B O M E N R O U T E 2012
1. EENBLADIGE ES Fraxinus excelsior Diversifolia of Fraxinus excelsior Monophyllla De es komt van nature in een groot deel van Europa voor. Ook in andere werelddelen komen verschillende essensoorten voor. Er zijn meerdere soorten essen in Europa, maar de Fraxinus excelsior is de enige soort die in Nederland voorkomt. Samen met liguster en sering behoort de es tot de familie van de olijfachtigen. De boom groeit graag op vochtige en voedselrijke gronden. Verder stelt de boom weinig eisen. Essen komen laat in blad en laten het blad alweer vroeg vallen. De boom die hier geplant is, is een cultuurvariëteit van de soort. Deze afwijking is in 1789 in Engeland ontdekt. In plaats van dat het blad uit meerdere bladeren (9-13) bestaat, heeft deze boom één blad met twee kleinere blaadjes. De boom geeft geen vruchten. In de jonge jaren is de boom bijna zuilvormig. Later krijgt de boom een brede opgaande kroon die 15 tot 18 meter hoog kan worden. De breedte is ongeveer 10 meter. Opvallend zijn de donkerbruine, bijna zwarte knoppen die goed zichtbaar zijn in de winter.
2. KERSPRUIM Prunus ceracifera Nigra Het is een opvallende boom of grote struik. Nigra verwijst naar de bruinrode tot paarsbruine bladkleur die tussen april en oktober duidelijk opvalt in de omgeving. Net voor het uitlopen van het blad begint de boom eind maart te bloeien. De bloemkleur is roze en de bloemen zijn ongeveer 2,5 cm in doorsnede. De bloemen vallen mooi op tegen het uitlopende blad. Soms zijn er donkerrode vruchten die eetbaar zijn. De boom heeft een ronde, dichte kroon. Uiteindelijk kan de boom een hoogte halen van circa 8 meter.
De kerspruim komt uit een grote familie van bloeiende bomen en struiken. Kersen behoren tot de familie van de roosachtigen. De soort komt voor in de Balkan en MiddenAzië. Deze cultuurvariëteit komt uit Amerika en is in 1916 ontdekt. De boom heeft hoofdzakelijk sierwaarde.
3. ZOMERLINDE Tilia platyphillos De boom groeit van nature in loofbossen. Een vochtige grond die niet erg voedselrijk is, heeft de boom het liefst. De zomerlinde kan een grote boom worden. In het wild is een hoogte van 40 meter mogelijk. In de stad haalt de boom een hoogte van 20-25 meter. De bladeren zijn hartvormig. Aan de stamvoet kan makkelijk wortelopslag ontstaan, wat soms een behoorlijke hoogte kan krijgen. In juni en juli heeft de boom heerlijk ruikende bloemen. Bijen vinden de nectar erg lekker en ook mensen weten de honing van lindebomen te waarderen. Lindebomen zorgen voor veel schaduw. Daarom werden ze veel aangeplant op pleinen, in dorpen en steden. Soms wordt deze boom als leilinde aangeplant.
De zomerlinde wordt ook wel grootbladige linde genoemd. Deze boom is onderdeel van een rij lindebomen langs de Nieuwegracht. De linde maakt onderdeel uit van de lindefamilie. De soort komt voor in grote delen van Europa en Klein-Azië. De zomerlinde is inheems in Nederland, maar zeldzaam. De soort is een van de ouders van de Hollandse Linde (leilinde).
4. ZOMEREIK Quercus robur De zomereik is een inheemse boom in Nederland. Eiken horen tot de familie van de napjesdragers. De beuk en ook de berk behoren tot dezelfde familie.
Naast de zomereik is de wintereik ook inheems. Eiken komen algemeen voor in Nederland en in grote delen van Europa en Rusland. Zomereiken willen overal groeien, ze zijn bodemvaag. Het zijn grote bomen die een hoogte kunnen halen van 40 meter en ook behoorlijk breed kunnen worden. Bladeren en bloemen vallen niet op. De vruchten, de eikels, kennen we allemaal. Varkens zijn gek op de eikels, vroeger werden de varkens dan ook losgelaten in bossen om eikels te eten. Onze voorvoorouders zagen de eik als een heilige boom. Het hout is duurzaam en wordt gebruikt in de meubelindustrie en scheepsbouw. De schors bevat eek, wat als looistof voor de leerindustrie belangrijk was.
5. WINTERLINDE Tilia cordata De winterlinde wordt ook wel kleinbladige linde genoemd. Deze linde is in alles kleiner dan de zomerlinde, die ook wel grootbladige linde wordt genoemd. De linde maakt onderdeel uit van de lindefamilie. De soort komt voor in grote delen van Europa en Klein-Azië. De winterlinde is inheems in Nederland en is zeldzaam, maar komt vaker voor dan de zomerlinde. Deze soort is, net als de zomerlinde, een van de ouders van de Hollandse Linde (leilinde).
De boom groeit van nature in loofbossen. De winterlinde heeft het liefst een vochtige grond, die niet erg voedselrijk is. Het kan een grote boom worden, maar blijft kleiner dan de zomerlinde. In het wild is een hoogte van 30 meter mogelijk. In de stad haalt de boom een hoogte van 20 meter. De bladeren zijn hartvormig. In juni en juli heeft de boom heerlijk ruikende bloemen. Bijen vinden de nectar heerlijk en ook mensen weten de honing van lindebomen te waarderen. Lindebomen zorgen voor veel schaduw, daarom werden ze veel aangeplant op pleinen, in dorpen en steden. Het hout van de linde is zacht en trekt niet krom. Het wordt o.a. voor houtsnijwerken, tekentafels en pianotoetsen gebruikt.
6. ROODBLADIGE ESDOORN Acer pseudoplantanus atropurpurea De soort komt oorspronkelijk voor in Midden- en Zuid-Europa en in Zuidwest-Azië. De roodbladige esdoorn is een kleurafwijking van de gewone esdoorn. Er worden in zaaisel regelmatig roodbladige planten gevonden. Enkele van deze kleurlingen hebben een naam gekregen. De kleur kan verschillen van wijnrood tot donkerpaars. Bij deze cultuurvariëteit is de onderkant van het blad paars-rood van kleur. De boom is bodemvaag, wat wil zeggen dat hij overal wil groeien. Ook wind is geen probleem voor de roodbladige esdoorn. Het kan een flinke boom worden. Een hoogte van 20 meter of meer is geen uitzondering. De boom heeft een mooi handvormig blad en ook de vruchten zijn karakteristiek. De helikoptertjes zijn bij kinderen overbekend. De bloemen zijn rijk aan honing. De bomen hebben soms last van luis. Het hout is waardevol en wordt o.a. gebruikt voor parket, muziekinstrumenten en gymnastiektoestellen.
Van de gewone esdoorn is het niet helemaal zeker dat hij inheems is in Nederland. Sommigen zeggen van wel, anderen menen dat de boom pas sinds de late middeleeuwen bekend is in Nederland.
7. IERSE TAXUS Taxus baccata fastigiata aureomarginata Is het een boom of een struik? Deze bijzondere taxus heeft een opgaande vorm (fastigiata) en het jonge blad heeft een geel randje (aureomarginata). Echt een bijzonderheid dus, waarvan we niet weten wanneer die is ontdekt. De soort komt in Europa verspreid voor en is zeer zeldzaam, ook in Nederland. De omgeving van Winterswijk en Boekelo zijn vindplaatsen. De soort hoort tot de taxusfamilie en is eigenlijk een conifeer. Deze conifeer komt voor in loofbossen, heggen, langs beken etc. Hij houdt van een vochtige, goed doorluchte, matig voedselrijke, humeuze grond. De oude Grieken dachten dat de plant iets te maken had met de goden uit de onderwereld. Mensen hebben deze boom vaak op begraafplaatsen geplant. De relatie met de dood is dan snel gelegd. De plant is altijd groen en kan erg oud worden. De plant is erg giftig op alle delen, behalve het rode vruchtvlees van de bes. Toch worden de jonge scheuten gebruikt in een middel tegen kanker. De struik of boom kan een hoogte bereiken van 3 tot 15 meter. Heel vaak is er al een vertakking vanaf de bodem. Opvallend is dat deze conifeer geen kegels. maar bessen als vrucht heeft.
8. JAPANSE SIERKERS Prunus x yedoensis Kersen behoren tot de roosfamilie, waaronder ook andere bomen vallen als meidoorns, appels en peren. De Japanse sierkers heeft alleen sierwaarde. De vruchten die de boom krijgt hebben nauwelijks vruchtvlees en zijn zurig van smaak. Prunus x yedoensis is een middelgrote boom van 6 tot 10 meter hoogte. De kroonvorm is breed vaasvormig. De uiteinden van de takken hangen over, waardoor de kroon uiteindelijk plat wordt. De boom staat in uitbundige bloei in april. De bloemen zijn lichtroze in knop en na openen wit van kleur. Ze geuren licht naar amandel. De bloemdoorsnede is circa 3,5 cm. In de herfst kleuren de bladeren helder geel.
Deze Japanse kers wordt als een van de mooiste bloeiende kersen gezien. De boom komt uit Japan, maar de herkomst van deze kruising is onduidelijk. Hij zou rond 1730 zijn ontstaan.
9. HONGAARSE EIK Quercus frainetto Deze boom komt uit de Balkan, je vindt hem met name in Servië, Bulgarije en Roemenie. Het gekke is dat de boom nauwelijks in Hongarije voorkomt. Hij behoort tot de familie van de napjesdragers, net als de beuk en de berk. Deze eik houdt van zware, voedzame, iets zure gronden die in het voorjaar nat zijn en in de zomer kurkdroog. Hij houdt niet van een hoge grondwaterstand en heeft een hekel aan kalk. De kalk is de reden dat de boom eigenlijk niet in Hongarije voorkomt. Deze bladverliezende boom kan wel 30 meter of hoger worden. Meestal is er een mooie doorgaande stam. Opvallend is dat de bladeren aan de uiteinden van de takken zitten. Daardoor krijgt de boom een open kroon. De bladeren zijn groot en glanzend groen en verkleuren in de herfst van geel naar bruin. Ze blijven soms tot in het voorjaar aan de boom hangen. De eikels worden voor een derde tot de helft omsloten door het napje.
Een bijzondere boom. Deze boom is in oktober 1985 geplant ter ere van de 50.000 ste inwoner van Purmerend. Hij stond eerder aan het Tramplein, maar moest in 2011 verhuizen voor de bouw van de Melkwegbrug over het kanaal. Hij heeft aan de Nieuwstraat een mooie plaats gekregen.
10. EENSTIJLIGE MEIDOORN Crataegus monogyna Deze inheemse soort komt voor in grote delen van Europa. Hij behoort tot de familie van de roosachtigen, net als de kersen en de appels. Deze soort komt voor als boom, maar ook als struik. Hij komt in het wild regelmatig voor, maar is ook veel aangeplant als sierboom. De eenstijlige meidoorn is een mooie boom die 8 tot 10 meter kan worden. Hij bloeit rijk in mei en juni met trossen witte bloemen. In de zomer worden de vruchten langzaam rijp en kleuren dan fraai rood. Vogels zijn gek op de bessen. De takken hebben scherpe doorns; daarom werd de meidoorn vaak in heggen langs weilanden geplant. De dichte struiken met doorn hielden het vee binnen de kavel. De bomen houden van een zonnige standplaats. Vocht of droogte maakt niet uit, maar ze houden wel van een beetje kalk in de grond. In de stad worden meidoorns vaak aangetast door stippelmot of spinselmot. De rupsen vreten de bladeren op en maken van de bomen griezelige objecten. Mensen storen zich daaraan, maar voor de bomen is het geen enkel probleem. Een paar weken later staan ze gewoon weer in blad.
11. VEDERESDOORN Acer negundo Deze boom komt uit het noorden van de Verenigde Staten. Hij hoort tot de esdoornfamilie. Het is een van de esdoorns met een samengesteld blad. De meeste esdoorns hebben handvormige bladeren. Door de afwijkende bladvorm met 3 tot 5 blaadjes is de boom redelijk bijzonder. De bomen houden van een voedselrijke en vochtige standplaats. Ook de zon stelt hij erg op prijs. De boom wordt ongeveer 15 meter hoog en heeft een ronde kroon. De boom heeft de neiging om waterlot te vormen, waardoor de kroon erg rommelig wordt. De gele herfstbladeren vallen al vroeg in het najaar. De vruchten blijven langer hangen.
12.GEWONE ESDOORN Acer pseudoplantanus Van de gewone esdoorn is het niet helemaal zeker dat hij inheems is in Nederland. Sommigen zeggen van wel, anderen menen dat de boom pas sinds de late middeleeuwen bekend is in Nederland. Met zekerheid komt de soort oorspronkelijk voor in Midden- en Zuid-Europa en Zuidwest-Azië. Deze esdoorn heeft donkergroen blad met een wittige onderkant. De boom geeft veel zaden. In tuinen en openbaar groen kom je dan ook vaak zaailingen tegen. Meestal gewoon met groene bladeren, maar soms zit er een donker rode tot bijna zwarte tussen. De boom is bodemvaag, dat wil zeggen dat hij overal wil groeien. Ook wind is geen probleem voor deze boom. Het kan een flinke boom worden. Een hoogte van 20 meter of meer is geen uitzondering. De boom heeft een mooi handvormig blad en ook de vruchten zijn karakteristiek. De helikoptertjes zijn bij kinderen overbekend. De bloemen zijn rijk aan honing. De bomen hebben soms last van luis. Het hout is waardevol en wordt o.a. gebruikt voor parket, muziekinstrumenten en gymnastiektoestellen.
13. ES Fraxinus excelsior De es komt van nature in een groot deel van Europa voor. Ook in andere werelddelen komen verschillende essensoorten voor. Er zijn meerdere soorten essen in Europa, maar de Fraxinus excelsior is de enige soort die in Nederland voorkomt. Samen met liguster en sering hoort de es tot de familie van de olijfachtigen. De boom groeit graag op vochtige en voedselrijke gronden. Verder stelt de boom weinig eisen. Essen komen laat in blad en laten het blad alweer vroeg vallen. De jonge bladeren hebben vaak een roestbruine kleur. De boom die hier geplant is, is de gewone soort. Een blad bestaat uit meerdere bladeren ( 9-13 ). De boom geeft veelvuldig zaden. Het vreemde aan deze boomsoort is dat als ze jong zijn de boom of vrouwelijk is of mannelijk (tweehuizig) . Later worden ze zowel vrouwelijk als mannelijk (eenhuizig). In de jonge jaren is de boom bijna zuilvormig. Later krijgt de boom een brede opgaande kroon. Ze kunnen erg hoog worden, vooral als ze in een bos staan. 30 meter en meer is geen uitzondering. De breedte is ongeveer 15 meter. Opvallend zijn de donkerbruine, bijna zwarte knoppen. Hoewel het hout taai en sterk is, is het weinig duurzaam. Voor schopstelen en gymnastiektoestellen wordt het hout wel gebruikt.
14. IERSE TAXUS Taxus baccata fastigiata Is het een boom of een struik? Deze bijzondere taxus heeft een opgaande vorm (fastigiata). De Ierse taxus is rond 1780 ontdekt in Ierland. De soort komt verspreid in Europa voor en zeer zeldzaam ook in Nederland. De omgeving van Winterswijk en Boekelo zijn vindplaatsen. De soort hoort tot de taxusfamilie en is eigenlijk een conifeer. Deze conifeer komt voor in loofbossen, heggen, langs beken etc. Hij houdt van een vochtige, goed doorluchte, matig voedselrijke humeuze grond. Mensen hebben deze boom vaak op begraafplaatsen geplant. De oude Grieken dachten dat de plant iets te maken had met de goden uit de onderwereld. De relatie met de dood is dan snel gelegd. De plant is altijd groen en kan erg oud worden. De plant is erg giftig op alle delen, behalve het rode vruchtvlees van de bes. Toch worden de jonge scheuten gebruikt in een middel tegen kanker. De struik of boom kan een hoogte krijgen tussen de 3 en 15 meter. Heel vaak is er al een vertakking vanaf de bodem. Opvallend is dat deze conifeer geen kegels maar bessen als vrucht heeft.
15. WITTE PAARDENKASTANJE Aesculus hippocastanum baumannii Er zijn maar weinig grote bomen die ook nog leuk bloeien. De paardenkastanje is zo'n boom. In mei en juni heeft de boom grote bloeiende 'kaarsen' in de boom. De soort komt uit Zuidwest-Azië en Zuidoost-Europa. In Nederland is de boom veel aangeplant. De soort verwildert makkelijk. Hij hoort tot de familie van de paardenkastanjes. De boom staat op een prominente plaats in dit deel van het bolwerk. De boom houdt van voedselrijke grond en van een zonnige standplaats. Een beetje zure grond weet hij wel te waarderen. De paardenkastanje kan 25 meter hoog worden. De onderste takken zakken op latere leeftijd uit en gaan dan recht omhoog. Daardoor ontstaat er een zware kroon op deze bomen. De donkergroene kleur van de bladeren geven de boom ook een donker uiterlijk. De bladeren zijn handvormig die smal zijn aan de basis en breed aan de top. Deze boom is een cultuurvariëteit die geen vruchten geeft.
16. AMERIKAANSE HULST Ilex opaca
Hulsten komen voor in bossen als onderbegroeiing. Deze soort kenmerkt zicht doordat de boom bloeit op het jonge hout. De boom die ongeveer 8 tot 10 meter hoog wordt groeit langzaam. Vochtige of droge gronden maken hem niet uit. Voedselarm of -rijk ook niet. Schaduw verdragen ze prima. Typisch aan de hulst zijn de bladeren. Tot een paar meter boven de grond hebben de bladeren stekels. Daarboven niet meer. Het lijkt erop dat de boom zich tegen vraat van dieren beschermt. Het hout kan worden gebruikt in de meubelindustrie. Belangrijker zijn de bessen. Met kerst worden de takken met bessen verkocht voor kersstukjes. Dat er dan nog bessen aan zitten komt doordat de vogels deze bessen niet lekker vinden. Ze blijven dus hangen tot al het andere voedsel op is.
De Amerikaanse hulst komt voor in het zuidoosten van de Verenigde Staten. Hij is bladhoudend en familie van de hulstachtigen.
17.VELDESDOORN Spaanse aak acer campestre Deze inheemse soort komt voor in grote delen van West- en Midden-Europa. Een matig voedselrijke en matig vochtige bodem heeft de voorkeur. Een zonnige plek wordt erg op prijs gesteld. De veldesdoorn is familie van de gewone esdoorns. Deze esdoorn is een pionier. Als er ergens een gaatje valt, zal die dat snel invullen. De boom is eerder een forse struik die tussen de 3 en 10 meter hoog kan worden. Een bosrand, een oude haag op de grens van twee kavels of aan de rand van een beek zijn plaatsen waar deze esdoorn zich 'happy' voelt. Opvallend is de gele herfstkleur van de kleine handvormige blaadjes. Sommige zaailingen hebben duidelijke kurklijsten op de takken. Deze soort wordt vaak gebruikt als een bladverliezende haag om grotere tuinen. Daarnaast is het een veelgebruikte soort in landschappelijke beplantingen.
18. HULST Ilex aquifolium De hulst komt voor als inheemse boom of struik in Nederland. Hij is de enige bladhoudende loofboom van Nederland en daarmee uniek. Hulsten komen voor als onderbegroeiing van eiken- en beukenbossen van het midden en oosten van het land. Maar ook in houtwallen en struwelen komen ze voor. Er zijn mannelijke en vrouwelijke planten. De inheemse hulst bloeit op het oude hout. De boom die ongeveer 8 tot 10 meter hoog wordt groeit langzaam. Vochtige of droge gronden maken hem niet uit. Voedselarm of -rijk ook niet. Schaduw verdragen ze prima. Typisch aan de hulst zijn de bladeren. Tot een paar meter boven de grond hebben de bladeren stekels. Daarboven niet meer. Het lijkt erop dat de boom zich tegen vraat van dieren beschermt. Of dat klopt is twijfelachtig, omdat delen van de plant giftig zijn. Het hout kan worden gebruikt in de meubelindustrie. Belangrijker zijn de bessen. Met kerst worden de takken met bessen verkocht voor kersstukjes. Dat er dan nog bessen aan zitten komt doordat de vogels deze bessen niet lekker vinden. Ze blijven dus hangen tot al het andere voedsel op is.
19. ESP of ratelpopulier Populus tremula Populieren zouden niet oud kunnen worden. Deze boom kan moeiteloos 80 tot 100 jaar oud worden. De boom maakt veel worteluitlopers, zodat niet altijd te zien is dat het om een boom gaat. Meestal zie je een bosje met bomen van verschillende grootte. Uiteindelijk kan de boom 20 tot 30 meter hoog worden met een brede kroon. De grijzig witte stam en de gele herfstkleur zijn het opvallende aan deze boom. Er zijn vrouwelijke en mannelijke bomen. De esp of ratelpopulier wordt ook wel vrouwentong genoemd. Bij het minste beetje wind komen de bladeren in beweging en maken geluid.
Populieren maken samen met de wilgen onderdeel uit van de wilgenfamilie. Deze soort komt van West- en Noord-Europa tot in het verre oosten van de voormalige Sovjet-Unie voor. In het wild vinden we deze boom hoofdzakelijk in het rivierengebied van de Millingerwaard en de Gelderse Poort.
20. BRUINE BEUK Fagus sylvatica atropunicea Beuken zijn inheems in Nederland en de rode beuk komt af en toe weleens voor in zaaisels op kwekerijen. Rond 1770 is de cultuurvariëteit geselecteerd. Ergens in Midden Europa is de boom opgemerkt. Er zijn meerdere soorten beuken, maar deze soort komt alleen in Europa voor. Beuken horen bij de familie van de napjesdragers. Beuken willen niet overal groeien. De boom komt voor in het eindstadium van de bosontwikkeling. De bodem moet vochthoudend zijn en goed doorlatend. De grondwaterstand mag niet te hoog zijn en zeker niet te droog. De beuk leeft in symbiose met een schimmel. Zonder de schimmel zal de boom moeilijk groeien. Als ze groeien kunnen het forse bomen worden. In bossen is 35 meter geen uitzondering. Als solitair worden ze ook nog eens erg breed. Door het zure blad en de dichte kroon wil er onder een beuk weinig groeien. Beukenbossen zijn dus erg open. Roodbladige beuken zijn erg in trek in grote tuinen en landgoederen en op bijzondere plaatsen in parken. Ze trekken de aandacht gedurende een groot deel van het jaar.
21. HANGENDE ZILVERLINDE Tilia petiolaris of tilia tomentosa pendula Hoe fraai kan en boom zijn. Deze linde heeft jaren vrij kunnen uitgroeien tot de maat die hij nu heeft. Oorspronkelijk stonden er twee, maar een is er dood gegaan door een zwam. De boom is een kruising tussen een Tilia tomentosa en een onbekende lindesoort. Deze linde hoort net als de andere lindebomen tot de familie van de lindebomen. De boom is niet inheems in Nederland maar komt uit ZuidoostEuropa en westelijk Azië. Om onduidelijke redenen wordt deze fraaie parkboom nog maar weinig gekweekt. Vermoedelijk zijn de hangende takken een probleem. De boom moet vaak hoog worden opgekroond om er onderdoor te kunnen rijden. Het kan een hoge boom worden van 25 meter en hoger. De boom blijft met 10 meter relatief smal. De boom bloeit als laatste van alle lindebomen. Ergens in juni/augustus bloeit de boom. Zijn nectar of stuifmeel zou giftig zijn voor bijen. De wit grijzige onderkant van het blad geeft de boom een aantrekkelijk beeld.
22. HOLLANDSE IEP Ulmus x hollandica vegeta
Iepen houden wel van wat vocht en voeding. Ze groeien goed in lichte schaduw in bosranden, heggen etc. De Hollandse iepen kunnen wel 35 meter hoog worden. De bomen zijn eerst smal maar worden later steeds breder omdat de takken uitzakken. Helaas heeft de iepziekte, een schimmel, de meeste Hollandse iepen de das omgedaan. Er zijn nog maar enkele Hollandse iepen over. Meestal worden de bomen vervangen door cultuurvariëteiten die goed tegen de iepziekte kunnen. De vorm en groeiwijze van deze nieuwe iepen is anders dan de oude soort.
Deze iep is een kruisingsproduct van twee inheemse soorten. De bergiep en de veldiep waren de ouders. Uit deze kruising is een fantastische boom gekomen. Vele eeuwen hebben deze bomen dijken, wegen en boerderijen gesierd. Uiteraard hoort deze boom tot de iepenfamilie. Omdat dit een kruisingsproduct is, is de verspreiding beperkt tot Nederland en België.
23. VELDIEP Ulmus carpinifolia Christine Buisman Iepen houden wel van wat vocht en voeding. Ze groeien goed in lichte schaduw in bosranden, heggen etc. Deze cultuurvariëteit kan slecht tegen zeewind. De iep blijft kleiner dan de Hollandse iepen. Vermoedelijk staan deze iepen ongeveer vanaf de jaren 50 van de vorige eeuw op deze plaats. De boom groeit met warrige takken in een soort vaasvorm. De boom is niet helemaal resistent tegen de iepziekte maar deze rij houdt het nog aardig vol. In 2007 zijn in Amsterdam weer exemplaren geplant.
De veldiep is een ouder van de Hollandse iep. Uiteraard hoort deze boom tot de iepenfamilie. Het bijzondere van deze boom is de cultuurvariëteit. Christine Buisman was een vrouw en een wetenschapper. Begin vorige eeuw heeft zij zich bezig gehouden met de aanpak van de iepziekte. Samen met Bea Schwartz heeft zij de eerste cultuurvariëteiten ontwikkeld die bestand waren tegen de iepziekte.
24. PLATAAN Platanus x hispanica Platanen kunnen behoorlijk groot worden. Een hoogte van 25 tot 35 meter is geen uitzondering. Platanen kunnen goed tegen het stadse klimaat. Ze groeien bijna overal, kunnen tegen stof en luchtvervuiling. Sterke snoei van de takken is geen probleem. Kortom een fijne boom voor straat en park. Als ze volledig en vrij kunnen uitgroeien, worden het imposante bomen. Een paar van deze exemplaren staan in de bomenroute en hebben inmiddels al een aardige omvang.
Een kruisingsproduct tussen de westerse en de oosterse plataan. Tot voor kort was de naam Platanus x acerifolia, wat betekent: op een esdoornblad lijkend. Platanen worden vaak in de stad aangeplant. Door de afbladderende stam en het grote lichte blad en de ronde vruchten kent bijna iedereen de plataan wel.
25. EIKBLADIGE BEUK Fagus sylvatica quercifolia
Beuken zijn inheems in Nederland en deze beuk heeft een duidelijk afwijkend blad. Het lijkt op een eikenblad. Wanneer deze cultuurvariëteit precies is geselecteerd is niet bekend. Er zijn meerdere soorten beuken, maar deze soort komt alleen in Europa voor. Beuken horen bij de familie van de napjesdragers. Beuken willen niet overal groeien. De boom komt voor in het eindstadium van de bosontwikkeling. De bodem moet vochthoudend zijn en goed doorlatend. Een flinke hoeveelheid humus is goed voor de ontwikkeling van de boom. De grondwaterstand mag niet te hoog zijn en zeker niet te droog. De beuk leeft in symbiose met een schimmel. Zonder de schimmel zal de boom moeilijk groeien. Deze boom kan tot 20 meter groot worden. De kroon wordt uiteindelijk rond. Door het zure blad en de dichte kroon wil er onder een beuk weinig groeien. Beukenbossen zijn dus erg open.
26. VEDERESDOORN Acer negundo aureomarginata De oorspronkelijke soort neemt een steeds groter deel van de afwijkende kleur over. Dat gebeurt wel vaker bij dit soort afwijkingen. Dit is een Duitse cultuurvariëteit die in 1891 op een kwekerij is ontdekt. De bomen houden van een voedselrijke en vochtige standplaats. Ook de zon stellen zij erg op prijs. De Vederesdoorn wordt ongeveer 10 meter hoog en heeft een ronde kroon.
Deze boom komt uit het noorden van de Verenigde Staten. Hij hoort tot de esdoornfamilie. Het is een van de esdoorns met een samengesteld blad. De meeste esdoorns hebben handvormige bladeren. Door de afwijkende bladvorm met 3 tot 5 blaadjes is de boom redelijk bijzonder. Deze boom heeft een kleurafwijking in het blad. De bladrand is crèmewit. Helaas loopt deze cultuurvariëteit terug in kleur.
De boom heeft de neiging om waterlot te vormen waardoor de kroon erg rommelig wordt. De gele herfstbladeren vallen al vroeg in het najaar. De vruchten blijven langer hangen.
27. ZWARTE BERK Betula nigra
Berken kunnen forse bomen worden. Deze haalt 15 meter. In het wild en in bossen is een hoogte van 25 meter haalbaar. De zwarte berk groeit graag op vochtige grond, maar als deze wat droger is, is de groei nog steeds goed. Hij heeft een hekel aan kleigronden of een hoge zuurgraad. Voor een smal straatje is de boom niet geschikt. In een park komt deze boom goed tot zijn recht.
De zwarte berk wordt ook wel rode berk genoemd. Dat heeft te maken met de kleur van de stam. De meeste berken hebben een witte bast. De zwarte berk bladdert snel af naar een roodbruine of donker bruinzwarte stam. Deze boom komt uit de Verenigde Staten van Amerika. Met name het oostelijke en zuidoostelijke deel is het herkomstgebied. De natuurlijke groeiwijze is meestal meerstammig. In het vroege voorjaar vallen de lange vrouwelijke bloemen op die in aren naar beneden hangen.
28. ZACHTE BERK Betula pubescens De zachte berk is een van de twee inheemse berken. Over het hele noordwesten van Europa, IJsland tot in het uiterste oosten van Rusland vinden we deze boom. Dit familielid van de napjesdragers houdt van een vochtige venige bodem die ook wat zurig mag zijn. De boom is uitermate winterhard, maar heeft last van zeewind. De naam zachte berk komt van de twijgen en bladeren. Die zijn eerst zacht behaard. Later in het jaar verliezen ze de haartjes. De boom kan de aanzienlijke hoogte bereiken van 20 meter. De sierwaarde van de berk is beperkt en bestaat hoofdzakelijk uit de witte stam op jonge leeftijd. Ook de gele herfstkleur van de bladeren heeft zijn charme. De witte stam wordt door de diepe groeven in de schors later grijzer. Het is een transparante boom die zonlicht doorlaat. De kroon bestaat uit een aantal zwaardere takken met daaraan dunne twijgen. De boom wordt veelal gebruikt in landschappelijke beplantingen en als vulhout in grove plantvakken. In bosverband zaait de soort makkelijk uit. In de stedelijke omgeving wordt de boom nauwelijks als laanboom gebruikt. Incidenteel vind je hem als parkboom.
Soms vind je in berken zgn. heksenbezems. Dat is een kluit met fijne twijgen dicht bij elkaar. Een schimmel is verantwoordelijk voor deze opeenhoping van twijgen.
29. HOLLANDSE LINDE Tilia europaea Een heel oude kruising tussen de kleinbladige linde en de zomerlinde. Omdat beide ouders in het wild voorkomen in Nederland kan deze boom spontaan optreden in bossen. Deze kruising is echter op een kwekerij ontstaan. De linde maakt onderdeel uit van de lindefamilie. De boom is veel aangeplant bij boerderijen, omdat ze veel schaduw geeft. Door jaarlijkse snoei in een vlak ontstaat de leilinde. Deze soort maakt makkelijk en veel wortelopslag. De Hollandse linde wil eigenlijk overal wel groeien. Meestal heeft de boom een variabele kroon met enkele zware hoofdtakken en onregelmatig afstaande zijtakken. De stam is op oudere leeftijd behoorlijk gegroefd en voorzien van dikkere knobbels waar vaak jonge twijgen op groeien. Er zijn inmiddels een aantal selecties van deze kruising die een betere kroon hebben. Daardoor wordt de boom al minder toegepast. Dat komt goed uit want deze linde is behoorlijk luisgevoelig. Daardoor is het gebruik in de stad beperkt tot parken en grotere groenstroken.
30. TREURWILG Salix sepulcralis chrysocoma Wie kent de treurwilg niet? Toch is er iets bijzonders aan deze boom. De naam van deze wilg is nogal aan verandering onderhevig. Het is een kruising tussen de inheemse wilg Salix alba en de Chinese treurwilg. Heette de boom eerst Salix alba Tristis, daarna moest hij Salix babylonica heten zonder het Tristis erachter. Tegenwoordig heet dit franse kruisingsproduct uit 1815 dus zoals boven is aangegeven. Deze karakteristieke boom wordt regelmatig aangeplant in dorpen en steden. Vooral parken en begraafplaatsen zijn locaties waar de boom veelvuldig opduikt. Als de bodem vochtig is en voedselrijk dan kan de boom een hoogte halen van wel 20 tot 25 meter. De breedte doet daar soms niet voor onder. In de winter vallen de dunne gele twijgen op die vertikaal naar beneden hangen. Er zijn geen opvallende bloemen aan deze fraaie stadsboom zichtbaar.
31. HOLLANDSE LINDE Tilia europaea Langs de Emmakade staat een behoorlijke rij van deze linde. De linde op de hoek van het Oranjepleintje heeft een betekenis. Het is een Julianalinde. Het planten van een linde is een oud gebruik bij de geboorte of kroning van een kroonprinses uit het koninklijk huis. Het is niet duidelijk of deze bij de geboorte in 1909 is geplant of bij de kroning in 1948. Het kan zijn dat de boom bij de geboorte is geplant maar dat die gerooid is in de oorlog. Helaas staat de boom behoorlijk in de verdrukking. Tussen de andere bomen en op de rand van de straat wordt er geen eer gedaan aan deze bijzondere boom. De Hollandse linde is een heel oude kruising tussen de kleinbladige linde en de zomerlinde. Omdat beide ouders in het wild voorkomen in Nederland kan deze boom spontaan optreden in bossen. Deze kruising is echter op een kwekerij ontstaan. De linde maakt onderdeel uit van de lindefamilie. De boom is veel aangeplant bij boerderijen, omdat ze veel schaduw geeft. Door jaarlijkse snoei in een vlak ontstaat de leilinde. Deze soort maakt makkelijk en veel wortelopslag. De Hollandse linde wil eigenlijk overal wel groeien. Meestal heeft de boom een variabele kroon met enkele zware hoofdtakken en onregelmatig afstaande zijtakken. De stam is op oudere leeftijd behoorlijk gegroefd en voorzien van dikkere knobbels waar vaak jonge twijgen op groeien.
Er zijn inmiddels een aantal selecties van deze kruising die een betere kroon hebben. Daardoor wordt de boom al minder toegepast. Dat komt goed uit want deze linde is behoorlijk luisgevoelig. Daardoor is het gebruik in de stad beperkt tot parken en grotere groenstroken.
Bomenroute 2012 Gemeente Purmerend, afdeling Bedrijfsvoering, team Communicatie Tekst: Kees Vermeer, afdeling Stadsbeheer, team Integraal Beheer
Ja
ag
w
eg
ian apl
31
am pl ei n Here ng
30
rach t
4
1
6
3
2
Start
5
7
Li d u i n a t u i n
27
8
11
16
14
12
9
Ni e u w e g r a c h t
10
13
15
19
Ni e u w s t r a a t
18
Be g r a a f p l a a t s
17
29
Em m a k a d e
25
28
He r e n g r a c h t
Nieuw egra c ht
ein
Tr
Jul
N a s sa u s t r a a t
26
Na s s a u p l a n t s o en
24
Wi l l e m Eg g e r t Ce n t r u m
Wo l t h u i s s i n g e l
23 22
Zuiderst eeg
20
i s s i n g el
Pl a n t s o e n g r a c h t
Wo l t h u
21
Voo r u it st r a a t
J ulia na st raat