie over energie-zuinige verlichting, de omvang en de diversiteit van het daglicht-probleem geschetst; de voortgang van het onderzoek zal zich toespitsen op enkele deelproblemen, waaronder de beschrijving van het daglicht-meetsysteem. Het voor dit verslag geplande vergelijk van de TUE-scanner met een tweetal scanners te Geneve heeft vertraging opgelopen wegens opstart-problemen te Geneve.
62
Voor Philips-International is een evaluatie voor een innovatief daglichtmonitoring-systeem uitgevoerd. Een opstelling voor calibratie en lineariteitscontrole van verlichtingsmeters tot 120.000 lux is in ontwikkeling; tevens wordt een opstelling voor calibratie van de hemel-luminantie-scanner ontwikkeld. Het onderzoek naar de bescherming van glas-in-lood in kerkramen, is met enige vertraging voortgezet. Het in het vorige verslag vermelde model ter prognose van het thermisch en hygrisch binnenklimaat van kerkgebouwen afhankelijk van geometrie, materialen en buitenklimaat, is beproefd en ook met metingen gevalideerd. Daarnaast is een meetmethode voor het bepa1en van het ventilatie-voud van grote ruimten, zoa1s een kerk, ontwikkeld en toegepast. Het in het vorige vers1ag genoemde demonstratie-project ECOLONIA, t.w. geluidarme en energie-zuinige woningen, is door hare majesteit Beatrix officiee1 geopend; als woonoord is het thans gehee1 in gebruik genomen en a1s project beeindigd. Omtrent de gerealiseerde akoestische kwaliteit van de geluidarme-woningen is in verschillende tijdschriften gepubliceerd. De eerste fase in de ontwikkeling van een zg. 3E-woning, in opdracht van de KEMA, is afges1oten met een vooronderzoek, resulterend in een rapportage. Binnen het project Innovatief Systeem van Bouwen (ISB) is de tri11ingsoverdracht (verbindingsdemping)van de wand-v1oer-knooppunten bepaald uit metingen in het gerealiseerde casco. In het kader van het BOUWBESLUIT zijn in de NPR 5070 aanwijzingen gegeven voor de uitvoering van het detail begane grondvloer/woningscheidende wand. Het in sept 1992 gestarte onderzoek "Akoestische kwaliteit in gebouwen" spitst zich momentee1 toe op het farakteriseren van constructie-geluidbronnen, en de bronmode11ering. ' In het kader van attestering van bouwprodukten t.b.v. de eisen uit het Bouwbes1uit hebben metingen p1aatsgevonden aan div. dakconstructies en bijbehorende praktijkmetingen.
Programma 1994 Het baksteenonderzoek wordt beeindigd met het onderzoek naar de relatie morte1jbaksteen, en vochttransport onder invloed van temperatuur. Afronding d.m.v. een dissertatie in 1994. Het schimmelonderzoek op afwerkmateria1en wordt afgerond met een dissertatie eind 1994. Aanvang van de akoestische experimenten in de ISB-woningen t.a.v. lucht- en contactge1uid, en in het bijzonder installatie-geluid. Het operationeel maken van een meetopstelling van trillingen in gebouwen, in samenwerking met de Fysica-winke1.
Verwachtingen 1995 en 1996 Experimenten en validatie van het AIO-onderzoek "Akoestische kwa1iteit". Eindrapportage van de onderzoeken in de ISB-woningen, en van de concertzalen.
63
2.4.
Bouwfysische en materiaalkundige kwaliteitsbeheersing
Coordinator:
drs. J.J.Hardon
Doel/probleemstelling Het doel van dit onderzoek is het ontwikkelen van systemen, die de ontwerper, resp. de beheerder van gebouwen in staat stelt op een gewogen wijze een gebouw te concipieren, resp. te onderhouden. Deze systemen zullen gericht zijn op het vergroten van de levensduur van het gebouw en het optimaliseren van het periodieke onderhoud. Dit onderzoek beoogt een bijdrage te leveren aan het doel tot een "duurzame samenleving" te komen. Binnen dit onderzoekveld wordt onderzoek verricht naar het hergebruiken van reststoffen in bouwmaterialen, het ontwikkelen van meetmethoden om de milieutechnische kwaliteit van bouwmaterialen te kwantificeren, het ontwikkelen van bruikbare vochtmeetmethoden voor steenachtige materialen. Voortgang 1993 en programma 1994 Het onderzoek op het gebied van de "Milieumaat van Bouwmaterialen" is voortgezet.In dit kader heeft als vervolg op het met een publicatie afgesloten onderzoek " Milieumatenstudie van vier bouwverven" een vervolgonderzoek plaats gevonden naar de milieutechnische aspecten van PVCdakbedekkingsfolies. Het onderzoek naar determinatiemethoden van oude pleisterlagen is in 1993 afgerond met een proefschrift. Het onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van polyfosfaat-gebonden cellulose-bevattende reststoffen wordt voortgezet. Een tussentijdse rapportage heeft plaats gevonden.Gepoogd wordt fondsen te werven om dit onderzoek verder te intensiveren. Ook dit jaar zijn nog uitgebreid NMR-metingen verricht in het kader van het promotieonderzoek "Vocht in Baksteenmetselwerk". Dit onderzoek heeft zich afgelopen jaar gericht op het verder optimaliseren van de NMR-meetmethode. Het gehele onderzoek zal in de loop van 1994 gepubliceerd worden in de vorm van een proefschrift. Verwachtingen 1995, 1996 Het milieumaatonderzoek zal worden gecontinueerd. Het onderzoek naar de mogelijkheden cellulose-bevattende reststoffen te hergebruiken zal afhankelijk van financiering worden voortgezet. In de loop van dit jaar zal een promotieonderzoek gestart worden naar de duurzaamheid van materialen, die in de buitenschil van gebouwen worden toegepast.
64
Lopende 3de geldstroomprojecten 1993 > f 5.000,-omschrijving:
opdrachtgever:
bedrag:
ISB-project
Centrum Staal
1 151.900,--
Evaluatie CDS systeem
Philips
1 65.000,--
Hergebruik afvalhout
Groot Lemmer
I 120.000,--
Analyse vochtproblemen in Bethlehemkerk
Kerkvoogdij Zwolle
I
9.500,--
Geluidisolatiemetingen dakkonstrukties Someren
TNO Bouw
I
7.600,--
Binnenklimaatmetingen kantoor Apeldoorn
TNO Bouw
I
20.500,--
Zaalakoestisch advies St. Jazz Utrecht
TNO Bouw
I
5.000,--
Geluid- en trillingmeting voor Bevilon
TNO Bouw
1 15.000,--
Warmte afgifte meting t.b.v. Drie Raamsdonksveer
TNO Bouw
I
7.300,--
Geluidafgifte luchtbeh. kasten t.b.v. Hollandheating
TNO
~ouw
I
6.700,--
Geluidisolatie meting ISOBouw OpmeerjSon/Eindhoven TNO Bouw
I
5.000,--
Hot-boxjcold-box bouwfys. aspecten glas in lood ramen
TNO Bouw
I
85.000,--
Uitvoeren van een LCA van een type PVC dakbaan
TNO Bouw
I
1o.ooo,--
65
Overige activiteiten Adan. O.C.G.: lid van de commissie W40 "Heat and Moisture Transfer in Buildings", van Commission International du Batiment lid normcommissie NNI "luchtdoorlatendheid van de gebouwschil Bancken. E.L.J.: president of Paint Research Association (UK) (research-organisatie met ca. 90 medewerkers) chairman of !SO-Technical Committee 35 (paints and varnishes) lid adviesraad Verfinstituut TNO penningmeester Stichting Materiaalonderzoek in de zee editorial board (Progress in Organic Coating) an international journal lid programmacommissie IOP-verf Hendriks. N .A.: lid Harmonisatie Commissie Bouw lid Algemeen Bestuur Stichting Raad voor de Certificatie lid CEN TC 254 'Flexible Sheets for Waterproofing' + diverse werkgroepen convenor CEN TC 254 WG 1 'Coordination' lid normcommissie 35369 docent kursus Hogere Bouwfysica, KVIV, Antwerpen lid promotiecommissie, Faculteit Bouwkunde, promotie O.C.G. Adan Hensen. J. L.M.: lid norm-voorbereidingscommissie Energieprestatie Utiliteitsgebouwen lid International Building Performance Simulation Association lid ASHRAE (American Society of Heating, Refrigerating and Airconditioning Engineers) Martin, H.J.: voorzitter normcommissie 351.03 Geluidwering in Gebouwen, NNI voorzitter van het Nederlands Akoestisch Genootschap docent akoestiek, cursus Geveltechnologie HTS Den Bosch lid Working group 51 Building Acoustics van bet Commission International du Batiment voorzitter SBR subcie Vl3-14 herziening + uitbreiding NEN 1070 Pel. L.: lid CUR onderzoekcommissie BSl, duurzaamheid metselwerk, werkgroep model Rutten. A.J. F,: voorzitter Commissie Binnenverlichting van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde voorzitter CEN/TC169 WG2 Schaduwcie 351 005 2 'Artificial lighting workspace lighting' lid normcommissie 351.005 'Verlichting' lid programma commissie 2nd European Conference on Energy-efficient Lighting voorzitter van de sessies voor 'Daylighting', 2nd European Conference on Energy-Efficient Lighting docent verlichting, post-HBO Bouwfysica, IBBB, 's-Hertogenbosch docent Interior Lighting, Eindhoven International Institute, Eindhoven voorzitter werkgroep Onderwijs van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde lid begeleidingscommissie 'Armaturen en glans' D.G.A., ministerie van sociale zaken 66
lid begeleidingscommissie 'Verlichting' D.G.A. ministerie van sociale zaken lid redactie commissie ontwerp-norm NEN 1891 'Binnenverlichting meetmethoden voor verlichtingssterkten en luminanties' lid redactie commissie 'Toelichting NEN 1890' lid van de Stuurgroep Verlichtingsonderzoek van het ISSO Thij ssen, A. P.: lid van de vakcommissie "BOUW" van het PTH. adviseur van de Stichting De Krabbedans, centrum voor hedendaagse kunst. Schellen. H. L.: begeleider HBO Eindhoven, begeleiding HTS-afstudeerders die participeren in het projekt, Laboratoriumonderzoek Velde. K. te: lid van KIVI (Koninklijk Instituut van Ingenieurs) lid algemeen bestuur TVVL (Nederlands Technische Vereniging voor Installaties in Gebouwen) voorzitter van de redactie en redactieraad van het maandblad "Klimaatbeheersing" lid raad van begeleiding ISSO (Instituut Stichting voor Stimulering van Onderzoek op het gebied van gebouwinstallaties) voorzitter VCCN (Vereniging Contamination Control Nederland) lid ASHRAE (American Society of Heating, Refrigerating and Airconditioning Engineers) lid Begeleidingscommissie Hoger Installatietechniek Hogeschool Rotterdam & Omstreken en Hogeschool Utrecht Vorenkamp. J . : lid adviescommissie HBO Amsterdam lid adviescommissie HBO Rotterdam lid gecommitteerde lerarenopleiding Zeevaartschool voorzitter Warmtestichting TVVL lid Interuniversitaire werkgroep "Woning en Gezondheid" lid KIVI (Koninklijk Instituut v. Ingenieurs) lid TVVL (Techn. Ver. voor Verwarming en Luchtbehandeling) Wisse. J .A.: lid curriculumcommissie 2e fase, Ontwerpen, Planning en Beheer lid American Meteorological Society fellow van de Royal Meteorological Society voorzitter KIVI stuurgroep windtechnologie lid van het bestuur van de afdeling Bouw- en Waterbouwkunde KIVI lid redaktieraad Vademecum voor Architecten lid committee on Education of the International Federation of Housing and Planning lid commissie wetensqhappelijke begeleiding van de Pedagogische Technische Hogeschool Nederland gecommitteerde bij de post HTO cursus Bouwfysica van de Hogeschool in 's Hertogenbosch docent van de cursus Geveltechnologie aan de Hogeschool in 's Hertogenbosch lid curatorium praktische verlichtingskunde lid benoemingsadviescommissie installatietechniek, faculteit civiele techniek, TUD lid promotiecommissie, Landbouw Universiteit Wageningen, van promotie T.H. Jetten lid promotiecommssie, faculteit scheikunde, van promotie A.A.J. Ketelaars 67
lid promotiecommissie, faculteit natuurkunde, van promotie A.D. Schwarz-van Maanen lid promotiecommissie, faculteit werktuidbouw, TUD, van promotie L. Ma. Wit. M.H. de: lid ISES werkgroep WZW' adviseur CEC working group European Passive Solar Handbook lid van CEC Cornett group CALENER lid CUR onderzoekcie 851 duurzaamheid metselwerk (beeindigd in 1992) lid lEA-annex 24: Heat Air and Moisture Transfer lid ISSO-kontaktgroep 25: Temperatuursimulatieprogramma's docent cursus "Hogere Bouwfysica: Hygrothermische Aspecten" Genootschap voor bouwfysica KVIV Antwerpen reviewer wetenschappelijk tijdschrift "Solar Energy" beoordeelde onderzoek voor "Grant Agency for Science" van Slowaakse overheid bestuurslid Nederland-Vlaamse Bouwfysicavereniging Wolfs. B.G.: rijksgecommitteerde HTS 's Hertogenbosch Zonneveldt, L. : lid ISSO-overleggroep Verlichting
68
Overzicht samenwerkingen binnenland Formele samenwerkingen Interuniversitaire werkgroep 'Woning en Gezondheid', via het interfacultaire dwarsverband biomedische en gezondheidstechnologie (BMGTTUE) met de Faculteit der Geneeskunde, van de Universiteit Utrecht Werkgroep FAGO-TNO-TUE, samenwerkingsverband met TNO Bouw Afdeling Bouwfysica van TNO Bouw Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Faculteit Civiele Techniek TUD, vakgroep Utiliteitsbouw Faculteit Bouwkunde TUD, vakgroep AST Faculteit Werktuigbouw TUD, vakgroep Proces en Energie Informele samenwerkingen Adviesbureau Van Dorsser, Den Haag Adviesbureau Peutz, Nijmegen TNO-MT Apeldoorn, Laboratorium voor Stromingstechniek Technisch Physische Dienst TNO-TUD NV Nederlandse Gasunie, Groningen NV KEMA, Arnhem Rijksgebouwendienst, afdeling Bouwfysica Woonenergie Gouda TNO-Bouw, Delft Bedrijfsschap Stucadoors Bureau Gorter, Damen, van Rooy, Rotterdam Stichting Bouwresearch Centrum voor Onderzoek en Technisch Advies, Haarlem Participatie in werkgroep geluid van de normcommissie NNI 302-05: Fysische aspecten van de werkomgeving Vakgroep TEMA, TUE Overzicht samenwerkingen buitenland Samenwerking t.b.v. gezamenlijk onderzoek of publikatie University of Strathclyde, Glasgow University of Oporto University of Wroclaw Yale University, New Haven, USA, prof. J. Stolwijk Politecnico di Milano (Italie) Politecnico di Torino, Dipartimento di Energetics, Turijn (Italie) Building and research Establishment, Scottish Laboratory, Glasgow Fraunhofer-Institut fur Bauphysik, Stuttgart Technical University Kopenhagen (Denemarken) School of Architecture, University College Dublin (Ierland) Fraunhofer Institut fur Bauphysik, Stuttgart Physikalisch-Technische Bundesanstalt Braunschweig Centre Scientifique et technique du Batiment, Champs sur Marne (Frankrijk) Jydsk Teknologisk Institut, Aarhus (Denemarken) Saint Gobain Vitrage, Aubervilliers (Frankrijk) Department of Applied Acoustics, University of Salford (Engeland) Flachglas AG, Gelsenkirchen (Duitsland) Lydteknisk Institut, Lyngby (Denemarken) AIRO Hampstead (Engeland) UMIST, Manchester University of Lund, Dept. of Building Physics (Zweden) 69
KUL Laboratorium Bouwfysica, Leuven Canada Mortgage and Housing and Housing Corporation Hochschule fur Bauwesen, Cottbus Pilkington Insulation Ltd (Verenigd Koninkrijk) National Research Council, Ohawa Slovak Academy of Sciences, Bratislava VTT, Espoo, (Finland) Danish Building Research Institute H0rsholm University of Bristol EMDA, Dabendorf (Zwitserland) NTH, Trondheim (Noorwegen) Building Research Institute Trondheim (Noorwegen) National Institute of Standards and Technology, (USA) Forest Products Laboratory (USA) CSTB
70
PUBLICATIES Dissertatie Bottema M,: Wind Climate and urban geometrie Promotoren: prof. ir. J. Wisse, prof. ir. R.H.M. Uytenhaak, Eindhoven TUE 1993. Wetenschappelijke publicaties Bakker, F.E.; Martin, H.J.; Thijssen, A.P.: An ecologically based housing design for Ecolonia. In: Proceedings solar energy in architecture and urban planning : 3rd European conference on architecture, Florence, Italy, 17-21 May 1993, pp. 714-717. Geurink, P.J.A.; Bancken, E.L.J.: Life cycle assessments of decorative paints. In: Proceedings of the 4th symposium on paints, Athene, 13-15 may 1993, pp. 11-33. Hendriks, N.A.: Flexible sheets for waterproofing. In: Proceedings 8e simposio Brasileiro de Impermeabi1izacao. Instituto Brasileiro de Impermeabilizacao, Sao Paulo, 26-27 september 1993, pp. 141148. Hensen, J .L.M.: Design support via simulation of building and plant thermal interaction. In: Design and decision support systems in architecture I ed. by H. Timmermans. - Dordrecht, Kluwer Academic Publishers, 1993. - pp. 227-238. Hensen, J.L.M.; Hamelinck, M.J.H.: On thermal modelling of walls and solar energy applications. In: Proceedings solar energy in architecture and urban planning : 3rd European conference on architecture, Florence, Italy, 17-21 May 1993, pp. 421-424. Hensen, J. L.M.: The Building Approached as an Integration of Energy Systems. In: Proceedings XII Int. Conference on Air Conditioning and Ventilation, pp. 149-162, Czech Technical University in Prague, 1993. Hensen, J. L.M.: Integrovany pristup k reseni systemu vytapeni, vetrani a klimatizace v budovach (HVAC), "Vytapeni, Vetrani, Instalace (WI), vol. 3, no. 1, pp. 811, Prague, 1993. Hensen, J.L.M.; Clarke, J.A.; Hand, J.W.; Strachan, P.: Joining forces in building energy simulation. In: Proceedings 3rd IBPSA World Congress "Building Simulation '93", Adelaide, August 1993, pp. 17-24, Int. Building Performance Simulation Association, 1993. Hensen, J .L.M.; Hand, J .W.: 71
Use of sophisticated building energy simulation tools. In: Proceedings solar energy in architecture and urban planning : 3rd European conference on architecture, Florence, Italy, 17-21 May 1993, Commission of the European Communities, pp. 354-357. Hensen, J.L.M.; Maas, J. van der; Roos, A.: Air and heat flow through large vertical openings. In: Proceedings 3rd IBPSA world congress "Building Simulation '93", Adelaide, August 1993, pp. 479-485, International Building Performance Simulation Association. Seelen, J.; Leaderer, B.P.; Vorenkamp, J.; Velde, K. te; Wit, M.H. de: The penetration factor and removal rate by the building envelope for S02 and N02 gas. In: Proceedings 6th International conference on Indoor Air quality and climate, vol. 5 Helsinki, Finland, 1993, pp. 133-138. Vijgen, J.M.J.H.: Towards right algorithms for daylight controlled artificial lighting and solar blinds in office buildings. In: Proceedings 'Right Light', 2nd European Conference on Energy-Efficient Lighting, 26-29 September 1993, Arnhem, The Netherlands, pp. 123-137. Zonneveldt, L.: Rutten, A.J.F.: The accuracy and value of computer lighting calculations. In: Proceedings 'Right Light', 2nd European Conference on Energy-Efficient Lighting, 26-29 September 1993, Arnhem, The Netherlands, pp. 686-693. Zonneveldt, L.: Rutten, A.J .F.: The electronic control of lighting. In: Proceedings 'Right Light', 2nd European Conference on Energy-Efficient Lighting, 26-29 September 1993, Arnhem, The Netherlands, pp. 151-157. Vakpublicaties Bottema, M.: Vuistregels tegen de wind : veiligheid en comfort rond hoge gebouwen kunnen verbeterd worden. In: De bouwadviseur, 1993, 4, pp. 20-22. Hensen, J .L.M.: Towards an integral approach of building and HVAC system. In: Energy and buildings, vol. 19, 1993, no. 4, pp. 297-302. Hensen, J. L.M.: Noodzaak en gereedschap voor integrale gebouw en installatie benadering. In: Kllmaatbeheersing, vol. 22, 1993, no. 2, pp. 19-25. Hensen, J .L.M.: Simulatie energie in gebouwen In: Bouwfysica, 1993, 4.
internationale samenwerking noodzakelijk.
Martin, H.J.; Bakker, F.E.: De "geluidarme" woningen in Ecolonia. 72
In: Bouwfysica, 1993, 4, pp. 13-18. Martin, H.J.; Bakker F.E.: De 'geluidarme' woningen in Ecolonia. In: Bouwakoestiek, Nederlands Akoestisch Genootschap, 115, 1993, Delft, pp. 3-6. Pel, L.; Ketelaars, A.A.J.; Adan, O.C.G.; Well, A.A. van: Bepaling van de vochtvereffeningscoefficient in poreuze media door middel van scanning neutronen radiografie. In: Bouwfysica, 1993, december, pp. 25. Ritchi, O.M.J.; Martin, H.J.: De equiva1ente aanstootkracht van een toilet, bepaald met de plaatmethode. In: Bouwakoestiek, Nederlands Akoestisch Genootschap, 115, 1993, Delft, pp. 57-67 Schellen, H.L.; Oidtmann, S.J.C.: Glas-in-lood en voorzetbeglazing. In: Bouwfysica, vol. 4, 1993, no. 1, pp. 7-14. Schijndel, A.W.M. van; Hensen, J.L.M.: Warmte- en vochttransportsimulatie met blokdiagram programma's. In: Bouwfysica, 1994, 4, pp. 19-24. Velde, K. te: Gezonde gebouwen, ofwel: Hoe voorkomt u specifieke gebouwproblemen. Klimaatbeheersing 22, 1993, 10, pp. 9-15.
OVERIGE PRODUKTEN VAN WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEIT Papers Clarke, J.A.; Strachan, P.A.; Pernot, C.: An approach to the calibration of building energy simulation models, ASHRAE Annual Meeting 1993, t.b.v. ASHRAE Transactions 99:2. Hendriks, N.A.: General Comparison of APP- and SBS-modified bitumen sheets for roofing, paper gepresenteerd op de VIII Brasilian Symposium of Waterproofing, SAo Paulo, 26-27 September 1993. Wit, M.H. de; Corstens, J.: Fourth common exercise : a model. lEA-Annex 24 HAMTIE, rep. Tl-NL-93/03, Holzkirchen, 1993, pp. 8. Wit, M.H. de; Corstens, J.; Pel, L.: Third common exercise : 1-dimensional heat and moisture transfer in a cavity wall : 2-dimensional moisture transfer in a lime-stone specimen. lEA-Annex 24 HAMTIE, rep. Tl-NL-93/01, Glasgow, 1993, pp. 13. Wit, M.H. de; Schijndel, J. van: The estimation of the moisture diffusivity. lEA-Annex 24 HAMTIE, rep. Tl-NL-93/04, Holzkirchen, 1993, pp. 8.
73
Technische rapporten externe rapporten
Bakker, F.E.; Bergmans, M.J.C.; Boekholt, J.T.; Halder, R. van; Wunnik, A.W.M. van: Energie zuinig, ecologisch, economisch 3e wonen : een studie naar het ontwerpen van dragers en hun energievoorziening. Technische Universiteit Eindhoven, faculteit Bouwkunde, 1993, pp. 73. Uitgebracht i.o.v. KEMA, Arnhem. Bergmans, M.J.C.: Onderzoek warmteafgifte verwarmingspanelen. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 8. Uitgebracht i.o.v. AMW-Van Drie B.V., Raamsdonkveer. Booy, L.G.; We1y, F.K. van; Hak, C.C.J.M.: Ge1uidmetingen woningbouwproject Eco1onia, Alphen a/d Rijn. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 184. Uitgebracht i.o.v. Novem B.V., Sittard. Braat-Eggen, P.E.: Metingen ge1uidwering na treffen akoestische maatrege1en ons Caffeej te Uden. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 14. Uitgebracht i.o.v. J. Caspers, Uden. Braat-Eggen, P.E.: Luchtge1uidisolatiemetingen ruimten onder lsobouw-dak. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 12. Uitgebracht i.o.v. Isobouw B.V., Someren. Braat-Eggen, P.E.: Metingen geluidwering na treffen akoestische maatrege1en "Bodega Sjors" te Uden. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 15. Uitgebracht i.o.v. P. de Bruijn, Uden. Braat-Eggen, P.E.; Gerretsen, E.; Luxemburg, L.C.J. van: Beoorde1ing van bet Heembeton bouwsysteem ten aanzien van de akoestische eisen in het Bouwbesluit. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 75. Uitgebracht i.o.v. Heembeton B.V., Arnhem. Braat-Eggen, P.E.; Hak, C.C.J.M.; Wely, F.K. van; Joris, R.: Controlemetingen aan, tegen v1iegtuiglawaai geisoleerde woningen. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 198. Uitgebracht i.o.v. het Ministerie van Defensie, Den Haag. Braat-Eggen, P.E.; Joris, R.: Luchtgeluidisolatiemetingen IsoBouw-Dak te Gernert. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 15. Uitgebracht i.o.v. IsoBouw Systems, Someren. Braat-Eggen, P.E.; Raijmakers, T.M.J.: Luchtgeluidisolatiemetingen te Oostendorp. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 17. Uitgebracht i.o.v. IsoBouw Systems, Someren. 74
Braat-Eggen, P.E.; Raijmakers, T.M.J.: Luchtgeluidisolatiemetingen te Ede. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 58. Uitgebracht i.o.v. IsoBouw Systems, Someren. Braat-Eggen, P.E.; Raijmakers, T.M.J.: Luchtgeluidisolatiemetingen te Middelharnis. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 25. Uitgebracht i.o.v. IsoBouw Systems, Someren. Braat-Eggen, P.E.; Raijmakers, T.M.J.: Luchtgeluidisolatiemetingen te Zutphen. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 39. Uitgebracht i.o.v. IsoBouw Systems, Someren. Braat-Eggen, P.E.; Raijmakers, T.M.J.; Joris, R.: Luchtgeluidisolatiemetingen te Tilburg. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 17. Uitgebracht i.o.v. IsoBouw Systems, Someren. Diepens, J.F.L.; Rutten, T.J.F.; Vijgen, J.M.J.H.: Philips CDS Project Uitgebracht i.o.v. Philips, Eindhoven; vakgroep FAGO-TUE, 1993 Hak, C.C.J.M.: Akoestisch advies m.b.t. verbouwing kelderruimte tot jazz-oefenruimte. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 12. Uitgebracht i.o.v. dhr. Kranendonk, Utrecht. Hak, C.C.J.M.; Luxemburg, L.C.J. van: Repetitieruimte Koninklijke Luchtmachtkapel. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 14. Uitgebracht i.o.v. de Koninklijke Luchtmacht LIMOS, Nijmegen. Hame1inck, M.J.H.; Vorenkamp, J.: Bethlehemkerk te Zwolle. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993, pp. 18. Uitgebracht i.o.v. Kerkvoogdij gemeente Zwolle. Kranendonk, F.; Luxemburg, L.C.J. van; Gerretsen, E.: Akoestische kwaliteit versus beleving burenhinder. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 44. Uitgebracht i.o.v. bet Ministerie van VROM. Lamers, H.M.; Smulders, H.L.W.; Bancken, E.L.J.: Onderzoek naar een hoogwaardig watervast hardhout compound voor toepassing in de natte waterbouwkunde : eindverslag m.b.t. fase 1 en fase 2 van bet onderzoek. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993, pp. 65. Uitgebracht i.o.v. Groot Lemmer B.V. Luxemburg, L.C.J. van: Geluidisolatie woningen Heksenwiellaan te Breda. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 12. Uitgebracht i.o.v. Bouwmaatschappij Bakker-Bennebroek.
75
Luxemburg, L.C.J. van: Beoordeling van de Heembeton ribcassettevloer in verband met de akoestische eisen in het Bouwbesluit. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 24. Uitgebracht i.o.v. Heembeton B.V., Arnhem. Luxemburg, L.C.J. van: Strategienota Bouwfysica. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 27. Luxemburg, L.C.J. van; Raijmakers, T.M.J.; Heys, W.J.M.: Bouwfysische kwaliteitsignalering bestaande woningbouw. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 34. Uitgebracht i.o.v. het Ministerie van VROM. Manders-Maanders, E.H.C.: Ecobalans voor een PVC dakbaan. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 31. Uitgebracht i.o.v. BDA Buro Dakadvies B. V., Gorinchem. Martin, H.J.; Kranendonk, F.; Wely, F.K. van; Luxemburg, L.C.J. van: Akoestisch onderzoek verbindingsdemping van de aansluiting bouwmuur ribbenvloer. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 43. Uitgebracht i.o.v. de Vereniging van fabrikaten van elementen voor vrijdragende systeemv1oeren, Woerden. Martin, H.J.; Wely, F.K. van; Joris, H.R.M.: Acoustical characteristics of airconditioning units types LCU 133 and 3D-2 55-2, measured under laboratory conditions. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 32. Uitgebracht i.o.v. Holland Heating B.V., Waalwijk. Pel, L.: Hygrische eigenschappen van baksteen. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO. Uitgebracht i.o.v. CURcommissie B51, werkgroep 3 "Proeven". Pernot, C.E.E.: Rapportage van bevindingen en aanbevelingen inzake het binnenklimaat in de studio's van Omroep Brabant. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 9. Uitgebracht i.o.v. Omroep Brabant. Pernot, C.E.E.: Onderzoek naar het binnenklimaat en de (klimaat/licht)installaties van het Novem kantoor te Ape1doorn. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 35. Uitgebracht i.o.v. Novem, Ape1doorn. Pernot, C.E.E.; Corneth, E.J.P.: Bouwfysische en klimaattechnische berekeningen inzake het ontwerp van het scharnierhuis van de Stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg, fase I. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993. pp. 13. Uitgebracht i.o.v. Tebodin B.V., Den Haag. Pernot, C.E.E.; Corneth, E.J.P.: Stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg, fase II. 76
TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 13. Uitgebracht i.o.v. Tebodin B.V., Den Haag. Pernot, C.E.E.; Corneth, E.J.P.: Klimaattechnische berekeningen van de tweede fase inzake het ontwerp van het scharnierhuis van de Stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 30. Uitgebracht i.o.v. Tebodin B.V., Den Haag. Pernot, C.E.E.; Dings, L.C.H.; Schijnde1, A.W.M. van: Rapportage van de metingen en berekeningen inzake het E'Novatieproject te Aa1ten. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 60. Uitgebracht i.o.v. NOVEM, Sittard. Pernot, C.E.E.; Dings, L.C.H.; Schijnde1, A.W.M. van: Rapportage van de metingen en berekeningen inzake het E'Novatieproject Pe1kwijk te Winterswijk. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 66. Uitgebracht i.o.v. NOVEM, Sittard. Pernot, C.E.E.; Dings, L.C.H.; Schijnde1, A.W.M. van: Rapportage van de metingen en berekeningen inzake het E'Novatieproject te Gendt. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 62. Uitgebracht i.o.v. NOVEM, Sittard. Pernot, C.E.E.; Dings, L.C.H.; Schijnde1, A.W.M. van: Rapportage van de metingen en berekeningen inzake het E'Novatieproject te Den Bosch. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 56. Uitgebracht i.o.v. NOVEM, Sittard. Pernot, C.E.E.; Dings, L.C.H.; Schijndel, A.W.M. van: Rapportage van de metingen en berekeningen inzake het E'Novatieproject Wisch te Terborg. TNO-Bouw, 1993, pp. 66. Uitgebracht i.o.v. NOVEM, Sittard. Raijmakers, T.M.J.; Luxemburg, L.C.J. van: Berekeningen geluidwering gevels woningen Hoogstraat te Eindhoven. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 43. Uitgebracht i.o.v. Bouwmarketing, Eindhoven. Raijmakers, T.M.J.; Luxemburg, L.C.J. van: Berekeningen geluidwering gevels woningen Grote Berg Eindhoven. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 22. Uitgebracht i.o.v. Bouwmarketing, Eindhoven. Raymakers, T.M.J.: Berekening geluidwering uitwendige scheidingsconstructies Hogeschool Midden Nederland te Amersfoort. Uitgebracht i.o.v. Ver1aat's Systeembouw, Uden; TNO-Bouw, Eindhoven, 1993 pp. 27. Sche1len, H.L.: Onderzoek naar de invloed van een secondaire randverhitter op de nauwkeurigheid van een warmtegeleidingscoefficientmeting van een tweeplatenapparaat. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 15. Uitgebracht i.o.v. Buro Dakadvies, 77
Gorinchem. Schijndel, A.W.M. van; Pernot, C.E.E.; Zonneveldt, L.: Metingen aan het binnenklimaat en de (klimaat/licht)installaties van het Novem kantoor te Apeldoorn, deel 1. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 86. Uitgebracht i.o.v. Novem, Apeldoorn. Vorenkamp, J. : Eindrapport Bethlehemkerk te Zwolle. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993, pp. 21. Uitgebracht i.o.v. de Kerkvoogdij der hervormde gemeente, Zwolle. Vorenkamp, J. : Luchtbehandeling Schouwburg Eindhoven. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993, pp. 10. Uitgebracht i.o.v. B & G Installaties B.V., Best. Vorenkamp, J.; Smulders, H.L.W.: Bethlehemkerk Zwolle, materiaalkundig onderzoek i.v.m. zoutuitbloei in de pleisterlaag. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993, pp. 24. Uitgebracht i.o.v. de Kerkvoogdij Gereformeerde Kerk, Zwolle. Wely, F.K. van: Luchtgeluidisolatie van 27 dakconstructies opgebouwd met 3 basisdake1ementen van het type Stramitex PLS 91. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 33. Uitgebracht i.o.v. Isobouw bv, Someren. Wely, F.K. van: Luchtge1uidiso1atie van 7 dakconstructies opgebouwd met basisdake1ement Stramitex PLS 91 van Isobouw in combinatie met gipskartonp1aten. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 13. Uitgebracht i.o.v. Isobouw B.V., Someren. We1y, F.K. van: Luchtge1uidisolatie van 10 deurpanelen van Berkvens Deurenfabriek Nederland B.V. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 16. Uitgebracht i.o.v. Berkvens Deurenfabriek B.V., Someren. Wely, F.K. van: Luchtgeluidisolatie van een stalen deur van Holland Akoestiek te Kaatsheuvel. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 12. Uitgebracht i.o.v. Holland Akoestiek, Kaatsheuvel. Wely, F.K. van; Braat-Eggen, P.E.: Luchtgeluidisolatiemetingen te Deurne. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 12. Uitgebracht i.o.v. IsoBouw Systems, Someren. Wely, F.K. van; Braat-Eggen, P.E.: Luchtgeluidisolatiemetingen te Ge1drop. TNO Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 13. Uitgebracht i.o.v. IsoBouw Systems, Someren. 78
Wely, F.K. van; Braat-Eggen, P.E.: Luchtgeluidisolatiemetingen te Eindhoven. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 12. Uitgebracht i.o.v. IsoBouw Systems, Someren. Wely, F.K. van; Braat-Eggen, P.E.: Luchtge1uidisolatiemetingen te Tollebeek. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 13. Uitgebracht i.o.v. IsoBouw Systems, Somer en. Wely, F.K. van; Braat-Eggen, P.E.: Luchtgeluidisolatiemetingen te Son. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 13. Uitgebracht i.o.v. IsoBouw Systems, Someren. Wely, F.K. van; Braat-Eggen, P.E.: Luchtgeluidisolatiemetingen te Hardegarijp. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 14. Uitgebracht i.o.v. IsoBouw Systems, Someren. Wolfs, B.G.: Advies t.a.v. de bergingen van de woonflats St. Gregoriussingel te Den Bosch. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1992, pp. 9. Uitgebracht i.o.v. ir. L.C. van der Lee, Den Bosch. Zonneveldt, L.: Programma voor het berekenen van kunstlichthoeveelheden in ruimten. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 30. Uitgebracht i.o.v. NOVEM, Sittard. Zonneveldt, L.: Energy aspects of lighting. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 16. Uitgebracht i.o.v. NOVEM, Sittard. Zonneveldt, L.; Raijmakers, T.M.J.: Handleiding BEDOWO. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 21. Uitgebracht i.o.v. het Ministerie van VROM, Zoetermeer. Zonneveldt, L.; Raijmakers, T.M.J.: Handleiding VOGHT. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 24. Uitgebracht i.o.v. het Ministerie van VROM, Zoetermeer. interne rapporten
Aasem, E.; Clarke, J.A.; Hand, J.W.; Hensen, J.L.M.; Pernot, C.E.E.; Strachan, P.: ESP-r program for Building Energy Simulation : version 8. Energy Simulation Research Unit, University of Strathclyde, Glasgow, 1993. ESRU Manual U93/1. Hak, C.C.J.M.: Akoestisch zoeklicht. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993. 93.23.A.
79
Hak, C.C.J.M.; Martin, H.J.: The acoustics of the Doelen Concert hall after 30 years. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993. 93.65.A. Hak, C.C.J.M.; Wely, F.K. van; Booy, L.G.: Geluidmetingen tijdens de Bedrijfsauto RAI te Amsterdam. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 16. Hak, C.C.J.M.; Wely, F.K. van; Booy, L.G.: Geluidmetingen tijdens de beurs voor Verwarming, Sanitair en K1imaatbeheersing, Jaarbeurs te Utrecht. TNO-Bouw, Eindhoven, 1993, pp. 11. Hamelinck, M.J.H.: De toepasbaarheid van verdringingsventilatie in kantoren : algemene ontwerpvoorwaarden en energetische aspecten aan de hand van computersimu1aties. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993. 93.55.K. Hamelinck, M.J.H.; Hensen, J.L.M.: Simulatie energetische aspecten verdringingssysteem in kantoren. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993. 93.64.K. Hensen, J.L.M.: Hygrothermische aspekten IX : simulatie dynamische warmtehuishouding gebouwniveau (hogere kursus bouwfysika) Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993. 93.12.K. Hensen, J.L.M.: Solar energy in architecture and urban planning, reisverslag 3e European conference on architecture, Florence 1993. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993. 93.33.K. Hensen, J.L.M.: Interactie luchttemperatuur en -debiet in CAV systemen. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993. 93.35.K. Hensen, J.L.M.: Building simulation '93, reisverslag 3de IBPSA congres, Adelaide, 1993. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993. 93.54.K. Martin, H.J.; Hak, C.C.J.M.; Mook F.J.R. van: Measurement of the sound absorption of the ASTM test specimen, vakgroep FAGO-TUE Eindhoven, 93.89 A. Rutten, A.J.F.: Utiliteitsverlichting in 1993 : milieu + welzijn. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993. 93.88.L. Rutten, A.J.F.: Eisen aan de verhoudingen van 1uminanties, toelichting par. 3 NEN 1890: binnenverlichting : functionele eisen. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993. 93.107.L. Schijndel, A.W.M. van: Het simuleren van warmte- en vochttransport in konstrukties m.b.v. de 80
bondgraaftechniek en tutsim. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993. 93.02.K. Schijndel, A.W.M. van: Syllabus FAGO software. Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep FAGO, 1993. 93.72. Velde, K. te: Hydraulische en Equivalente Diameter, vakgroep FAGO-TUE Eindhoven 93.67 K., 1993. Lezingen, voordrachten, posters/handouts interviews Hendriks, N.A.: Thermische belasting van enkele gevelconstructies, voordracht in het kader van de PAO-kurus "Geveltechnologie" Stichting Postacademisch Onderwijs Delft, Technische Universiteit Eindhoven, 9-10 november 1993. Manders-Maanders, E.H.C.: Produktietechnologiejmilieumaten bij verf. Voordracht gehouden tijdens het symposium "Technologie en Milieu" op 4 juni 1993. Martin, H.J.; Luxemburg, L.C.J. van: Het gebouw, geluidwering in en om gebouwen. Basiscursus geluid, geluidhinder en geluidhinderbestrijding. 11, 12, 25 en 26 mei 1993, Geoplan Amsterdam, pp. 34. Pel, L.: Vochttransport door metselwerk. Voordracht Stevin symposium 1993. Pel, L.: One dimensional scanning of moisture in porous materials with NMR. Poster presentatie FOM te Ede, 1993. Schellen, H.L.: BMFT-Projekt zur Konservierung und Restaurierung historischer Glasmalereien, lezing gepresenteerd op Kollner Tagung, Koln, 1 maart 1993. Schellen, H. L.: Elaboration of Climate Data for Energy Modelling: Test Reference Years, 1ezing gepresenteerd op Spring School of Building Environmental Physics, Karpacz, 1993. Schellen, H. L.: Surface Condensation on Naturally Ventilated Church Windows and the Related Church Climate, lezing gepresenteerd op Spring School of Building Environmental Physics, Karpacz, 1993. Schellen, H.L.: Het Bouwbesluit en Thermische Isolatie van Gevels, voordracht in het kader van de PAO-kurus "Geveltechnologie" Stichting Postacademisch Onderwijs, Technische Universiteit Eindhoven, 9-10 november 1993. 81
Wisse, J.A.: Wind om gebouwen. Voordracht in bet kader van de PAO-kursus "Geveltechnologie", Stichting Postacademisch Onderwijs Delft en de Technische Universiteit Eindhoven, 910 november 1993.
82
3.
REALISATIE, BEHEER EN VERNIEUWING VAN DE GEBOUWDE OMGEVING
Algemene gegevens Code VF-programma: Programma1eiders: Onderwerponts1uiting: Wetenscbapsgebied ISN: Wetenscbapsgebied NWO: Toepassingsgebied NABS: Dee1nemende vakgroepen: Aanvang - einde: Omvang taakstel1ing:
Bl13 (TUE-BOU-113.89.28) prof.dr H. Fassbinder prof.ir. G.J. Maas 3310, 3308 S240 N022 BAUB, BPU 1989 - 1993 8.8 fte wp le geldstroom
Doel-jprobleemstelling Ret vakgebied van de bouwkunde omvat bet ruimtelijk ordenen, het ontwerpen, ontwikke1en, realiseren, onderbouden, beberen, sloop en bergebruik van bouwwerken, gebouwonderdelen, componenten en details in een omgeving die daarvoor (ber)ingericbt moet worden. T.a.v. deze activiteiten zijn de laatste jaren belangrijke accentverscbuivingen te constateren. Op de eerste plaats tekent zicb een belangrijke verschuiving af van een overwegend op de uitbreiding van de gebouwenvoorraad gerichte produktie naar een produktie gericbt op onderboud, verbetering, berinrichting of bergebruik van gebouwen en hun omgeving. Tegelijkertijd komt ook bij nieuwbouw steeds nadrukkelijker de vraag aan de orde naar toekomstige flexibiliteit in gebruik en naar de consequenties van ontwerpbes1issingen voor toekomstig beheer. De zware inspanningen die de afgelopen jaren geleverd zijn ten beboeve van de stadsvernieuwing en de stedelijke herstructurering bebben bet bewustzijn doen ontstaan, dat bet onderboud en bebeer van de gebouwde omgeving veel structure1er in bet vakgebied opgenomen dienen te worden. Nieuwe begrippen zoa1s facility management, onderboudstechnologie en prestatiebebeersing van gebouwen, zijn ontstaan. Op de tweede plaats maakt bet bouwproces ze1f ook snel1e veranderingen door. Door de toenemende rol van de toeleverende bouwindustrie bij de bouwrealisatie ontstaan verscbi1lende verscbuivingen in bet takenpakket van opdrachtgevers, ontwerpers en uitvoerend bouwbedrijf. Belangrijke aspecten daarbij zijn de kwaliteitsontwikke1ing van bouwprodukten en invloed daarop van de genoemde participanten in het bouwproces, en de bogere eisen die gesteld worden aan bet rea1iseringsproces op de bouwplaats met betrekking tot de samenste11ing van bouwonderdelen (aansluit- tecbnologie) maar ook met betrekking tot de arbeidsomstandigheden en de veiligheid. Op de derde p1aats vereist bet Nationale Milieubeleidsplan (NMP} een gedeelte1ijk nieuwe aanpak van bet onderzoek. Van 'wieg tot graf' hebben bouwproducten, gebouwen en bouwwijzen een nauwe kwantitatieve en kwalitatieve relatie met het milieu. De gezondbeidsaspecten bij de betrokkenen, bouwers en gebruikers, beboren uitdrukkelijk ook bierbij meegewogen te worden. Ten gevolge van de aanvulling van bet programma 3.4, integraal biologisch afbouw milieu, kunnen deze aspecten bebartigd worden.
83
Deze drie beschreven ontwikkelingen vormen vanwege hun onderlinge samenhang en vanwege hun gezamenlijke betrokkenheid op het bouwproces en zijn resultaten de algemene probleemstelling van het VF-programma. Het programma heeft tot doel voor de praktijk bruikbare modellen, methoden en instrumenten te genereren met behulp waarvan de inrichting van het bouwproces bespreekbaar en beheersbaar gemaakt kan worden. Hierbij wordt bet bouwproces opgevat als cyclisch proces (initiatief - realisatie beheer) en worden bovendien verschillende schaalniveaus onderscheiden (projectbeheer, buurtbeheer, stedelijke vernieuwing). De uitwisseling tussen de verschillende fasen van het bouwproces op verschillende ruimtelijke niveaus krijgt hierbij extra aandacht.
Deelprogramma's Het programma tracht de beschreven doelstelling langs een viertal lijnen te realiseren, die tevens de inhoud van de volgende deelprogramma's bepalen: 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
De inrichting van bet proces van beheer en vernieuwing en stedelijk beheer op object-, buurt- en stedelijk niveau. Produkttechnische determinanten in de voor-, bouw- en gebruiksfase. Bouwvoorbereiding, bouworganisatie en bouwuitvoering. De ontwikkeling van bouwwijzen, gebaseerd op de preconditionele betekenis van het detail rekening houdend met mens- en milieuaspecten.
84
Promotieonderzoek:
Binnen het programma lopen de volgende promotieonderzoeken: lste geldstroom: ir. S. Beekmann: M. Choukry,B.Sc: ir. M.H. Hermans: ir. J. Ketelaar:
W.H. Stockings, M.C.I.O.B. M.Sc.:
ir. W. Tijhuis:
De toepasbaarheid van publiek-private netwerken bij de toekomstige beheer- en vernieuwingsopgave. lste promotor: prof.dr. dipl.ing. H. Fassbinder Veranderbaarheid van gebouwen en bouwdelen lste promotor: prof. ir. H.A.J. Henket Duurzaamheid van gebouwen lste promotor: prof. ir. H.A.J. Henket De stad als symbolische eenheid. De betekenis van de woonmilieudifferentiatie als planningsinstrument in het gemeentelijk beleid. lste promotor: prof.dr.dipl.ing H. Fassbinder An investigation to describe the field and parameters of problem solving in the construction process. lste promotor: prof.ir. G.J. Maas Verschillen in de organisatie van het bouwproces tussen Nederland en Duitsland lste promotor: prof.ir. G.J. Maas
3de geldstroom/externe promovendi: ir. H. Frick: ir. A.G. Nauta:
ir. J.C.M. Olie: drs. J.J.A.M Smeets: drs. F.F. Beetstra: M.E. Haas, dipl.arch.:
Die Mundigwerdung Indonesischer Bauweisen lste promotor: prof.mag.arch.ing. P. Schmid Kwaliteitsbewaking van woongebieden (voorlopige titel) lste promotor: prof.dr dipl.ing. H. Fassbinder 2de promotor: prof dr H.J.P. Timmermans De aanpasbare buitengevelzone lste promotor: prof.mag.arch.ing. P. Schmid Van stadsvernieuwing naar stedelijk beheer lste promotor: prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder Model voor milieukosten lste promotor: prof. mag.arch. P. Schmid 2de promotor: prof.ir. G.J. Maas Milieu classificatie lste promotor: prof. mag.arch. P. Schmid 2de promotor: prof. K. Duyvenstein
In 1993 zijn de volgende promotieonderzoeken afgerond: Xiangdong Li: dipl.ing. P.H. Thung:
The Meaning of the site lste promotor: prof.mag.arch.ing. P. Schmid 2de promotor: prof. A. Tzonis Spontane nederzettingen begeleid lste promotor: prof.dr. dipl.ing. H. Fassbinder 2de promotor: prof.dr. C. de Wit (R.U. Utrecht)
85
Onderzoekers: le geldstroom: w.p. ir. S. Beekman M. Choukry, B.Sc. ir. P. Erasmus dr. ir. P.A. Erkelens drs. H.J. van het Erve prof.dr. dipl.ing. H. Fassbinder ir. F. v. Gassel ir. W. Guo prof.ir. H.A.J. Henket ir. M.H. Hermans ir. H. Hofman dr. ir. P.A.J. van Hoof ir. W. de Hoop ir. P.W.J.Jansdaal ir. W. de Jonge ir. J. Ketelaar K.J .L. Links prof.ir. G.J. Maas C. le Nobel, arch. HBO ir. E.R. Poortman ir. H. Rikhof dr.ir. W.F. Schaefer prof.mag.arch.ing. P. Schmid E. Schulte, arch. AvB drs. J. Smeets W.H. Stockings, M.C.I.O.B. M.Sc. dr. H. Tempelmans Plat ir. A.W.C. Timmermans J. Valk, arch. HBO ir. E. Vastert ir. M. Vissers ir. J. Westra n.w.p. C.P.W.M. van Asten J. Verdonk
ing. S. v.d. Valk 3e geldstroom: w.p. ir. H.N.M. Bons prof.drs. A. Buur ir. P. Heidecker ir. A. Kolen ir. S.D. Meijer ir. G. Nieuwenhuizen ir. D. Oudijk ir. M. Pott ir. M.J. v.d. Stap prof.drs. J. Stuip E.M. van der Vecht 86
3.1.
Gebruik, herinrichting en beheer van de gebouwde omgeving
Coordinator: Onderzoekers:
prof.dr. dipl.ing. H. Fassbinderjdrs. J. Smeets (UHD) ir. S. Beekman, ir. G.M. van Bladel-Oudijk, ir. H. van het Erve, prof. dr. dipl.ing. H. Fassbinder, ir. H. Hofman, ir. J. Ketelaar, ir. W. de Hoop, C. le Nobel arch. HBO, ir. M. Pott, ir. H.G.A. Rikhof, drs. J. Smeets, dipl.ing. P.H. Thung, J. Valk arch. HBO
De deelprojecten zijn geclusterd onder een tweetal invalshoeken: een, waarbij de processen van planning, herinrichting, vernieuwing en beheer bezien worden onder het oogpunt van de kwaliteit en het gebruik; een, waarbij de strategieen en instrumenten bij planning, herinrichting, vernieuwing en beheer centraal staan. De in 1991 doorgevoerde verdere clustering van deelprojecten, die ook in 1992 gehandhaafd bleef, kon weer terug worden gebracht naar de oorspronkelijke twee dee1projecten: 3.1.1.
De gevolgen van herinrichting, stadsvernieuwing en (stedelijk) beheer voor de kwaliteit en het gebruik van de gebouwde omgeving.
3.1.2.
Strategieen en instrumenten voor vernieuwing en beheer van de gebouwde omgeving.
3.1.1.
De gevolgen van herinrichting. stadsvernieuwing en beheer voor de kwaliteit en het gebruik van de gebouwde omgeving
Doel-jprobleemstelling In de afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden, dat de processen van herinrichting, stadsvernieuwing en beheer nauw met elkaar verweven zijn en niet afzonderlijk kunnen worden beoordeeld als het gaat om de gevolgen t.a.v. de kwaliteit van de gebouwde omgeving onder het oogpunt van gebruik. Veeleer is een onderscheid te maken tussen de verschillende gebieden waarop deze activiteiten hun uitwerking hebben. Daarbij is met name een wisselwerking tussen de gebouwde structuur, de beheersvorm en de bevolkingssamenstelling te noemen. Maar ook de milieu-implicaties van maatregelen krijgen steeds meer de aandacht en zullen in belangrijke mate mede de kwaliteit van de gebouwde omgeving bepalen. In dit cluster wordt gekeken naar de mogelijke effecten van beheersmaatregelen en maatregelen betreffende de functionele structuur van gebouwen op de gebruikskwaliteit. Voortgang 1993 Het in 1992 in opdracht van de Woonstichting Etten-Leur gestarte onderzoek naar de huidige en toekomstige kwa1iteit van de ouderenwoningen in de woningportefeui11e van deze corporatie is medio dat jaar afgerond. Het betreft een onderzoek via de Stichting Instituut Interface. Het doel van dit onderzoek was drieledig: 1. Een inventarisatie van de bestaande ouderenhuisvesting van de Woonstichting zowel woontechnisch, als wat betreft de relatie tot woonomgeving, voorzieningen enz.
87
2. 3.
Na deze inventarisatie dient gekomen te worden tot voorste11en om deze woningen geschikt te houdenjmaken a1s ouderenhuisvesting voor de toekomst. Tevens dienen adviezen te worden ontwikkeld t.a.v. lokaties voor nieuw te bouwen ouderenhuisvesting in Etten-Leur, in relatie tot voorzieningen als steunpunten of gemeenschappelijke ruimten.
Het onderzoek bestaat dienovereenkomstig uit drie stappen: 1. 2. 3.
Inventarisatie en analyse (sterktejzwakte analyse) Onderzoek naar "externe" invloedsfactoren (kansen en bedreigingen) Aanzetten tot ingreepplanning (strategische keuzes)
Uit het onderzoek blijkt dat het huidige aanbod ouderenwoningen van de Woonstichting zowel kwalitatief a1s kwantitatief niet geheel is afgestemd op de vraag. Het huidige hestand is we1iswaar naar ligging en ouderdom gespreid, maar naar kwaliteit en prijs is de variatie minder groot. Het hestand bestaat grotendeels uit twee-kamerwoningen met een matige huurprijs. Ook woontechnisch is het niet altijd op de eisen van vandaag en morgen afgestemd. Ook zal het totale aantal ouderenwoningen nog fors moeten stijgen. Plaatsen we deze wens tegenover het huidige aanbod, dan blijkt met name het aanbod van drie-kamerwoningen achter te blijven bij deze vraag. Verder ontbreken zaken als "ontmoetingsruimten", "de huismeester" en "woningen geschikt voor mindervaliden". Voor die complexen waar verbeteringen nodig zijn, worden suggesties voor aanpassingen gedaan. Met name de ingeschreven woningzoekenden zul1en in de nabije toekomst hogere eisen gaan stellen. Een van de resultaten is een profiel van de toekomstige ouderenwoning. Het onderzoek bevat een aantal suggesties voor een standaard programma van eisen voor ouderenwoningen: een groot aantal eisen waarmee bij de ontwikkeling van nieuwe of renovatie van bestaande woningen en woongebouwen, rekening gehouden dient te worden. De onderzoeksresultaten zijn gerapporteerd in een tweetal rapporten. Ook zijn de resultaten gepresenteerd op het symposium "Domotica opent deuren", georganiseerd door de Stichting Gerontechniek & Zorg. Als vervolg op dit onderzoek heeft in de tweede helft van 1993 een onderzoek plaats gevonden naar de mate waarin de overige woningen van de Woonstichting Etten-Leur geschikt zijn voor ouderen. Aan de hand van een aantal veto-criteria is een typologie gemaakt van de woningvoorraad. Naast de mate van geschiktheid van de huidige voorraad is in dit vervolg onderzoek rekening gehouden met de aanpasbaarheid van de woningen en de kostenimplicaties daarbij. Onderscheiden worden diverse investeringsniveaus. Dit onderzoek is in december 1993 afgerond. Tevens zijn in 1993 de voorbereidingen getroffen voor een derde onderzoek bij de Woonstichting Etten-Leur, waarbij de prestaties van de gehele bezit in beeld gebracht zullen worden. Tevens zal dit onderzoek inzicht dienen te
88
geven in de waardering van de woondiensten door de zittende bewoners en de wensen t.a.v. van woondiensten van de geregistreerde woningzoekenden. Gedurende 1993 is eveneens een omvangrijk woningmarktonderzoek in de regio Waalwijk uitgevoerd, in opdracht van de gemeente en de corporatie ter plaatse. Het onderzoek vindt plaats in het kader van het project "stedelijk beheer". Bij deze benadering speelt de gebiedsgerichtheid een belangrijke rol. Het onderzoek is op drie niveaus uitgevoerd: stedelijkjregionaal: de woningmarktpositie van de Waalwijk binnen de regio; wijkjbuurt: de kwaliteit c.q. prestaties van woonwijken en -buurten en de waardering daarvan; woningcomplexen: de kwaliteit c.q. prestaties van woningcomplexen en de marktpositie van de woningen (en gebouwen). Dit is gedaan met behulp van verschillende, elkaar aanvullende bronnen. Er heeft een uitgebreide survey plaats gevonden onder de bewoners van Waalwijk en diegenen die recentelijk verhuisd zijn naar de omliggende randgemeenten om inzicht te krijgen in de mate van waardering van de woning- en woonomgeving en de verhuismotieven in het verleden en de toekomst. Hiermee is inzicht gekregen in de waardering en wensen van starters, doorstromers, vertrekkers en vestigers in het marktgebied. In combinatie met secondair datamateriaal van het Samenwerkingsorgaan Midden Brabant en van de Woningbouwvereniging Waalwijk, zijn vraag- en aanbodprofielen opgesteld om inzicht te krijgen in de gewenste woningvoorraad. Hierbij zijn twee scenario's onderscheiden: een marktscenario en een verdelingsscenario. Dit deel van het onderzoek is in een afzonderlijke rapportage neergelegd. (deel 1 : Stad in de regio). Ten behoeve van de wijk en buurtprofielen zijn een groot aantal z.g. "sleutelfiguren" geinterviewd, om daarmee inzicht te krijgen in de sterke en zwakke punten van de Waalwijkse woonbuurten. In combinatie met de gegevens uit het survey zijn uitgebreide buurt en wijkprofielen opgesteld, Deze profielen geven niet alleen een beeld van de fysieke, functionele en sociale kwaliteitsaspecten van wijken en buurten, maar geven ook inzicht in de waardering door onderscheiden bevolkingscategorieen en de woningmarktpositie van deze wijken en buurten. Oak dit deel is in een afzonderlijk verslag gerapporteerd (deel 2: Wijk- en buurtprofielen). Het derde deel omvat een onderzoek naar het woningbestand van de woningbouwvereniging Waalwijk. Hierbij is gewerkt op twee niveaus: het portefeuille-niveau: de woningvoorraad van de Woningbouwvereniging Waalwijk; het complexniveau: de complexen met 20 of meer woningen. Onderzocht zijn de prestaties van de onderscheiden complexen en de marktpositie van deze. Naast complexprofielen is een "woonprestatiescore" (WPS) berekend om de complexprestaties onderling te kunnen vergelijken. Tevens is een vergelijking met de prijs (prijsjprestatieverhouding} en de marktpositie daarmee mogelijk.
89
Na een analyse van de marktpositie worden aanbevelingen gedaan in het kader van strategisch beheer op zowel portefeuille- als complexniveau. Ook deze stap in het onderzoek is afzonderlijk gerapporteerd (deel 3: Marktpositie woningcomplexen). Het gehele onderzoek is in 1993 afgerond en gepubliceerd. Programma 1994 en Verwachtingen 1995, 1996 Op basis van het woningmarktonderzoek zullen in 1994 verschillende wetenschappelijke en vakpublicaties verschijnen. In de loop van 1994 zal ook de studie naar de prestaties en waarderingen van de gehe1e woningportefeuille van de Woonstichting Etten-Leur voltooid worden. Hierbij zal de in Waalwijk gebruikte methodiek verder ontwikke1d worden. Strategieen en instrumenten voor vernieuwing en beheer van de gebouwde omgeving
Doel-jprobleemstelling Voor dit dee1project speelt het samenwerkingsverband met de Technische Universiteit Hamburg-Harburg een belangrijke ro1. Deze samenwerking was tot stand gekomen d.m.v. een medebenoeming van prof. Fassbinder aan deze universiteit en verstevigd door de oprichting van het Cooperatiecentrum P1anen+Bouwen Nederland-Noordduitsland in 1992 aan beide instellingen. Voortgang 1993 Het onderzoek in dit deelproject heeft zich in het afgelopen jaar toegespitst op onderzoeksactiviteiten m.b.t. de strategische kant van de planvorming enerzijds en onderzoek t.a.v. de instrumentele kant, gericht op de verdere ontwikkeling van de planningscategorieen anderzijds. Met betrekking tot de strategieen voor vernieuwing en beheer is in 1993 langs drie lijnen gewerkt: Ten eerste valt te noemen onderzoek rond de ontwikkeling van de verhouding van particulieren en overheidsinstellingen t.a.v. vernieuwing en beheer van de stedelijke omgeving. Als belangrijkste onderzoek op dit terrein dient het promotieonderzoek vanS. Beekman te worden genoemd. Destijds (in juni 1992) is de onderzoeksvraag van de promotiestudie als volgt geformuleerd: "Kan het gebruik van publiek en private netwerken een middel zijn bij de ontwikkeling van een (beleids)strategie voor de toekomstige stedelijke beheer- en vernieuwingsopgaven". Doel van het onderzoek is te komen tot de invulling van een strategie waarbij bet potentieel van samenwerking tussen verschillende participanten zoveel mogelijk wordt benut. Ten behoeve van het onderzoek zijn twee nadere vragen geformuleerd: 1) hoe ziet de toekomstige beheer- en vernieuwingsopgaven er uit? 2) hoe kunnen participanten bij deze opgaven betrokken worden en betrokken blijven? Ten behoeve van de beantwoording van deze vragen is inzicht noodzakelijk in de aard van de stedelijke ontwikkeling en in de potentie van de diverse 90
vormen van publieke en private samenwerking in relatie met deze ontwikkeling. Het onderzoek is begonnen met een literatuurstudie ten behoeve van de beantwoording van de eerste deelvraag. Begin 1993 is hiervan intern een paper verschenen. Nu concentreert de aandacht zich op de tweede deelvraag. In de tweede helft van 1993 is er ruime aandacht geschonken aan de ontwikkelingen in de plannings- en beheersstrategieen in de afgelopen decennia. Naast de doelst el1ingen en randvoorwaarden voor het ruimtelijk beleid zijn ook de organisatorische en bestuurlijke kant van de planningspraktijk belicht. Een en ander zal in 1994 resulteren in de afronding van het eerste dee1 van de promotiestudie. Te vermelden valt in dit verband ook de betrokkenheid bij een aanpalend onderwerp d.m.v. de begeleiding (van prof. Fassbinder als 2e promotor) van het promotieonderzoek over "Stedebouw en Stadsbestuur" van ir. P.C. Beekman (in het kader van het onderzoekprogramma 5 "Habitat Building and Urban Management"). Dit leverde een vruchtbare samenwerking tussen beide onderzoeksprogramma's op. De promotie vond plaats in december 1993. Een tweede onderzoekslijn houdt zich bezig met strategische planvorming. Hierbij gaat het m.n. om de loskoppeling van de te vo1gen strategieen t.a.v. stadsvernieuwing, stedelijke vernieuwing en ontwikkeling van de in de afgelopen anderhalve decennia gecreeerde disciplinaire kaders. Onder het oogpunt van strategische stappen wordt het hele palet van ingrepen in de stedelijke gebouwde omgeving als integraal reservoir van doelstelling en instrumenten beschikbaar geacht. Dit leidt ertoe dat het stedebouwkundig instrumentarium doelgerichter en efficienter kan worden ingezet. Aan de hand van een zestal gemeenten (Madrid, Barcelona, Rotterdam, Wenen, Ber1ijn, Hamburg) is een overzicht verschaft van de toepassing van deze benadering in verschillende steden die overeenkomstig een beheer- en vernieuwingstaak moeten combineren met een ruimtelijke ontwikkelingstaak. Dit resulteerde in het internationaal congres "Strategieen der Stadtentwicklung in europ&ischen Metropolen", dat in november 1992 onder grote deelname van Nederlandse zijde door prof. Fassbinder aan de TUHH werd georganiseerd, en in 1993 zijn weerslag vond in een boekpublikatie. In een volgende stap werd de toepassing van strategische planvorming onderzocht in een drietal middelgrote Nederlandse gemeenten (Maastricht, Tilburg, Eindhoven). Dit leidde in 1993 tot een symposium aan te TUE, waarbij de planningspraktijk van deze drie zuidelijke Nederlandse gemeenten onder dit oogpunt werden be1icht. Een pub1ikatie over dit onderwerp verkeert in een stadium van afronding en zal in 1994 verschijnen. Tevens leidde het onderzoek naar dit onderwerp tot een opdracht voor de organisatie van de 32e zitting van het Berlijnse Stadtforum, waarbij de strategisch planvorming centraal stand. Een lezing hierover werd in de proceedings van deze zitting opgenomen. De op dit gebied opgebouwde deskundigheid resulteerde ook in het verzoek van de gemeente Wenen om medewerking aan hun concept voor stadsontwikkeling te verlenen. Dit mondde uit in een commentaar en voorstel voor nadere uitwerking bij het Weense stadsontwikkelingsplan, gepresenteerd in Wenen op een tweetal bijeenkomsten en gepubliceerd door de gemeente.
91
Een buitengewoon interessant onderzoeksterrein m.b.t. dit vraagstuk hood zich aan door de benoeming van prof. Fassbinder in de planningsadviesraad voor de ontwikkeling van Berlijn noordoost. Hier gaat bet om een grootscheeps stadsontwikkelingsgebied waar, naast verbetering en beheer van ca. 300.000 woningen in de oostduitse "Plattenbauweise", gedurende de volgende tien jaar honderdduizend nieuwbouwwoningen moeten verrijzen. Over dit gebied werd in 1993 in samenwerking met onderzoekers van de TUHH een studie verricht, behelzend een analyse van bet planningsproces en voorstellen t.b.v. een strategische aanpak van dit gebied. Deze studie werd in november '93 gepubliceerd en door de burgemeesters van de vier noordelijke deelgemeenten aan de pers voorgesteld. De brede belangstelling hiervoor leidde tot een tweede opdracht voor organisatie van een zitting van bet Stadtforum over dit onderwerp en een inleiding hierover. Het derde instrumentele aspect van dit deelproject heeft als voornaamste lijn bet thema "woonmilieudifferentiatie als planningscategorie". Hieraan werken, met telkens een ander accent aan de TUE en aan de TUHH, twee promovendi (Jaap Ketelaar TUE/ Joachim Becker TUHH, promotor prof. Fassbinder). De behandeling van dit onderwerp heeft in de laatste twee jaar in een duidelijke, wederzijdse betrokkenheid gestalte gekregen. Terwijl aan de TUE onderzoek wordt verricht naar de theoretische betekenis en praktische toepassing van de categorie woonmilieu gaat bet aan de TUHH om de beschrijving van woonmilieus d.m.v. computermodellen en uiteindelijk om de vertaling van deze in een computerprogramma t.b.v. een plannings- en signaleringssysteem. Het promotie-onderzoek aan de TUE naar woonmilieudifferentiatie heeft in 1992 zijn aanvang genomen. Woonmilieudifferentiatie wordt in dit onderzoek aan de ene kant theoretisch belicht in de Nederlandse wetenschappelijke discussie, en aan de andere kant geconfronteerd met de gemeentelijke praktijk van stadsvernieuwing en stedelijk beheer. In het kader van dit promotieonderzoek werd in 1993 een uitgebreide kritische literatuurstudie verricht naar de theorievorming rond bet begrip woonmilieudifferentiatie in Nederland; een parallelle literatuurstudie m.b.t. de Duitse theoretische discussie zal eveneens in 1994 worden afgerond. Dit deel van bet promotieonderzoek zal in bet voorjaar '94 gepubliceerd worden en daaraan aansluitend de basis vormen voor een symposium t.b.v. een confrontatie tussen theorie en praktische ervaringen met woonmilieus. Daarnaast werd aan een aantal ondersteunende studies gewerkt waarvan de aanleiding soms in een verzoek om onderzoek van derden lag, soms echter ook voortkwam uit de bedoeling, het thema "woonmilieus" omvattender in kaart te kunnen brengen. De activiteiten die in dit verband aan de TUE plaatsvinden cq. plaatsvonden zijn de volgende: Voortkomend uit de onderzoeksactiviteiten rond woonmilieus is bet onderwerp "woonmilieudifferentiatie in relatie met stadsvernieuwing" voorbereid als thema voor een zitting van bet Berlijnse Stadtforum in januari 1993. Dit heeft naast een lezing tot een bijdrage aan een publikatie van de Senatsverwaltung fur Bauen und Wohnen geleid. De op de twee laatstgenoemde terreinen "strategische planvorming" en "woonmilieus" opgebouwde expertise was aanleiding voor bet verzoek van de Deutsche Werkbund Berlin, de Baustadtrat van de deelgemeente Charlottenburg 92
en de Senatsverwaltung fur Stadtentwicklung und Umweltschutz van Berlijn, om een onderzoeksconcept voor Berlin-Char1ottenburg te ontwikke1en. Charlottenburg is een functioneel en sociaal sterk gemengde wijk in het centrum van het westelijke gedeelte van Berlijn. Hier ging het om een woonmilieu-analyse van Charlottenburg en, daaraan gekoppeld, aanbevelingen voor eem methodische benadering, waarvoor een strategie t.b.v. ontwikkeling en beheer vereist is. Dit onderzoek is nagenoeg afgerond en zal in 1994 gepubliceerd worden. Gestimuleerd door contacten met onze Duitse cooperatie in Hamburg (Cooperatiecentrum Planen + Bouwen Nederland Noordduitsland) en gedeelte1ijk gefinancierd door hen is in 1993 begonnen met de voorbereiding van een studie over methoden van integraal stedelijk beheer in relatie met woonmilieudifferentiatie. Deze studie wordt mede gefinancierd door de TUHH en vindt plaats aan de TUE. Het zal in 1994 worden afgerond en uitmonden in een Duitstalige publikatie. Tevens werd in 1993 begonnen met onderzoek naar een methode ter visualisering van complexe gebruiksoverlappingen en sociale differentiatie van woonmilieus. Deze studie wordt op technisch gebied ondersteund door de afdeling fotografie van de TUHH. Programma 1994 en verwachtingen 1995 In het kader van het promotieonderzoek van S. Beekman is eind 1993 een begin gemaakt met een literatuuronderzoek, hetgeen in de eerste helft van 1994 zal uitmonden in een pub1ikatie. In deze pub1ikatie worden de ontwikkelingen in de planning van 1960 tot nu, uiteengezet in het licht van de steeds verder gaande institutionalisering van de samenwerking tussen de verschillende participanten. Speciale aandacht wordt hierbij geschonken aan de rol van de stedebouwkundige, als een van de sleutelfiguren bij deze samenwerking. Nadat het beeld van de toekomstige beheer- en vernieuwingsopgaven is geschetst en de plaats van samenwerking hierin is verduidelijkt, zal in de tweede helft van 1994 een begin worden gemaakt met de toetsing van het geschrevene aan de praktijk. Het is de bedoeling hiervoor verschi1lende participanten in de praktijk te benaderen.
Het thema strategische planvorming za1 in 1994 verder worden uitgewerkt en in een aantal publikaties in 1994/95 uitmonden. Dit betreft a1s eerste de voor 1994 beoogde boekpublikatie over strategische planvorming in drie zuidnederlandse gemeenten. De behandeling van het thema woonmilieudifferentiatie in kader van de promotie van J. Ketelaar za1 in 1994 tot een publikatie leiden waarvan het onderzoek zoals vermeld in 1993 vergaand is afgerond. Eveneens is de doorvoering van een symposium over de in '94 gereed komende resultaten gepland. Voorts za1 in het kader van het promotie-onderzoek gestart worden met een empirisch onderzoek naar de betekenis van woonmilieudifferentiatie in het gemeentelijk beleid van de Rotterdamse praktijk. Tevens zal het onderzoek over methoden van stedelijk beheer in relatie met woonmilieudifferentiatie en het onderzoek van de case Charlottenburg in 1994 in zijn eerste fase worden afgerond en gepubliceerd.
93
3.2.
Produktietechnische determinanten in de voorfase, bouwfase en gebruiksfase
Coordinator:
prof.ir. H.A.J. Henket
Doel-jprobleemstelling Naarmate de techniek zich verder van de gangbare produktiemiddelen en -krachten heeft verwijderd door een explosieve ontwikkeling van nieuwe bouwmaterialen en -technieken komt de positie van de bouwkundige in het gedrang. De vanzelfsprekende kennis en ervaring met de relatie tussen gebruikswaarde, constructievorm, produktievorm en culturele betekenis van het gebouwprodukt vervliegt. Het onderzoek heeft tot doel de verstoorde relatie tussen antwerp en prestatie in technische, economische en maatschappelijke zin aan de orde te stellen en de huidige en komende bouwopgave daartoe uit te rusten met verbeterd gereedscbap. Zowel ten aanzien van keuzemogelijkheden in bestaande praktijken, als mede bet genereren van geeigeende oplossingen voor onbekende, nieuwe opgaven. De volgende onderzoeksvelden worden onderscbeiden: Onderzoeksvelden Het onderzoek is opgebouwd uit de volgende onderzoeksvelden: 3.2.1. 3.2.2. 3.2.3. 3.2.4.
Gebouwproduktie en bouwprodukt Gebouw en gebruik Gebouwdeel en gebouwonderdee13.2.4. Herbestemming Gebouwen Herbestemming gebouwen
3.2.1. Gebouwproduktie en bouwprodukt projectleider: onderzoekers:
ir. J. Westra ir. M. Ham, ir. P.W.J. Jansdaal, ir. A.W.C. Timmermans, ir. J.H. Vos, J.M. Janssen
Rouwprodukten zijn voorbestemde elementen ten beboeve van de bouwuitvoering. Zij zijn ontwikkeld en vervaardigd om naast en in plaats van de autochtone, traditionele gangbare materialen te worden gebruikt. De bouwwijze beeft zicb langzaam maar zeker ontworsteld aan bet diktaat van de gebruikelijke materialen. Nieuwe technieken en materialen worden vanaf de 19e eeuw met succes toegepast. De maat- en vormbepaling van de bouwprodukten wordt gaande weg overgenomen door toeleverende bedrijven buiten de bouwplaats. De bouwplaats zelf wordt een verzamelplaats van bouwprodukten die op een zo efficient mogelijke wijze worden geplaatst en verbonden. In eerste instantie wordt de bouwprodukten-markt gevoed met maat- en serieproduktie. Kozijnen, trappen, glas en bijzondere stenen worden op bestelling geleverd. Daarnaast ontwikkelt zich een produktie van op voorraad vervaardigde bouwprodukten. Een ontwikkeling die tot op de dag van vandaag bet aanbod van bouwprodukten bepaalt en daarmee de bouwwijze, de arbeid en vooral de prestatie van bet objekt en de tijdgebonden uitstraling beinvloedt. Voor dit veld ricbt bet onderzoek zicb op de inventarisatie van tecbnieken die tot bet domein van de Bouwkunde beboren of er in toepassing zouden kunnen vinden. Deze verzameling tecbnieken is een vlottend hestand met informatie dat wordt ingezet bij de ontwikkeling van bouwprodukten en in colleges en oefeningen in bet onderwijs. Toegankelijkbeid is in deze een 94
zwaarder wegend begrip dan kennis. Het gaat om de bedrevenheid assertief om te kunnen gaan met het onvoorstelbare arsenaal aan produktiewijzen. Dit onderzoeksveld kent de volgende deelprojecten: 3.2.1.1. 3.2.1.2.
Bouwproduktontwikkeling Bijzondere Bouwwijzen
3.2.1.1.
Bouwproduktontwikkeling
Doel~jprobleemstelling
Doel van het onderzoek is kennis en inzicht te verwerven met betrekking tot de integratie van de aspecten ontwerp en produktie. Een deel van het onderzoek richt zich op het inventariseren van technieken die nu of in de toekomst een rol kunnen gaan spelen bij het materialiseren van een bouwkundig ontwerp. De relatie ontwerpjmateriaalkeuze/vervaardi~ gingtechniek gekoppeld aan kosten staat in deze centraal. Het daadwerkelijk zelf ontwikkelen van bouwprodukten voor derden is daarbij essentieel.
Voortgang 1993 Onderstaande onderzoeken betreffen hoofdzakelijk contract research. Alleen het onderzoek CAD/CAM betreft een le geldstroom onderzoek. 1.
Het onderzoek naar een "mechanical fixation system" voor EPDM dakbedekkingsfolie zit in een fase waarin de financiele haalbaarheid wordt onderzocht. De werking van het systeem gaat uit van het fixeren van dakbedekkingsfolie zonder gebruik te maken van lijmen en zonder het toepassen van middelen die de folie perforeren. Seide voorwaarden zijn voor het systeem uitgangspunt geweest om te komen tot een milieuvriendelijke verwerking, het mogelijk maken van hergebruik en recyclebaarheid van zowel folie als bevestigingssysteem. Een prototype is vervaardigd door de CTD waarmee de werking van het systeem kon worden getest en de dimensionering van de systeemonderdelen kon worden geoptimaliseerd. Het systeem is doorgerekend voor wat betreft de krachtswerking tgv windbelasting op het dak van een referentiegebouw. Op dit moment wordt de economische haalbaarheid onderzocht.
2.
De TUE participeert in de werkgroep "keuzekozijn". Deze in 1992 gestarte werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de bedrijven Intal, Alcoa, NMB Amstelland en twee ontwerpburo's verricht onderzoek naar de mogelijkheden van de veranderbaarheid van een gevelindeling in de tijd. In een eerste aanzet is gekozen om een traveebreedkozijn te ontwikkelen met verplaatsbare stijlen en regels. De bewoner kan dan op ieder moment zelf de kozijnindeling bepalen. Er is een prototype vervaardigd waarmee de indelingsmogelijkheden konden worden gedemonstreerd. In een proefopstelling heeft de professionele bouwmarkt kennis kunnen nemen van de mogelijkheden. Het resultaat is dat gezocht wordt naar een bouwprojekt waar de keuzekozijnen kunnen worden toegepast.
3.
Het onderzoek naar "het blind bevestigen van Heraklithplaten" is verkregen via het Innovatiecentrum in Utrecht. Vanuit de architectenhoek was er de vraag om uit esthetische overwegingen de mogelijkheid te onderzoeken plaatmateriaal aan te brengen zonder zichtbare verbin95
dings- of bevestigingsmiddelen. De TUE heeft middels een vooronderzoek een aantal oplossingen gegenereerd. In een vervolgonderzoek zullen de meest kansrijke voorstellen worden uitgewerkt, ontwikkeld en getoetst. 4.
Van Schijndel's Bedrijven bv is een bedrijf dat tentoonstellingen inricht waarbij o.a. gebruik wordt gemaakt van een bepaalde range standaard panelen. De vraag was het produktieproces van deze panelen zodanig te optimaliseren dat de produktiekosten aanzienlijk gereduceerd zouden worden. Niet alleen de produktiewijze maar ook het materiaalgebruik, de paneelkonstruktie en de wijze van samenstellen zijn in het onderzoek meegenomen. Ten aanzien van bovengenoemde aspekten zijn verbeteringsvoorstellen gedaan, waarbij de frequentie dat panelen opnieuw kunnen worden ingezet aanzienlijk is verhoogd.
5.
Ontwikkelingen zijn gestart om CAD/CAM als onderzoeksgebied te introduceren. De direkte koppeling tussen ontwerpen en vervaardigen is zowel belangrijk voor de produktieautomatisering in de bouwindustrie als voor de vervaardiging van modellen en prototypen met behulp van CNC machines. Voor het gebruik ervan zijn afspraken gemaakt met de PTH.
6.
Sphinx, producent van o.a. keramische tegels is op zoek naar innovatieve toepassingen van deze tegels. Innoviteiten kunnen hierbij tot uitdrukking komen in de tegels zelf of in de manier van aanbrengen. De TUE participeert in het onderzoek door deelname aan brainstormsessies. Op dit moment worden de haalbare ideeen geinventariseerd.
Programma 1994 Afronding van bovenstaande lopende onderzoeken en nieuwe onderzoeken. 1. Verdere ontwikkeling en beproeving van het mechanical fixation system. Op dit moment wordt een kostprijstechnisch haalbare versie ontwikkeld. Verder onderzoek richt zich op het aanbrengen en de verwerking van bet systeem op bet dak. 2. De voortgang van de ontwikkeling van het keuzekozijn hangt af van bet vinden van een projekt van een tiental woningen waarin de kozijnen kunnen worden toegepast 3. Voor het onderzoek naar "blinde bevestiging van Heraklithplaten" is een voorstel ingediend. 4. Het operationeel maken van bet CAD/CAM pakket en het vervaardigen van model len. 5. Innovatieve toepassing van tegels. 6. Een nieuw te starten onderzoek naar de draagkrachtcapaciteit van een koudgeprofileerde staalplaat. Verwachtingen 1995, 1996 Onderzoekopdrachten met CAD/CAM Ontwikkeling bouwprodukten met Booosting-aangeslotenen. 3.2.1.2.
Bijzondere Bouwwijzen
Doelstelling
96
Het verwerven van kennis en inzicht met betrekking tot bijzondere bouwwijzen en (ge)bouwprodukten. Bijzonder in de betekenis dat de bouwwijze niet gebruikelijk is met betrekking tot - plaats de autochtone /locatie gebonden bouwwijze - tijd de historische bouwwijze - omstandigheden bouwwijzen beinvloed door de 'context' De aanduiding 'bijzonder' wordt gerelateerd aan de meer traditionele bouwmethoden als referentie. Het is juist deze relatie waardoor het inzicht in tegenwoordige ontwikkelingen beter kan worden ontwikkeld. Het gedrag van het gebouwprodukt en de aard van de produktiewijze worden grotendeels door traditie en overlevering vanuit bekende condities bepaald. Het experiment wordt oogluikend toegestaan wanneer de maatschappelijke status niet wordt aangetast. De appreciatie moet immers permanent worden verdedigd tegenover het gebruikelijke produkt en de daarbij behorende mening. Een afwijkende constructie of detaillering vindt eigenlijk alleen waardering bij soortgenoten, meestal omdat in het experiment de afgeleide toepassing schuilt. Flexibiliteit van de produktie (FPS), industrialisatie, rationalisatie zijn begrippen die de tegenwoordige bouwwijze beinvloeden, maar welke gevolgen dat heeft voor de bouwproduktontwikkeling en de bouwwijze blijft veelal achterwege. Dit onderzoek speurt naar referenties, naar vergelijkbare ontwikkelingen, naar mogelijkheden de bouwwijze te klassificeren. Het praktische doel is het wezen van een bouwwijze vast te kunnen stellen en te relateren aan de parameters uit tegenwoordige en toekomstige ontwikkelingen. Het onderzoek richt zich op bouwwijzen in gebieden met een groot produktievolume (Japan, China, USA) en op bijzondere gebouwprodukten, die onder bijzondere omstandigheden tot stand zijn gebracht, zoals zelfbouw en lekenbouw.
Voortgang van het onderzoek in 1993 1. De TUE participeert in het onderzoek Intelligent Gevelelement. Dit onderzoek is een initiatief van TNO-bouw en wordt gedragen door een stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van TNO, TUD, TUE en de bedrijven Biddle (Kootstertille) en Oskomera (Deurne). Er wordt onderzocht hoe gevelelementen kunnen worden ontwikkeld die met betrekking tot het binnenklimaat -zonder bemoeienis- optimale condities voor het comfort van de gebruiker garanderen. Een intelligente gevel registreert oorzaken en gevolgen en verwerkt de gegevens met betrekking tot vervolgprestaties. In 1993 zijn de resultaten van twee afstudeerders bij de sectie Bouwproduktietechnologie (van Dalen en Keijsers) betrokken bij de voortgang en de nadere positiebepaling.Ā· Er wordt onderzocht in hoeverre de activiteiten van de werkgroep kunnen worden ingebracht in een concreet project. 2.
STEW is een initiatief dat de ontwikkelingen op de woningmarkt en de economische motieven van het bouwbedrijf in zich verenigt. Hoofdkenmerk van STEW is een verbetering van de bouwwijze en een verhoging van de prestatie van de waning door de toepassing van stalen bouwelementen. De Technische Universiteit Eindhoven werd benaderd met het verzoek de initiele fase te ondersteunen met betrekking tot het formuleren van de vraagstelling en de ontwikkeling van het concept. Zo ontstond onder de projectnaam STEW (STaal En Woningbouw) een concept waarin het eigentijdse wonen en een rationele moderne bouwmethode hand in hand gaan. In 1993 is het project besteksklaar gemaakt en door constructeur en bouwbedrijf doorgerekend. Daarnaast zijn verschillen97
de gemeenten, woningbouwvereinigingen en projectontwikkelaars benaderd voor de realisering van een eerste serie. Hoewel de belangstelling groot is blijkt het traditioneel gebouwde produkt zich risicoloos op de markt te manifesteren. Eind 1993 zal worden overwogen of een aanpassing van het concept voor een afwijkende doelgroep in een lager marktsegment wellicht meer kansen voor uitvoering biedt. Een aantal bouwbedrijven heeft op grond van publicaties in de landelijke pers belangstelling getoond bij bet project betrokken te raken. 3.
Hertog Hendrik van Lotharjngen (HHvL) is een woningbouwvereniging in Eindhoven. HHvL heeft de Techniscbe Universiteit Eindhoven opdracht gegeven tot een vooronderzoek naar bet aanbod produkten dat is of wordt ontwikkeld met betrekking tot de intelligente woning. Dit onderzoek is in samenwerking met Synargio architecten afgerond in 1993. Naar aanleiding van dit onderzoek is een vervolgonderzoek geformuleerd waarin een aantal exemplaren uit de voorraad van de woningsticbting zullen worden doorgelicht op de mogelijkheden van een tecbniscbe opwaardering van de woning (upgrading). Eind 1993 heeft HHvL toegezegd dit onderzoek te zullen opdragen aan de TUE. De aanpak van bet onderzoek strookt met bet afstudeerwerk van H. Vos over de celsgewijze vernieuwing van de woningvoorraad. Hij zal bij bet onderzoek worden betrokken. Het vervolgonderzoek bevat twee fasen, te weten een strategische studie naar upgrading van woningen op bet moment van mutatie en de mogelijkheden hiervoor in de voorraad van HHvL. Deze fase wordt afgesloten met een schetsplan voor de rea1isatie van een proefserie. De tweede fase houdt de daadwerkelijke uitwerking en uitvoering van deze woningen in. De eerste fase van bet onderzoek (strategie) za1 medio 1994 worden opgeleverd.
4.
R.O.S. (Research On Selfbuild) is bet onderzoek naar ongebruike1ijke bouworganisatie en beheersvormen in opdracht van het ministerie van VROM. Dit onderzoek is medio 1993 afgerond met een rapport naar aanleiding van het ontstaan van een gedee1te van de wijk Fransiscanerborgh te Rosma1en.
5.
INVENIT is een stichting waarin vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en belangenorganisaties op bet terrein van de 'beter uitgeruste' gebouwen zijn verenigd. De stichting heeft de NWR voorgesteld een 'intelligente woning' te demonstreren op de Bouw RAI 1994. De woning demonstreert de actuele en virtue1e moge1ijkbeden die worden aangeboden of worden ontwikke1d met betrekking tot de inrichting van een intelligente woning. De TUE heeft opdracht de opstelling van de stand op de BouwRAI te ontwikkelen.
6.
De sticbting BOVOS in Zoetermeer behartigt de belangen van onder andere jongeren die geen kans maken op een betaalbare huisvesting. Het woningaanbod is in deze gemeente niet afgestemd op vragers aan de onderkant van de markt. Gezocht wordt naar alternatieven die een betaalbare woning kunnen bewerkstellingen door een aanpassing van de bouwwijze. De TUE is gevraagd een vooronderzoek te doen naar mogelijkheden die enerzijds stoe1en op zelfwerkzaamheid, anderzijds voortkomen uit een meer geindustrialiseerde bouwwijze. Daartoe is een concept ontwikkeld voor een compacte woning in de vorm van een 98
eenlaagse woning voor gehandicapten, ouderen, eenoudergezinnen en starters zonder inkomen. 7.
TIDE is een programma in het kader van de gesubsidieerde projecten onder de vlag van de Europese gemeenschap ter bevordering van initiatieven met betrekking tot Technology Initiative for the Disabeled and Elderly. De TUE heeft zich verenigd in een voorbereidingsgroep die bestaat uit vertegenwoordigers uit BMGT, W & MW en de afde1ing Bouwkunde (BAUB en BPU). Voor de toewijzing van de subsidiegelden is een projectvoorstel ingediend in samenwerking met Franse, Duitse en Engelse partners. Aan het eind van 1993 blijkt het voorstel de derde ronde van de toewijzingsprocedure te hebben overleefd.
8.
Poolresearch is een verkennend onderzoek waarin meerdere belangstellenden zijn verenigd om inzicht te verkrijgen in de factoren die in de nabije toekomst de bouwproduktie in technische zin beinv1oeden. Het initiatief is gelanceerd binnen de Stichting Booosting (de O's voor onderzoek, ontwikkeling, antwerp). Verschillende aangeslotenenen hebben zich bereid verklaard zich te wi1len me1den voor een dergelijk onderzoek. Eind 1993 zal een definitief voorstel worden geconcipieerd door de secte Bouwproduktietechnologie.
9.
Met enkele aangeslotenen van de stichting Booosting worden bouwprodukten ontwikkeld. De ontwikkelingen vinden plaats in teams die bestaan uit bouwkundigen en industriele ontwerpers en vertegenwoordigers van de (toeleverende) industrie. De TUE participeert in de projecten Keuzegevel, Stalen Gevel, Voordeur en Keuken. De keuzegevel werd in februari 1993 gedemonstreerd. De andere projecten zijn in ontwikkeling.
10.
Als vervolg op het in 1993 uitgevoerde onderzoek naar 'Bewonersinitiatieven en zelfwerkzaamheid in Rosmalen' (zie 4. R.O.S.) wordt in opdracht van de Inspectie Volkshuisvesting Noord-Brabant/ Zeeland een onderzoek uitgevoerd onder de werktitel 'Grensverleggende Woningbouw~. Het betreft een onderzoek naar bijzondere bouwprojecten die als voorbeeld en stimulans kunnen dienen voor gemeenten die het doorstromingsbeleid willen activeren door gebruikersvriendelijk aanbod. Daartoe worden exemplaren onderzocht waarin bet resultaat en/of het totstandkomingsproces ten opzichte van de stereotype uitbreiding zich onderscheidt. De resultaten dienen uiteindelijk als voedingsbodem voor een brochure die onder de gemeenten zal worden verspreid onder auspicien van de IVH's. Om deze reden krijgen de regelgeving en de voorwaardenscheppende rol van lokale overheden bij realisatie van dergelijke projecten ruime aandacht. De afronding van het onderzoek wordt in februari 1994 verwacht.
Programma 1994 BouwRAI demonstratie Intelligente Waning Ontwikkeling Intelligente Gevel, prototypen en proefopstelling Afronding bijzondere bouw- en organisatievormen Proefserie STEW-woningen in Tilburg Onderzoek Intelligente Waning Onderzoek Upgrading woningvoorraad HHvL Ontwikkeling bouwprodukten met Booosting-aangeslotenen Proefproduktie Zoetermeer 99
Verwachtingen 1995,1996 Eva1uatie STEW Eva1uatie Zoetermeer Evaluatie Intelligente Gevel Uitvoering Intelligente woning te Eindhoven Bouwproduktontwikke1ing 3.2.2.
Gebouw en gebruik
Projekt1eider: Onderzoekers:
prof.ir. H.A.J. Henket ir. W. de Jonge, ir. A. Kolen
Doel-jprobleemstelling Gebouwen in de voorraad vertonen na verloop van tijd een geringere prestatie, dan wel de ge1everde prestatie is voor de vervulling niet langer voldoende. Dit betekent dat de prestatie za1 moeten worden aangepast (bouwtechnische ingrepen), danwel dat de oorspronkelijke functie wordt gewijzigd met a1 dan niet bouwkundige consequenties (herbestemming), of dat sloop en nieuwbouw het begin van een nieuwe cyclus vormen. Het is met name de wisselwerking tussen technische en gebruiksgerichte criteria en de daar uit te desti11eren methodische implicaties die in dit onderzoek centraal staan. Afgezien van de technische prestatie kan tevens de culturele en/of maatschappelijke betekenis vragen om een respectabele behandeling. Respectabel in de zin dat de waarde van het bouwwerk niet louter in verifieerbare facilitaire termen te begrijpen valt, maar dat ook de status van het monument of in algemenere zin het erfgoed van onze bouwkunst op het spel staat. Daartoe worden in specifieke deelonderzoeken ingreepmodel1en ontwikkeld en getoetst, zodat met name het relatief nieuwe fenomeen het 'jonge monument' een strategische plaats kan worden toebedeeld in de voorraad. Dit onderzoekproject kent de volgende deelprojecten: 3.2.2.1. 3.2.2.2.
Bouwtechnisch Onderzoek Jongere Bouwkunst DOCOMOMO
3.2.2.1. Bouwtechnisch Onderzoek Jongere Bouwkunst Doel-/probleemstelling Doel van het onderzoek is: het ontwikkelen van een algemene methode voor het bepa1en van bouwtechnische ingreepmodellen en hun gevolgen, gericht op het bewaren voor de toekomst van gebouwen uit de periode van ā¢ Het Nieuwe Bouwen'; het toetsen en demonstreren van de methode voor restauratiekeuze aan de hand van gebouwen van ā¢ Het Nieuwe Bouwen'; het opzetten van een inventarisatie van niet-traditione1e afbouwtechnieken vanaf 1918 tot 1990.
Voortgang 1993 Het bouwtechnisch onderzoek 'Jongere Bouwkunst' heeft als uitgangspunt gediend voor het restauratieplan voor het Rietveld Paviljoen op de Biennale van Venetie (1953). 100
Daarnaast is de documentatie van een vijftiental gerestaureerde 'moderne' gebouwen in Nederland, waarin de gevolgen van de restauratie-ingrepen zijn vastgelegd, verder uitgebouwd. In overeenstemming met de beleidslijnen die zijn uitgezet op bet 2e Internationale Congres in bet Bauhaus Dessau, is op bet initiatief van ir. Wessel de Jonge een International Specialist Committee on Technology gevormd. Experts uit Engeland, Duitsland, Frankrijk, Italie en Polen nemen daaraan deel; ir. De Jonge is voorzitter. doel van de werkgroep is een inventarisatie te maken van niet-traditionele afbouwtechnieken van circa 1918 tot de Tweede Wereldoorlog, aan de hand van een ClAM enquete uit de late jaren '30. Hieruit zal moeten afgeleid welke afbouwtechnieken de ontwerpers van het Nieuwe Bouwen in de diverse landen hebben toegepast en in hoeverre deze overeenkomen of verschillen.
Programma 1994 Het initiatief voor bet DOCOMOMO International Specialist Committee moet leiden tot een uitgewerkt onderzoeksvoorstel voor verdere inventarisatie, dat moet worden aangenomen op het 3e DOCOMOMO Congres in Barcelona, september 1994. De jaren daarna moeten de aktiviteiten worden uitgebreid tot het onderzoeken en ontwikkelen van restauratietechnieken voor deze constructies. Dit onderzoek zal internationaal worden opgezet. Het documentatieprojekt van gerestaureerde ā¢moderne" gebouwen in Nederland zal een vervolg krijgen door deze objecten te ā¢volgen" in het verouderingsproces van restauratieve ingrepen aan ā¢ moderne" gebouwen. Verwachtingen 1995, 1996 Internationaal research programma voor restauratie methoden. Het documentatieprojekt van gerestaureerde ā¢moderne" gebouwen in Nederland zal een vervolg krijgen door deze objecten te ā¢volgen ā¢ in bet verouderingsproces van restauratieve ingrepen aan ā¢moderne" gebouwen. 3.2.2.2
DOCOMOMO
Doel-jprobleemstelling Doel van het project is bet organiseren en in stand houden van een internationaal netwerk van experts ten beboeve van documentatie en behoud van architectuur en stedebouw uit de 20e eeuw en de produkten van de 'Moderne Beweging' in bet bijzonder. - interesse kweken en bevorderen van bewustwording van deze culturele erfenis; - dienen als een platform voor discussie; - vervullen van een waakhond-functie; - verzamelen en uitwisselen van kennis en ervaring. Voortgang 1993 De resultaten van bet tweede internationale DOCOMOMO congres Z1Jn gepubliceerd in Proceedings, die in november 1993 zijn verschenen. In januari, juni en november zijn Newsletters gepubliceerd, nu onder de naam DOCOMOMO Journal. De werkzaamheden van bet Internationale Specialist Committee on Registers vorderen gestaag; in veel deelnemende landen zijn nationale registers van Modern Movement architectuur opgesteld. De andere committees (Education en Technology) bereiden een plan van aanpak voor, dat op bet volgende congres zal worden gepresenteerd.
101
De organisatie van het derde internationale DOCOMOMO congres is voorbereid. Het hoofdthema zal zijn de relatie tussen de Modern Movement en de hedendaagse architectuur.
Programma 1994 Eerste rapportage over internationaal Modern Movement register en verdere samenwerking met Icomos en UNESCO in dit verband. Voorstel programma's voor Technology en Education. Derde Internationale DOCOMOMO Congres in samenwerking met de Fundaci6 Mies van der Rohe, Barcelona, in september 1994. Publikatie van Journals in juni en november. Verwachtingen 1995, 1996 Start werkzaamheden International Specialist Committees on Technology en Education. Voorstel voor opnemen van Modern Movement architectuur in de Yorld Heritage List, op verzoek van UNESCO. Vierde International DOCOMOMO Congres in september 1996. 3.2.3,
Gebouwdeel en gebouwonderdeel
Projectleider: Onderzoekers:
prof.ir. H.A.J. Henket M. Choukry B.sc., dr. ir. P.A. Erkelens, ir. M.H. Hermans, J. Verdonk
Doeljprobleemstelling Dit onderzoeksveld richt zich op de prestaties van fragmenten en onderdelen van bouwwerken, met betrekking tot de hoofdbestanddelen zoals gevels, daken, funderingen en met betrekking tot subbestanddelen zoals kozijnen, lateien, sandwich panelen. Met name het gedrag op langere termijn staat centraal. Uit waarnemingen en proefnemingen wordt beoogd de methode te voeden waarmee het gedrag van gebouwdelen en gebouwonderdelen te voorspellen is. De resultaten worden teruggekoppeld naar de ontwikkeling van bouwprodukten (zie 1) en ingezet bij de aanpassing van gebouwen in de voorraad (zie 2). 3.2.3.1
Duurzaamheid van gebouwen en bouwdelen
Doel- en probleemstelling Het deelproject richt zich op het ontwikkelen van methode voor het voorspellen van duurzaamheid van empirisch onderzoek. Een en ander is gericht op het voorspellen van de genomen tijdens het bouwproces en de gebruiksfase ming van gebouwen op de vraag.
een informatiesysteem en bouwdelen aan de hand van gevolgen van beslissingen t.b.v. de betere afstem-
Voortgang 1993 Gedurende de eerste 2 maanden van 1993 is een werkstage aan het Building Laboratory in Oulu, Finland, voltooid. Tijdens deze werkstage is informatie verzameld ten aanzien van het degraderen van bouwdelen. De stage is afgerond d.m.v. een intern concept rapport, dat als onderlegger voor een deel van het uiteindelijke proefschrift moet dienen. In 1993 is het promotieonderzoek verder uitgewerkt. Het theoretische model dat ten grondslag ligt aan een empirische meetmethode om de prestatie van bouwdelen te voorspellen is gecompleteerd. Dit theoretische model is 102
uitgewerkt aan de hand van gevels van kantoorgebouwen. Een opzet is gemaakt voor het proefschrift dat in 1994 afgerond dient te worden. Via een paper gepresenteerd tijdens het seminar ā¢oesign for Durability" van werkgroep W 94 van het CIB in Milaan en een lezing tijdens de PAO-cursus DURANICA is een tussenstand van het onderzoek gepresenteerd aan de buitenwereld. Programma 1994jverwachtingen 1995 Afronding proefschrift 3.2.3.2
Onderhoud en Renovatietechniek
Doel-jprob1eemstelling Ret ontwikkelen van kennis en inzicht omtrent toegepaste afbouwtechnieken, de mate van prestatievermindering bij die toegepaste technieken en mogelijkheden tot verbetering t.b.v. renovatie en onderhoud. Voortgang 1993 Dit jaar is voor een 3 tal gerenoveerde gebouwen een projectbeschrijving gemaakt: Atelierwoningen, bet Rijnlandslyceum en de Bergpolderflat: Renovatie en Onderhoudstechnieken. Afstudeerders hebben d.m.v. deelonderzoeken bijdragen geleverd in bet meer inzichtelijk maken van het renovatiebeslissingsproces. Rekening houdend met allerlei randvoorwaarden : bouwbesluit, milieu e.d. is bet nu beter mogelijk de besluitvorming in beeld te brengen via een waarderingssysteem. Programma 1994 jVerwachtingen 1995 Gezien de beperkte capaciteit en de nadruk op onderwijs zal bet meeste onderzoek verlopen via de studenten. Er zullen hierbij contacten worden gelegd met organisaties. Samen met DOCOMOMO gebouwen beschrijven ten aanzien van hun bouwtechnische aspekten: waarom zijn die zo gebouwd als ze gebouwd zijn. Dit kan leiden tot uitgangspunten bij renovatiefrestauratie. Voorts enkele gebouwen documenteren zoals in 1993 is gedaan. (Zie ook bij programma B 115) Verder zal er gewerkt worden aan de ontwikkeling van bet rijdend bouwlab ten behoeve van conditiebepaling van gebouwen en bet bepalen van de juiste onderhoudjrenovatie technieken. 3.2.3.3
Veranderbaarheid van gebouwen en bouwdelen
Doel-jprobleemstelling Dit onderzoeksproject heeft 3 doelstellingen: a)
b) c)
Ret ontwerpen van een model dat veranderingen beschrijft in bet technische systeem van een gebouw als gevolg van verandering van functionele prestatie-eisen en de inspanningen die nodig zijn om deze wijzigingen te realiseren. Het ontwikkelen van een informatiesysteem voor bet voorspellen van de daarvoor benodigde inspanningen over de tijd. Het testen van de haalbaarheid om zo'n informatiesysteem voor de praktijk te ontwikkelen in zijn gebruikersvriendelijkheid.
Voortgang 1993 Afgelopen jaar werd bet lopend promotieonderzoek verder uitgevoerd waarbij de volgende resultaten geboekt werden: 103
de introductie van een meetinstrument om de veranderhaarheid van gehouwen te kunnen meten; de introductie van ā¢ the structured measurement method' als centraal thema van de promotie; het toepassen van hovengenoemde instrumentenjmethodes op het hestuursgehouw van de TUE teneinde de geldigheid van genoemde methodes te kunnen toetsen.
Programma 1994 jVerwachtingen 1995 Afronding van het promotieonderzoek
3.2.4.
Herhestemming gehouwen
Projectleider:
E. Schulte, architect AvB
Doel-jprobleemstelling Het ontwikkelen van kennis en inzicht omtrent het heheer van gehouwen, die in onhruik geraken en/of geraakt zijn, in het hijzonder de gehouwen die aan het oorspronkelijk gehruik onttrokken zijn of worden. Het onderzoek richt zich daarhij in het hijzonder op het ontwikkelen van toetsingscriteria waarmee het mogelijk gemaakt wordt een snellere keuze voor of tegen hergehruik te maken, om daarmee de negatieve gevolgen die optreden hij uitstel van die keuze te verminderen, zodat de gehouwenvoorraad heter heheerd kan worden. Samenvatting van de probleemstelling De snelheid waarmee de gehouwenvoorraad technisch en functioneel veroudert en de omvang daarvan neemt toe. Hierdoor nadert een steeds grater deel van onze gehouwenvoorraad het einde van zijn (eerste) gehruiksperiode. Uitvoering van het onderzoek Om het onderzoek te struktureren en een heoordelings- en toetsingsinstrumentarium te ontwikkelen is empirisch onderzoek gedaan aan de hand van een drietal proefprojekten. Dit heeft geleid tot het opstellen van het z.g. OHG-model. Dit model wordt operationeel toegepast en getoetst in nieuwe projekten, o.a. uitgevoerd als contrakt research en advisering. De vraag om konkrete oplossingen wordt ook steeds meer uit de praktijk voorgelegd, wat tevens erkenning inhoudt voor het ontwikkelde vanwege de inhreng van kennis uit het onderzoek lndustriele Archeologie, dat niet meer afzonderlijk opgevoerd wordt. Om deze redenen is als naam voor het vervolgonderzoek "Herhestemming lndustrieel Erfgoed" vastgesteld. Voortgang 1993 1. In samenwerking met anderen wordt nog steeds gewerkt aan het hoek over'Hergehruik van het Industrieel Erfgoed', puhlikatie verwacht in okt '94. Deze puhlikatie zal als 'standaardwerk' moeten gaan fungeren hij de uitvoering van het monumentenheleid voor die gehouwen die als industrieel erfgoed te hoek staan (MIP-MSP-MRP). Voor 1995 staat een studiedag op het programma. 2. In samenwerking met AResearCH is het namens de Stadsdeelraad Westerpark geselekteerde voorstel voor een op te richten Museum voor Bouwen Civiele Techniek in de gehouwen van de voormalige Westergasfahriek te Amsterdam uitgewerkt t.h.v. de hesluitvorming. Dit voorstel is voorzien van een heeldende presentatie door ir. B. v.d. Lans en ir. F. Rammeloo, ingediend. De politieke keuze is vooralsnog gevallen op 104
3.
4.
5.
een andere funktie. Onderzocht wordt nu hoe de ontwikkelde funktie elders gestalte kan krijgen. Het onderzoek naar de Architektuur van de Elektrifikatie in de provincie Utrecht heeft naast de oorspronkelijke samenwerking met het Provinciebestuur geleid tot uitbreiding daarvan met de Amersfoortse Culturele Raad. Op hun initiatief wordt een tentoonstelling voorbeĀ· reid (dec. '93Ā·jan.'94). Tijdens de opening zal de publikatie "TrafoĀ· huisjes" gepresenteerd worden. Dit is voorlopig de afsluiting van dit onderzoek. Over het projekt betreffende renovatie en herbestemming van SalvaĀ· tierra de Tormes is in 1992 in een tweede rapport verschenen. Voor de uitvoering daarvan wordt nu de oprichting van de "Asociaci6n Latebra" voorbereid. De oprichtingsakte daartoe wordt aan potentiele (ereĀ·) bestuursleden voorgelegd. De aandacht zal steeds meer eveneens op externe advisering liggen in samenwerking met AResearCH. Enkele initiatieven zullen in nauwe samenwerking met het Prokjektburo Industrieel Erfgoed uitgewerkt worden, o.a. de opzet voor een Stichting Pandenbank Industrieel Erfgoed (Spabie) of Stichting Herbestemming Industrieel Erfgoed Nederland (Stihien).
De voortgang en de wetenschappelijke produktie van het OHG onderzoek zal door de geringe omvang van de onderzoeksuren in het takenplan van de vakgroep zeer miniem zijn. De kans op aansluiting van de TUE bij de landelijke ontwikkelingen in de sfeer van behoud en herbestemming van o.a. (industrieel) erfgoed lijkt daardoor minimaal. Het onderzoek wordt hoofdzaĀ· kelijk in samenwerking met AResearCH uitgevoerd, toch is het noodzakelijk voldoende takenplan-uren te kunnen besteden aan het onderzoek, o.a. i.v.m de inbreng van het ontwikkelde binnen het onderwijs. Steeds meer studenten kiezen voor dit onderwerp!
Programma 1994, verwachtingen 1995, 1996. Voor de komende periode zal onder de naam: "Herbestemming Industrieel Erfgoed" samenwerking verder uitgebouwd worden met het Projektburo IndusĀ· trieel Erfgoed en AresearCH. Oprichting van een stichting 'Herbestemming Industrieel erfgoed Nederland' wordt overwogen om de uitvoering van het door de Minister in gang gezette beleid na 1996 voort te zetten. In samenwerking met een eindredakteur wordt verder gewerkt aan het hoek: "Hergebruik Industrieel Erfgoed", publikatie verwacht november '94. In samenwerking met derden zal nagegaan worden of er een Museum voor Bouwen Civiele Techniek in Nederland kan worden gevestigd. In Spanje zal de de Fundaci6n Latebra opgericht worden met als doel o.a. het projekt betreffende renovatie en herbestemming van Salvatierra de Tormes te realiseren. Daarvoor wordt formele samenwerking met andere instituten (Salamanca) onderzocht. Het in april 1990 geschreven onderzoeksvoorstel "Behoud Gebouwd Erfgoed in Djenne, Mali" vraagt nag steeds om nadere uitwerking.
105
3.3
Bouwvoorbereiding, bouworganisatie en bouwuitvoering
Doel-jprobleemstelling Bij de realisatie van bouwwerken en de bijbehorende organisatie van het bouwproces maakt het bouwbedrijfsleven gebruik van methoden en technieken die voornamelijk berusten op binnen het bedrijf aanwezige ervaring of toeva11ig aanwezige expertise. Het deelprogramma poogt een bijdrage te leveren aan een meer fundamentele benadering van de realisatie van bouwwerken en de organisatie van het bouwproces. Onderzoek- en deelprojecten
Het dee1programma omvat de volgende onderzoekprojecten: 3.3.1. 3.3.2.
De organisatie van het bouwproces en de bouwnijverheid De realisatie van bouwwerken
3.3.1.
De organisatie van het bouwproces en de bouwnijverheid
Onderzoekers:
ir. H.N.M. Bons,ir. E.P. Delman, ir. P. Erasmus, ir. F. Van Gasse1, ir. Wen Guo, dr. ir. P.A.J. van Hoof,ir. S.D. Meijer, prof.ir. G.J. Maas, ir. E.R. Poortman, dr.ir. W.F. Schaefer, W.H. Stockings M.Sc, ir. M.J. van de Stap, dr. H. Tempelmans Plat, ir. W. Tijhuis, dr. ir. E. Vastert, ir. M. Vissers.
Doel-jprobleemstelling Het project poogt bij te dragen aan een meer fundamentele benadering van de organisatie van het bouwproces en de bouwnijverheid. Het richt zich daarbij met name op het verbeteren van oude en het ontwikkelen van nieuwe organisatorische hulpmidde1en voor: bet voorbereiden van bet bouwproces van een bouwproject; het rea1iseren van bet bouwproject; de bedrijfsvoering van ondernemingen, instellingen, adviesorganisaties, uitvoerende bureaus e.d., die als doelste1ling bebben de bouwvoorbereiding en de bouwuitvoering.
Het project is in het verslagjaar inboudelijk bijgesteld. Reeds lopende dee1onderzoeken, waaronder 'kostenbeheersing in de ontwerpfase' zijn bergegroepeerd in een zestal deelonderzoeken. 3.3.1.1 3.3.1.2 3.3.1.3 3.3.1.4 3.3.1.5 3.3.1.6
Informatievoorziening en kennisbeheer Ontwikkeling van metboden voor bet ontwerpen van uitvoeringsprocessen Hulpmiddelen logistiek management Bouworganisatievormen tussen Nederland en Duits1and Model exploitatiekosten Budgetbewaking in het ontwerpproces
3.3.1.1
Informatievoorziening en kennisbebeer
Doel-jprobleemstelling
106
Het doel is om te zorgen voor een optimaal verloop van het bouwproces, waarvoor organisatie, planning en besturing fundamentele uitgangspunten zijn. Daartoe wordt constant aandacht besteed aan de wijze waarop: (project) management functioneert, dan wel zou moeten functioneren; informatieverwerking binnen een bouwbedrijf verloopt en hoe deze kan worden geoptimaliseerd; de overdracht en het beheer van kennis geschiedt en welke middelen c.q. modellen daarvoor kunnen worden ontwikkeld teneinde een optimaal gebruik van kennis als produktiefactor te bewerkstelligen.
Voortgang 1993 Voor het onderzoekthema 'kennisbeheer' is de voortgang gelegen in aanscherping van de theorievorming. De resultaten van deze exercitie zijn terug te vinden in de publicatie 'Instruments for the Management of Knowledge' [Schaefer]. Programma 1994/Verwachtingen 1995 Voor het thema kennisbeheer zal binnen een ruimere context van betekenis van kennisarbeid en kwaliteitbeheersing naar mogelijkheden worden gezocht met de ontwikkelde theorie experimenten in bedrijfssituaties op te zetten.
3.3.1.2
Ontwikke1ing van methoden voor het ontwerpen van uitvoeringsprocessen
Doel-l probleemstelling Het doel is om te zorgen voor een verbetering van de integratie en coordinatie van midde1en in uitvoeringsprocessen waarin wensen en eisen van architect, eigenaar, omgeving, rege1geving, 1everanciers en bouwers evenwichtig worden samengebracht. Om dit doel te realiseren wil1en wij het maken van een fabricageplan voor de uitvoering als een ontwerpvraagstuk beschouwen en een methodische aanpak hiervoor ontwikke1en.
Voortgang 1993 Verdere orientatie op dit onderwerp resulterend in een onderzoekstrategie. Programma 1994/Verwachtingen 1994, 1995 Voorbereiding op promotie in 1995
3.3.1.3.
Hulpmiddelen Logistiek Management
Doel-jprobleemstelling Het bouwproces dat uiteinde1ijk moet resulteren in een concreet gebouw kent op meerdere punten a11er1ei varianten. De lokatie is te1kens anders, evena1s de in het project samenwerkende partijen. Voor het realiseren van een bouwwerk is een groot aantal verschillende bouwmaterialen nodig. Dat pakket is per gebouw wisselend van samenste11ing. Voor elk bouwwerk zijn steeds andere combinaties van materiaalstromen nodig om het gewenste te kunnen samenste1len. Om dergelijke stromen met zijn talloze variabelen en onderlinge relaties te kunnen beheersen is eigenlijk een onmogelijke opgave. Dat is ook op de vele bouwplaatsen waar gebouwen verrijzen waar te nemen. Bouwmaterialen die te 107
vroeg of te laat komen, niet passen, zoek raken etc. is eerder regel dan uitzondering. Dat desalniettemin bijna elk gebouw nog op tijd opgeleverd wordt, mag haast een wonder heten, maar geeft ook aan dat wij op de bouwplaats beschikken over uitzonderlijk improvisatietalent. Om minder afhankelijk te zijn van dat improvisatietalent is het noodzakelijk de bouwmateriaalstromen beter te besturen, dus te plannen en te beheersen. De centrale vraagstelling van dit onderzoek luidt: ā¢welke informatie is wanneer nodig om de bouwmaterialenstroom te besturen?"
Voortgang 1993 Het eindrapport van het onderzoek is door de Stichting Bouwresearch als ~erkdocument (77) gepubliceerd. De voorstellen uit de studie: a. de stromen naar de afzonderlijke ploegen op de bouwplaats in modellen beschrijven, en b. de gegevens van de bouwmaterialen bij het bestellen, order geven en afroepen op een bepaalde manier te standaardiseren, zijn gebruikt voor het formuleren van een nieuw onderzoek. Dit betreft ook de besturing van bouwmateriaalstromen, maar dan gericht op de materiaalstromen op de bouwplaats specifiek met betrekking tot de relatie tussen contractors en sub-contractors.
Programma 1994 jVerwachtingen 1995, 1996 Uitvoering vervolgonderzoek gedurende twee jaar (1994 en 1995). 3.3.1.4
Bouworganisatievormen tussen Nederland en Duitsland
Onderzoekers:
ir. W. Tijhuis, prof.ir. G.J. Maas
Doel-/probleemstelling a. In de bouwnijverheid bestaat een grote verscheidenheid aan bouworganisatievormen. Niet voor iedereen is het daarbij duidelijk wat de inhoud van de verschillende vormen is.In samenwerking tussen TUE en UCB is voor de SBR een brochure hierover vervaardigd. Deze brochure heeft voornamenlijk als doel enig inzicht te geven in de meest toegepaste bouworganisatievormen. De brochure is dan ook vooral bedoeld als eerste kennismaking met genoemde materie, voor met name diegenen, die voor het eerst intreden in de bouwnijverheid. b. De huidige Nederlandse Bouwnijverheid kent steeds meer grensoverschrijdende activiteiten. Dit wordt onder andere ingegeven door de eenwording van Europa en door de toenemende concurrentie op de binnenlandse markt. Met deze verschijnselen hebben in het algemeen alle landen van de Europese gemeenschap te maken. Een promotievoorstel met onderstaande resultaatsverwachting is vervaardigd. De resultaten van dit onderzoek zullen voornamelijk in de volgende vorm weergegeven worden: Beschrijving van verschillen in de organisatie van het bouwproces tussen Nederland en Duitsland en van de oorzaken daarvan, afgeleid uit b.v. culturele en technische aspecten. 108
Praktische toepassing van de resultaten van dit onderzoek vindt plaats in de vorm van bijvoorbeeld: handleidingen; procedurevoorstel1en. Programma 1993/Verwachtingen 1994, 1995 Uitwerken van dit onderzoek. 3.3.1.5
Model exploitatie-kosten
Onderzoeker:
ir. E.P. Deiman
Doel-jprobleemstelling Het ontwikke1en van een instrumentarium met behulp waarvan we in de verschillende fases van het ontwerpproces (PVE, Voorlopig- en Definitief Ontwerp), aan de hand van een ingevoerd CAD-model uitspraken kunnen doen over de toekomstige exploitatiekosten van het ontworpen kantoorgebouw. Het programma werd in 1993 afgerond. 3.3.1.6.
Budgetbewaking tijdens het ontwerpproces
Doel-jprobleemstelling Vormfactoren en hoeveelheidskengetallen spelen bij het ontwerpen een be1angrijke rol. De methoden en technieken om met deze kengetallen om te gaan zijn bekend. Over de concrete waardes en de wijze van verzamelen van basisgegevens is nauwelijks iets bekend. Centrale vragen in het onderzoek zijn daarom: a. hoe moet ik de kosten van gebouwen analyseren, en b. waar en wanneer maak ik van welke kostengegevens gebruik. Voortgang 1993 Methoden en technieken gepropageerd tijdens/via - studiedagen bouwkostendeskundigen (i.s.m. Misset) - boekbijdrage (DOSS) Programma 1994 jVerwachting 1995, 1996 In voorbereiding is een onderzoek in opdracht van Misset Bouw. Mogelijke start medio 1994. Uitdragen van methoden en technieken via studiedagen wordt gecontinueerd. Toegevoegd wordt een boekbijdrage aan de nieuweJellema-serie. 3.3.2.
De rea1isatie van Bouwwerken
Onderzoekers:
C.P.W.M. van Asten,ir. H.N.M. Bons, ir. F.v. Gassel, dr.ir. P.A.J. van Hoof, prof.ir. G.J. Maas, ir. S.D. Meijer, ir. E.R. Poortman, dr.ir. W.F. Schaefer, ir. M.J. v.d. Stap , dr. H. Tempelmans Plat, ir. E. Vastert, ir. M. Vissers.
Doel-/probleemste1ling Het project poogt bij te dragen aan een meer fundamentele benadering van de realisatie van bouwwerken. Het richt zich met name op de verbetering van oude en de ontwikkeling van nieuwe technische hulpmiddelenjtechnologieen voor 109
bet prefabriceren en monteren van bouwdelen; bet produceren op de bouwplaats; bet in stand houden, veranderen, verbeteren en slopen van bouwconstructies; bet geschikt maken voor recycling van bouwdelen en bet verminderen van bouwafval; bet bevorderen van veiligheid en gezondheid tijdens de uitvoering en bet verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Getracht wordt om te komen tot een goede terugkoppeling van verkregen ervaring naar de voorafgaande fasen van bet bouwproces, zodat lering wordt getrokken uit de resultaten van bet onderzoek. In bet kader van deze doelstelling worden verschillende deelonderzoeken uitgevoerd. Het onderzoekproject kent de volgende deelonderzoeken:
3.3.2.1 3.3.2.2
Bouwmetrologie Het produceren op de bouwplaats
De lopende deelonderzoeken kostenbewaking en planningstechniek zijn ondergebracht in bet onderzoeksproject 'Hulpmiddelen logistiek management'
(3.1.1.3) 3.3.2.1
Bouwmetrologie
Doel-/probleemstelling De doelstelling van bet onderzoek is het optimaal realiseren van functioneel passen in bouwwerken. Het onderzoek richt zich daartoe op bet kunnen beheersen van de (onvermijdelijke) maatafwijkingen die ontstaan tijdens bet bouwproces en de al of niet continue vormveranderingen daarna. Dit betekent dat voorwaarden moeten worden vastgelegd in of ten behoeve van ontwerp, realisatie, gebruik, onderhoud, renovatie, sloop en recycling. Dit gebeurt met behulp van bestekken, tekeningen, normen, richtlijnen enzovoort. Bouwmetrologie is een hoofdvoorwaarde voor bet operationele gebruik van Modulaire Co6rdinatie. (Het onderwerp valt onder de hoofdaandachtsgebieden van de lOP nota Bouw en bet VRAOGO-advies).
Voortgang 1993 Het onderzoek naar de visuele beleving van maatafwijkingen is in januari 1992 voortgezet. Er is een handleiding in ontwikkeling waarmee direct een verband kan worden gelegd tussen ontwerpmaten, maatafwijkingen, werkelijke maten en toleranties. Maatafwijkingen die op basis van ontwerp en uitvoering zijn te verwachten kunnen hiermee zichtbaar en bespreekbaar worden voor bouwpartners. Op basis daarvan wordt bet voor opdrachtgever of architect mogelijk toleranties juist aan te geven, de detaillering effectief aan te passen en uitvoeringsmethoden te evalueren. De volgende stappen zijn gezet: 1. De onderzoeksstrategie is uitgezet. 2. Er zijn drie experimenten gedaan, waarbij de invloeden van reflectiefactoren, luminanties en soorten contrast zijn gemeten. Deze invloeden worden samen met eerder beschreven factoren in een model verwerkt dat de duidelijkheid van maatafwijkingen beschrijft. 3. In overleg met producenten van gevels zijn een aantal gevels geselecteerd die zullen worden opgemeten en als referentie zullen dienen. Hiervoor is de nodige apparatuur ontwikkeld. 110
Programma 1994, 1995 en 1996 In 1994 en 1995 zu11en de volgende stappen worden gezet: 4 Het ontwikkelen van een model dat de invloeden van soort maatafwijkingen, grootte van de maatafwijkingen, voegbreedte, voeglengte, aantal elementen, soort contrast en grootte van het contrast beschrijft. 5 Het meten van maatafwijkingen in 15 geve1s 6 Het genereren van referentie-afbeeldingen: Een vaste serie steeds duidelijkere maatafwijkingen in verschillende regelmatige patronen 7 Het koppelen van het onder ontwikke1de model (4), praktijkmetingen (5) en referentie-patronen (6) met een handleiding 8 Het overdragen van deze kennis naar de bouwpraktijk 3.3.2.2
Het produceren op de bouwplaats
Doel-l en probleemstelling De doelstelling van dit project is het verbeteren van de produktiemiddelen en omstandigheden voor de uitvoering van bouwwerken. Het onderzoek richt zich daartoe op de analyses van werkmethoden en arbeidsomstandigheden in direkte relatie tot het gebruik van materieel en materiaal. Aandachtspunten zijn: mechanisatie op de bouwplaats arbeidsomstandigheden op de bouwplaats ontwikkeling bouwmethoden Voortgang 1993 Verbetering metselproces Verbetering van het metselproces, zodat het wordt aangepast aan actuele eisen voor o.m. arbeidsomstandigheden. Het onderzoek heeft zich ontwikkeld in een richting, waarin oplossingen gezocht worden door zowel in te grijpen in het proces als in het produkt. Nadere analyses zijn binnen deze context gemaakt binnen afstudeerprojekten. Cementgebonden dekvloeren Het op traditionele wijze aanbrengen van cementgebonden dekvloeren vereist van v1oerenleggers (beroepsgroepen metselaars en minder geschoolden) een zeer zware lichamelijke arbeid. Naast de tijdsdruk en de hoge produktienorm zijn belastende factoren: werken in een gebogen en geknielde houding, vaak in kou en tocht en op een altijd natte v1oer. Rug, knieen, schouders, heupen, enkels en tenen worden zwaar belast. Andere gezondheidsproblemen zijn de zogenaamde werkstersknie en cementeczeem. Lichamelijke klachten zijn volgens de vloerenleggers de oorzaak van hun vroegtijdige uitval (WAO) en van het hoge ziekteverzuim. Zand en cement zijn bouwstoffen die in ruime mate voorhanden zijn en de cementgebonden dekvloer is dan ook een relatief goedkoop produkt. Het heeft voorts enkele aantrekkelijke functionele eigenschappen, zoals een goede hechting op betonnen ondervloeren, bestendigd zijn tegen vocht en goed hestand zijn tegen drukbelasting. Ten aanzien van de arbeidsomstandigheden waaronder deze dekvloer wordt geproduceerd bestaan er echter ernstige tekortkomingen. De belangrijkste daarvan zijn in het bovenstaande kort aangeduid. De hoge percentages voor ziekteverzuim en voor uitstroom naar de WAO voor de vaklieden in kwestie (zie SBR 162, 204) maken toepassing van dit bouwprodukt nu reeds maatschappelijk niet aanvaardbaar. De instroom van jonge vaklieden naar deze beroepsgroep zal hierdoor sterk afnemen. Door de tendens van strengere wettelijke normen voor arbeidsomstandigheden mag men verwachten dat, indien deze omstandigheden niet verbeterd worden, 111
toepassing van deze functionele dekvloer in de nabije toekomst niet meer mogelijk zal zijn. Teneinde voor dit probleem oplossingen te ontwikkelen is een twee-jarig onderzoekprogramma ontwikkeld in samenwerking met bet UCB en de Verenigde Nederlandse Cementindustrie. In bet programma worden de volgende 5 fasen onderscheiden: 1. Opstellen van programma van eisen. 2. Ontwikkelingsfase: Inventarisatie. 3. Ontwikkelingsfase: Selektie. 4. Produktfase: Bouwen van prototypen van werktuigen. 5. Produktfase: Eindprodukt. de werkzaamheden behorende tot en met fase 3 zijn voltooid. Positioneren hijslasten Resultaten gepresenteerd op ISARC X te Houston en publicatie in de proceedings [Van Gassel]. Ontwikkeling vijzeltechnieken Vijzelen is een verzamelnaam voor verplaatsingstechnieken in de bouwkunde en civiele bouw. Binnen de bouwkundige toepassingen bestaan er verschillende methoden en technieken om bouwdelen te verplaatsen met behulp van vijzelapparatuur. In principe kunnen bouwdelen gevijzeld worden met behulp van vijzelapparatuur die functioneert op basis van water, lucht of olie. Met betrekking tot bet vijzelen bestaan er onvoldoende regels ten aanzien van toepassing en randvoorwaarden; in een aantal gevallen wordt regelgeving bedrijfsspecifiek gegenereerd of maakt men gebruik van regels of richtlijnen uit naastliggende branches (bijvoorbeeld uit de hijswereld) of uit bet buitenland. Er bestaat onvoldoende zicht op deze zaken. In bet verslagjaar is een aanzet gemaakt tot ordening van de al dan niet terecht gesignaleerde knelpunten in de vijzelbranche. In samenwerking met de CUR is een onderzoek uitgevoerd, dat een overzicht verschaft van de meest actuele knelpunten ten aanzien van kennis in en voor de Nederlandse vijzelbranche. Vanuit deze inventarisatie en ordening van knelpunten zijn onderzoekvoorstellen geformuleerd. Daarbij is een zekere prioriteitstelling aangebracht. Ontwikkeling bouwmethoden De wijze van produktie op een bouwplaats is afhankelijk van een groot aantal factoren. Deze factoren beinvloeden elkaar in veel gevallen. Het produceren van gebouwen of bouwdelen gebeurt volgens uiteenlopende principes met uiteenlopende randvoorwaarden. De ontwikkeling van bouwmethoden gebeurt in veel gevallen op onderdelen van een systeem. Typering van bouwmethoden gebeurt thans vanuit zeer diverse benaderingen. Typeringen kunnen bijvoorbeeld gebaseerd zijn op materiaalgebruik, inzet van materieel, verschijningsvorm of activiteiten op de bouwplaats. In het verslagjaar is een aanzet gemaakt tot een systematische indeling van gangbare bouwmethoden in Nederland. Uitgangspunt hierbij is de verzameling van activiteiten op de bouwplaats. Bouwprodukten of bouwdelen komen op een bouwplaats aan en worden daar verwerkt tot bouwdelen of gebouwen. Basisactiviteiten die daarbij steeds een rol spelen zijn achtereenvolgens: prepareren, transporteren, uitzetten, bewerken, verwerken en tot slot conditioneren. De bouwmethoden zijn in te delen in vijf categorieen: gietbouw, stapelbouw, montagebouw, assemblage-bouw en schakelbouw. Een aanzet is gemaakt om de genoemde bouwmethoden inhoudelijk te beschrijven aan de hand van de 112
produktiemiddelen (arbeid, materieel en materiaal) en de bovengenoemde zes basisactiviteiten. Veiligheid konstruktieschilderwerk De veiligheidsrisico's voor de vaklieden bij het uitvoeren van schilderwerk aan constructies, zoals bruggen, hangars en andere civieltechnische en utilitaire bouwwerken dienen te worden verkleind. De 'jongeren' in deze bedrijfstak kunnen in eerste instantie als duidelijke risicogroep worden aangewezen. Dit onderzoek stelt zich ten doel deze risico's te verduidelijken en voorstellen te doen voor het verminderen of zo mogelijk het vermijden van de bedoelde risico's. Daaarbij zal tevens duidelijk worden welke groepen zich in tweede instantie als werknemers met een verhoogd veiligheidsrisico onderscheiden. Het onderzoek wordt verricht in opdracht van de Stichting ARBOUW. In dit verslagjaar is een begin gemaakt met de probleemstudie. Inventarisatie ā¢ instekers' en orientators Opdracht ontvangen van TNO-Bouw om een inventarisatie uit te voeren van instekers en orientators. Welke ideeen, octrooien en produkten bestaan er.
Programma 1994 Verbetering metselproces Nadere analyses van mogelijk oplossingen zoals produkt I proces modificaties binnen kaders van afstudeerprojekten Cementgebonden dekvloeren Uitvoering van onderzoekfasen 4 en 5 Positioneren hijslasten Ontwikkeling van apparatuur om zware en omvangrijke lasten te positioneren. Onderzoek naar toepassing in Nederland. Ontwikkeling vijzeltechnieken In 1994 wordt een aantal van de geformuleerde onderzoeken uitgevoerd, waar mogelijk in samenwerking met belanghebbenden in de vijzelbranche en belanghebbenden in de onderzoeksresultaten. In aanvang zal een aantal afstudeerders de geformuleerde onderzoeksvoorstellen kunnen uitdiepen en mogelijk in de vorm van afstudeerprojecten uitvoeren. Ook bij dit laatste ligt een duidelijke relatie met de organisaties in de vijzelbranche. Ontwikkeling bouwmethoden In 1994 zullen de genoemde bouwmethoden verder omschreven worden en geanalyseerd ten aanzien van de produktiemiddelen en basisactiviteiten. Ten aanzien van de relevante deelplannen van het Uitvoeringsplan zal met betrekking tot bouwmethoden een inventarisatie gemaakt worden die als basis dient voor een concrete bouwmethode-gerichte invulling van die deelplannen. Waar mogelijk zullen ook afstudeerders hierbij ingezet worden. In samenwerking met leerstofontwikkelaars uit de bouwbranche zal de invulling geleidelijk uitgroeien. Publikaties op dit gebied zijn te verwachten. Bij de aanpak van de invulling krijgt de woningbouw prioriteit; de analyse van bouwmethoden voor utiliteitsbouwprojecten zal starten met een categorisering van de relevante bouwmethoden in deze sector. Bezien moet worden in hoeverre de eerder genoemde basisactiviteiten, produktiemiddelen en deelplannen hierbij beschreven kunnen worden. Het is de bedoeling om in 1994 eveneens een aanzet te formuleren voor de wijze waarop relevante keuze-aspecten ten aanzien van bouwmethoden in kaart gebracht kunnen worden.
113
Bovengenoemde activiteiten worden gekoppeld aan een op te zetten en uit te werken systematiek om bouwmethoden inhoudelijk te documenteren op een manier om (selectieve) vergelijkingen mogelijk te maken. Veiligheid konstruktieschilderwerk Analyse van de problematiek en ontwikkeling van oplossingen. Afronding van dit projekt is voorzien medio 1994. Inventarisatie 'instekers' en orientators Uitvoeren van de opdracht. Ontwikkelen technische inrichting voor ā¢ Binnenbouwen' Opstellen onderzoeksplan en zoeken financiers Ontwikkelen van een transportsysteem voor de afbouw Opstellen onderzoekplan en zoeken financiers
114
3.4
Integraal bio-logisch afbouwmilieu (IBA) Ontwerp en ontwikkeling van bouwwijzen met nadruk op het architectonisch-bouwkundig en (af)bouwtechnisch detailleren vanuit een humane en ecologische of mens en milieubewuste benadering en onderzoek daaromtrent.
Projectleider: Onderzoekers:
prof.mag.arch.ing. P. Schmid ing. J.P.M. van Geest; K.J. Links AA dipl., ir. J.C.M. Olie; ir. W.H.M. Schijns; Xiaodong Li B.sc.(AIO); drs. F.F. Beetstra; M.E. Haas, dipl. arch.; H. Frick, arch. SIA; dr.s.dtr.arch. Simona Di Cicco;
Doel-jprobleemstelling Het doel van het AM (= Afbouwtechniek, Milieuintegratie) onderzoek ligt in: 1. Het vergroten van het inzicht in bet architectonisch detail of de bouwkundige verbinding, ontmoeting of aansluiting, als integrerend deel van de bouwwijze en van het afgebouwde milieu op fysiek, psychisch en mentaal niveau met name ten aanzien van milieu en gezondheid (fundamenteel onderzoek). 2. Het ontwikkelen van ontwerphulpmiddelen (design-aids) en voorstellen voor de verhoging van de (gebruiks)kwaliteit van gebouwen, hun bouwdelen en details op basis van architectonische en afbouwtechnische concepten, concepten voor de bouwwijze en concepten t.a.v. human-ecologische doelstellingen, onder meer door middel van antwerpstudies (prototyping), vergelijkingen, proefopstellingen en soortgelijke methoden (ontwikkelingonderzoek). 3. Het uitwerken van bouwprincipes, -systemen en bouwwijzen alsmede details, zo mogelijk uit te voeren o.a. in (proef)gebouwen en bouwexperimenten, rekening houdend met humane (zoals psychische factoren), ecologische, economische, energetische, milieu- en gezondheidsaspecten, alsmede zelfbouwmogelijkheden (toepassingsonderzoek). 4. Een specifieke toespitsing binnen de geschetste probleem- en doelstellingen vormt het 'Bouwen aan en voor de vrede', waarmee bouwwijzen bedoeld zijn, die op a11e betrokken niveaus het principe van de gewe1dloosheid behartigen, a1smede de voorwaarden die een basis vormen om deze doelste11ing te kunnen realiseren. Bouwwijzen in het kader van de conversie en voor vredesparken behoren evenzeer hiertoe. (fundamenteel, ontwikke1ings- en toepassingsonderzoek onder meer in bet kader van de TUE Bestuurscommissie Vredescentrum). Onderzoeksvelden Het programma is opgebouwd uit de volgende onderzoeksvelden: 3.4.1. 3.4.2. 3.4.3. 3.4.4. 3.4.5. 3.4.6. 3.4.7. 3.4.8. 3.4.9
Space Frame Structuren Aanpasbare woongebouwen 'Casa Convertibi1e' De Buitengeve1-zone Bouwplaats en Bouwwijze (Meaning of the Site) (Af)Bouwen voor mens en milieu Sick Building Syndrome of the Healthy House Milieubelastingskosten in de bouw (Af)Bouwconstructies in hout Bouwen aan en voor de vrede
115
3.4.1.
Space Frame Structuren
Onderzoekers:
K.J. Links, AA.dip1. M. Welhuis, ir. F. Schot
Voortgang 1993 De ontwikkeling van space frame structuren in bout. In 1993 is een knooppunt in aluminium en voor staven in bout ontwikkeld. Bijzondere aandachtspunten voor dit ontwerp waren eenvoudige produktiemogelijkheden en snelle montagehandelingen op de fabriek c.q. op de bouwp1aats. Een eerste proefmodel werd in samenwerking met BKO berekend: M. Welhuis en ir. F. Schot. Uitgangspunt is dimensionering van de diverse onderdelen bij een overspanning van 12 x 12 meter. Programma 1994 Aan de hand van genoemde berekeningen worden de diverse onderdelen ontworpen en vervolgens getest. Onderzoek zal ook gedaan worden naar knooppunten voor een- en tweedimensionaal gekromde vlakken. Verwachtingen 1995, 1996 zie programma 1994 3.4.2, Onderzoeker:
Aanpasbare woongebouwen 'Casa Convertibile' K.J. Links, AA dipl.
Doel-jprob1eemstel1ing 'Casa Convertibile' is een woongebouw dat zich aan verschi11ende situaties aan kan passen. Deze aanpasbaarheid wordt ont1eend aan een aantal karakteristieken van het woongebouw zoals: De scheiding tussen ruw- en afbouw en hun individuele mogelijkheden zich aan te passen aan verschillende woonprogramma's. Deze programmatische flexibiliteit is gericht op twee momenten in de tijd (perioden), de eerste tijdens het ontwerp-materialiseringsproces en de tweede na een langere of kortere gebruiksperiode van de woningen. De eerste periode van aanpasbarheid tijdens het ontwerp- en produktieproces is vooral van belang voor koopwoningen. In deze periode kent men meesta1 nog niet de toekomstige gebruikers en hun specifieke eisen ten aanzien van de woninggrootte en het gewenste type afwerking. De geboden f1exibiliteit biedt de mogelijkheid om in een laat stadium van de bouw de programmering (woninggrootte) en de afwerking af te stemmen op de individuele wensen. De tweede periode is van belang na een langere of kortere bewoning van huurwoningen. In het verleden is gebleken dat woonprogramma's van huurwoningen niet tijdloos zijn. Als een woningbouwexploitant na verloop van tijd zijn voorraad wenst aan te passen aan actuele marktsituaties is hiervoor een veranderbaarheid (flexibiliteit) van de woning vereist. In dit voorgenomen onderzoek wordt een oplossing gezocht de omschreven aanpasbaarheid vorm te geven. Het is de bedoeling een portiekontsluiting, een galerijontsluiting en een woontoren (urban villa's) in het onderzoek te betrekkken. Programma 1994 Vervolg van het onderzoek, welke interesse er bestaat voor een dergelijk produkt. Navraag wordt gedaan bij de Nationale Woningraad, enkele bouwbedrijven, projekt- en produktontwikkelaars. Verwachtingen 1995, 1996 116
zie programma 1994
3.4.3.
De Buitengevel-zone
Onderzoekers:
ir. J.C.M.Olie, prof.mag.arch. P.Schmid, prof.dr.ir. M.F.Th. Bax
Doel-jprobleemstel1ing Het doel van dit promotie-onderzoek is het ontwikkelen van een model van aansluitingen in de buitengevel-zone. De daarbij voorkomende typen of typologieen zullen de nodige aandacht krijgen. Aansluitingen kunnen gezien worden als discontinuiteiten. Deze discontinuiteiten zijn te verklaren vanuit de aspecten: materiaal, morfologie en methodiek ofwel bouwwijze. Principes van aansluitingen zullen getoetst worden aan criteria vanuit het milieu-aspect. Programma 1994 en Verwachtingen 1995 Aan de hand van een bestaande serie kozijnaansluit-details zal er verder een analyse gemaakt worden van de aansluitingen en de daarin gehanteerde principes van ontmoeting, verbinding en dichting. Uetmatigheden kunnen dan leiden tot het vaststellen van typologieen van aansluitingen. 3.4.4.
Bouwplaats en Bouwwijze (Meaning of the Site)
Onderzoekers:
prof.mag.arch.ing. P. Schmid, Xiaodong Li, AIO
Voortgang 1993 Het promotieonderzoek 'Meaning of the Site' kwam binnen vier jaar tot succesvolle afronding. Op dinsdag 14 december 1993 vond de verdediging plaats. 3.4.5.
(Af)Bouwen voor mens en milieu
Onderzoekers:
prof.mag.arch. P. Schmid e.a., Czabanowsky, Haas, Hammel, Ghorbani, LOfflad, Petit.
Voortgang 1993 OVereenkomstig de doel-lprobleemstelling van IBA-integraal bio-logisch afbouwmilieu zijn in 1993 weer tal van onderzoekactiviteiten op verschillend niveau verricht. In het perspectief van mogelijke promoties is (verder) aan de opzet van volgende onderzoekprojecten gewerkt: * Milieuclassificatie I M. Haas * Houtbouwsysteem I mag.arch. U. Hammel * Urbane afbouw I arch. Buick Ghorbani. * Ecologische bouwwijzen/J. Czabanowsky * Das recyclebare Haus/H. Lofflad Het huis van een andere toekomst Een voorbeeldproject voor gezond en milieubewust (af)bouwen is verder ontwikkeld onder medewerking van een stagestudent van de Pedagogische Technische Hogeschool Eindhoven M. de Smets.
117
In opdracht van de Boomchirurgen Copijn, Utrecht en in het kader van het UCB werd een studie over de gevolgen van gevelbegroeiingen afgesloten in samenwerking met J. Petit, als student-assistent. Het wilgenhoutproduktiebos in labyrintvorm, de gevelstudie op het terrein van de Technische Universiteit Eindhoven is in de laatste jaren weer verder gegroeid. Er zijn echter een aantal planten afgestorven. Deskresearch werd gedaan aangaande de ontwikkelingen in de gebieden van Bouw-Bioniek en Bouw-Harmoniek, naast de aandacht die de gezondheids- en milieuaspecten doorlopend krijgen. Medewerking aan definities van milieuvriendelijk bouwen door de Stichting Bouw Research, Rotterdam zijn gestart. Er wordt begonnen met het toezicht op het ontstaan van een Milieuhandboek, uit te geven door WEKA. 3,4,6.
Sick Building Syndrome of the Healthy House
Onderzoekers:
prof.mag.arch. P. Schmid, Xiaowei Zhou
Voortgang 1993 In opdracht van de Rijksgebouwendienst is een voorstudie verricht, waarin de in Nederland recent verschenen rapporten over pogingen het Sick Building Syndrome tegen te gaan, vergeleken worden met de traditionele chinese Feng Shui methode, die van origine erop gericht was/is het welbevinden van de bewonersjgebruikers voorop te stellen. Programma 1994 Indien (financieel) mogelijk zal de studie voortgezet worden, om uiteindelijk in een promotieonderzoek uit te kunnen monden. Een Rijksgebouwendienst-publicatie over de voorstudie is gepland. Verwachtingen 1995, 1996 In het geval van een daadwerkelijk vervolg zal op grond van een reeds opgestelde opzet een promotieonderzoek over een voor de gezondheid van mens en milieu toepasselijke bouwwijze, rekening houdend met moderne als ook traditionele (vooral chinese) inzichten en ervaringen in het fenomeen, uitgevoerd worden. 3.4.7,
Milieubelastingskosten in de bouw
Onderzoekers:
prof.mag.arch. P. Schmid, drs. F.Beetstra, prof.ir. G.J. Maas
Voortgang 1993 Er werd een opzet gemaakt voor een (promotie)onderzoek dat tot doel heeft (systematische) mogelijkheden te vinden om de milieubelasting bij de keuze van bouwstoffen monetair tot uitdrukking te brengen. Het voorstel werd door de VCW-Vaste Commissie voor Wetenschapsbeoefening van de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Eindhoven goedgekeurd. Programma 1994 Met het onderzoek kon in 1993 worden begonnen door financiele ondersteuning van de Stichting Milieubewustzijn (STIM) en zal per januari 1994 verder worden uitgevoerd aan het Universitair Centrum voor Bouwproduktie, dankzij volledige subsidiering door VROM, NOVEM en de TUE. 118
Verwachtingen 1995, 1996 Het onderzoek zal medio 1997 afgerond worden.
3.4.8.
(Af)Bouwconstructies in hout
Onderzoekers:
prof.mag.arch. P. Schmid, F. de Medts, arch. lie., ing. A. van der Zee
Voortgang 1993 Er werden onder dit hoofdthema een tweetal onderzoekprojecten verder uitgewerkt: (Nieuwe) (Af)Bouwconstructies in hout voor de hoog- en utiliteitsbouw in samenwerking met ing. A. van der Zee. Milieubewuste Houtbouwstructuren die voor een vrije vormgeving geschikt zijn in samenwerking met F. de Medts, arch. lie. Aan beide opzetten is zover gewerkt dat vervolgens naar een verdere invulling en uitvoering gezocht kan worden. Programma 1994 Pogingen, om de financiering van de projecten te effectueren. Verwachtingen 1995, 1996 Indien de nodige ondersteuning gevonden wordt, zullen de opzetten tot uitvoer gebracht worden. Verdere publicaties en/of congresbijdragen zijn evenzeer te verwachten.
3.4.9.
Bouwen aan en voor de vrede
Onderzoekers:
prof.mag.arch. P. Schmid, drs. M. Postma
Voortgang 1993 Een integraal onderzoekprogramma van de Bestuurscommissie Vredescentrum TUE met betrekking tot Vrede en Veiligheid in relatie met Wetenschap en Technologie, waarvan Bouwen aan en voor de Vrede deel uitmaakt, werd voltooid. Programma 1994 Het ligt in de bedoeling, het programma aan verschillende doelgroepen/instanties voor te leggen, om de nodige ondersteuning te verwerven ten behoeve van de uitvoering van de diverse onderzoekprojecten. Daarbinnen zul1en aangaande de bouwkundige inbreng plannen ontwikkeld worden, om tot een netwerk van vredespark(en) in Eindhoven en steden waar Eindhoven relaties mee onderhoudt te komen. Verwachtingen 1995, 1996 Definitieve plannen voor een Vredespark in Eindhoven (onder meer naar het model van het Wilgenhoutproduktiebos in 1abyrintvorm op het TUE-terrein) zullen mogelijk tot afronding gebracht en ook uitgevoerd worden.
119
Lopende derde geldstroomprojecten 1993 > f 5.000.-Omschrijving
Opdrachtgever
Be drag
Ontwikkelen Produktiewijze voor panelen
V. Schijndel
f
9.000,--
Opstellen rapport zelfbouwproject
Min. VROM
f
8.340,--
Onderzoek bouworganisatievormen
UCB
f
7.000,--
Maatnauwkeurigheid in gevels
UCB
f 209.725,--
Gedragsbeheersing van gebouwen en bouwdelen
CBR
f 100.000,--
Cementgebonden dekvloeren
UCB
f
84.680,--
Grensverleggende woningbouw
DGVH/DOK.
f
24.060,--
120
Overige activiteiten prof.dipl.ing.dr H. Fassbinder: lid van: Algemeen Bestuur van de Stichting Forum Stedelijke Vernieuwing; Redactieraad van het tijdschrift Europolis; Kijk op de Europese Stadsvernieuwing, welke door de Raad der Europese Gemeenten uitgegeven wordt; Lenkungsgruppe van het Stadtforum Berlin~ Wissenschaftlicher Beirat fur die Planung des Berliner Nordost-Raums Gemeinsame Kommission fur Frauenforschung und Frauenstudien der Hamburger Universit~ten und Hochschulen le promotor bij promotie dipl.ing. P.H. Thung le promotor bij promotie dipl. ing. Michael Bose 2e promotor bij promotie ir. P.C. Beekmans voorzitter van: Bestuur van de Stichting Vergelijkend Stedelijk Onderzoek; Arbeitsbereich St~dtebau/Stadtplanung I, Technische Universit~t Hamburg-Harburg; (plaatsvervangend) Wissenschaftlicher Beirat des Instituts fur Landesplanung und Raumordnung (BfLR) van het Duitse Ministerie voor Woningbouw en Ruimtelijke Ordening, Bonn; ir. F. van Gassel is lid van: STUPRE (Studiekring tot ontwikkeling van het geprefabriceerde beton) CIB Werkgroep W75: Mechanisation and Associated Technological Developments in Construction; contactpersoon IAARC: International Association for Automation and Roboties in Construction. Voorzitter Stichting Kringloopcentrum Bisbis in Beesel ir. M. Hermans is lid van: STU PRE CIB Werkgroep W75 'Mechanisation in Building' 'Stichting Kringloopcentrum BisBis in Beesel' prof.ir. H.A.J. Henket is: president van DOCOMOMO International; voorzitter van DOCOMOMO Werkgroep Nederland; lid van de inhoudelijke organisatiecommissie voor het 3e internationale DOCOMOMO congres in Barcelona, juni 1994; promotor van het promotieonderzoek van ir. P. Wentzel in samenwerking met prof. dr. ir. H. Priemus, TUD; lid van de CUR-commissie P.A.C. 11; voorzitter van de S.B.R.- commissie Levensduur catalogus; voorzitter van de jury Nationale Renovatieprijs; lid van het Curatorium voor de bijzondee leerstoel Facility Management; congresvoorzitter en organisator van het Second International Conference for the Documentation and Conservation of Buildings, Sites and Neighbourhoods of the Modern Movement in het Bauhaus Dessau; lid van de Rijkscommissie voor de monumenten; voorzitter van de Stichting Rietveld-Schroder huis; werkzaam met gebouwen in ontwerp en uitvoering: uitbreiding Teylers Museum Haarlem, renovatie Singer Museum Laren, nieuwbouw Gerechtsgebouw Middelburg, uitbreiding Gemeentehuis Zandvoort, nieuwbouw faculteit Theater en Dans Hoge School voor de Kunsten Arnhem, herinrichting Kerkplein Arnhem, Maastheater Rotterdam; 121
ir. M. Ham is: lid werkgroep 'intelligent gevelelement' ir. H. Hofman is: bestuurslid van de woningbouwvereniging St. Trudo; bestuurslid van de federatie van woningcorporaties en gemeenten agglomeratie Eindhoven; lid SRO-werkgemeenschap Bouwen en Wonen. ir. W. de Jonge is: secretaris DOCOMOMO International; voorzitter PR commissie DOCOMOMO Nederland; hoofdredacteur DOCOMOMO Newsletter lid referentiecommissie 'third international DOCOMOMO Conference in Barcelona, 1994 co-redacteur Proceedings DOCOMOMO Conference 1992 voorzitter commissie Studie en Inventarisatie, VSW Rotterdam; prof.ir. G.J. Maas is lid van: bestuur SAOB bestuur UCB bestuur SBR bestuur PAO bestuur onderzoekschool 'Integraal construeren' jury beton prijs van de betonvereniging promotiecommissie van Xiadong Li (TUE) promotiecommissie van Wameling (TUD, CT) promotiecommissie van Melles (TUD, CT) promotiecommissie van Prins (TUE) ARTB-denktank werkgroep 'arbeidsomstandigheden' voorzitter CUR commissie 'vijzeltechniek' SBR commissie Sl0-20 Funderingen CUR AOC Funderingstechniek CIB Commissie W82 ENBRI-conferentie gastdocent TU Delft gastdocent Universiteit Twente, M.B.A. opleiding ir. E.R. Poortman is lid van: Koninklijk Instituut voor Ingenieurs Vereniging Logistiek 'Management' Nederlandse Vereniging van Bouwkostendeskundigen ir. H. Rikhof is: secretaris/plv. voorzitter van de woningbouwvereniging Vereniging Volkshuisvesting Tilburg; directeur ECB; lid platform Bouwinformatica Nederland; lid commissie Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening, Kamer van Koophandel Midden-Brabant; lid van de Curriculumcommissie/sollicitatiecommissie 2e fase Ontwerpersopleiding OPB. dr.ir. W.Schaefer is lid van: Raad van Toezicht van de Stichting Arbeidstechnisch Onderzoek Bouwnijverheid de B4 begeleidingscommissie van de Stichting Arbouw prof.mag.arch. P. Schmid is: lid van de promotiecommissie van Po Hin Thung was le promotor bij promotie van Xiaodong Li adviseur bij het Deskundigen Onderzoek Wonen in de Toekomst 122
deelnemer aan de Vrom workshop Experimentele leefgemeenschappen, Haarzuilen; participant aan het Ronde Tafel Gesprek over Duurzame Ontwikkeling georganiseerd door ministerie VROM; adviseur bij de beraadslaging over kwaliteit in de locatie op uitnodiging van het ministerie VROM korrespondierender Mitarbeiter van het tijdschrift Wohnung + Gesundheit (W +G), Fachschrift fur okologisches Bauen und Leben, BRD; regional editor voor de Duits- en Nederlandstalige Landen van het tijdschrift Man Environment Systems (M.E.S.), A Forum for Communications, Bearing on the Interface Between Research in the Behavioral and Social Sciences and the Design and Management of the Sociophysical Environment (MES) NY/USA; section editor voor de sector Bouwen in relatie met humane aspecten, Gezondheid, Ecologie en Milieu enz. van het tijdschrift Man Environment Systems of the Associations for the Study of Man Environment Relations, Inc. (ASMER), NYjUSA; hoofdredacteur van het kwartaaltijdschrift Gezond Bouwen & Wonen, uitg. Landgraaf Publishing, Baarn, Bouw - kunst - techniek - wetenschap; redacteur Nieuwsbrief Vredescentrum TUE adviseur en begeleider van onder meer wetenschappelijke en educatieve activiteiten van de Vereniging voor Integrale biologische Architectuur - VIBA te 's Hertogenbosch; adviseur van het Zukunftskollegium Nationalpark Hohe Tauern, een internationaal collegium ten behoeve van het toekomstige gebruik van de regio rond het Nationaal Park Hohe Tauern in Oostenrijk; adviseur en beschermheer van de actie Global Cooperation for a Better World, met name voor de sectie Architectuur in de BRD en Oostenrijk; curator van de International University of Lugano, Agra, Zwitserland en Bussem, Nederland. (Bestuurs)lid van: International Association for Ecological Design, Svedala/Sweden; Stichting Milieubewustzijn, Hilversum; Kommissie Milieubewust Bouwen van de Stichting Milieubewustzijn, Hilversum; Raad van Advies Stichting Alternatief Gezondheidscentrum Maastricht BNA Bond van Nederlandse Architecten Stichting Wereld-Milieu-Fonds en Bouw van Steden met een natuurvriendelijk karakter; Athenian Society for Science and Human development International Scientific Network Society for Human Ecology (SHE), USA; Werkgroep 'Harmonicale Ellips' (VIBA-werkgroep); Gespreksgroep Interrelaties, Nederland; Gaia International; Foundation for Environmental Problems, Vystavba a Prostredi, in the Ministry for Housing, Praag, CSFR; International Association for the Study of Worldpeace and Prejudice (IASP), Nurnberg, BRD; Founding Group for the International University for World Unity and Universal Peace, Nurnberg, BRD; World Spiritual Peace Congress (Vishwa Unnyayan Samsad), New Delhi, India. Voorzitter van:
123
Bestuurscommissie Vredescentrum, in opdracht van het College van Bestuur van de Technische Universiteit Eindhoven, onder meer t.b.v. de oprichting van een Multidisciplinair centrum voor technische vraagstukken van vrede en veiligheid; Vereniging Integrale Bio-logische Architectuur (VIBA), Sint Michielsgestel en recentelijk 's Hertogenbosch; Imagine, Forum fur Kunst, Wissenschaft und Interkulturelle Beziehungen, Koln (e.v. gemeinnutzig); Dutch Institute for Maharishi Sthapatya Ved, Laag Soeren (decaan). E.Schulte. arch. HBO is: lid van de Stuurgroep van de door bet Staalbouwkundig Genootschap ingestelde Commissie 'Erfgoed IJzer en Staal'; lid van de VVIA(Vlaamse vereniging voor Industriele Archeologie); auteur van bet hoek 'Hergebruik Industrieel Erfgoed lid van committee van aanbeveling van de stichting 'Pal tegen Verval' te Amsterdam opgenomen in: 'Guide to the History of Technology' , Science Museum. London neemt deel aan FIEN overleg (Federatie Industrieel Erfgoed Nederland) drs J. Smeets is: bestuurslid van de SRO-Werkgemeenschap Bouwen en Wonen; bestuurslid van de Stichting Vergelijkend Stedelijk Onderzoek; redactielid Handboek Stedelijk Beheer, VUGA Uitgeverij; bestuurslid Stichting Balans te Eindhoven. dr.ir. H. Tempelmans Plat is lid van: CIB W55 werkcommissie Bouweconomie; Stuurgroep Bouweconomie (TUE/TUDfUVA) Erasmus European Construction Economics Consortium; Scientific Committee: International Symposium on Economic Evaluation and the Built Environment (Lisboa, sept. 1993) werkgroep Facilitaire Kengetallen NETMA. ir. A.W.C. Timmermans is lid van: werkgroep 'Keuzekozijn'. J.J.H. Valk. arch. HBO is: lid SRO-werkgemeenschap Bouwen en Wonen. ir. J, Westra is: voorzitter van de Stichting Industrieel Bouwen Nederland: bOOOsting; gasthoogleraar University of Oregon, Eugene, USA, bijzondere leerstoel Innovative Building; lid Center for Housing Innovation, Eugene, USA; docent Akademie van Bouwkunst Tilburg; lid bestuurscommissie Faculteit der Kunsten Hogeschool Tilburg; medewerker tijdschrift BOUW; gastdocent Akademie van Bouwkunst Rotterdam; bestuurslid BNA ZO-Brabant; lid groep Bouwzaken Huis van de Toekomst; gastdocent Technische Universiteit Delft lid bestuurscommissie Faculteit der Kunsten Hogeschool Tilburg lid werkgroep STEW; lid jury SOMFY prijsvraag; lid welstand commissie Tilburg; lid scenarioteam BouwRAI 1994; lid werkgroep Intelligente Gevel TNO/TUD.
124
Overzicht samenwerkingen binnenland Formele samenwerkingen Redactie Vademecum voor Architecten Universiteit van Amsterdam, vakgroep Sociaal-wetenschappelijke Informatica Prof.dr ir. H. Priernus, TUD/OTB Prof.dr Byen, TUD, fac. Civiele Techniek Prof.J. van Stigt, TUD, faculteit Bouwkunde Dr G.J. Vos, Universiteit van Amsterdam Rijksdienst voor de Monurnentenzorg, Zeist Nederlandse werkgroep DOCOMOMO TNO/IBBC, ir. Monnier en ir. Liemes S.B.R. Rotterdam C.U.R. Gouda Misset Uitgeverijen Doetinchem Stichting bOOOsting, Den Haag ir. J. Lobee, General Electric Plastics, Bergen op Zoom ir. J. Waegemaekers, Nevanco, Arnhern Stichting Interface Eindhoven Vereniging voor Vlaamsche Industriele Archeologie Gemeente Eindhoven, afdeling VF Gerneente Dordrecht, dienst Stadsontwikkeling Provinciaal Bestuur Noord-Holland, buro kultuur Werkgroep Ornbouw Panden, Utrecht LOKV (Landelijk Overleg Kunstzinnige Vorming), Ganzenmarkt 6, Utrecht Provinciaal Bestuur Utrecht, Buro Monumenten IBA, Vereniging Integrale Bio-logische Architectuur, 's-Hertogenbosch TNO-Bouw, IBBC, Rijswijk TUD, groep S.O.M., groep van Randen, Delft UCB Informele sarnenwerkingen VG BOUW ARTB ARBOUW NVOB Uitgeversrnij C. Misset, groep Bouwnijverheid, Doetinchem Sarnsom Bedrijfsinforrnatie, Alphen aan den Rijn SOAB, bureau voor onderzoek, advies en projectmanagement, Breda VROM, DGVH, afdeling Sociaal Econornisch Onderzoek LSOBA, afdeling huisvesting etnische rninderheden Utrecht K. Dekker Consultants Voorburg Werkgroep 2000 OBON Delft Federatie voor Industrieel Erfgoed Nederland NCIV, Veldhoven Werkgroep Geschiedenis van de Techniek, faculteit Bouwkunde TUD Drs R. Blijdestein, architectuurhistoricus. Provinciaal Bestuur Provincie Utrecht Provinciale Utrechtse Electriciteits Maatschappij (PUEM) te Utrecht 3M Nederland BV, Leiden VROM, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruirntelijke Ordening en Milieubeheer, DCB, Den Haag ir. C. Duyvenstein, S.O.M., T.UD/BOOM, Delft
125
ir. P. Deelstra, The International Institute for the Urban Environment OBOM, Delft Contract partners TUD, Civiele Techniek TNO/IBBC Hoefnagels en Janssen-Wayers BV, Tilburg Ubbink Nederland BV, Doesburg General Electric Plastics, Bergen op Zoom STIM, Stichting Milieubewustzijn, Hilversum VROM, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Den Haag RGD, Rijksgebouwendienst van VROM, Den Haag IFAM, Interfacultaire vakgroep Milieukunde, Universiteit van Amsterd~
J. Schoorlemmer, Zwolle Overzicht samenwerkingen buitenland Samenwerkingen t.b.v. gezamenlijk onderzoek of publikatie VVIA; Vlaamsche Vereniging voor Industriele Archeologie, Gent, Belgie TICCIH, The International Committee for the Conservation of the Industrial Heritage, Kortrijk, Belgie University of Pennsylvania, Department of History and Sociology of Science, Philadelphia, U.S.A. V.T. Davies, British Steel, Bryngwyn Works, West Glamorgan Technische Universitat Hamburg, Arbeitsbereich Stadtebau-Stadtplanung G. Cosemans, Studiecentrum voor Kernenergie, S.C.K., Informatiesystemen, Mol, Belgie Deutscher Werkbund Berlin Hochschule fur Bildende Kunste Hamburg Fachhochschule H~burg Senatsverwaltung fur Stadtentwicklung und Umweltschutz Berlin Senatsverwaltung fur Bauen und Wohnen Berlin Magistrat fur Stadtentwicklung der Gemeinde Wien Technische Universitat Bratislava (Slowakei), Fakultat Architektur; (met deeln~e aan bet ontwerpseminar in Kremnica (Slowakije) van 13 tot 17 september 1993) Zie bet adressenbestand van de meer dan 300 participanten van het internationale netwerk DOCOMOMO in de aangesloten landen, te weten: Duitsland,, Polen, USSR, Tsjechoslowakije, Hongarije, Roemenie, Bulgarije, Albanie, Griekenland, Italie, Zwitserland, Spanje, Liechtenstein, Groot-Britannie, Frankrijk, Belgie, Denemarken, Zweden, Finland, USA (Oostkust), Argentinie, Brazilie en Canada. De resultaten van deze samenwerking zijn aan te treffen in de DOCOMOMO Newsletters, welke 2 x per jaar worden gepubliceerd. Lehrstuhl fur Gebaudelehre und Entwerfen, prof. Jo Coenen, Universitat Karlsruhe Instituten voor Bouwbiologie in Belgie (Genootschap voor Gezond Bouwen en Wonen, Antwerpen), Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland Archimeko, Hoger Architectuur Instituut, Gent Prof.Dr Ing M. Speidel, RWTH, Aken, Duitsland prof.ir. Sidharta, UNIKA, Semarang, Indonesie ir. E. Budihardjo, UNDIP, Semarang, Indonesie 126
Sidney University Australia IL, Institut fur leichte Flachentragewerke, Stuttgart, Deutschland Insti.tut fur Architektur Bionic, Moskow, USSR Universitat Szczecin, Bioarchitektuur, Szczecin, Polen Politecnico, Milano, Italie Senatsverwaltung fur Stadtentwicklung und Umwelt, Berlin Prof. G.Z. Brown, prof. D. Corner, prof. J. Finrow, prof. G. Plesums; University of Oregon, Eugene, Oregon, USA, Department of Architecture and Allied Arts Prof. J. Englebert, Universite de Liege, Luik F. Beigel, Northern Polytechnic, Architectural Research Unit, London H. Ota, Research Association of Technology Development for new Industrialized Houses, Tokyo Advisering ten behoeve van congressen. werkbezoeken. enz. Prof. P. Sulzer, prof. P. Hubner, Technische Universitat Stuttgart, Vaihingen-Stuttgart, vakgroep Baukonstruktion N. Wilkinson, Center for Architectural Research and Development Overseas, University of New-Castle-upon-Tyne, Department of Architecture, New Castle-upon-Tyne, Engeland Gemeinde Wien Senat von Berlin De duurzame stad, congres van het Platform Stadsecologie in Arnhem International Svedala Symposia on Ecological Design, Zweden Rheinische Westfalische Technische Hochschule Aachen Hochschule Bremen Methodes et Construction S.A. VTT, Technical Research Centre of Finland Kondor Wessels Groep N.V. Rijssen Kondor Wessels Berlin GmbH. Berlijn University of Zagreb, Croatia (Branka Mraovic) Uitwisseling onderzoekers Hochschule fur Architektur und Bauwesen Weimar Technische Universitat Hamburg-Harburg Prof. V. Sedlak, Australie en Oostenrijk Dr.arch. Christine Niederstatter, Italie Dr.ing. Roswitha M. Kaiser, Duitsland Commissiewerk Commissie Milieubewust Bouwen van de Stichting Milieubewustzijn, STIM, Hilversum Deskundigenforum toekomstige ontwikkelingen beroepenanalyse medewerkers architectenbureau's TUE Bestuurscommissie Vredescentrum
127
Spontane nederzettingen begeleid voorwaarden en criteria in Sri Lanka
128
PUBLICATIES Dissertaties Po Hin Thung: Spontane nederzettingen begeleid : Enabled squatter settlements voorwaarden en criteria in Sri Lanka. Promotoren: prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder, prof.dr.ing. C. de Wit, Technische Universiteit Eindhoven, 1993 Xiaodong, Li: Meaning of the site. Promotoren: prof.mag.arch.ing. P. Schmid en prof. A. Tzonis, Technische Universiteit Eindhoven, 1993 Wetenschappelijke publicaties B1adel-Oudijk, G.M. van: Huisvestingsmogelijkheden ouderen. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, vakgroep BAUB, sectie SVB (Interface), 1993, pp. 1-120. B1adel-Oudijk, G.M. van; Smeets, J.: Huisvesting van ouderen als afstemmings-prob1eem. In: Domotica opent alle deuren I A. van Serlo en P. Vermijs I Akon serie: Ouder worden in deze tijd, deel 3 - Knegse1, Akontes, 1993, pp. 91-105. Blade1-0udijk, G.M. van; Smeets, J.: De Beiaard. Eindhoven (Interface), 1993, pp. 1-76. Deelverslag onderzoek ouderenhuisvesting Woonstichting Etten-Leur. Blade1-0udijk, G.M. van; Smeets, J.: Ouderenhuisvesting Woonstichting Etten-Leur ouderen. Eindhoven (Interface), 1993, pp. 1-225.
huisvestingsmogelijkheden
Choukry, M.: Measuring building change : a method to capture building knowledge. Red. University of Singapore, 1993, 20 pp. Fassbinder, H.: Zum Begriff der strategischen Planung. In: Strategien der Stadtentwicklung in europaischen Metropo1en I hrsg. von Helga Fassbinder, Hamburg, 1993, Harburger Berichte zur Stadtentwick1ung ; Bd. 1, pp. 9 - 18. Fassbinder, H.: Zum Begriff der strategischen Planung.
In: Neue Wege der P1anungskultur : Orientierungen in der Zeit des Umbruchs/ hrsg. von Joachim Brech, Darmstadt, 1993, pp. 323-326. Fassbinder, H.: Ein1eitung. Perspective fur den Nordosten
129
strategische P1anung.
In: Claudia Koster e.a., Stadterweiterungen im Berliner Nordosten. Darstellung und Analyse einer komplexen Planungsituation , Marburger Berichte zur Raumplanung, Bd. 2., Hamburg, 1993 Fassbinder, H.: Das Berliner Stadtforum : Herausforderung in der Stadtentwicklung. In: Neue Wege der Planungskultur : Orientierungen in der Zeit des Umbruchsl hrsg. von Joachim Brech, Darmstadt, 1993, pp. 221-222. Fassbinder, H.: Strategische Planung : Konsequenzen fur die Arbeit des Stadtforums Leitgedanken der Lenkungsgruppe. In: Proceedings der 32. Sitzung des Berliner Stadtforums, Berlin 10.09.1993, p. 3. Fassbinder, H.: Stadtentwicklung an der Peripherie : Beispiel Nordostraum Pankow Weissensee - Bernau : Leitgedanken der Lenkungsgruppe. In: Proceedings der 34. Sitzung des Berliner Stadtforums, Berlin, 14.11.1993, p. 12. Fassbinder, H.; Einem, E. von: Stadtforum Berlin. In: Planungskulturen I hrsg. von Martin Wentz - Frankfurt, 1992, pp. 114-119. Fassbinder, H. (ed.): Strategien der Stadtentwicklung in europAischen Metropolen. Marburger Berichte zur Stadtentwicklung ; Bd. 1, Hamburg, 1993, p. 118. Gassel, F.J.M. van: Design of a machine which rotates hoist elements around its vertical axis. In: Automation and robotics in construction X, the ISARC symposium te Houston (USA) I ed. by G.H. Watson, R.L. Tucker and J.K. Walters Amsterdam, Elsevier, 1993, pp. 277-284. Hermans, M.: A model for collecting durability of building components for architects and building managers. In: Proceedings CIB W94 seminar on design durability, Milan, 26-28 april 1993, pp. 1-10. Hermans, M.H.; Choukry, M.: Technisch gedrag van gebouwen op lange termijn. In: Bouwjaar, 1993, pp. 28-30. Uitgave van Technische Universiteit Eindhoven, faculteit bouwkunde, 1993. Jonge, W. de: Early modern architecture : how to prolong a limited lifespan? In: IABSE symposium Rome 1993 I ed. by IABSE Switzerland - Zuerich, IABSE, 1993, pp. 695-702. Samenvatting van de tekst in Frans en Duits. Jonge, W. de: Bergpolderflats too fit to survive. In: Proceedings of the 2nd international DOCOMOMO conference, September 16th-18th, 1992, Bauhaus Dessau 1 ed. by Karl-Heinz Burmeister - Bauhaus 130
Dessau, Germany, 1993, pp. 198-203. Maussen, S.; Smeets, J.: Woningmarktonderzoek gemeente Waalwijk. Deel 3: woningmarktpositie woningcomplexen. December 1993, pp. 1-200. Poortman, E.R.: Logistiek management in de bouw : de besturing van de bouwmateriaalstroom. Stichting Bouwresearch, Rotterdam, 1992, pp. 1-79. Poortman, E.R. Ratios for cost control In: Design and Decision Support Systems in Architecture, ed. by H. Timmermans, Kluwer Academic Publishers, Netherlands, 1993, 123-136 Pott, M.; Smeets, J.: naar het ontwikkelen van een afwegingsmodel Strategisch voorraadbeheer ten behoeve van strategische ingrepen in de non profit-huurwoningvoorraad in Eindhoven. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, sectie stadsvernieuwing en beheer, pp. 1-96. Pott, M.; Smeets, J.: Woningmarktonderzoek gemeente Waalwijk. Deel 1: stad in de regio. Eindhoven (Interface), 1993, pp. 1-121. Pott, M.; Smeets, J.: Woningmarktonderzoek gemeente Waalwijk. Deel 2: wijk en buurtprofielen. Eindhoven, (Interface), 1993, pp. 1-200. Schulte, E.; Blijdenstijn, R.; Cramer, M.; Verwaal, J.: Trafohuisjes. Utrecht : Matrijs, 1993; 64 p. Smeets, J.: Housing tenancy : data management and quality control. In: Design and decision support systems in architecture I ed. by H. Timmermans - Dordrecht, Kluwer Academic, 1993, pp. 27-37. Smeets, J.; Nuyten, P.: Signaleringssystemen in het kader van stads- en buurtbeheer. In: Handboek stedelijk beheer I onder red. van J. Smeets- 's-Gravenhage, Vuga, 1993, BUGA B4-l pp. 1-50. Tempelmans Plat, H.: Investors and users : need for a housing facilities scenario. In: Euro FM '92: Facility management : the next step in European perspective / ed. by Netma, Rotterdam, 1992, pp. 16. Tempelmans Plat, H.: Affordable housing in the long run : need for government intervention and flexibility? In: Proceedings of the fourth annual Rinker international conference on building construction : affordable housing : present and future, University of Florida, Gainesville, August 11-13, 1993, pp. 12. 131
Tempelmans Plat, H.: Maintenance and modernisation : definition and financial consequences. In: Innovations in management and modernisation of buildings, vol. 1 I ed. by CIB, W70 - Rotterdam, ClBISBR, 1992, pp. 6. Tempelmans Plat, H.: Investment in and use of buildings. In: Corporate space and architecture. Vol. 2: The building as investment and resource - Parijs, Plan Construction and Architecture, 1992, pp. 189192. Tempelmans Plat, H.: Use of space in urban areas : a concentration of problems (rapporteur's report) In: Building economics and construction management I ed. by V. Ireland Sydney, UTS, 1991, vol. 7, pp. 26-32. Tempelmans Plat, H.: Cost-optimal flexibility of housing supply. In: Management, quality and economics in building I ed. by A. Bezelga and P. Brandon - Lissabon, Spon, 1991, pp. 1286-1294. Tempelmans Plat, H.; Deiman, E.: Cost information in succeeding stages of the design process. In: Advanced technologies : architecture, planning, civil engineering I ed. by M.R. Beheshti and K. Zreik - Amsterdam, Elsevier, 1993. Tempelmans Plat, H.; Manso, A. (ed.): Proceedings of the international symposium on economic evaluation and the built environment. Vol. 2: economic data and information systems. Lisboa : LNEC, 1993 Tempelmans Plat, H.; Deiman, E.: Cost-in-use as a tool in the design process : aggregation and distillation of cost information. In: International symposium on economic evaluation of the built environment. Vol. 4: Economic evaluation in planning and design I ed. by A. Manso, A. Bezelga and D. Picken. - Lissabon, LNEC, 1993, pp. 34-44. Westra, J.: Mo-nu-menten van vernieuwing. In: (Over)spannend staal 1 onder red. van W.H. Verburg. - Rotterdam, Staalbouwkundig Genootschap, pp. 11-37 Westra, J.: Woningbouw : staaltjes van vernuft. In: (Over)spannend staal onder red. van W.H. Verburg - Rotterdam, Staalbouwkundig Genootschap, 1993, pp. 267-281 Westra, J.: Wonen dankzij of ondanks automatisering. Opgenomen in: Domotica opent deuren 1 onder red. van A. van Berlo en P. Vermijs - Knegsel, Akontes, Stichting Gerontechniek en Zorg, 1993, pp. 1-21. Westra, J.: 132
H.O.U.S.I.N.G. : housing older users : selecting ingredients, negotiating gerontechnology. In: Gerontechnology :human factors for an aging population I red. van J. Rietsema - Eindhoven, Stichting Postacademisch Onderwijs, Gezondheidstechniek en Milieutechnologie, 1993, Ll-LlO. Vakpublicaties Choukry, M.: Voorspellen van gebouwkosten. In: Bouwjaar, 1993, pp. 14-15. Fassbinder, H.: Die neue Generation der Stadtentwicklungsplaene. In: Auf dem Weg ins 21. Jahrhundert : Dokumentation einer internationalen Tagung zum Wiener Stadtentwicklungsplan, 13.-14.5.1993 I hrsg. von Magistrat der Stadt Wien, Wien 1993, pp. 91-96. Fassbinder, H.: Verdichten und Verdunnen. In: Wohnungsbau in Berlin. Stadtebau und Architektur ; Bd. 19 I hrsg. von Senatsverwaltung fur Bauen und Wohnen, Berlin, 1993, pp. 26-33. Fassbinder, H.: Offene Planung und Stadtentwicklung. In: Die Produktion von Stadt-Land-Schaft II : Perspektiven fur die Region Hannover I hrsg. von Jorg Meyer, Loccumer Protokolle 58192, Evangelische Akademie Loccum, Rehburg-Loccum 1993, pp. 299-235. Jonge, W. de: Wiebenga and Van der Vlugt : the teamwork which had to stop. In: Wiederhall, 1993, nr. 14, pp. 18-21. Jonge, W. de: Houten renovatiekozijnen voor behoud karakteristiek. In: Renovatie en onderhoud, 1993, sept. 40-45. Jonge, W. de: Docomomo nieuwsbrief no. 2, november 1993, pp. 9 Jonge, W. de: Diverse redaktionele bijdragen aan Docomomo Newsletters nrs. 8-10, 1993 Poortman, E.R:. Optimale beheersing van logistiek bij produktieproces in bouw. In: de Ingenieur, 1993, pp. 42-46. Schaefer, W.F.: Instruments for the management of knowledge. In: Automation in construction, val. 2, 1993, pp. 187-198. Schaefer, W.F.: Milieuvriendelijk bouwen : een 'pasodoble' In: UCB-Nieuwsbrief, nr. 2, val. 7, 1993, pp. 1-1. Schaefer, W.F.: 133
Een ruimere taak voor de bouwvakker. In: De aannemer, vol. 8, 1993, 1, pp. 15-15. Schaefer, Y. F. : Het bouwvak : weer een eerste keuze. UCB-Nieuwsbrief Nr. 2, vol. 5, 1993, 2, pp. 2, 4. Schaefer, Y.F.: Gebouw en instal1aties. UCB-nieuwsbrief Nr. 2, vol. 6, 1993, 1, pp. 1-1. Schmid, P.: Landku1tur - Stadtnatur : ein P1Adoyer fur die Oeko1ogisierung der Stadt. In: Perspektiven (Yien) (Spezia1), 1993, Heft 4, pp. 13-16. Schmid, P.: Citaat door M. Haas. In: E1ectriciteit en gezonaheid, NIBE reeks, deel 1, 1, pp. 18. Schmid, P.: Citaat door Sylvia Piardi Construzioni e responsabi1ita ambientali (metamodel voor een integrate biologische architectuur) In: Construire in laterizio, 1993, N. 31 jan/febr.,pp. 64-67 Schmid, P.: (Eco-)logisch bouwen. In: Agora : ontmoetingsplatform voor wetenschap en samenleving op het gebied van ruimte1ijke ordening en gebouwde omgeving jr. 9, 1993, nr. 5, november, p. 7 (rubriek "Visie") Schmid, P.: Eine Buerohaustype : Entwicklung fuer regionale Arbeitsbeschaffungsaemter in den Niederlanden. In: Gesundes Bauen und Yohnen, 2/93, nr. 49, pp. 35-36. Schmid, P.: Diverse redactionele bijdragen in 'Gezond Bouwen en Yonen' nrs. 1-6, 1993. Schulte, E.: The Mercurius building at 'Wormer, the Netherlands. In: DOCOMOMO newsletter, 1992, nr. 7, juni, pp. 2. Schulte, E.: Gebouw Mercurius : mogelijkheden voor herbestemming. In: Met stoom (tijdschrift van de Vereniging tot Behoud van Monumenten Bedrijf en techniek Zaanstreek), 1992, nr. 10, juli, pp. 11. Tempelmans Plat, H.: Gebouw management versus facility management. In: Facility management magazine, 1992, augustus/september. Tempelmans Plat, H.; Prins, M.: Reverse planning of the built environment. In: Open house international, vol. 16, 1991, no. 1, pp. 19-23. 'Westra, J.: 134
Onverstoorbare emotie. In: Bouw, 1993, nr. 4, pp. 47-52. Westra, J.: Double You woningen te Asten. In: Bouw, 1993, nr. 22, pp. 23-26. Westra, J.: Gelijmd metselwerk (Interview in panel) In: Bouwwereld, 1993, 19, pp. 22-28. Westra, J.: Installaties en gebouwen : een slecht huwelijk (interview) UCB-nieuwsbrief Nr. 6, oktober 1993. Abstracts Beekman, S.; Smeets, J.: From urban renewal to neighbourhood management (the network-approach) In: Book of abstracts, ENHR conference, Budapest, 1993.
OVERIGE PRODUKTEN VAN WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEIT Papers Choukry, M. : The building challenge in Egypt. International conference on urban environment in developing countries futures, ideas, directions, gehouden op de Technische Universiteit te Eindhoven, 16-18 juni, 1993. Hermans, M.: Forecasting the durability of building components : problem analysis and description of terminology. Paper in het kader van de cursus "Technical writing and editing", juni 1993. Fassbinder, H.: Neue StadtrAume - neue Bedeutungswerte. Beitrag zu den Empfehlungen der Lenkungsgruppe sowie AnsAtze fur eine weitere Strukturierung des Themas, gepresenteerd op de Sitzung der Lenkungsgruppe des Stadtforums Berlin, 25.01.1993, paper, p. 2. Fassbinder, H.; ... [et al.]: Stadterweiterung im Berliner Nordosten : Darstellung und Analyse einer komplexen Planungssituation. Pressemitteilung zur Pressekonferenz im Rathaus Pankow Berlin-Pankow, 23.09.1993, paper, p. 2. Fassbinder, H.; ... [et al.]: Planungsbeirat Pankow-Nord : Stellungnahme des Beirats zur Rahmenplanung Pankow- Nord. Senatverwaltung fur Stadtentwicklung und Umweltplanung, Berlin, 1993, p.6. Fassbinder, H. : 135
Strategieen einer sozialr¨ichen Differenzierung der innerstadtischen Wohngebiete. Lezing op de 26. Sitzung des Stadtforums Berlin, Berlin, 15.-01.1993, 11 p. Jonge, Y. de: Bergpolderflats : too fit to survive? Paper t.b.v. APT - Session Modern Heritage, Ottawa, Canada, 1 oktober 1993. Jonge, W. de: DOCOMOMO : initiative to document and preserve modern movement architecture. Paper t.b.v. APT - round table on Modern Heritage, Ottawa, Canada, 2 oktober 1993. Jonge, W. de: Modern architecture restored. Paper t.b.v. Master in Conservation Programme, Universite de Montreal, Canada, 25 september 1993. Schmid, P.: Urban oasis. International conference urban environment in developing countries futures, ideas, directions, Eindhoven, 16-18 juni 1993. Schmid, P.: A network of urban peace parks.
International conference urban environment in developing countries futures, ideas, directions, Eindhoven, 16-18 juni 1993. Schmid, P.: Advanced building technology : an unusual view on advancement : advanced technologies, architectur-planning-civil engineering. 4th Europia '93 international conference, TU Delft, June 21-24, 1993. Schulte, E.: The Mercurius building at Wormer, the Netherlands. Seminarios especialisados, la rehabilitacion de edificios y espacios industriales, TICCIH congres te Madrid, 14-18 september 1992. Tempelmans Plat, H.: Open building in developing countries : focus on flexible buildings or a flexible financing system? International conference on urban environment in developing countries : futures, ideas, directions gehouden op de Technische Universiteit Eindhoven, June 16-18, 1993. Technische rapporten
Externe rapporten Maas, G.J.; Tijhuis, W.: Bouworganisatievormen in Nederland. Eindhoven, Universitair Centrum voor Bouwproduktie/Stichting Bouw Research, Eindhoven, 1992, pp. 21. Uitgebracht i.o.v. Stichting Bouw Research, 136
Rotterdam. Overschot, D. van; Pijper, R.J.; Westra, J. (ed.): Een inventarisatie naar automatiseringen voor het wonen. Eindhoven, UCB TUE, 1993, pp. 75. Onderzoek t.b.v. Woningstichting HHvL te Eindhoven. Peeters, A.; Westra, J.: Participatie & zelfbouw : evaluatierapport van de voorbereiding en realisatie van bet zelfbouwproject aan de Fransiscanenborch te Rosmalen. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, 1993, pp. 75. Onderzoek voor het Ministerie van VROM (DHV Den Bosch). Schulte, E.: Centrum voor Bouw- en Civiele Techniek te vestigen in de gebouwen van de voormalige Westergasfabriek te Amsterdam : draaiboek voor oprichting en organisatie. Onderzoek verricht in opdracht van de Stadsdeelraad Westerpark te Amsterdam. AresearCH, Oosterhout, februari 1993. pp. 25, met bijlagen. Snelders, J.; Timmermans, A.W.C.: Blinde bevestiging van houtwolmagnesietplaten. Rapport ten behoeve van onderzoek voor Heraklith Nederland B.V., Bussum, 1993, pp. 44. Timmermans, A.W.C.; Heunen, E.H.A.; Smolders, C.A. Ontwikkeling "mechanical fixation system" Rapport i.o.v. van Beek Handels- en Adviesbureau, Geleen, 1993, pp. 44. Timmermans, A.W.C.; Janssen, J.M.: Verkennende studie naar produktieverbeteringsvoorstellen. Deel 1, 2 en 3. Rapporten i.o.v. van Schijndel's Bedrijven B.V., Helmond, 1993, pp. resp. 7, 10, 35. Interne rapporten Beekman, S.: PPS en stedelijke vernieuwing. Bijdrage aan college : Stedelijke vernieuwing en stedelijk beheer 7U770, sectie SVB, 1993. Hermans, M. : De houten gevel van het GAB te Veghel : case study. In: DURANICA : cursusboek van de PAO-cursus gehouden te Delft van 22-23 september 1993. Hermans, M.: The development of an inspection method for facades of office buildings. Part 1: Development of a theory. Concept-rapport als afronding van werkstage aan VTT Building Laboratory, Oulu, Finland van 1 december 1992 - 1 maart 1993. Uitgave april 1993. Schulte, E.: Onderzoeksvoorstel herbestemming stationsgebouwen in Nederland 1993-1994. Ingediend bij het Projektburo Industrieel Erfgoed, juli 1993.
137
Schulte, E.: Verkennend onderzoek voor de inrichting en organisatie van een Pandenbank. Ingediend bij het Projektburo Industrieel Erfgoed, juli 1993. Schulte, E.: Onderzoeksvoorstel herbestemming strokartonfabriek de Toekomst te Scheemda. Geschreven op verzoek van het Provincia Bestuur Groningen, juli 1993. Schulte, E.: Ideeenprijsvraag Westergasfabriek. Idee geselecteerd voor het verrichten van een haalbaarheidsonderzoek, mei 1992. Schulte, E.; Apestegui, Pilar: Proyecto de investigacion y planificacion para la recuperacion y rehabilitacion integral de salvatierra de tormes, Salamanca. Salamanca, octubre, 1992, pp. 51. Tijhuis, W.; Maas, G.J.: Project : Comparison of engineering of production and site management and their potential of adaptation in France, Germany, Holland and Finland Tussenrapportage: The situation in the Netherlands. Interne verslaglegging van bovengenoemd project t.b.v. 2e vergadering t.b.v. de projectgroep (Nederland, Frankrijk, Duitsland en Finland) Eindhoven, Stichting Universitair Centrum voor Bouwproduktie/Technische Universiteit Eindhoven, 1993. Tijhuis, W.; Maas, G.J.: Projectvoorstel NEDU-BOUY : een onderzoek naar oorzaken voor verschillen tussen Nederland en Duitsland in de organisatie van het bouwproces. Universitair Centrum voor Bouwproduktie/Technische Universiteit Eindhoven, 1993. (T.b.v. subsidie-aanvraag van project bij het Ministerie van Economische Zaken). Lezingen, voordrachten, posters/handouts, interviews Fassbinder, H.: Kommentar zum Wiener Stadtentwicklungskonzept aus der Sicht einer aus1Andischen Expertin. Lezing op het internationaal congres 'Auf dem Weg ins 21. Jahrhundert' Experten zum Wiener Stadtentwicklungsplan, Wien, 13-14.05.1993. Fassbinder, H.: Flexible fixation and new trends in the building production niederlAndischen Wohnungsbau. Lezing aan de Fachhochschule Kiel, Kiel 04.05.1993.
Tendenzen im
Fassbinder, H.: Foren und Plannungsbeirate. Inleiding en discussieleiding t.b.v. de presentatie van 5 cases op het internationale woonbond-congres: Neue Wege der Planungskultur", Munchen, 05.11.1993. Fassbinder, H.: Stadtplanung im Umbruch (Stadtdialog)
Erfahrungen aus Berlin (Stadtforum) und Hamburg
138
Lezing op de Fachtagung "Vom Zuschauer zum Aktivburger : Modelle kommunaler Burgerbeteiligung", Wien, Brenner-Institut, 25.-26.11.1993. Fassbinder, H.: Trends und Perspektiven in der Stadtplanung. Lezing op het studium generale van de Universitat Innsbruck, Innsbruck, 26.05.1993. Fassbinder, H.: Charlottenburg - Modellprojekt : "Was Sache ist und was moglich ist" Prasentation eines Forschungskonzeptes zur Unterstuetzung der Burgerinitiative Charlottenburger Modell op de Burgerversammlung Charlottenburg, Berlin, 18.06.1993. Fassbinder, H.; Fingerhut, C.; ... [et al.]: Trends und Perspektiven in der Stadtplanung. Forum-discussie van internationale experts. Georganiseerd door de architectenvereniging Innsbruck en uitgezonden door de ORF-radio-omroep, Innsbruck, 25.05.1993. Gassel, F.J.M. van: Je zal maar een bouwvakker zijn en ... : (Arbeidsomstandigheden sleuvenfrezer) Lezing gepresenteerd tijdens de Support bijeenkomst, Eindhoven, 22 januari 1993. Jonge, W. de: Het bewaren van wegwerpgebouwen voor de eeuwigheid. Lezing voor Nederlandse Vereniging voor Monumentenzorgers, Hilversum, 19 maart 1993. Jonge, W. de: Preserving the recent architectural heritage : conservation policies in various countries. Lezing voor first DOCOMOMO Estonia-Symposium, Tallinn University, Tallinn, Estland, 31 mei 1993. Jonge, W. de: Onderzoek restauratiemogelijkheden. College onderhoud en renovatietechnieken voor Technische Universiteit Eindhoven, 1992-1993. Jonge, W. de: Het bewaren van wegwerpgebouwen voor de eeuwigheid. College voor Technische Universiteit Eindhoven, 31 maart 1993. J onge , W. de : Het bewaren van wegwerpgebouwen voor de eeuwigheid. College voor Technische Universiteit Delft, 28 april 1993. Jonge, W. de: Modern movement architecture in the Netherlands. College voor Riga University of Technology, Riga, Letland, 21 mei 1993. Jonge, W. de: Early modern architecture
how to prolong a limited lifespan? 139
Lezing gepresenteerd te Rotterdam op 30 maart 1993. Maas, G.J.: Bouwafval en regelgeving in relatie tot ontwerpaktiviteiten, lezing gepresenteerd op de landelijke Milieu Themadagen, Eindhoven, 3 november 1993. Maas, G.J.: Invloed van de opdrachtgevers. Lezing dd. 12.11.93 wordt opgenomen in boek 'Gemeente als moderne opdrachtgever'. Maas, G.J.: Invloed van de uitvoering van bouwafval. Lezing dd. 4.11.93 opgenomen in Syllabus van symposium over Milieubewust bouwen en ontwerpen. Maas, G.J.: Kwaliteit , lezing gepresenteerd op bijeenkomst 'Kwaliteit bij SBR', Amste1veen, 24 augustus 1993. Maas, G.J.: Bouwproces in ontwikkeling, lezing gepresenteerd op bijeenkomst 'Het bouwproces in ontwikkeling', Utrecht, 11 februari 1993. Poortman, E.R.: Een besturingssysteem voor de bouwmaterialenstroom. Lezing gepresenteerd op Twente School of Management, Enschede, 29 oktober 1993. Poortman, E.R.: Kostenjkwaliteit o.b.v. massastudie/structuur en prestatie-specificaties (vanuit de uitvoering) Lezing gepresenteerd op de leergang Teamcoaches Technische Advisering (Rijksgebouwendienst), Scheveningen, 28 oktober 1993. Schaefer, W.F.: Arbeid en milieu in het bouwkundig onderwijs. Begeleidingsgroep B4-Arbouw, Rotterdam, 8 september 1993. Schaefer, W.F.: Body of knowledge in construction. Project Management Institute - Nederland, Utrecht, 24 februari 1993. Schaefer, W. F. : The use of knowledge in construction. TOPIC-E, Rijswijk-HBG, 18 november 1993. Schmid, P.: Wetenschap en bewustzijn. 3rd International symposium on science and consciousness, Olympia, Greece, 7 januari 1993. (Ook induits en Engels). Schmid, P.: 140
Milieuaspecten binnen het ontwerpproces : van ontwerp tot sloop. NMC congres bouwen aan het milieu, Utrecht, 10 februari 1993. Schmid, P.: Integral bio-logical architecture Aberdeen, 23 februari 1993.
green building contribution.
Schmid, P.: In aktuelle Themen im Boccalini. 8. Talkrunde. Begrenzter Horizont oder grenzenloze Zukunft? : Humanes - Soziales - Katastrophales. Koln, Sonntag, 21 Marz 1993, Rundfunk Diskussionsrunde. Schmid, P.: Zonnebouw. ISES-Nederland - Holland Solar - NOVEM, 4e Nederlandse zonne-energie conferentie 1993, zonne-energie : het mondiale alternatief, Veldhoven, 1,2 april 1993. Schmid, P.: Umweltbewusstsein im Unterricht fur und von Dozenten an Padagogischen Hochschulen und Universitaten. Ein Lichtbildervortrag, TEP Teachers Training for Environmental Protection, Erfurt, Deutschland, 4. Mai 1993. Schmid, P.: Het huis van een andere toekomst. Symposium "Oplossingen voor milieuproblemen Universiteit Delft, 12 mei 1993.
felt of fabel?, Technische
Schmid, P.: Integrale bio-logische Architektur : Mensch- und umweltorientiertes Bauen. Technische Universitat Berlin, 8 juli 1993. Schmid, P.: The green architecture (of/for conversion problems) from an eco-logical economy towards an eco-logical economy. International congress environment for us and for generations to follow ecology and business - new conditions, Krasnoyarsk, Russia, July 27th Aug. 2nd, 1993. Schmid, P.: Consciousness, ecology, building, peace. 11th International (Svedala) symposium on ecological design (Az Integralis Bio-Logikus Epiteszet), Kaposvar, Hungary, 3-9 september 1993. Schmid, P.: Materiaalkeuze voor duurzaam bouwen en ontwerpen. Symposium over theorie en praktijk, Stichting Dispuut Utiliteitsbouw, Technische Universiteit Delft, Beurs van Berlage, Amsterdam, 4 november
1993. Schmid, P.: Duurzaam bouwen. BDG architecten en ingenieurs, Zwolle, 5 november 1993. Schmid, P.: 141
Menselijke dimensies en de milieuaspecten in de bouw. NIMA, NBVG, Marketing Bouw en Vastgoed Groep, Amsterdam, 23 november 1993. Schmid, P.: Integral bio-logical architecture. Teacher's training for environmental protection (Holistyczna bioarchitektura) Zielona Gora (P&dagogische Hochschule), Polen, 13 november 1993. Schmid, P.: Integrale bio-logische Architektur. Teacher's training for environmental protection, Ostrawa University of Technology, Tsjechie, 16 november 1993. Schmid, P.: Integral bio-logical architecture. Teacher's training for environmental protection, Banska Bystrica University of Technology, Slovakije, 17 november 1993. Schmid, P.: Integral bio-logical architecture I : a path, from the parts, towards a whole, Gala-building system. BME Budapest University of Technology, 2 december 1993. Schmid, P.: Human-ecological building within environment : integral bio-logical architecture (inhimillinen ymparistoon sopeutuva ja kestavaan kehitykseen perustuva rakentamlnen) Helsinki, Finland, 2 maart 1993. Schmid, P.: Keys for a built harmony. XXIth IAHS housing congress, South-Africa, 10-14 mel 1993 Schmid, P.: A solution for mass housing. International symposium on urban housing construction, Suszhou, China, 2-6 november 1993. Schmid, P.: Duurzaam bouwen. BDG architecten en ingenieurs, Zwolle, 5 november 1993. Schmid, P.: Is there an end to nuclear armament? Opgenomen in bet verslag van de discussiebijeenkomst 'Einde kernbewapening in zicht ?' georganiseerd door de bestuurscie. Vredescentrum TUE, 4.9.93. Schulte, E.: Schulte, specialist in hergebruik : herbestemming van oude gebouwen is ingewikkeld, niet perse duurder. In: Agora, september 1993, pp. 4-6. Interview met Rosemarie Maas, redaktrice van het tijdschrift Agora. Schulte, E.: 142
Centrum voor Bouw- en Civiele Techniek te vestigen in de gebouwen van de voormalige Westergasfabriek te Amsterdam. Lezing gehouden in de reeks capita selecta PT te Eindhoven op 17 maart 1993. Schulte, E.: Herbestemming industrieel erfgoed. Lezing voor de Federatie Industrieel Erfgoed Nederland, Winschoten, 11 juni 1993. Schulte, E.: Hergebruik industriee1 erfgoed : gebouw Mercurius. Lezing voor Histechnica/Kivi, afd. geschiedenis der techniek, Zaandam, 2 oktober 1993. Schulte, E.: Ko11ege herbestemming gebouwen. Instituut voor Conservatie en Restauratie (ICR) van bet St. Lucasinstituut voor Architektuur, Gent, 27 november 1992. Schulte, E.: Creeer ruimte voor verbee1dingskracht. Interview gepubliceerd in: Hergebruik en herbestemming gebouwen van p1anontwikkeling - Rijswijk, BTB, januari 1992.
een zaak
Smeets, J.: Marktpositionering van bet woningbezit : instrumenten voor positionering en beheer. Inleiding t.b.v. de functionarissen-bijeenkomst hoofden technische dienst, georganiseerd door de NWR, Tilburg 10.02.1993. Tempelmans Plat, H.: Exploitation costs and quantity surveying. Lezing gepresenteerd op bet Quantity surveying colloquium, University of Westminster, London (UK) op 5 maart 1993. Tempelmans Plat, H.: Consequences of exploitation costs for design and construction. Lezing en paper gepresenteerd op bet Construction management colloquium, University of Westminster, Landen (UK) op 4 maart 1993. Tempelmans Plat, H.: Beleggen in en instandhouden van onroerend goed. Lezing gepresenteerd op de VGM (makelaars)bijeenkomst te Amersfoort op 9 december 1992. Georganiseerd door Damen Consultants. Tempelmans Plat, H.: Economic data : all agents connected by one data base (report on theme 2) Lezing gepresenteerd op het international symposium on economic evaluation and the built environment, Lissabon, 6-10 september 1993. Tempelmans Plat, H.: Need for techniques to create flexible buildings? : cost calculation as basis for decision making! Lezing gepresenteerd op de IHS-workshop, Rotterdam, 6 mei 1992.
143
Tempelmans Plat, H.: Housing facilities and cost information. Lezing gepresenteerd op de CIB WS5-werkbijeenkomst, Genua (Italie), 10 september 1992. Westra, J.: Diverse lezingen in de reeks Bouwtechniek, blok 12, Technische Universiteit Delft, Westra, J.: De separatie. Inleiding bij bet thema "Binnenwanden", Booosting, Hilversum, 27 januari 1993. Westra, J.: Voorbij de grens. Inleiding bij bet thema "Beton en Voorbij", Booosting, Wilnis, 07 april 1993. Westra, J.: Het bouwprodukt. Bijdrage in de reader en lezing bij de workshop "Architectuur maken II", Technische Universiteit Delft, afstudeerrichting bouwtechnologie, Delft, 17, 19-25 mei 1993. Westra, J.: Japanse prefab. Lezing voor Cheops, Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven, 24 mei 1993 Westra, J.: Voorstellen, voorbereiden, voorkoken. Inleiding bij bet thema "Het grote architectenbureau", Booosting, Dordrecht, EGM, 10 juni 1993. Westra, J.: Het werk zelf. Academie St. Joost, Breda, 23 juni 1993. Lezing studiedag studenten. Westra, J.: Dankzij of ondanks. BMGT, TUE, 31 augustus 1993. Keynote lezing symposium "Domotica opent deuren." Westra, J.: Produktontwikkeling in teamverband. Booosting, Hilversum, 14 september 1993. Inleiding bij bet thema "Produktontwikkeling." Westra, J.: Kwaliteit en actualiteit in de architectuur. Akademie van Bouwkunst, Tilburg, 14 september 1993. Lezing in bet actualiteiten programma. Westra, J.: Concept en technologie. 144
Booosting, Alcoa, Drunen, 28 september 1993. Inleiding bij het thema "Gevelarchitectuur." Westra, J.: Booosting in beeld. Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven, 15 oktober 1993. Lezing voor SUPport. Westra, J.: Architectural engineering: de noodzaak voorbij. Booosting, Octatube, Rotterdam, 19 oktober 1993. Lezing in het Nederlands Architectuur Instituut. Westra, J.: Ogenschijnlijk. Booosting, TUE, Eindhoven, 9 november 1993. Inleiding bij het thema "Virtual reality." Westra, J.: Housing for who. SPO GM, Technische Universiteit Eindhoven, 24 november 1993. Lezing international course on gerontechnology. Westra, J.: De clue van cladding. Booosting, Plastica, Waalwijk, 14 december 1993. Inleiding bij het thema "Volkernbeplating in de bouw."
145
STEW
STaal En Woningbouw Het eigentijdse wonen en een rationele modere bouwmethode J. Westra
146
4.
ONTWERPSYSTEMEN
Algemene gegevens: Code VF-programma: Programmaleiders: Wetenschapsgebied: ISN-code: NABS-toepassingsgebied Deelnemende vakgroepen: Aanvang - einde: Omvang taakstelling:
Bll4 (TUE-BOU-114.89.28) prof.dr H.J.P. Timmermans en prof.dr ir. M.F.Th. Bax 3399, 3305 N022, N0211 BAU, W&MW 1989 - 1993 9.9 fte wp le geldstroom
Doel-jprobleemstelling: In de terminologie van Nobel-prijs winnaar Simon is Bouwkunde een 'Science of the Artificial'. Dit betekent dat het wetenschappelijk karakter van deze discipline niet schuilt in het formuleren van theorieen over bepaalde natuurverschijnselen, maar in het ontwikkelen van een methodisch-technisch instrumentarium ter onderbouwing van ontwerpbeslissingen. Enerzijds betreft dit methoden en technieken, die als hulpmiddelen fungeren bij het structureren van complexe ontwerpopgaven (ontwerpmethoden, multicriteria evaluatie-methoden, grafische informatieverwerking, post-occupancy evaluation, planningstechnieken, etc.). Anderzijds gaat het om methoden, technieken en modellen met behulp waarvan de gevolgen van bepaalde ontwerpbeslissingen nagegaan kunnen worden of oplossingen, die voldoen aan bepaalde voorwaarden, gegenereerd kunnen worden (bijvoorbeeld impact analyse, optimalisatiemodellen). Dit alles is gericht op het zo doelmatig en inzichtelijk mogelijk maken van ontwerp- en planvormingsprocessen teneinde de inbreng van betrokken partijen te coordineren, conflicten en vertragingen zoveel mogelijk te vermijden, kwaliteit voor de gebruikers te verhogen en kosten te minimaliseren.
In de lijn van deze opvatting stelt het VF-programma 'Ontwerp-systemen' zich ten doel methoden, technieken, modellen en computersystemen te ontwikkelen, die ontwerp- en planvormingsprocessen op verschillende schaalniveaus doelmatig en inzichtelijk maken. Centraal daarbij staat de verbetering van bestaande methoden, technieken en modellen en het ontwikkelen van nieuwe. Waar mogelijk en relevant zal dit instrumentarium worden getntegreerd in CAD, decision support en expert systemen. De gedachten gaan hierbij uit naar zowel getntegreerde systemen als naar systemen voor meer enkelvoudige toepassingen. Binnen het programma zijn verschillende vormen van onderzoek te onderscheiden: (a) BASISONDERZOEK: Dit type van onderzoek stelt zich tot doel de bruikbaarheid van reeds ontwikkelde methoden en technieken voor bouwkundige problemen (tekensystemen, computersimulatie, wiskundige modellen etc.) te evalueren en software daarvoor te ontwikkelen of aan te passen. Onder deze categorie valt ook het meer fundamentele onderzoek, dat van potentieel belang is voor andere projecten uit het programma, en het onderzoek op het gebied van de ontwerptheorie.
147
(b) ONTWIKKELINGSONDERZOEK: Hieronder valt het onderzoek dat zich richt op de verbetering van bestaande en de ontwikkeling van nieuwe methoden, technieken, modellen en computersystemen ter ondersteuning van ontwerpprocessen op verschillende bouwkundige schaalniveaus. Dit vormt bet belangrijkste onderdeel van het programma, het betreft het grensverleggende onderzoek. (c) TOEGEPAST ONDERZOEK: Dit onderzoek kenmerkt zich door de toepassing van het ontwikkelde instrumentarium in de praktijk in de vorm van contractresearch, onderwijs en samenwerkingen, inclusief de transfer van ontwikkelde kennis en instrumentarium via de meest geschikte kanalen binnen de discipline.
148
Promotieonderzoek lste geldstroom: ir. H.H. Achten:
Generic grid lste promotor: prof.dr.ir. M.F.Th. Bax
drs. A.P.M. van Bakel:
Ontwerpstijlen 2de promotor: prof.dr. P.J. Hettema (Tilburg) en prof.ir. H. Wagter
ir. A.W.J. Borgers:
Context-gevoelige ruimtelijke keuzemodellen lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans 2de promotor: prof.dr. N. Wrigley (University of Wales, Institute of Science and Technology)
ir. B.C.C. Dellaert:
Modelleren van sequentiele beslissings- en keuzeprocessen lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
ir. J. van Leeuwen:
Ontwikkelingsmethoden voor bouwkundige informatiesystemen lste promotor: prof. H. Wagter
drs. H. Oppewal:
Dynamiek in de stedelijke detailhandelsector en keuzemodellen, gebaseerd op conjuncte metingen lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans 2de promotor: prof.dr. J.J. Louviere (Edmonton)
drs. M.P. Stemerding:
Tijdruimtelijke constraints en opportunities van recreatief gedrag lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans 2de promotor: prof.dr. Th.A.M. Beckers
ir. B. de Vries:
Data modelling in the architectural, engineering and construction environment lste promotor: prof.ir. H. Wagter 2de promotor: prof.dr. K.M. van Hee (fac. Wiskunde en Informatica)
ir. M.H. de Vries:
CAAD in de schetsontwerpfase lste promotor: prof.ir. H. Wagter
2de geldstroom: drs. T. Arentze:
Decision support system voor lokatieplanning lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
ir. D.E. Ettema:
Modelleren van aktiviteitensystemen lste promotor: prof. dr. H.J.P. Timmermans
ir.A.D.A.M. Kemperman:
Tijd-ruimte aspecten bij het bezoek van attractiepunten: Thema-parken lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
149
drs. E.J.E. Molin:
Groepsmatige ruimtelijke keuze- en beslissingsmodellen lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
drs. L.E.v.Noortwijk:
Woninggedrag van huishoudens ontstaan uit echtscheiding lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans 2de promotor: prof.dr F. Dieleman (Utrecht)
drs.ir.J. Teklenburg:
Verbetering en toetsing space-syntax methode lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans co-promotor: dr.ir. A.F. van Wagenberg (W&MW)
drs. M.H. Veenendaal:
Datagrafische heuristiek lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
3de geldstroomjexterne promovendi: ir. F.M.J. v.d. Linden: Patronen en morfologie van bouwelementen voor close packing van dome-oppervlakken naar voorbeeld van phylotaxis en morfogenese van primordia op de apex van composieten. lste promotor: prof.ir. H. Wagter drs. L. Lucardie:
A functional approach to realizing decision support systems in regulation management lste promotor: prof. dr. H.J.P. Timmermans
ir. F. Sanders:
Computersimulatie en city-management lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
drs. A. op 't Veld:
Een kennissysteem voor woning-aantalplanning promotoren: prof.dr. B. van der Knaap (Erasmus) en prof.dr. H.J.P. Timmermans
drs. D.J. Vriens:
Kwalitatieve procesmodellen als onderdeel van beslissingsondersteunende systemen t.b.v. lokatiebeslissingen lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans co-promotor: dr. A.G.H. van der Smagt
drs. F.J.A. Witlox:
De problematiek van de vestigingsplaatskeuze van bedrijven: theorie en praktijk lste promotor: prof.dr. H.J.P. Timmermans
In 1993 zijn de volgende promotieonderzoeken afgerond: drs. Y. de Vijvere:
Decompositionele keuzemodellen en woningmarktgedrag promotoren: prof.dr. H. Beguin (Louvain-la-Neuve, Belgie) en prof.dr. H.J.P. Timmermans
150
Onderzoekers: le geldstroom: w.p. drs. A.P.M. van Bakel prof.dr. ir. M.F.T. Bax dr.ir. J.T. Boekholt ir. A.W.J. Borgers ir. J.C. Carp ing. R. Daru, arch HfG ir. B. Dellaert ir. P.J.M. Dinjens E.J. Hacfoort, arch. hbo drs. H. Oppewal ir. M. Prins ir. G.T.A. Smeltzer drs. M. Stemerding prof.dr. H.J.P. Timmermans dr.ir. H.M.G.J. Trum {Bwk, IVO-TUE) dr. K.J. Veldhuisen ir. M.H. de Vries dr. ir. A.F. van Wagenberg (W&MW, vakgroep PeTiT) prof.ir. H. Wagter ir. J. v.d. Wetering n.w.p. ing. J. Dijkstra ing. W.A. Roelen drs. ing. P.J.H.J. van der Waerden L. v. Veghel S.A. Burna 2e geldstroom: w.p drs. T. Arentze ir. D. Ettema ir. A.D.A.M. Kemperman drs. E.J.E. Molin drs. L. van Noortwijk drs. ir. J. Teklenburg drs. M.H. Veenendaal 3e geldstroom: w.p. dr. W. Heijs drs. G.L. Lucardie ir. R.H.M. van Zutphen dr. W.T.C.F. Adams n.w.p. ing. P.Th. v. Boxtel S.G.M. van Kol
151
4.1
Basisonderzoek
Het basisonderzoek betreft het meer fundamentele onderzoek dat een algemeen kader vormt voor de ontwikke1de systemen, mode11en en methodieken. Een onderscheid kan worden gemaakt in ontwerptheoretische projecten en methodologische projecten. 4.1.1.
Ontwerptheorie
Hieronder vallen de vo1gende projecten: 4.1.1.1. Domeinentheorie 4.1.1.2. Architectural Management 4.1.1.3. Ontwerpstij1en 4.1.1.4. CAAD in de schetsontwerpfase 4.1.1.5. Bouwknoop Het betreft hier alle projecten waarin theorieen over ontwerpprocessen worden ontwikke1d. De projecten zijn complementair in die zin dat het accent in de verschi11ende projecten anders 1igt. In het kader van 4.1.1.1. is de benadering normatief: het gaat om het opste1len van een complexe taxonomie voor de beschrijving van bouwkundige toestanden in re1atie tot de daarbij behorende processen. In project 4.1.1.2. wordt dit nader uitgewerkt tot het probleem van het integrerend ontwerpen. Bij project 4.1.1.3. wordt daarentegen juist een empirische werkwijze gehanteerd. Project 4.1.1.4. spitst een en ander toe op de beginfase van het ontwerpproces en tracht een koppeling te leggen met een formalisatie van ontwerpgegevens. Het project Bouwknoop tens1otte ontwikkelt een specifieke theorie op het gebied van bouwkundige samenwerkingssituaties. 4.1.1.1.
Domeinentheorie
Onderzoekers:
Prof.dr.ir. M.F.Th. Bax; dr.ir. H.J.M. Trum; ir. J.C. Carp
Doel-jprobleemstelling Het onderzoek betreft de ontwikkeling van een ontwerptheorie waarmee omvang en geleding van het vakgebied van de bouwkunde beschreven worden als een complexe taxonomie voor de beschrijving van bouwkundige toestanden in relatie tot de processen waarmee zij tot stand gebracht en in stand gehouden worden. Tevens wordt deze taxonomie bezien op zijn geldigheid voor andere dan specifiek bouwkundige ontwerpprocessen. Het onderzoek dient als paraplu voor incidenteel onderzoek dat op de lange termijn bijdraagt aan de ontwikkeling van de theorie. Voortgang 1993 De taxonomie is in het verslagjaar verder ontwikkeld. In een voordracht bij gelegenheid van een door het IVO georganiseerd seminar Ontwerpmethodologie werd aans1uiting gevonden met de fi1osofie van Charles Peirce; dat ge1dt met name voor de Vorm-Functie-Proces-triarchie. In een viertal internationale conferenties zijn de resultaten gepresenteerd en bediscussieerd: EuropiA, tweemaa1 EAAE, en ECAADE. De taxonomie wordt toegepast binnen het algemeen op1eidingsprogramma voor de tweede-fase-ontwerpersopleiding en in de post-doctorale beroepsop1eiding voor projectleiders in de bouw van de TSM. De werkzaamheden aan een EC-taxonomieboek zijn om budgettaire redenen niet voortgezet. 152
Programma 1994 Implementatie van de taxonomie in het onderwijsprograrnrna van de faculteit. Verdere implementatie in andere technologische ontwerpgebieden. Binnen de Europese lidstaten wordt een enquete uitgevoerd, waarmee aan de hand van de taxonomie het opleidingsprofiel in kaart gebracht wordt; de bedoeling is ook tot een kwantitatieve grondslag voor architectenopleidingen te komen. Hierover zal in de DDSS-conferentie in Vaals gerapporteerd worden. Verwachtingen 1995, 1996 Voortzetting implementatie, van de taxonomie in het onderwijsprograrnrna van de faculteit. Voortzetting implementatie in andere technologische ontwerpgebieden. Mogelijke presentatie van ontwikkelingen en ervaringen op internationale conferenties. 4.1.1.2
Architectural Management
Onderzoeker: dr.ir. M. Prins
Doel-jprobleemstelling Architectural management kan worden gedefinieerd als alle prograrnrnerende en beheers activiteiten in alle fasen van het bouwkundige ontwerpproces, met als doel de beste, -of gewenste- kwaliteit te verkrijgen voor een specifiek bouwwerk. Er is nog betrekkelijk weinig consensus over een eenduidige afbakening van het onderzoeksveld met betrekking tot architectural management. Het onderhavige onderzoek probeert een systematisch model van het onderzoeksgebied te specificeren dat de grenzen en overlappingen met andere onderzoeksgebieden vastlegt. Met het model kan bestaande kennis en methoden en technieken op dit gebied worden geclassificeerd. Het resultaat van het onderzoek zal onder meer bestaan uit een instrument voor architecten waaruit op grond van type activiteiten en procesfasen geschikte management tools en technieken worden aangereikt die het ontwerpproces faciliteren. Dit onderzoek wordt uitgevoerd a1s pilot-project binnen de CIB-W96 Architectural Management werkgroep en wordt uitgevoerd in samenwerking met de Stichting Bouwresearch, de BNA en EGM-Onderzoek BV. Voortgang 1993 In 1993 is het eerste congres van de GIB W96 Architectural Management werkgemeenschap georganiseerd aan de TUE. De proceedings hiervan zijn geredigeerd, en uitgegeven door de TUE. Op dit congres is een paper gepresenteerd die een eerste aanzet vormt tot de beoogde mode1vorming. Op het tweede congres van de werkgemeenschap in Antwerpen heeft deze paper een vervolg gekregen. Programma 1994 De twee aanzetten tot modelvorming uit 1993, zullen worden getoetst op hun praktische bruikbaarheid als middel om bestaande kennis te classificeren (paper te presenteren in maart op het congres in Florence) en om methoden, technieken en tools te inventariseren en te ordenen naar procesfasen waarin deze kunnen worden ge1mp1ementeerd (paper te presenteren in oktober op het congres in Nottingham). Vervolgens zal in een slotpublicatie in 1995, het Meta-modelling programma worden afgerond. 4.1.1.3.
Ontwerpstij1en 153
Onderzoekers:
drs. A.P.M. van Bakel; ing. R. Daru, arch. HfG; prof.dr. P.J. Hettema (KUB-Tilburg); prof.dr.ir. M.F.T. Bax; prof.dr. H.J.P. Timmermans; prof.ir. H. Wagter
Doel-jprobleemstelling Dit SOBU-promotie-onderzoek beoogt zowel inzicht te verschaffen in het proces van het ontwerpen in meer algemene zin, als een nadere definiering te geven van individuele accenten: de ontwerpwerkstijlen. Het onderscheiden van ontwerpwerkstijlen vindt plaats aan de hand van persoonlijkheidsvariabelen. Een en ander moet leiden tot de constructie van een SAQ (Style Assessment Questionaire) voor de identificatie van de ontwerpstrategie van een architect. Deze kennis en vragenlijst kan gebruikt worden voor de didaktiek van bet ontwerponderwijs en voor de ontwikkeling van ontwerp-ondersteunende programmatuur. Voortgang 1993 Afronding van het empirisch gedeelte van bet onderzoek en verwerking van verkregen gegevens. Ontwikkeling van een eerste implementatie voor zowel de verkenning als identificatie van object- en subjectstijlen door middel van gerichte vragen via een 'computer aided learning' omgeving met visualisaties. Programma 1994 Redactie van dissertatie en promotie. Verwachtingen 1995, 1996 Formulering van aansluitend onderzoek op bet gebied van a) ontwerptactieken van architecten en b) van de relatie tussen werkstijlen van architecten en de architectonische stijl van hun ontwerpen. Naar aanleiding van a) en b) een verdere uitwerking van de 'gevisualiseerde computer aided learning' omgeving voor de verkenning en identificatie van zowel object- als subjectstijlen bij architecten en architectuurstudenten. 4.1.1.4.
CAAD in de schetsontwerpfase
Onderzoekers:
ir. M.H. de Vries, prof.ir. H. Wagter
Doel-jprobleemstelling CAAD hulpmiddelen kunnen bet meest effectief benut worden in de eerste fase van bet ontwerpproces. Bestaande hulpmiddelen zijn hiervoor ecbter niet geschikt omdat ze exacte gegevens vereisen. Door de structuur van bet ontwerpproces zijn die echter in die fase niet voorbanden. Het ontbreekt aan voldoende tbeoretische kennis over die fase van bet ontwerpproces om dergelijke bulpmiddelen te kunnen ontwikkelen. Het onderzoek houdt zicb bezig met bet realiseren van een prototype van een architectonisch antwerpprogramma voor de eerste fase. Daartoe moet een gegevensmodel worden beschreven, gebaseerd op arcbitectonische en ontwerptheoretische uitgangspunten, waarmee conceptuele ontwerpinformatie kan worden geformaliseerd. Dit gegevensmodel dient zo nauw mogelijk aan te sluiten bij bet denkmodel van de ontwerpers. Het onderzoek heeft een looptijd van vier jaar en wordt afgerond met een promotie. Voortgang 1993 In 1993 is gewerkt aan het gegevensmodel. De nadruk is daarbij komen te liggen op het gebruik van dit model t.b.v. redeneringen. Met andere woorden 154
niet een passief gebouwmodel, maar een actief systeem dat in staat is zowel gebouwinformatie te registreren, alsmede ook deze informatie actief te gebruiken voor schetsinterpretatie.
ProgralliiiJ.a 1994 Afronding van het onderzoek wordt verwacht in de 2e he1ft van 1994. De nadruk voor het komende jaar komt daarom te liggen op afronding en verslaglegging. 4.1.1.5.
Bouwknoop
Onderzoekers:
prof.dr.ir. M.F.Th. Bax; prof.mag.arch. P. Schmid; ir. J.C. Carp; K. Links; ir. J. Olie; ir. B. Kruishoop in samenwerking met de faculteit Bouwkunde (OBOM) van de TUD en TNO/IBBC
Doel-jprobleemstelling Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de IOP-Bouw en betreft de ontwikke1ing van een methode, waarmee in een spe1situatie a11e partijen betrokken bij een zogenaamde bouwknoop op bedrijfstakniveau afspraken kunnen maken over formele, functionele en temporele randvoorwaarden die een ondernemingsgewijze, projectongebonden ontwikke1ing van bouwproducten, die in zo'n Bouwknoop samenkomen, mogelijk maken. De taak van de TUE in het onderzoek is gericht op de ontwikke1ing van de methode zelf en op de temporele randvoorwaarden. Het onderzoek heeft geleid tot twee publicaties: 1. "De Bouwknoop", TU Delft, TNO Rijswijk, TU Eindhoven, maart 1990, ISBN 90-386-0001-1 2. "Praktijkintroductie 'De Bouwknoop'" VG Bouw Zoetermeer, TU Eindhoven, oktober 1992, ISBN 90-6814-036-1
Voortgang 1993 Binnen het project is medewerking ver1eend aan het promotiewerk van Olie; hierover wordt onder een ander project gerapporteerd. In aansluiting op het project is door Bax en Carp redactionele medewerking verleend aan de komende publicatie "De Dakatlas" van SMD uitgevers te Leiden. ProgralliiiJ.a 1994 Het project wordt voorgezet met de nadruk op het tot standbrengen van een geinformaticeerde leeromgeving gericht op de ondersteuning van het beslissingsspel Methode. TNO-Bouw zoekt samen met TUE en TUD (OBOM) naar een adequate financiering. 4.1.2.
Methodologische projecten
De nadruk bij deze projecten valt op een nadere analyse van bepaalde methodologische aspecten, die van belang zLJn voor een of meer van de ontwikkelings- en toepassingenprojecten. Hieronder vallen: 4.1.2.1. 4.1.2.2.
Modelbenaderingen, decision support systemen en ontwerp/planningsproblemen (afgerond) Datagraphics (afgerond) 155
4.1.2.3. 4.1.2.4. 4.1.2.5. 4.1.2.6. 4.1.2.7. 4.1.2.8. 4.1.2.9.
Datagrafische heuristiek Evaluatie van omgevingen (afgerond) Programma's van eisen voor gebouwen (afgerond) The analysis of environmental design behaviour (afgerond) Facility management (afgerond) Modellen voor sequentiele beslissingen Groepsmatige ruimtelijke keuze- en beslissingsmodellen
Voor al deze projecten geldt dat hun resultaat betrokken wordt in de projecten genoemd onder 4.2. Verder dient opgemerkt te worden dat deze indeling uiteraard niet inhoudt dat in het kader van de projecten genoemd onder 4.2. geen fundamentele problemen opgelost hoeven te worden. 4.1.2.3.
Datagrafische heuristiek, theorie
Onderzoekers:
drs. M.H. Veenendaal; ing. R. Daru, arch. HfG; prof.dr. H.J.P. Timmermans; dr. W.T.C.F. Adams; drs. A.P.M. van Bakel
Doel-jprob1eemste11ing Doel van dit (SRO)/ STW-promotie-onderzoek is om meer kennis en inzicht te verwerven in de perceptieve en verstandelijke gis- en vindprocesssen van visuele denkers bij het zoeken naar grafische patronen in gevisualiseerde datasets, gegeven aanleg en competentie-niveau van het type bouwkundige gebruiker, resp. type en moelijkheidsgraad van het bouwkundige analyse-, ontwerp- en/of evaluatieprobleem. Het onderzoek is gericht op het ontdekken van heuristieken in de manier waarop een visuele denker komt tot een bepaalde optimale ordening in een grafisch aangeboden data-set. De verworven kennis 1aat zich ook op andere vakgebieden toepassen, overal daar waar het nuttig is gecorreleerde gegevens te visualiseren en grafisch-interaktief te bewerken. Voortgang 1993 Uitwerking van het empirisch gedeelte van het onderzoek en van de rol van zoekalgoritmen in vergelijking met de menselijke heuristiek. Overleg met gebruikersgroep. Programma 1994 Verdere uitwerking en vooral uitvoering van het empirisch gedeelte van het onderzoek en bewerking van verkregen gegevens. Ontwikkeling en implementatie van een niet-p1anaire grafen indicator, naast de bestaande succesindicator. Overleg met gebruikersgroep. Verwachtingen 1995, 1996 Afronding van het onderzoek en redactie van dissertatie en promotie. 4.1.2.3.
Datagrafische heuristiek, ontwikkelingswerk
Onderzoekers:
dr. W.T.C.F. Adams, ing. R. Daru, arch. HfG, ir. C. Popescu, drs. M.H. Veenendaal
Doel-jprobleemste11ing Doel van dit project is om ruimtelijke denkers (bij het omgaan met alfanumerieke gegevens) een alternatief te bieden van een zo compleet en ergono156
misch verantwoord mogelijk aanbod aan computer-ondersteunde, visueelgrafische middelen, om het tekort daaraan te compenseren. Toepassingen liggen op de gebieden van het architectonische ontwerpen, de monumentenzorg, de facility (space) planning, het grafische schetsprotocol onderzoek, de space syntax en de orientatieproblematiek in gebouwen.
Voortgang 1993 Voortzetting van de ontwikkeling van (sub)routines in een CAD omgeving en de koppeling daarvan met de ontwikkelde programmatuur voor de grafische bewerking van data- en combinatiematrices. Implementatie via gevalstudies binnen de praktijk van de regionale directies van de Rijksgebouwendienst en kennisoverdracht via cursussen en andere ondersteuningsactiviteiten. In het kader van de 2e fase ontwerpersopleiding is een algemene verkenning uitgevoerd van de toepassingsmogelijkheden binnen de diverse bouw- en facility plannings-processen. Programma 1994 Omzetting van de huidige software versie (ontwikkeld in de professionele programmeer-omgeving van de Apple Macintosh) in het Microsoft programma Excel (waarvan de jongste versie script-mogelijkheden biedt, die voor de implementatie van ons programma noodzakelijk zijn). Daarmee ontstaat een platform-onafhankelijker applicatie, die over en weer te gebruiken is in zowel Macintosh- als Windowsgestuurde omgevingen.
Verwachtingen 1995, 1996 Dit project circuleert als Nederlands EuroCare voorstel binnen Eureka verband in diverse Europese landen. Doel van het voorstel is om de programmatuur aan te passen voor het efficient opsporen van knelpunten bij de compatibiliteits-vergelijking tussen monumenten en organisaties. 4.1.2.8.
Modellen voor sequentiele beslissingen
Onderzoekers:
ir. B. Dellaert; prof. dr. H.J.P. Timmermans
Doeljprobleemstelling Vrijwel alle modellen die in het kader van keuzeproblemen in planvorming worden gebruikt gaan uit van de veronderstelling van enkelvoudige keuzes. Vaak worden keuzes echter in onderlinge samenhang genomen. Dit promotieproject stelt zich ten doel modellen te ontwikkelen voor de voorspelling van sequentiele beslissingen. Voortgang 1993 Nadat in de winter een uitvoerige simulatiestudie is uitgevoerd om de modelopzet te toetsen is in het voorjaar de enquete voor de eerste case ontwikkeld. In deze enquete zijn respondenten in de regio Eindhoven benaderd met vragen over stedentrips in Nederland, Belgie en Duitsland. In de enquete kwamen zowel aspecten van de stedelijk omgeving aan bod als van het vervoer naar de steden toe. Op basis van de gegevens uit de enquete kon het ontwikkelde model voor tweevoudige sequentiele keuzes worden getoetst. Het bleek dat het geformuleerde model tot significante verbeteringen leidde ten opzichte van modellen voor enkelvoudige keuzes. Inhoudelijk heeft de enquete daarnaast bij kunnen dragen aan een beter inzicht in de factoren die voor toeristen van belang zijn bij het maken van stedentrips en het imago dat verschillende steden in Nederland, Belgie en Duitsland hebben als toeristische bestemming. 157
De resultaten van de simulatiestudie zijn gepresenteerd op bet jaarlijkse congres van de Travel en Tourism Research Association (TTRA) en de resultaten van de modeltoets op bet Europese congres van de commissie voor mathematische modellen van de International Geographical Union (IGU). Daarnaast is een rapportage verricht aan de subsidiegever voor de enquete, bet ministerie van Economische Zaken en zijn papers ter publicatie aangeboden aan twee internationale wetenschappelijke tijdschriften en een Nederlandstalig vaktijdschrift. In de loop van bet jaar is een tweede onderzoeksproject opgestart naar aanbodafhankelijke sequentiele keuzes in toerisme en recreatie. Een theoretisch kader voor dit project is gepresenteerd op de planologische discussiedagen. Eind 1993 is een aanzet ontwikkeld voor de tweede case studie in dit project. Programma 1994 In de eerste maanden van 1994 zal een verkennende kwalitatieve studie worden uitgevoerd voor de tweede case studie van het project. Deze zal ingaan op bet sequentiele keuzeproces van toeristen bij bet doorlopen van een activiteitenprogramma in de stad. Min of meer gelijktijdig zal de model- en designontwikkeling plaatsvinden voor dot tweede project. Het ligt in de bedoeling om de enquetes voor bet project af te nemen in de periode april-mel van dit jaar, omdat dit de periode is waarin de meeste stedentrips worden geboekt. Waarschijnlijk zal een aanzienlijk deel van enquetes afgenomen kunnen worden in samenwerking met een grote toeroperator, zodat gericht een bepaalde doelgroep kan worden benaderd. In de zomer van 1994 zal de analyse van de resultaten plaatsvinden, die in bet najaar op een internationaal congres zullen worden gepresenteerd. Na rapportage van de resultaten zal begonnen worden met bet proefschrift. Verwachtingen 1995, 1996 Het project zal in bet voorjaar van 1995 worden afgesloten met de afronding van bet proefschrift. 4.1.2.9.
Groepsmatige ruimtelijke keuze- en beslissingsmodellen
Onderzoekers:
drs. E.J.E. Molin; prof.dr. H.J.P. Timmermans; drs. H.Oppewal; ir. A.W.J. Borgers
Doe1-jprob1eemstelling De stated preference benadering is een methode geschikt voor het modelleren van keuze- en beslissingsprocessen van individuen. Vele ruimtelijke keuzes en beslissingen worden echter niet door individuen aileen genomen, maar door meerdere personen tegelijk. Voorbeelden hiervan zijn bet kopen van een huis of de schoolkeuze van de kinderen. De centrale vraag in dit door NWO gefinancierde project is of de stated preference benadering te generaliseren is tot een benadering die ook geschikt is voor de bestudering van meerpersoons ruimtelijke keuze- en beslissingsprocesessen. Het doel is te komen tot een benadering (theorie, modellen, meetprocedures en statistische analyse) voor bet beschrijven en voorspellen van ruimtelijke keuze- en beslissingsprocessen van groepen, gebaseerd op de methodologische en statistische principes van de stated preference benadering. Voortgang 1993 In bet voorjaar van 1993 zijn enkele alternatieve modellen ontwikkeld. Deze modellen zijn gebaseerd op de hierarchische informatie integratie benadering, een stated preference variant geschikt voor het modelleren van 158
complexe beslissingsprocessen. Voor een eerste toetsing en vergelijking van deze modellen werd in de tweede helft van 1993 een onderzoek opgestart onder woongroepen in Nijmegen. Onderzocht werd in hoeverre de ontwikkelde modellen: (a) in staat zijn de groepsvoorkeuren in kaart te brengen en (b) de groepsvoorkeuren in nieuwe situaties kunnen voorspellen. Riertoe werden ad random vijf methodes verdeeld over de deelnemende woongroepen. Ret onderzoek is opgedeeld in twee fasen: een schriftelijke vragenlijst waarin ieder groepslid of een subgroep afzonderlijk een experimentele taak uitvoert en een groepsinterview waarin de gehele groep gezamenlijk een taak uitvoert. Daarmee kan worden nagegaan in hoeverre de modellen die gebaseerd zijn op de groepstaak, beter de groepsvoorkeur kunnen voorspellen dan de modellen die !outer gebaseerd zijn op individuele- of subgroeptaken. In het najaar van 1993 werden de gegevens verwerkt en geschikt gemaakt voor analyse.
Programma 1994 In de eerste helft van 1994 zullen de gegevens van bet woongroepen-onderzoek worden geanalyseerd. De resultaten zullen onder meer worden gepresenteerd op een internationaal congres over housing in september 1994. De analyse zal uitwijzen welke methode het best in staat is groepsmatige ruimtelijke keuzes te beschrijven en te voorspellen. Deze methode zal nader worden ontwikkeld en getest in een grootschalig onderzoek, waarschijnlijk een onderzoek naar de schoolkeuze van kinderen na de lagere school. Dit onderwerp biedt mogelijkheden om de met bet model voorspelde keuzes achteraf te vergelijken met de werkelijk gemaakte keuzes. Dit onderzoek zal medio 1994 worden opgestart. Verwachting 1995, 1996 De resultaten van bet tweede onderzoek zullen in 1995 worden gepubliceerd. Verder zal bet eindverslag worden geschreven in de vorm van een proefschrift. Ret project loopt tot november 1995.
159
4.2
De ontwikkeling en toepassing van modellen en computer-systemen.
Het betreft de volgende kaders: 4.2.1 Bouwkundige informatie en kennissystemen 4.2.2 Ontwerpondersteunende computersystemen voor gebouwen 4.2.3 Ontwerpondersteunende computersystemen voor de stedebouwkundige planologie 4.2.4 Uitvoeringondersteunende computersystemen 4.2.1 Bouwkundige informatie en kennissystemen Hieronder vallen de volgende projecten: 4.2.1.1.
4.2.1.5.
Datavisie Geintegreerde informatieverwerking/computer graphics en registreren Architect en tekensystemen Patronen Visualisatie
4.2.1.1.
Datavisie
4.2.1.2. 4.2.1.3. 4.2.1.4.
Onderzoekers:
ing. R. Daru, arch. HfG
Doel-jprobleemstelling Doel van dit demonstratieproject is, het gegevensmanagement voor (ge)bouwprojecten te informatiseren volgens de principes, die in de vorm van contractwerk geformuleerd werden in de NVN 2574 van het NNI. Voortgang 1993, Programma 1994, Verwachtingen 1995, 1996 Project is beeindigd. Doel van dit demonstratieproject is, het gegevensmanagement voor gebouwprojecten te informatiseren volgens principes, die in de vorm van contractwerk geformuleerd werden in de NVN 2574 van het NNI. In afwachting van traag verlopende landelijke ontwikkelingen op het gebied van ISO/STEP en de classificatie- en conversieproblematiek in de bouw (waaraan deelgenomen wordt) is dit onderzoek voorlopig met een COMETT rapportage beeindigd. Een voortzetting zal meer toegespitst worden op de ontwerpproblematiek van internationaal opererende ontwerpgroepen. De vraag is daar in hoeverre indirecte communicatie (door middel van netwerken en telecommunicatie) de kwaliteit van gezamenlijk te nemen ontwerpbeslissingen beinvloedt. In het bijzonder betreft het een verkenning van de mogelijkheden en beperkingen van real time electronisch gezamenlijk ontwerpen met beelden, zoals in de vorm van schetsen. De beoogde aanpak spits zich toe op 'learning by doing' in gesimuleerde laboratorium situaties, waarbij gebruik wordt gemaakt van methoden en technieken van Computer Supported Cooperative Work ( CSCW) . 4.2.1.2
Geintegreerde informatieverwerkingjcomputer graphics en registreren 160
Onderzoekers:
ing. J. Dijkstra, ir. G.T.A. Smeltzer, prof.ir. H. Wagter, ir. R. van Zutphen
Doel-jprobleemstelling Doelstelling van het onderzoek m.b.t. computer graphics en registreren was de ontwikkeling van een techniek voor de registratie van bezittingen of voorzieningen van een bedrijf of organisatie. Een dergelijke registratie is een eerste stap op weg naar een doelmatig beheer ervan. Systematische benaderingen, die zouden kunnen leiden tot complete, consistente en veelzijdige gegevensbestanden, zijn niet bekend, beschikbaar of bruikbaar. De doelstelling van het onderzoek naar geintegreerde informatieverwerking was het bestuderen van fundamentele aspekten en specifiek bouwkundige, informatietechnische problemen, c.q. knelpunten op het gebied van geintegreerde gebouwmodellen en produktmodellen, om te komen tot een verbetering bij de ontwikkeling van geautomatiseerde ontwerpsystemen. Voortgang 1993 Geen voortgang, Zie onderzoeksverslag 1992 Programma 1994 Geen voortgang. Zie onderzoeksverslag 1992 4.2.1.3.
Architect en tekensystemen
Onderzoeker:
dr. ir. J.T. Boekho1t
Doel-jprobleemstelling Binnen het kader van dit onderzoek wordt er naar gestreefd ontwerpmethoden te ontwikkelen die ervoor zorgen dat computerprogramma's goed gebruikt kunnen worden bij het maken van voorlopige en definitieve architectonische en stedebouwkundige ontwerpen. Het onderzoek richt zich op het gebruik van computerondersteuning tijdens de volgende uit te voeren bewerkingen: - Het analyseren van bouwkundige en stedebouwkundige situaties Het ontwerpen en formuleren van programma's van eisen - Het tekenen van (variant) oplossingen - Het evalueren van (variant) oplossingen De nadruk bij het onderzoek ligt bij het gebruik van computertekenprogramma's waarbij tevens de relatie met andere teken- en modelleertechnieken wordt bestudeerd. Het onderzoek vindt plaats binnen de context van het Open Bouwen waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen Inbouw-, Drager- en Weefselniveau en s1uit aan op de methoden die binnen die context zijn ontwikkeld. Voortgang 1993 In 1993 is voora1 geprobeerd toepassingen van computerondersteuning te formuleren ten behoeve van een experimentee1 eerstejaars computer-atelier. Resultaten van dit werk zijn gepresenteerd op congressen in Praag en Eindhoven. Daarnaast is gezocht naar goede toepassing van computerondersteuning bij het uitvoeren van twee derde geldstroom-projecten (3E-Wonen en Prijsvraag woningbouw Ve1dhoven). Programma 1994 161
In 1994 en de volgende jaren zullen publicaties gemaakt worden die beschrijven hoe de resultaten van dit onderzoek gebruikt kunnen worden bij het uitvoeren van projectwerk in het onderwijs en de praktijk. Toetsing van de ontwikkelde CAAD methoden zal plaatsvinden binnen het kader van onderwijsprojecten en waar mogelijk, 3e geldstroom projecten. 4.2.1.4.
Patronen
Onderzoekers:
ir. P.J.M. Dinjens; ir. M.H. de Vries
Doel-fprobleemstelling Het doel van dit onderzoek is het beschikbaar en toegankelijk maken van de informatie, die is vastgelegd in 'patronen', een door prof. Christopher Alexander (Berkeley, USA) ontwikkelde notatiewijze voor de ruimtelijke oplossing van ontwerpproblemen. De informatie betreft zowel tekst als afbeeldingen. De opslag en management van de informatie geschiedt met behulp van het database programma DBase III. De presentatie naar de gebruiker vindt deels plaats door middel van een hypertextprogramma. Hiervoor is gekozen GUIDE. Het onderzoek kent drie hoofddelen: 1. Verzamelen en beheer gegevens met behulp van GUIDE. 2. Presentatie informatie met behulp van GUIDE. 3. Evaluatie van 'invoer'- en 'uitvoer'-programmatuur, ter vaststelling van de definitief te kiezen programmatuur. Voortgang 1993 In 1993 zijn de volgende werkzaamheden verricht: 1. De verzamelde patronen zijn gescand, wat betreft de tekst. Dit betekent dat Ā± 90% van de patronen fulltext aanwezig zijn. 2. De gescande patronen zijn ontsloten middels trefwoorden. 3. De gebruikte trefwoorden zijn vertaald in het engels. 4. De programmatuur ter ontsluiting van de patronen is verder ontwikkeld. 5. In het kader van de workshop CIB W96 (Architectural management, practice and research), op 15 en 16 april is een voordracht en een demonstratie verzorgd. Programma 1994 1. Uitbreiding databank met nieuwe publikaties 2. Ontsluiting d.m.v. trefwoorden 3. Aansluiting op Windows, zodra de benodigde software door Borland op de markt wordt gebracht 4. Na -3- ontstaat de mogelijkheid ook de illustraties van de diverse patronen in de databank op te nemen. 4.2.1.5.
Visualisatie
Onderzoekers:
S. Burna, ing. W.A. Roelen; ir. G.T.A. Smeltzer
Doel-fprobleemstelling Projecten rond visualisatie richten zich met name op verdere ontwikkeling van visualisatie-, presentatie- en simulatietechnieken en het toetsen van deze technieken aan de bruikbaarheid en doelmatigheid in de (ontwerp)praktijk. 162
Voortgang 1993 In 1993 is met name gewerkt aan de bruikbaarheid en doelmatigheid van virtual reality technieken voor bouwkundige visualisaties, presentaties en simulaties. Daarnaast zijn enkele reeds beschikbare technieken gebruikt voor praktijkopdrachten, zoals: Programma 1994 Opstellen van een onderzoeksplan op het gebied van multimedia presentatietechnologie binnen het bouwkundig ontwerpproces. Afstemmen van dit plan met onderzoek op het gebied van ontwerptaal (vormleer) en ontwerptheorie (ontwerpmethoden) ten behoeve van de oprichting van een ontwerp-onderzoekschool. Verwachtingen 1995, 1996 Uitvoeren van het onderzoek 4.2.1.6.
Ruimteconsumptie door oppervlaktevergroting
Onderzoekers:
ir. J.H. van de Wetering
Doe1-jprob1eemste1ling De ongebreidelde groei van het grondgebruik voor verstedelijking, agrarische industrialisering en infrastructuur heeft een overwegend oppervlakteconsumerend karakter, waarvan de nadelen in de maatschappelijke discussie steeds vaker aan de orde komen. Doel van dit onderzoek is te bezien of door oppervlakte-vergroting de ruimteconsumptie in mindere mate gepaard kan gaan met consumptie van het natuurlijk aardoppervlak. Boven- en ondergrondse oppervlaktevergroting kan in enkele uitzonderingssituaties al in de praktijk worden waargenomen. Deze studie beperkt zich voorlopig tot de theoretische aspekten van het genereren van 2.X-Dh, per computer te generen, space-fillers (ruimte vullende vlakken) en rule-based hierarchical compounds (emulatie van vormwetmatigheden in stedelijke groei). Voortgang 1993 In dit jaar is onevenredig veel tijd besteed aan onderwijs en onderwijsondersteunend onderzoek. Ongepubliceerde onderzoeksresultaten uit eerdere jaren zijn toegevoegd aan het omvangrijke dictaat bij het college en de vakoefening Rule-Based Design. Veel onderzoeksuitkomsten zijn als illustratie in het dictaat opgenomen. Hoewel de aard van dit onderzoek naar vorm-variantie gedeeltelijk onder de hoofdtitel valt, past het duidelijk binnen het onderzoekgebied van de ontwerpsystemen. Een bondige aanduiding is hier dus op zijn plaats: - uitwerking van een plangenerator: 'Self-Developing Bungalow' (in AutoLips) - maskeerbare T-plan-generator met automatische uitsluiting van ismorfieen (spiegelingen/rotaties), partitiegenerator (in AutoLisp) - een gebruikersvriendelijke fractal-editor voor het emuleren van natuurlijke patronen (in AutoLisp) - prototypes voor: user-selectable rewrite-rules voor tekenentiteiten en constraint-rules voor set-selection (in AutoLisp) - patroon- en planontwikkeling volgens het meest flexibele (potentierijkste) pad. Binnen de hoofdtitel van het onderzoek Z1Jn, dankzij krachtiger rekenmiddelen, dynamische inzichten mogelijk gemaakt, die nauwelijks van papier 163
kunnen worden begrepen. Het betreft hier animaties (bewegende beelden) van fractale transformaties, nu nog in het platte vlak. Kleine parameterstappen (afstandswijziging enjof hoekverdraaiing) geven een duidelijk beeld van de gevolgen van de configurering in detail op het algehele spreidingspatroon. De parameterafhankelijke oppervlakte-consumptie kan niet beter dan door middel van animatie worden getoond en schiet derhalve voorbij aan het publiceerbare. De beeldenreeks worden, al dan niet in kleur, geindexeerd met AutoLisp en tot een film gemaakt met Animator-Pro. (*.FLC file format). Tijdens de ECAADE conferentie in november zijn tijdens de Technical Visit de meest spectaculaire animaties van oppervlakte-consumptie gedemonstreerd in de vorm van cycli en transplosies. 1994 Bovengenoemde werkzaamheden zullen oak weer worden uitgewerkt richting derde dimensie. Ook hier zal gebruiksgemak voor derden worden nagestreefd hetgeen een flinke inspanning zal vergen. Tevens zal een begin gemaakt worden met de inpassing van stedebouwkundige programma's. Hiertoe zullen schaalonafhankelijke productieregels plaats moeten maken voor schaalafhankelijke. Dit kan wellicht gebaat zijn met eerdervermeld parallel-onderzoek. Mogelijk kan zo een link gelegd worden naar de opperblakte-vretende praktijk van stedebouw en ruimtelijke planning. Progra~
Verwachtingen 1995, 1996 Voortzetting van de genoemde onderdelen. 4.2.1.7.
Ontwikke1ingsmethoden en -technieken voor bouwkundige informatiesystemen
Onderzoekers:
ir. R.H.M. van Zutphen, ir. J. van Leeuwen (AIO)
Doel-jprobleemstelling In het Nationaal Onderzoeksprogramma Bouw Informatica (NOBI) wordt gestreeft naar een algemeen en consistent informatietechnische infrastructuur, die tot een betere beheersing van de produktieprocessen en informatiestromen in de bouwnijverheid moet leiden. In dit kader zijn afspraken gemaakt ten aanzien van methoden en technieken, zoals SDM, NIAM, IDEF, we1ke onderzoekers en ontwikkelaars moeten hanteren bij de ontwikkeling van bouwkundige informatiesystemen. Deze methoden en technieken komen voornamelijk uit bestuur1ijke en administratieve informatica-omgevingen voort. Er zijn dan oak aanduidingen dat ze minder geschikt zijn voor de specifiek bouwkundige problematiek. Daarbij komt dat er nag nauwe1ijks fundamenteel onderzoek is verricht naar de aard van bouwkundige gegevens binnen een informatietechnische kader. De doelste111ng van dit promotieonderzoek is het onderzoeken en definieren van een ontwikke1ingsmethode ten behoeve van de definitiestudie, het ontwerpen en bouwen van geautomatiseerde bouwkundige informatiesystemen. Voortgang 1993 In 1993 zijn de voor- en nadelen van bestaande technieken en methoden onderzocht. Dit is gedaan aan de hand van een case-studie waarbij gebruik is gemaakt van het lopende NOBI/BBB projekt Bouwkosten en Bestek. Er is een gebouwmodel gedefinieerd waarbij de volgende technieken zijn gehanteerd: NIAM, IDEFO, Express en de methode SDM. Aan de hand van dit model is er een prototype ontwikkeld. Daarbij zijn object georienteerde concepten en 164
'incremental development' aan de orde gekomen. Het prototype is meermaals gedemonstreerd aan o.a. architecten, kostendeskundigen en softwarehuizen. Aan de hand van de ervaringen is gestart met het opstellen van een eerste produktmodel voor een specifiek kantoorgebouw. Uitgangspunt vormen de productmodellen van de VABI, BBB, RATAS en Combine. Het onderzoek vindt plaats in het kader van het NOBI/BM onderzoek.
Programma 1994 Onderzoek naar de karakteristieke informatietechnische aspekten van bouwkundige produktmodellen, gezien vanuit de ontwerper, de installateur en de begroter. Het opstellen van een Bouwkundig Informatiemodel voor een kantoorgebouw. Toetsing van het model met behulp van een prototype. Verwachtingen 1995, 1996 Bijstelling en generalisatie van het Bouwkundig Informatie-model. Vervolgens het opstellen van een theorie voor de ontwikkeling van produktmodellen inclusief te hanteren technieken. Schrijven van een proefschrift.
4.2.1.8.
Een tijdsdimensie voor CAAD systemen
Onderzoekers:
ir. G.T.A. Smeltzer, J. Dijkstra
Doelstel1ing Een mogelijkheid om alle ontwerpinformatie, die tijdens een bouwkundig ontwerpproces wordt gegenereerd, op een temporeel gecoordineerde wijze in een informatiesysteem vast te leggen. Hiermee dienen naast de ontwerptoestanden ook de processen, waarlands deze tot stand zijn gekomen, geregistreerd en gereproduceerd te kunnen worden. Probleemstelling De wijze waarop temporele aspekten van ontwerpinformatie in het bouwkundige informatiesysteem vastgelegd worden. Hierbij moet rekening worden gehouden met een oneindigheid van de omvang van het informatiesysteem en een eindigheid van de capaciteit van opslagmedia. Voortgang 1993 Op grond van een verkennende literatuurstudie is een eerste functioneel ontwerp beschreven ten behoeve van de implementatie van temporele aspecten in CAD systemen. De nadruk is hierbij nog alleen gelegd bij retrospectieve temporele aspecten ten behoeve van de registratie en reproductie van ontwerpprocessen. Op basis van de ad hoc theorie is een prototype CAD systeem ontwikkeld dat gebruikt kan worden als illustratie bij presentaties en dat in een prototyping ontwikkelingsproces een eerste aanzet is tot een functionele specificatie voor een dergelijk systeem. Het domein van het literatuuronderzoek is vergroot door het deelgebied van de kunstmatige intelligentie erbij te betrekken. Programma 1994 Onderzoek naar ontwikkelingen rondom de relatie tussen objecten, ruimte en tijd, naar mogelijke aanduidingen voor temporele aspecten (retrospectieve en prospectieve), en naar temporele aspecten van bouwkundige objecten, ontwerpinformatie en informatiesystemen. De eerder geformuleerde 'beschrijvende' deelvragen zullen, door middel van een kritische literatuurstudie, een normale survey en het generaliseren van 165
de gevonden gegevens, uiteindelijk tot een specifieke of ad hoc theorie moeten leiden met betrekking tot de mogelijkheden om alle ontwerpinformatie op een temporeel gecoordineerde wijze (retrospectief en prospectief) in een informatiesysteem vast te leggen. Prospectieve temporele aspecten zullen er nadrukkelijk bij betrokken worden om bijvoorbeeld het voorkomen en bet gedrag van bouwkundige objecten in een informatiesysteem vast te kunnen leggen. Verwachtingen 1995, 1996 Onderzoek naar de wijze waarop ontwerptoestanden in informatiesystemen geregistreerd en gepland kunnen worden, naar de wijze waarop tijdsaanduidingen gebruikt kunnen worden voor het vergelijken van verschillende toestanden en voor het berekenen van tijdsgerelateerde gegevens en naar de wijze waarop processen geregistreerd en gepland kunnen worden. De 'explorerende' deelvragen zullen, door middel van een case-study in de vorm van ontwerpend en ontwikkelend onderzoek, en op grond van een idee over de temporele coordinatie van ontwerpinformatie tot prototypen voor CAD systemen moeten leiden. Onderzoek naar de bruikbaarheid van algemene computerprogramma's, de haalbaarheid van temporele coordinatie en naar eisen ten behoeve van de ontwikkeling van bouwkundige computertoepassingen. De 'toetsende' deelvragen zullen, door middel van pre-experimenteel onderzoek in de vorm van een 'proef'-ontwerpproject, op grond van de theorie en met behulp van prototypen, tot een hypothese moeten leiden met betrekking tot de wijze waarop temporele aspecten van ontwerpinformatie in een CAD systeem vastgelegd kunnen worden.
4.2.1.9.
Data modelling in the Architectural, Engineering and Construction environment
Onderzoekers:
ir. B. de Vries, prof.ir. H. Wagter, prof.dr. K.M. van Hee (fac. Wiskunde en Informatica)
Doe1stelling Hoofddoelstelling van het onderzoek is het ontwikkelen van een procesmodel voor de uitwisseling van gegevens tussen de participanten in de verschillende stadia van het ontwerp-, bouw-, en beheer-proces. Om bovenstaande te bereiken wordt het uitwisselingsproces op formele wijze gedefinieerd gebruik makend van wiskundige modellen die ontwikkeld zijn rondom PETRinetten. Een van de belangrijkste onderzoeksresultaten is een simulatieprogramma waarmee logistieke aspecten en tijdsaspecten van de gegevensuitwisseling voor een specifieke case kunnen worden onderzocht. Probleemstelling Theorievorming over elektronische gegevensuitwisseling in de bouw wordt momenteel vooral benaderd vanuit het datamodel ofwel produktmodel. Het lijkt zeer moeilijk om tot overeenstemming te komen tussen partijen over de te gebruiken berichtstructuur. In dit onderzoek is een benadering gekozen vanuit het proces van gegevensuitwisseling om daarmee bet dynamische karakter van de uitwisseling van gegevens beter te kunnen belichten. De discussie over standaardberichten kan met het ontwikkelde procesmodel worden verbreed tot de uitwisseling van gegevens tussen informatiesystemen. Voortgang 1993 166
In 1993 is een be1angrijk dee1 van het simu1atieprogramma tot stand gekomen. In eerste instantie is van het theoretische procesmode1 een imp1ementatie gemaakt in Oracle. De data die worden uitgewisseld in de simu1atie zijn daarbij ontleend aan een case, te weten een kantoorgebouw in Eindhoven. Deze imp1ementatie vereist interactie met de gebruiker die zich steeds in de rol van een van de participanten van het bouwproces kan verplaatsen. In tweede instantie is het theoretische procesmode1 geimplementeerd in EXSPECT. EXSPECT is een softwaretool ontwikkeld door de faculteit Wiskunde en Informatica van de TUE voor het uitvoeren van simulatie gebaseerd op de theorie van PETRinetten. Bij deze implementatie verloopt het uitwisselingproces geheel automatisch aan de hand van de informatie die bekend is over de diverse participanten en de activiteiten die zij moeten uitvoeren binnen een bepaald project. Als project is hier wederom gebruik gemaakt van de ter beschikking zijnde case. In augustus 1993 is op de CIB conferentie in Singapore een paper gepresenteerd waarin een deel van de onderzoeksresultaten zijn opgenomen.
Programma 1994 Uitbreiding van het procesmodel in EXSPECT van het ontwerpproces naar het bouwproces. In de loop van 1994 zal worden gestart met het schrijven van de dissertatie. Verwachtingen 1995, 1996 Schrijven dissertatie. 4.2.2.
Ontwerpondersteunende Computersystemen
Doel-jprobleemstelling Doel van het onderzoek is het ontwikkelen van computer-programmatuur c.q. applicaties ter ondersteuning van het ontwerpproces. Het onderzoek valt uiteen in de volgende projecten: 4.2.2.1. 4.2.2.2. 4.2.2.3. 4.2.2.4. 4.2.2.5.
Computer aided learning in CAAD PEBI-COMETT Cosmos Dynamic Illumination Model Beslissingsmodel periodekosten Ontwerpgrafische heuristiek
4.2.2.1.
Computer aided learning in CAAD PEBI-COMETT
Samenwerkingsproject met diverse medewerkers van AS PLUS, MACAD, TUD/TUE, VCA/VABI, resp. Ecole des Mines de Paris/Douai en GIMEOR; voor de TUE nemen hierin deel: ing. R. Daru, arch. HfG en ir. S.G.M. van Kol.
Doel-jprobleemstelling Doel van dit EG-project is, om tot ontwikkeling gebrachte programmatuur via een internationaal samenwerkingsverband op elkaar af te stemmen en binnen een cursus voor professionals in de bouwsector toegankelijk te maken (programmatuur op de gebieden van het driedimensionaal modelleren en tekenen, de constructie en bestekken, het investerings- en exploitatiekostenbewust, resp. het energiezuinig- en milieubewust ontwerpen). Voortgang 1993
167
Afgesloten.
Programma 1994 Resultaten worden meegenomen in het ontwerp ondersteunende onderzoek en ontwikkelingswerk 'ontwerpwerkstijlen', 'datagrafische heuristiek, theorie, resp. ontwikkelingswerk' en 'Sketcher'. 4.2.2.2.
COSMOS
Onderzoekers:
dr. K.J. Veldhuisen; E.J. Hacfoort, arch. HBO
Doe1-jprob1eemste11ing COSMOS: een Computer Ondersteund Methodisch Ontwerp Systeem. Het ontwerpsysteem COSMOS maakt het mogelijk om bouwkundige ontwerpen te definieren en interactief in te voeren op een PC (AT) of werkstation en tegelijkertijd te evalueren op een aantal verschillende criteria. De ontwerpen worden o.a. beoordeeld op de aspecten: energie, binnenklimaat, licbt, constructie, functionaliteit en kosten. Beboudens de directe en snelle evaluatie tijdens bet ontwerpen worden door COSMOS ook interfaces geproduceerd voor het executeren van programmatuur, die door anderen binnen en buiten de faculteit Bouwkunde is ontwikkeld, voor een grondiger evaluatie van dezelfde onderwerpen. AutoCad wordt ingezet voor bet maken van twee en drie dimensionale presentaties van de gemaakte ontwerpen. Voortgang 1993 Ten beboeve van de organisatie van het werken met COSMOS en de daaraan gekoppelde externe programma's (ELAN, SKYAP, AUTOCAD) is een scberm geconcipieerd waarmee de afzonderlijke programma's en documentatie kunnen worden opgeroepen. Een begin is gemaakt met de integratie van de al gemaakte berekeningen met de uitkomsten van nutsberekeningen. Programma 1994 Er wordt voorzien dat het element "vocht" in ELAN wordt ingebouwd. Er wordt ook aan een nadere uitwerking van het element "licht" gewerkt (zie voortgang 1992). Behoudens deze inhoudelijk gerichte uitbreidingen wordt ook gewerkt aan de produktie (door COSMOS) van een STEP file (Standard Exchange of Product) die het op den duur mogelijk moet maken externe programma's aan te sturen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de uitvoer van resultaten door middel van spread-sheet programma's zoals LOTUS, EXCEL en WORKS. Nadere uitwerking van de toepassing van nutsberekeningen wordt voorzien. Daarenboven zullen acoustische berekeningen worden opgenomen. Verwachtingen 1995, 1996 Nadere uitwerking van het voorgaande. 4.2.2.3.
Dynamic illumination model (DIM)
Onderzoekers:
ing. W.A. Roelen; prof.ir. T.W. Maver
Doe1-/prob1eemste11ing 168
DIM (Dynamic Illumination Model) is en computerprogramma dat in eerste instantie is bedoeld voor bet nauwkeurig berekenen van verlichtingssituaties. In tweede instantie kan bet programma worden gebruik voor visualisatie doeleinden. Men kan namelijk uitgaande van de resultaten van de berekening, een indruk van de uiteindelijke verlichtingssituatie op bet scherm afbeelden.
Voortgang 1993 In bet kader van contractonderzoek voor Philips is een prototype ontwikkeld voor het verlichtingsimulatieprogramma. Met dit programma (Rayder) is onderzoek gedaan naar de toepasbaarbeid binnen bet verlicbtingskundig ontwerpproces. In bet kader van het Asterisk project wordt onderzoek gedaan naar de toepasbaarheid van multimedia real-time 3D simulatie technologie binnen het bouwkundig ontwerpproces teneinde te komen tot een natuurlijker mensontwerpsysteem interface. Het programma Rayder is in deze tecbnologie geintegreerd om bet evalueren van ontwerpen daadwerkelijk bij het onderzoek te betrekken en om de realiteitswaarde van de presentatie te vergroten. Programma 1994 Afstemmen van het onderzoek met bet onderzoeksplan dat ter vervanging van het visualisatieonderzoek zal worden opgesteld. Dit onderzoeksplan zal als hoofdonderwerp ingaan op 'Multimedia presentatietecbnologie' en zal daarom ook onder dezelfde titel worden voortgezet. Onderzoek naar de mogelijkheid om tot een real-time simulatie van verlichtingssituaties te kunnen komen. Het real time karakter van deze simulaties is van belang voor bet interactief aanpassen van verlichtingssituaties maar ook van de ontwerpmodellen zelf. Dit onderzoek zal plaatsvinden in bet kader van het Asterisk project. Verwachtingen 1995, 1996 Afronden van bet voorgenomen onderzoek. Het onderzoek zal worden gevolgd door een baalbaarheidsonderzoek naar de toepassing van bet programma in de praktijk. 4.2.2.4.
Beslissingsmodel periodekosten
Onderzoekers:
dr. ir. M. Prins; prof.dr.ir. M.F.Th. Bax in samenwerking met dr. H. Tempelmans Plat.
Doel-jprobleemstelling Het onderzoek is gericht op bet ontwikkelen van een financieel-economisch en ruimtelijk besluitvormingsmodel voor bet vullen van dragers met inbouwelementen. Bij dit onderzoek gaat bet om bet ontwikkelen van modellen die het besluitvormingsproces bij bet ontwerpen kunnen structureren, op dusdanige wijze dat in financieel-economiscb opzicht optimale - flexibele - woningen ontstaan. Resultaat van dit onderzoek vormt een geautomatiseerd integraal rekenmodel voor gebouwkosten wat in diverse fasen van het ontwerpproces inzetbaar is. Het model wordt ontwikkeld uitgaande van een systeemtbeoretische visie op bet ontwerpproces. Voortgang 1993 169
Het onderhavige onderzoek is in 1992 afgerond met een promotie. In 1993 is gewerkt aan een nieuw onderzoeksvoorstel gericht op het ontwikkelen van een prototype tekensysteem waarmee eigenschappen van ontwerpen of bouwwerken semi-automatisch ingevoerd kunnen worden in het ontwikkelde rekenmodel, ter toetsing van hun levensduurkosten. Op dit moment vergt het invoeren van data in het rekenmodel nog betrekkelijk veel werk. Daardoor wordt de acceptatie van het model in de praktijk belemmerd. Dit doet zich niet alleen voor bij het onderhavige rekenmodel, maar bij vrijwel alle rekensoftware voor de bouw ontbreekt het aan goede koppelingen met tekensystemen. Dit heeft enerzijds te maken met de complexiteit van de benodigde interfaces en anderzijds met het ontbreken van een bruikbaar produktmodel waarmee op basis van een ontwerpvariant eenduidige uitvoerstaten kunnen worden gegenereerd voor rekenprogramma's. Het voorstel om dit onderzoek conform het bovenstaande verder uit te bouwen is voorgelegd ter beoordeling aan SRO/STW. 4.2.2.5.
Ontwerpgrafische heuristiek
Onderzoekers:
ing. R. Daru, arch. HfG, drs. A. van Bakel, ir. J. Burger, ir. P.J. Venemans
Doel-jprobleemstelling Met dit project wordt de ontwikkeling beoogd van adequate (computer-)grafische hulpmiddelen voor het vormgeven in de schetsontwerpfase. Hierbij wordt uitgegaan van reele, danwel gesimuleerde situaties uit de ontwerppraktijk. Voortgang 1993 Op het gebied van orientatie binnen gebouwen is binnen het kader van de 2e fase ontwerpersopleiding vooronderzoek en ontwikkelingswerk verricht. Doel is de ontwikkeling van een instrument voor de ontwerppraktijk en het verrichten van het daarvoor benodigde onderzoek. Hiertoe is een (SRO)/ STW aanvraag geformuleerd en ingediend, in samenwerking met dr. ir. A.F. van Wagenberg (fac. W&M). Om de 'beeldverwachting' van de opdrachtgever bespreekbaar te maken, vindt in het kader van een ander 2e fase project de ontwikkeling plaats van een instrument, met inbegrip van het daartoe benodigde empirische onderzoek. Het instrument past binnen de door de SBR (Stichting Bouw Research) uitgedragen strategie van een op prestaties gerichte structurering van bouwproject processen. De beeldverwachting vormt tot nu toe een witte plek binnen het Programma van Eisen volgens SBR publicatie 258. De bruikbaarheid van instrumenten vereist dat rekening gehouden wordt met de persoonlijke werkstijl van architecten en met hun voorkeur voor bepaalde architectonische stijltypen. Een 'computer aided learning' omgeving voor de verkenning en identificatie van object- en subjectstijlen ten behoeve van de sturing van het ontwerpproces staat beschreven onder 4.1.1.3. 'Ontwerpwerks tij len' . Programma 1994 Afronding met een prototype van het 'beeldverwachtings-instrument' binnen een 'computer aided learning' omgeving en een aanzet voor een evaluatie. Afronding van de procedure voor de (SRO)/STW aanvraag over orientatie in gebouwen en bij toekenning, start van dit project, getiteld 'Preventie van desorientatie door architectonische vormgeving: een instrument voor architecten en facility managers'. Overleg vindt plaats over de mogelijkheden voor een aanvraag binnen het samenwerkingsverband RL-TUE, in het kader
170
van het programma 'Gerontechno1ogie'. Deze aanvraag richt zich op de eisen van orientatie voor de huisvesting van al dan niet demente bejaarden.
Verwachtingen 1995, 1996 Voortzetting en afronding van de beoogde activiteiten uit 1994. 4.2.2.x
SKETCHER: Sketch Kinetic/Knowledge Expression Technique to Capture Heuristics and Elicitate Reasoning
Onderzoekers:
ing. R. Daru, arch. HfG; prof. J.M. Hennessey (TUD/IO), prof.ir. H. Wagter; drs. A.P.M. van Bakel; drs. I.M. Verstijnen (TUD/IO).
Doel-/probleemstelling Dit voorbereidend onderzoek voor een promotie-aanvraag beoogt het kader te scheppen voor zowel onderzoek (met proefschrift karakter) als ontwikke~ lingswerk (met proefontwerp karakter): - onderzoek naar de creatieve kijk- en denkpatronen van architectonische ontwerpers bij het omgaan met ontwerpschets-informatie en naar de uitwerking daarvan als ontwerpschetsgedrag, ontwikkeling van een interface voor het schetsontwerpen met behulp van de Personal Digital Assistent technologie, specifiek gericht op het architectonische ontwerpen. Voortgang 1993 In 1993 is het voorstel als STW aanvraag uitgewerkt. Diverse verkenningen zijn uitgevoerd om de mogelijke inbreng van andere groepen in den lande te peilen, o.a. de TUD-10 en de KUN-NICI. Met IO TU-Delft is een samenwerkingsmodus afgesproken. KUN-NICI wil graag participeren in een STW verband. Het voorstel is als promotie-onderzoek bij de faculteit ingediend en gehonoreerd. Ontwerpschetsgedrag is op video opgenomen en wacht op een grafische, schetsprotocol analytische uitwerking. Programma 1994 Aanstelling van een promovendus (drs. H P Snijder). Verdieping van de kennis van de promovendus op het gebied van het architectonisch ontwerp~ schetsen. Formulering van een conceptueel model van het schetsen. Uitwerking van de te volgen schetsanalyse-methodiek. Kennismaking met de hard- en software randvoorwaarden voor de implementatie. Voorlopige conclusies voor de ontwikkeling van een geschikt computer-schets instrument voor bouwkundige ontwerpers. Indiening van het project a1s bijgestelde STW aanvraag. Verwachtingen 1995, 1996 Empirisch onderzoek op basis van de uitgewerkte schetsanalyse~methodiek. Verfijning, verdieping en aanpassing van model van schetsgedrag van architecten. Prototype ontwikke1ing van een ontwerpschets-PDA applicatie en specificaties voor verbetering van bestaande technologie voor de toespitsing op archictonisch schetsontwerpen. 4.2.3.
Computersystemen voor de stedebouwkundige planologie
Doe1-jprobleemstelling Het accent ligt bij deze projecten in eerste instantie op de formulering en toetsing van wiskundige modellen voor de onderbouwing van beslissingen in 171
het kader van ontwerp- en planvormingsprocessen op stedebouwkundig niveau. Als onderdeel van de modelontwikkeling wordt specifieke software ontwikkeld. Wanneer de ontwikkelde modellen hun wetenscbappelijke waarde hebben bewezen en er interesse uit de beroepspraktijk voor bestaat, worden gebruikersvriendelijke decision support systemen ontwikkeld. Modellen en systemen worden ontwikkeld voor de volgende toepassingsgebieden: 4.2.3.1. 4.2.3.2. 4.2.3.3. 4.2.3.4. 4.2.3.5.
Distributieplanning Verkeer en vervoer Woningmarkt Recreatie-planning Ruimtelijke inrichting
4.2.3.1.
Distributieplanning
4.2.3.1.1.
Een decision support system voor locatie-planning
Onderzoekers:
drs. T.A. Arentze; drs. H. Oppewal; ir. A.W.J. Borgers; prof.dr. H.J.P. Timmermans
Doel-jprob1eemstelling Het doel van dit onderzoek, gefinancierd door STW, is modellen en decision support systemen te ontwikkelen, met bebulp waarvan de vraag naar distributieve voorzieningen alsmede de gevolgen van ontwerp/ planningsbeslissingen om een serie grootbeden voorspeld kan worden. Onder deze noemer is gewerkt aan enkele projecten. Voortgang 1993 Medio 1991 is bet promotieproject gestart voor de ontwikkeling van een DSS voor de lokatieplanning van distributieve voorzieningen. In 1991 en 1992 lag bet accent op de ontwikkeling van metboden en mode11en voor enerzijds de analyse en evaluatie van de prestatie van voorzieningennetwerken en anderzijds de keuze van lokaties voor nieuwe voorzieningen. In 1993 zijn deze metboden geimplementeerd in software-modulen waarmee in 1992 al een start was gemaakt. Ten eerste is, m.b.v. de programmeertaal C, software ontwikkeld dat, geintegreerd met bet GIS-pakket TransCad, de analyse en evaluatie van systeem prestaties ondersteunt. Ten tweede is, m.b.v. de programmeertaa1 Prolog, een generiek expertsysteem ontwikkeld voor de selectie van voorzieningenlokaties. De eerstgenoemde software zal deel uitmaken van een breder DSS-module voor de planning van voorzieningennetwerken en de laatstgenoemde software is onderdeel van een meeromvattende module voor ruimtelijk zoekprocessen. Voor elk van deze modulen is een systeemontwerp ontwikkeld. Parallel bieraan zijn de toepassingsmogelijkheden van GIS systemen in het algemeen en TransCad in bet bijzonder voor lokatieplanning bij gemeenten en winkelbedrijven onderzocbt. De resultaten zijn bescbreven in vier papers die zijn gepresenteerd op internationa1e congressen of voor publikatie zijn aangeboden bij vooraanstaande internationale tijdscbriften. Programma 1994 In 1994 zullen de bovengenoemde systeemontwerpen worden geimplementeerd als modules in een algemeen toepasbaar DSS voor lokatieplanning. De al ontwikke1de software en bet GIS pakket TransCad zullen biervoor als basis dienen. 172
In deze fase zal de nadruk liggen op het integreren van al bestaande software. De wensen en randvoorwaarden m.b.t. de functionaliteit en ge~ bruikseigenschappen van het systeem zullen, d.m.v. vraaggesprekken met potentiele gebruikers, worden geinventariseerd.
Verwachtingen 1995, 1996 Het DSS dat in 1994 is geimplementeerd heeft het karakter van een prototy~ pesysteem dat verder moet worden ingevuld voor specifieke toepassingsgebie~ den (bv een bepaalde detailhandelsector) en gebruikersgroepen (bv winkeliers of gemeentelijke planners). In 1995/1996 zullen kennisgebaseerde en numerieke modellen die specifiek zijn voor probleemdomeinen worden ontwikkeld en geintegreerd. Hiervoor zal inhoudelijke kennis van planners bij gemeenten, bedrijven, projectontwikkelaars en adviesbureuas worden achterhaald, gemodelleerd en geimplementeerd. Via het herhaaldelijk doorlopen van cycli van evaluatie en bijstelling zal de specificatie van het systeem vorm krijgen. Verder zal in 1995 en 1996 een proefschrift op basis van dit onderzoek worden geschreven. 4.2.3.1.2.
Dynamiek van de stedelijke detailhandelssector en latoren gebaseerd op conjuncte metingen
Onderzoekers:
keuzesimu~
drs. H. Oppewal; prof.dr. H.J.P. Timmermans
Doe1-jprob1eemstelling In dit grotendeels door NWO gefinancierde project ligt het accent op de verbetering van keuzemodellen gebaseerd op conjuncte metingen (ook wel decompositionele of 'stated preference and choice' modellen genoemd). Deze modellen bieden potentieel grate voordelen boven bestaande modellen, echter voordat deze voordelen in de distributieplanning tot hun recht kunnen komen dient een aantal methodische problemen te worden opgelost. Het doel van dit project is deze modellen verder te ontwikkelen en beter geschikt te maken voor toepassingen met name in de distributieplanning. Het vernieuwende van het project betreft met name 1) het opnemen van grote aantallen attributen van winkelcentra in modellen van individueel keuze-gedrag; 2) het ontwikkelen van model-varianten en experimentele designs die toetsing van modelassumpties en schatting van substititie~effecten mogelijk maken; 3) het ontwikkelen van een decompositioneel keuze~model voor ruimtelijk relevant keuze-gedrag van detailhandelsondernemingen; 4) het ontwikkelen van een geintegreerd stelsel van modellen voor resp. ondernemers in de detailhandel, consumenten en planningsautoriteiten, teneinde een hulpmiddel te verkrijgen dat inzicht biedt in de ruimtelijke dynamiek van stedelijke detailhandelsstructuren. Voortgang 1993 In 1993 is verder gewerkt aan de verwerking, analyse en rapportage van de veldwerk gegevens die met name in 1990 en '91 werden verzameld. Dit hield onder andere in het schatten en valideren van verschillende model-varianten. Tussen-resultaten van enkele deel-onderzoeken zijn gerapporteerd in congrespapers. Een artikel over de ontwikkelde methode voor het modelleren van keuzegedrag is geaccepteerd door een vooraanstaand internationaal wetenschappelijk tijdschrift. Daarnaast is in 1993 gewerkt aan de afronding van een proefschrift op basis van dit onderzoek. De verdediging hiervan zal in 1994 p1aatsvinden. Programma 1994, Verwachtingen 1995, 1996. 173
In 1994 za1 de rapportage in de vorm van een dissertatie worden afgerond. Daarnaast zu11en in 1994 en de daarop vo1gende jaren nog diverse papers en tijdschrift artike1en worden geschreven op basis van het in dit project reeds verzame1de data materiaal. Hierbij zullen verschil1ende modelvarianten en analysemethoden verder op het verzamelde datamateriaal worden getoetst en gevalideerd. Analyses zullen o.a. betrekking hebben op de predictieve validiteit van model1en voor winke1centrum-keuze die zijn ontwikkeld o.b.v. van hierarchische informatie integratie, validatie van een model voor keuzeset-formatie, segmentatie van consumenten o.b.v. keuzegedrag in experimentele situaties, segmentatie van winkeliers o.b.v. winkelformu1e-kenmerken, en validatie van het ontwikkelde dynamisch model van de detailhandelssector a.d.h.v. DIS- en de zelf verzamelde gegevens. 4.2.3.1.3.
Evaluatie City Centrum Veldhoven
Onderzoekers:
ir. A.W.J. Borgers; drs.ing. P.J.H.J. van der Waerden; drs.ir. J.A.F. Teklenburg; prof.dr. H.J.P. Timmermans
Doel-jprobleemstelling Dit onderzoek is in opdracht van de gemeente, winkeliersvereniging en de projectontwikkelaar uitgevoerd. Het beoogt een systematische model evaluatie uit te voeren van stedelijk-plan ontwikkeling in het centrum. Voortgang 1993 Opzet van onderzoek en dataverzameling. Programma 1994, 1995 Analyses en rapportage.
4.2.3.1.3.
Morfologische analyse Roermond
Onderzoekers:
drs.ir. J.A.F. Teklenburg; prof.dr. H.J.P. Timmermans
Doel-jprobleemstelling Het uitvoeren van een morfologische analyse in het stadscentrum van Roermond in het kader van de beoordeling van stedebouwkundige plannen in opdracht van de gemeente. Voortgang Onderzoek is afgerond. 4.2.3.2.
Verkeer en Vervoer
4.2.3.2.1.
PAMELA: Parking, Analysis, Modelling & Effects on Local Areas
Onderzoekers:
drs.ing. P.J.H.J. van der Waerden; prof.dr. H.J.P. Timmermans
Doel-jprobleemstelling Om het effekt van voorgestelde parkeermaatregelen op het gebruik van de infrastruktuur in binnensteden te kunnen bepalen is het noodzakelijk om inzicht te hebben in zowel het parkeergedrag, het bestemmingskeuzegedrag als het vervoermiddelkeuzegedrag van onder andere winkelcentrumbezoekers. 174
Welke parkeermaatregelen leiden tot een verandering in een of meer genoemde gedragingen en wat zijn dan de gevolgen voor het gebruik van het stedelijk verkeersnetwerk? Het doel van dit onderzoeksprojekt is als volgt omschreven: Het ontwikkelen en toetsen van een model voor parkeergedrag (bestaande uit parkeerterreinkeuzegedrag en wacht- en uitwijkgedrag) van winkelcentrumbezoekers, mede in relatie tot winkelcentrumkeuze en vervoerswijzekeuze van de konsumenten, om zodoende te komen tot een parkeersimulatiemodel voor winkelgebieden. Bij de ontwikkeling van het P.S. model wordt sterk gekeken naar de inpasbaarheid in een Geografisch Informatie Systeem.
Voortgang 1993 In 1993 is met name gekeken naar de mogelijkheden die het GIS-pakket TransCAD heeft t.a.v. verkeersanalyses. Daarnaast is gewerkt aan de operationalisatie van het Parkeerssimulatiemodel. Onderdeel daarbij is een orientatie op TransCAD geweest. Eind 1993 wordt een enquete uitgezet die een proef dataset zal opleveren om het P.S. model in enge zin te schatten. Programma 1994 schatting van de modellen voor W.C. en P-T keuze en W.C. en VV keuze o.b.v. de verzamelde gegevens concept opstellen voor de implementatie van een P.S. model in een GIS op grotere schaal verzamelen van gegevens die voor uitvoering van het concept nodig zijn. Verwachting 1995, 1996 Implementatie van een P.S. in een GIS. 4.2.3.2.2.
Carpoolen
Onderzoekers:
ir. A.W.J. Borgers; prof.dr. H.J.P. Timmermans
Doel-jprobleemstel1ing Het doel van dit project is het verkrijgen van (meer) inzicht in de factoren, beperkingen en omstandigheden die het carpoolen positief danwel negatief beinvloeden. Het onderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen: Wat zijn de belangrijkste redenen om wel of juist niet (meer) te carpoolen? Hoe komen afspraken tot stand; spelen groepsmatige beslissingen een rol? In welke mate zijn genomen beslissingen aan verandering onderhevig? Via diepte-interviews onder carpoolers, ex-carpoolers en mensen die nog nooit gecarpoold hebben dienen bovenstaande vragen beantwoord te worden. De interviews worden afgenomen bij een 10-tal bedrijven in bet westen des lands. Het project wordt uitgevoerd via EIRASS in opdracht van Rijkswaterstaat. Voortgang 1993 Dit project is in 1993 afgerond door middel van een rapport en twee papers. Programma 1994 Presentatie van de resultaten op het Transportation Research Board congres te Washington.
175
4.2.3.2.3.
Thuisblijvende auto
Onderzoekers:
ing. M. Walvius; ir. A.W.J. Borgers; prof.dr. H.J.P. Timmermans
Doel-jprobleemstelling Op diverse manieren wordt getracht het gebruik van de auto te verminderen, vooral ten behoeve van woon-werkverplaatsingen. Maar wat is het effect van een auto die niet meer gebruikt wordt voor de woon-werkverplaatsing? Blijft deze stilstaan of worden er andere (kortere, maar meer vervuilende) ritten mee gemaakt? Zullen activiteitenpatronen van huishoudens veranderen door de thuisblijvende auto? Het doel van dit project is dergelijke vragen te beantwoorden. Daartoe dienen in een vooronderzoek (als de auto nog voor de woon-werkverplaatsing gebruikt wordt) door een groot aantal huishoudens gedurende een week dagboeken bij gehouden te worden over alle gemaakte verplaatsingen. In het na-onderzoek (als de auto thuisblijft) dient dit nogmaals te geschieden door dezelfde huishoudens. Tevens dienen controlegroepen zowel in het voorals na-onderzoek ook gedurende een week dagboeken bij te houden. De kosten van de dataverzameling worden betaald door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Voortgang 1993 Gezien de trage implementatie van vervoerplannen bij bedrijven Z~Jn nog maar door circa 100 huishoudens dagboeken bijgehouden in de voorsituatie. Er is begonnen met de nameting bij deze huishoudens. Programma 1994 - continuering van voor-en nameting onder groot aantal huishoudens - analyse van de data - rapportage - afronding met paper.
4.2.3.2.4.
Guaranteed Ride Home Program
Onderzoekers:
ir. A.W.J. Borgers; prof.dr. H.J.P. Timmermans
Doel-jprobleemstelling Definitiestudie naar GRH-programma's, in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Voortgang 1993 Het uitvoeren van een literatuurstudie. Programma 1994, 1995 Afronden onderzoek.
4.2.3.2.5.
Een simulatiemodel voor activiteitenpatronen van huishoudens als hulpmiddel bij ruimtelijke planning
Onderzoekers:
ir. D. Ettema; prof. dr. H.J.P. Timmermans; ir. A.W.J. Borgers
Doel-jprobleemstelling 176
-----------
De doelstelling van het door NWO gesubsidieerd onderzoek is, het verkrijgen van een beter inzicht in de invloed die de ruimtelijke omgeving heeft op de manier waarop huishoudens hun activiteitenpatronen vaststellen en bijstellen. Het betreft hier zowel de mogelijkheden die individuen in een bepaalde ruimtelijke situatie hebben om activiteiten uit te voeren als het verplaatsingsgedrag, dat als afgeleid van de activiteiten beschouwd kan worden. Probleemstelling: 1. Kan een theorie geformuleerd worden die een verklaring geeft voor de wijze waarop huishoudens activiteitenpatronen organiseren en uitvoeren binnen een bepaalde temporele en ruimtelijke contexten? 2. Kan op basis van deze theorie een model ontwikkeld worden dat de vorming van activiteitenpatronen onder gespecificeerde condities kan beschrijven en voorspellen? 3. In hoeverre is het mogelijk ruimtelijke of temporele beleidsmaatregelen expliciet als variabelen in dit model op te nemen teneinde zodoende de beleidsrelevantie van het model te vergroten? 4. Kunnen de assumpties waarop theorie en het model gebaseerd zijn getoetst worden? 5. Wat is de beschrijvende en voorspellende waarde van dit model in het kader van beleidsonderbouwende of impact studies in de ruimtelijke ordening?
Voortgang 1993 In 1993 is met name aandacht besteed aan het ontwikkelen van een data verzamelingsprocedure waarmee zeer specifieke data verzameld kan worden omtrent de wijze waarop individuen hun activiteitenpatronen plannen. Deze gegevens dienen om het eerder gevormde simulatiemodel voor activiteitenpatronen te calibreren. Gekozen is voor een geautomatiseerde vorm van dataverzameling. Dit houdt in dat de benodigde gegevens via een interactief computerprogramma rechtstreeks gedurende de enquete ingevoerd worden. De gegevens hebben betrekking op de activiteiten die mensen uitvoeren (hoe vaak, hoe lang, waar, hoe laat) en op de planning van een activiteitenpatroon voor een specifieke dag. Op bovengenoemde wijze kan snel en effectief data verzameld worden die als gevolg van automatische 'consistency checks' van goede kwaliteit is. Tevens biedt deze methode de mogelijkheid om de vragen toe te spitsen op de specifieke situatie van de respondent. Dit is met name van belang omdat een belangrijk onderdeel van de dataverzameling bestaat uit het plannen van activiteitenpatronen door de respondent in wisselende hypothetische omstandigheden die tijd-ruimtelijke beleidsmaatregelen weerspiegelen. Een realistischer beschrijving van deze condities zal bijdragen aan betrouwbaarder resultaten. Een dataverzameling in deze vorm op het gebied van de stedbouwkundige planologie is nog niet eerder uitgevoerd. Om te komen tot deze geautomatiseerde dataverzamelingsprocedure is een voorstudie gedaan naar vergelijkbare data verzamelingsmethoden op andere onderzoeksgebieden. Ook is overleg gevoerd met autoriteiten op dit gebied in het buitenland (Prof. Garling, Goteborg, Dr. Axhausen, Imperial College London, Dr. Polak, London). Op basis hiervan is de dataverzamelings procedure geprogrammeerd, wat een grote hoeveelheid programmeerwerk heeft gevergd. De methode is op een kleine steekproef getest en blijkt naar bevrediging te functioneren. Op het PTRC congres in Manchester is in september een paper gepresenteerd over de dataverzamelingsmethode. Naast hoven beschreven hoofdactiviteit is het ontwikkelde simulatiemodel toegepast in een verkennende studie voor de EFL-stichting in samenwerking met de Katholieke Universiteit Nijmegen. Op basis van gegevens over tijdsbesteding en ruimtelijke spreiding van functies zijn activiteitenpa177
tronen gesimuleerd voor het studiegebied West-Brabant van de EFL-stichting. In dit project heeft met name de koppeling van bet simulatiemodel met geografische informatie systemen (GIS) centraal gestaan. Deze combinatie is van belang voor toepassing van de ontwikkelde methode in de planningspraktijk. Uit het onderzoek blijkt dat een dergelijke koppeling goed mogelijk is en bij verdere toepassing van het model verder uitgewerkt dient te worden. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in rapportvorm. Een paper is opgenomen in de congresbundel van het Colloquium Vervoersplanologisch Speurwerk, Rotterdam, 26-27 november.
Programma 1994 Het is de bedoeling dat begin volgend jaar een grootschalige dataverzameling wordt uitgevoerd met de ontwikkelde methode. Vervolgens zullen verschillende aannames die aan bet model ten grondslag liggen op basis van de data getest worden. Hiermee kan de theorie met betrekking tot complex reisgedrag zoals die tot dusver in de literatuur beschreven is, getoetst en aangevuld worden. Tevens zal bet model gecalibreerd worden, wat inhoudt dat de parameters van het model bepaald worden. Dit zal resulteren in een operationeel model, dat gebruikt kan worden om verkeersstromen in een beschreven geografisch gebied op verschillende tijdstippen te voorspellen. De resultaten van het onderzoek zullen naar verwacht worden gepresenteerd op bet IATBR congres in Santiago en het PTRC congres in Manchester. Tevens wordt publicatie van de bevindingen in het wetenschappelijk verslag van de faculteit nagestreefd. Verwachtingen 1995, 1996, In 1995 zal naar verwachting het proefschrift worden afgerond. 4.2.3.3.
Woningmarkt
Onderzoekers:
drs. L. van Noortwijk; prof.dr. H.J.P. Timmermans in samenwerking met prof.dr. F.M. Dieleman, Utrecht.
Doel-jprobleemste1ling Het doel van dit project, dat door NWO wordt gefinancierd, in samenwerking met de Universiteit van Utrecht, is de toepassingsmogelijkheden van beslissingsnetten in de studie van woningmarkt-gedrag (in bet bijzonder dat van huishoudens ontstaan uit echtscheidingen) na te gaan. Daartoe dienen nog de nodige problemen op bet gebied van de analyse van beslissingsnetten en de data-representatie van dergelijke netten opgelost te worden. Parallel aan dit project loopt ook een project met TNO, waarin de mogelijkheden worden verkend ten aanzien van de integratie van beslissingsnetten in kennissystemen. Het project is van belang in het kader van bet onderzoek naar artificiele intelligentie en ruimtelijk onderzoek en de ontwikkeling van expert-systemen.
Voortgang 1993 Er zijn 1167 interviews afgenomen. Diverse gegevens Z1Jn verwerkt en worden geanalyseerd. Het is gebleken dat de kwaliteit van de afgenomen beslissingsnetten beneden de verwachting is. De problemen op bet gebied van de analyse van de netten zijn nog niet opgelost. Programma 1994 178
Afronding van het project. 4.2.3.4.
Recreatie-planning
4.2.3.4.1.
Tijdruimtelijke 'constraints' en 'opportunities' van recreatief gedrag
Onderzoekers:
drs. M.P. Stemerding, Prof.Dr. H.J.P. Timmermans, in samenwerking met Prof.Dr. Th.A.M. Beckers, KUB Tilburg
Doel-jprobleemstelling Bij de bepalen van doelstellingen voor verkeers- en vervoersbeleid wordt doorgaans de nadruk gelegd op het woon-werkverkeer. Ook bet meeste onderzoek dat op dit gebied wordt gedaan behandelt de dagelijkse forensenstromen en eventuele maatregelen om dit specifieke autogebruik tegen te gaan. Veronachtzaamd wordt daarbij dat het verkeer dat recreatie en andere vrijetijdsbesteding genereren omvangrijker is, meer met de auto wordt gedaan en bovendien groeiende is. Dit onderzoeksproject, dat door het Samenwerkingsorgaan Brabantse Universiteiten (SOBU) wordt gefinancierd, richt zich in het bijzonder op het keuzegedrag van de recreant-reiziger en stelt zich de vraag of stedebouwkundig-planologische maatregelen (zoals infrastructurele ingrepen) dit keuzegedrag in het voordeel van het openbaar vervoer kunnen beinvloeden. Daarbij staat het keuzegedrag van het individu, voor een recreatiebestemming en voor een vervoermiddel, centraal. Het beslissingsproces dat hieraan ten grondslag ligt, wordt verondersteld opgebouwd te zijn uit de waarnemingen van en de (subjectieve) oordelen over de verschillende kenmerken van de beschikbare bestemmingen en vervoermiddelen, en de verplaatsing. Voor het voorspellen van het al dan niet succes van stedebouwkundige ingrepen is het van belang welke van deze kenmerken van doorslaggevend belang zijn voor de keuze van een trip per openbaar vervoer. Het onderzoek stelt zich inhoudelijk ten doel: 1. Inzicht te geven in het individuele beslissingsproces waarin de keuze van een recreatiebestemming en een vervoermiddel tot stand komt. 2. In kaart te brengen hoe en in welke mate individuen (of groepen als huishoudens) door tijdruimtelijke en andere constraints in hun keuzegedrag worden beperkt. 3. Te laten zien hoe dit specifieke proces via stedebouwkundig-planologische maatregelen is te beinvloeden.
Voortgang 1993 Nadat een methodiek was ontwikkeld om het keuzeproces in kaart te brengen en deze was besproken op een internationaal congres, is een kleinschalige pilot study uitgevoerd waarin de methode is uitgeprobeerd. De resultaten van deze pilot zijn besproken op de Planologische Discussiedagen. Na enige aanpassingen is een meer grootschalige enquete opgezet en uitgevoerd in de maanden juni en juli onder 150 respondenten in Eindhoven en omgeving. In oktober zijn enkele voorlopige resultaten van deze studie vastgelegd in een paper en gepresenteerd op het jaarlijks congres van de National Recreation and Parks Association in San Jose, California. Voorts is een begin gemaakt met het opzetten van een stated choice experiment, dat voortbouwt op de resultaten van de eerste studie. Daarnaast is meegewerkt aan een verkennende simulatiestudie op het gebied van tijd-ruimte effecten van woonlocatiekeuze. 179
Programma 1994 De resultaten van de eerste dataverzameling ondergaan een nadere analyse; hiervan zal een artikel aan een internationaal tijdschrift ter publikatie worden aangeboden. Een model zal worden ontwikkeld en het stated choice experiment ter empirische toetsing van dit model zal tot in detail worden opgezet. Allereerst zal een pilot worden uitgevoerd en na eventuele aanpassingen zal uiteindelijk een grootschalige enquete plaatsvinden. In juni wordt de opzet hiervan gepresenteerd op een internationaal congres. In het najaar worden de resultaten geanalyseerd. Verwachtingen 1995, 1996 Verdere analyses, modelontwikkeling en -toetsing, uitvoering van diverse simulatiestudies. Presentatie van resultaten op nationale en internationale congressen, publiceren van artikelen in nationale en internationale tijdscbriften. Scbrijven van proefscbrift(l996). 4.2.3.4.2.
Tijd-ruimte aspekten bij het bezoek van attractiepunten: Themaparken
Onderzoekers:
ir. A.D.A.M. Kemperman; prof.dr. H.J.P. Timmermans
Doe1-jprob1eemste11ing: Het verkrijgen van inzicht in de rol van tijd-ruimte aspekten in de keuze van pretparken door consumenten, en bet op grond daarvan geven van aanzetten tot tbeorievorming en modelontwikkeling. De probleemstellingen die aan de orde zullen komen zijn:
1.
2.
3.
4.
5.
Keuze van bet alternatief: - welke informatie bebben mensen mbt. bet bestaan en de kenmerken van pretparken - welke attributen of kenmerken van pretparken zijn van belang voor de keuze van consumenten - wat is bet relatieve belang van deze kenmerken - op welke wijze worden de verschillende kenmerken tegen elkaar afgewogen bij de keuze van pretparken. Locatiekeuze: Allereerst dient opgemerkt te worden dat de factor afstand of reistijd uiteraard ook gezien kan worden als een attribuut van pretparken. De centrale vraag is, onafhankelijk van de conceptualisatie, op welke wijze de afstand of reistijd factor wordt afgewogen tegen de attractiefactoren/niet-locationele kenmerken van de pretparken. Dit geeft inzicbt in de afstand of reistijdgevoeligbeid van de consumenten. Volgorde-keuze: Dit aspekt beeft te maken met de sequentie in de keuze: welke alter natieven worden in welke volgorde over een seizoen bezocbt en is bierin enige regelmaat te onderkennen? Wat z~Jn eventuele acbterliggende principes, of is de volgorde willekeurig? Vervoerwijzekeuze: Van welk vervoermiddel wordt gebruik gemaakt bij de keuze van een pretpark en welke factoren zijn van invloed op deze vervoerwijzekeuze? Tij dsduurkeuze: Op welk tijdstip vertrekt men naar het pretpark, en hoe lang verblij ft men er? 180
6.
Keuze van medereizigers: Wordt bet pretpark in gezelschap bezocht en zo ja, met wie en in hoeverre heeft dit de keuze van de bestemming, en vervoerwijze beinvloed?
Voortgang 1993 In augustus 1993 is dit project gestart. Er is begonnen met een literatuurstudie. Deze fase moet uitmonden in bouwstenen voor bet empirisch onderzoek. Programma 1994 Een klein aantal diepte-interviews met recreanten zal plaatsvinden ten behoeve van de ontwikkeling van de enquete. Verder zal een selectie worden gemaakt van de attractieparken die in bet onderzoek betrokken zullen worden. Er zal worden gestart met de opzet van de enquete. Verwachtingen 1995, 1996 De dataverzameling bij de attractieparken zal plaatsvinden, gevolgd door de analyse. Er zullen enkele papersjartikelen over de resultaten verschijnen. 4.2.3.5.
Ruimtelijke inrichting
4.2.3.5.1.
Verbetering en toetsing Space Syntax methode
Onderzoekers:
drs.ir. J. Teklenburg; prof.dr. H.J.P. Timmermans;
Doel-fprob1eemste11ing Een van de meest uitgewerkte theorieen voor de verklaring van gedragsconsequenties van stedebouwkundige inrichtingen is de theorie van Hillier. Deze theorie is echter nog slechts minimaal onderwerp van empirische toetsing geweest. Bovendien kent de bij deze theorie behorende Space Syntax methode enkele tekortkomingen. Doel van dit project is (1) een antwoord te vinden op deze tekortkomingen (2) de veronderstellingen van de Space Syntax methode empirisch te toetsen, en (3) de methode te implementeren in een geintegreerde CAD-GIS omgeving. Voortgang 1993 De empirische toetsing van bet verband tussen de morfologische structuur van stadswijken en spreidingspatronen van gebruikers werd afgesloten en aan NWO/SRO gerapporteerd. In een aantal case-studies werd de praktische bruikbaarheid van de Space Syntax methode onderzocht, met name de toepassing in winkelgebieden. Cases waren bet Winkelcentrum Woensel en de Heuvel Galerie in Eindhoven, de binnenstad van Roermond en bet CityCentrum in Veldhoven. De case-studie in bet kader van bet nader onderzoek naar bet spreidingsgedrag van kinderen werd afgerond. Er werd een begin gemaakt met de proef-enquetes voor bet onderzoek naar de relatie stedebouwkundige structuur - structuur van cognitieve kaarten van gebruikers. Het onderzoeksvoorstel 'Implementatie van Space Syntax Modellen in een Decision Support System voor Stedebouwkundige Vraagstukken' is door STW gehonoreerd. Inmiddels is een begin gemaakt met bet samenstellen van de voor de uitvoering van dit project benodigde gebruikers-begeleidingsgroep. Programma 1994
181
De proef-enquetes voor het onderzoek naar de structuur van cognitieve kaarten van gebruikers zal worden afgerond. Er zal een begin worden gemaakt met de uitvoering van het eigenlijke onderzoek onder bewoners van 24 wijken verspreid over Nederland. De eerste versie van de verbeterde Space Syntax methode zal in een geintegreerd CAD-GIS pakket, met name ArcCad worden geimplementeerd. Er zal een begin worden gemaakt met het betrekken van de functionele structuur van stadswijken in de Space Syntax methode. Subsidie hiervoor is gekregen van
STW. Verwachtingen 1995, 1996 Het onderzoek naar de structuur van cognitieve kaarten van bewoners zal worden voortgezet. De Space Syntax methode zal verder worden uitgebreid met de functionele structuur van stadswijken. De uitgebreide methode zal worden geimplementeerd in nieuwe modules voor een geintegreerde CAD-GIS omgeving.
182
Lopende derde geldstroomprojecten 1993 > f 5000.-Bedrau; 54.500,--
Omschrijving 'Stadsbeeld'
Opdrachtgever Gemeente Eindhoven
f
Carpooling
EIRASS
f
40.250,--
Woonstichting Etten-Leur
Interface
f
42.418,--
Ingreepgericht stadsbeheer
Gemeente Eindhoven
f
14.750,--
Multi media simulatie techniek
STIPT
f 252.051. so
VCA-BBB prototyping
Calibre
f
60.584,--
Bouwkundig model (Nobi/BM}
Calibre
f
43.600,--
DST-NME videoproduktie
Calibre
f
34.273,--
Ontwikkelen meetsystemen buurtbeheer Interface
f
28.000,--
Woningonderzoek Waalwijk
Interface
f
961300
Tijd-ruimte modellen
EIRASS
f
10.000,--
Systematisering real estate norm
EIRASS
I
10.000,--
Ontwikkelen van een case t.b.v. fac.manag.
Stichting Acad.opl.
I
5.000,--
Project 3E wonen
Interface
I
8.000,--
Advieswerk prijsvraag Veldhoven
MVIWI vastgoed
I
5.000,--
Schrijven leereenheid handb. Open Bouwen
Stichting Open Bouwen
I
8.000,--
Analyse en invoer tekening-gegevens
RGD dir. Noord
I
6.900,--
Werkplekondersteuning ROP met ingev. gebouwen RGD dir. Noord
I
12.356,60
Ondersteuning RGD advieswerk
RGD DO&T Den Haag
I
5.520,--
Project 'pakketROP' onderst. gebruikers
RGD Den Haag
f
8.400,--
183
f--
3D tekenintroductie curs us ROP
RGD Den Haag
f
5.000,Ā·-
Cursus + project ondersteuning ROP
RGD Groningen
f
7.780,-Ā·
VR-demonstratie
Calibre
f
8.600,--
RABOĀ·visualisatie
Calibre
f
9.680,--
184
Overige activiteiten Drs. A.P.M. van Bakel: lid van CNBR (Co-operative Network for Building Researchers) lid van EG-SEA-AI (the European Group for Structural Engineering; Applications of Artificial Intelligence); Prof.dr ir. M.F.Th. Bax: voorzitter van de Vaste Commissie Beoordeling Samenwerkingsprojecten van bet samenwerkingsorgaan Brabantse Universiteiten (SOBU); voorzitter Discipline-overlegorgaan Construerende Technische Wetenschappen (DCT) van de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) lid Raadgevend Comite voor Opleidingen op bet gebied van de Architectuur van de Europese Commissie, voor de sector Onderwijs; lid van de werkgroep 'opleidingen' van bet Raadgevend Comite; lid van KIVI - Raad Wetenschap en Techniek; bestuurslid werkgroep Q voorzitter Stichting Facility Managementkunde lid redactieraad tijdschrift "Design Sciences and Technology", lid wetenschappelijke raad van EuropiA disciplineleider Orientatie Commissie Technische Wetenschappen van de Open Universiteit; honorary reader van Open House International; lid organiserend comite Design & Decision Support Systems Conference '94; delegatielid van de EAAE m.b.t. de activiteiten van bet Raadgevend comite lid van de Redactieraad HHD - SMD te Leiden lid promotiecommissie drs. M. Bottema - 12-01-1993 lid promotiecommissie ir. C. Baljon, Delft - 01-06-1993 Dr.ir. J.T. Boekholt: bestuurslid Stichting Open Bouwen; Ir. A.W.J. Borgers : lid van de werkgemeenschap Ruimtelijke Analyse; lid van de Regional Science Association. Ir. J.C. Carp: voorzitter van de Welstandscommissie te Eindhoven plaatsvervangd lid van bet Raadgevend Comite voor Opleidingen op bet gebied van de Architectuur van de Europese Commissie, voor de sector onderwijs lid van LOBO, bet landelijk overleg bouwkunst opleidingen lid van de BNA-LOBO werkgroep "registratie praktijksituatie studenten Academie van Bouwkunst" ing. R. Daru. arch. Hfg : lid van de normcommissie 352 01 'Tekeningen voor de bouw' van bet Nederlands Normalisatie Instituut; lid van de commissie 400 07 'technisch tekenen'; lid organiserend comite Design & Decision Support Systems Conference '92. Ir. P.J.M. Dinjens : lid Editorial Board van Open House International. Drs L. van Noortwijk : lid van de werkgemeenschap Ruimtelijke Analyse. Drs H. Oppewal: lid van de werkgemeenschap Ruimtelijke Analyse;
185
lid van de International Association for Research in Economic Psychology; lid van de Association for Consumer Research; lid van de Associatie van Sociaal-Psychologische Onderzoekers; lid van de werkgemeenschap Psychologische Besliskunde. Ir. M. Prins : lid van het Cooperative Network for Building Researchers (C.N.B.R.) referent van het tijdschrift: "Construction Management and Economics" lid van de werkgemeenschap Y96 Architectural Management van het CIB trekker van bet pilot project 'Meta-modelling Architectural Management binnen de CIB werkgemeenschap Y96 lid van de werkgemeenschap Y55 'Building Economics' van de CIB; ing. Y. Roelen : lid van de Faculteitsraad Bouwkunde; adviseur (voorlichting) van de Stichting Vergelijkend Yarenonderzoek. Ir. G.T.A. Smeltzer: directeur Stichting Instituut Calibre; general secretary ECAADE; regional representative ECAADE; lid ACADIA association; ECAADE/ACADIA contactpersoon; contactpersoon Huis van de Toekomst; lid werkgroep Bouwzaken Huis van de Toekomst; lid program (review) committee DDSS conferentie 1994, Vaals lid editorial board 'CADline', Bibliographic database of CAAD related publications, USA; lid Redaktie Advies Commissie 'De Bouwadviseur', Zoetermeer; Editor International Journal 'Automation in Construction', Elsevier Science Publishers, Amsterdam; lid VCA projektgroep 'Budget, Bestek en Begroten'; lid VCA projektgroep Fanfare; lid review committee ACADIA 1993 conference, USA; lid review committee CAAD Futures '93 conference, USA; projektleider Autodesk, Calibre, Sun samenwerkingsprojekt 'Asterisk'; lid NOBI projektgroep 'Bouwkundig Model'; lid Electronic Marketing en Retail; lid Sales Promotion Nederland; lid bestuurscommissie Automatiseringsbeleid (BAB), TUE; Chairman ECAADE conference 1993, Eindhoven Drs.ir. J.A.F. Teklenburg: lid van Environmental Design and Research Association; lid van International Association for People-Environment Studies (lAPS); coordinator van lAPS Spatial Analysis Network; Prof.dr H.J.P. Timmermans: referent voor de volgende internationale tijdschriften: International Journal of Retailing; Annals of Regional Science Urban geography YCTR Area Forest Science Transportation Research Record Papers in Regional Science Transportation Research A & B; TESG; 186
---
-
--------
...
Environment and Planning A; The Professional Geographer; Journal of Housing and Environmental Research; Journal of Architecture and Planning Research; Journal of Marketing Research; Planning and Design; lid van de: advisory board van bet Amerikaanse tijdschrift Geographical Analysis; advisory board van het Italiaanse tijdschrift Sistemi Urbani; advisory board van het Engelse tijdschrift Geosystems; redactieraad van bet Nederlandse tijdschrift Recreatie en Toerisme; redactieraad van de Faculteitsreeks Bouwstenen; voorzitter van: de werkgroep Mathematische Geografie en Planologie; de werkgroep Gedrag, Ontwerp en Gebouwde Omgeving; bestuurslid van: executive board internationale working group on mathematical models; Stichting onderzoekinstituut Interface; Stichting onderzoekinstituut Calibre; Gestructureerde Samenwerking Nederland; International Geographical Union Nederland; srswo namens TUE; Curatorium Leerstoel Kunstgeschiedenis; Eindhoven Expertise Centrum Bouw; lid van: de werkgemeenschap Ruimtelijke Analyse; de werkgemeenschap Ruimtelijke Planning; de werkgemeenschap Bouwen en Wonen; American Marketing Association; KNAG; Regional Science Association; speelde een adviserende rol op specifieke onderdelen bij enkele internationale onderzoeken: de ontwikkeling van een decision support systeem voor bet Grand River Basin, Colorado, USA; de incorporatie van variable keuzesets in bet revealed preferencescaling model in het kader van een studie naar ruimtelijk winkelgedrag, Sydney, Australie; de toepassing van ridge regressie analyse in bet kader van de ontwikkeling van een voorzieningenmodel, Montreal, Canada; de toepassing van decompositionele modellen in het kader van een studie naar de ontwikkeling van bouwlocaties in Chesapeake Bay, Baltimore, USA; de ontwikkeling van een dynamisch model voor stedelijke ontwikkelingen, New York City, USA; de ontwikkeling van een informatie en decision support system voor recreatie-planning en urban-management, Thunder Bay, Ontario, Canada; de toepassing van keuzemodellen voor toerisme, Alberta, Canada; lid van diverse promotiecommissies; trad op als peer reviewer voor bevorderingen aan Amerikaanse universiteiten;
187
participeert in de volgende internationale netwerken van onderzoekers (contactpersoon) - European Schools of Planning; - European Network of Housing Research; - European Colloquia on Theoretical and Quantitative Geography; - IGU World Commission on Mathematical Models; - IGU World Commission on the Planning of Commercial Activities; dagvoorzitter en/of discussiant op verschillende nationale en internationale wetenschappelijke bijeenkomsten; lid organiserend comite Design & Decision Support Systems Conference; director of the Canadian Institute of Retailing and Service Studies; director of the European Institute of Retailing and Service Studies; Dr.ir. H.M.G.J. Trum: bestuurslid Design Research Foundation; Dr. K.J. Vel4huisen : voorzitter van het bestuur van de Stichting Instituut Interface Dr.ir. A.F.van Wagenberg: voorzitter van het Projectenbureau Techniek & Maatschappij, TUE; secretaris Stichting Instituut Interface; bestuurslid Nederlandse Facility Management Associatie NEFMA; lid van de Environmental Design Research Association; lid van de International Association for the Study of People and their Surroundings; international editor van Environment and Behaviour; Prof.ir. H. Wagter: lid ECAADE; coordinator CIB W78; integrated computer aided design; secretaris/vice voorzitter stichtingsbestuur CAAD Futures, lid programmacie en organiseren committee congres 1993, lid review commissie, sessievoorzitter, Pittsburg, USA; lid Raad van Advies Stichting EXIN; voorzitter SBR cie Pl2-20, Classificaties en coderingen {samen met werkgroep 325 25 001) lid redaktieraad Handboek Industriele Automatisering, Kluwer Deventer; voorzitter studiecommissie SBR 12-20/NNI werkgroep Classificaties en coderingen in de Bouw, Stichting Bouwresearch Rotterdam; voorzitter bestuur Stichting Instituut Calibre; Editor van Automation in Construction uitgegeven door Elsevier Science Publishers BV vice voorzitter jury Koninklijke IBC-prijs; lid advisory panel en review committee Conferentie 'The management of information technology for construction, Singapore, 17-20 augustus 1993; beoordeelde onderzoeksvoorstellen voor STW-SRO was lid ban de promotiecommissie van 2 proefschriften Ir.R.H.M. van Zutphen: lid NOBI/BBB projektteam; lid NOBI/BM projektteam; neemt deel aan de ontwikkeling van het educatieve ontwerpsysteem MacCalincad, Architekturabteilung ETH-Zurich, Zwitserland; heeft adviserende rol bij de software ontwkikeling van diverse 3e geldstroomprojekten bij Instituut Calibre; is bedrijfsmentor en begeleider van afstudeerders en stagiaires van de Hogere Informatica Opleiding (HIO) en Technische Computerkunde Eindhoven; 188
--
~-
--------
Overzicht samenwerkingen binnenland Formele samenwerkingen Faculteit Bouwkunde, Technische Universiteit Delft Faculteit Civiele Techniek, Technische Universiteit Delft Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Universiteit van Utrecht Faculteit Beleidswetenschappen, Universiteit van Nijmegen Economische Faculteit, Universiteit van Amsterdam Economische Faculteit, Erasmus Universiteit Subfaculteit Psychologie, Katholieke Universiteit Brabant INRO/TNO Stichting Instituut Interface Stichting Instituut Calibre Stichting Architecten Research ECB Nelissen van Egteren Bouwgroep BV, Venray CTB, Ede WIBB Automation BV, Ohe en Laak Stichting Open Bouwen Informele samenwerkingen Hogeschool voor Toerisme en Verkeer, Tilburg VCA ClAD BSO-AT, Eindhoven Nordined, Bunnik Contractpartners IOP-Bouw Stichting Interface Stichting Calibre Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Dienst Verkeerskunde Vervoersregio Zuid, Helmond Wibb Automation BV. Ohe en Laak Philips Eindhoven The Hague Consulting Group Gemeente Veldhoven Gemeente Roermond TNO Overzicht samenwerkingen buitenland Samenwerkingen t.b.v. gezamenlijk onderzoek of publikaties ABACUS, University of Strathclyde, Glasgow, Scotland LEMA, Universiteit Luik, Belgie University of Alberta, Edmonton, Canada University of California at Santa Barbara, Santa Barbara, USA University of Georgia, Athens, Georgia, USA University of Wales Institute of Science and Technology, Cardiff, Wales, UK Universite de Louvain-La-Neuve, Belgie PHAI, Hasselt, Belgie diverse Franse universiteiten in het kader van COMETT 189
Stanford University, USA ETH Zurich, Zwitserland Uitwisseling onderzoekers University of Houston, College of Architecture, Houston, USA University of Alberta, Edmonton, Canada Universite de Geneve, Zwitserland University of Iowa, Iowa City, USA University of Wisconsin, Milwaukee, USA Montana State University, Bozeman, USA Commissiewerk ACADIA ECAADE IGU ECTQG advisory board Geographical Analysis advisory board Geosystems advisory board Sistemi Urbani CIB CAAD Futures
190
PUBLICATIES Wetenschappelijke publicaties Arentze, T.A.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: A model of multi-purpose shopping trip behaviour. Papers in regional science, 72, 3, 1993, pp. 239-256. Arentze, T.A.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: Geographical information systems and the evaluation of the location of facilities. EGIS '93 conference proceedings, I, 1993, pp. 952-961 I ed. by J.J. Harts, H.F.L. Ottens and H.J. Scholten. Bakel, A.P.M. van: A creativity supporting data bank. In: Creativity and cognition 1 ed. by P. Halligan - Loughborough, Lutchi, 1993, nr. 36. Bax, M.F.Th.; Trum, H.M.G.J.: A taxonomy of concepts in architecture : a new tool for analysis and synthesis in architectural design processes according to domain theory. In: Advanced technologies in architecture, planning and civil engineering I ed. by M.R. Beheshti and K. Zreik; Amsterdam : Elsevier, 1993, pp. 53-64. Bax, M.F.Th.; Trum, H.M.G.J.: A taxonomy of concepts in architecture. In: Architectural management, practice and research. Proceedings CIB Y96 architectural management workshop, Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven, 15-16 april 1993, pp. 59-72. Boekholt, J.T.; ... [et al.]: 3E wonen : een studie naar het ontwerpen van dragers en hun energievoorziening. Eindhoven : Technische Universiteit Eindhoven, 1993; 89 p. Rapport in samenwerking met de KEMA en de vakgroep BFA. Boekholt, J.T.; ... [et al.]: Experiment de Polders in Veldhoven. Rapportage van een stedebouwkundig prijsvraagplan voor 150 dragerlinbouwwoningen, in samenwerking met architectenbureau Franken en Onstenk en MUWI Brabant, Eindhoven, december 1993. Deel 1: het plan, 28 pp. ; Deel 2: de aanbieding, 28 pp. Borgers, A.W.J.; Blom, U.; Harteveld, C.: Carpoolen : waarom (niet (meer))? In: colloquium vervoersplanologisch speurwerk : grenzen aan de vervoersplanologie, Rotterdam, 25-26 november 1993, pp. 413-432. Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: Transport facilities and residential choice behavior multiperson choice processes. Papers in regional science, 72, 1993, pp. 45-61. Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: Carpoolen. 191
a model of
Rapport in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, European Institute of Retailing and Services Studies, 1993, 132 pp. Dellaert, B.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: Een beschrijvend model voor de gecombineerde keuze van vervoermiddel en bestemming bij korte stedenreizen in Nederland, Belgie en Duitsland. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, sectie urbanistiek, 1993. Onderzoeksverslag ten behoeve van het projekt "keuzemodel vakantiebestemmingen", pp. Dellaert, B.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: Modelling tourists' joint choices of transportation and destination : towards an analytical tool to support the marketing of complex tourism services. In: Expanding responsibilities : a blueprint for the travel industry proceedings van het Travel and Tourism Research Association congres, Whistler, Canada, 13-16 juni 1993, pp. 389-395. Ettema, D.; Stemerding, M.P.; Timmermans, H.J.P.: Het simuleren van activiteitenpatronen in een GIS-omgeving. In: colloquium vervoersplanologisch speurwerk - grenzen aan de vervoersplanologie, Rotterdam, 25-26 november 1993, pp. 571-589 I ed. by Th. Reijs en P. Tanja. Ettema, D.; Stemerding, M.P.; Timmermans, H.J.P.; Drenth, D.; Kerstens, M.; Mastop, H.: Tijd-ruimte effecten van woonlocatiekeuze : een verkennende simu1atiestudie in West-Brabant. Eindhoven : Technische Universiteit Eindhoven, facu1teit bouwkunde, 1993; 119 p. Rapport in opdracht van de EFL-Stichting, European Institute of Retailing and Services Studies. Finn, A.; Louviere, J.J.; Timmermans, H.J.P.: International cross validation of shopping center consideration set segmentation. In: International dimensions of commercial systems I ed. by D.L. Huff; Austin Texas, 1993, pp. 164-185. Hubers, H.; Jong, P. de; Jongkind, T.; Smeltzer, G.; Swetz, H.; Vermaas, J.; Walta, H.; Zutphen, R. van: NOBIIBBB-project bouwkosten en bestek : gebouwmodel. Rapport in opdracht van VCA, SBR en DHV, 4 februari 1993, pp. 108. Hubers, H.; Jong, P. de; Jongkind, T.; Smeltzer, G.; Swetz, H.; Vermaas, J.; Walta, H.; Zutphen, R. van: NOBI-BBB-project bouwkosten en bestek : begrotingstheorie gebouwmodel (aanvul1ing) Rapport in opdracht van VCA, SBR en DHV, 30 maart 1993, pp. 12. Hubers, H.; Jong, P. de; Jongkind, T.; Smeltzer, G.; Swetz, H.; Vermaas, J.; Walta, H.; Zutphen, R. van: NOBI-BBB-project bouwkosten en bestek : een prototype. Rapport in opdracht van VCA, SBR en DHV, september 1993, pp. 53. Min, M.J.M.; Bakel, A.P.M. van: 192
Over Aldo Rossi : welstand en architectuur-kritiek, een "Insidestory" In: Kring kollega BNA regio Alkmaar vol. 2 I ed. by C. de Jong - Avenhorn, Nederland, 1993, pp. 1-2. Oppewal, H.; Louviere, J.J.; Timmermans, H.J.P.: A conjoint choice experiment to study attributes related to be selection of stores in shopping centres. In: Marketing for the new Europe : dealing with complexity. Proceedings of the 22nd annual conference of the Marketing Academy, Barcelona : ESADE 1993, pp. 1129-1147 I ed. by J. Chias and J. Sureda. Oppewa1, H.; Timmermans, H.J.P.: A conjoint choice approach to model consumer choice of shopping centre. In: Quantitative geographical methods 1 ed. by W.F. S1eegers and A.L.J. Goethals - Amsterdam, SISWO, 1993, pp. 121-138. Prins, M.; Bax, M.F.Th.; Carp, J.G.; Tempelmans Plat, H.: A design decision support system for building flexibility and costs. In: Design and decision support systems in architecture I ed. by H.J.P. Timmermans - Dordrecht, Kluwer Academic, 1993, pp. 147-163. Prins, M.; Boissevain, G.: Some thoughts about modelling the field of architectural management. In: Architectural management : practice and research : proceedings of the first CIB W96 architectural management workshop, Eindhoven, 1993, pp. 73-80. Prins, M.; Keysers, P.: Building flexibility and costs in the design process : a design decision support model. In: Advanced technologies in architecture, planning and civil engineering I ed. by M.R. Beheshti and K. Zreik - Amsterdam, Elsevier, 1993, pp. 273-278. Prins, M.; Nicholson, P.: Architectural management, practice and research : proceedings of the first CIB W96 architectural management workshop, Eindhoven 1993. Eindhoven : Technische Universiteit Eindhoven, 1993; 128 pp. Smeltzer, G.T.A.; Dijkstra, J.: A time dimension for computer-aided architectural design systems. In: CAAD futures '93, proceedings, pp. 391-404. Teklenburg, J.A.F.; Timmermans, H.J.P.; Wagenberg, A.F. van: Space syntax : standardised integration measures and some simulations. In: Environment and planning B : planning and design, 20, 1993, pp. 347-357. Timmermans, H.J.P. (ed.) Design and decision support systems in architecture. Dordrecht : Kluwer Academic, 1993; 248 p. Timmermans, H.J.P.: Retail environments and spatial shopping behavior. In: Behavior and environment : psychological and geographical approaches 1 ed. by T. Gaerling and R.G. Golledge - Amsterdam : Elsevier Science, 1993, pp. 342 377. 193
Trurn, H. M. G. J . ; Bax , M. F. Th. : On contents, meaning and interpretation of the concepts of architecture in an international context, as a prerequisite for the development and application of advanced technologies, position paper. In: EuropiA 1993, proceedings supplement I ed. by M.R. Beheshti en K. Zreik -Delft, Design Research Foundation, 1993., 21-24 june 1993, pp. 117-118. Venemans, P.; Daru, R.; Wagenberg, A.F. van: Buildings and wayfinding : a framework for guidelines. In: Power by design : proceedings of the 24th annual conference of the Environmental Design Research Association (EDRA), Chicago, Oklahoma City, March 31 - April 4, 1993 I ed. by R.M. Feldman, G. Hardie and D.G. Saile, pp. 233-240. Waerden, P.J.H.J. van der; Timmermans, H.J.P.: Traffic forecasting with a dedicated GIS : experiences in an educational context. In: EGIS '93. Conference proceedings, I, 1993, pp. 76-85 I ed. by J. Harts, H.F.L. Ottens and H.J. Scholten. Wagenberg, A.F. van; Vogel, W.M.: Facility management in Nederland. Onderzoek voor de Nederlandse Facility Management Associatie (NEFMA), Maarssen, 1993, 35 pp. Vakpublicaties Dijkstra, J.; Smeltzer, G.T.A.: Temporele aspecten van : ontwerpinformatie in CAD systemen. In: De bouwadviseur, vol. 718, 1993, pp. 14-17. Prins, M.: Flexibel bouwen : wat kost dat? : rekenmodel voor vergelijking van flexibele ontwerpvarianten. In: De bouwadviseur, 9, 1993, pp. 14-16. Prins, M.: Beidt uw tijd met flexibiliteit en duurt uw uur want geld is duur. In: Woningraad NWR magazine, 1993, nr. 18, pp. 29. Prins, M.: Computerprogramma maakt kosten van flexibel bouwen inzichtelijk. In: Cobouw, 12 mei 1993, 1 pp. Prins, M.: Wat kost flexibiliteit : ondersteuning besluitvorming in ontwerpfase. In: Bouwjaar 1993, pp. 30-33. Prins, M.: Waarde-optimalisering van woningen. Doetinchem : Misset, 1993; 172 pp. Misset-cursusboek Smeltzer G. T .A.: 194
Virtual Reality voor de bouwmeester in bet bouwteam. De Bouwadviseur, vol. 12, 1993, pp. 60 . 62. Waerden, P.J.H.J. van der; Oppewal, H.; Timmermans, H.J.P.: Adaptive choice behaviour of motorists in congested shopping centre parking lots. In: Transportation, 20, 1993, pp. 395Ā·408. Wagenberg, A.F. van: Euro facility management conferentie. Binnenmilieu, 3, 1993, pp. 10. Wagenberg, A.F. van; Heuvelink, J.J.W.: Evaluatiemethode ziekenhuisgebouwen : instrument voor de verbetering van de gebruikskwaliteit. In: Facility management magazine, december 1993, pp. 15Ā·19. Wagter, H.: Het roer moet om. In: Stedebouw en architectuur; Nieuwegein pp. 23.
Arko Uitgeverij, augustus 1993,
OVERIGE PRODUKTEN VAN WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEIT Papers Arentze, T.A.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: Een zoekstrategie voor de selektie van voorzieningenlokaties. Paper gepresenteerd op de Planologische Discussiedagen, Eindhoven, 1-2 juni 1993. Arentze, T.A.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: GIS and the evaluation of the performance of facility networks : the content and organization of input and output data. Paper gepresenteerd op de third international conference on computers in urban planning and urban management, Atlanta, Georgia, 23-25 juli 1993. Arentze, T.A.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: Socio-economic modelling and GIS. Paper gepresenteerd op bet GISData congres, Amsterdam, 1-5 december 1993. Bakel, A.P.M. van; Daru, R.: CAADidactics: an instrument for tuning CAAD systems to student styles. Paper gepresenteerd op de ECAADE conference, Eindhoven 1993. Boekholt, J.T.: Design studio first year. Paper gepresenteerd op de ECAADE conferentie, Eindhoven, november 1993. Boekholt, J.T.: Posters over het computergebruik in bet eerstejaars atelier. Paper gepresenteerd op de AEEA conferentie, Praag, april 1993. Dellaert, B.: Een aanbodsafhankelijk model voor activiteitenkeuzen van recreaten. 195
Paper gepresenteerd op de Planologische Diskussiedagen, Eindhoven, 1-2 juni 1993. Ettema, D.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: A simulation model of activity scheduling behavior. Paper gepresenteerd op de transportation research board meeting, Washington, 10-14 januari 1993. Ettema, D.; Borgers, A.W.J.; Timmermans, H.J.P.: Using interactive computer experiments for investigating activity scheduling behaviour. Paper gepresenteerd op het 2lste PTRC congres, Manchester, 13-17 september 1993. Finn, A.; Hutchinson, W.; Louviere, J.J.; Timmermans, H.J.P.: Cross-cultural comparisons of shopping center choice behavior. Paper gepresenteerd op het symposium on Patronage Behavior and Retail Strategy : on the Cutting Edge III, Lake Placid, 6-9 mei 1993. Louviere, J .J.; Oppewal, H.; Timmermans, H.J .P.; Thomas, T.: Handling large numbers of attributes in conjoint applications : who says existing techniques can't be applied? If you want an alternative, how about hierarchical choice experiments? Paper gepresenteerd op het 4th annual AMA Advanced Research Techniques Forum, Monterey, Californie, 13-16 juni 1993. Oppewal, H.; Louviere, J.J.; Timmermans, H.J.P.: A conjoint choice experiment to study attributes related to the selection of stores in shopping centres. Paper gepresenteerd op het EMAC congres, Barcelona, 25-28 mei 1993. Oppewal, H.; Timmermans, H.J.P.: Experiences in combining survey with choice data : some reflections. Paper gepresenteerd op het Duke Invitational Symposium on Choice Modeling and Behaviour, Duke University, Durham NC, 28 juli - 1 augustus 1993. Prins, M.: Some reflections on affordable housing in developing countries : policy and strategies. In: Urban environment in developing countries : futures, ideas, directi6ns : Proceedings of the international conference I ed. by G. van der Meulen Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, 1993, 6 pp. Prins, M.; Boissevain, G.: An attempt to define the field of architectural management. Paper gepresenteerd op de second CIB W96 Architectural Management workshop in Antwerpen, 1993. Te verschijnen in proceedings in 1994. Smeltzer, G.T.A.; Dijkstra, J.: Temporal aspects of design information in CAAD systems. Paper gepresenteerd op "the Management of Information Technology for Construction" congres, Singapore, 17-20 augustus 1993. Stemerding, M.P.: Afwegingen, attributen en constraints bij recreatieve verplaatsingen. 196
Paper gepresenteerd op de Planologische Diskussiedagen, Eindhoven, 1-2 juni 1993. Stemerding, M.P.; Oppewal, H.; Beckers, Th.A.M.; Timmermans, H.J.P.: The application of qualitative methods to identify attributes and constraints of leisure travel decisions. Paper gepresenteerd op het NRPA Leisure Research Symposium, San Jose, California, 21-23 oktober 1993. Teklenburg, J.A.F.; Andel, J. van: Urban morphology and children's use of public space. Paper gepresenteerd op de 24th annual meeting of the Environmental Design Research Association, Chicago, Illinois, 31 maart - 4 april 1993. Teklenburg, J.A.F.; Borgers, A.W.J.: Implementatie van alternatieve lay-outs voor winkelcentrum Woensel. Paper gepresenteerd op de Planologische Diskussiedagen, Eindhoven, 1-2 juni 1993. Teklenburg, J.A.F.; Timmermans, H.J.P.; Borgers, A.W.J.: Changes in urban layout and pedestrian flows. Paper gepresenteerd op het 21st PTRC congres, Manchester, 13-17 september 1993. Waerden, P.J.H.J. van der; Timmermans, H.J.P.: Planning scenarios and the use of the urban transportation network : some experiences with a dedicated GIS. Paper gepresenteerd op de. 13th meeting of the Pacific Regional Science Conference Organisation, Whistler, Canada, 11-14 ju1i 1993. Wagter, H.: PDI/CALS om ons heen, waar staat Nederland. Paper gepresenteerd tijdens POI GALS congres, 't Spant, Bussum, 27 januari 1993. Technische rapporten Inrerne rapporten Popescu, C.: The usability of ROP to support facility space planning. Eindrapport 2e fase ontwerpersopleiding, Technische Universiteit Eindhoven, Instituut Vervolgopleidingen, Ontwerp-, plannings- en beheerstechnieken, 1993. Wagenberg, A.F. van; Asselberg, C.; Lof, I.: Blijf zitten waar je zit : een literatuurstudie naar huisvesting voor ouderen die zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen. Eindhoven : Technische Universiteit Eindhoven, Faculteit Wijsbegeerte en Maatschappijwetenschappen, 1993; 61 pp. Wagenberg, A.F. van; Beckers, R.; Bot, M.E.W. de: Omgevingstechnologische pub1icaties. Eindhoven : Technische Universiteit Eindhoven, 1993; 34 pp. 197
Videopresentaties Aretz , H. ; Mantelers, J . ; Tacke, H. : Virtual reality demonstraties i.o.v. University of Hong Kong, Department of Architecture, november-december 1993. Aretz, H.; Roe len, W.: Virtual reality demonstratie t.b.v. Nederlandse Onderwijs Tentoonstelling i.o.v. DST, Baarn, maart 1993. Aretz, H.; Roelen, W.: Virtual reality demonstratie i.o.v. Rijksuniversiteit Limburg, Maastricht, oktober 1993. Aretz, H.; Roelen, W.; Tacke, H.: Virtual reality demonstraties i.o.v. Espeq, Heerhugowaard, juli 1993. Buma, S.; Tacke, H.: Computerafbeeldingen i.o.v. Rabobank Nederland Eindhoven. Deiman, E.; Helm, M. van der; Smeltzer, G.: Virtual reality demonstratie i.o.v. Erasmus Universiteit Rotterdam, december 1993. Mantelers, J.; Roelen, W.; Smeltzer, G.: Virtual reality demonstratie opening Kantoor van de Toekomst, Den Bosch, 3 november 1993. Smeltzer, G.; Mantelers, J.; Grootel, M. van; Guns, J.: Videopresentatie i.o.v. Teleport ontwikkeling, Amsterdam, april 1993. Lezingen, voordrachten, posters/handouts, interviews Bax, M.F.Th.: CAAD : the exploration and development of a conceptual medium. Opening address ECAADE-congres, Eindhoven, 11 november 1993. Bax, M.F.Th.: Nieuwjaar faculteit bouwkunde. Voordracht bij gelegenheid van de nieuwjaarsreceptie, Eindhoven, 5 januari 1993 - Bouwpers 25 januari 1993. Bax, M. F. Th. : Oud en Nieuw : gesprekken met mijn buurman. Voordracht bij gelegenheid van de dip1oma-uitreiking, Eindhoven, 6 januari 1993 - Bouwpers 25 januari 1993. Bax, M.F.Th.: Van bet andere en bet zelfde : reizen in ruimte en tijd. Voordracht bij gelegenheid van de opening van de tentoonstelling naar aanleiding van de Cheops-excursie naar Spanje, 11 januari 1993. Bax , M. F. Th. : De pragmatiek van de bouwkunde wetenschap. 198
Voordracht bij gelegenheid van de diploma uitreiking, Eindhoven, 18 maart 1993. Bax, M. F. Th. : Over goed en kwaad, en mooi en lelijk : een pleidooi vo6r esthetica als element in de opleiding tot ingenieurs. Voordracht bij gelegenheid van de diploma-uitreiking, Eindhoven, 19 mei 1993 - Bouwpers 7 juni 1993. Bax, M. F. Th. : Developing countries, distant mirrors. Voordracht bij de opening van het congres Urban Environment in Developing Countries : Futures, Ideas, Directions, Eindhoven, 16 juni 1993. Bouwpers 6 september 1993. Bax, M. F. Th. : The faculty of architecture, building and planning, Eindhoven University of technology : its structure, programmes and scope. Introductie bij de fourth EuropiA international conference advanced technologies in architecture, planning and civil engineering, Delft, 21-24 juni 1993. Bax, M.F. Th.: DOMOTICA : van mechanisering naar automatisering van de woning. Voordracht bij gelegenheid van de opening van de conferentie Domotica Opent Deuren, Eindhoven, 31 augustus 1993. - Bouwpers 20 september 1993. Bax, M. F. Th . : 25 Jaar KSA. Voordracht bij gelegenheid van de opening van twee tentoonstellingen "De eigen collectie" en "Stoe1en met meer", Eindhoven, 19 september 1993. Bouwpers 4 oktober 1993. Bax, M. F. Th. : Rolverde1ing in de bouw : kansen of bedreigingen. De Reehorst, Ede, 23 september 1993. Bax, M. F. Th. : A faculty of quality. Bijdrage aan het congres over "accreditation", georganiseerd door EAAE, Brussel, 22 oktober 1993. Bax, M. F. Th. : Ontwerpen : kern van het bouwkundig curriculum. Voordracht bij gelegenheid van de 114e diploma-uitreiking, Eindhoven, 3 november 1993. Bax, M.F. Th.: Afscheid Prof. Vorenkamp. Eindhoven, 8 november 1993. Bax, M. F. Th. : Drie valkuilen van de kunst. Voordracht bij gelegenheid van de opening tentoonstelling Dl-projektwerk in het Van Abbe Museum te Eindhoven, 6 december 1993. 199
Bax, M.F.Th.: Van duurzaamheid naar duurzame ontwikkeling. Voordracht bij gelegenheid van het bezoek van de Staats-secretaris van O&W, Dr. J. Cohen aan de Technische Universiteit te Eindhoven, 7 december 1993. Bax, M.F. Th.: From old techniques and new principles. Opening van de 4th meeting of Subcommission Number 6 (SC6) of the Technical Commission number 250 {TC250) of the Commission Europeene de Normalisation (CEN), 7 december 1993. Bax, M. F. Th. ; Trum, H. M.G. J . : Domeinentheorie, categorieen van het bouwkundig denken en handelen : vorm, functie en proces. Voordracht tijdens seminar Ontwerpmethodologie, Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven, 16 februari 1993. Oppewal, H. : Bereikbaarheid van winkelcentra : illustratie van een stated choice onderzoek. Presentatie op studiedag stated preference technieken, AVV/Rijkswaterstaat, Rotterdam, 29 oktober 1993. Prins, M.: Multifunctionele dienstencentra voor verstandelijk gehandicapten. Voordracht voor de NZF commissie plannen en bouwen in opdracht van Complan B.V., 14 januari 1993, ter gelegenheid van het aanbieden van de "pilotstudie multifunctionele dienstencentra voor verstandelijk gehandicapten" aan de NZF. Timmermans, H.J.P.: Expertise voor experts : ideaal of illusie? Lezing ter gelegenheid van de 37e Dies Natalis, Technische Universiteit Eindhoven, 23 april 1993. Trum, H.M.G.J.; Bax, M.F.Th.: Taxonomie van bouwkundige concepten. Voordracht tijdens seminar ontwerpmethodologie, Technische Universiteit Eindhoven, 16 februari 1993. Wagter, H.: Lezing virtual reality. Origin/Ison seminar nieuwe mogelijkheden in IT, Evoluon, Eindhoven, 21 januari 1993. Wagter, H.: Lezing CIM colloquium geintegreerd ontwerpen. Eindhoven, Technische Universiteit Eindhoven, bedrijfskunde, 26 februari 1993. Wagter, H.: Schijnbare werkelijkheid : de wereld als in een brievenbus. Lezing Management Mind Stretcher, IBM seminar, Amsterdam, 24 maart 1993. Wagter, H.: Lezing bouwen met informatietechnologie 200
de rol van IT in de hedendaagse
bouwwereld. TEMA symposium, Technische Universiteit Eindhoven, 8 april 1993. Wagter, H.: Lezing informatietechnologie : industriele evolutie of revolutie. TVVL jaarvergadering/symposium, Almelo, 16 april 1993. Wagter, H.: Samenwerken in de bouw en de rol van ClAD hierbij. Lezing ClAD sectie civiele techniek kantoor DHV, Amersfoort, 21 april 1993. Wagter, H.: Lezing BSO symposium geintegreerde image processing oplossingen, techniek als onderdeel van business proces redesign. Amsterdam Scheepvaart Museum, Amsterdam, 28 april 1993. Zutphen, R. van: Voordrachten NOBI/BBB Bouwkosten en Bestek - computerprototype. 15 juni 1993 aan commentaargroep NOBI/BBB project, VCA, Rijswijk. 16 juli 1993 aan Softwarehuizen, Rekencentrum TUE, Eindhoven. 19 november 1993 VCA ledenvergadering, Kantoor van de Toekomst, 's-Hertogenbosch. Overig, o.a. redaktionele bijdragen, overige teksten, vertalingen Bakel, A.P.M. van: Subject style assessment tool. Implemented in Authorware Professional, Authorware, Inc 8500 Normandale Lake Blvd., Minneapolis, Minnesota 55437 U.S.A., 1993. Bakel, A.P.M. van: Object style assessment tool. Implemented in Authorware Professional. Authorware, Inc 8500 Normandale Lake Blvd., Minneapolis, Minnesota 55437 U.S.A., 1993. Vries, M. de: HPGL library i.o.v. Philips, Eindhoven. Zutphen, R. van: Ontwikkeling van een computerprototype onder MsWindows in het kader van het derde geldstroomproject NOBI/BBB Bouwkosten en Bestek.
201
5.
HABITAT BUILDING & URBAN MANAGEMENT
Aleemene gegevens Code VF-programma: Programmaleider: Onderwerpontsluiting: Yetenschapsgebied ISN: Wetenschapsgebied NWO: Toepassingsgebied NABS: Deelnemende vakgroepen: Aanvang - einde: Omvang taakstelling:
Bll5 (TUE-BOU-115.89.28) dr. G.G. v.d. Meulen 3304, 3308, 3305, 6311, 3329, 6201 T260, T230, T220, TlSO, S240 N022, N0211, N029 BKO, BPU, BAUB 1989 - 1993 3.5 fte wp le geldstroom
Doel-jprobleemstelling: Het onderzoekprogramma heeft als doelstelling om aan de hand van concrete problematiek ter plaatse tot meer algemene toepasbare technieken en strategieen te komen voor de verstedelijkingsproblematiek van de derde Wereld. Daarbij richt zich het programma op: a. Het verrichten van onderzoek naar de toepassing en gebruik van 'techniek' als een versterking van het lokale vermogen op bet gebied van human settlements. b. Het onderzoek naar effecten die voorkomen en samenhangen met een geintegreerde aanpak van deze problematiek. c. Het ontwikkelen van modellen en systemen voor een multidisciplinaire aanpak van het 'Human Settlements' - probleem. In het afgelopen jaar 1993 is een conferentie 'Urban Environment in Developing Countries; Futures, Ideas, Directions' georganiseerd van 16-18 juni 1993. De verwachting is dat een dergelijke conferentie een goede uitstraling zal hebben zowel nationaal als internationaal. Deze conferentie georganiseerd door de programmaleider en de secretaris van het VF-programma was een groot succes. Het aantal bezoekers was voor de eerste conferentie 65 personen van vele ministeries en buitenlandse organisaties. Het thema is goed uitgediept. Voor de conferentie zelf zijn proceedings vervaardigd met SO geselecteerde papers. Momenteel wordt gewerkt aan een publikatie in boekvorm van de beste papers. Er is besloten tot een vervolg conferentie in februari 1995. Hierbij wordt inbreng verwacht van 2 ministeries VROM en BUZA (DGIS), omdat deze conferentie kan dienen ter voorbereiding van de Habitat II V.N. Conferentie in april 1996 in Istanbul. De TUE (i.e. Dr. G. van der Meulen) is penvoerder geworden van het Erasmus project leembouw, dat tezamen met Lidesco (Leiden) en CRATerre (Grenoble) wordt uitgevoerd. Dit kan leiden tot meer gezamenlijke onderzoekenjonderwerpen. Ten aanzien van de toekomst van het VF-programma kan worden gemeld dat er wordt gewerkt aan een voortzetting van het derde wereld onderzoek in een andere opzet op basis van individualiteit waarbij meer nadruk komt op Urban Environment.
203
Promotieonderzoek
Binnen bet programma lopen de volgende promotie-onderzoeken: 2e geldstroom ir. P.C.M. Maas:
Typologie-onderzoek naar bet bouwen en wonen in Djenne, Mali lste promotor: prof.drs. G. Bekaert
In 1993 werden de volgende promotieonderzoeken afgerond: le geldstroom: 0. Arce Villalobos M.Sc.:
Construction for Bamboo Houses lste promotor: prof.ir. W.R. de Sitter
3e geldstroom ir. P.C. Beekman:
Stedelijke Planvorm-Stadsbestuur lste promotor: prof. D.C. Apon
Onderzoekers: lste geldstroom: w.p. 0. Arce Villalobos M.Sc. ir. P.C. Beekman dr. ir. P.A. Erkelens ir. P.W.J. Jansdaal dr. ir. J.J.A. Janssen ir. P.C.M. Maas dr. G.G. v.d. Meulen ir. W.H.M. Schijns
204
5.1
Habitat Building
Onderzoekers:
0. Arce Villalobos M.Sc, dr. ir. P.A. Erkelens, ir. P.W.J. Jansdaal, dr. ir. J.J.A. Janssen, ir. P.C.M. Maas, ir. W.H.M. Scbijns.
Doel-jprobleemstelling Het deelprogramma is gericbt op bet doen van onderzoek ten beboeve van bet ontwerpen en bouwen van woningen en gebouwen in derde wereldlanden tegen lage kosten door middel van lokale constructie- en produktietecbnieken en lokale middelen. Onderzoeksprojecten 5.1.1 5 .1. 2 5 .1. 3
Bouwconstructietechniek Uitvoeringstecbniek Plaatsgebonden arcbitectuur in West-Afrika Bouwconstructietecbniek
Doel-jprobleemstelling Dit project betreft onderzoek inzake gebruik van bamboe als constructiemateriaal in derde wereldlanden. Het onderzoeksproject bestaat uit de volgende onderdelen: a. Fundamenteel onderzoek naar materiaaleigenscbappen en constructieve oplossingen. b. Toegepast onderzoek naar het gedrag van constructies onder belastingen zoals aardbeving en storm. c. Overdracbt van kennis naar ontwikkelingslanden: publiceren, adviesverlening, voordracbten, cursussen, training. d. Bijdragen aan internationale standaardisatie op bet gebied van bamboe. Voortgang 1993 Het onderzoek van 0. Arce is afgerond met een proefschrift, waarop hij eind september is gepromoveerd. In april en mei is dr. Gnanabaran uit India vier weken werkzaam geweest voor bet onderzoek van buiging; publikatie volgt in 1994. Het projekt in Costa Rica vordert goed; er zijn twee bezoeken gebracbt voor supervisie. Er zijn twee plannen ontwikkeld om bet bamboe-onderzoek te stimuleren: een voorstel bij de EEG voor een samenwerkingsverband met instituten in India en Costa Rica, en een voorstel om mee te doen aan bet programma voor duurzame ontwikkeling van Nederland samen met drie ontwikkelingslanden. Het industrieel gebruik van bamboe krijgt steeds meer aandacbt. Dagbladen, radio en TV vragen om informatie over bamboe. Programma 1994 en verwachtingen 1995, 1996 zie ā¢optimalisering, innovering en hergebruik van bouwconstructies en bouwmaterialen". 5.1.2
Uitvoeringstechniek
Doel-jprobleemstelling 205
Het onderzoek is gericht op het vergroten van de woningbouwproduktie met name voor de lage inkomens. Hiertoe wordt met name bestudeerd welke produktiviteitsfactoren een rol spelen bij het tot stand brengen van lowcost housing. Het onderzoek vindt plaats op drie niveaus: op landelijk niveau worden (woning)-bouwprodukties geinventariseerd en de voorwaarden geanalyseerd, waaronder ze tot stand zijn gekomen; op bedrijfstakniveau, met inbegrip van de informele sector, wordt onderzocht hoe bouwprodukties worden gerealiseerd en in welke hoeveelheden; op bouwplaatsniveau wordt bekeken welke (delen van de) projecten door welke partijen worden gerealiseerd.
Voortgang 1993 Opzet van een werkgroep renovatie en onderhoud in ontwikkelingslanden is verder uitgebouwd. Er zijn nu een tiental deelnemers. Besloten is om voorlopig een secretariaat op te zetten aan de TUE die een van de activiteiten realiseert - een nieuwsbrief - om door de problematiek verder uit te sonderen. Tevens zijn contacten gelegd voor restauratie van historische gebouwen in ontwikkelingslanden. Er werd deelgenomen aan een conferentie in Ghana over low-cost sanitation and renovation. Lid van het GARNET netwerk geworden. Voortgang 1994 Opzet nieuwsbrief renovatie en onderhoud in de derde wereld. Opzet onderzoek restauratiejrenovatie van historische gebouwen. Deelname aan heropterichten CIB Y63 commissie low cost housing en voorbereiding conferentie Urban Environment II. Verwachting 1995, 1996 February 1995 Conferentie Urban Environment II, organisatie workshop renovatie en onderhoud. 5.1.3
Plaatsgebonden architectuur in West-Afrika
Doel-fprob1eemste11ing Het gaat hier om onderzoek naar de authentieke bouwcultuur als basis voor een mogelijke bijdrage tot de handhaving en ontwikkeling van het lokale bouwen o.a. in Mali. Dit houdt een onderzoek in naar de typologie van het bouwen en wonen en de plaatselijke traditionele bouwwijzen in het bijzonder. In dit kader vinden diverse deelonderzoeken plaats waaronder een interdisciplinair onderzoek naar de wooncultuur en haar reflectie in de stedebouwkundige, architectonische en materiaalkundige verschijningsvorm van de stad Djenne. Voortgang 1993 Een promotieonderzoek betreffende dit onderwerp, mogelijk gemaakt door het Samenwerkingsorgaan Brabantse Universiteiten, is in september 1988 van start gegaan. Met betrekking tot dit onderzoek zijn de gegevens van het literatuur- en bronnenonderzoek tot een wetenschappelijke tekst verwerkt en zijn de veldwerkgegevens aangepast tot voor dit doel bruikbaar beeldmateriaal. Beide resu1teerden in het boek 'Djenne, chef-d'oeuvre architectural', dat op 16 februari 1992 officieel is gepresenteerd in het K.I.T.-Amsterdam (ISBN 90 68 32 22 81 K.I.T., Pays-Bas).
206
Archief-materiaal van dr. Labelle Prussin zal tesamen met de resultaten van ander bronnenonderzoek worden gepubliceerd in een hoek, 'Djenne, il Y a cent ans' (B. Gardi, P. Maas, G. Mommersteeg), eveneens uit te geven door het K.I.T. te Amsterdam. Tevens is onderzoek verricht naar modelvorming en definitiebepaling met betrekking tot de 'Architecture Soudanaise'. Dit onderzoek is verwerkt tot een tekst die als catalogus is verschenen bij de tentoonstelling Les Vallees du Niger (Parijs, New York, Africa). De T.U.E. (ir. Pierre Maas) is vertegenwoordigd in de projectgroep ter voorbereiding van een tentoonstelling met betrekking tot Djenne in het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden, welke in oktober 1994 zal plaatsvinden. In samenwerking met de ingenieursopleiding in Bamako (E.N.I.) participeren T.U.D. (dr.ir. C.J.W.P. Groot) en T.U.E. (ir. W.H.M. Schijns) in een onderwijsproject. Dit project vindt plaats in het kader van het 'practicum generale du developpement' van de EG. De stichting LABOU is gevestigd op de faculteit Bouwkunde TUE. Zij heeft als doelstelling het ontwikkelen van onderzoekmethoden ten behoeve van het documenteren en classificeren van plaatsgebonden architectuur en het eventueel conserveren en restaureren ervan in niet westerse landen, ondersteunt de voortzetting van het onderzoek naar de mogelijkheden van het behoud van Djenne als gebouwd monument; in dit stadium vooral wat betreft de documentatie. In oktober 1993 werd deelgenomen aan de 7e internationale conferentie voor de studie en het behoud van architectuur in aarde te Silves/Portugal.
Programma 1993j94 In verband met het promotieonderzoek verricht door ir. P. Maas 'Djenne' zal aandacht worden besteed aan de formulering van het theoretische kader van het onderzoek, waarbij de nadruk komt te liggen op de theorievorming m.b.t. het raakgebied tussen architectuur en antropologie. In voorbereiding zijn een hoek over het historische bronnenmateriaal m.b.t. Djenne en een lemma voor een encyclopedia over niet-westerse bouwkunst (Editor P. Oliver). In het kader van de samenwerking met de E.N.I. (Ecole Nationale d'Ingenieurs, Bamako, Mali) wordt gewerkt aan een opzet van het programma voor een gezamenlijk onderzoek. In het algemeen wordt dit onderzoek gericht op de bouwkundige mogelijkheden tot verbetering, renovatie of restauratie van gebouwen in een urbane context in Mali. In het bijzonder betreft het de projecten; woningverbetering in Bamako, behoud architectonisch erfgoed van Djenne (evt. promotieonderzoek). Voorts documentatie, renovatie en hergebruik van de koloniale, Neo-Soudanese architectuur in Segou. Voor dit laatste is veldonderzoek verricht door J. Mol en J. Bierman in samenwerking met ALPHALOG (Association Libre pour la Promotion de l'Habitat et du Logement). Met steun van de EG wordt het komend jaar een ā¢Manuel Pedagogique sur Conception Architecturale et Dessin du Batiment" samengesteld door W. Schijns, C. Groot, A. van Dijk, M. Dembele, M. Kante. Verwachtingen 1995/96 Afronding promotieonderzoek en voortzetting programma opzet onderzoek conserveringstechniek 1994
207
5.2.
Urban Management
Onderzoekers:
Ir. P.C. Beekman, dr. G.G. van der Meu1en
Doel-/probleemstelling Het bereiken van verbeteringen van de 'habitat' in steden van de Derde Were1d via: het versterken van het p1aatse1ijke bestuur1ijke vermogen, door het 1everen van een daarop afgestemd technisch instrumentarium. Sedert 1988 hanteert ook United Nations Habitat Nairobi het concept 'Urban Management' a1s aanpak strategie voor woongebieden in ontwikke1ings1anden. In de nota Pronk, 'Een were1d van verschil' (1990) wordt gesproken over de prioriteit van 'duurzame ontwikke1ing' in de hu1pverlening. De stede1ijke problematiek is een speerpunt in het (nieuwe) be1eid van het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Onderzoeksprojecten: 5.2.1 5.2.2 5.2.3
Huisvesting en infrastructuur. Relatie en afstemming van stedelijk p1anvorm op inrichting en uitvoering stadsbestuur. De ontwikkeling en het gebruik van ruimte1ijke p1annings- en inrichtingsmodel1en gebaseerd op geautomatiseerde ruimtelijke informatie systemen. Huisvesting en infrastructuur
Doel-/probleemstelling Dit project richt zich op het ontwikkelen van een aan het bestuur1ijke vermogen aangepaste vorm van stadsontwikkeling voor Gedaref (Soedan). Het ontwikke1en en inzetten van concrete projecten op het gebied van huisvesting en infrastructuur, als antwoord op acute noden en als een middel voor het verbeteren van de structuur van de stedelijke samen1eving. In het kader van het opzetten van een aangepaste stadsp1anning wordt samengewerkt met het Onderzoek Instituut voor Technische Bestuurskunde TUDelft en met de Afdeling Management Ondersteuning van de Gemeente Eindhoven. Er is een projectkoppeling met de gemeente Eindhoven, een en ander heeft er toe ge1eid dat sinds 1988 de projectactiviteiten ter p1aatse in Gedaref worden uitgevoerd onder de tite1 'Dutch University Gedaref Assistance Programm' (DUGAP) en dat het p1aatselijk kantoor wordt bemand door twee deskundigen, in dienst van de 'Stichting Neder1andse Vrijwi1ligers' (SNV), Den Haag. Een deskundige op het terrein van stadsplanning (sinds 1987); en een op het gebied van het urban-management (sinds 1993). Beide medewerkers hebben werkovereenstemming met de gemeente Gedaref.
Voortgang 1993 a) In 1993 is gewerkt aan de herhuisvesting van ca. 23.000 v1uchte1ingen in het door ons ontworpen project voor in totaal ca. 35.000 vluchtelingen. b) Er zijn twee scho1en opge1everd. c) Midde1en verwerven voor de uitvoering van een drinkwatermethode in de v1uchte1ingenwijk, voor een bedrag van fl. 750.000,--. Het project is per 1 december 1993 in uitvoering genomen. 208
d)
e)
f)
g) h)
Middelen verwerven voor de uitvoering van een ringleiding voor de drinkwatervoorziening (Ā± 7 km, diameter 30 em) alsmede voor twee buurtnetwerken voor in totaal fl. 2,3 miljoen. Het project is per 1 december 1993 in uitvoering genomen. Er is een onderzoekteam van 2 studenten uitgezonden, waaraan 3 Soedanese studenten (Universiteit van Khartoum) zijn toegevoegd, daarvoor is een bedrag van fl. 9.700,-- verworven. De studenten doen onderzoek naar - gezondheid rond het wonen - opzetten van een cooperatieve onderneming. Er is een vooronderzoek verricht naar de structuur en het functioneren van de gemeentelijke diensten in Gedaref. In aansluiting daarop is de aanstelling goedgekeurd van een bestuurskundige voor de tijd van 3 jaar. Contract met SNV, Den Haag. Er is een donatie van het Ministerie van Onderwijs verworven voor bet opzetten van ā¢stedelijke hygiene" van fl. 50.000,--. In totaal is in 1993 voor het project een bedrag van fl. 3.109.700,-verworven.
Programma 1994 en verwachtingen 1995 Het gaat zo door. 5.2.2 Relatie en afstemming van de stedebouwkundige planvorming op de inrichting en uitvoering van het stadsbestuur
Probleemstelling: De probleemstelling omvat de relatie tussen de stedebouwkundige planvorm en de vorm van het stadsbestuur. Deze wordt in de ontwikkeling van de studie verder uitgewerkt. Doelstelling: Academische Promotie 'Stedebouwkunde en Stadsbestuur' 1. Met de studie wordt beoogd om een bijdrage te leveren aan de formularing van de stedebouwkunde als instrument voor de hedendaagse stadsontwikkeling. 2. Een omschrijving van de stedebouwkunde te geven, die relatie houdt met vormen (of modellen), in het proces van stedelijke planning, realisatie en beheer. 3. Planvormen te ontwikkelen, die afgestemd zijn op de bestuurlijke inrichting en uitnodigen tot participatie door de private sector. Het onderwerp is relevant voor zowel steden in de Derde Wereld als voor Nederlandse steden en speelt in op het proces van de bestuurlijke vernieuwing, zoals dit is ingezet in het overheidsbeleid.
Voortgang 1993 In december 1993 heeft de promotie plaatsgevonden. Verwachtingen 1994 In januari 1994 verschijnt er een hoek over het promotieonderwerp.
209
5.2.3 De ontwikkeling en het gebruik van ruimtelijke plannings- en inrichtingsmodellen gebaseerd op geautomatiseerde ruimtelijke informatiesystemen Promotieonderzoek: Een ruimtelijk informatie- en besluit-vormingsondersteunend systeem voor de urbane ontwikkeling in metropolitane gebieden in de derde wereld.
Doe1-jprobleemste1ling a. Het ontwikkelen van een planningsmethode voor de evaluatie van alternatieve ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden in metropolitane steden. Accent op de planning en allocatie van woon- en infrastructurele (basis-)voorzieningen. b. Implementatie van deze methode in een ruimtelijk informatiesysteem voor gebruik op de microcomputer. Voortgang 1993 1. Voortzetting en uitbouw gestarte Erasmus programma Leembouw. 2. Effectuering in juni 1993 van de in Eindhoven te houden internationale conferentie ā¢urban environment in developing countries". 3. Op verzoek van Chulalongkorn Dept. URP, het verder concipieren van een vergelijkings-studie planvorming Nederland en Thailand. 4. Ret schrijven van een handboek over applied spatial informatics, te publiceren door AIT-HSD. 5. Door derden gesponsorde congres bezoeken met paper presentaties zoals seawater change modelling, gis in developing countries, etc. Programma 1994 en verwachtingen 1995 Zie voortgang 1993.
210
Overige activiteiten is: Werkgemeenschap Urbane Ontwikkeling Ontwikkelingslanden lid van de overleggroep Min. VROM met betrekking tot het onderzoek voor het bouwen in ontwikkelingslanden; lid,Provinciale Monumentencommissie Noord Brabant; lid van de beoordelingscommissie NUFFIC(WSO Den Haag voor uitzending studenten naar ontwikkelingslanden; bestuurslid Stichting Projektkoppeling Eindhoven - Gedaref; lid van overleggroep SUPO (Stichting Urbane Projekten in Ontwikkelingslanden); dr.ir. P.A. Erkelens is: lid van de Werkgemeenschap Urbane Ontwikkeling Ontwikkelingslanden (WUOO); bestuurslid Stichting Projektkoppeling Eindhoven - Gedaref; docent Stichting wegenbouwcentrum; voorzitter Undugu Vriendenkring Nederland lid CIB werkgroep W70 lid CIB werkgroep W63 is: de African Studies Association secretaris bestuur LABOU voorzitter VAK (Vereniging Ateliers Kunstenaars) lid BNA dr. G.G. van der Meulen is: lid SRO Ruimtelijke Planning; lid URISA; lid Advisory Board Phd. Geografische Informatiesystemen East China normal University Shanghai; corresponding lid van IGW-Mathematical Modules Commission; gasthoogleraar Spatial Information and Decision Support Systems Chulalangkorn University, Bangkok, Thailand; lid Dagelijks Bestuur Urba Neth; docent Akademie van Bouwkunst, Ruimtelijke Ordening, Tilburg; docent IHE Delft, Methods in Planning and Decision Making; lid algemene raad IMWOO/NUFFIC ir. W.H.M. Schijns is: lid welstandscommissie, Tilburg lid algemeen bestuur Dogon-Comite Nederland; lid WUOO (Werkgemeenschap Urbane Ontwikkeling Ontwikkelingslanden); voorzitter bestuur stichting LABOU bestuurslid nieuwe Brabantse kunststichting gastdocent E.N.I., Bamako, Mali Rijksgecommitteerde eindexamens, Koninklijke Academie voor Bouwkunst in Den Haag; Academie voor Bouwkunst Breda en HTS Tilburg lid bestuurscommissie Centrum voor beeldende kunst De Beyerd, Breda lid BNA
211
Qyerzicht samenwerkingen binnenland Formele samenwerkingen Gemeente Eindhoven, Afdeling BO IHS (Institute of Housing Studies) Rotterdam Instituut voor Culturele Antropologie, Rijksuniversiteit Utrecht Economische faculteit, Katholieke Universiteit Brabant Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Direktie Internationale Betrekkingen Museum van Land en Volkenkunde, Rotterdam OTB, Onderzoek Inst. Techn. Bestuurskunde TU-Delft Samenwerkingsorgaan Brabantse Universiteiten TUD, Stevinlaboratorium, Faculteit Civiele Techniek SNV, Stichting Nederlandse Vrijwilligers, Den Haag Stichting Projektkoppeling Eindhoven - Gedaref DGIS - Min. van Ontwikkelingssamenwerking - Den Haag Informele samenwerkingen ISS, Institute for Social Studies in Den Haag DHV Consultants in Amersfoort Dienst Ruimtelijke Ordening Gemeente Amsterdam ITC (International Institute for Aerospace Survey and Earth Sciences) Enschede Ministerie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiene Ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking, DGIS Contractpartners Afrika museum, Berg en Dal Direktoraat Generaal lnternationale Samenwerking van bet Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking (DGIS) Commission des communautes Europeennesjdirection generale du developpement Overzicht samenwerkingen buitenland Samenwerkingen t.b.v. gezamenlijk onderzoek of publikaties Association Neerlandaise d'assistence au Developpement, BP 2220 Bamako, Mali C.E.P.R.I.S., Cellule d'execution du programme de Renforcement des infrastructures sanitaires - Bamako, Mali Ecole National d'Ingenieurs BP, 292, Bamako, Mali; Frobeniusinstitut, Liebigstrasse 41, D-6000 Frankfurt, BRD Human Settlements Centre K.U. Leuven Institut des Sciences Humanitaires - Bamako/Mali K.U. Leuven, afdeling Architectuur, Belgie Kinderhilfswerk fur die Dritte Welt e.v., Valentinskamp 88, D-2000 Hamburg 36, BRD Ministerie de la Sante Publique et des Affaires Sociales, Bamako/Mali Ministerie des Sports, des Arts et de la Cultures, Bamako/Mali I.T.D.G., London University of Nairobi, Housing Research and Development Unit Paul Olivir School of Architecture, Oxford Polytechnic, Oxford EPAC - consultants for energy and planning; Khartoum - Sudan University Bristol University of West England (U.K.) 212
Arizona State University, Tempe (U.S.A.) Southampton Institute of Higher Education (U.K.) University of New Castle, NSW, Australia South Bank University London (U.K.) UDP BRE Uitwisseling onderzoekers Fac. of Architecture, Department of Urban and Regional Planning, Bangkok, Chulalongkorn University University of Cairo - Institute for Regional and Urban Planning Advisering t.b.v. congressen. werkbezoeken enz. Presco Singapore 1989. Centre for Urban and Regional Development Studies te Newcastle, England; Commissao Nacional de Plano, secretaria de Estado do Planeamento Fisico Maputo, Mozambique; Department of Geography, University of Durham, England; Department of Engineering Brawijaya University Malang, Indonesia; Department of Geography, University of Kuala Lumpur, Malaysia; DHV Consultants in Kassala-Soedan; General Organization for Housing and Planning Research te Cairo; Governerate Eastern Province Kassala; 'Department of Architecture and Regional Planning' van het Indian Institute of Technology Kharagpur; Hongkong Polytechnic, Swire School of Design, Kowloon; K.U. Leuven afdeling Architectuur, Belgie; Ministry of Housing and Public Utilities in Khartoum; Ministry of Public Works Jakarta, Indonesia; National Atlas, Calcutta, India; University of Khartoum, Department Architecture and Planning; Fac. of Economics, University of Okayana, Japan; Taipeh University Fac. Geography, Taiwan; Instituut voor Culturele Antropologie, Rijksuniversiteit Utrecht; dr. L. Prussin, City College of New York, CUNY. Commissiewerk Asian Institute of Technology; Bamboe - groep IUFRO; Commission des Communautes Europeenes Direction Generale du developpement, Brussel; I.L.O. Geneve;
213
STtDE~OUWKUNDE EN STADSBESIUUR
214
PUBLICATIES Dissertaties Arce Villalobos, O.A.: Fundamentals of the design of bamboo structures. Promotoren: prof. ir. W. de Sitter, prof.dr. Jorge Gutierrez Technische Universiteit Eindhoven, 1993 Beekman, P.C.: Stedebouwkunde en stadsbestuur. Promotoren: prof.arch. D.C. Apon, prof.dr.dipl.ing. H. Fassbinder Technische Universiteit Eindhoven, 1993 Wetenschappelijke publicaties Erkelens, P.A.: Research options for low-cost rehabilitation. In: Water, sanitation, environment and development : proceedings preprints I ed. by WEDC staff - Loughborough, Accra, WEDC, 1993, pp. 130-131. Maas, P.: The architecture of Djenne at the turn of the century. In: Comunicacoes 7a conferencia internacional sobre o Estudo e Conservacao da Arquitectura de Terra, DGEMN, Lisboa, 1993, pp. 262-271. Maas, P.; Mommersteeg, G.: Djenne : chef d'oeuvre architectural. Amsterdam : KIT publications, 1992; 224 pp. Maas, P.; Mommersteeg, G.: L'architecture dite Soudanaise : le model de "Djenne" In: Vallees du Niger I red. Jean Devisse - Paris, Edition de la Reunion des Musees Nationaux, 1993, pp. 478-492. Meulen, G.G. van der: PC global seawater level rising : general effects on the world habitat, using a PC. In: Proceedings of the international workshop SEAWATER '93, Noordwijkerhout, the Netherlands, april 1993, pp. 10. Meulen, G.G. van der: GIS based routing and monitoring of solid waste collection : a pc operational approach applied to Chiang Mai, North of Thailand. In: Proceedings of GISDECO '93, second seminar on GIS and developing countries : the practice of GIS applications : problems and challenges, Utrecht, 10-11 juni 1993, pp. 63-79. Schijns, W.H.M.: The city of Djenne at the end of the twentieth century : preservation of the heritage of earthen architecture. In: comunicoes, 7a conferencia internacional sobre e conservacao da arquitectura de terra, Silves Portugal 24-29 du outubro, Lisbon 1993, pp. 373-379.
215
OVERIGE PRODUKTEN VAN WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEIT Papers Erkelens, P.A.: Rehabilitation of the urban environment. In: Urban environment in developing countries : futures, ideas, directions I ed. by P.A. Erkelens and G. van der Meulen - Eindhoven, University of Technology Eindhoven, 16-18 juni, 1993 Maas, P.: The architecture of Djenne at the turn of the century. Paper gepresenteerd op de African Studies Association 35th annual meeting, Seattle, USA, 20-23 november 1992. Maas, P.: African traditional architecture : the case Djenne. Paper gepresenteerd op het vernacular architecture forum, may 12-15 1993, Natchez, Mississippi, USA. Meulen, G.G. van der: UNDECAD pc umbrella disaster mitigation training programs : compuplan's involvement in (natural) DISASTER REDUCTION. Paper presented in an expert meeting "Rampen, noodhulp, ontwikkeling en milieu" - The Hague, Ministry of Foreign Affairs of the Netherlands, 6 april 1993. Meulen, G.G. van der: Multidisciplinarity and interdisciplinarity keystones for environmental management and development projects. The international conference urban environment in developing countries : futures, ideas, directions - Eindhoven, the Netherlands, 16-18 juni 1993. Meulen, G.G. van der; Baas, K.; Enevoldson, K.; Veer, C.: FAOGIS : supporting wood energy development programmes in Asia. The international conference urban environment in developing countries futures, ideas, directions, Eindhoven, the Netherlands, 16-19 juni 1993. Meulen, G.G. van der; Wolters, T.: Disaster mitigation and institutional building. The international conference urban environment in developing countries : futures, ideas, directions, Eindhoven, the Netherlands, 16-19 juni 1993. Meulen, G.G. van der: Applied spatial informatics as a framework for natural disaster mitigation decision making in developing countries. In: International conference on regional science in developing countries, Beijing, China, 11-14 October 1993. Schijns, W.H.M.: The heritage of earthen architecture. Paper gepresenteerd op de international conference, urban environment in developing countries, Eindhoven University of Technology, Eindhoven, the Netherlands, 16-18 juni 1993. 216
Lezingen, voordrachten, posters/handouts, interviews Maas, P.: The architecture of Djenne. Lezing gehouden op de 7a conferencia internacional sobre e conservacao da arquitectura de terra, 24-29 oktober 1993, Silves, Portugal. Maas, P.: Djenne als architectonisch meesterwerk. Lezing gehouden in galerie Liesbeth Lips, Breda, 4 oktober 1992. Maas, P.: Nostalgia naar het onbekende : architecten in den vreemde. Lezing gehouden in de Stadsschouwburg te Zwolle op 18 februari 1993. Schijns, W.H.M.: Dogoncultuur. Lezing gehouden in "De nieuwe veste" centrum voor kunst en muziek te Breda op 22 januari 1993. Schijns, W.H.M.: Veelvormigheid versus vormharmonie. Inleiding gehouden in het kader van de studiedag ruimte voor kwa1iteit, georganiseerd door de afdeling cultuur van de Provincia Noord-Brabant, Terheijden, 24 november 1993. Schijns, W.H.M.: Leemarchitectuur in Mali. Lezing gehouden in Het Veem te Amsterdam op 13 september 1992. Schijns, W. H.M.: Huizen in Afrika. Bijdrage aan de tentoonstelling in Het Veem te Amsterdam, september 1992. Schijns, W.H.M.: De architectuur van de Nigerdelta. Lezing gehouden in galerie Liesbeth Lips, Breda, 25 oktober 1992. Schijns, W. H.M. : Wonen in Overkroeten. Lezing en projectpresentatie tijdens het jubileum symposium van de woningbouwvereniging volkshuisvesting, Breda, 9 oktober 1992.
217
6.
OVERIGE ONDERZOEKSPROJECTEN
Thema: Architectuur en Stedebouw 6.1
Onderzoek Architectuurgeschiedenis en Theorie
6.2
Psychologische aspecten van het architectonisch ontwerp en proces
6.3
Stadsana1yse en stede1ijke morfologie
6.4
De macro-socio1ogische ontwikke1ing van de Neder1andse stede1ijke samen1eving in de nabije toekomst en de gevo1gen daarvan voor de stede1ijke gebouwde omgeving
6.5
Stedebouw, vorming van een vakwetenschap
6.6
'Zicht op groen - van ons maakschap'
6.7
Architectuur en bee1dende kunst
6.8
Herorientatie op het begrip we1stand
6.9
Technische mechanica
219
antwerp~
Promotieonderzoek
Binnen de overige onderzoeksprojecten lopen de volgende promotieonderzoeken: lste geldstroom: drs. M. van Stralen:
De architect H.Th. Wijdeveld (1885 - 1987) en de niet functionalistische traditie in de Nederlandse en Europese architectuur promotor: prof.dr.ir. G. van Zeijl
3e geldstroom: drs. P.J.A.M. Gijsberts:
Adolf Loos, het ontwerp voor de Chicago Tribune promotor: prof.drs G.A. Bekaert
220
Onderzoekers: le geldstroom: w.p. W.F.M. van Bokhoven arch. HBO dr. ir. K. Doevendans Th.M.E.W.J. Dubbelman arch. HBO drs. P.J.A.M. Gijsberts ir. P. Hiemstra ir. A.J. Kerssemakers prof. ir. J. Leering M.C.P. v.d. Lugt, arch. HBO ing. S.L. Overdijk prof.dr. ir. H.S. Rutten dr. R. Stolzenburg drs. M. van Stralen ir. W. Thijsen dr. ir. W.J. Wallis de Vries prof.dr. ir. G.A.C. van Zeijl 3e geldstroom: w.p ir. R. Rutgers
221
6.1
Onderzoek Architectuurgeschiedenis en Theorie
Doelstelling In dit onderzoek ZlJn twee algemene en elkaar aanvullende benaderingen, een structurele en een historische, te onderscheiden. Het structurele onderzoek richt zich op de specifieke structuur van het architectonisch ontwerpproces. Dit onderzoek spitst zich toe op de eigen modaliteiten van het architectonische ontwerpen en probeert deze in een theoretisch model vast te leggen. Het historisch onderzoek gaat na hoe de actuele ontwerpstructuur zich heeft gevormd, welke factoren erin bepalend waren, in hoeverre er van een eigen discipline met eigen traditie, ontwikkelingsmechanismen en theorievorming kan worden gesproken en hoe dit te plaatsen is in bet geheel van maatschappelijke verhoudingen en disciplines. Deelprogramma's: Het onderzoek kent de volgende deelprogramma's: 6.1.1 Het architectonisch denken van de Renaissance in relatie tot de architectuurpraktijk 6.1.2 Stadsbeeld Eindhoven 6.1.3 De Eindhovense school 6.1.4 De architect Wijdeveld 6.1.1 Het architectonisch denken vanaf de Renaissance in relatie tot de architectuurpraktijk Coordinator: Onderzoekers:
prof. dr.ir. G.A.C. van Zeijl drs. P.J.A.M. Gijsberts, dr.ir. W.J. Wallis de Vries, drs. M. van Stralen
Doel-jprob1eemstelling Het project beoogt fundamenteel onderzoek te verrichten naar de transformatie die het architectonisch denken sedert de Renaissance heeft doorgemaakt. Van de grote perioden Renaissance-Verlichting-Negentiende Eeuw-Tijd van de Historische Avant Gardes worden grenzen van dit denken afgetast. Het onderwerp verschuift van respectievelijk bet architectuurtractaat, de nieuwe hoofdzakelijk sociale taken van de architectuur, de fundering van de architectuurtheorie op de geschiedenis van haar discipline naar de actualiteit van de intervenierende kwaliteiten van het architectonisch antwerp. Het project beoogt tevens bouwstenen aan te dragen voor historisch onderbouwde argumentaties. Voortgang 1993 Het werk aan het proefschrift over Adolf Loos van drs. P.J. Gijsberts ligt wegens persoonlijke omstandigheden en hoge onderwijsbelasting stil. De onderzoekproductie beperkt zich tot deel- en andere publicaties. Naast bet aangekondigde onderzoek dat dr. G.J. Wallis de Vries in relatie met de afstudeerdifferentiatie Stedebouw ontwikkelt, wordt een onderzoek gestart, dat binnen het kader van Architectuurgeschiedenis en -Theorie valt. Programma 1994 222
-------
------
Gezien de hoge onderwijslast zullen publicaties beperkt blijven tot incidentele onderzoekproducties. Hierin wordt echter de deelname in het vigerende debat geprofileerd.
Verwachtingen 1995, 1996 Start nieuw onderzoek P.J. Gijsberts. 6.1.2 Stadsbeeld Eindhoven Onderzoekers:
W.F.M. van Bokhoven, arch. HBO, Th.M.E.W.J. Dubbelman, arch. HBO, prof. dr.ir. G.A.C. van Zeijl
Doel-jprobleemstelling In samenwerking met de Dienst Stadsontwikkeling te Eindhoven worden op basis van de nota 'Eindhoven Open Stad op weg naar 2015' onder bet thema 'Het Gefragmenteerde Stadsbeeld' de consequenties van bet architectonischstedebouwkundig ontwerp (Urban Design), alsmede de bee1dende kunst in openbare ruimten onderzocht. Een be1angrijk element van dit onderzoek was de prijsvraag "Quest for Urban Design" waaraan onderwijsinstellingen verbonden aan de European Association Architectural Education (EAAE) deelnemen. Voortgang 1993 Uit de conceptuele en formele uitwerkingen van de in 1992 ingezonden prijsvraagplannen voor het EAAE-congres zijn een aantal conclusies getrokken met betrekking tot het begrip "Stadsbeeld". Deze conclusies zijn, in de vorm van een essay en een morfologische analyse neergelegd in een rapport. De grafische uitwerking en verwerking van dit vers1ag is in 1993 sterk vertraagd als gevo1g van de bijna buitensporige onderwijsverplichtingen van de onderzoekers a1smede ander onderzoekwerk van met name W.F.M.van Bokhoven (eindredactie en coordinatie). Verwacht mag echter worden dat in bet voorjaar van 1994 ook dit laatste onderdee1 van het onderzoek zal zijn uitgevoerd.
Programma 1994 Het eindvers1ag, na de reeds gepub1iceerde resultaten zoals a) The Catalogue EAAE competition AEEA b) Proceedings Conference & Workshop EAAE, is in het stadium van vo1tooing en zal in 1994 aan de opdrachtgever worden overhandigd. Het onderzoek wordt als afgerond beschouwd maar zal voor een belangrijk deel de aanzet en afronding vormen voor het promotie-onderzoek van W.F.M. van Bokhoven, arch.HBO. 6.1.3 De Eindhovense school Onderzoeker:
prof. dr.ir. G.A.C. van Zeijl
Doeljprobleemstelling
223
Het onderzoek poogt op grond van de uiteenlopende architectuurproduktie van Eindhovense TU ingenieurs het architectuur-denken te verhelderen en te profileren.
Voortgang 1993 In overleg met WVC, zowel de Afdeling Bouwkunst als de Rijksdienst voor Beeldende Kunst en in overleg met het Deutches Architekturmuseum in Frankfurt is komen vast te staan, dat een selectie van 9 Eindhovense School Architecten onderwerp van studie zal zijn, die zowel in een Nederlandstalige catalogus als in een tentoonstelling zal resulteren. Programma 1994 Een selectie van de oeuvres van 9 Eindhovense architecten zal worden onderzocht via archiefwerk en interview om hun poly-valente architectuurattitude te beschrijven en te tonen (via catalogus en tentoonstelling) vanaf de primordiale schets tot en met het ontwerp en de realisatie ervan. Tevens zal in overleg met de Ontwerpschool i.o. in de TU Eindhoven en Delft onderzocht worden, op welke wijze een richtsnoer tot promoveren op een ontwerp valt te formuleren. De selectie van 9 architecten sluit echter niet uit, dat de ontwikkeling van jong talent wordt gevolgd. Verwachtingen 1995, 1996 Nadat het onderzoek via catalogus en tentoonstelling in de TU-Eindhoven zal zijn getoond, wordt een en ander in het Deutsche Architekturmuseum in Frankfurt getoond, waarna een rondreis in Europa en eventueel USA valt te voorzien. 6.1.4 De architect H. Th. Wijdeveld (1885 - 1987) en de niet- functionalistische traditie in de Nederlandse en Europese architectuur. Coordinator: Onderzoeker:
prof. dr.ir. G.A.C. van Zeijl drs. M. van Stralen
Doelfprobleemstelling Het doel van het onderzoek is het inventariseren en kritisch evalueren van het werk van de architect H.Th. Wijdeveld, of beter nog: het verkrijgen van een inzicht in de betekenis die het werk van Wijdeveld heeft gehad voor de Nederlandse en voor de Internationale cultuur. Het werk van Wijdeveld kenmerkt zich door veelzijdigheid. Zo omvat het niet alleen architectonische ontwerpen, maar ook ontwerpen voor interieurs, plannen voor utopische projecten en ontwerpen voor theaterdecors. Wijdeveld stelt zich daarnaast tot doel om zijn opvattingen over architectuur en cultuur uit te dragen. Hij deed dat ondermeer door bet schrijven van een groot aantal boeken en artikelen. Ook was hij hoofdredacteur van het befaamde tijdschrift 'Wendingen'. In deze functie bepaalde hij niet alleen voor een groot deel de inhoud van het tijdschrift, maar ook verzorgde hij de typografie ervan. Wendingen werd door Wijdeveld ook als aanleiding aangegrepen om contacten te onderhouden met befaamde buitenlandse architecten, met wiens werk hij zich verwant voelde. Voorbeelden daarvan zijn: Bruno Taut, Hermann Finsterlin, Erich Mendelsohn en Frank Lloyd Wright. Vandaar ook dat bet belangrijk is bet werk van Wijdeveld in een internationale context te plaatsen.
224
Een andere doelstelling van het onderzoek naar Wijdeveld is het plaatsen van zijn oeuvre binnen het huidige architectonische en stedebouwkundige discours. Dit aandacbtsveld in bet onderzoek is relevant omdat bet werk van Wijdeveld in een aantal opzichten blijkt te anticiperen op problematieken die bet contemporaine debat beheersen. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de visies die bij had op het gebied van de stedebouw (de bebouwing in periferieen van steden vormt daarvan een voorbeeld), maar ook aan het benadrukken van het sublieme in zijn werk. De actualiteit van Wijdeveld zien we verder terug in de wijze waarop hij omging met de media en met zijn eigen oeuvre. Zo stelde hij ondermeer een autobiografie samen die zeven dikke delen omvat. Voortgang 1993 De voortgang van bet onderzoek is verlopen zoals dat in bet onderzoeksvoorstel is gepland. De onderzoeker beeft in de periode vanaf december 1992 gewerkt aan een nadere uitwerking van de eerder verworven inzicbten in bet werk van Wijdeveld. De onderzoeker had nu een goed overzicbt en kon daarom ook vaststellen welke lacunes er nog waren. Deze zijn grotendeels ingevuld, ondermeer door: bet verricbten van nader onderzoek in verscbillende gemeente-archieven, bet bezoeken en het documenteren van de gebouwen die Wijdeveld heeft uitgevoerd en door bet houden van een groot aantal inter views met familieleden, vrienden, medewerkers en opdrachtgevers van Wijdeveld. Het verzamelen van deze gegevens is nu ver gevorderd, boewel er nog een paar specifieke lacunes zijn, maar die nemen wat tijd betreft niet veel ruimte in. Een voorbeeld daarvan vormt een bezoek aan bet arcbief van de architect Mendelsohn, met wie Wijdeveld niet aileen jarenlang een intensieve vriendschap onderbield, maar met wie bij ook samen heeft gewerkt aan een projekt in 1923. Daarnaast is, zoals voor zich spreekt, ook bet lezen van voor bet onderzoek relevante literatuur voortgezet. De eerste voorbereidingen zijn getroffen om te komen tot een publicatie over het werk van Wijdeveld (dat - al dan niet integraal - kan dienen als een boofdstuk van bet proefscbrift). Programma 1994 Het nog nader preciseren van bet verworven inzicbt in bet werk van Wijdeveld. Het invullen van lacunes in het overzicbt van bet werk van Wijdeveld. Het schrijven van een proefscbrift. Verwachtingen 1994, 1995 In deze jaren zal de voortzetting van het onderzoek plaatsvinden zoals omschreven in bet vastgestelde onderzoeksvoorstel.
225
6.2
Psychologische aspecten van het architectonisch antwerp en ontwerpproces
Onderzoeker:
ir. A.J. Kerssemakers
Doel-/probleemstelling Dit onderzoek heeft betrekking op de plaats en de betekenis van het denken enerzijds en van bet gevoel en de intuitie anderzijds bij bet beoordelen en waarderen van arcbitectoniscbe objecten, beelden en situaties. Uitgangspunt voor het onderzoek is het ontwerpproces waarbij vooral de manier waarop ontwerpers aan de moeilijkheid van bet kiezen het hoofd bieden, de aandacht krijgt. Algemeen gesteld liggen de argumenten om tot bepaalde oplossingen te besluiten zowel in het logisch-verstandelijke als in het intuitief-gevoelsmatige vlak. In dit onderzoek worden de specifieke mogelijkheden van beide systemen (het logiscbe en het intuitieve) onderzocht en wordt nagegaan op welke manier ze bij de beoordeling van architectonische vormen en beelden hun bijdragen leveren. De werktitel van het onderzoek is 'Logika en smaak in architectuur en ontwerp'. Tevens is het de bedoeling dat door middel van theorievorming en toetsing, ervaringen, waarnemingen en inzichten, verzameld tijdens het 20 jaar bijna full-time organiseren en begeleiden van architectonische ontwerpprojecten in alle fasen van de bouwkundestudie, toegankelijk worden gemaakt. Voortgang 1993 In 1992 is geen voortgang geboekt in het onderzoek, omdat prioriteit is gegeven aan onderwijsverplichtingen. Programma 1994 Ook voor dit jaar zal het onderwijs prioriteit krijgen. Verwachtingen 1995, 1996 Het onderzoek zal opgepakt worden, als daarvoor weer tijd ter beschikking komt.
226
6.3
Stadsanalyse en stedelijke morfologie
Onderzoeker:
W.F.M. van Bokhoven, arch. HBO/AvB
Doel-jprobleemstelling Ontwikke1en van midde1en, toe te passen in het stedebouwkundig ontwerp- en p1anvormingsproces, in het bijzonder gericht op vormgeving. Binnen het programma zijn de vo1gende dee1onderzoeken aan de orde, respectieve1ijk aan de orde geweest:
6. 3.1. 6.3.2. 6.3.3. 6.3.4. 6.3.5.
Gijzenrooy Ape1doorn Promotieonderzoek "Stadsana1yse en stedelijke morfo1ogie" Promotieonderzoek "De Grensgebieden in het noordoosten van Brabant" Ge1drop "Genoenhuis"
Voortgang 1993 - Gijzenrooy Er is in 1992 geen goedkeuring verstrekt voor het centrumgedee1te. Gemeente maakt nieuwe opzet waarin de TUE niet meer zal participeren. Derha1ve is dit deelonderzoek beeindigd. - Ape1doorn Stadsana1ytisch onderzoek centrum is inhoudelijk afgerond. Ret rapport is in bewerking. - Promotieonderzoek "Stadsana1yse en stede1ijke morfologie" Definitief scenario en deel 1 "Achtergronden en afbakening" is inhoudelijk vrijwel gereed. - Promotieonderzoek "De Grensgebieden in het noordoosten van Brabant" Aan dit onderzoek is in de jaren 1985 en 1986 gewerkt onder de tite1 "Recbter1ijke en bestuurlijke organisatie van de beer1ijkbeid Ravenstein" (onderzoekcode INTEOB). Het betreft bier een samenwerkingsovereenkomst tussen de KUB en TUE waarbij de promovendus van de KUB het bescbrijvend dee1 van het onderzoek heeft verricbt en de TUE het kartografiscb onderdeel. In 1993 is bet bescbrijvend dee1 vo1tooid, zijn de kaartproducties van 1986 gewijzigd en aangevu1d, en is de basistekst voor hoofdstuk VII "Verantwoording van de kaarten" geschreven. Het totaa1 bestaat uit een proefschrift van 353 b1adzijden, 6 historisch geografische kaarten en 1 historisch temporeel diagram. De promotie vond plaats op 8 april 1993 waarmee tevens het onderzoekproject formeel werd beeindigd. - Geldrop "Genoenbuis" In de periode maart - juli 1993 was onderzoeker voorzitter van een jury met als taak het beoorde1en van een 14-tal plannen voor de stedebouwkundige inrichting en vormgeving a1smede de arcbitectonische uitwerking van een gebied binnen bet bestemmingsplan Gijzenrooi te Ge1drop. In dit verband is door onderzoeker o.a. ook het juryrapport samengeste1d en in samenwerking met de secretaris van de jury, ir.H.Snijders, nader uitgewerkt.
227
Per 8 ju1i 1993 heeft de gemeenteraad op voordracht van de jury het ontwerp "Les extremes se touchiens" van prof.dr.ir.G.A.C.van Zeij1 voor uitvoering aanvaard. Hiermede werden tevens de werkzaamheden van de jury beeindigd.
Programma 1994 Ape1doorn Afronden rapport. Promotieonderzoek "Stadsana1yse en stede1ijke morfo1ogie" Afwerken dee1 1 "Achtergronden en afbakening" en aanvangen met dee1 2 "Herijking gronds1agen". Verwachtingen 1995, 1996 Voorname1ijk za1 gewerkt worden aan promotieonderzoek stadsana1yse en stede1ijke morfo1ogie. Afronding en verdediging 1996.
228
6.4
De macro-sociologische ontwikkeling van de Nederlandse stedelijke samenleving in de nabije toekomst en de gevolgen daarvan voor de stedelijke gebouwde omgeving
Onderzoeker:
dr. R. Stolzenburg
Doel-/probleemstelling Dit onderzoek is ge1nspireerd door de W1JZe, waarop momenteel de stedelijke problematiek op een min of meer officiele wijze onder woorden wordt gebracht in bijvoorbeeld de verschillende nota's en studies van de Rijks Planologische Dienst. Uit deze stukken -aangevuld met nota's uit verschillende grote en middelgrote steden- krijgt men de indruk dat er naar gestreefd wordt het stedelijk bestaan en de stedelijke gebouwde omgeving zo 'stedelijk' mogelijk te houden. Onder deze term wordt dan een veelheid aan samenhangende activiteiten verstaan op economisch, sociaal en cultureel gebied. Steden dienen centra daarvan te zijn. Er wordt in feite het concept gehanteerd van de ideaaltypische Middeleeuwse stad. Er wordt echter weinig rekening gehouden met de aanwezige verhoudingen en ontwikkelingen. Veel ervan wordt wel in beeld gebracht, maar men stapt er verder als het ware overheen. Aan een grondige analyse en interpretatie wordt niet toegekomen. Uitgaande van de theorie van M. Weber en N. Elias betreffende de processen, die op langere termijn gezien in West-Europa de stedelijke samenleving vorm hebben gegeven en de opvattingen van A. Gouldner over de positie van de meer machtigen in de westerse industriele samenleving, zal in het onderzoek getracht worden die maatschappelijke dominanten te formuleren, en dan met name de huidige en nog te verwachten machtsverhoudingen, welke van invloed zijn en kunnen zijn op de actuele stedelijke samenleving en de verdere voortgang daarvan. Onderzocht zal worden welke invloed daarvan uitgaat op de huidige en de toekomstige stedelijke gebouwde omgeving. Voortgang 1993 De tekst is afgerond en aangeboden aan een aantal uitgevers. Een heeft belangstelling getoond en wil het in principe uitgeven. In december 1993 valt daarover de definitieve beslissing. Programma 1994 In samenwerking met dr.ir.K. Doevendans wordt gewerkt aan een studieboek over de stedelijke ontwikkeling in West-Europa en Nederland vanaf de Middeleeuwen. Het boek wordt een uitwerking van het college "Stedelijke Ontwikkeling en Ruimtelijke Planning". Het eerste hoofdstuk is thans in concept gereed.
229
6.5
Stedebouw, vorming van een vakwetenschap
Onderzoekers:
dr.ir. K. Doevendans, J.H. Luiten, arch. HBO, ir. I. Mekel (gemeente Tilburg), ir. R. Rutgers
Doel-/prob1eemste1ling Afbakening en structurering van de sterlebouwkundige discipline. Welke vooronders te 11 ingen 1 iggen ten gronds 1ag {I
Verwa.chtingen 1995, 1996 Afronding studieboek 'maatschappelijkejruimtelijke ontwikkeling Nederlandse stad vanaf de middeleeuwen.
230
6.6
'Zicht op groen - van ons maakschap'
Onderzoeker:
ir. W. Thijsen
Doel-jprobleemstelling Doel van het onderzoeksproject is het opstellen van een overzicht, dat het spanningsveld tussen stedehouw-, houw- en tuinflandschapsarchitectuur op een zo fundamenteel mogelijke, zo trendvrij mogelijke wijze in zijn diversiteit en samenhang wil hehandelen. Het is de hedoeling het overzicht in hoekvorm te laten verschijnen onder de voorlopige titel 'Zicht op groen - van ons maakschap', een inleiding tot omgangsvormen met het stedelijke groen en zijn milieu. Als doelgroep worden vooral stedehouwkundigen en houwarchitecten gezien en in deze vakgehieden studerenden. Het skelet van het hoek wordt gevonden in de ontwikkelde milieuhouwhoom en het voorlopige 'lijf' wordt gevormd door de tot nu toe laatste versie van het dictaat: 'Zicht op groen' voorjaar 1988. Voortgang 1993 In het verslagjaar is s1echts incidentee1 aan het hoek gewerkt. Programma 1994 Ook voor het komend jaar geldt dat er maar heperkte mogelijkheden zijn om aan het hoek te werken. Verwachtingen 1995, 1996 Zie 1994
231
6.7
Architectuur en beeldende kunst
Onderzoekers:
Th.M.E.W.J. Dubbelman, arch. HBO. prof. ir. J. Leering
Doel-/probleemstelling In het kader van de tijdsbesteding van de onderzoekcapaciteit die ingezet zou worden voor onderwijsresearch zijn studies verricht op het gebied van de inhoudelijke en didactische aanpassingen van het cursorisch onderwijs in de architectuur en presentatietechnieken. Het doel van dit onderzoek is, door literatuurstudie en multi-media experimenten met computer, de leerstof voor het vak Architectuur 2 en Presentatietechnieken, vakinhoudelijk bij te stellen op basis van de laatste ontwikkelingen in stijlbegrippen, de presentatie daarvan en ontwerpbenaderingen in de architectuur, alsmede het ontwikkelen en toepassen van didactische middelen die beter aan de receptionele mogelijkheden van de huidige bouwkunde-student voldoen. Voortgang 1993 Het dictaat voor het vak Architectuur 1 is herschreven en aangevuld met actuele voorbeelden, oefenopgaven en tentamenvragen. De instructies voor de oefening Presentatietechnieken zijn van een gewijzigd computerprogramma voorzien. Voor beide programma-onderdelen is een aanzet gemaakt voor de ontwikkeling van animatiefilms t.b.v. instructies m.b.t. de leerstof waarin de basisbegrippen en grondslagen van het vak worden toegelicht. Programma 1994 Plan is het ontwikkelen en samenstellen van audio-visuele instructiemiddelen uit te breiden tot alle te behandelen basisbegrippen die in de dictaten aan de orde komen. Een en ander in samenwerking met de groepen Vormleer en Bouwinformatica.
232
6.8
Herorientatie op het begrip welstand in relatie tot beeldkwaliteitsplannen
Onderzoeker:
M.C.P. v.d. Lugt, arch. HBO
Doel-jprobleemstelling Het begrip welstand ontdoen van historisch gegroeide vooringenomenheid waaruit overbelichting van de schone vorm van het bouwkundig artefact is ontstaan. Het begrip plaatsen in zijn reele functie in de maatschappelijke dialoog inzake de veranderingsprocessen van de gebouwde omgeving. Ontwikkelen van gereedschap in de vorm van methoden en technieken ten behoeve van het gelijktijdig en wederkerig beinvloeden van het stedebouwkundig bebouwingsplan en het architectonisch ontwerp. De discussie gaande houden in de welstandscornrnissies ten aanzien van het aantoonbaar goede of slechte ontwerp op zichzelf of in de geprojecteerde situatie. Het onderzoek concentreert zich rondom vragen i.v.m. welstandstoezicht in een aantal steden/dorpen, Helmond en Praag. In de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening wordt het begrip "ruimtelijke kwaliteit" genoemd als een van de centrale thema's van het toekomstige ruimtelijk beleid. Of ruimtelijke kwaliteit behouden en bevorderd moet worden houdt de Vierde Nota echter nog open. In de Nota Architectuurbeleid wordt een onderzoek aangekondigd naar de opzet en inhoud van "beeldkwaliteitplannen". Het beeldkwaliteitplan wordt daarin beschouwd als een van de (gemeentelijke) instrumenten ten behoeve van kwaliteitbeheer van de bestaande of nieuwe gebouwde omgeving. Gesteld wordt in de Nota dat, behalve waar het gaat om het behoud van de bestaande structuren, er nu nog we1n1g instrurnenten zijn om recht te doen aan de morfologie van de stad. Doel van het onderzoek is enerzijds het aangeven van wat een beeldkwaliteitplan zou kunnen of moeten inhouden, anderzijds dienen de voorbeelden te worden ontwikkeld waarmee de gemeenten gestimuleerd kunnen worden om beeldkwaliteitplannen op te stellen onder andere ten behoeve van het onderwerp van nieuwe woongebieden. Ook zal het onderzoek inzicht moeten bieden in de inzetbaarheid van een beeldkwaliteitplan, en de toepassingsmogelijkheden ervan. Voortgang 1993 Programma in het verslagjaar afgerond: Nota "Praha"; Praag 1990-93 met voorstellen voor een welstandscornrnissie en monumentencomrnissie; V.d.Lugt. Nota "Bedrijvenpark-Grootschooten Helmond"; Welstandscommissie 1993; V.d.Lugt. Nota "Begeman Complex Helmond"; Welstandscommissie 1993; V.d.Lugt. Literatuurbijlage 1993 Welstandstoezicht, welstandszorg, welstandsbeleid; V.d.Lugt. Compendium 1993 Federatie Welstandstoezicht; onderzoekdocurnentatie Programma 1994 Programma afgerond.
233
-l
6.9
Technische Mechanica I Gonstructief Ontwerpen
Coordinator: Onderzoekers:
prof.dr.ir. J.G.M. Kerstens ir. P. Hiemstra, ing. S.L. Overdijk, prof.dr.ir. H.S. Rutten
Doeljprobleemstelling: De vijf hoofdgebieden van het onderzoek binnen dit deelprogramma z~Jn: 1. Simulatie van krachtswerking en vervormingen van constructies met behulp van modellen, methoden en technieken gebaseerd op computers en computerprogrammatuur. 2. Niet~lineaire mechanica: geometrisch en/of fysisch niet-lineair gedrag van materialen en constructies. 3. Dynamische gedrag van constructies: gedrag waarbij snelheden en versnellingen van wezenlijk belang zijn. 4. Statistische mechanica: de krachts- en vervormingsgrootheden worden hierbij opgevat als stochastische variabelen en constructiegedrag en -krachtswerking als een stochastisch proces. 5. Experimenteel onderzoek: (mechanische) eigenschappen en kwantitatieve gegevens van materialen en constructies; toetsing en verificatie van hypothesen, modellen, methoden en technieken. Onderzoeksprojecten Het deelprogramma kent de volgende onderzoeksprojecten:
6.9.1 6.9.2 6.9.3 6.9.4 6.9.5
Sterkgekromde schalen Explosiebelaste en -bestendige constructies Niet-lineair schaalconstructie~gedrag Windbelaste en -bestendige gebouwen De expliciete veiligheid van gebouwenjconstructies
6.9.1 Sterkgekromde schalen Doeljprobleemstelling: Het spannings- en vervormingsgedrag van bochten in pijpleidingen te beginnen bij 3D-bochten en groter, is zowel theoretisch als experimenteel uitgebreid onderzocht. Goede praktijkbenaderingsmethoden zijn hiervoor ontwikkeld en worden gebruikt. Voor starker gekromde bochten, kleiner dan 3D-bochten, zijn enkel empirische beproevingsresultaten voor kleine diameters bekend. Het ontwikkelen, systematiseren en toepassingstoegankelijk maken van de benodigde kennis inzake spanningen en vervormingen in sterk gekromde bochten en zo mogelijk, sterk gekromde toroide schalen in het algemeen, zijn het doel van het onderzoek. Voortgang 1993 Geen aktiviteiten Progrp.mma 1994 Het experimentele complement van het reeds uitgevoerde numerieke onderzoek wacht op uitvoering. Zodra een onderzoeker beschikbaar is voor dit onder~
234
deel, zullen de experimenten en de vergelijking met de numerieke uitkomsten worden uitgevoerd. 6.9.2 Explosiebelaste en -bestendige constructies
Doe1jprob1eemste11ing: Tengevolge van buitengewone omstandigheden (o.a. gewapende conflicten en industriele calamiteiten) kunnen extreme, dynamische belastingsituaties ontstaan voor gebouwen en constructies. Voor het bereiken van een aangepaste veiligheid voor have en goed, dient deze veiligheid gedefinieerd te worden, de omstandigheden waartegen beveiligd moet worden onderzocht en het gewenste weerstandsgedrag van gebouwen en constructies geconcipieerd te worden. Het onderzoeksterrein strekt zich dus zowel uit tot aard, omvang en modellering van de belastende of verwoestende acties, als tot de reacties en responsies daarop van een gebouw of constructie. Voortgang 1993 Geen aktiviteiten Programma 1994 Voortzetting van het onderzoek met betrekking tot modellering van explosieve acties en de responsies daarop, alsmede de aangebrachte veiligheid van de constructies/gebouwen. 6.9.3 Niet-lineair schaalconstructie-gedrag
Doe1jprob1eemstelling: Op het gebied van het lineaire (elastische) gedrag van schalen ZLJn de theoretische grondslagen in de zestiger jaren zodanig ontwikkeld en voltooid, dat op grond hiervan elk stelsel vergelijkingen en iedere benaderingsmethode voor de beschrijving van het lineaire vervormings- en spanningsgedrag van schalen op zijn relatieve waarde en nauwkeurigheid kan worden beoordeeld en geclassificeerd. De vergelijkbare theoretische grondslag voor het beoordelen en evalueren van niet-lineaire schaaltheorieen en benaderingsmethoden, waarvan er legio in literatuur en praktijk, o.a. neergelegd in computerprogramma's, in omloop zijn, ontbreekt nog. Doel van het onderzoek is die niet-lineaire theoretische grondslag te leggen. Voortgang 1993 Geen aktiviteiten Programma 1994 Ten behoeve van de voortgang van het onderzoek is een STW-aanvraag geschreven, die voor financiering bij NWO/STW zal worden ingediend, zodra een onderzoeker beschikbaar is. 6.9.4 Windbelaste en -bestendige gebouwen
Doe1jprobleemstelling: Het onderzoek is erop gericht om enerzijds de extreme windbelasting op gebouwen en constructies nauwkeuriger te kennen en anderzijds om het construeren van de draagconstructie te optimaliseren. Deze optimalisatie is nodig om een aantal redenen:
235
De onzekerheden in de kennis worden thans verwerkt in veilige schattingen en veiligheidfactoren. De praktijk is dus overdimensionering en overmatig gebruik van bouwmaterialen. Hoogbouw in Nederland moet rekening houden met de nationale eisen m.b.t. daglichttoetreding in woningen en kantoren. Hoogbouw in Nederland moet hierdoor slanker zijn dan in bet buitenland. De internationale ervaring met hoogbouw, wat betreft zijn constructie, waarbij brede kantoortuinen worden toegepast, is niet zonder meer te extrapoleren naar slanke gebouwen. Windbelasting veroorzaakt een tijdafhankelijke responsie van een constructie in samenhang met de eigen frequentie en demping van de constructie. Daarbij kunnen de optredende versnellingen onprettige gevoelens veroorzaken. Bij slanke constructies als masten, antennes en schoorstenen is bovendien vermoeiing van belang. Het onderzoek omvat in eerste instantie: Statistische analyse van windmetingen verricht aan de 200m hoge meetmast van bet KNMI te Cabauw voor uitbreiding van de extremen statistiek naar grotere hoogten. Statistische analyse van deze metingen voor de beschrijving van de coherentie van windvlagen op de vertikaal. Windtunnelmetingen. De eerste 5 jaren zal het onderzoek beperkt Z1Jn tot de belasting op starre objecten. Ervaring met het modelleren van de mechanische eigenschappen van constructies ontbreekt in ons land en zal eerst later ter hand worden genomen. De ontwikkeling van een numeriek model voor de responsie van een constructie op een in de tijd random varierende belasting. Metingen in situ. Het onderzoek maakt deel uit van bet onderzoekprogramma "Windtechnologie voor de Bouw (Wind Engineering in Building)". Een programma gedragen door 5 vakgroepen: 3 van de T.U. Eindhoven: vakgroepen Konstruktief Ontwerpen en Fysische Aspecten van de gebouwde omgeving van de faculteit Bouwkunde en de vakgroep Transport Fysica van de faculteit Technische Natuurkunde, en 2 van de T.U. Delft: vakgroepen Utiliteitsbouw en Mechanica & Constructies van de faculteit Civiele Techniek. Het programma voorziet ook in de bouw van een atmosferische Grenslaagtunnel voor experimenteel onderzoek naar windstroming over het aardoppervlak, windbelasting op gebouwen en constructies en windhinder om en tussen gebouwen en in de stad.
Voortgang 1993 In bet kader van bet AIO-onderzoek 'Spectra en coherentie van windbelasting op gebouwen' worden metingen op ware grootte en in de windtunnel voorbereid. In 1993 zijn diverse besprekingen gevoerd hierover. Voor de metingen op ware grootte is meetapparatuur voor druk- en windmetingen aangeschaft. In juni is met Prof. H.W. Tieleman (Virginia Polytechnic Institute and State University, USA) overleg gevoerd over de opzet van de metingen. In november is een werkbezoek gebracht aan bet Silsoe Research Institute in Engeland, waar reeds metingen van de windbelasting op ware grootte worden uitgevoerd, echter in een open terrein en op kleine objecten. Programma 1994 In de winter van 1994 worden de instrumenten geplaatst, waarna de metingen op ware grootte beginnen. In de loop van het jaar wordt een windtunnelonderzoek uitgevoerd bij TNO-IMET. Aan het eind van 1994 worden de metingen op ware grootte uitgebreid naar een groter geveloppervlak. 236
6.9.5 De expliciete veiligbeid van gebouwen/konstrukties Doeljprobleemstelling De vigerende ontwerpregels (NEN 67xx serie en EC3) voor konstrukties gaan er vanuit dat de impliciete veiligheid (uitgedrukt in een betrouwbaarheidsindex ~) tussen ~=3.0 en ~=4.0 ligt. In principe is het mogelijk met bebulp van deze ontwerpregels een konstruktie te ontwerpen die geen redundantie bezit, d.w.z. falen van een element betekent falen van bet systeem (konstruktie). In deze ontwerpregels wordt het systeem effect op de faalkans niet expliciet in rekening gebracht. Met name ruimtelijke vakwerkkonstrukties hebben in het algemeen een relatief lage redundantie en veel elementen in serie, hetgeen de faalkans van bet systeem vergroot. Met behulp van nivo II probalistische methodes, dient men, rekening boudend met serie effecten, korrelatie in sterkte/stijfheid van elementen, overdimensionering (eenheidskontroles < 1.0) en konservatisme in de ontwerpregels zelf, na te gaan of de impliciete veiligbeid die ten grondslag ligt in de vigerende ontwerpregels wel gebaald wordt. Voor het bepalen van de konseratismes t.o.v. de ontwerpregels, zullen voor representatieve gebouwenjkonstrukties, fysisch- en geometrisch niet lineaire analyses noodzakelijk zijn.
Voortgang 1993 Nieuw deel-programma Programma 1994 Zodra een onderzoeker beschikbaar is wordt gestart met ruimtelijke vakwerkkonstruktie.
237
Overige activiteiten dr.ir. K. Doevendans is lid van: NIROV-werkgroep VIRO-ruimtelijke kwaliteit Onderwijscommissie Bond van Nederlandse Stedebouwkundigen Basisgroep Noord-Brabantprojet EFL-stichting Universiteitsraad TUE Werkgroep STUTEL (EZ Gemeente Eindhoven, Hogeschool Eindhoven, TU Eindhoven) Coordinator van: Lustrumprojectgroep faculteit Bouwkunde TUE/Gemeente Eindhoven Th.M.E.W.J. Dubbelman. arch. HBO is: lid van European Association Architectural Education (EAAE); redactielid driemaandelijks Tijdschrift voor Architectuur 'FORUM'. ir. A.J. Kerssemakers is: adviseur bij bouwplannen van instellingen en particulieren. prof.dr.ir. H.S. Rutten is lid van: leerstoelcuratorium van de Stichting Stapelbouw (bijzondere leerstoel Stapelbouw); bestuur van de Stichting Stapelbouw RILEM resp. voorzitter van NNI commissies: 351 Beleidscommissie Bouw 351-01 Normcommissie TGB 351-01-06 TGB-Terminologie en Symbolen; bestuur afdeling BODY van bet KIVI; CUR-cie A 30: Betonmechanica. Dr. R. Stolzenburg is: lid van de welstandscommissie Helmond; lid van de welstandscommissie Zuid-Oost Brabant. Drs. M. van Stralen lid van de redactie van bet tijdschrift Forum gastdocent aan de Hogeschool van de Kunsten in Arnhem, afdeling Bouwkunst VUK: gebouwanalyse, vierde jaar met L. Bos prof.dr.ir. G. van Zeijl is: vertegenwoordiger faculteit bij European Association Architectural Education (EAAE)
238
Overzicht samenwerkingen binnenland: Formele samenwerkingen Dienst Stadsontwikkeling Eindhoven B.V. Recreatieproject Bruinisse (Wilma Vastgoed Weert) IFAM, Interfacultaire Vakgroep Milieukunde, Universiteit Amsterdam IVO, Instituut Vervolgopleidingen van de TUE Informele samenwerkingen Gemeente Apeldoorn, Dienst Stadsontwikkeling Contract-partners: Gemeente Eindhoven, Dienst Stadsontwikkeling Eindhoven Gemeente Eindhoven m.b.t. onderzoek Hoeven B3 en De Luytelaer Gemeente Helmond m.b.t. onderzoek markt en omgeving Gemeente Gernert. Centrum en omgeving Gemeente Tilburg Overzicht samenwerkingen buitenland: Samenwerking t.b.v. gezamenlijk onderzoek of publikatie European Association Architectural Education (EAAE) Gemeentebestuur van de stad Praag (Praha, CSFR) Kunsthistorisch Instituut te Rome Stiftung Blindenanstalt Frankfurt a.M. (polytechnische Gesellschaft) Universiteit van Karlsruhe: Fakultat fur Architektur Universiteit Udine, Italie Universiteit Genua, Italie Contactpersoon Vladimir Jezek Verein fur Adolf Loos Forschung, Wien Uitwisseling onderzoekers: TUE-Gemeente Eindhoven Gemeente Eindhoven, Dienst Stadsontwikkeling
239
ISO. Voor~cstcldc nicuwc str;ttcn in hct plan Rikkcrl I'JI?.
PERIODE 1904-1940
118
HET ALCEMEEN UITI\REII>INGSI'LAN VAN 1917
Een pagina uit de publikatie 'Stadsvorm Tilburg historische ontwikkeling'. K. Doevendans
240
PUBLICATIES Wetenschappelijke publicaties Bokhoven, W.F.M. van; Ree-Scholtens, G.F. van de: Verantwoording van de kaarten. In: De grensgebieden in het noordoosten van Brabant I G.F. van de ReeScholtens - Assen/Maastricht, van Gorcum, 1993. Dissertatie KUB, Tilburg. Hfdst. VII, pp. 249-262. Bokhoven, W.F.M. van; Snijders, J.: Juryrapport ontwerpwedstrijd Genoenhuis Ge1drop. Geldrop : Gemeente Ge1drop, 1993; 48 pp. Doevendans, K.; K1arenbeek, F.: De kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde ruimte. In: Stedelijk beheer, VUGA, 1993, pp. 27. Doevendans, K.; Lui ten, J.; Mekel, I.; Rutgers, R.: Stadsvorm Ti1burg : historische ontwikke1ing. Tilburg : TUE/PW, 1993; 252 p. Gijsberts, P.J.A.M.: Reciprocal Iconoclasm1Iconoc1astica reciproca. In: Catalogus Scuola. Venetie 1993, pp. 15 - 19. Gijsberts, P.J.A.M.: Gegenseitiger Ikonok1asmus. Zum Werk von Franky DC'. In: Catalogus Fuenf Positionen aktueller Kunst als den Niederlanden und Flandern, Frankfurter Kunstverein, 1993. pp. 32. Stolzenburg, R.; Mommers, V.: Stedelijke transformatieprocessen in Noord-Brabant. In opdracht van de EFL Stichting, Den Haag, voorjaar 1993, pp. 1-19. - In samenwerking met de faculteit beleidswetenschappen KU Nijmegen. Wallis de Vries, J.G.: The city on your skin. Opgenomen in: "Rudy Uytenhaak architect I ed. by Arcam, Amsterdam, 1993, pp. 9-34. Vakpublicaties Doevendans , K. : De stad van de toekomst. In: In de waagschaal, nw. jrg. 22, nr. 7, 12 juni 1993, pp. 10-13. Dubbelman, Th.M.E.W.J.: Het fenomeen 1ichtbeeld. In: Mededelingen van de Ned. Vereniging voor Kleurenstudie, 1993, no. 9313, oktober, pp. 10-14. Gijsberts, P.J.A.M.: "Een transparante fantasmagorie. Een badkamer van Otto Wagner". In: Oase, 34, 1992. pp. 26 - 29. 241
Gijsberts, P.J.A.M.: Inundatie van de blik. Adolf Loos, ontwerp voor Josephine Baker. In: Oase 34, 1992, pp. 26 - 29. Gijsberts, P.J.A.M.: Aernout Mik en Akam Kalkin. In: Metropolis M. 1, 1993, p. 50. Gijsberts, P.J.A.M.: Een vitaal stotteren. Notities bij een kinderdagverblijf van Ton Venhoeven te Soest. In: Archis, ju1i 1993, pp. 17 - 29. Gijsberts, P.J.A.M.: De statische nomaden van Joep van Lieshout. In: Archis, juli 1993, pp. 10 11. Gijsberts, P.J.A.M.: Geen centrum, geen periferie. De Sied1ung Pilotengasse te Wenen. In: De Architect, juli/augustus 1993, pp. 38 - 49. Gijsberts, P.J.A.M.: Urban Memories. In: Wiederha11, 15, 1993, pp. 16 - 17. Gijsberts, P.J.A.M.: R. de Leeuw, (red.) De kunst van het tentoonstellen, Amsterdam 1991. In: Archis, 3, 1993, pp. 82 - 85. Gijsberts, P.J.A.M.: K. Pomian, de oorsprong van het museum, Heer1en 1990. In: Archis, 3, 1993, pp. 82 - 85. Gijsberts, P.J.A.M.: E. Bonck (red.), Marcel Duchamp, Die grosse Schachtel de ou par Marcel Duchamp or Rrose Selavy, Munchen 1989. In: Archis, 5, 1993, pp. 83 - 84. Gijsberts, P.J.A.M.: Cata1ogus Sonsbeek 93, Arnhem 1993. In: Metropolis, 4, 1993, p. 56. Gijsberts, P.J.A.M.: D. Pre1ovsek, Josef P1ecnik 1872-1957, Wenen 1992. In: Archis, 9, 1993. pp. 83 - 85. Stralen, M. van: Berlage en Amsterdam-Zuid. In: De architekt, 1993, nr. 1, pp. 62-63. Stra1en, M. van: Fritz Hoeger : Hanseatischer Baumeister 1877-1949. In: De architekt, 1993, nr. 4, pp. 99-100. Stra1en, M. van: Wendingen 1918-1931, Amsterdammer Expressionismus, Eind Architekturmagazin der 20-er Jahre : Von Staedtebau zur Schriftgestaltung. In: De architekt, 1993, nr. 3, pp. 91-92. Stralen, M. van: J.F. Staal. 242
Forum, 36, 1993, no. 3-4, augustus pp. 5-7. Voorwoord themanummer. Stralen, M. van; Lootsma, B.: J.F. Staal : zuiver een mensch van Z1Jn tijd. Forum, 36, 1993, no. 3-4, augustus 1993, pp. 25-65. Themanummer. Wallis de Vries, J.G.: Perifere stadswijk met grootstedelijke ambities Dedemsvaartweg. In: De architect, vol. 10, 1993, pp. 75-88.
woningbouw-festival
Wallis de Vries, J.G.: Deleuze en de architectuur : aanzet tot een gebruiksaanwijzing. In: Archis, 11, 1993, pp. 54-66. Wallis de Vries, J.G.: boerderij en bakkerij de Zonnehoeve in Stedebouw in de Flevopolder Zeewolde. In: Architectuurfbouwen, vo1. 4, 1993, pp. 28-33. Wallis de Vries, J.G.: Duizend paradijzen : het Hollands landschap als kunstwerk. In: Forum, 37, november 1993, pp. 8-11. Wallis de Vries, J.G.: Onder vele noemers, juryverslag. Opgenomen in: Spoenk 3, jaarboek Akademie van Bouwkunst, Tilburg, 1993.
OVERIGE PRODUKTEN VAN WETENSCHAPPELIJKE ACTIVITEIT Papers Stolzenburg, R.: Het sociografisch onderzoek t.b.v. de ruimtelijke planning : een gepasseerd station? Paper gepresenteerd tijdens de planologische diskussiedagen, 1-2 juni 1993 te Eindhoven. Zeijl, G.A.C. van: The ecstacy of the architectural body. EAAE Forum, Thessaloniki, 1993, pp. 19-20. Lezingen, voordrachten, posters/handouts, interviews Bokhoven, W.F.M. van: Stad en plein I mythe van de toekomst. Lezing in het centrum voor de kunsten, Eindhoven, september 1993. Bokhoven, W.F.M. van: Nooit gebouwd Geldrop. Lezing ter gelegenheid van de prijsuitreiking "Genoenhuis", Geldrop, juni 1993. Bokhoven, W.F.M. van: 243
Mooi en lelijk oud. Lezing ter gelegenheid van de eerste paal woongebouw "Domus", Oss, november 1993. Doevendans , K. : Het beeldkwaliteitplan als planstrategie. Symposium strategisch plannen voor de stad, Technische Universiteit Eindhoven, februari 1993. Stralen, M. van: Yijdeveld en hoogbouw. Lezing voor de Hogeschool der Kunsten, maart 1993. Stralen, M. van: J .F. Staal.
Lezing n.a.v. het verschijnen van het thema-nummer over J.F. Staal op 10 september 1993 in het Beursgebouw te Rotterdam. Wallis de Vries, J.G.: Over Piranesi en Rome. Voordracht voor Dante Alighieri te Breda op 17 februari 1993. Wallis de Vries, J.G.: Over Piranesi en architectuurtheorie. Akademie van Bouwkunst, Rotterdam, 26 februari 1993. Yallis de Vries, J.G.: Over Piranesi en de verbeelding. Akademie van Bouwkunst, Arnhem, 5 maart 1993. Wallis de Vries, J.G.: De stad in stolling : tekens van leegte : over Slotemakers' Eurotaoisme. Akademie van Bouwkunst, Tilburg, 18 maart 1993. Yallis de Vries, J.G.: Nomadische diagrammen. Yorkshop over Deleuze, Akademie van Bouwkunst, Amsterdam, 11-14 juni 1993. Wallis de Vries, J.G.: Factor P en vector D : over Piranesi en Deleuze. Technische Universiteit Delft, bouwkunde, 21.9.1993. Wallis de Vries, J.G.: Piranesi en het geheugen van de architectuur. Lezing voor SLAA, De Balie, Amsterdam, 8 oktober 1993. Wallis de Vries, J.G.: Workship Holland. Akademie van Bouwkunst, Rotterdam, 30 oktober-1 november 1993. Wallis de Vries, J.G.: Fascinaties van het wonen. Technische Universiteit Delft, bouwkunde, 4 november 1993. Wallis de Vries, J.G.: Piranesi tussen (stads-)ontwerptheorie en kunstgeschiedenis. 244
RUL, 10.11.1993 Zeij1, G.A.C. van: Het architectonisch antwerp in re1atie met het geschiedenisonderwijs'aan de TUE. Tijdens serie "onder professoren", Amsterdam, 23-11-1993. Overig, o.a. redaktionele bijdragen, overige teksten, vertalingen Doevendans, K.: Architectuur a1s geschiedend wonder in een tijdperk zonder God. In: Bouwpers, jrg. 10, 1993, nr. 6, 15 november, pp. 6-12. Doevendans, K.: Bouwkunde, geen eenheidswetenschap (over integratie en differentiatie I) In: Bouwpers, jrg. 10, 1993, nr. 7, 29 november, pp. 7-13. Doevendans, K.: Een typologie van bouwkundigen (over integratie en differentiatie II) In: Bouwpers, jrg. 10, 1993, nr. 8, 13 december, pp. 4-9. Gijsberts, P.J.A.M.: Arche en Arete; ofwel een schijnbare transparantie en een schijnbare capaciteit. Twee ontwerpen van Ludwig Mies van de Rohe en Adolf Loos. Filosofische Universiteit Leiden. Gijsberts, P.J.A.M.: Smet1oos en helder. De interieurs van Heinrich Teesenow. Hogeschoo1 voor de kunsten Rotterdam.
245