B LJI)-RAAGE TUT I E KEN L IS
VAN'
[IFT
UDSTE
HRISTENDOM ~xor
J . HEE~MA-N DE 41DDEE~ J R .
( I ~A \'EN14 AGE
188?
-
G. C.
I
SE1 .
BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET OUDSTE CHRISTENDOM .
Bijdra~e tot de kennis van het oudste Christendom. ACADEMISCH PROEFSCHRIFT TER YERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
Doctor in de Godgeleerdheid, AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE LEIDEN OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS
Dr. P. VAN GEER, j-fOOGLEERAAR
IN
DE
fACULTEIT
DER
y.'J;:'-
ES
j\'ATUURKUNDE,
IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN
op Woensdag den 18 den October 1882 des namiddags ten 3 ure, DOOR
Jan Herman de Ridder Jr , geboren te
'8
Grat'ennage
'S GRA VEKHAGE. -
1882.
G. C. VISSER.
AAN MIJNE OUDEqS .
De voltooiing van
mijn proefschrift biedt mij een zeer
welkome gelegenheid
aan om U alien, Hoogleeraren in de
faculteit der godgeleerdheid, zoo ook U, Hooggeleerde Scholten en Oort, openlijk mijn dank to betuigen voor het vele dat ik aan u verplicht ben . In het bizonder geldt dit U, hooggeleerde Tiele, zeer geachte promotor, voor de vele bewijzen van hulpvaardigheid en welwillendheid, die ik, gedurende mijn verblijf to Leiden, als student aan het Seminarium der Remonstranten van U mocht ontvangen en niet minder voor den zeer gewaardeerden steun mij verleend bij de samenstelling van mijn dissertatie . Met vele woorden hier nit to weiden over wat ik aan U alien to danken heb, zou Diet in Uw geest zijn, daarom besluit ik met de verzekering dat het mijn oprecht streven zal zijn mij een niet-onwaardig leerling van de theologische faculteit to Leiden to betoonen .
BIJ1)RAGE TOT DE KENN IS VAN HET OUDSTE CHRISTENDOM .
Gedrukt ter Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij, 's Hage .
INLEIDING .
De vraag naar !let ontstaan van hot Christendom is tegenwoordig aan de orde van den dag. Do tijden zijn voorbij, waarin men meende in de geschriften des N . V. bronnen genoeg to hebben om den inhoud van Jezus' prediking to leeren kunnen ; waarin men lijvige boekdeelen kon schrijven over een ,Leven van Jezus" en zich verbeeldde op vasten historischen bodem to staan, terwijl men zich beijverde om, wat niet met elkander strookte, toch eenigszins to vereenigen of in hot gelijk to brengen . Meer en meer zijn veler oogen er voor open gegaan, dat de oils overgeleverde bronnen hoogst gebrekkig zijn, plat er geon continulteit is in het N. T ., dat de individualiteit der schrijvers grooten invloed heeft geoefend op den inhoud der boeken, kortom : het vaste, historische gebied is veel ingekrompen, het onzekere des to grooter geworden. Wij moeten de illusie van ons zetten, dat wij zouden kunnen komen tot de ipsissima verba van Jezus ; wij hebben ze immers zelfs in een andere taal dan hij sprak . Was men or zich nu eenmaal van bewust geworden,
4 dat wij weinig, to weinig weten omtrent het optreden en de werkzaamheid van Jezus Christus, den profeet van Nazaret, men trachtte nu ook op verschillende wijzen die leemte aan to vullen en velerlei hypothesen over den oorsprong van hot Christendom werden gevormd, hypothesen echter, waarvan vole den toots der kritiek niet konden doorstaan . Ik denk hier b.v. aan Bruno Bauer 1) met zijn : Christus and die Ca.esaren, oder der Ursprung des Christenthums aus dem Romischen-Griechenthum . Zijn stelling is, dat hot Christendom zijn ontstaan to danken heeft aan ,das ROmische Griechenthum", d . i. aan then eigenaardigen ontwikkelingsvorm van het Hellenisme, die in hot Romeinsche rijk word gevonden in do eerste eeuw van onze jaartelling . Het Christendom is gesticht niet door Jezus van Nazaret, doch door den Romeinschen Stoicus Seneca en den Alexa .ndrijnschen wijsgeer Philo Judaeus . De voorstelling ons door hot N . T . gegeven is onhistorisch en van veel later dagteekoning . Jezus, Petrus, Paulus, hot zijn niets dan typen ; zij zijn or nooit geweest . Bauer verwerpt dus de geheele N . T .ische literatuur en miskent ten eenemale in de wording van het Christendom den Joodschen factor, immers Philo behoort niet tot hot Palestijnsche Judaisme . Merkwaardig is de beschouwing door F. Lichtenberger over Bauer 1)
Zie
over
l3auer, Dr . A . Kuenen, Volksgodsdienst en Wereldgodsdienst
bladz. 160 . 161 . 27R-2S1 en Dr. A . D. Loman. Theol . Tijdseh . 1879, bladz. 195, 496 .
h gegeven
in
Chretienne
de
Chronique
(Vingt-neuvieme
Allemande
van de
Revue
annee . Nouvelle serie . Tome
septieme . No . 5 . 5 Mai 1882 . pag . 294) ,,D'apres Bruno Bauer l'histoire evangelique est le produit reflechi et calcule de la conscience humaine . Mais ce West pas
la communaute chretienne comme le vou-
lait Strausz, cet titre mystique, vague et insaisissable, ce sont les Evangelistes, qui ont invente cette histoire et imagine ces mythes . Et ce qu'il y a de plus primitif, de vraiment original dans le christianisme, ce ne sont pas ces verites simples et sublimes qui forrnent le fond du sermon de la montagne on des paraboles de Jesus, ce sent les elements les plus grossiers, les plus materiels que
renferment les synoptiques,
les idees empruntees
aux conceptions messianiques et apocalyptiques des prophetes et de la gnose Juive . Marc, le premier, dans un roman
ou
le surnaturel coule
a
pleins bords, a inventC
l'histoire de Jesus . Les autres evangelistes, avec plus
on
moins d'habilete et de bonbeur, ont brode sur ce theme, en essayant tant bien que mal de spiritualiser les donnees primitives . Bauer avec une perspicacite denuee absolument de sens historique decouvre partout des
inten-
tions dogmatiques . Les recits les plus naffs sont de monstrueuses inventions de
theologiens qui exploitent les
prejuges et les superstitions de la foule dans un but interesse " ;
en iets verder :
,L'Evangile est le resultat de
la fermentation qui se produisit sous les empereurs ro-
6 mains par le melange de l'alexandrinisme et du stolcisme : le veritable fondateur du christianisme est Seneque ." Geheel anders weder is de hypothese van prof. A . D . Loman 1), die niet als Bauer het joodsche element miskent, maar toch meent dat Jezus nooit bestaan heeft, doch een type is, gevormd nit de 0 . T . ische profetie, voornamelijk nit Jesaja LIII . Waar dan onder de godgeleerden zulk een verschil van meening bestaat omtrent den oorsprong van het Christendom, is het niet to verwonderen dat in dit opzicht nog weinig van historische zekerheid kan en mag gerept worden . Vandaar dan ook, dat na hen zelfs niet-theologen zich hier en daar waagden aan de verklaring van dit vraagstuk, en nu anderen reeds waren voorgegaan in vaak geheel willekeurige beweringen, is het niet onbegrijpelijk, dat ook zij dit voorbeeld volgden . Met een enkel woord wil ik hier herinneren wat door Flanor in den Nederlandschen Spectator van 6 Mei 1882 onder,,Vlugmaren" is geschreven, niet omdat ik zou meenen dat hieraan veel waarde moet worden toegekend, doch om mijn bewering to staven dat de willekeur van een Bruno Bauer reeds navolging heeft gevonden . Ik za1_ de woorden van Flanor hier citeeren : „ Ik ben 1)
Zie Stemmen uit de Vrije Gemeente 1882, 1ste stuk . bladz. I en
Theologisch Tijdschrift, 1882, 2de stuk en volgende : Quaestiones Paulinae . Daar deze kwestie nog hangende is en nog niet geheel uiteengezet, zal ik mij natuurlijk hier van een verdere hespreking onthouden .
7 maar een leek, dat is geen geordend godgeleerde, maar ik houd veel van „de schriften" en noch meer van het oude dan van het nieuwe testament . Wat ik zeggen wil, heeft this alle kans van voor niets dan liefhebberij to worden aangezien - en toch wil ik het eenmaal uiten en ik ben geheel overtuigd, dat de tijd eens zal komen, waarin men zeggen zal : zie, toen spande een man den boog in zijn eenvoudigheid en schoot den koning Israels tusschen de gespen en het pantser . ') //Ik meen dit : het zal eens blijken, dat het Christendom - niet wat Paulus en Rome en Geneve er van gemaakt hebben, maar het Christendom, dat is de leer van Jezus niets anders is geweest dan de slechts weinig vernieuwde of gewijzigde Joodsche leer zelve . Het Christendom heeft zoo goed als niets nieuws, misschien in het geheel niets ." En een eind verder : ,Zeker is 't , dat er al van ouds tweeerlei Christendom bestond, dat van den EvangelienJezus, dat Joodsch was met eenige latere idealistische overdrijvingen, en het universeele van Paulus, dat brak met de wet . Mij dunkt er moet een derde geweest zijn, dat van Jezus zelven en daarvan vinden wij in de eerste Evangelien noch de fbssielen . Dat was zuiver joodsch, niets dan een joodsche secte, in de moraal niets predikende, ook niet in vorm, dan wat lang bekend was, en in be1)
1 Kon. XXII : 34a .
8 ginsel geen tittel of jota van de wet willende veranderen" . 1) Waar' iemand dergelijke meeningen uitende, zoo geheel verschillend van die, welke tot nu toe vrij algemeen aangenomen waren door hen die zich aan deze studie wijden, niet eens tracht daarvoor eenig historisch bewijs bij to brengen, mij dunkt daar is ook een bestrijding overbodig, en er is veel kans dat men 1 Kon . XXII : 34a . niet op hem zal toepassen, doch naar mijne meening zal er veeleer gezegd worden : zie, toen spande een man den boog in zijn eenvoudigheid en schoot - mis . Intusschen, veel van wat bier door Flanor was beweerd wordt ook bij anderen gevonden . Ik heb bier slechts to wijzen op den strijd bet vorige jaar gevoerd tussehen Dr . H . Oort in zijn : Evangelic en Talmoed, en den beer T . Tal, opperrabbijn, met : Een blik in Talmoed en Evangelie, waarin ook ten laatste Moscoviter met een geschrift zich mengde . Ook bier wordt en door Tal en door Moscoviter beweerd dat do zedenleer des N. T . ontleend was aan den Talmoed, een bewering die door Dr . Oort werd ontkend. Deze kwestie echter is weder eenigszins anders dan wat wij bier vinden ; bet raakt toch minder de vraag of Jezus geheel jood was, slechts dit : of er in zijn moraal veel joodsch is . Bepaaldelijk heb ik dan ook bier bet oog op Eduard von 1)
Zie ook de Nederlandsche Spectator van 22 duli 4882, waar dezelfde
schrijver deze hypothese weder mededeelt, naar aanleiding van zijn bespreking van Dr . Kuenen's Volksgodsdienst en Wereldgodsdienst .
9 Hartmann : Das religiose Bewusstsein derMenschheit, im Stufengang seiner Entwickelung . Berlin 1882 . Van zijn beschouwing over het eerste Christendom wensch ik in dit proefschrift mijn uitgangspunt to nemen, orn to trachten een bijdrage to leveren tot de kennis van wat den eersten volgers van Jezus, en dus ook deels hem zelven, eigen was . Wenschte ik von Hartmann's beschouwing ook in de Inleiding uiteen to zetten, dan zou deze to uitgebreid worden ik meen dus beter to doen daaraan mijn eerste hoof'dstuk to wijden ; aan het einde hoop ik dan op to geven welke punten ik meer opzettelijk wil pogen to behandelen . Ik hob, daar ik de meening van von Hartmann zoo getrouw mogelijk wilde weergeven vele uitdrukkingen en woorden niet vertaald, vreezende dat hot overbrengen in het Hollandsch de duidelijkheid zou schaden en omdat toch meestal de beteekenis der onvertaald gebleven woorden verstaanbaar genoeg is . Voor ik thans verder ga, echter nog eenige korte opmerkingen over hot gebruik, dat ik van de Evangelien wensch to maken, of beter gezegd van de Synoptische Evangelien, want het vierde blijft natuurlij k bier buiten rekening . 1 ) 1)
))In
bet
vierde Evangelic
zijn
de
geschiedkundige overleveringen
betreffende Jezus, onder den invloed van's schrijvers dogmatische bcSeA idoing van den Christus als Tov
ho'yov OC,
Taep~ e-,I€vsTa, to zeer verupdPad . verarmd,
10
De aard van deze studie verbiedt mij hier uitvoerig mijn meening omtrent de Evangelii'm-critiek uiteen te zetten en te verdedigen , doch duidelijkheidshalve hie rover toch het volgende: Ik zal even min als von Hartmann de uitspraken en woorden in de Evangelien naar Mattheus, Marcus en Lucas aan Jezus in den mond gelegd, en de daden, volgens die zelfde Evangelien door hem gepleegd, opvatten als door Jezm; zelven gesproken en gedaan, doch als uitingen van de overtuiging zijner eerste volgers. Ik doe dat, volkomen de onmogelijkheid gevoelende om de historische betrouwbaarheid daar van te bewi(jzen, doeh dam·om wil ik nog volstrekt niet geacht worden, die geloofwaardigheid overal in twijfel te trekken. Er is veel in de Synoptische Evangelien dat ik voor mij bepaald voor eeht houd, m. a. w. er is veel, waar· van ik meen dat, indien dan niet woordelijk hetzelfde, toch in dien zin door Jezus gesproken is, doeh, nogmaals, dat geloof, die overtuiging kan ik anderen niet op· dringen en om dus verwarring te voorkomen zal ik daarvan afzien, omdat wat Jezus zelf leerde in elk geval weI bij zijn eerste volgers zal terug gevonden worden. Dat er eehter ook vee I in deze Evangelien voorkomt, hetwelk niet eens bij Jezus' eerste volgers behoort, doeh tot veel later vongeestelijkt en verplaatst dall dat zij bij eeu onderzoek als dit van dlenst kunnen. .Zijll.»
Zie
het later (in Hoofdstuk III) aangehaald opstel van
byserinck. Godgel. Bijdragen 1866, bladz. 2.
11 tijd, zal in den loop van ons onderzoek blijken . Waar dat m . i . het geval is en dus een woord niet voor ons doel mag gebruikt worden, geloof ik best
to doen met het
eenvoudig naar den tijd over to brengen, waarin bet to huis behoort ; immers door uitdrukkingen, blijkbaar doortrokken van den Paulinischen geest, toe to passen op de allereerste volgers van Jezus, zouden wij onrecht doen aan de historie en dus het doel van ons onderzoek geenszins nader komen .
HOOFDSTUK I . PE BESCHOUWING VAN, f-DUARD VON JiARTMAN?' OVEN HET EERSTE CHRISTENDOM .
Eduard von Hartrnann, de zeer bekende philosoof, 1 ) heeft weder kortelings een proeve zijner werkkracht geleverd en de resultaten van zijn studie nedergelegd in con zeer uitgebreid werk, namelijk : Das religiose Bewusstsein der Menschheit, im Stu fengang seiuer Entwickelung . Hij onderscheidt daar twee hoofdgroepen van verschijnselen van het godsdienstig bewustzijn, die hij noemt : „der Naturalismus" en „der Supranaturalismus ." Onder dit laatste wordt door help behandeld eerst : „Der absolute Monismus, oder die idealistische Erlosungsreligion", daarna „der Theismus," waartoe behooren : 1. „Der primitive Monotheismus", (het voor-Mosaische lsraelietisme), 2 . „die Gesetzesreligion oder die Religion der Heteronomie" (Mosaisme en Jodendom), en 3 . „Die realistische Erlosungs1) Zijn Ievensbeschrijving werd reeds in 1873 door Franz von Nemmersdorf gegeven in Ueber Land and Nleer . bladz . 502,
12 religion" (Christendom) . Sub 2 nu bespreekt v . H . „die Reformversuche innerhalb der Gesetzesreligion" en daartoe rekent hij ook : ,das Judenchristenthum" waaronder door hem ecliter lets anders verstaan wordt, dan men gewoon is daarmede nit to drukken . Wat hij nu hier bedoelt, zal ik trachten in dit hoofdstuk uiteen to zetten . Na een vrij uitvoerige beschrijving van bet Essenisme deelt von Hartmann 1) mode hoe bet voornaamste gebrek van doze orde was, dat zij, evenals Sadduceisme en Farizeisme, to aristocratisch was, geen hart had voor ,,die elende Masse des armen Volkes," doch dit hulpeloos overliet aan zijn treurig lot, zonder ook maar eenige poging to doen om bet de reddende hand to bieden . Er moest nu iemand opstaan, in deze school gevormd, om die ideeen voor zoover mogelijk to ,demokratisiren ." Dit moest een man zijn met hart voor bet yolk en met den mood tevens om zich vrij to maken van het Esseensche systeem en zijn eigen weg to gaan, om aldus door zijn aanzien als profeet, bet gebod dat bet yolk gegeven was to dekken . Zulk een man nu was Johannes de Dooper, een profeet, zooals de Esseners wenschten ; als een kluizenaar met de Esseensche kleedij in de woestijn levende, verkondigde hij de nabijheid van bet Godsrijk, trachtende op die wijze op bet yolk to werken. De Esseensche wassching word hem tot bet symbool der boete . Or den weg, waarop hij aldus voorging, volgde hem na 1)
A . w. bladz . 513 .
14 zijn gevangenneming ,sein Ringer" Jezus van Nazaret, die aanvankelijk slechts herhaalde wat Johannes verkondigd had (Mattheus IV : 17) 1 ), doch later, doordat hij zelf ook geloofde aan zijn Messiaswaardigheid, nieuwe elementen daarbij bracht. Uit den aanhang, dien hij op grond van zijn profetisch optreden kreeg, vormde zich die richting binnen het Jodendom, die als vierde bij het Sadduceisme, het Farizeisme en het Essenisme kwam, en die wij tegenwoordig gewoon zijn het JoodschChristendom to noemen . Ofschoon die naam eigenlijk eerst gebruikt wordt voor een lateren tijd, namelijk na de vereeniging met het Paulinische Christendom, waardoor het overige Jodendom ,in die Opposition zu dieser Richtung seiner selbst gedrangt wurde," wenscht v . H . toch dien uit to breiden ook over den tijd voor de scheiding van het overige Jodendom . Men moet echter wel bedenken, dat 'de bronnen voor het Joodsch-Christendom, die ons ten dienste staan, alle afkomstig zijn uit den tijd, waarin het reeds een bepaalde positie had moeten innemen tegen over den Paulinisch-Christelijken godsdienst, en dat met name de Synoptische Evangelien reeds trachtten een synthese van Joodsch-Christendom en Heiden-Christendom to vormen, waardoor zij gedwongen zijn latere heidenchristelijke gedachten in de joodsch-christelijke wereld1) De
plaatsen door v . H . geciteerd, deel ik hier slechts mede ; in de
volgende hoofdstukken hoop ik ze toch, voor zoover noodig, afzonderlijk na to gaan .
15 beschouwing en in de leer van haren profeet binnen to smokkelen, of althans doze min of meer heiden-christelijk to verklaren . Die bij voegingen en veranderingen zijn echter kenbaar genoeg om er toch den juisten gedachtenkring van het Joodsch-Christendom doorheen to laten zien . Hot JoodschChristendom is de ,Gesetzesreligion" van hen die stoffelijk en geestelijk arm zijn (Lucas VI : 20, Mt . V : 3) . De Farizeesche schriftgeleerdheid of de Esseensche geheimleer met haar mystische ,Spielereien" met Gods- en engelennamen kan het dus niet gebruiken, doch alleen de Hillelietische 1 ) vereenvoudiging der joodsche wereldbeschouwing en haar concentratie tot de monotheistisch-humanistische kern. En in de 2e plaats kan het dus slechts in zooverre het opvolgen van ,Ceremonialvorschriften" eischen, als de armste klasse van het yolk er toe in staat is, dus evenmin de Schammaitische 2) gestrengheid in de omheining van do wet, als de angstige Esseensche vrees voor verontreiniging . Hot wendt zich clan tot de verachten en verstootenen, tot de vrouwen die nit armoede gevallen zijn en de mannen, die om dezelfde reden in den dienst van do heerschende macht zijn gegaan (tollenaars) a om hun ,das Heil einer religios-sittlichen Wiedererhebung"te brengen .Vandaar dat het dus ook then Farizeesch-Esseenschen schroom 1) Over Hillel zie von Hartmann aang . werk . bldz. 499-502 . 2 ) Over Schammai zie von Hartmann a . w . bladz . 5022. 3) Met welk recht v . H. tollenaars aldus beschrijft is mij onduidelijk . Zie Levrer in Herzog's Real-Encyclop . art . Zoll .
16 om met de onreinen in aanraking to komen niet heeft (Mt . IX : 10-12) en ook niet vreest om, door nalating van ceremonieele bepalingen, die de armen niet kunnen vervullen, het heil to verbeuren . Met Hillel stelt het den geest der wet boven de letter, en met de Sadduceen veracht het doellooze geboden, door traditie gehandhaafd, omdat die slechts aan menschelijke willekeur en onverstand hun ontstaan to danken hebben, (Mt. XV : 3, 6, 9 ; XXIII : 4) . Als zoodanig verwerpt liet dan ook den eisch tot handenwasschen voor den maaltijd (Mt . XV : 2 - 8), als een onzinnige gevolgtrekking nit Leviticus XV : 11, waar slechts van een bizonder geval sprake is . 1 ) Echt Hillelietisch noemt v . H . het, dat niet het nemen van spijs als zoodanig den mensch verontreinigt, doch dat de zedelijke verontreiniging wordt veroorzaakt door de onwettige bedoeling (Mt . XV : 16-20) . Alzoo heeft Jezus zich misschien uitgelaten als in Mc. VII : 15, waarschijnlijk slechts met bepaald terugzien op spijswetten, die hij niet als goddelijk erkende, doch als menschelijke hijvoeging . Let daartoe op de onmiddellijke bij elkander plaatsing van Mt . XV : 11 en vers 9 . In geenen deele echter, zegt v . H . bedoelde Jezus daarmede aan de wet to ,riitteln" of op to wekke-n tot minachting van een als goddel ~jk erkend gebod, 1) Dat het gebod tot handenwasschen voor den maaltijd nit Lev . XV :11 is afgeleid, staaft v. H. niet . Noch Mt . XV : 2, 3 noch de parallelle plaats bij Marcus (VII : 1 vlg .) wijzen daarop.
17 want dit zou zijn overige uitdrukkelijke verkiaringen ,,diamatral" weerspreken . 1) Juist op deze plaats alleen beroepen zich echter, volgens v . H ., zij, die met miskenning van alle historische verhoudingen, aannemen dat Jezus, ten minste wat de ceremonieele wetten betrof, vooruitgeloopen had op de paulinische opheffing van de wet ; deze omkeer zou echter door al zijn directe leerlingen niet begrepen of niet opgemerkt zijn ; het eerst door Paulus, die met zijn persoon en leer onbekend was, en dat gebeurde onder de hevigste tegenspraak van de ,Jiingergemeinde." Von Hartmann oordeelt 't zelfs geheel onwaarsehijnlijk dat ,das JudenChristenthum auch nur die messianische Person Jesu als Weltenrichter fur eximirt von der Befolgung des Gesetzes erachtet hatte ." De joodsche wereldbeschouwing, volgens welke Jaho 2) zelf de voorwereldlijke eeuwige wet volgt (bepaald met betrekking tot de Sabbatsrust) zou nooit hebben toegestemd dat de Messias ,heer van den Sabbat" was (Me. II : 28) . Dit is een zinstorende toevoeging tusschen twee Hillelietische verhalen, (Me . II : 23-27 ; III : 1-4, vlg . Lc . XIII : 14-17 ; XIV : 2-6), die door op ,Prdcedenzfdlle" to wijzen, aantoonen dat force majeure het recht geeft tot verbreking van den Sabbat ; dit principe heeft het Talmudisch Jodendom zelfs in de donkerste midden-eeuwen behouden . ')
Zie von Hartmann a . w . bladz . 516 .
2 ) Over de uitspraak van den Israelietischen godsnaarn zie von Hartmann a. w . bladz. 370.
2
18 Behalve dit stellen van de letter der wet onder den geest, is ook Hi:llelietisch, dat wet en profeten tezamen worden gevoegd in de grondstelling der ,Reciprocitdtsmoral" (Mt. VII : 12) en daarbij een sterke nadruk wordt gelegd op zachtmoedigheid, verdraagzaamheid, geduld, nederigheid, barmhartigheid en reinheid van hart (Mt . V : 5, 7-9, 39 - 41, XX : 2,5 - 28, XXIII : 11, 12 ; Lc. XVIII : 14, VI : 36) . De eenige eigenschappen waarin naar de Joodsch-Christelijke traditie de meester zich den leerlingen tot voorbeeld heeft gesteld zijn nederigheid en zachtmoedigheid (Mt. XI : 29). Niet alleen houdt hot Joodsch-Christendom vast aan den God van Abraham, Isaac en Jacob, den eenigen God van Israel (Me . XII : 26, 29) en aan zijn openbaring door de Thora (Lc . X : 26), ook oordeelt hot den door Hem geopenbaarden wettelijken godsdienst den alleen waren (Mt . V : 19) en eeuwig onvergankelijken (Lc. XVI : 17) . Zedewet en ceremonieele wet zijn onafscheidelijk verbonden en men mag geenszins doze laatste overtreden, doch ook niet om harentwille de moeielijk to controleeren naleving van de eerste verzuimen (Mt . XXIII : 28) ; want de wet is een eeuwig geheel, waarvan geen tittel mag worden veranderd of opgeheven (Mt. V : 18, 19). De gerechtigheid, die de eenige weg is om het kindschap Gods to verkrijgen, bestaat alleen ,in der Erfiillung dieses Gesetzes nach seiner Totalitdt," m . a . w. voor hot Joodsch-Christendom geldt de joodsche ,Gesetzesgerechtigkeit" of hot jood zijn in den vollen zin des woords voor de eenige voorwaarde „der Lebenserlangung" (Mt. XIX : 17, Apokalypse II : 9, 14,
19 20-26, III : 9) ; de schriftgeleerden, die Mozes' plaats innemen, voor de door God verordenden, then men to gehoorzamen heeft (Mt . XXIII : 2, 3) ; de offerdienst voor een integreerend bestanddeel „der Gesetzeserfullung" (Mt . V : 23, VIII : 4) ; en de tempel voor bet woonhuis van God (Mt . XXHI : 21, Me . XI : 17, Lc. II : 49) Als hoogste gebod erkent bet de beide hoogste geboden van het Jodendom : liefde tot God en tot den naaste (Lc . X : 2528), als, principe van de godsdienstig-zedelijke volmaaktheid van den mensch bet najagen van bet voorbeeld Gods (Mt . V : 48, vgl . Lev. XIX : 2, XI : 44), dat tevens insluit bet streven naar bet Godsrijk en zijn gerechtigheid (Lc . XH : 31), terwijl bet in bet ,Gebed des Heeren" (Mt. VI : 9-13) een gebedsformule bezit, die de joodsche wereldbeschouwing ,umspannt, aber mit keiner Sylbe fiber dieselbe hinaus weist ." Verder is orthodox-Farizeesch zijn leer van hetloon der goede werken en van de verhouding van bet hemelsch en aardsch loon (Mt . VI : 1-6, 16-18 ; Lc . XIV : 12 -14); ,,immer wird die Aussicht aufLohn unbefangen als Beweggrund der Gerechtigkeit and des Martgriums hingestellt"
(Mt . V : 12, 46 ; VII : 2 ; X : 41, 42 ; XXV : 31-34,41, 46 ; Me . IX : 41, 42 ; Lc. VI : 20-23, 35, XVHI : 29, 30), hetzij dat bet to doen is om tafelvreugde, eereplaatsen en eerambten in bet jenseitige als loon der navolging van Christus (Lc . XVHI : 28-30, Mt . XIX : 27, 28), of om bet zien van God als loon van de reinheid van hart 2*
20 (Mt . V : 8, 12, vgl . Ps . XVII : 15) . Do bepaalde beteekenis toch van het Evangelie van Jezus voor het godsdienstig zedelijk bewustzijn berust alleen op de versterkte ,Motivationskraft des in unmittelbare Nahe geruckten himmlischen Lohnes," waardoor dus boete en omkeer tot gerechtigheid tot een eisch van de meest eenvoudige, egoZstische, slimme
(Mt. VII : 24-27 ; XIII : 44-46 ; XXV : 2, 4) ; want het loon is niet geproportioneerd aan de verdienste, doch honderdvoudig en eeuwig (Mt. V : 12, XIX : 29, Le. VI : 23, 35, 38) ; het zou dus eenvoudig dom wezen om de gelegenheid dat to verkrijgen voorbij to laten gaan, daar „der Entschluss zur Uebernahme der allerdings lastigen Gerechtigkeit nicht einmal schwer genannt werden kann" (Mt XI : 30) . Eveneens orthodoxFarizeesch is de waarde, gehecht aan 't bidden en vasten (Mt . XVII : 21) en de leer van het Godsrijk, behalve dat de grenzen tusschen ,diesseitiges" en „jenseitiges" nog onduidelijker zijn dan in het Farizeisme en naar het voorbeeld der Esseners het verwachte ~~Kommen" des rijks tot het jenseitige in betrekking wordt geacht (Mt . VII : 21- 23, XXV : 34) . Hot Godsrijk als ,werdendes" bestaat reeds nu, het is de joodsche theocratie zelf, doch slechts in de beteekenis van het ware Sion, dus ,mit Ausscheidung der beim Gericht nicht bestehenden Elemente" gedacht . Hot tegenwoordige Godsrijk is dus slechts de ware gemeente der rechtvaardigen, de echte gemeente der heiligen, de ideale joodsche godsdienstgemeenschap (Lc . XVII : 21), die snoraal gemaakt wordt
21 tevens gedacht kan worden ,als ideale Anticipation des ktinftigen aan
de
Vollendungsreiches",
dus
ook met het geloof
realiteit van dit laatste s ta.a t en valt, en uit de
blijde boodschap van de nabijheid daarvan kracht put tot ,,Selbstbehauptung and Ausbreitung" (Mt . XIII : 24-33) . Men moet hot Godsrijk ,als ideal-anticipirtes" gewillig in zich opnemen orn in het Godsrijk
,als reales jenseitiges
Vollendungsreich" binnen to gaan (Me . X : 15) . Dat men cut deed, toone men door zijn leven in to richten als ,Anticipation der Zustande des jenseitigen Gottesreiches", in plaats van zich door wereldsche belangen to doen regeeren . Daarenboven moet in dat jenseitige Godsrijk, dat wezenlijk gedacht is als terugkeer van het, door de zonde
ver-
beurde, paradijs, de vloek van den arbeid ophouden niet alleen, maar ook de sociale ongelijkheid, die nit 't bezit is voortgekomen, en de
,geschlechtliche Bethatigung ."
Familie, staat, gezelschap, dat alles verliest voor het jenseitige, en dus ook voor het diesseitige, Godsrijk zijn
be-
teekenis . Op dit punt nu, dat von Hartmann hiermede blijkbaar voor bewezen aanneemt, staat het Joodsch-Christendom op denzelfden bodem als het Essenisme, ofschoon het als ,,plebejisches Evangelium" nog veel radicaler is . Het bewustzijn in het laatste der tijden to zijn, dicht voor'tbegin van het Godsrijk, verandert alle sociale verhoudingen zoo, dat wet en overlevering in hun tegenwoordigen vorm niet voldoende meer zijn, doch ,Erganzung and Vervollstan-
22 digung" behoeven 1). Dit nu (Mt. V : 17) heeft het Essenisme gegeven, enhetJoodsch-Christendombehoefde slechts dat over to nemen, met weglating van de reinheidsbepalingen, als voor de misera plebs niet geschikt, en van de inrichting der orde, als overbodig bij het zoo nabij zijnde wereldeinde . Hierbij steunt het op de autoriteit van den profeet van Nazaret 2), die, zooals elke echte profeet, Gods woord heeft verkondigd . De wet wordt niet opgeheven, doch verscherpt. Deels is deze „Vervollstandigung" der wet dan ook ontstaan door het religieus bewustzijn van het Jodendom, dat „von der ausseren Werkgerechtigkeit zur inneren Gesinnungsgerechtigkeit fortgeschritten" is (Mt. V : 28), deels door de bizondere daarin voorkomende beschouwingen over zachtmoedig dragen van onrecht (Mt . V : 39-41), over den eed (vs . 34-37 ; Mt . XXIII : 16-22), over huwelijk en ongehuwden staat (Mt . V : 32, XIX : 10-12) . Dit alles is (volgens v. Hartmann) s) deels Hillelietisch, deels Esseensch, deels beide tegelijk, deels zelfs daarbij Farizeesch, zooals de voorafgaande uiteenzetting doet zien . 4)
1) Zie von Hartmann a . w . bldz . 519. 2) Zie in Mt . V : 22, 28, 32, 34, 39 . 44, zijn herhaald : ))Maar ik zeg u ." 3) Zie a . w. bladz . 520 . 4) Zie de bestrijding der rneening dat het Joodsch-Christendom zooveel Esseensche elementen bevat bij Thoma, Geschichte der Christlichen Sittenlehre in der Zeit des N . T ., bladz . 41 .
23 Wat z . i. verder meer bepaald Esseensch is in het Joodsoh-Christendom, gaat von Hartmann nu vrij uitvoerig aantoonen, en dan rekent hij daartoe vooreerst : de verwaarloozing der familiebanden, die als eerste voorwaarde wordt gesteld ter verkrijging van het eeuwige leven (Mt . XIX : 29 ; Lc . XIV : 26) ; tot afscheid nemen of zelfs tot begraven zijner ouders gunne men zich geen tijd (Lc . IX : 59-62) en om de daaruit ontstane tweedracht bekommere men zich niet (Mt . X : 34-36 ; Le . XIV : 26). Ook de tweede voorwaarde tot het ingaan van het Godsrijk is Esseensch, namelijk het afstand doen van zijn eigendom (Le. XIV : 33), natuurlijk in 't belang der gemeente (Mt. XIX : 16-22) ; eveneens het hieruit voortvloeiende communisme van de joodsch-christelijke gemeente (Acta II : 44, 45) en de strengheid waarmede een vergrijp daartegen gestraft wordt (Acta V : 1-10) . Ook Esseensch en joodsch-christelijk is de gedachte dat ieder privaat eigendom diefstal is (Acta V : 5, 10), dat rijkdom een schuld tegenover de armen in zich sluit, die eo ipso van de zaligheid vervreemdt en door de straffen van de hel moet geboet worden (Mt. XIX : 23, 24 ; Lc. XVI : 25; Jac . V : 1-3) . Daartegenover vergoedt dan ook de goddelijke gerechtigheid den armen de hier geleden rampen door „die Trostungen des Jenseits" (Lc . XVI : 25). Zoo voort het plebejische communisme tot apotheose van het pauperisme, tot vervloeking van het individueele eigendom . 71 Zalig zijn de armen en hongerenden! Wee den rij-
24 ken en verzadigden !" (Lc . VI : 20, 21, 24, 25), dat is de grondtoon van het Joodsch-Christendom en van het Essenisme, en daaruit ontstonden de verschillende bepalingen over kleeding, enz . die de joodsch-christelijke ,,Wanderprediger" in acht namen (Mt . X : 7-10) . Esseensch is ook de verachting van goud en zilver (Mt . X : 8, 9), bepaaldelijk de heidensche munten (Mt . XXII : 17-22), die den wereldlUken vorsten toebehooren en dus gaarne afgestaan worden, al erkent men ook Been verplichting tot het betalen van belasting (Mt. XVII : 25, 26) . Esseensch is voorts bepaald de afschuw van „Handel- and Wechselkram," gelijk die zich uitspreekt in filet optreden tegen de wisselaars in den tempel (Mt . XXI : 12, 13). 1) 1)
Ofschoon bet mijn voornemen was in dit hoofdstuk Diets dan een referaat
to leveren van von Hartmann's betoog, kan ik toch Diet nalaten hierbij even een kantteekening to maken, to meer omdat vermoedelijk deze plaats in de volgende hoofdstukken Diet meer zal ter sprake komen . Ik voel mij gedrongen tegen de m . i . alleszins willekeurige wijze, waarop v. H . bier een verhaal gebruikt, bijkans had ik geschreven verdraait,te protesteeren . Meent hij, dat in bet verhaal van de tempelreiniging gewezen wordt op een afschuw
Mt . XXI : 42, 43 is met Mt . XXIII naar mijne overtuiging elk christelijk
25 Wat echter boven het Esseensch standpunt ga.at en bepaaldelijk strijdt met de vlijt den Esseners eigen, is de verachting van den arbeid (Aeta II : 45, IV : 34, 35) . Dit is trouwens geheel natuurlijk en keert overal terug, waar het einde der wereld spoedig verwacht wordt . Eveneens strijdt het met de Esseensche achting voor bet eigendom dat het Joodsch-Christendom „den Mammon der Ungerechtigkeit" als een welkom middel beschouwt om daarmede, indien al niet het aardsche, toch het transcendente egoisme to huldigen (Le . XVI : 1-9). „Die Arbeitsscheu and die Missachtung fremden Eigenthums (Mt . VIII : 30-32) sind die unerfreulichsten Auswuchse der eschatologischen Schwarmerei des Judenchristenthums, welche allein geniigen mussten die entschiedene Antipathie der gebildeten Juden gegen dasselbe zu wecken ." 1) Met het Essenisme stemt naar von Hartmann's oordeel overeen de waarde, gehecht aan de wederopwekking van het gedurende vele eeuwen sluimerende profetisme met zijn voorzeggings- en wonderkracht . De meeste ziekten worden theoloog goud waard, tegen hen, die
als
een
uitstekend
en volkomen deugdelijk wapen
in Jezus niets anders willen zien dan den zachtmoedigen,
ja al to zachtmoedigen, zoetsappigen (sit venia verbo) mysticus . Het is een bewijs, hoe bij den schrijver van dit evangelie de herinnering leefde aan een krachtig prediker, aan een profeet, die niet slechts zachtmoedigheid leerde, loch die ook kracht, hardheid zelfs wist to toonen, waar zachtheid slechts lafheid zou geweest zijn .
t) Zie von Hartmann, aang. werk . bladz . 522 .
26 als bezetenheid beschouwd en met exorcismen behandeld, deels door eenvoudige handoplegging (Me . V : 30, XVI : 18), deels met zalven en geneesmiddelen, die, om van kracht to zijn, met gebed en offer samen moeten gaan . Naast de eigenlijke sacramenten van besnijdenis en paaschmaal heeft het Joodsch-Christendom, even als het Essenisme, den doop als symbool van de reiniging des harten en boete, en de regelmatige liefdemaaltijden der brooders (I Cor . XI 20-22) als symbool der broederlijke liefdesgemeenschap aangenomen . De doop was door Jezus noch toegediend, noch bevolen 1). Hot Esseensche voorbeeld en de autoriteit van Johannes den Dooper alleen waren voldoende om then geldigheid to geven . In ieder geval was de doop in het voor-Paulinisch Joodsch-Christendom niet verplicht en deze plechtigheid kreeg ook eerst daardoor meer gewicht, dat Paulus den joodschen proselietendoop door bijvoeging van den naam Jezus Christus (Acta TI : 38) tot een ceremonie ter opneming in de christelijke gemeente vormde, welke de besnijdenis overbodig maakte . Zoo smolt het Esseensche boetesymbool samen met het sacrament, om in do godsdienstige gemeenschap to worden opgenomen, ja trad zelfs in het Heiden-Christendom geheel daarvoor in de plaats . Eveneens werd het dagelijksch liefdemaal der Esseners na de tempelverwoesting met het sacrament van den paasch-maaltijd vereenigd 1)
Von
Hartmann houdt
Mt . XXVIII : 19 voor een interpolatie en Mt .
XXI : 43 voor een vaticinium ex eventu .
27 (Apoc. V : 6, 12, XT-II : 8) en verdrong dit in het HeidenChristendom geheel (I Cor . V: 7) . Toen namelijk na de tempelverwoesting de overal verspreide joden niet in staat waren hat Paasch-lam to offeren, vergenoegden zij zich met het offerbrood en den offerwijn als , sakramentales Passahmahl," waardoor dat hetzelfde ward als de dagelijksche liefdemaaltijden . Hierom juist trachtte men de installing van het joodsch-christelijk liefdemaal door den Heer en Meester, over to brengen op den paaschmaaltijd voor de kruisiging, welk pogen echter zijn kunstmatig karakter verraadt door het weefsel van tegenstrijdigheden waarin het zich wikkelt. De instelling van hat liefdemaal door Jezus kan dus, indien eenige, slechts die historische beteekenis hebben, dat hij het Esseensche liefdemaal, steeds door hem en zijne leerlingen gehouden, tevens de beteekenis gaf van een herinneringsmaal aan zijn persoon voor den tijd tusschen zijn dood en zijn terugkeer . Het Joodsch-Christendom heeft zich aldus tezamen gesteld uit algemeen joodsche, Sadduceesche, Hillelietische, ascetische, Farizeesche en Esseensche bestanddeelen, en gaat wezenlijk slechts in den : ,Arbeitsseheu tiler die eschatologische Fdibung des Essdismus hinaus ." Terwij1 hat alzoo de Esseensche geheimleer, overdreven reinheid, afzondering en orde-inrichting nalaat en er zich op toelegt hat geheele Israel zonder overblijfsel voor zijn opvatting van hat Jodendom to winnen, staat hat dichter bij het orthodoxe Farizeisme en de gemiddelde doorsnede der verschillende
28 joodsche richtingen dan bij het Essenisme . Met betrekking tot het religieuse principe van het Jodendom, d . i. de heteronomie of de heerschappij van de geopenbaarde wet, stemt het met alle tevoren genoemde richtingen daarvan ten voile overeen . Het Ioodsch-Christendom is dus nationaal joodsch in den strengsten zin des woords, d. i. het kent't Godsrijk slechts als nationaal-joodsche theocratie , waarbij proselieten zich kunnen aansluiten door de joodsche naturalisatie . Jezus zel f beschouwde zijn zending als beperkt tot de kinderen Israels (Mt . XV : 24, 26), al sluit hij ook de joodsche proselieten niet buiten het Godsrijk (Mt . VIII : 11), doch hij berispt de proselietenmakerij der Farizeen (Mt. XXIII : 15), en verbiedt zijn leerlingen ook maar tot de halfjoodsche Samaritanen to gaan, daar zij tot het einde der wereld nauwelijks met de Israelietische steden gereed zouden komen (Mt . X : 5, 6, 23) . Hij doet wel geloovigen heidenen zijn heilskracht ten goede komen, doch denkt er niet aan, ze in zijn gemeente op to nemen (Mt . XV : 27, 28, VIII : 10, 13) . Het was ;nogelijk dat 't Joodsch-
Christendom zich over 't vooroordeel tegen de aanraking van onreine elementen van het joodsche yolk zelf heen zette, maar het vooroordeel tegen de aanraking met de onreine heidenen (Acta X : 28, XI : 3) ook nog to overwinnen, daartoe ontbraken het de noodige steun-
Toen de heiden-christelijke zending reeds belangrijke resultaten had gekregen, moest ook 't JoodschChristendom zich in zooverre voor de gevolgen bukken,
punten .
29 dat het de Heiden-Christenen voor een soort van joodsche half-proselieten aanzag, die wel door het geloof aan denzelfden Messias met hen waren vereenigd, maar toch slechts Joden van de derde klasse waren, ook al hielden zij zich (voor zoover zij golden voor proselieten van de poort) aan de belangrijkste wetsgeboden (Acta XV : 19-21, 28, 29) ; zij bleven toch altijd in zooverre onrein, dat de Joodsch-Christenen hun de tafelgemeenschap weigerden, waarin Paulus natuurlijk inconsequentie en huichelarij vond (Gal . II : 10-14) . De Joodsch-Christenen werden door de overige Joden beschouwd als Joden met eenige ,besonderen Ansichten and Gewohnheiten," die echter niet de grondstellingen van het Jodendom raakten . Wel trachtte in den aanvang de Sadduceesche priesterpartij ze to vervolgen, doch over het algemeen bleef de verhouding goed, totdat de Joodsch-Christenen de Heiden-Christenen voor rein genoeg gingen houden . Toen toch begonnen de overige Joden ook hen als onreinen to beschouwen en daardoor kwam er een spanning . Had lots niet Paulus het Heiden-Christe-ndom ,erfunden" dan zou het lateren tijden nooit in de gedachte gekomen z j'n, dat het Joodsch-Christendom iets anders was als : „national jddische Gesetzesreligion mit verstdrkter messianischer Erwartung and mil bestimmter Beziehung dieser messianischen Erwartung auf die Personlichkeit eines bei Lebzeiten verkannten and getodteten Propheten ." 1) 1)
Zie von Hartmann a .
w . b1z . 525 .
30 Zoo bevestigt dus (meent von Hartmann) de nauwkeurige beschouwing van het Joodsch-Christendom de vooropgestelde karakteristiek : het is de ,Gesetzesreligion" met de hoop om de, tot nu niet bereikte, gerechtigheid to verkripgen met hulp van hot Evangelie, d . i . door de versterkte Motivationskraft van de nabj zvjnde jenseitige belooning en bestraffIng .
Tot zoover von Hartmann's beschouwing over ,das Juden-Christenthum" . Wel wijdt hij nog enkele bladzijden aan dit onderwerp, doch voor ons doel kunnen wij hierbij eindigen ; de uiteenzetting van wat hij voor het begin van hot Christendom houdt of eigenlijk van wat z . i. de inhoud van Jezus' prediking was, is afgeloopen . En wat is nu aan het eind daarvan de indruk door zijn studio op ons gemaakt? Zeker, wij staan verbaasd over de werkkracht van eenen schrijver als von Hartmann, die in zijne geschriften zich onderwerpen ter behandeling kiest, waaraan stuk voor stuk gewone menschen vole jaren van hun leven zouden moeten wijden, althans om iets degelijks to kunnen leveren ; 1) wij ook achten hot buiten tegenspraak, dat hij do zeldzame gave bezit om aan zijd lezers hooge belangstelling voor de door hem behandelde onderwerpen in to boezemen ; 2 ) wij gevoelen eerbied voor de groote belezenheid 1) »Horace's
advice of nonumque prematur in annum does not apply to
such men for, however quickly done, all they write is not only worth reading, but demands attention wether friendly or otherwise ." Mr . H. M Baynes in The modern Review . Vol . 111, No . 44 . Julij 1882 . 2) Zie Dr . S . Hoekstra Bz . in bet Theologisch Tijdschrift 1882 . bladz .424.
31 van dozen philosoof, maar toch kan onze ingenomenheid althans met doze beschouwing van hem Diet zeer groot zijn . Wat wordt er onder zijne handen van den oorsprong van het Christendom, dat machtige verschijnsel op godsdienstig terrein? Hoe is naar zijne voorstelling de in onze oogen, groote persoonlijkheid van Jezus, den profeet nit Nazaret? Hij is immers Diets meer dan „de grondvester van „das Juden-Christenthum," eene secte, eene haeresie, maar neen : eigenlijk slechts eene schakeering van hot Jodendom, in strenge rechtzinnigheid en nationaal exclusivisme voor geene andere der toenmalige richtingen onderdoende en hierin alleen van de heerschende officieele denkwijze onderscheiden, dat bet zich richt tot de armen en verwaarloosden, en hen, door de prediking van hot naderende godsrijk, poogt to bekeeren en op to voeren tot de volmaakte gerechtigheid naar de Wet ." 1) Niet aan Jezus dus allereerst, maar aan Paulus danken wij het Christendom 2). ,Niettemin heeft doze Diet zich zelf gepredikt, maar „Jezus Christus en then gekruisigd" (I Cor . I : 23 ; II : 2). Zou hij Diet geweten hebben wat hij deed? slechts bij vergissing of . ten gevolge eener zekere ironie van het lot de verkondiging van hot „ daar is geen onderscheid" (Rom . III : 22 ; X : 12 ; vg . Gal . III : 28) hebben vastgeknoopt aan den persoon van een welmeenend, rechtvaardig en liefderijk, maar door en door vwettisch en bekrom pen Jood? 1)
Zie Dr . A .
Kuenen, Volksgodsdienst en Wereldgodsdienst, bldz . 1 65.
t) Zie von Hartmann a. w . b1dz . 546 en volgende .
32 Geloove dat wie kan ! Ieder die het met mij als weinig beter dan ongerijmd verwerpt, zal ook erkennen dat de wereldgodsdienst in beginsel reeds bestond, toen Paulus aanving then in de heidenwereld to verbreiden ." 1) Dat doze meening echter niet nu voor 't eerst door von Hartmann is geopperd, bewijst zijn in 1874 verschenen geschrift : Die Selbstzersetzung des Christenthums and die Relegion der Zukunft, waar hij op bladz . 43 zegt ,,Jesus war ein Jude vom Kopf bis zur Zehe ; seine Bildung war eine national judische and niemals hatte ihn (abgesehen von den Einfltissen des jtidischen Essaerthums) irgend eine fremdartige Cultur angehaucht" ; en eene bladzijde verder ,,Jesus ist Jude and nichts als Jude ; and wer dies bezweifelt, der thut es (wenn nicht aus falschendem Einfluss des Willens) nur desshalb weil er das Judenthum zur Zeit Jesu, and den Unterschied desselben von dem Judenthum Mose and der Propheten nicht kennt." Ook bier dus vinden wij in kiem hetzelfde wat von Hartmann in zijn boven behandeld werk beweert, doch het wordt bier eenvoudig door hem medegedeeld ; argumenten er voor geeft dit geschrift niet. Intusschen, von Hartmann levert in das Religiose Bew.der Menschh . wel historische bewijzen, of althans wat hij daarvoor houdt, voor zijn hypothese ; eenvoudig den staf over hem to breken, zou mij allerZie Kuenen a . w . b1dz . 1 66.
33 minst passen . Reeds eenmaal 1) heb ik mij echtornietkunnen weerhoudon een vluchtige kantteekening to maken naar aanleiding van de m . i . hoogst vreemde wijze waarop von Hartmann de Synoptische Evangelien, en in bet algemeen bet N. T ., gebruikt en vorklaart . Een geheele bestrijding to geven van zijn beschouwing zou echter boven mijn krachten gaan, hoe gaarne ik bet ook zoude wenschen ; daarom zal ik mij thans beperken tot enkele gedeelten die mij vooral troffen, en mijn plan is dus in de volgende hoofdstukken na to gaan : of het waar is dat het uitzicht op loon steeds „unbefangen als Beweggrund der Gerechtigkeit" wordt gesteld ?
daarna :
of waarlijk de gerechtigheid in de oudste
Evangelieprediking alleen bestaat in de vervulling der Mosai'sche wet in haar geheel ?
en ten derde :
o f het allereerste
Christendom inderdaad slechts nationaal joodsch was in den
In bet laatste hoofdstuk denk ik dan bet voornaamste to recapituleeren, om op die wijze to beproeven eenigszins tot een eindconclusie to komen . Ik wil echter trachten die onderwerpen op eigen wijze to behandelen en niet daarbij von Hartmann op den voet volgen . Van zelf zullen toch ook bij mij grootendeels dezelfde plaatsen worden geciteerd als bij hem en dan zal, hoop ik, daarbij tevens uitkomen, waar m . i . von Hartmann's bewijzen niet op historischen bodern rusten . strengsten zin des woords ?
1)
Zie boven, b1dz . 24, 25.
3
HOOFDSTUK II . JiET EUDAEMONISME DER OUDSTE cHF~ISTEN N .
De vraag naar de waarde aan eenig stelsel van moraal toe , to kennen, wordt grootendeels beantwoord door to wijzen op datgene wat als motief, als beweeggrond voor zedelijk handelen gesteid wordt . En terecht! immers hij, die good handelt, die werkelijk zoo doet en zoo spreekt dat hij mede werkzaam schijnt ter bevordering van de ware humaniteit, hij verdient dan slechts den naam van zedelijk, indien or voor zijn handelingen geen bijbedoelingen waren, die op zich zelf reeds onzedelijk genoeg zouden zijn om ook al wat daaraan zijn ontstaan to danken heeft of to keuren . Hoort of bemerkt men dan ook, hoe een zedenleeraar voor de handelwijze, die hij in welsprekende taal aanbeveelt, geen ander motief stelt, dan dat men er voor beloond zal worden, terecht wordt zijn leer algemeen van weinig waarde geacht. Juichen wij nog de zelfopoffering toe van hem, die zijn leven geheel wijdt aan het ver-
35 zorgen van een ongelukkigen, lijdenden kranke, indien wij weten hoe aan den horizont zijner bereidwilligheid voile geldbuidels zich vertoonen? prijzen wij nog de vriendelijkheid van hem, die alleen zoo handelt om daardoor anderen to benadeelen ? roemen wij nog in de vergevensgezindheid van hem, die slechts nit vrees zoo gewillig is? Wordt dan ook de beschuldiging van eudaemonisme 1) met recht ingebracht tegen een moralist, het is ons genoeg om hem in onze oogen veel van zijn waarde to doen v erliezen, omdat het, hoe veredeld en verfijnd ook, egdisme is in den slechten zin van het woord, omdat geluk er gesteld wordt boven deugd. Niet het minst heeft dan ook juist dit velen aangetrokken in de oudste christelijke moraal, dat bier geen loondienst wordt gepredikt, geen goed doen om het daarna des to beter to krijgen. Intusschen, blijkbaar verschillen hieromtrent de meeningen ; ten minste von Hartmann zegt ronduit 2), dat ,immer die Aussicht auf Lohn unbefangen als Beweggrund der Gerechtigkeit and des Martyriums hingestellt wird ." Toch meen ik, dat hij hier onrecht doet en dat de Synoptische Evangelien ons tot een andere conclusie moeten leiden . Al terstond meet echter erkend worden dat een leer,
1) Eudaernonisme is het gevoelen dat in de moraal het geluk tot den laatsten en hoogsten beweeggrond aller handelingen maakt, en dus de zucht voor het welzijn tot den eenigsten grondslag der zedeleer verheft . ~) Zie a . w . bldz . 518 en boven bldz . 19 .
3*
36 zooals die van Jezus, inderdaad althans den schijn van eudaemonisme moeielijk kan vermijden . Wat is de eerste en voornaamste eisch die tot den mensch komt? wat anders dan het 3ro,s7v r6 B ETryI.c a Tov" BEOU 1 ) het ix6uEw xa1 cpv7 aT?Ew T6v T6yov Tov" eEOV" ? 2 ) Indien nu iemand hiervan overtuigd is, dat zedelijkheid is het betrachten van Gods wil, 3 ) het hooren naar Zijn woord en het volgen daarvan, dan zal hij ook tevens gelooven dat dit door God beloond zal worden . Telkens worden ter wille van het goede, van de gerechtigheid, de zwaarste offers gevraagd (Mt . VII : 13,14 ; XVI : 24. Mc . X : 21. Lc. IX : 59-62 ; XIII : 24) en dan ligt het voor de hand dat, bij het uitspreken van zulke gestrenge eischen, tevens gewezen wordt op het onverbrekelijk verband tusschen het goede en het daarop volgend Neil . 4) Volgens de Syn . Ev. doet Jezus dat dikwijls ; 5) hem, met zijn geloof aan de zedelijke wereld-
1) Mt . VII : 21 ; XII : 50 . 3) Lc . VIII : 21 ; XI : 28 . 3) Zie ook
Dr. A . F . H. I3laauw in zijn Diss. over : Jezus Christus in de
Bergrede . Bldz . 18. 4) Die aixasoTGvsj steht in der unmittelbarsten Beziehung zu der (3aTiAEia Tov" . 9C05 Sie ist wesentlich identisch mit jener Vollkommenheit in welcher die hochste Aufgabe fur den Menschen in der Forderung gestellt wird vollkommen zu sein wie der Vater im Himmel vollkommen ist. Baur . Neutest. Theol . bldz . 65 . 5) slot beginsel van den arbeid mogt slechts liefde en gehoorzaamheid .
37 orde, is bet niet to doen om den menschen lasten op to leggen ; verzacht hij niet tegelijkertijd wat hij eischt door to wijzen op de onmiskenbare gevolgen ? Waar slechts dit voorkomt, daar is niets wat aan de moraal dezer eerste Christenen een lagere waarde zou geven . ,Wijst Jezus, gelijk meermalen, op bet loon, da.n ligt daarbij geen eudaemonisme ten grondslag, maar dan spreekt hij de zedelijke wereldorde uit en dat doet hij, dewijl hij weet dat de neigingen van bet menschelijk hart niet mogen onderdrukt, maar dat ze dienstbaar gemaakt moeten worden aan de deugd, en dat bet uitzigt op geluk drangreden mag blijven, als do liefde tot bet Godsrijk maar bet beginsel is der deugd." 1 ) Dat dit nu leefde in hun gemoed, dat voor hen dit verband bestond tusschen de gerechtigheid en bet geluk, daarvan leveren de Synoptische Evangelien menig bewijs . Op vele plaatsen worden Jezus uitspraken in den mond gelegd, die de naleving van den wil Gods zeer eng verbinden met bet loon of bet Neil door God weggelegd voor hen die zoo leven ; doch niets geeft ons recht tot 't beweren dat bier eudaemonisme wordt gepredikt . Zoolang Diet waarlijk bet uitzicht op loon, de verwachting van zijn, maar de blik op het loon moet voor de zijnen tot een tegenwigt tegen zooveel dat neerdrukt verstrekken" zegt Dr . J . J. van Oosterzee in : De Theologie des Nieuwen Verbonds . Iste stuk . b1z. 92 . 1)
Zie van Hasselt in de beneden (Hoofdstuk III) aan to halen dissertatie
bladz. 69.
38 geluk gesteld wordt als motief, als beweegreden, voor het goede, zoolang snag bier niet gesproken worden van loondienst. Gaan wij thans die plaatsen eens na, welke gewoonlijk voor de tegenovergestelde meening worden bijgebracht. Grootendeels zijn zij ook door von Hartmann geciteerd, doch wij kunnen zijn lijst nog completeeren . Vooreerst in de Bergrede, waar wij dan beginnen met stil to staan bij de Zaligsprekingen (Mt . V : 3-12) : ,Zalig 1) zijn de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen . Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen het aardrijk beerven . Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden" en zoo voort tot vs . 12 toe : ,verheugt u en weest blijde, want uw loon is groot in de hemelen ." In al de macarismen vindt men hetzelfde : overal wordt achter bet leaxaproc een iTf gevoegd. Toch is dit gansch verschillend van wat von Hartmann b . v . in vs . 8 en 12 wilde zien . Indien ik iemand zalig prij s, als hij rein is van hart, omdat hij God zien zal, is dat iets geheel anders, dan wanneer ik zeg : wees rein van hart (stel al dat zoo iets kon geboden worden), opdat gij God ziet . Het geluk, het zien van God, het ingaan in het koninkrijk der hemelen verbinden de zaligsprekingen 1) Graswinckel in Geloof en Vrijheid 1869, bldz . 624 (en niet zooals Dr . Blaauw in zijn boven aangehaalde diss. zegt 6e afl. b1d . 24) definieert de zaligheid als daarin bestaande, dat men in volkomen harmonic leeft met zijn geweten en zijn God, dat men aan het beeld Gods heantwoordende het goddelijke leven deelachtig is, dat zich openbaart in vroomheid en adel der ziel .
39 met het barmhartig zijn, het vredesgezind zijn, enz . dock nergens geldt dit geluk als motief . 1) Daarenboven zou men omtrent Mt . V : 3 - 12, zelfs indien hier ,opdat" (7va) stond, zelfs indien dus de belooning als motief werd voorgesteld, nog niet met recht mogen beweren, dat er loondienst wordt gepredikt . De leerlingen toch moesten trachten naar het Godsrijk, daarvan wilden zij deel uitmaken . Welnu, de voorwaarden daartoe worden door de zaligsprekingen genoemd, en de vervulling daarvan moest dus, zouden die voorwaarden niet onjuist zijn, leiden tot het beoogde doel, tot 't verkrijgen van het koninkrijk Gods . Al stond er dus ,opdat", toch zou ik meenen dat hier die lagere moraal niet word gepredikt . Hot slot van elk der verzen afzonderlijk beteekent m . i. hetzelfde als wat in vs . 3 en vs . 10 bepaald genoemd wordt, namelijk : aLTw"v eo'T1v H Pavrnela TWV oupavioJv. Doch ook verder in de Bergrede vinden wij hetzelfde ; zoo prediken ons b . v. vs . 44 - 46 de liefde tot hen, die ons vijandig zijn en vervolgen, want (zegt vs . 46) „indien gij lief hebt, die u lief hebben , wat loon hebt gij ?", d. i. wat reden om loon to wachten ? dus m . a . w. hebt gij uwe haters lief, dan wacht u loon . Eveneens de aanvang van caput VI (vs . 1-6) : „Let 1)
Die Fassung der Makarismen bei Matth. ist so, dass in den seliggespro-
chenen Zastanden selbst gleichsam die Anlage zu der verheissenen Seligkeit enthalten ist . Immer, Theol . des. N . T . bl . 71 .
40 er op dat gij uwe gerechtigheid 1 ) niet beoefent voor de menschen om door hen gezien to worden, anders hebt gij geen loon bij uwen Vader, die in de hemelen is . Wanneer gij barmhartigheid bewijst, bazuin niet voor u uit, zooals de veinzaards doen, in de synagogen en op de straten, opdat zij door de menschen geprezen worden . Voorwaar, ik zeg u, zij hebben hun loon weg . 2 ) Indien gij dan barmhartigheid bewijst, laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet, opdat uw barmhartigheid in het verborgen zij, en uw Vader, die in het verborgen ziet, zal u vergelden . En wanneer gij bidt, weest niet als de veinzaards, want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten to bidden, opdat zij door de menschen gezien worden . Voorwaar, ik zeg u, zij hebben hun loon weg . Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer en sluit uw deur, en bid tot uw Vader, die in het verborgen is, en uw Vader, die in het verborgen ziet, zal u vergelden ." Hetzelfde vinden wij ook vs. 14-20, vs . 33, enz . welke plaatsen echter geen afzonderlijke behandeling eischen . 1 ) In vs. I is arxarocGva m . i. ouder lezing dan Fhgntioouvy . Dit wordt reeds terstond waarschijnlijk gemaakt door het uitwendig gezag (o . a . cod . K, B, D, itala, vulgata) doch hovenal door de overweging dat eerder
IAgy,uo-uv,1 voor arxxroTuvy in de plaats zal zijn gesteld , dan omgekeerd . Zoo ook Meyer in zijn Commentaar op het N . T. dl. 1 . afd . 1, bladz . 173 . 2)
m . a . w . Zij hebben op niets rneer to hopen boven het loon dat hun
van de zijde der menschen ten deel valt . Zie de noot in de Synodale vertaling van het N. T.
41 Niets anders is het wat cpt. VII : 7-11 1) bevat : ,,Bidt, en u zal gegeven worden ; zoekt, en gij zult vinden ; klopt, en u zal opengedaan worden . Want ieder die bidt, ontvangt, en die zoekt, vindt, en die klopt zal opengedaan worden . Of welk mensch is er onder u, die, indien zijn zoon hem brood vraagt, dozen een steen zal geven ? of indien hij een visch vraagt, een slang? Indien dan gij, die slecht zijt, weet goede gaven to schenken aan uwe kinderen, hoeveel to meer zal uw Vader, die in de hemelen is, goede gaven schenken aan die hem vragen ." Geen andere zin ook mag gehecht worden aan de gelijkenis van den verstandigen en den dwazen bouwmeester (vs . 24-27) 2), die huizen bouwen, de een op een rots, de ander op zandgrond . Hij, die hoort naar Jezus woorden en daarnaar handelt, is als die verstandige, wiens huis regen noch stortvloeden, noch windvlagen verwoesten ; hij echter, die ze hoort en er niet naar handelt, is als de dwaas, wiens gebouw instort door hot woeden der elementen. Al haalt ook von Hartmann doze verzen aan voor zijn beweren, de juiste zin er van is anders en pleit niet voor zijn mooning . Ook bier toch een bij elkander plaatsen van deugd en geluk, zonder dat het eerste tot motief wordt verlaagd . Voorts Mt. X : 41, 42 : 3 ) ,Wie een profeet ontvangt om 1 ) Zie ook de parallelle plaats bij Lc. XI : 9-13 . 2 ) Zie de parallelle plaats Lc . VI : 47-49 . 3) Zie de parallelle plaats Me . IX : 41, 42 .
42 zijn naam van profeet, zal eens profeten loon ontvangen, en die een rechtvaardige ontvangt om zijn naam van rechtvaardige, zal het loon van een rechtvaardige ontvangen . En wie een van doze kleinen slechts een beker koud water to drinken geeft om zijn naam van leerling, voorwaa .r, ik zeg u, hij zal zijn loon niet verliezen ." Waar Mt. XII : 37 leert dat men naar zijn woorden zal gerechtvaardigd worden en naar zijn woorden veroordeeld ; of waar in Mt . XIX : 21 1) den rijken jongeling verzekerd wordt dat hij zijn bezittingen verkoopende en het geld den armen gevende, een schat zal hebben in den hemel ; of waar Mt. XIX : 29 2) aan Petrus op zijn vraag wat hun zal geworden, die alles om Jezus hebben verlaten, geantwoord wordt : „ieder die huizen 3) of broeders of zusters of vader of moeder of kinderen of akkers om mijns naams wil heeft verlaten, zal veelvoudig 4) terug ontvangen en het eeuwige leven beerven" ; of waar in Mt . XXV : 14 - 30 5) bij de gelijkenis der talenten ieder beloond wordt naar zijn werken, en in vs . 31- 46 (zie in 't bizonder vs . 41 en vs . 46) bij de schildering van het laatste gericht den onreciitvaardigen de eeuwige pijni1) Zie de parallelle plaatsen Me . X : 21 en Lc . XVIII : 22 . 2) Zie de parallelle plaatsen Me . X : 29, 30 en Lc. XVIII : 29, 30 . 3)
De plaatsing van oIsiag voor aaeA4ovg komt mij de juiste voor.
4)
IIoAAagrAao - Iova to verkiezen boven
ixaTov'rAao'iova,
als vermoede-
Iijke verbetering naar Marcus ; een variant trouwens zonder gewicht . 5) Zie de parallelle plaats Lc . XIX : 11-27.
43 ging, den rechtvaardigen het eeuwige leven wordt toebedeeld ; daar vinden wij overal weder hetzelfde : Steeds wordt er vooruit op gewezen, hoe het doen van het goede onvermijdelijk heerlijke gevolgen zal hebben, doch nooit is de beoefening van de gerechtigheid middel om tot gelnk to komen . Me . IV : 24 1 ), Lc. VI : 20-23 2), X : 28, XII : 8-10 bevatten alle verwante uitspraken . Tot nu toe zagen wij dus von Hartmann's beweren door de Syn . Evv . niet bewezen, zelfs al hebben wij nog eenige plaatsen geciteerd die hij niet noemde . Toch zijn er nog die hij deels ook aanhaalt, en waarvan sommige althans eenigszins voor zijn meening schijnen to pleiten 3 ) . De waarschuwing van Mt . V : 2- (door v . H . niet aangehaald) : ,weest spoedig welgezind jegens hem met 1 ) Zie de parallelle plaats Lc . VI : 38 . 2) Zie de parallelle plaats Mt . V : 3-12 en zie tevens hoven bladz . 38 . 3) Tot deze laatsten reken ik echter niet Mt . XIII : 44-46 en Mt . XXV 2-4, waarvan ik (bizonder deze Iaatste plaats) niet begrijp hoe v. H . die wil laten pleiten voor zijn stelling . Dat het met het Koninkrijk der hemelen is als met een schat verborgen in den akker, of als met een koopman die schoone paarlen zoekt, en dat in de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden, de wijzen olie in haar vaten medenamen met hare lampen, dat alles heeft niets to maken met de meening dat boete en omkeer tot gerechtigheid gemaakt wordt tot een eisch van de meest eenvoudige, egoistische, slimme moraal . (Zie von Hartmann a . w. bladz . 518) . Vermoedelijk zal er dan ook een vergissing in het spel zijn en zal von Hartmann met bedoeld hebben bier deze teksten als argument to gebruiken .
44 wien gij twist, zoolang gij nog met hem op weg zijt, opdat uw tegenstander u niet overgeve aan den rechter, en de rechter aan den dienaar, en gij in de gevangenis geworpen wordt," komt al zeer nabij aan wat wij een ,,slimme moraal" zouden noemen . Mt. VII : 1(en niet vs . 2 . zooals v. H . meent) zegt ronduit : ,,oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt." Hier wordt dus waarlijk het ongunstig gevolg als reden opgegeven om het slechte na to laten . Toch mag deze plaats niet als volledig bewij s golden, daar de parallelle plaats Lc . VI : 37 heeft : „oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden ." Wie zal beslissen welke van deze twee plaatsen de ware meening der eerste Christenen teruggeeft? Hetzelfde geval doet zich voor met Mc . XI : 25 : „en wanneer gij staat to bidden, zoo vergeeft, indien gij iets tegen iemand hebt, opdat ook uw Vader, die in de hemelen is, uw overtredingen u vergeve," waar do parallelle plaats bij Mt . VI : 14 heeft : ,,en uw Vader in de hemelen zal u vergeven ." Hot sterkste argument echter dat de voorstanders dozer meening kunnen aanvoeren 1) ligt in Lc . XVI : 9 : „en ik zeg u, maakt u vrienden door den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer hij u verlaat 2), zij u opnemen in de eeuwige woningen ." Dit vers behoort tot de gelijkenis van den onrechtvaardigen rentmeester, een verhaal dat voortdurend een crux interpretum geweest is. Immers, 1) Von Hartmann doet het echter niet . Waarom niet? 2) icAel,rn to lezen, niet ixrehri re .
45 deze rentmeester stapelt de eene onrechtvaardigheid op de andere, maakt zich vrienden door valschheid, en wordt dan toch ten voorbeeld gesteld . Wij zullen ons niet vermeten hierover een beslist oordeel uit to spreken, doch met het oog op vs . 12, 14 en 15 komt het mij niet onwaarschijnlijk voor, dat dit gansche verhaal ironisch moet worden opgevat ; dat to bewijzen, is mij onmogelijk, het is slechts een gissing . 1) Wij staan dus nu nog voor het feit dat bier eudaemonisme wordt gehuldigd ; doch wij constateeren daarbij tevens, dat parallelle uitspraken niet aan Jezus in den mond worden gelegd . Stond de kwestie zoo, wij zouden, wegens gebrek aan tegenbewijs, von Hartmann's stelling niet als onjuist mogen verwerpen, doch nog geven de Syn . Evv . ons eenige plaatsen, die de beschuldiging van eudaemonisme vernietigen . Vooreerst Lc . XIV : 12-14, dat door v . H . als argument voor zijn bewerenwordt aangehaald : „wanneer gij eenmiddagof avondmaal aanricht, noodig niet uwe vrienden of uw broeders of uw verwanten of uw rijke buren, opdat ook zij u niet terugvragen, en u vergelding to beurt valle . Maar wanneer gij een gastmaal aanricht, noodig armen, verminkten, kreupelen, blinden, en gij zult gelukkig zijn omdat ze niet hebben om u to vergedden : want het zal u vergolden worden in de opstanding der rechtvaardigen ." 1)
Immer in zijn
bovenaangehaalde Neu-Test . Theol . noeint (bladz . 89
en 104) deze gelijkenis eon argumentum a contrario, en vergelijkt dit met Lc. XVIII : 1-8 en Lc . XI : 5-13 .
46 Zeker, het slot wijst weder op een later to ontvangen vergelding, doch dat bier niet gedoeld wordt op een goed-doen om der wille van het loon, maar integendeel juist het tegenovergestelde geleerd wordt, toont vs . 12b duidelijk genoeg aan . Goof geen gastmalen aan hen die u terug kunnen noodigen, opdat u toch geen vergelding to beurt valle. Is dat niet scherp gesteld tegenover een werken met hoop op loon? en zelfs al wijst het slot toch weder op loon, is dit niet bewijs to over, dat het volgende heil niet als motief mag golden ? is het hier niet duidelijk dat met „de opstanding der rechtvaardigen" geen belooning wordt voor oogen gesteld, doch een to verwachten feit geconstateerd ? Sterker nog is 't bewijs, dat Lc . XVII : 7 -10 ons geeft ,, Wie van u zal, als hij een slaaf heeft, die ploegt of het vee hoedt, tot hem zeggen, als hij uit het veld thuis komt Kom terstond mede aanliggen ? Zal hij niet integendeel tot hem zeggen : maak gereed wat ik eten zal en omgord u, bedien mij opdat ik eet en drink, en eet en drink gij daarna . Dankt hij den slaaf niet omdat hij deed wat hem bevolen was? 1) Zoo ook gij, wanneer gij gedaan hebt +)
ou
aoicw"
houd
ik voor een glosse, op gezag o .a . van cod ,t, B, L, en
omdat het misschien is ingevoegd als ontbrekend antwoord op de gestelde vraag. De meening van Weiss (Commentaar op het Ev . van Lc . in Meyer's Commentaar op het N . T . 6 ed . dl . 1 . afd . 2 . 506) dat het wegvallen der
bl.
in zijn oog oorspronkelijke woorden to verklaren is door het volgende verdient geen aanbeveling .
oU rwg,
47 alles wat u bevolen is, zegt : wij zijn onnutte dienstknechten, wij hebben slechts gedaan wat wij moesten doen ." Hier wordt aan de goede werken geen de minste verdienstelijkheid toegekend . Leefde een andere overtuiging in hot gemoed van den schrijver van dit Evangelic, nergens beter had hij hot kunnen invoegen . Vinden wij ook niet hetzelfde in Lc . VI : 35a : ,hebt uw vijanden lief, en doet good, en leent zonder iets terug to hopen," ook al wordt er achter gevoegd : „en uw loon zal groot zijn" ? En moot hier niet ook hot slot der gelijkenis van den verloren zoon 1) in aanmerking komen, waar uit hot antwoord van den vader aan den oudsten zoon toch tevens blijkt, dat niet loon wordt geschonken naar ieders handelen ; immers ware dat zoo, dan zou hij de klacht zijns zoons niet hebben kunnen afwijzen . Intusschen, al doze plaatsen zijn uit hot dorde Evangelic, dat omnium consensu een Paulinisch karakter draagt . De tegenwerping ligt dus voor de hand, dat dit alles voor latere bijvoegsels moot gehouden worden, al zou men m. i. dit toch moeielijk kunnen bewijzen . Daarom levert ons veel steun de in Mattheus geplaatste gelijkenis van de arbeiders in den wijngaard, namelijk XX : 1- 16 . Zeker heer had aan den morgen van een dag arbeiders gehuurd voor een denarie per dag, en later op verschillende uren andere arbeiders. Bij de uitbetaling gaf hij den laatst gekome1)
Lc. XV : 1i-32 .
48 nen een denarie en zij, die reeds den ganschen dag hadden gewerkt, verwachtten dus meer . Vandaar dat zij morden toen 't tegendeel bleek, en nu geeft de heer des huizes hun ten antwoord (vs . 13-15) : ,Vriend, ik doe u geen onrecht . Zijt gij niet voor een denarie met mij overeengekomen? Neem het uwe en ga heen . Ik wil dezen laatsten geven, gelijk aan u . Of mag ik niet doen wat ik wil met het mijne? Of is uw oog boos, omdat ik geed ben?" Ook hier wordt het denkbeeld van een rekenen van God met den mensch volstrekt uitgesloten . Geen reden is er voor hem, die veel deed, om meer loon to verwachten dan hij, die minder had verricht . Mag dan nu ten laatste bij deze bewijzen niet tevens nog gewezen worden op het antwoord dat (Mt . XXV 37 - 39) door de rechtvaardigen wordt gegeven ? Ontbreekt hier niet alle gevoel van eigengerechtigheid? en pleit dit niet mede voor onze meening? Wat is dan nu aan bet eind van dit onderzoek ons resultaat? Dit kan niet anders zijn dan de ontkenning van de, in den aanvang van dit hoofdstuk geciteerde, uitspraak van von Hartmann, waarbij wij ons vereenigen met wat door de Wette is gezegd 1) : Jesu Vorsehungslehre ist auch nicht durch die jtidische Vergeltungslehre verunreinigt : er lehrt nicht die Belohnung der Tugend in diesem Leben sondern fordert die Verachtung der irdischen Gdter, 1)
Biblische Dogmatik Alten and Neuen Testaments, Me Aufl . bladz. 210 236.
49 sagt seinen Bekennern Verfolgungen vorher, and warnt ausdrticklich vor Lohnsucht ." Wij trachtten onpartijdig en billijk to oordeelen en ons dus niet to laten beheerschen door voor- of tegen-ingenomenheid . Daartoe hebben wij een zoo volledig mogelijk overzicht gegeven van de plaatsen die in de Syn . Evv . over ons onderwerp eenig licht konden verspreiden, en wij zagen dat de beoefening van de gerechtigheid niet wordt aangewezen als het middel om to komen tot geluk . Nooit wordt de gerechtigheid gesteld beneden het geluk, steeds staat doze
bovenaan en voorop . De schijn wordt
niet geheel en al gemist ; zooals ik reeds boven zeide : geluk en deugd worden eng verbonden, dock dit is geen eudaemonisme in then slechten zin, dat deugd tot middel wordt gemaakt. Dat wij dit echter nog vinden is toch waarlijk niet to verwonderen, daar zulk een overtuiging, ja zelfs beslist eudaemonisme, in de oudheid algemeen heerscht . Men vergete niet dat wij hier geen zuiver philosophisch redeneeren voor ons hebben, dock populaire prediking . ,Der Lohn ist nicht Zweck geschweige Hauptzweck beim sittlichen Handeln, Jesus weist viel mehr these Ansicht verschiedentlich zuriick : aber ungesucht and absichtslos ergibt er sich als natiirliche Folge der Liebesthat 1 ) ." ,Von Lohn and Ver-
1 ) Zie de door Teyler hekroonde verhandeling van Albrecht Thoma Geschichte (let, christlichen Sittenlehre in der Zeit ties Nenen Testaments, bladz . 90 .
50 dienst kann tiberhaupt gar nicht eigentlich die Rede sein auf dem Standpunkt der Sittenlehre Jesu, weil das Verhaltniss des Menschen zu Gott nicht Knechtschaft sondern Kindschaft ist." 1) Hoe kan nog iets anders beweerd worden waar de over .tuiging leeft dat God goed is voor ondankbaren en slechten (Lc. VI : 35b), dat Hij zijn zon doet opgaan over slechten en goeden, dat Hij regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen (Mt . V : 45b) ? 1)
ibidem . bladz . 92.
HOOFDSTUK III . J-IET
OUDSTE
CHRISTENDOM
EN DE MOSAISCHE WET .
Het belangrijkste deel van ons onderzoek zal een plaats vinden in dit hoofdstuk, dat dan ook grooter en uitvoeriger zal zijn dan een der andere .
En geen wonder
Waar hot namelijk de vorming geldt eener meening over de vraag of bet oudste Christendom moot beschouwd worden als een secte
binnen het Jodendom, dan als daartegenover
staande, daar zal natuurlijk in de
voornaamste plaats
hierover moeten gehandeld worden : welke is de verhouding waarin hot stond tegenover de Mosaische wet?
In hot
Judaisme ontstond hot Christendom en ,,het kenmerk dezer ontwikkelingsphase van (ten godsdienst der Israelieten is hierin gelegen, dat zij in den geopenbaarden wil van Jahveh, in de Wet, haar uitgangspunt neernt, haar als regel van geloof en wandel erkent, tot haar alles terug brengt ." I) Het zwaartepunt ligt dus bij deze kwestie hierin : gold 1) Dr . A . Kuenen . Godsd . van Isr. If . bldz . 156 . 4*
J2 die wet nog voor het Christendom? Moet die vraag oDtkennend beantwoord worden, dan kan men niet meer beweren dat het Christendom oorspronkelijk slechts een joodsche secte was, dan stond het er in elk geval tegenover, of -in- er hoven nit . Wij zullen dus trachten deze vraag van alle zijden to bezien en een onpartijdig onderzoek in to stellen naar wat de Synoptici ons hieromtrent leeren . Doch wij mogen ons niet ontveinzen dat dit een uitgebreid veld voor ons opent en dat een nauwkeurig en afzonderlijk nagaan van iedere uitspraak ons zeer lang meet bezig houden . Aanmerkelijk wordt onze tack echter verlicht, doordat reeds velen v66r ons doze kwestie uitvoerig behandelden . Ik behoof bier niet zoozeer to wijzen op de handboeken voor N . Tische theologie en de Levens van Jezus, waar natuurlijk ook steeds hierop de aandacht wordt gevestigd ') als wel op enkele monographieen . Allereerst de dissertatie door Dr . B . Th . W. van Hasselt in 1863 to Groningen verdedigd over : De verhouding van Jezus tot de Mosaische wet volgens de Synoptische Evangelien, - die een zeer volledige behandeling bevat der hierop betrekking hebbende plaat1)
Baur, Vorlesungen fiber N . T . Theologie, bldz. 45-60 .
Immer, Nentetamentliche Theologie . bldz . »1 55-161 . Strausz, Das Leben Jesu ffir das Deutsche Volk bearbeitet . 2te Auflage Adz . 209-217 . Keim, Geschichte Jesu von Nazara . II bldz . 93-101, 242-274 . Gratz, Geschichte der Juden . III cpt . XI bldz . 287 vlg . Ritschl, Die Entstehung der alt-katholischen Kirche . 1850 . bldz . 27-52.
53 sen, en dan ook een opstel in de Godgeleerde Bijdragen van 1866 dl . XL bldz . 1- 71 door Joh . Dyserinck onder den titel Welke denkbeelden had Jezus over de waarde van het Mosalsme voor het Godsrijk? Bijbelsch-theologisch onderzoek volgens de Synoptische Evangelien, - waarin met groote nauwkeurigheid bij de behandeling van vier stellingen bewezen wordt dat de
xA4pwv, ;
droeg ;
der wet geheel het karakter van hervorming
daaraan wordt ten slotte een uitvoerige bespre-
king van Mt . V : 17 - 20 toegevoegd . Het is to begrijpen dat ik dus dikwijls zal kunnen volstaan met een verwijzing naar een der bovengenoemde bronnen, en dat dus daardoor ons onderzoek wel wat in uitvoerigheid zal kunnen verliezen zonder daarom, naar ik hoop, minder volledig to worden . Waar dus mijn taak zou bestaan in het weergeven van wat door anderen evenzoo gezegd is, meen ik beter to doen met dat to vermelden, dan hetzelfde nog eens to herhalen . De Synoptici geven ons vele en velerlei berichten, die ons doen zien in welke verhouding men Jezus teekende tegenover de wet. Om eenige orde to brengen in de menigte van plaatsen die zich ter behandeling aanbieden, stel ik mij voor eerst to wijzen op wat ons wordt medegedeeld omtrent gebeurtenissen en uitspraken, waarbij Jezus bepaaldelijk in aanraking kwam met ritueele wetsbepalingen, daarna waar hij geplaatst is tegenover den moreelen inhoud der wet, terwijl dan het laatst ter sprake zal
»4 komen Mt. V : 17-19, waar een oordeel van Jezus over de wet in het algemeen gevonden wordt . Vangen we dan aan met de verhalen over Jezus in zijn verhouding tot den Sabbat, waarvan er verscheidene in de Evv . to vinden zijn . Terstond valt daarbij onze aandacht op die, waarin wordt medegedeeld, hoe Jezus gewoon was in de Synagogen op Sabbat to gaan en to spreken . Hij deed dat in Kapernaum (Me. I : 21), 1) in zijn vaderstad (Me . VI : 2) en was dat ook gewoon (Lc . IV : 16), gelijk het ook elders (Lc . XIII : 10) weder wordt medegedeeld . Verre dus van den joodschen rustdag to verwaarloozen, herdacht hij dienweldegelijk, maar dat hij zich hierin niet altijd gedroeg zooals de strenge Joden het eischten, ook daarvan vinden wij menig bericht . Zoo b . v. Me. III : 1-6 : 2) „En hij ping weder in de Synagoge 3) en daar was een mensch met eon verdroogde hand ; en zij 4) bespiedden hem of hij dezen op Sabbat ~) zou genezen, opdat zij hem zouden beschuldigen . En hij zeide tot den mensch met 6) de verdroogde hand : Sta op 1) Zie de parallelle plaats Lc . IV : 31 . 2) Zie de parallelle plaatsen Mt . XII : 9-14, Lc . VI : 6-44 . 3) Uit Me . II : 23-28 blijkt reeds dat het Sabbat was . 4) Lc . vermeldt of ypapcpcars7 xa1 of (Dapira7ot . 5) £v ro7; ?.4RR:arav . De Plur . vorm is zeer gewoon . Zie Winer. Gramm . des N . T. Sprachidioms . 4te Aull. bladz . 164 . 6) €xay in de heteekenis ntet . Zie Pluygers, Grieksche gramm. We druk b1dz . 343.
55 in 't midden . En hij zeide tot hen : Is het geoorloofd op Sabbat good to doen of kwaad to doen, een leven to behouden of to dooden ? Maar zij zwegen . En hen in 't rond met toorn aanziende zeide hij, begaan zijnde met de verharding van hun hart, tot den mensch : Steek uw hand uit ! En hij stak die uit en zijn hand was hersteld . En de Farizeen gingen weg en beraadslaagden terstond met de Herodianen tegen hem om hem ten onder to brengen ." De parallellen hebben eenige afwijkingen, doch slechts inbijzaken ; torecht oordeelt Dyserinck ') dat het korte, levendige, schilderende bericht van Me . de prioriteit heeft . De overtreding bestaat hier dus in het genezen op Sabbat, dat door de wet wel niet opzettelijk verboden werd, doch door de traditie tot het verboden werk op Sabbat 2) gebracht was 3 ) . Niet terstond echter ging Jezus hier over tot de genezing, doch do vragers moesten zelf maar beslissen : mocht men op Sabbat goed doen of kwaad ? De bijvoeging van Mt. verzwakt den indruk . Daar toch zegt Jezus : ,welk mensch is er onder u, die een schaap heeft, en indien het op Sabbat in een kuil valt, het niet zal beetpakken en optrekken ? Hoeveel gaat nu eon mensch een schaap to boven ! Het is dus geoorloofd op Sabbat good to doen ." Dyserinck 4 ) wil dit liever plaatsen bij de golegenhoid Lc . XIV : 1-6 5 ) 1 ) Aang. opstel . bldz . 39. 2) Ex . XX : 40 . Dent. V : 44 . 3) Zoo terecht van Hasselt, a . w. bldz . 14 . 4) Aang. opstel . bldz . 41 . 5) Zie beneden bldz. 56 .
56 vermeld ; ik acht het met hem waarschijnlijk, doch het doet hier voor ons doel niet af. Het feit is Jezus geneest op Sabbat . Men mag op Sabbat weldoen en niet het tegendeel van dien . De beteekenis toch van aso~ org en YxYc roa ;vrxt wordt bepaald door de woorden ,pv x, w cw at en iwowrE7vai en tevens door het karakter van liefdebewijs dat een genezing van Jezus draagt . 1 ) Verdere sabbatsgenezingen vermelden Mc.I : 21-28 °) Me . I : 29-34 3 ), voorts Lc . XIII : 10-17 waar Jezus als motief geeft : ,Huichelaars! Maakt niet ieder uwer op Sabbat zijn rund of ezel los van de kribbe en henenleidende drenkt hem? Moet dan deze, die een dochter Abrahams is, welke de Satan zie ! 18 jaren gebonden hield, niet losgemaakt worden van then band op den Sabbatsdag?" en Lc . XIV : 1-6, dat eenigszins als parallel van Me. III : 1-6 4 ) kan beschouwd worden . In beide laatst aangehaalde plaatsen wordt ongeveer een zelfde redeneering gevolgd : door eon argument a minore ad majus worden de tegenstanders overtuigd . Liefde tot den naaste is in elk geval de reden, waarom hier de Sabbat wordt verbroken . Van geheel anderen aard is dan ook 't verhaal van Me . II
1 ) Zic van Ilasselt a. w . bladz 15 . 2) Zie do parallelle plaats Lc . IV : 31-37 . 3) Zie de parallelle plaatsen Mt . VIII : '14-16 en Le . IV : 38-40 .
4) Zie boven bladz . 54 .
57 23-28 :
1)
voorbijging gonnen
„ En het 2)
geschiedde
dat hij op
den Sabbat
door het korenveld en zijn leerlingen be-
een weg to banen, de area plukkende
3) .
En de
Farizeen zeiden tot hem : zie, waarom doen zij op Sabbat wat niet geoorloofd
is? 4 )
En hij zeide tot hen : hebt gij
nooit gelezen wat David deed,
teen hij gebrek had en
honger leed, hij en die met hem waren ? hoe hij in het huis Gods
ging,
tijdens Abjathar
den hoogepriester,
en de toonbrooden at, welke niemand mag
eten, dan
alleen de priesters ? en hij zeide tot hen : De Sabbat is er om den mensch en niet de mensch om den Sabbat.
Zoo is
de Zoon des menschen heer ook van den Sabbat."
1) Zie de parallelle plaatsen Mt . XII : 4-8, Le . VI : 1-5 . 2)
Terecht zegt Weiss in Meyer's Commentaar N . T . 6e ed . dl . 1 . afd . 2
bladz. 40 dat
9rxpc. rop€vePOr.
Diet is ambulare, einherziehen, dock voru-
berziehen . ))Jesus ging durch die Saatfelder vor diesen voruber, so dass der lurch die Felder gehende Weg ihn zu beiden Seiten neben denselben voruber fuhrte ." 3)
oaov
Het slot van vs . 23 is verschillend verklaard door de verwarring van ro,e7v (dat hier staat) met dIov roiE7 .Oxt .
Zoo Vissering, die vertaalt :
»de leerlingen begonnen al voortgaande aren to plukken ;" zoo ook de Wette in zijn Kurzgef. Exeg . Handb . zurn N . T. op deze plaats . Doch terecht veroordeelt van Hasselt dit (bladz . 8) omdat en
oaov
oaov
orore7v is ))een weg banen"
zrore7crOxi ))gaan" . Door die opvatting was echter de verhouding tot
de parallellen gemakkelijker to begrijpen ; van daar misschien dat men er toe kwam . 4) Met Dyserinck (bladz. 35) wil ik met
To7g o- a(3(dxcvv,
o
ovx
€Qeo
»TCV
in nauw verband brengen
omdat toch de sabbatschennis hier de cardo rei is .
58 De parallellen verschillen nog al . Volgens Lc . gingen zij door bet veld en aten de aren, dat Mt . daarbij motiveert omdat zij honger hadden . Zeer waarschijnlijk dunkt mij de gissing van van Hasselt dat dit bier werd ingevoegd, omdat in bet voorbeeld van David ook van eten sprake is. Voorts heeft Mt . nog een tweede reden tot verontschuldiging aangevoerd, namelijk : ,Of hebt gij niet in de wet gelezen dat op den Sabbat de pribsters in den tempel den Sabbat ontheiligen en onschuldig zijn? Ik zeg u, meer dan de tempel is bier . Indien gij wist wat bet is barmhartigheid wil ik en geen offerande 1), gij zoudt de onschuldigen niet veroordeeld hebben . Want de Zoon des menschen is beer van den Sabbat ." De gissing, dat deze woorden eigenlijk niet bij dit verhaal behooren, is vrij waarschijnlijk . Dit tweede voorbeeld toch is niet, zooals bet eerste, nooddrang tegenover de wet, doch alleen een hoogere waardeering der priesters . Het is dus bier gerechtvaardigd, omdat zij staan in dienst van Jezus, die meer is dan de tempel . Geheel iets anders dus als wat bet eerste voorbeeld aantoont . Mt . heeft weder, zooals dit veelal gebeurd is, de berichten der anderen omschreven en bijgevoegd . De aangehaalde tekst uit Hozea VI : 6 schijnt to behooren tot de loci communes, aan Jezus in den mond gelegd tegen de Farizeen, en is dus ook bier maar weder to pas gebracht, ofschoon hij met de zaak 1)
Hozea VI : 6.
59 weinig to maken heeft. Ook Pierson 1) ziet hierin het werk van latere wijzen of schriftgeleerden, gelijk hij trouwens dit gansche verhaal op een vrij vreemde wij ze ontstaan acht, ofschoon hij zelf 2) er bij zegt, dat dit met vele greinen zout moet genomen worden . Ik citeer dit slechts ten bewijze dat ook hij dit voor een toevoegsel houdt . Dat wij ons bier bij voorkeur aan het verhaal van Me . to houden hebben, geloof ik met van Hasselt, zooals hij het bldz. 5-8 bewlist . Eigenlijk staat bier nu de gevaarlijke leer gepredikt nood breekt wet! doch niet toegepast dan op geboden als dat van den Sabbat . Een zich niet houden aan de wet (of althans aan de even hoog geschatte mapaaa , rg) wordt bier feitelijk verdedigd ; von Hartmann weet dan ook blijkbaar met deze plaats geen weg en oordeelt het s), evenals (het boven behandelde) Me . III : 1-6 een Hillelietisch verhaal dat door op Pracedenz-Falle to wijzen aantoont dat force majeure het recht geeft tot sabbatsverbreking . Zou von Hartmann waarlijk meenen dat een streng wettisch jood dit zou hebben toegestemd? staan wij bier dan nog op volstrekt wettelijk terrein ? Gratz 4) die ook van oordeel is dat Jezus geenszins 1) Dr . A . Pierson, De Bergrede en andere synoptische fragmenten . bladz . 242 en volgende . 2) A . -,v. bladz . 260 . 3) A. w . bladz . 516 4) A . w . bladz . 311
60 aan het bestaande Jodendom tornde, ja er zelfs niet aan dacht de joodsche leer to verbeteren of iets nieuws to stichten, verklaart dat de geschiedenis van het aren plukken door de leerlingen op Sabbat een paulinische tendenz-interpolatie is, 1 ) omdat die in tegenspraak is met de sabbats-genezingen . Is toch de mensch 2) heer van den Sabbat (vs . 8), dan is de Sabbat opgeheven . Op het parallelle en zeker oorspronkelijker verhaal van Me . slaat hij geen acht . Baur z) noemt dit verhaal met Mt . XII : 9-14 ten bewijze zijner bewering dat Jezus : ,nicht nur das Sabbathsgebot Mr kein schlechthin verbindliches hielt, sondern tiberhaupt die Beobachtung solcher Gebote von den hohern Frage abhangig machte ob sie der Idee des sittlich Guten and Zweckmassigen entsprechen." Dyserinck 4 ) wil Mt . XII : 5, 6 den tekst van Me . doen aanvullen en wijst er daarbij op hoe er dus omstandigheden konden zijn, waarin een gevoel van plicht tot het doen van datgene drong wat in strij d is met de wet, maar zonder dat men daarmede schuldig stond aan overtreding daarvan . Toch geloof ik dat hij, geneigd om zijn 1) Gratz plaatst dit verhaal Mt . XII : 10-12, doch bedoelt blijkbaar vs . 1-8 . Dat hij meer plaatsen onjuist citeert, bewijzen bladz . 311 noot 3 waar hij Mt. V : 46 citeert, vermoedelijk in plaats van VI : 16 en noot 4 Mt . XV : 36 in plaats van XIV : 36 .
2) Gratz schijnt er niet op to letten dat er staat : de Zoon des menschen . 3)
A . w . bladz . 56 .
4 ) Aau8 . opstel bldz . 36, 37 .
61 stelling to bewjjzen, meer beweert dan hieruit mag geput worden . Juister oordeel ik dan ook wat van Hasselt 1) zegt : „Het is zeer onwaarschijnlijk dat Jezus met een beroep op de handelwijze der priesters en met de verklaring dat hij meer was dan de tempel, de handelwijze zijner leerlingen zou gerechtvaardigd hebben . Alleen dan kon Jezus zich op de omstandigheid beroepen dat de priesters in den tempel op sabbat den sabbat ontheiligden en nogtans onschuldig waren als dienaren van den tempel, ten bewijze a minori ad majus dat zijn leerlingen onschuldig waren, als wij aannemen dat aren plukken een werk was in den dienst van Jezus, waartoe evenwel niets ons dringt ." No- twee plaatsen in de Syn . Evv . spreken over sabbatsviering. De eene (van het minste gewicht) is Lc XXIII 56, waar medegedeeld wordt, dat de vrouwen die Jezus de laatste eer zouden bewijzen op den Sabbat rustten naar het gebod, een bewijs to ineer voor het ons welbekende feit, dat er onder Jezus' volgelingen waren die aan de wet vasthielden . De andere is Mt . XXIV : 20 : ,Bidt dat uwe vlucht niet geschiede des winters of op sabbat", waarbij hot echter onze aandacht verdient dat de parallelle plaats Me. XIII : 18 doze laatste woorden juist niet heeft . Doze toch zouden aantoonen, dat Jezus het dubbelonaangenaam zou vinden indien zij moesten reizen op sabbat,
1) A. w . hidz . 6 .
62 dat immers verboden was 1). M. i. is dit ec-hter geen woord den geest van bet oudste Christendom wedergevend, doch een interpolatie, in het joodsch-christelijk Mattheus-Evangelie niet to verwonderen . Ook Meyer 1) is van oordeel dat dit niet strookt met de vrijzinnige sabbatsbeschouwing van Jezus en meent dat : ,er redet vom Standpunkte seiner Ringer aus, wie er zur Zeit der Rede noch war ." Maakt echter Meyer door dit argument zich bier niet schuldig aan het plooien van een uitspraak naar zijn wensch? Na onze beschouwing over sabbatsviering staan wij thans stil bij die plaatsen, waar gehandeld wordt over vasten, offeren en andere ritueele bepalingen, allereerst bij zulke, die een zich houden aan de wet leeren, of althans schijnen to leeren. Mt . V : 23, 24 : „Indien gij dan uwe gaven op bet altaar brengt en u daar herinnert dat uw broeder lets tegen u heeft, laat uw gave daar voor het altaar en ga been, verzoen u eerst met uwen broeder en kom dan en breng uwe gave ." De offerdienst blijft dus gehandhaafd, doch de plicht om zich to verzoenen met zijn brooder staat daarboven . Mt. VI : 16-18 : ,Wanneer gij vast, weest niet als de huichelaars, somber, want zij maken hun gelaat onkenbaar opdat zij door de menschen gezien zouden wor'1)
Het verbod
van Ex. XVI : 29 bleef gehandhaafd . Zie Acta I : 12 en
Leyrer in Herzog, R . E. XIII bldz . 213 in voce Sabbathweg . 2) Comm . N . T. 6e ed . dl . I afd. 1 bldz . 1,85 .
63 den als zij vasten . Voorwaar, ik zeg u, zij hebben hun loon weg. Maar gij, als gij vast, zalf uw hoofd en wasch uw aangezicht, opdat gij niet door de menschen gezien wordt als gij vast." Geen opheffing dus van het gebod tot vasten, 1 ) Jezus onderstelt dat zij het blijven doen, maar hij wil dat het niet langer, zooals tot nu toe vaak, geschiede opdat de menschen het zouden zien, doch in stilte alleen voor God ; men houde zich voor het uiterlijk als vastte men niet . Is daarmede niet tevens gehandeld tegen de wet? Niet langer vasten omdat de wet het eischt, doch als het a een behoefte is, niet als een opus operatum, doch als een uitdrukking van de ware gemoedsgesteldheid_ Mc. I : 40-45 2 ) bevat het verhaal van een door Jezus genezen melaatsche, aan wien Jezus zeide : „ Zie toe dat gij niemand iets zegt, lnaar ga heen, toon u aan den priester en breng ten offer voor uwe reiniging wat Mozes bevolen heeft, tot een getuigenis voor hen ." Het begin van dit verhaal doet Jezus een belangrijke wetsovertreding plegen : hij raakte den melaatsche aan ; het einde echter doet hem een wetsgebod bevelen aan den genezene . Om dit to verklaren letten wij op de slotwoorden : Ft s prey rVptov avrO7s . Sommige interpreten 3 ) meenden dit to moeten opvatten als een bijvoeging van den Evangelist ter verkla1) Van Hasselt wijst er terecht op dat hier niet wordt bedoeld het vasten op groote vastendagen doch een soort van privaat-vasten . blz . 49, 20 . 2) Zie de parallelle plaatsen Mt VIII : 1-4 ; Lc V : 12-16 . a) 0. a . Matthaei.
64 ring, dat Jezus zoo deed tot een getuigenis voor hen, d . i. voor die er bij waren, dat hij vasthield aan de geboden der wet . Intusschen zou dit slecht passen bij het : dpa l 4aeva ,.e4aav 67rp s in den aanvang van het vers. Beter is dan ook die opvatting 1 ) die het mederekent tot de woorden van Jezus . De gereinigde moest dan zoo doen tot een getuigenis voor hen, namelijk het yolk, =') dat hij waarlijk rein was, dus opdat hij weder in de maatschappij zou kunnen terugkeeren . Eveneens noemt Baur ~) het slechts : die Beobachtung einer polizeilichen Vorschrift . Dezelfde terugslag op Lev . XIV : 2 en volgende wordt Lc. XVII : 14 en vlg . gevonden, waar de dankbaarheid voor een genoten weldaad hooger wordt gesteld dan bet opvolgen van een wetsvoorschrift . Ten onrechte, naar het mij voorkomt, schijnt Immer -1 ) hier iets to zien, niet strookende met die gevallen waarin gehandeld wordt ,,ganz entgegen der jtidischen Sitte and Satzung ." In Mt XXIII : 23 3 ) lezen wij in de bekende strafrede tegen Farizeen en schriftgeleerden : „Wee u ! schriftgeleerden en Farizeen, gij veinzaards ! want gij brengt tienden van de munt en de dille en het komijn 1) en bet zwaarste 1 ) 0 . a . van Hasselt a . w. bldz . 59 . Z ) Niet den priester, dat
xb,ro zon vereischen .
3) A. w . bldz . 56. 4) A . w. bldz . 160 . ~) Zie de parallelle plaats Lc . XI : 42 . ") Doze drie der minste taingewassen worden aldus weergegeven door de
65 der wet laat gij na : de rechtvaardigheid en de barmhartigheid en de trouw . Het eene moot gij doen en het andere niet nalaten." Wat de bedoeling hiervan is, blijkt terstond . De bepalingen in de wet voorhanden omtrent het geven van tienden, ja die volgden zij tot in de kleinste bizonderheden, doch de zwaardere geboden der wet, die steunen op liefde tot den naaste, die werden door hen veronachtzaamd . Waarlijk ! vs. 24 mocht we] zeggen : ,,Blinde leidslieden, die de mug uitzift, maar den kernel doorzwelgt ." Doet beide, staat hier, zoodat het geven van tienden wel niet wordt opgeheven, maar toch waardeloos verklaard, indien niet de andere wetsgeboden werden nageleefd, namelijk rechtvaardig, barmbartig en trouw to zijn, i . e. w . de goede verhouding tot den medemensch to bewaren . Zelfs von Hartmann put hieruit het beweren dat men geenszins om der wille van de ceremonieele wet de moeielijk to constateeren naleving van de zedewet mag op zijde stollen . Na doze uitspraken staan wij stil bij die plaatsen waar over het vasten wordt gehandeld. Hot eerst komt daarbij, in aamnerking Mt . IX : 14-17 1) : „Toen kwamen de leerlingen van Johannes tot hem zeggende : Waarom vasten wij en de Farizeen dikwijls, maar vasten uwe leerlingen niet?
Synod. Vert. van »hot N . T . Zie ook bij Vissering in zijn ve-taling van hot N . T . en in do Staten-Vertaling . 1 ) Zie de parallelle plaatsen Me. II : 18-22 en Lc . V : 33---39 .
5
66 En Jezus zeide tot hen : Kunnen dan de bruiloftsgezellen 1) treuren zoolang de bruidegom met hen is? de dagen zullen komen, wanneer de bruidegom van hen is weggenomen en dan zullen zij vasten . Niemand zet een stuk van een ongevolden lap op een end kleed, want het ingezette stuk neemt iets of van het kleed en de scheur wordt erger . Noch werpen zij nieuwen wijn in oude zakken, want anders bersten de zakken en de wijn vloeit weg, en de zakken gaan verloren, maar zij doen nieuwen wijn in oude zakken en beide blijven tezamen bewaard ." De parallelle plaatsen zijn bijkans gelijkluidend, met dit onderscheid dat volgens Mc . de Johannesjongeren en de Farizeen, volgens Le . weder de Farizeen alleen tot hem komen en dat Le . nog ten slotte heeft : „en niemand die ouden wijn drinkt, wil nieuwen, want hij zegt : de oude is goed," waarover straks nader . De overige wijzigingen zijn van weinig belang en de hoofdzaak is bij allen een . Dyserinck 2) legt nog al gewicht op de omstandigheid dat Lc . in plaats van xxf TOTE alleen heeft TOTE, als nadere bepaling van xxi BTxv, en daardoor teekenachtiger is . Het raakt echter de beteekenis niet .
1)
als
vio,
ToV vvjjcpwvog, eigenlijk zonen der bruidskamer,beteekenthetzelfde
axpxooogioi bij de classici : bruidegomsgezellen . Zie Harting, Grieksch-
Nederduitsch Handwoordenboek in voce
vvji4~:w
in het Bijbelsch Woordenboek in voce Huwelijk . 2) Aang. opstel . bladz . 44, 45 .
en Domela Nieuwenhuijs
67 Dat ook bier met dat vasten niet gedoeld wordt op de bepaalde vastendagen, hebben Dyserinck en vooral van Hasselt 1 ) duidelijk aangetoond . De Farizeen vastten omdat zij waanden, dat het vasten op zichzelf waarde had en welgevallig was aan God, m . a . w . hun vasten was een opus operatum . Jezus en de zijnen vastten niet en op de vraag naar het waarom? volgde ten antwoord, dat immers de bruiloftsgezellen niet konden treuren, terwijl de bruidegom er nog was? 2 ) Do bedoeling is duidelijk : het vasten moest niet maar pro forma gebeuren, doch beantwoorden aan de innerlijke gesteldheid des harten . Eerst dan was het good to keuren, eerst dan toch had het waarde, eerst dan was er eenheid tusschen uiterlijk en innerlijk . Intusschen, zulk een antwoord alleen zou inderdaad de vragers nooit hebben kunnen voldoen, immers voor de Farizeen gold dit niet, dewijl zij toch niet treurden omdat Johannes er niet was, daar was hun onderlinge verhouding niet naar geweest s), en voor de leerlingen van Johannes niet, omdat zij reeds vastten, toen Johannes nog bij hen was . 4 ) Daarom worden er bij dit antwoord nog twee gelij kenissen gevoegd, om aan to toonen dat nieuwere beschouwingen niet meer passen in oude vormen . Hot nalaten van het vasten of, in het algemeen, de geest van 1) A . w . b1dz . 19-21 . 2)
Dat
de
bruiloften
met
veel vroolijkheid en gedurende eenige dagen
werden gevierd, bewijzen verscheidene plaatsen ; o . a . Joh . II : 1-12 . 3) Mt . 111 7-'12 . 4) Mt . XI
18, 19. Lc . VII : 33-35 .
68 Jezus' prediking, wordt vergeleken bij een nieuwen lap laken, die nog niet gevold, nog ongekrompen is . Die meet niet op een oud kleed gezet worden, want het zou de scheur slechts verergeren . Zoo moet ook die nieuwe geest niet meer gewrongen worden in de oude vormen van het Judaisme . „Zoo is ook een uiterlijke gerechtigheid overeenkomstig de ceremonieele en ritueele wet niet to vereenigen met het nalaten van enkele harer voorschriften, welk nalaten niet anders kan beschouwd worden dan als overtreding van Gods wet, zooals die eenmaal aan de vaderen gegeven was ." 1) De tweede gelijkenis beteekent hetzelfde . Pierson 2) kan zich hierin echter volst rekt niet vinden . Hij zegt : , Wat heeft deze geheele opmerking to maken met de waarheid mijn discipelen kunnen nu nog niet treuren, want ik ben nog met hen? Samenhang kan hier slechts vinden een onnauwkeurige exegese, die zich met den klank der woorden tevreden stelt, en die, omdat vasten een oud gebruik en Jezus' stichting een nieuw verbond is, aan deze waarheid meent herinnerd to worden, zoodra zij de tegenstelling verneemt tusschen het oude kleed en den nieuwen lap . De tweede vergelijking staat evenmin in verband met het gesprek over het vasten . Omdat nieuwe wijn oude zakken doet bersten, zullen daarom de discipelen niet treurig zijn zoolang Jezus bij hen is?" Neen, daarom zeker 1 ) Zie Dyserinck,
aang .
opstel
b1dz.
46 . Minder juist is naar rnijn be-
scheiden meening wat Baur a . w . b1dz . 60 hierover zegt . 2) a . w . bld z . 234.
69 niet . Men behoeft echter geen
,onnauwkeurige exegese"
om hier wel samenhang to vinden, doch alleen moet men inzien dat bier twee verschillende antwoorden werden gegeven
1 ),
en dan heeft bet feit dat men beter doet geen nieuwe,
ongekrompen lappen
2)
(dat Pierson niet let op ongevold,
doet hem m . i . hier verkeerd lezen dat verstellen van oude kleederen altijd erger scheuren doet ontstaan, wat natuurlijk onjuist zou zijn) op oude kleederen to zetten, geen ongegisten wijn in oude zakken to bergen, wel degelijk overeenkomst met bet vasthouden aan verouderde vormen bij nieuwe denkbeelden . Het komt mij voor dat Dyserinck waar hij van oordeel is, dat deze tweede gelijkenis meer is dan een parallel van de eerste, niet van overdrijving vrij to pleiten is . Of zou bet zooveel verschillen dat die nieuwe wijn exxa7-rar? Is ook niet de nieuwe lap in de eerste gelijkenis daardoor onbruikbaar geworden? Trouwens, ook dit raakt de cardo rei niet : bet uiterlijke moet, om van waarde to zijn, beantwoorden aan bet innerlijke ; vormendienst behoort niet daar thuis, waar men niet hecht aan 't uiterlijk doch hooger beginselen stelt . Wat nu bet toevoegsel in Lc . V : 39 betreft, m . i . behoort dit hier niet bij, ja, is niet eens in den geest van bet eerste Christendom . Indien (voor een oogenblik aangenomen dat Jezus dit gesproken heeft), Jezus zelf daar1) Zie ook Dyserinck, aang . opstel bldz . 45, 46. 2 ) Zie van Koetsveld, De gelijkenissen van den Zaligmaker I . bldz . 464-166 .
70 van overtuigd was, dat men wenschte het oude to behouden omdat het goed is, zou hij dan met zooveel nieuws zijn opgetreden? Of (stel dat wij dit niet voor een historisch woord van Jezus mogen houden, dock dat het gegrepen is uit de overtuiging der eerste Christenen) hebben zij zelven dan ook niet anders gedaan? Van Hasselt, die het ook niet hierbij wil plaatsen, oordeelt 1) het : „een sehoone gedachte den Christus waardig die altijd een hervormer en nooit een verwoester van het bestaande is geweest," doch m . i . is dit geen woord een hervormer waardig, doch een, passende in den mond van een zeer behoudend man . Dat hier slechts bedoeld wordt het constateeren van een feit : die ouden wijn drinkt, begeert niet terstond nieuwen, van daar de gehechtheid aan de oude vormen, acht ik geheel onwaarschijnlijk, to meer omdat ik, op gezag van cod. .i, B. en L ., meen 8WwS to moeten scilrappen . Op Mt . VI : 16 - 18 is boven reeds gewezen 2 ), zoodat hier alleen nog ter sprake moet komen Mt . XVII 21 3 ) : ,dit geslacht vaart niet uit dan door gebed en vasten ." Tischendorf heeft in de editio octava N . T . dit vers geheel weggelaten, op gezag voornamelijk van cod . x, B, 33 en eenige vertalingen . Toch meen ik met Meyer 4) het to 1) A . w . b1dz . 25 . 2) ?ie b1dz . 62, 63 .
3) De parallelle plaats is Me. IX : 29 . In Mt. IV : 2 en de parallelle plaats Lc . IV : 2 wordt van een gansch ander soort van vasten gesproken, zoodat die hier niet in aanmerking komen. 4) In zijn Commentaar op het Nieuwe Testament, 6e ed . dl . I afd . 1 . Zie ook van Hasselt a . w. hldz . 18 .
71 moeten behouden omdat het gezag voor schrapping to klein is . Ook kan slechts hiercloor de afwijkende lezing in de parallelle plants van Marcus verklaard worden, waar juist de woorden om welke het ons to doen is, YYJGTEIO, onecht zijn. Hiertoe meen ik to mogen besluiten vooreerst op uitwendig gezag, daar de woorden alleen voorkomen in doe . en B en niet in vertalingen, dus in nog minder dan waarin Mt, XVII : 21 word weggelaten, en ten tweede op inwendige gronden . Dat ze nit Mt . werden bijgevoegd toch, is to begrijpen ; dat ze in Me . voorkomende, er werden uitgeworpen, niet. Wij staan dus bier voor het feit dat in Mt. geleerd wordt, dat de booze geesten door gebed en ook door vasten worden verdreven, in Me. alleen door gebed . Waar wij nu voor zulk een geval geplaatst worden, oordeel ik EY YrJa-TEia in Mt. voor joodsch-christelijke tendentieuse bijvoeging to mogen houden, daar toch het bijeenvoegen van gebed en vasten zeer gewoon was. 1) En zelfs indien het dit niet was, zou hot niets bewijzen voor v. Hartlnann's stelling . Want het vasten is bier niet het door de joodsche wet voorgeschrevene, maar een onthouding om kracht to geven tot wonderdaden, dus een EY
u
vrijwillig vasten . Thans gaan wij over tot die plaatsen waar over hot doen van wasschingen en reinigingen gesproken wordt, in hot algemeen over de zoogenaamde Levietische reinheid .
1)
Le. II : 37 . V : 33 .
72 De voornaamste daarvan is Me . VII : 1-23 : 1 ) „en tot hem verzamelden zich de Farizeen en eenige der schriftgeleerden komende van Jerusalem, en zij zagen dat eenige zijner leerlingen brood aten met onreine 2 ), dat is ongewassehen, handen - want 3 ) de Farizeen en alle Joden eten niet, indien zij niet zorgvuldig de handen gewasschen hebben, vasthoudende aan de overlevering der ouden, en van de markt komende eten zij niet, als zij zich niet gebaad hebben, en vele andere dingen zijn er, die zij bij overlevering van kracht houden : wasschingen van bekers, en van kannen, en van koperwerk 4) - en de Farizeen en de schriftgeleerden vroegen hem : waarom wandelen uwe leerlingen niet naar de overlevering der ouden, maar eten zij brood met onreine handen? 5 ) Hij zeide tot hen : Terecht heeft Jesaja omtrent u, huichelaars! gesproken, gelijk er geschreven staat : dat ')
Zie de parallelle plaats Mt. XV : 4-20.
`-') xo7vog is het tegenovergestelde van &grog, overeenkomende dus met het latijnsche profanus ; in 't algemeen beteekent het dan : lets, niet overeenkomstig het heilige, dus lets waarmede niet gehandeld was, 'of dat niet in een toestand was, zooals de wet het eischte, vandaar dat handen, die niet volgens de heerschende reinigingswetten
gewasschen waren, xo7voi
konden genoemd worden . 3 ) Een bijvoeging van Me . ten behoeve zijner niet-joodsche lezers, ontbrekende bij Mt . 4) De textus receptus heeft nog xa1 xnrvwv dat Tischendorf in zijn Synopsis Evangelica, ed . 4a (4878) weglaat op gezag van cod . N . B . L . (, . a . Volgens de praefatio wordt in deze editie der Synopis de lezinggevonden van de editio octava . 5) Bij Mt. is dit laatste niet als een vraag gesteld.
73 yolk eert mij met de lippen, maar hun hart is verre van mij . Vergeefs vereeren zij mij terwijl zij leeringen leeren, die geboden van menschen zijn . Het gebod van God latende varen 1 ) houdt gij vast aan de overlevering der menschen . 2) En hij zeide tot hen : 't Is schoon ! gij hebt Gods gebod op zijde gezet om uwe overlevering to bewaren. Mozes toch zeide : eer uw vader en uw moeder, en die vader of moeder vloekt, sterve! Maar gijlieden zegt : indien iemand tot zijn vader of moeder zegt : xoppa"v, dat is geschenk, wat gij van mij zoudt kunnen genieten ! 3 ) Gij laat hem niet meer toe iets to doen voor zijn vader of moeder, maar maakt Gods woord krachteloos, door uwe overlevering, die gij hebt overgeleverd . En gij doet veel dergelijke dingen. En de menigte tot zich roepende zeide hij : hoort mij alien en verstaat ! Niets is er buiten den mensch wat in hem ingaat, dat hem kan verontreinigen, maar wat uit den mensch uitgaat, dat verontreinigt hem . 4 ) En toen 1) Tisch .
Syn .
Ev.
ed .
4a
laat
yap in den aanvang van vs . 8 weg op
gezag van cod . N, B . L, en op 't zelfde gezag ook eenige slotwoorden, die aan een herhaling van vs . 4 en 13 doen denken. 2 ) Mt. leest : waarom overtreedt ook gij het gebod Gods om uwe overlevering'? en straks niet : Mozes zeide, maar : God beval. 3 ) Van Hasselt wil in gedachten suppleeren : dan is hij aan die gelofte gebonden, vergelijk vs 12 en Mt . vs. 5 . M . i . terecht . 4) Dit Iaatste wordt bij Mt. niet gevonden . Op gezag weder van cod .
1z
B . L . laat Tisch . Syn. Ev. ed . 4a weg : indien iemand ooren heeft orn to hooren, hij hoore !
74 hij 1) in het huis gegaan was van de menigte weg, vroegen zijn leerlingen hem naar deze gelijkenis en hij zeide tot hen : zijt ook gijlieden dus onverstandig? begrijpt gij niet -) dat al wat van buiten. of in den mensch ingaat, hem niet kan verontreinigen, want dit gaat niet in zijn hart, maar in zijn buik, en het gaat nit in hot geheim gemak, (wat al de spijzen reinigt) . 3) Hij zeide : dat wat uit den mensch gnat verontreinigt hem 4), want van binnen uit het hart komen de slechte overleggingen : hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, slechtheid, list, losbandigheid, of gunst 1), laster, hoogmoed, onverstand . Al die slecht')
Mt . heeft bier
eerst
(vs.
12-14) :
sToen kwamen de leerlingen tot
hem zeggende : Weet gij dat de Farizeen, die 't gehoord hebben, zich ergerden aan uw woord? Hij antwoordde hun : elke plant, die mijn hemelsche Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden . Laat hen gaan! Het zijn blinde leidslieden van blinden ! Indien de eene blinde den anderen leidt, zullen zij beiden in een kuil vallen .,, Het bewijs dat dit ingevoegd is vindt van Hasselt (bldz . 45) terecht hierin, dat met de vrxpapdAH, waarvan vs . 15 de uitlegging vraagt, die dan ook vs . 16-19 volgt, niet dit bedoeld is, maar vs . 14, dat natuurlijk niet zoo had kunnen zijn, indien vs . 12-14 er tusschen hadden gestaan . 2) Mt . heeft bier geringe afwijkingen . 3) Dyserinck (bldz . 50) heeft m . i. volkomen gelijk, waar hij deze plaats voor corrupt verklaart . Noch
xxOxpI ; av , noch xrAipri; ov is in orde . De
hoofdzaak wordt bier echter niet door geschaad . Dr. W. C. van Manen geeft dan ook in zijn bekroonde verhandeling over de Conjecturaal-critiek v . h . N. T . als conjectuur op (blz. 181) bier to lezen xx9xpIr; ov-rx. 4) Mt . heeft : wat nit den mond gaat, komt nit bet hart en dat verontreinigt den mensch . 5) '644zApcos aovs pog . Zoo ook Spreuken XXIII : 6
L'-1
7'Y .
75 heden gaan van binnen uit en verontreinigen den mensch ." Mt . voegt hier ten slotte nog bij : „het met ongewasschen handen eten, verontreinigt den mensch niet ." Wat vinden wij nu hier? De discipelen van Jezus hielden zich niet aan de bestaande reinigingsvoorschrif ten, die steunden op de wet, dock door de overlevering waren uitgebreid . Hoeveel waarde aan de door Farizeen en schriftgeleerden gehandhaafde overlevering werd gehecht, toont van Hasselt 1 ) zeer duidelijk aan . Welk antwoord op der Farizeen aanmerking daarover door Me . aan Jezus wordt in den mond gelegd, zagen wij . Het is allereerst de ergernis over hen die lang niet altijd van huichelarij vallen vrij to pleiten die Jezus uit, onder aanhaling van Jes . XXIX : 13. Dat de vorm daarvan verschilt van de oorspronkelijke lezing 2 ) is ons onverschillig, de An blijft bewaard . Het eeren van God alleen voor het uiterlijk is Been eeren : 't is ijdel, tevergeefs . Daarna plaatst Jezus zich op 't standpunt der Farizeen, der handhavers van de wet en toont aan dat die handhaving slechts schijn is . Eeren zij wader en moeder volgens de wet? Om een offer 3 ) to brengen dat door de wet en door de overlevering werd geboden, overtreden zij dat gebod, achten zij het geoorloofd arme ouders in gebrek to
11)
A . w . bladz . 46-48 .
2 ) Van Hasselt a . w . bladz . 49 . 3) Over Korban zie Veth in 't Bijb . Woordenboek in hac voce .
76 laten ! Waarlijk ! dan was Jesaja XXIX : 13 wel op hen toepasselijk! 1 ) Dat bier gedoeld wordt op een overtuiging, dat hot eeren der ouders een plicht was, door ieder to betrachten en daarom staande boven bet voorschrift over korban, acht van Hasselt m . i. volkomen terecht bewezen door de volgende verzen, waar ook op de Mosaische wetten de stempel der onbeduidendheid wordt gedrukt. Hot is dus hier geen bloote antithese van wet en traditie . Dit wordt nog nader verklaard door bet volgende : Niet wat in den mensch komt verontreinigt hem, doch wat uit hem naar buiten gaat, want dat komt uit bet hart. Om de reinheid der menschen to beoordeelen komt dus niet bet opvolgen van wettelijke reinigingsbepalingen in aanmerking, doch de gesteldheid des harten . Op bet gebied 2 ) van den godsdienst is alleen zedelijke verontreiniging wezenlijke verontreiniging . Jezus veroordeelt hier niet de wasschingen als zoodanig, maar kent er toch geen wezenlijke waarde aan toe. „Die Beobachtung des Mosaischen Reinigkeitgesetzes erklarte er fur etwas sittlich Indifferentes ." 3 ) Terecht wijst Dyserinck 4) er op dat hierbij tevens bet voorschrift der verboden spijzen in aanmerking komt, waaraan niet
1) Met het oog op deze verklaring komt mij de plaatsing bij Mt . juister voor, die eerst dit verwijt heeft en daarna de profetie van Jesaja aanhaalt . 3) Zie van Hasselt a. w . bldz . 53 . 3) Baur a . w . bldz . 56 . 4) Aang . opstel, bldz . 51 .
77 wordt gehecht, want : niet wat van buiten komt, verontreinigt den mensch . Hetzelfde vinden wij uitgesproken Mt . XX1II : 25, 26 1 ) waar het : Wee u ! klinkt tot de Farizeen en schriftgeleerden : „want gij reinigt de buitenzijde van beker en schotel, maar van binnen zijn zij vol roof en onmatigheid . Blinde Farizeer! reinig eerst 't inwendige van beker en schotel 2) opdat ook het uitwendige rein worde," m . a . w . maak eerst dat er niets in zij waaraan 3) een smet van roof of onmatigheid kleeft. Stel niet maar allereerst prijs op uiterlijke reinheid, wees rein van hart! Voor alles komt hot aan op zedelijke reinheid! De voorschriften omtrentLevietische reinheid zijn hiermede als ia,4opx gebrandmerkt . 4) Over ritueele bepalingen wordt verder nog sleclits weinig gehandeld . Mt . IX : 13a en XII : 7a behelzen dezelfde aanhaling uit Hosea VI : 6 : €AEog oF mw xxi oL ovcixy , waarover reeds boven 1 ) gesproken is . Dat bier gerechtigheid, d. i. godsvrucht, gesteid wordt boven offers, is duidelijk, dus wel geen volstrekte, maar toch in elk geval betrekkelijke ontkenning van de waarde der offers . 1) Zie de parallelle plaats Lc . XI : 37-41 waar hetzelfde in een historisch verband is geplaatst . 2) Ten onrechte heeft Tisch . ed. 7a. deze woorden weggelaten alleen op gezag van cod . D . 3) Zie de noot in de Spn . Vert . 41 Zoo terecht van Hasselt, a. w . bldz . 54 . s) Zie bldz . 58 .
78 Moot hierbij echter niet tevens nog gewezen worden op Me. XIV : 12 -16 1 ), waar verhaald wordt hoe Jezus en zijn discipelen toch pascha hielden en dus trouw waren in dat opzicht aan do Mosalsche wet? Toch moot m . i . de voorafgegane beschouwing ons hebben getoond dat Jezus (naar de voorstelling der Synoptici) in zeer vrije verhouding stond tot de wet . Is het ook niet opmerkelijk dat wij nergens vinden vermeld, dat Jezus en de zijnen offerden, terwijl toch waarlijk, indien zij getrouwe Joden waren, dat menigmaal moest zijn gebeurd? Noch ook dat hij gedurende zijn optreden deel nam aan de hooge joodsche feesten? Moot niet reeds dit ons leiden tot de meening dat het oudste Christendom nog wel iets anders was dan vervulling der Mosaische wet in haar geheel? Staan wij thans stil bij de niet-ritueele, doch meer zedelijke geboden der wet ; daarna zullen wij behandelen de plaatsen waar gesproken wordt over den ganschen inhoud der wet, om to besluiten met het nagaan van Mt . V : 17-19 . In de eerste plaats komt daarbij dan in aanmerking het verhaal van de ontmoeting met den rijken jongeling Me . X : 17-22, 2) waar alle geboden als tdzamen worden gevat. Bij Me . luidt het aldus : „en toen hij (Jezus) uit1) 2)
Zie de parallelle plaatsen Mt . XXVI : 17-19. Le . XXII : 7-13. Zie de parallelle plaatsen Mt . XIX : 16-22 . Lc. XVIII : 18-23 .
79 ging op weg, Rep een 1) tot hem en vroeg hem, voor hem op de knieen vallende : Goede meester, wat zal ik doen om het eeuwige leven to beerven . 2 ) En Jezus zeide tot hem : wat noemt gij mij goed? Niemand is goed, dan een God . Gij kent de geboden : gij zult niet echtbreken, gij zult niet dooden, gij zult niet stelen, gij zult geen valsehe getuigenis geven, gij zult niemand nadeel berokkenen ; g) eer uwen vader en uwe moeder . Maar hij zeide tot hem Meester ! dat alles heb ik waargenomen van jongs af . Jezus nu hem aanziende kreeg hem lief 4) en zeide tot hem : Een ding ontbreekt u . Ga been, verkoop wat gij hebt en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in den hemel, en kom herwaarts, voig mij . 5 ) Doch hij treurig wordende over dat woord, ging bedroefd heen want hij had vele goederen ." 1) Lc. -rig apXwv . Mt . eig, dock in bet verdere verhaal vsra'vacxog . 2) Het verschil met Mt . zal heneden worden behandeld . 3 ) Ontbreekt bij Lc . Op welk gebod Me. bier doelt is onduidel ijk . Of op Ex . XX : 17 (de Wette, Kurzgef. Exeg . Handb . zum N. T .) of op Deut . XXIV 14 (Meyer, Comm . N. T . 6e ed . dl . I, afd . 2, bldz . 153) of op Lev. XIX 13 of op alle voorgaande geboden samen (Beza) laat ik onbeslist, omdat bet toch de cardo quaestionis niet raakt . 4) Ontbreekt bij Mt. en Lc .
5 ) tepag Tov o--raGpov dat Tisch. ed . 7a nog handhaaft, laat hij in zijn Syn . Ev. ed . 4a . weg, m. i . terecht. Vooreerst op gezag van cod . X, B, C, D . itala, vulgata, en dan ook op inwendige gronden, omdat bet kruis juist na Jezus' dood in then zin eerst werd gebruikt. Zie ook de Engelsche vertaling van het N. T . (Revised Version 1881 .)
80 De oorspronkelijkheid van Me. moet hier gehandhaafd worden . Boven Lc . 1), omdat bij Me. zooveel trekken „te karakteristiek, to waar, to frisch zijn, in vergelijking met het bericht van Lc", 2) en boven Mt., omdat de veranderingen aldaar wel kunnen verklaard worden, terwijl dat bezwaarlijk zou zijn, indien men aannam dat Ale . naar hem gewijzigd was . De hoofdverschilpunten zijn : Bij Mt . luidt de vraag : ,Meester, wat goeds zal ik doen om het eeuwige levee to beerven? en daarmede overeenkomstig hot antwoord : ,wat vraagt gij mij naar het goede?" In plaats van : „gij kent de geboden" vinden wij in Mt. : „indien gij in 't leven wilt ingaan, bewaar de geboden . Hoedanige ? zeide hij ." Daarop volgt dan de opsomming der geboden, doch in (naar Ex. XX en Dent . V) verbeterde volgorde, terwijl het r;~ &aoc-rEp4,r4 ; (waarschijnlijk omdat het geen gebod was) ontbreekt en „gij zult uwen naaste liefhebben, als u zelf" er ten slotte bijgevo egd is. Eindelijk vraagt hier de jongeling zelf : ,wat ontbreekt mij nog?" terwijl de aanvang van Jezus' antwoord luidt „indien gij volmaakt wilt zijn ." Het verschil tusschen de Evangelien is nog al gewichtig, omdat de beteekenis er door verandert . Bij Mt. wordt hot bewaren der geboden bepaald aanbevolen, eerst dus 1) Dr.
Berlage
kent in ode Bijbelvriend" 9861 . aan Lc . de prioriteit toe.
2) Zie van Hasselt a . w. b1dz . 65 .
81 de wet, doch daarna ook de zelfverloochening, het afstand doen van datgene, waaraan hij to veel gehecht is . 1) Bij Me. echter (en ook bij Lc .) is het slechts de vrager die waarde hecht aan de wet alleen, (hoewel hij toch zelf gevoelde daaraan niet genoeg to hebben), en daar wordt dan ook nadrukkelijk gewezen op het onvoldoende daarvan, terwijl zelfverloochening geeischt wordt . Pleit dit laatste dus sterk voor de meening dat hier iets anders boven de wet gesteld wordt, hetzelfde wordt toch ook bij Mt. gevonden . Daarenboven, is ook niet op zichzelf dit een merkwaardige trek in ons verhaal, dat een wettisch man toonde begrepen to hebben dat iets meer gevraagd werd, dan het goeddoen omdat de wet het eischte ? Blijkt daaruit niet, dat dan toch doorloopend het onderwijs van Jezus iets moet bevat hebben boven de wet uitgaande, anders had deze jongeling immers niet kunnen begripen (of duidelijker gezegd : kunnen voorgesteld worden, als begrijpende) dat er nog iets was buiten de, door hem trouw gevolgde, geboden ? Hoe dit echter zij, hier wordt het onvoldoende der geboden geleerd
1) Dr . B. Tideman Jzn. zegt in zijn dissertatie van het Essenisme (bldz . 86) terecht : uAls Jezus van den rijken man vraagt dat deze zijn goed zal verkoopen, vraagt hij niet dat hij die opbrengst, gelijk de Essener deed, aan de gemeenschappelijke kas zou geven voor het gezelschap van Jezus' discipelen, maar dat hij zijn goed den armen schenken zoude, als een bewijs der zelfverlooehenende liefde, welke hem nog ontbrak ."
6
82 geen wettische deugd geeft bet eeuwige leven, doch slechts geheele zelfverloochening . Een paar berichten vinden wij, waarin gesproken wordt over den eed, namelijk Mt . V : 33-37 en Mt . XXIII 16-21, terwijl hierbij ook Mt . XXVI : 64 moet behandeld worden . Mt . V : 33-37 luidt : ,Wederom hebt gij gehoord dat tot de ouden gezegd is : gij zult geen valsehe eeden doen, maar den Heer uwe eeden houden . 1 ) Maar ik zeg u, in bet geheel Diet to zweren, noch bij den hemel, omdat die de troon is van God, noch bij de aarde, omdat die de voetbank is zijner voeten, noch bij Jerusalem, omdat die de stad is van den grooten koning, noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij geen enkel haar wit of zwart kunt maken . Maar zij uw woord ja, ja ! neen, neen ! wat meer is dan dit, is uit den Booze ." To7s ip x x,o, ; heb ik wedergegeven door : tot de ouden ; sommigela 2 ) meenen dat bet is door de ouden, doch indien bet aldus als tegenstelling werd gebezigd, zou Tol ; apxaio,q voorop hebben moeten staan . Dat echter Diet bedoeld is bier zulk een nadruk op to laten vallen, bewijst de weglating dezer woorden b .v. in vers 27, 31, 38 enz . Daarenboven zou toch wel, wilde men bier door de ap x xror de Rabbijnen aanwijzen, de gewone uitdrukking x-psop Tepo, gebruikt zijn . 3 ) De apx m os zijn bier Diet bepaal1 ) Aldus Vissering, beter dan de Syn . Vert. Zie ook vanHasselt, blz . 38. 2) Zoo o . a . Dr . L . Proes in «De bergrede des Heeren» bldz . 117 en volgende . Zie daartegen Dr. J . J. Prins in de Godgel . Bijdragen 1856, hldz . 938. 3) Zie Mt. XV : 2. Me . VII 3, 5, Lc . VII : 3.
83 delijk de tijdgenooten van Mozes, noch in het bijzonder de Joden tot wie de latere xxpaaoTi g kwam, doch in het algemeen de voorvaderen, zooals daaruit blijkt dat wet en overlevering in dit hoofdstuk niet gescheiden worden . Hot bier aangehaalde verbod wordt niet iisdem verbis in de wet gevonden, wel gedeeltelijk, 1) zoodat hier blijkbaar ook op de overlevering wordt gedoeld. Naar van Hasselt 2) zijn het meer bepaald de promissorische eeden waarop het oog is geslagen . Geheel vereenig ik mij met zijne meening dat T,5 x~ F w bier met opzet is bijgevoegd, omdat men toen vaak alleen de eeden bij God gezworen voor verbindend hield. Vers 34-36 toonen aan , dat elke eed heilig is om de afhankelijke positie waarin alles tegenover God is, zooals Meyer 3) zegt : „Ihr sollt bei alien diesen Gegenstanden nicht schworen, dean alle solche Eide sind nicht geringer, als der Eid urtmittelbar bei Gott selbst, wegen des Verhaltnisses, in welchem these Gegenstande zu Gott stehen . In der Creatur bei welcher du schworst, wird ihr Schopfer and Herr betroffen ." Hier wordt de eed absoluut verboden : zweert in het geheel niet . 4) Tegen de meening van hen die beweren dat slechts eeds-misbruik wordt geweerd, wijs ik op saws . Zou dat bier dan gansch voor niet staan ? Zeker, het ')
Exod . XX : 7, Lev. XTX : 12, Dent . V : 11, XXIII : 22. (Stat . Vert. vs . 21) . 2) Zie van Hasselt, bldz . 38 nt . 3. 3) Comment N. T . 6e ed . dl. I afd . 1 bladz . 467. 4) Wordt hetzelfde niet Jacobus V : 42 geleei-d?
84 eedsmisbruik was groot ; terecht zegt Keim : 1 ) „Man weisz es aus den Rabbinen so gut als aus dem Munde Jesu welcher Unfug im redseligen, uberschwanglichen und verschmitzten Oriente mit eidlichen Betheurungen im taglichen Leben getrieben wurde and wie die Moseswachter dazu halfen durch spitzfindige and lacherliche Erklarungen eine Menge von Formeln welche Gott oder Tempel and Altar nicht ausdrilcklich nannten, als unschadlich, unschuldig, unverbindlich dem Miszbrauch des Volkes preiszugeben ;" een verbod daartegen zal ons dan ook niet bevreemden 2), doch wordt hier niet gevonden . 3 ) Zij uw ja, ja ! uw neen, neen ! Zoo groote liefde tot de waarheid wordt geeischt, dat het eenvoudige woord de plaats inneme van den eed . Keim 4) gelooft dit niet, ja verklaart „die Meinung vom Verbot aller Eide im Christenthum" voor : ,lediglich eine oberflachliche Erklarung ." Indien bet mij vrij stond to beslissen aan welke zijde hier oppervlakkigheid heerscht, mijn oordeel zou vermoedelijk zeer verschillen van Keim . Het beroep op sews acht hij niet van waarde, want : ,zuerst handelt es sich um den Begriff der Schworens, dann um den Zusammenhang, endlich urn die Ubereinstimmung mit Mt. XXIII 3) A . w. II. bladz . 255. 2) Mt. XXIII : 16-21 waarover volgende bladz . nader . 3) Zie ook De BijbeI voor Jongelieden door Oort en Hooykaas dl . V . bladz . 270, 271 . 4) a . w. II. bldz. 256, 257 .
85 16 ." Slechts zoo vindt hij „Sinn in den Worten Jesu, nur so Zusammenhang and Einheit mit Mose and dem A . T ." Zou het Keim misschien om die „Einheit" to doen zijn ? Zou zijn verklaring tendentieus zijn, om to meer bewijzen voor zijn meening to vinden ? Zijn tegenwerping tegen het beroep op ; UAW komt mij althans onduidelijk en weinigzeggend voor. Het groote bezwaar voor vele interpreten (o. a. Luther, Calvijn, Ewald, Tholuck, Hilgenfeld) 1) om hier, zooals er toch woordelijk staat, een algemeen eedsverbod to vinden, ligt in Mt . XXVI : 63, 64 waar Jezus zelf een eed doet, 2) en in Mt . XXIII : 16-22, waar de eed ondersteld wordt en slechts geijverd tegen de gewoonte der Farizeen om den eenen eed meer to achten dan den anderen . Toch is dit bezwaar niet groot, zooals door van Hasselt terecht is aangetoond . Mt . V : 37b luidt : Wat meer is dan dit, is uit den Booze . Hier was idealiter gesproken, doch nog is 6 gr6w1pog er, nog is 4 (daa-,Aeia -rov" 9FOV" niet daar ; van zelf wordt de eed dus thans nog gevraagd en afgelegd . Maar dit neemt niet weg dat in het Godsrijk de eed niet mag blijven bestaan, dat men ganschelijk niet mag zweren .
1)
Zie de opgave bij Meyer a . w . blz . 165.
z) Bij de Joden sprak de rechter de eedsformule, waarop de beschuldigde
InN
zeide . Zie Num. V : 22 . Domela Nieuwenhuis (Bijb . Woordenboek
in voce Eed) acht de meening van Michaelis onbewijsbaar, dat altijd de rechter de eedsformule sprak . Zie ook Ruetschi in Herzog, R . E. III in voce Eid bei den Hebraern .
86 Over het huwelijk halldelen Mt . XIX : 3-9 1) en Mt . V : 31, 32. Mt . XIX : 3-9 luidt als volgt : „en de Farizeen kwamen tot hem om hem to beproeven zeggende : Is het een mensch geoorloofd zijn vrouw to verstooten om iedere reden? Hjj antwoordende zeide : Weet gij niet dat de Schepper hen van den aanvang man en vrouw heeft gemaakt 2) ? En hij zeide : daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot een vleesch zijn 3), zoodat zij niet moor twee zijn, maar een vleesch. Wat God nu bijeengevoegd heeft, zal de mensch niet scheiden . Zij zeiden tot hem : Waarom heeft Mozes dan geboden een scheidbrief to geven en haar to verstooten ? 4) Hij zeide tot hen : Mozes heeft u om uwe hardhdid van hart wel toegestaan uwe vrouwen to verstooten, maar van hot begin of is het niet zoo geweest . Maar ik zeg u, wie zijn vrouw verstoot, niet om hoererij, en een andere huwt, doet overspel, en die een verstootene huwt, doet overspel ." 5) Hierbij vergelijke men Mt . V : 31, 32 ,,Er is gezegd : Wie zijn vrouw verstoot geve haar een 1) Zie de parallelle plaats Me . X : 2-12 .
z) Gen . I . : 27 . 3) Gen . II : 24 . 4) Deut . XXIV : 4 . Zie ook Jesaja L : 1,- Jer4mia 411 : 8. Vergelijk Domela
Nieuwenhuis in het Bijb . Woordenb . I. 627a in voce Huwelijk en Ruetschi in Henzog, R . E . III . 665 in voce : Eid bei, den Hebraern . 5) Lc . XVI : 18 is een parallelle plaats .
87 scheidbrief. Maar ik zeg u, wie zijn vrouw verstoot, behalve om hoererij, doet haar overspel bedrijven, en die een verstootene huwt, doet overspel ." Het verhaal van Me . verschilt nog al . Vooreerst luidt de vraag der Farizieen daar alleen : of een man zijn vrouw mag verstooten? Het xx ,rx 7ravav caiziav van Mt . heeft waarschijnlijk zijn oorsprong to danken aan een twist tusschen de scholen van Hillel en Schammai over de vraag wat 1S7 ni" II in Deut. XXIV : 1 beduidt . Volgens Schammai toch was dat : alles wat afschuw opwekte, zoodat de man zich afgestooten gevoelt en een afkeer heeft van de huwelijksgemeenschap met de vrouw . Hillel echter interpreteerde het als : 1:11 1a i111v (iets afschuwelijks of iets anders) zoodat hij ook spoediger een wettige aanleiding tot echtscheiding aannam. 1) Dat was dus wel de cardo rei : mag men om elke reden zijn vrouw verstooten ? Hieruit is tevens een volgend verschilpunt to verklaren, dat namelijk bij Me . dadelijk door Jezus wordt gevraagd naar het bevel van Mozes, terwijl bij Mt . de Farizeen het als tegenwerping inbrengen . Volgens Me . zou het dus terstond de vraag naar de geldigheid der wet betroffen hebben, volgens Mt. de interpretatie van een bepaald artikel . Eerst ten slotte laat Me. dan ook wijzen op de goddelijke instellingen, waarvan Gen . I : 27 en II : 24 gewagen . Voorts heeft Mt . en hier, en in cpt . V hoererij 1) Zie Dyserinck, gang. opstel bIdz. 15.
88 gehandhaafd als reden van echtscheiding, doch Me . niet. De beantwoording der vraag aan wie hier nu de prioriteit toekomt, is voor ons onderzoek onverschillig . Van Hasselt acht de keuze niet moeielijk en trekt partij voor Me., Dyserinck voor Mt . Of hier nu bij Mt . nog een uit zondering wordt toegelaten, of het gebod van Mozes niet reeds dadelijk bij den aanvang en door Jezus zelf wordt in 't midden gebracht, doet weinig af . Het voornaamste is : het wetsvoorschift over echtscheiding wordt veroordeeld ; Mozes heeft dat slechts gegeven om de hardheid hunner harten . Het huwelijk is een installing van God zelf en dus onverbreekbaar . Hetzelfde zegt ook Mt . V 31, 32. Van Hasselt, die de oorspronkelijkheid van Me . had gehandhaafd, moet toch toestemmen dat bier napexTos xdyov Topve' in behoort . Het verschil dat hij echter ziet tusschen daze plaats en Mt. XIX (waar hij idealiter gesproken acht) is m . L meer schijn dan werkelijk . 1) Hier wordt, evenals daar, opgetreden tegen de lichtzinnigheid bij het scheiden . Op beide plaatsen lletzelfde : een wetsbepaling wordt voor niet goed verklaard, doch de eerbied voor den wetgever blijft bestaan immers de schuld lag niet aan hem, doch aan de vxAsIpoxapa m zijner tijdgenooten . Van Mt . V hebben wij reeds eenige uitspraken over wetsbepalingen behandeld ; nog letten wij thans op : Mt . V 1) Zie a . w. bladz . 35, 36.
89 21, 22, waar voor het : Gij zult niet dooden ! zelfs het Gij zult niet toornen! gesteld wordt ; op vs . 27-30 waar het : Gij zult niet echtbreken! wordt uitgebreid tot het : Gij zult geen vrouw aanzien om haar to begeeren ; op vs . 38-42 waar het : oog om oog, tand om tand, veranderd wordt in : wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de linker toe ; op vs . 43 - 47 waar in plaats van : Heb uw naaste lief en haat uw vijand, gepredikt wordt : Hebt uw haters lief 1 ) en bidt voor die u vervolgen . Hier wordt nu niet maar eenig bevel van vapor of rc.puaoo-, ; krachteloos gemaakt, hier wordt niet opgetreden tegen schriftgeleerden (van wie wel soms gezegd wordt 2) ,,doet en bewaart wat zij u zeggen," doch elders 3) weder: ,,indien uw gerechtigheid niet meer is dan die der schriftgeleerden en Farizeen, zult gij niet ingaan in het koninkrijk der hemelen," terwijl ook Mt . XXIII : 3b aanraadt niet naar hunne werken to handelen), maar toch is wat wet en overlevering gaven hier niet genoeg . In afzonderlijke geboden wordt telkens weder aangetoond in hoever de gerechtigheid der jongeren beter moet zijn dan die der Farizeen en schriftgeleerden . 4 ) Schoon en duidelijk heeft Baur 5) dit beschreven 1) Vergelijk Spreuken XXV : 21 . 2) Mt. XXIII : 3a . 3) Mt . V : 20 . ') Zoo ook terecht de Bijbel voor Jongelieden door Oort en Hooykaas dl . V b1dz . 272, 373. 5) a . w. bladz. 48 .
90 ,,Durchaus ist es sowohl in diesem Theil der Bergrede als auch in dem weitern Inhalt derselben die Reinheit and Lauterkeit der Gesinnung, oder die nicht blos in der aussern That sondern im Innern der Gesinnung bestehende Sittlichkeit and der jede willkurliche Ausnahme and Beschrankung, jeden falschen heuchlerischen Schein, jede Halbheit and Geth-liltheit ausschliessende sittliche Ernst der Gesetzesbefolgung, worauf Jesus mit allem Nachdruck dringt, was er zum Princip der Gerechtigkeit oder des dem Reich Gottes adaquaten Verhaltens macht . Da wir nun alles diess als Antithese gegen die mosaisch-pharisaische Religiositat and Sittlichkeit zu nehmen haben, so scheint der oberste Grundsatz der Lehre Jesu in ihrem Unterschied vom Mosaismus nur so bestimmt werden zu konnen, dass allein die Sittlichkeit der Gesinnung es ist, was dem Menschen semen absoluten sittlichen Werth vor Gott gibt . Der Mosaismus and die Lehre Jesu verhalten sich daher zu einander, wie Aeusseres and Inneres, wie Werkthatigkeit and Gesinnung, oder wie particulare, sich selbst eine Schranke setzende Sittlichkeit, and allgemeine, auf der Unbedingtheit des sittlichen Bewusstseins beruhende ." Waarlijk, Keim had recht om het uit to spreken 1) ,,Diese Moral steht hoch fiber den schonsten Leistungen des dock immer wieder vor Gott knechtenden und vor Gott and Menschen marktenden Judenthums ." 1)
In zijn kortere bewerking van de Geschichte Jesu . 3te Bearbeitung
2 te Aufl, b1dz . 165.
91 Voor wij thans er toe overgaan onze conclusie to vormen, staan wij nog stil bij eenige plaatsen, waar in het algemeen de verhouding tot de wet of geboden het punt in kwestie is, namelijk het verhaal van den wetgeleerde bij Jezus Me . XII : 28-34 1 ) waarbij vergeleken worde Mt. VII : 12 . 2) De tekst van Me . is als volgt: „En een der schriftgeleerden kwam er bij, hoorende dat zij tezamen redetwistten en ziende 3) dat hij hen goed geantwoord had, vroeg hem : 4 ) Wat is het voornaamste gebod van alien? 5 ) Jezus antwoordde : Het voornaamste is Hoor Israel! de Heer uw God is een eenig Heer en gij zult den Heer uwen God lief hebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw kracht . s) Het 1) Zie
de parallelle plaats Mt . XXII : 34-40. Lc . X : 25-28 . Meyer (in
zijn Comm .) en ook Tischendorf in zijn Syn . Ev . (ed . 4a) houden Lc. X niet voor parallel . Of bet echter verhaald wordt als bij een andere gelegenheid geschied, is ons onverschillig ; voor ons doel is bet een parallel. Tisch . heeft toch in zijn Ed . 7a. Lc . X : 27 wel in margine geplaatst naast Me . XII : 30 en Le . X : 25-27 naast Mt. XXII : 34-40 . s) Zie de parallelle plaats Lc . VI : 31 3) ldwv zooals Tisch . Syn . Ev. ed . 4a leest, is, op gezag van cod . H .
C, D,
L, itala, vulgata to verkiezen boven eiawg, zooals Tisch . ed . 7a leest op gezag van cod . A, B, E, F, e . a. 4) Mt . heeft 7rerpai;cuv, dus : met boos opzet om hem op de proefte stellen, waarschijnlijk een tendentieuse bijvoeging van dezen Evangelist, die niet kon begrijpen, - waarom een wetgeleerde met goede bedoelingen tot Jezus kwam . 5) Bij Mt. : welk gebod is groot in de wet? 6) Dent . VI : 4, 5, doch met bijvoeging van xa1
e4
SA)IS rg ; diavoiag cou .
92 tweede : 1) Gij zult uw naaste lief hebben als u zelf. 2 ) Een ander gebod grooter dan dit, is er niet ." 3 ) Bij Mt . eindigt hot bier . Me. voegt er nog bij hoe de schriftgeleerde Jezus toestemde, dat dit alles moor was dan brandof slachtoffers, waarop doze ten slotte uitroept : „Gij zijt niet verre van het koninkrijk Gods ." De parallelle plaats bij Lc . vermeldt hoe een wetgeleerde, bij Jezus komende om hem op de proof to stellen met de vraag : „ Wat zal ik doen om hot eeuwige leven to beerven ?" en daarop door Jezus gevraagd : ,Wat staat er in de wet geschrevon? hoe leest gij 2", ook antwoordde met Deut . VI : 5 en Lev . XIX : 18b, waarop Jezus hem toevoegde : „Gij hebt geed geantwoord . Doe dat en gij zult leven ." Aan welk dezer drie verhalen de prioriteit toekomt, behoeft bier niet to worden nagegaan . Dit is de kern van al doze verhalen : de liefde tot God en tot den naaste, dat zijn de grootste geboden, dat vormt den godsdienst . Mt . citeert alleen vs. 5 . Aan zijne zijde is hier m . i . de oorspronkelijkheid daar hot niet to begrijpen is, waarom bij, vs . 4 bij Me . vindende, hot zou weglaten, terwijl de invoeging bij Me. is to verklaren uit vs. 32 . Zoo ook de Wette. (Kurzgef. Exeg. Handb. op deze plaats), doch anders van Hasselt, a . w . bladz. 72 . 1) afTt1 9rpwTr7
iv-rdAst moet met cod .
w`t,
B, E, L . geschrapt worden aan
hot slot van vs . 30. Eveneens met dezelfde codices in den aanvang van vs . 31
Uuota avTS ,
waarschijnlijk invoeging naar Mattheus .
2) Lev. XIX : 18b . a) Dit laatste ontbreekt bij Mt ., die ten slotte nog heeft : Aan deze twee geboden hangt de wet en de profeten .
93 Waarlijk, van hem die erkende dat dit hooger stond dan alle ceremonieele plechtigheden, van zoo iemand gold het dat hij niet verre was van het koninkrij k Gods, maar toch nog op zekeren afstand daarvan, immers niets bewees dat hij dit ook waarlijk al betrachtte, 1 ) dat het iets meer was dan een loutere overtuiging. Alle andere bepalingen der wet, waaraan de Joden in Jezus' dagen toch waarlijk nog al hechtten, zij waren als nets tegenover deze twee, zij stonden daarbij verre ten achter . En stemt het nu met deze uitspraken niet volkomen overeen als wij Mt. VII : 12 2 ) lezen : „Alles dan wat gij wilt, dat de menschen u doen, doe gij hun ook zoo want dit is de wet en de profeten," m . a . w . de gansche Oud-Testamentische godsdienst . 3 ) ,,Die Religion Jesu mag es ertragen dass man Gott neben dem Gebet nach bisheriger Sitte ein Opfer oder ein Fasten weihe, aber dieser Gottesdienst ist ganzlich werthlos ohne dem Nachstendienst ."4)„In diesem Satz beruhrt sichJesus mit Philon and Hillel s) and mit dem A . T . iiberhaupt, dessen ')
Zie Dr. L . H . Slotemaker in de Bijbelvriend 1861, b1dz . 141 .
z) Vergelijk Lc . VI : 31 waar hetzelfde staat, doch zonder deze laatste bijvoeging. 3) Zie beneden bldz . 96 . 4) Keim a. w . bldz . 93. 5) Zie Oort en Hooykaas, Bijbel voor Jongelieden . V . 262, en VIII . 465, en ook Kuenen, Volksgodsd . en Wereldgodsdienst. bldz. 177, waar de daarop betrekking hebbende plaats nit den Talmoed wordt geciteerd .
94 humaner Geist, ihn selbst erzogen hat ; aber er geht weft dartiber hinaus, ein Schopfer and nicht blos ein Zogling dieses humanen Geistes" 1) . Kan en mag dan met het oog op zulke plaatsen nog worden volgehouden dat dit eerste Christendom slechts een Gesetzesreligion was? 2) Bestaat dan waarlijk de gerechtigheid nog in het gehoorzamen aan de wet in haar geheel, indien alle bepalingen tot deze twee worden teruggebracht? Is dan de joodsche ,Gesetzesgerechtigkeit" de eenige voorwaarde voor de ,I,ebenserlangung"? Waarlijk, von Hartmann's meening wordt thans niet door ons beaamd, doch wij vereenigen ons metRitschl : 3 ) ,,Sobald Jesus die Normirung der Gesinnung als Princip aufstellte, musste nicht nur der Gegensatz gegen das fur die Gesinnung thatsachlich gleichgtlltige Ceremonialgesetz, sondern auch gegen das Sittengesetz, welches blosz die That normirt, mit Bewusstsein auftreten ." Slaan wij thans nog ten slotte het oog op Mt . V : 17-20 ,,Meent niet dat ik gekomen ben om de wet of de profeten to ontbinden ; ik ben niet gekomen om to ontbinden maar om to verwezenlijken . Want voorwaar ik zeg u, totdat de hemel en de aarde zijn voorbij gegaan, zal er van de wet niet een jota of een tittel 4) voorbijgaan, totdat alles 1) Keim, a . w . II . bldz. 94 . 2) v . Hartmann zelf citeert (bldz . 516) Mt . VII : 12 . 3) )) Die Entstehung der alt-katholischen Kirche ." Bonn 1850 . bldz . 42. 4 ) Hierrnede wordt bedoeld : het geringste zelfs der wet . Veth, (Bijb . Woord. in voce Jota) meent dat de Jota, dus eigenlijk de Hebreeuwsche Jod, hier
95 gebeurd is . Wie dan een van de minste dezer geboden 1) ontbindt en de menschen zoo leert, zal zeer klein ~) genoemd worden in het koninkrijk der Hemelen ; doch die ze doet en leert, die zal grout genaamd worden in het koninkrijk der hemelen ." Met vs . 19 correspondeert Le . XVI 17 : „het is gemakkelijker dat de hemel of de aarde voorbijgaan dan dat een tittel van de wet valt," en Mt . XXIV : 34, 35 : , Voorwaar ik zeg u, dit geslacht zal Diet voorbijgaan totdat alles is geschied . De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan." wordt aangehaald al., do kleinste letter van het alfabet . Zou het niet juister zijn dat de Jod genoemd wordt, omdat die als mater lectinnis van zoo weinig heteekenis is? Staat het dan ook niet meet gelijk met xepxtx? Dat de Jod de kleinste letter is, doet weinig ter take ; want of een
letterteeken
groot
of klein is, brengt niet bij tot de onmisbaarheid van de letter. Onder xepxfx verstaat Veth de haaltjes aan de letters zelve ; hij zou liever in plaats van tittel letterstreep willen lezen ; doch Leyrer in Herzog, R . E . XIV bldz . 11 in voce : Schriftzeichen and Schreibkunst acht hiermede bedoeld de apices bpven
Meyer (Comm. N . T ., 6e ed . dl . I afd . 4, bldz,. 950)
acht er mede bedoeld aein kleiner Schriftzug, namentlich auch an einzelnen Buchstaben, wodurch z . B . Z and :D, -1 and 7, ii and i 1 sich unterscheiden . Dr . J . J . Prins in het bier heneden aangehaald opstel in de Godgel . Bijdragen 1856 noemt ze nota discretiva . 1 ) Zie de opmerking van Dr . J. J . Prins, Godgel . Bijdr . 4856 bldz. 936 nt . 1 . 2) F) Xwrog
zonder lidwoord is nooit : de kleinste, dock zeer klein. Zoo
tereclit Dr. J . J . Prins t . a . p . en Dyserinck, Aang . opstel bldz . 67 . Vreemd dat noch Vissering, noch de Syn . Vert ., noch, zooals bet schijnt, Meyer dit opmerkten .
96 Doze drie verzen hebben don interpreten van Mt . V reeds heel wat work gegeven, omdat zij niet alleen zeer slecht met elkander samenhangen, doch ook niet geheel passen bij de houding, elders in de Evangelien tegenover de wet ingenomen . Trachten wij ze to verklaren Met 6 v61.eoq xaf of 2rpopy-rou 1) wordt bedoeld de Oud-Testamentische godsdienst . 2) Indien wij bedenken hoe de boeken van hot 0 . V . niet anders genoemd worden dan =1 :3)n» nINI:31 P1fln en dat de laatste afdeeling toen waarschijnlijk nog fniet was afgesloten 3), dan is het niet vreemd dat deze eerste twee namen gebruikt werden om het geheele 0 . T. aan to duiden . Aan de voorspellingen en typen van het 0 . T . wordt echter niet gedacht, doch 't is meer bepaald de wettelijke zedelijke inhoud van het 0 . T . waarop de aandacht gevestigd wordt . Ofschoon het aldaar niet met ronde woorden +)
Dat hier lg staat in plaats van xaf geeft Been verschil in beteekenis . Zoo
terecht van Hasselt (bldz . 85), waar hij beweert dat i hier staat oin de ontkenning . Meyer (Comm . N . T. 6e ed. dl . I, afd . 1, bldz . 147) zegt daarentegen : si steht niemals fur
xaf,
sondern ist in alien Stellen diftinktiv.»
Hij beroept zich daar op Winer die in 57
an zijn Grammatik des N . T.
Sprachidioms hiero er handelt, doch daarbij
oegt : aber es giebt Falle, in
elchen beide Partikeln gleich richtig stehen kdnnen. Een eind hij echter dat men li fur hat,
erder zegt
af in Mt . V : 17 offenbar nur darum genommen
eil man die Bedenkung nicht rein zu postuliren scheinen
2 ) Zie ook bo en bldz . 93 en ook Bijbel
oor Jongelieden
ollte! an Oort en
Hoo kaas, dl. V, biz. 263 . 3) Zip Kuenen Hk . 0 . III . 435-437 en Wellhausen in de 3e Aufl. Bleek's Einleitung in das A . T.
270 . b1z . 550 .
an
97 gezegd ordt, komt het mij toch oor dat Dr . P . Hofstede de Groot deze meening Diet is toegedaan, doch denkt aan het geheele 0 . T . anneer hij zegt : 1 ) Hij, Hij zal er ullen, olmaken, den knop, die in het 0 . V . gege en is, niet erstoren maar in bloesem en rucht doen o ergaan en alzoo doen erd ijnen, daar het 0 . V . niet bestemd is om to blij en, maar alleen een tijdelijk middel is om een eeu ig E angelie mogelijk to maken." Van Hasselt 2 ) stemt toe dat deze uitdrukking in de er ante, aldaar door hem opgenoemde plaatsen, den inhoud an het 0 . V. beteekent, en il het erband doen beslissen, elke bepaalde beteekenis zij op iedere plaats moet hebben . Hij er erpt daar m . i. ook terecht de meening an sommigen dat hier alleen aan het profetisch karakter an het 0. T . ordt gedacht, een meening trou ens, die door het tekst erband geheel ordt eersproken ; en in s. 18 en 19, en in de olgende pericoop is alleen sprake an de et, be ijs genoeg, naar ik meen, dat ook hier die ettelijke inhoud an het 0 . T . ordt bedoeld, en el in het bizonder de zedelijke zijde daar an, ant daarop toch hebben de profeten ooral nadruk gelegd. 3) Denk aan een 1) De Tijdspiegel, 1882 . aft . VII. 2) A.
. hldz . 83.
3 ) Zie
an Hasselt's
betoog op
bladz . 86 . In de Godgeleerde Bijdragen
an 1864 komt op bladz . 454-161 een critiek tie,
aar m . i . duidelijker dan bij hem
de ritueele . dan
el de moreele inhoud
oor an
an Hasselt's disserta-
ordt aangetoond dat bier minder an de Mosalsche
et
ordt bc-
7
98 Micha VI : 8, Hozea VI : 6, Jesaja I : 11-17 enz ., getuigen to o er dat zij een open oog hadden oor het erderfelijke an zoodanige uiterlijke gerechtigheid en tot de be ustheid aren ont aakt an den godsdienst als innerlijke gerechtigheid ." 1) Naar aarheid ordt dit ook uitgedrukt door Blaau in zijn bo en aangehaalde dissertatie : 2 ) juist nit deze erzen blijkt dat Jezus het innigste ezen an de et beoogde, de et naar hare rein geestelijke, zui er zedelijk-godsdienstige bedoeling, aarop zoo dik ijls door de profeten as ge ezen ." Die zedelijke inhoud nu an het 0 . T. zou olgens s. 17 niet orden ontbonden, maar Jezus as gekomen om die to -rAnpou" . 3) Daar de beteekenis an hsfpo " eigenlijk is ullen, ligt het doeld . Dr . Ro ers (E angeliespiegel 1865)
il bier ook aan bet ritueele ge-
dacht hebben. 1 ) Zie D serinckk aang . opstel . bladz . 5. s) Jezus Christus in de Bergrede, bladz . 19. 3) D serinck kan zich met deze splitsing niet
ereenigen ; naar zijn oordeel
is bier zoo el bet moreele als het ceremonieele bedoeld. In zoo er als hij daarmede
il uitdrukken dat ook de ceremonieele en ritueele inhoud
bet Mozaisme door Jezus is onder de dienst der resultaat
er ulling
er uld heeft hij m . i .
erstaat bet 7raper9e7
an
el gelijk, daar hij toch
an hat Mozaisme zelf als gods-
et . Dat dit ook mijne meening is, blijkt nit het
oorloopig
an ons onderzoek . In dit tekst erband is echter alleen de moreele
inhoud bedoeld . Plaatst men echter met D serinck Mt . V : 17-19 geheel op zich zelf aan den ingang meening toejuichen .
an Jezus'
erkzaamheid, dan kan men zijne
99 oor de hand dat de afgeleide beteekenissen niet einig zijn . Van Hasselt 1) noemt daar eenige oorbeelden an . Dat hier niet sprake kan zijn an een geheele be estiging an alle etsbepalingen is (ondanks s. 18) duidelijk, daar ij in ons onderzoek reeds meermalen het tegendeel hier an zagen . Hot best meen ik het to kunnen eerge en, zooals ik ook reeds in mij n ertaling deed, door : er ezenlijken, tot zijn olle recllt doen komen . Zoo oordeelt ook an Hasselt, op het oetspoor an Ritschl, uit iens 2te Auflage an : Die Entstehung der Alt-katholischen Kirche 2) hij de olgende definitie aanhaalt : ,et as so eit fortbilden, dasz es der in ihm liegenden Bestimmung ganz entspricht ." In de Godgeleerde Bijdragen (1856) 3) in een erhandeling an Dr . J. J . Prins 4) o er Mt . V naar aanleiding an een beoordeeling an: De bergrede des Heeren, door Dr . L . Proes, ordt o A%jpo " ook erklaard als olbrengen, perficere, e plere, ita ut legi e omni parte satisfiat, en Dr . Prins schrijft daarbij nog dat het ,blijkbaar de ethische inhoud der et, an haar tijdelijken orm ontdaan, en door de profeten later op den oorgrond geplaatst, is, lien Jezus op het oog heeft." Aldus erklaard past dan s. 17 olkomen in at tot nu toe het resultaat is onzer beschouing : Ik ben niet gekomen om at de et leerde en 1) 2)
A.
. b1dz . 87.
Bldz . 38.
3) DI. XXX . blz . 913-946 .
4)
Reeds een paar malen geciteerd ; zie bo en bldz. 82, 95.
7.
100 de profeten daaromtrent getuigden of to breken, doch om dit ten oile tot zijn recht to doen komen . 1) Is dit de zin an s. 17, dan blijkt echter dat s. 18 daarmede niet harmonieert . Bij s. 17a zou bet zich geed aansluiten, dock met bet 9rAfpo in dozen zin strookt hot niet . Zelfs niet bet onbeduidendste der et 2 ) zal oorbijgaan, totdat hemel en aarde zullen zijn oorbijgegaan, totdat alles is geschied ! 3 ) Met then eersten termijn kan bedoeld orden : nooit, in alle eeu igheid niet, of ook : een heengaan an hemel en aarde in de toekomst, bet Bind an de tegen oordige
1) Van
Hasselt teekent b1z . 92, 93 duidelijk aan,
at dan die ari4p rrg
inhield, Terecht zegt ook Dr .Hoo kaas in de Bijbel
oor Jonge]. dl . V biz . 276 :
is dit
an Jezus nau keurig
oord
ellicht onecht, het geeft de houding
2) Blaau
(a .
. bldz. 21)
il hier niet onder
al
eer."
erstaan de minst beteeke-
nende plechtigheden, de geringste ritueele zaken, doch hij zegt : ))De Schriftgeleerden hielden noch toorn, noch begeerlijkheid in het hart, noch lichtzinnige eedz eering, noch haat jegens den Dat
ijand
oor o ertreding der
et .
aren die tittels en jota's. Maar Jezus be eerde dat ook de eerste be-
ginselen der zonden olstrekt afge
ezen to
oor God zonden
aren ." Deze
orden . Het komt tnij
V : 18 zijn meening in de plaats stelt oor
at
erklaring
erdient m . i .
oor dat Dr. Blaau erkelijk hier ge onden
in Mt . ordt .
Hij beroept zich hier op G . W. Stemler in Waarheid in Liefde 1869, bladz . 204-206,
aar echter deze
oorden niet to
inden zijn .
3) Zie hiero er ook Dr . J. H. Scholten in zijn Historisch-critische bijdragen (zie beneden blz .449) bladz. 74 die ook zegt dat den samenhang passen en polator hier den
s . 48 en 49 niet in
an oordeel is dat de joodsch-christelijke inter-
et erzaker met het gezag
an Jezus zel en bestreed .
101 inrichting. Pleit de bo en aangehaalde plaats Lc . XVI 17 oor het eerste, Mt . XXIV : 34, 35 des to sterker oor het t eede 1), elke meening ik dan ook tot de mijne maak . O er den olgenden terminus ad quem merk ik op an Hasselt en D serinck atten art& T op, alsof het terugsloeg op ,geen jota of tittel" en E 4T 1 als 9rnsjP Aa T i siT 1, zoodat het beteekent : totdat alle etsbepalingen er uld zijn ." Daartoe meen ik hun echter het recht to moeten ontzoggen ; bier staat mcc T e enals ge oonlijk in den zin an Ta mi T , dus : totdat alles zal zijn gebeurd. Deze tertnijn is dus dezelfde als die eerste . Op deze ijze is de zin duidelijk, doch te ens gebleken, dat het ers niet strookt met s. 17, noch met at ij an het eerste Christendom eten . Dr. Prins (in het bo en aangehaald opstel in de Godgel. Bijdr . 1856 bladz . 934, 935) handhaaft een nau erband tusschen s. 17 en 18 en erdedigt dat o . a. door in s. 18 ook 6p g to erklaren door : de et, naar haren ethischen inhoud opge at. Het zij met bescheidenheid echter hier ge raagd of ij daartoe recht hebben? Wel in s. 17, omdat daar stond o 6pcog en of grpo4pgT 1, doch daarom nog niet in s. 18 aar alleen staat dt,.o s . Het komt mij althans oor, dat hier in s. 18 a(.lo s niet in then specialen zin is bedoeld . 1) Zie de andere meening
erdedigd door
an Hasselt bldz. 95, omdat,
olgens sommige door hem geciteerde plaatsen, de o ertuiging leefde dat hemel en aarde nooit zullen
oorbijgaan .
102 D serinck 1 ) doet ook ele pogingen om dit toch to erklaren, doch m . i. blijft ons niet anders o et dan toe to stemmen dat s. 18 noch past bij s. 17, noch bij at ons o erigens omtrent Jezus ordt gemeld, noch, zooals blijken zal, bij s. 19 . 2 ) Hier tech ordt eder iets geleerd, dat s . 17 olkomen ederspreekt, en zich ook bij s. 18 niet aansluit . Bij dit laatste niet, omdat hij, die een der geboden erbreekt, hier toch toegang erkrijgt tot het Godsrijk ; bij s. 17 niet, omdat het niet past bij at ons o erigens omtrent de erhouding tot de et gebleken is ( aarbij toch s. 17 zich goed aansluit), dat een etso ertreder slechts een zeer kleine plaats in het Godsrijk ordt toegezegd, ter ijl hij, die de kleinste geboden op olgt, groot genaamd zal orden . Ook dit ers meen ik daarom oor later toe oegsel to mogen erklaren, of al-
1 ) Wat hij b1dz . 66 en
olgende be
niet doorstaan . Opper lakkig beschou be
eren, maar de
ijze,
eert, kan m . i . den toets der kritiek d is er misschien
aarop hij tracht
eel
aar
an zijn
s . 18 in 't gelijk to brengen,
is toch niet goed to keuren . 2 ) Ook tracht Dr. F . P . J. Sibmacher Zijnen (Nieu 197)
meenen to kunnen rijmen, doch men echter, joist tot die een
en Oud 1862 bladz .
s . 18 in hescherming to nemen tegen hen die het niet met
s. 17
erklaart het dan in geestelijken zin . Mag
aar Jezus gezegd
ordt zich eens precies nit to laten,
erklaring zijn toe lucht nemen? M. i . niet,
ooral niet indien dan
erklaring in geestelijken zin onge eer het tegeno ergestelde ople ert
an die in letterlijken zin . Op die juist zijn .
ijze
erklaard zou elke uitspraak
103 thans oor strijdig met den geest an Jezus' prediking. 1) Worden nu s. 18 en 19 door ons beschou d als niet behoorende in dit erband, dan sluit s. 20 (ook al angt het at reemd aan met ap) zich aan bij s. 17. Hierin moet hun gerechtigheid o er loediger zijn dan die der Farizeen en schriftgeleerden, dat die r jpa . s der et bij hen geschied as. Be atten dus s. 18 en 19 de joodsch-christelijke op atting an de erhouding tusschen Mozaisme en Christendom, s. 17 en 20 komen dichter bij de meening an Jezus . ,Da nun Jesus ebenso enig das Ritualgesetz bestatigt als auf der enn er es nicht bestatigen ollte, sich andern Seite, fiber die fortdauernde Geltung des Gesetzes auf solche Weise ausgesprochen haben kann, so bleibt nur die Annahme iibrig, dass der ihm beigelegte Ausspruch erst in der Relation des E angelisten eine judaistische Fassung erhalten hat, in elcher er nicht aus dem Munde Jesu gekommen ist . Es hangt das mit dem judaistischen Charakter des Matthaus-e angeliums zusammen . Wie dieses E angelium Jesum gleich anfangs mit einem formlichen Programm seiner offentlichen Thatigheit auftreten lasst, so konnte man es sich nach judaistischer Anschauung, auch nicht anders denken, als dass er on orn herein auch die fortdauernde absolute Geltung des mosaischen Gesetzes aus')
Zoo ook
an Hasselt. D serinck tracht ook
dit niet dan door ,ro,EZ elk recht?
op to
atten in den zin
s. 19 to redden, doch kan an rAsipoV (bldz. 68) ; met
104 drucklich zugesichert babe ." 1) Vs . 17 en 20 leeren ons de erhouding an het oudste Christendom tot de et, en at deze erzen ooropstellen ordt in s. 21-48 beezen . Baur 2 ) is echter geneigd deze geheele uitspraak als onecht to brandmerken, aar hij zegt : ,Hatte Jesus irklich die Absicht gehabt, sich fiber sein Verhaltniss zum alten Testament so principiell auszusprechen ie er bei Matthaus thut, so hatte er unmoglich ein fur die Zukunft so ichtiges Gebot, ie das der Beschneidung so ollig unberiicksichtigt lassen konnen . Da daruber nichts sich findet, so kann man daraus nur den Schluss ziehen, dass er uberhaupt keine allgemeine Erklarung dieser Art gegeben hat . Um daher zu bestimmen, in elches Verhaltniss Jesus sich and seine Lehre zum alten Testament gesetzt babe, kann man sich nur an die in der e angelischen Geschichte darauf sich beziehenden Ausspriiche Jesu halten ." Willen ij nu onze conclusie hieromtrent opmaken, ij kunnen dat niet beter doen dan met do olgende oorden an Baur aan to halen : 3) Man kann nicht sagen, filer Fortsehritt bestehe blos in der Er eiterung des Gesetzes auf die Normirung der Gesinnung, die Natur der Sache bringt es on selbst mit sich , dass die quantitati e Er eiterung ein qualitati er Gegensatz ird, ')
Baur, a.
. bldz. 55 .
2) T. a. p. 3) A .
. bldz . 51, 52 .
105 es ird dem Aeussern das Innere, der That die Gesinnung, dem Buchstaben der Geist entgegengesetzt . Dies ist das esentliche Princip des Christenthums, and in diesem Dringen auf die Gesinnung als das Eine, orin der absolute sittliche Werth des Menschen besteht, ist es ein esentlich neues. Dass der Gegensatz nicht ausdriicklich ausgesprochen ist, dass die Forderung, in elche die Vollendung des Gesetzes gesetzt ird, immer nur an einzelnen Geboten gemacht ird, kann uns nicht hindern, auf die allgemeine sittliche Anschauungs eise, die dabei zu Grunde liegt, zuriickzugehen , and die in erschiedenen Formen sich iederholende Forderung in ihrem Princip aufzufassen ." Dit is ons gebleken dat er critiek erd toegepast op de et. Van daar dat zij niet langer de eenige autoriteit as, die erkend erd, doch dat door de eerste Christenen een zeer rije erhouding tegeno er haar erd in acht genomen . Jesus 1) hatte die Einsicht dass der Mosaische Gottesdienst dem ahren Wesen der Religion nicht entspreche, and die Absicht durch behutsame Verbreitung dieser Einsicht eine Umgestaltung des judischen Religionsesens herbei zu fi hren ." Met recht mocht Dr . Hoo kaas 2) dan ook zeggen : dat het laten opgaan an den godsdienst in hot uiterlijke, het te reden zijn met de op olging der oorschriften an Wet en o erle ering, zonder naar 1) Strausz, Das Leben Jesu fur das Deutsche Volk bearbeitet . 2te Aufl . bldz. 217 . 2) Bijbel
oor jongelieden . di. V . bldz . 267 .
106 het hart to ragen, de natuurlijke rucht as der ettelijke richting, flat Jezus, met andere oorden, hier niet eene ontaarding, maar het ezen zelf an de roomheid zijner dagen aantastte, niet aan een ziekelijk uit as maar aan den ortel den bijl legde . Waar dus on Hartmann en anderen optreden met de be ering dat het oudste Christendom niets is dan een secte an het Jodendom, houden ij tegeno er hen ast als onze o ertuiging : Hot oudste Christendom plaatste zich in eene rije erhouding tegeno er de et ; het nam die aan, ja, doch slechts de hoofdidee : heb lief. Hot had oor zich in die et een schifting noodig.
HOOFDSTUK IV . J1 ET UNIVERSALISTISCH KARAKTER VAN HET OUDSTE PHRISTENDOM .
Had het onderzoek in hoofdst . III aan de orde gesteld een ander resultaat opgele erd, dan zou het o erbodig zijn nog afzonderlijk na to gaan of het eerste Christendom particularistisch of uni ersalistisch gekleurd as . Immers, bleef de joodsche et gelden ook oor hen, dan as er an geen uni ersalisme sprake, dan erd dus an alien de intrede in het Jodendom geeischt . Doch nu ons is gebleken dat die et geen bindende kracht behield, nu is het nog de raag of slechts Joden of ook Heidenen tot het Christendom mochten toetreden . Von Hartmann beeert, ij zagen het in hoofdst . I, het eerste. Tegen zijn ge oonte om slechts to spreken an bet Joodsch-Christendom, keert hij hier terug tot Jezus, an ien hij zegt dat deze zelf zijn tending beperkt achtte tot de kinderen Israels. En aarlijk, oor een dergelijke meening schijnen be-
108 ijsplaatsen to kunnen orden aange oerd . Mt . V : 47 ( ergeleken met s. 46), stelt de heidenen op een lijn met de tollenaars, door de raag : Indien gij alleen u broeders groet, at doet gij oor bizonders? Deen ook niet de heidenen hetzelfde ?" Mt . VI : 7 aarschu t tegen de par-oio ,a bij het bidden &5a Fp of eo i ol, s. 31 en 32 an hetzelfde hoofdstuk ermanen om niet steeds bezorgd to zijn oor eten drinker_ of kleeding, ant dat alles zoeken de heidenen ." Onge eer hetzelfde inden ij Mt. XVIII : 17, aar regels orden gege en hoe to handelen tegen den brooder, door ien men erongelijkt is . Wil hij zich niet erzoenen, zelfs niet tegeno er de gemeente, ,dan zij hij u als de heiden en de tollenaar ." 1 ) De parallelle plaats an Mt . VI : 31, 32 (Le . XII : 29, 30) be at hetzelfde, ter ijl de parallel an Mt . V : 46, 47 (Le . VI : 32 lgd .) niet de E9 c ot ermeldt, doch spreekt an de cit.4apz-c oi . Van een al of niet zich enden tot de heidenen, daaran spreekt geen dezer plaatsen, maar er straalt hier toch een of keer door an die olken, elke niet an gelijke aarde geacht orden als do Joden . Gratz 2) gaat eel to er, door zich aldus nit to laten : ,Er (Jesus) stand so ganz iln Judenthum dasz er sogar die Beschrankt1) Dat trou
ens
Christendom, be seerde s 2) A.
dit
ers
niet past in den toestand
ijst m. i . reeds die toespeling op een
T oTIX . . III, bladz . 311 .
an het allereerste olkomen georgani-
109 heit der damaligen Zeit theilte, die Heiden elt grundlich zu erachten. Er ollte mit den Heiden nichts zu thun haben." Als be ijs daar oor citeert hij Mt. VII : 16 1) ,,Geef het heilige niet den honden ." Of hier echter met die u es de heidenen bedoeld orden, is to bet ijfelen . We] orden dozen steeds ,;honden" genoemd, doch daarom behoeft niet altijd omgekeerd met dozen naam op de heidenen ge ezen to orden ; m . i. zijn het bier in hot algemeen de on aardigen . Men zou erkeerd doen met op grond hier an het particularistisch karakter an het oudste Christendom to erdedigen, doze plaatsen sluiten zich een oudig aan bij hot spraakgebruik en om duidelijk to zijn is dat ook een ereischte ; o er de erhouding tot de heidenen ge en zij geen licht. Immers bij Paulus zel en, den grooten heidenapostel, inden ij (ik beperk mij tot de hoofdbrie en) gelijkluidende uitspraken . Daartoe is to rekenen Gal . II : 15 aar Paulus zegt : ,Wij zijn an geboorte Joden en geen zondaars uit de heidenen" ; en niet minder I Kor. VI, aar de Korinthiers ge aarschu d orden Loch niet hun geschillen to brengen oor den heidenschen rechter en aar reeds dadelijk in s. 1 die heidenen at gai o, genoemd orcien . E eneens I Kor . X : 20 en II Kor . XI : 26 ; reeds be ijs genoeg dat dit een ge one manier as om zich uit to drukken, en dus niets getuigt tegen de mooning dat het oudste Christendom ook de heidenen onder zich opnam . 1)
Grdtz bedoelt
s. 6.
110 Meer echter zegt het argument, dat onzen tegenstanders aan de hand ordt gedaan door Mt. X : 5, 6 aalf zond Jezus uit met de boodschap, zeg,,Deze t gende : Gaat niet op den eg der heidenen en niet in de stad der Samaritanen, maar trekt lie er tot de erloren schapen an het huis Israel," en s. 23 : ,,Voor aar, ik zeg u, gij zult niet geeindigd hebben met de steden an Israel totdat de Zoon des menschen zal komen ." Aan deze plaats, aar an geen parallellen oorkomen 1 ), mag echter niet eel aarde orden toegekend. De gissing dat ij hier in het joodsch-christelijk Mattheus-E angelie een tendentieuse-interpolatie hebben, komt mij hoogst aarschijnlijk oor ; doch zelfs al ilde men de echtheid hier an handha en, dan nog zouden andere, hier to behandelen, plaatsen oldoende zijn om de aarheid an deze be ering to loochenen . Op Mt . XXVIII : 19 mag ik mij niet beroepen . Dit ers luidt : ,,Gaat heen, onder ijst alle olkeren, hen doopende in den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes," doch blijkens de hier ermelde installing an den doop is dit later toe oegsel en mag dus niet als argument dienen oor den geest an het eerste Christendom . 2) Hetzelfde 1) Lc . IX : 2 toch
ermeldt dit niet .
2) Dr. J . H . Scholten in zijn Hist . Crit . hijdragen (bldz . 77) noemt dit een pretensie
an den joodsch-christelijken uni ersalist, tegeno er de be ering
der Paulinisten, als heidenen to houden.
are bun meester bij uitsluiting
oor den apostel der
111 is 't ge al met Mc . XVI : 15 ,Predikt het E angelie aan alle schepselen," elk ers behoort tot het, door Tisch . ed. 7a terecht 1) als onecht er orpen, slot an het MarcusE angelie . Sterker is dan ook het be ij s dat Mt . VIII : 5-13 2) le ert . Het is 't erhaal an den heidenschen krijgso erste uit Kapernaum, die tot Jezus k am om genezing to erkrijgen oor zijn knecht . 3) Hij gaf daarbij blijken an zoo ast ertrou en dat Jezus uitriep ( s. 10) : Voor aar ik zeg u, zelfs in Israel heb ik zulk een geloof niet geonden," en oor hij nu den knecht genas, oegde hij er bij : Ik zeg u dat elen an het Oosten en Westen zullen komen en nederliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het koninkrijk der hemelen." Dubbel is dit be ijs : eerst toch ordt een heidensche dienaar genezen en daarbij nog zeer ondubbelzinnig uitgesproken dat heidenen deel zullen uitmaken an het koninkrijk Gods. Toch geeft die uitroep in s. 10 eder de oorkeur oor Israel to kennen . Ook Immer 4) noemt die ,Aeusserung bei Anlass des Hauptmanns zu Kapharnaum entschieden uni ersalistisch," ter ij1 hij te ens 1)
Zie zijn zeer uit oerige noot aldaar,
aarbij nog cod . K to
2) Zie de parallelle plaats Lc . VII : 1-10 en 3) Lc.
erandert 't
oegen is.
s. 11 Lc. XIII : 29 .
erhaal door de bij oeging dat die o erste oudsten der
Joden tot Jezus zond, die getuigden dat hij goed hulp erdiende. 4) A. . bldz . 162 .
oor
as
oor de Joden en dus
112 er op ijst dass Jesus sich underte fiber den Glauben des heidnischen Hauptmanns, as be eist dass ihm der Glaube des Hauptmanns et as uner artetes ar and dass or ihn ielmehr in Israel zu er arten berechtigt ge esen are ." Maurice Vernes 1) erdedigt stork het particularisme an Jezus' onder ijs en zegt o er doze plaats 2) : ,Si nous sommes tres-dispose a admettre sur la foi de ce te te un pen clair, que Jesus ou re au patens le ro aume celeste, it nous est impossible de nous representer celui qui n'a ait que des juifs pour disciples et a ait trou e un accueil aussi empresse aupres d'une grandd partie de ses compatriotes - it nous est impossible de nous representer cet homme dcclarant sans aucune restriction le transfert du ro aume di in des juifs au palens ." Het kan zijn dat het Vernes onmogelijk toeschijnt zich zulk een man oor to stellen, doch aarom dit zoo zijn zou, is mij niet duidelijk en blijkt ook uit Vernes' onderzoek niet. E eneens is het met de genezing an de dochter der Kanaaneesche rou , Mt . XV : 21-28 3) : En uitgaande an daar ging Jezus naar de streken an T rus en Sidon .
1) Histoire des idees Messianignes, depuis Ale andre jusqu' Hadrien. Paris. 1874 . 2) Bldz . 206.
3) Zie de parallelle plaats Me . VII : 24-30 .
a
l'ernpeeur
113 En zie, een Kanaaneesche rou 1 ) k am an die streken en riep luide : ,Heb medelijden met mij, Heer, zoon an Da id ! Mijn dochter heeft een zeer boozen daemon ." Maar hij ant oordde haar geen oord . En zijn leerlingen k amen tot hem ragende : ,Be rijd haar, ant zij roept ons achterna." Maar hij ant oordende zeide : Ik ben niet gezonden dan tot de erloren schapen an bet huis Israel ." 2) En zij tot hem komende boog zich oor hem neder, zeggende : Heer, help mij !" Maar hij zeide ten ant oord ,,Het is niet geoorloofd het brood an de kinderen to nemen en het to erpen oor de honden ." 3 ) Zij zeide : ,Ja, Heer ant ook de honden eten an de kruimels, allende an de tafel hunner heeren ." Teen ant oordde Jezus haar : ,,Vrou , groot is u geloof. U geschiede gelijk gij ilt," en haar dochter as an dat uur genezen ." Ook bier dus eder de genezing an een lijdende nit de heiden ereld, doch niet maar terstond, eerst na eenige aarzeling . Een opzettelijke erklaring gaat ooraf : ik ben slechts gezonden tot de erloren schapen an het huis Israel . Niet dan na lang aanhouden geschiedt der rou naar haar ensch . De Joden staan dus eder oorop, maar tech ook tot de ongelukkige heidenen achtte hij het +) Me. noemt haar een Grieksche . een S ra-Phoenicische . Met of Keim (a .
. It . blz . 407) haar ,keine reine Heidin,
elk recht
ielmehr ein Freun-
din des Judenthums" noemt, is mij onbegrijpelijk . 2) Dit begin ontbreekt bij Me. 3) Me . heeft er bij : Laat eerst de kinderen
erzadigd
orden .
8
114 aard zich to enden . ,Auch enn er nicht de moeite die Absicht hatte die Heiden on seinem Plane auszuschliessen, konnte or es doch als seine eigentliche Aufgabe betrachten, die erlorenen Schaafe des Hauses Israel zum Gegenstand seiner personlichen Thatigkeit zu machen . Sie bedurften zuerst seiner Sorge and enn or ihr Vertrauen ge innen olltle musste er sich auch zuerst allein an sie enden ." 1) Niet on aarschijnlijk echter komt het mij oor, dat bier deze tegen erpingen door Jezus gemaakt, slechts ermeld orden om to doen uitkomen hoe groot het geloof as der heidensche rou . Onjuist meen ik dan ook to mogen noemen at Keim 2) zegt : ,Hier ist dock sichtlich dasz Jezus langere Zeit dem Heidenthum sich rein erschlosz. Seine Sendung geht nur zu den Juden, der Gang zum Heidenthum, ein Gedanke, der ihm on selbst gar nicht kommt, der ihm on auszen aufgedrungen erden ill, erscheint ihm, Bo ie er ihn nur tiberlegt, so ie er ihn in seiner grundsatzlichen Weise mit den Folgerungen, erstlich Heilung and dann Predigt, ubersieht, als Miszbrauch on Amt and Kraft , als Verbotenes, als Sunde, als doppelte Sunde, eil Israel im Jammer and das Heidenthum in hundischen Siinden liegt ." Thoma 3) be andelt eenigszins een middel eg aar hij zegt dat bier : ,gleichniss eise das Verhalten Jesu and 1)
Baur a .
. bldz . 120.
2) A.
. IL b1dz . 408.
3) A.
. bladz . 116 .
115 seiner Junger zur Heidenmission dargelegt ist . Er selbst ar nur gesandt zu den erlornen Schafen om Haus Israels ; als aber die Apostel (Paulus) auf die schreiende Noth des Heidenthums aufmerksam urden, da hat der Geist Jesu ihnen night ge ehrt sondern sie getrieben hinuberzukommen and zu helfen ." Doch tot zulk een erklaring behoeft niets ons to leiden ; aarom dit op rekening gesteld eerst an Paulus ? Wij hebben hier on edersprekelijk het bericht an een genezing door Jezus an een heidensch meisje, zij hot dan ook dat daarbij toch het joodsche olk bo en de heidenen ordt gesteld . Reeds deze t ee thans behandelde plaatsen oldoen om de be ering to er erpen dat het oudste Christendom particularistisch as, doch de meening dat deze zijn opgesteld met 't doel om de latere toelating der heidenen to recht aardigen zou ik niet met oldoenden grond kunnen eerleggen ; daarenbo en komen nu echter hier nog ele uitspraken der S noptici bij . Wanneer in de gelijkenis an hot bruiloftsmaal 1) ten slotte de gasten gehaald orden an straten en egen om mede aan to zitten, zou daarmede dan niet gedoeld orden op de heidenen, in tegenstelling met de Joden, die zich an het Godsrijk to eel af endden ?of anneer
1)
Aft .
XXII :
1-10
en
de parallelle plaats Lc . XIV :
46-24.
Terecht
zegt m . i . Dr . J. H . Scholten in zijn : Historisch-Critische bijdragen bldz. 77 dat in Alt. XXII
s a---7
en 11-14 niet in den samenhang passen .
8*
116 in de gelijkenis an de arbeiders in den ijngaard 1 ) op het laatst mannen orden gehuurd, die de eigenaar nog ledig indt staan, zouden daarmede dan ook niet de ,,j in het oog zijn genomen ? of anneer in Lc. IV 24-28 eenige oorbeelden uit het 0 . T . orden aangehaald an mannen, die onderteekenen ga en buiten hun oonplaats, zou het dan toe al zijn dat daar steeds sprake is an ontmoetingen met heidenen ? of anneer Mt. XII 18-21 een aanhaling ordt ge onden uit Jesaja 2 ), staat daar dan niet in, zonder dat het ordt tegengesproken, dat hij To7 e sT het recht zal erkondigen en dat T2t O 1 op zijn naam zullen hopen . Hierbij komen dan nog enkele plaatsen aar zeer uitdrukkelijk ordt medegedeeld dat - p TORElLB 7-or, 9eou den heinenen ordt geschonken ; zoo Mt. XXI : 43: ,Daarom zeg ik u dat het koninkrijk Gods an u zal orden eggenomen en gege en aan een olk, dat zijn ruchten oortbrengt" en e eneens Mt. XXIV : 14 : ,Dit E angelie des koninkrijks zal gepredikt orden in de geheele ereld tot een getuigenis oor alle olken" . Het is ook met het oog op dergelijke plaatsen dat Renan (Vie de Jesus, 5me ed. bldz . 228) zegt : ,Dans la plupart des cas ou Jesus rencontre des patens it montre pour eu une grande indulgence ; parfois it affecte do conce oir sur eu plus d'espoir 1) Mt. XX : 4-16. 2) Cap . XLII : 1-4 .
117 quo sur les Juifs . Le ro aume de Dieu lour sera transfers ." Ook omtrent de erhouding tot de Samaritanen die door de Joden gelijk geacht erden aan de heidenen, inden ij hetzelfde, zij 't ook dat ij ons bier slechts op Lc . kunnen beroepen. Bij de tien melaatschen, ier genezing Le . XVH 11-19 erhaalt, as een Samaritaan en doze de eenige dankbare . Lc. IX : 52 ermeldt hoe Jezus bereid as in een dorp der Samaritanen to gaan en ook de gelijkenis an den barmhartigen Samaritaan plaatst (Lc . X : 30-37) Jezus in niet zoo ijandige erhouding tegeno er hen, als de o erige Joden. Terecht zegt dan ook Dr . J. H. Scholten 1) met aanhaling der ook door ons geciteerde teksten, dat de godsdienst an het Koningrijk der Hemelen de aarde an den mensch stelt in de geboorte en ont ikkeling an zijn zedelijke natuur en ook den Samaritaan en den Heiden erkent als deelgenooten an het Godsrijk, dat eenmaal o er het gansche menschelijke geslacht zich zou uitbreiden ." Ook Renan spreekt dit duidelijk uit (a . . bldz. 230) ,,Cette pau re secte (les Samaritanns), qui n'a ait ni le genie ni la sa ante organisation du judalsme proprement dit, etaiL traitee par les Hierosol mites a ec une e treme durete . On la mettait sur la meme ligne que les palens, a ec un degre de haine de plus. Jesus, par une sorte d'opposition, etait bien dispose pour elle . Sou ent it prefere les Samaritains au Juifs orthodo es." 1)
Geschiedenis
der Christelijke Godgeleerdheid gedurende het tijdperk
des Nieu en Testaments. T
eede druk . bldz. 14, 15 .
118 Ten slotte moeten nu hierbij nog ge oegd orden die plaatsen, elke eon argumentum e silentio le eren, omdat de daar bestaande gelegenheid om een scheiding to aken tusschen Joden en heidenen niet ordt aangegrepen . Zoo ordt olgens Lc. IV : 18 door Jezus een gedeelte uit Jesaja 1 ) oorgelezen, aar an hij zegt dat hot heden er uld is, ter ijl er in gesproken ordt an den armen het E angelie to erkondigen, niet alleen den Joodscl ten armen . Zoo zegt Lc . V : 10b dat de discipelen an nu aan menschen zullen angen en e eneens noemt Me . I : 17 hen isschers an menschen . Zoo geeft eindelijk Lc . X : 1-16 een zeer uit oerig erhaal o er do uitzending an 70 apostelen, dock spreekt niets o er het al of niet tot de heidenen gaan . Hierbij behooren dan ook te ens die talrijke gelijkenissen, die duidelijk een uni ersalistische strekking hebben, zij bet dan ook dat het niet uitdrukkelijk er bij ermeld ordt ; ik ijs slechts op die an het mostaardzaad, 2 ) an hot zuurdeeg 3 ) en an het ischnet . 4) Op het erhaal an Lc . XIX : 1-10 , Jezus bij Zacchaeus, zal ik hier geen nadruk leggen . Met Weisz 5 ) acht ik hot niet zeker ( ooral met het oog op s . 8 en 9) dat hij eon heiden as en zelfs indien dat zoo are, zou ik mij nog er1)
Cpt . LXI : 1, 2. Mt. XIII : 3'l, 32 . (Ale . IV : 30-32, Le . XIII : 18, 19) . 3) Alt. XIII : 33 (Lc . XIII : 20, 21 .) 4) Alt . XIII : 47 . 5) In Me er's commentaar 6e ed . dl . I, afd . 2, bldz . 529.
4)
tee hand to nemen
119 an Dr. J . H . Scholten 1) die eenigen met het oordeel speciaal s . 9 een gedachte noemt geheel in den geest an Rom . IV : 12, IX : 8, Gal . III : 29, IV : 29 en aarschijnlij k (ik zou zeggen : misschien) aan de schriften an Paulus ontleend . Is het dan, na al doze erschillende plaatsen beschou d ij het oudste Christendom to hebben, nog mogelijk dat de smet an particularisme aan rij en? Daarenbo en, onophoudelijk orden oor aarden genoemd om deel to kunnen erkrijgen aan het Godsrijk, doch nergens inden ij daarbij de Joodsche geboorte ermeld, noch ook den eisch an proseliet to zijn . Indien de eerste Christenen slechts nit de Joden mochten zijn, dan zou aarlijk dit toch el 1) historisch-critische bijdragen naar aanleiding an de nieu ste h pothese aangaande Jezus en den Paulus der ier hoofdbrie eu, 1882, bldz . 66. Dit erk erscheen, toen het eerste gedeelte an dit proefschrift reeds afgedrukt erd, niet tijdig genoeg dus om reeds in de inleiding, aar het behoorde, besproken to orden, doch el om nog op een paar plaatsen kortelijk to orden geciteerd . De grijze geleerde die, hoe el rustend hoogleeraar, toont niet to rusten, ermeldt in de oorrede als zijn doel om : op een aantal bijzonderheden to ijzen , die deels het historisch bestaan an Jezus, deels den oorsprong an het Paulinisme betreffen en zich z . i . als ono erkomelijke z arigheden tegen Loman's kritiek erheffen . Pat Dr. Scholten ook hier met de noodige onpartijdigheid zal to erk gaan,,is to er_ achten, bo enal aar hij in 't slot zijner oorrede zegt de hand to reiken aan den degelijken en aarheid zoekenden geleerde, ien ook zij, die zijne ge oelens op historisch gebied niet zijn toegedaan, ereeren, en hem zijn dank to betuigen dat hij ons door zijn beschou ingen aanleiding gege en heeft om een ge ichtig historisch raagstuk op nieu .
120 als hoofd oor aarde moeten gege en zijn . Nu echter dit niet zoo is, nu zijn ij rij om het oudste Christendom althans oor niet-particularistisch to erklaren . Doch stel eens, dat het aarlijk zoo as, dat ons uit de berichten bleek, dat Jezus zich inderdaad alleen tot Israel had beperkt, dan zouden ij toch nog molten spreken an hetuni erseel karakter an zijn prediking, ant het particularisme is or bepaald buitengesloten, door dat God een Vader an alien is . Seine Gottes-idee usste ja nichts on Schrank(,,n, auch enn er an Schranken des Reiches Gottes glaubte ; im achtesten Geiste A . T . dachte er sich Gott schon in der Bergpredigt als den Herrn aller Welt, alle Menschen, als den Wohlthater der Guten and der Bosen . Sein Menschheitsbegriff erzahlte nicht iel on Juden and on Heiden, aber on Menschen tiberhaupt ." 1) Kort en kernachtig drukte Renan 2) dit uit : Il fonda le culte pur, sans date, sans patrie" en hij doet er op olgen : ,celui quo pratiqueront toutes les times ele ees jusqu' a la fin des temps ." Hij schrijft dit ter neder naar aanleiding an het, olgens Joh . IV : 24, door Jezus gesprokene bij de ontmoeting met de Samaritaansche rou . Daar ij echter bij ons onderzoek hot, zoo eel an de o erigen erschillende, 4de E . buiten bespreking later, illen ij ons ook bier natuurlijk Diet daarop beroepen, omdat ij o ertuigd zijn dat het E angelic an Johannes niet mag gerekend orden tot at 1)
Keim . a. . II bldz . 409 . "-) A . . b1dz . 234, 235 .
121 ij dit
hot
oudste Christendom achten . Toch mocht ik hier
oord
an Renan aanhalen, omdat het
mijne meening is en omdat hij zelf
eergeeft
an dit
at
erhaal zegt
I1 ne faut pas trop insister sur la realite historique d'une telle con ersation puisque Jesus on son interlocutriceauraient souls pu la raconter . Mais l'anecdote du chapitre IV do Jean represente certainement une des pensees les plus intimes de Jesus, et la plupart des circonstances du recit ont un cachet frappant de
erite ."
Al dient het niet rechtstreeks tot betoog, toch slot
be
ijs
oor ons
il ik hier ook e en nederschrij en het schoone
an Renan's beschou
ing :
,Le mot de Jesus a ete
un eclair dans une nuit obscure ; it a fallu di -huit cents ans pour quo les
eu
de l'humanite (que dis je ! d'une portion
infiniment petite de l'humanite) s'
soient habitues . Mais
1'eclair de iendra le plein jour et, apres a oir parcouru tons les cercles d'erreurs, l'humanite re iendra ace mot-la, comme a 1'e pression immortelle de sa foi et de ses esperances ." Maurice Vernes die an
het alleroudste
olkomen hot uni erseel karakter Christendom
den oorsprong to kunnen sen,
erklaren
ontkent
1 ),
meent
an enkele plaat-
aar an hij toch met kan ontkennen dat er uni er-
salisme
ordt ge onden :
Jesus 2 )
oppose a maintes
reprises l'accueil empresse que lui ont fait les petites gens, publicains et pecheurs, a celui qu'il a recu des chefs et ')
Zie bo en b1dz . 112 .
2) Bldz . 207 .
122 des docteurs ." Dan citeert hij als oorbeelden Mt . XXII 2-10 en XXI : 28-32, die hij op zijne ijze erklaart, en er olgt dan aldus : ,Or, un peu plus tard, au moment ou 1'empressement des gentils a accueillir l'E angile, oppose a l'opiniatrite des juifs fit naitre l'idee d'une rejection d'Israel, on cessa de comprendre le sens eritable des discours de Jesus, on substitua ou peagers et au pecheurs les paiens et on alla jusqu' a consacrer cette nou elle interpretation par des additions que l'on fit a ec plus ou moms d'adresse au te te primitif. Done Bans l'etat actuel de la science et en presence des te tes, rien ne nous autorise a affirmer que Jesus entendit ou rir le ro aume a enir aussi bien au paiens, qu' au juifs, et 1'on doit plutot titre dispose a admettre que, dans sa pensee, les paiens, pour prendre part a la felicite future doi ent passer par le judaisme, ce qui fut la foi de la primiti e eglise." Dat zijn beschou ing do mijne niet is, blijkt terstond . Hier oor er ijs ik naar at Dr. A. Kuenen ter recensie an dit erk schreef in het Theologisch Tijdschrift 1) , in elk opstel juist ook hierop ge ezen ordt als een minder juiste beschou ing en aarin de schrij er aan Vernes doze raag stelt : Of bet dan niet aar is, dat de oor aarden, aar an Jezus de toelating tot het koninkrijk Gods afhankelijk maakte, an then aard zijn dat de heidenen daaraan e enzeer kunnen oldoen als de Joden ? 1)
1875 . dl. IX . biz . 93-109 .
123 E enmin moet er eel goedkeuring geschonken orden aan at Ritschl schrijft . 1) Ter ijl deze ook reeds meent dat Jezus auf keinem Punkte eine Ahnung on principiellem Gegensatze" tegen de geheele Mozaische et heeft, is hij ook consequent an oordeel dat Jesus keinen Antrieb empfand seine Wirksamkeit unmittelbar fiber die nationalen Schranken des alien Bundes auszudehnen" en zegt dat : ,diese Streitfrage den TTmstanden gemi sz dem Be usstsein Jesu gar nicht entgegengetreten ar." Onze conclusie mag nu luiden dat het oudste Christendom principieel uni ersalistisch is ; ja, oor zoo er het ons mogelijk is historische trekken omtrent Jezus bijeen to oegen, kan het ons niet dan hoogst aarschijnlijk oorkomen, dat hij, indien in zijne dagen deze k estie gesteld are, zich zou geschaard hebben aan de zijde an Paulus. In elcher Weise er nun aber den jiidischen Particularismus zum christlichen Uni ersalismus er eitert issen ollte, lasst sich nicht naher bestimmen ." 2) Von Hartmann 3 ) oert als be ijs oor zijn meening Mt . XV : 24, 26 aan, behoorende tot het erhaal an de Kanaaneesche rou ; het zijn juist die erzen aarin Jezus tegen erpingen maakt tegen haar begeerte, doch dat haar ten slotte nog naar haar ensch geschiedde, dat ermeldt . H . hier niet. Is zulk een tekstaanhaling billijk? 1) A.
. b1dz . 43, 44 .
2 ) Baur . a.
. bldz. 121 .
3 ) Zie bo en Hoofdst . I b1dz . 28 .
124 Later citeert hij echter el de slot erzen an dit erhaal met Mt. VIII : 10, 13 tezamen, als hij mededeelt hoe Jezus el zijn genezende kracht den heidenen ten goede deed komen, doch er niet aan dacht ze ,in seine Jungergeneinde" op to nemen . Brengen de hier aangehaalde plaatsen ook zelfs maar een schijn an be ijs oor dit laatste aan ? Dat on Hartmann trou ens in zijn citeeren an uitspraken at reemd to erk gaat, bleek ons reeds meer . Daartoe behoort ook, dat hij in de bo en behandelde plaats Mt . VIII : 11, aar ordt medegedeeld dat elen an alle kanten zullen komen en met Abraham, Isaak en Jakob aanliggen in het koninkrijk der hemelen, slechts indt dat Jezus de joodsche proselieten niet buiten het Godsrijk sluit, ter ijl hier an proselieten niet gesproken ordt, en dat naar zijne meening Jezus het proselietenmaken der Farizeen in 't algemeen berispt, aar Mt . XXIII: 15 luidt : Wee u, gij schriftgeleerden en Farizeen, einzaards, ant gij trekt zee en land rond om een proseliet to maken, en als hij 't ge orden is, maakt gij hem een zoon der hel, t eemaal meer dan gij zijt ." 1) M. i. is hier goon berispen to inden an het proselieten-maken, doch slechts an de misbruiken, die an de zijde der schriftgeleerden en Farizeen daaraan kleefden Von Hartmann's argumentatie op dit punt is dan ook erre an sterk . ,,Die den ')
il Gods doet, die is mijn brooder en zuster
Zie Kuenen . a .
. b1dz . 281 .
125 en moeder," 1 ) en of hij dan een zoon Abrahams is , of een proseliet der poort, of een heiden, dat alles alt eg oor de groote raag : Beant oordt hij aan de zedelijk-godsdienstige eischen, gesteld aan hem, die het Godsrijk il binnengaan? ,Aufgenommen erden in die Gemeinschaft konnte Jeder der sick aus eigner Erfahrung and Einsicht zu Jesus als dem Christus and Gottessohn d . h . zum christlichen Princip der Gotteskindschaft bekannte ." 2) In het Christendom zijn de slagboomen tusschen Joden en heidenen opgehe en . In beginsel passen ook reeds daar de oorden an Paulus 3 ) : Want er is geen onderscheid tusschen Jood en Griek," en ooral 4 ) , of is God alleen een God der Joden ? ook niet der heidenen ? ja, ook der heidenen ." 1 ) Me . III : 35 . 2) Thoma . a. . bldg . 416. 3) Rom . X : 12 . 4) Rom . 111 : 29 .
HOOFDSTUK V. j3ESLUIT .
Dat de raag naar het oorspronkelijk Christendom nog steeds op zoo erschillende ijzen ordt beant oord, is niet to er onderen . Van den in loed reeds terstond door Jezus' prediking geoefend, ij einig ; eten il men trachten den inhoud an zijn onder ijs to leeren kennen, niets natuurlijker dan dat men zich endt tot de eerste olgelingen, aaromtrent historisch betrou bare berichten zijn o ergele erd . Doch dan zien ij dat reeds spoedig na zijn dood in de christelijke gemeente t ee partijen scherp tegeno er elkander stonden en elkander bestreden . Het begrijpelijke ge olg daar an is ook to inden in de berichten, die o er Jezus zel en handelen . Wij zagen het in ons onderzoek : telkens moesten ij uitspraken ter zijde leggen als erdacht omdat zij to zeer slechts den joodsch-christelijken stempel droegen, aak ook ge oelden
127 ij ons gedrongen plaatsen oorbij to gaan, die an den Paulinischen geest als doordrongen aren . De strijd der partijen had in loed geoefend reeds op de oudere literatuur . Hoe en anneer doze partijen opk amen is moeielijk na to gaan. Wij zien ze reeds spoedig na den dood an Jezus en bemerken elk een belangrijk erschil er tussehen haar bestond . Aan de eene zijde een joodsch-christelijke richting, die bijkans geheel nog stond op joodschen bodem, 1) en aaran het to begrijpen is dat, zij hot dan ook dat er ij eraars aren die zich tegen hen kantten, -) de o erige Joden zich een met hen ge oelden. Hot erschil as dan ook zoo gering . Beiden er achtten den Messias, doch de joodsch-christenen meenden dat die reeds eens erschenen as in Jezus an Nazaret, 3) iens ederkomst zij spoedig hoopten to zion . 4) De tijd der pouoi,% naakte 5) : dan zou Jezus ederkomen als Messias ; hij zou erschijnen als ereldrechter ; de Messiaansche eeu , de lang er achte gulden tijd zou aanbreken . 6) Is dat niet hetzelfde als at leefde in hot gemoed an den orthodo en Jood? Beiden letten zij op de teekenen 1) Actorum II : 46, 47 . XXIV : 5, 44 . 2)
Act . V : 27-32.
3) Act . II : 36 . V : 42 .
) Act . III : 19-24 . 5)
I Job . II : 18.
s) Act. II : 17.
128 der tijden, de reugdedag as nabij . Voor de Christenen nit de Joden bleef dezelfde et an kracht, die den Joden tot richtsnoer as an het le en. Petrus, en die met hem de zuilen-apostelen orden genoemd, traden op als handha ers dier et en olkomen in hun geest is Mt. V : 18 Geen jota of tittel an de et zal oorbijgaan. De sabbat en de joodsche feesten ble en hun heilig ; 1 ) de besnijdenis ord geeischt ook an den christen ; 2) onreine spijzen, Petrus en de zijnen zouden ze niet aanraken . 3 ) Echt en on er alscht joodsch-christelijk zijn de oorden in Act . X : 14 aan Petrus in den mond gelegd . Onreine gedierten moest hij eten, doch als ij erig joodsch-christen eigert hij : Neen, Heer ! ant ik heb nooit iets gegeten dat onheilig of onrein as . Ook de joodsch-christenen ormden, e en als reeds de Joden, een geheel ; zij behoorden bij elkaar en sloten zich aaneen ; een band erbond hen nau en innig ; op de zelfde ijze bereidden zij zich alien oor tot het Neil dat eracht ord. De Messiaansche gemeenten (zooals men ze terecht noemt) kenmerkten zich door zekere ereld erzaking . En daartegeno er aan de andere zijde de heiden-christelijke richting, die principieel stond tegeno er die eerste. Voor haar geen et, geen besnijdenis, geen joodsche feesten, 1 ) Act . II : 1 . 2) Act . XI : 1-3, X.V : 4, 5 . 3) Act . XV : 29.
129 geen reine of onreine spijzen . Dat alles, zij aren het ontgroeid. ,Bij God is geen aanneming des persoons." (Rom . II : 11) . De mensch ordt gerecht aardigd door het geloof buiten de erken der et." (Rom . III : 28) . ,Nu zijn ij losgemaakt an de et ." (Rom . VII : 6) . ,Spijs za.l ons niet helpen bij God, noch indien ij niet eten staan ij ten achter, noch indien ij eten munten ij uit." (I Kor . VIII : 8) . ,Daar is geen Jood of Griek, maar gij zijt alien den in Christus Jezus ." (Gal. III : 28) . Dit zijn oorden, die de heiden-christelijke richting . kenmerken Of men tot de zonen Abrahams behoort, of dat men als proseliet bij het joodsche olk is gekomen, of dat men een heiden is, het is on erschillig alien met elkander zijn een in Christus Jezus . Scherp stonden doze partijen tegeno er elkander en he ige botsingen grepen plaats 1 ), aar an echter niet eel berichten in on er alschten staat tot ons zijn gekomeri . Wat een erschil tusschen hen, die zich alien olgelingen an then eenen profeet rekenden, en dat ook beiden oor een deel to recht konden doer ! Hierbij illen ij echter niet ontkennen, dat naar onze meening, althansin beginsel, Jezus' prediking aarschijnlijk beter bij de heidenchristelijke dan el bij do joodsch-christelijke meening past . Behartigings aardig is in dit opzicht at Dr . A . H . Blom in zijn Paulinische studien II 2 ) schreef : ., Wijzende nu 1 ) Act. X` . Gal . II . 2 ) Theol . Tijdschrift, dl . XIII. bladz . 355.
9
130 op het groote erschil in op atting der are gerechtigheid tusschen Paulus en de t aal e zou men kunnen ragen hoe het dan k am dat de eerste zoo eel nader gestaan heeft aan den meester dan de laatsten, ofschoon dozen hem persoonlijk hadden gekend, en die bedenking, elker betrekkelijk ge icht ik erken, zou zeker lichter geheel op to lossen zijn, indien ons an het erkeer an Jezus met hen meer as medegedeeld en onze kennis an het le en en denken der oudste gemeenten in Palestina niet zoo hoogst gebrekkig as. Maar toch moeten ij haar op goeden grond af ijzen . En dan doen ij opmerken, dat het niet reemd mag genoemd orden, als Paulus hem beter erstaan heeft dan zij . De geschiedenis leert, dat een groot man niet altijd het best begrepen ordt door menschen nit zijn naasten kring, en dat el eens eerst een olgend geslacht hem de rechtmatige hulde brengt, die zijn tijdgenooten hem onthouden . Maar slaan ij nu het oog op die mannen, met ie Jezus heeft omgegaan, dan bespeuren ij zelfs onder hen een niet klein erschil in aardeering an hem . Wij hebben slechts to letten op Petrus, die het later geen ontrou aan zijn meester acht, als hij Paulus olgt in zijn erkeer met de heidenen en Jakobus, die met zijnen breeder as opgegroeid en hem toch eerst na zijn dood als den Messias heeft erkend, maar ook toen nog altijd eel meer aan de et bleef asthouden dan Petrus. Beide mannen hadden Jezus korter of langer an nabij gekend, beiden illen oor zijn echte
121 olgelingen doorgaan, en tech stemden zij in op atting an zijn geest niet o ereen ." Dr. Scholten in zijn juist erschenen Historisch-critische bijdragen 1 ) plaatst zijne ziens ijze tegeno er die an Dr . Loman 2) en zegt : 3) Jezus had, blijkens de oudste berichten, historisch beschou d t ee zij den . Als her ormer an hot Jodendom, dat na Ezra steeds meer in ormendienst ontaardde as hij, zooals natuurlijk is, ter eene zijde bet kind an zijn tijd en bleef hij getrou aan de gebruiken en tradition an zijn olk, maar erhief hij, ter andere zijde, zich bo en zijn tijd door eon meer zui ere, rije en innige op atting an het godsdienstig le en. Hieruit erklaart zich zoo el dat zijne eerste olgers, on ermogend om hot ideaal, aarop de Meester ge ezen had, naar aarheid to schatten, in bet Jodendom ble en olharden en zich beroepen konden op het oorbeeld des Meesters, anneer zij aan de besnijdenis, de joodsche spijs etten en de iering an den Sabbath on andere heilige dagen en feesten getrou ble en, als dat eon man gelijk Paulus, de idealistische zijde in 't le en an Jezus aangrijpend, den geest an de letter losmaakte en oor dozen Jezus der historie, zooals hij als Israoliet in Palestina geleefd had (den Christus naar hot leesch) den Heer, die geest as (den Christus naar den geest), in de plaats 1) Zie bo en b1dz . 119 . 2) Zie bo en bldz . 6 . 3) Bldz . 115 .
9*
132 stelde, zooals hij, door zijn kruisdood aan 't aardsche en zinnelijke onttogen, in heerlijke gestalte hem oor oogen stond." Geen onder echter, dat dit erschil elen lastig to erklaren scheen en daardoor is dan ook do stap begrijpelijk, then o. a. on Hartmann aagde . Zoo geheel tegenstrijdige partijen nit een prediker of to leiden, erd oor onmogelijk gehouden . Van daar dat men den stichter plaatste in de meest behoudende partij : Jezus erd de ader an de joodsch-christelijke richting : hij handhaafde de et, olgde haar geboden en eischte dat ook an anderen ; hij richtte zich slechts tot de Joden, kortom hij is eigenlijk niet anders dan een Jood, met ja! eenige meer erlichte denkbeelden, maar eigenlijk toch niets dan een strong ettisch Jood, die het goede deed nit hoop op loon en het k ade liet nit rees oor straf, die de Mozaische instellingen handhaafde en er geen tittel of jota an ilde erbreken, die de niet-Joden oor honden erklaarde. En ie is dan de stichter an het Christendom? aan ien is dan die uni erseele ereldgodsdienst to danken, die niet meer rust op een bepaalde et en die alien il om atten ? Aan niemand anders dan aan Paulus . Hij, niet Jezus, is de eigenlijke stichter an het Christendom, nit zijn mond erden oor 't eerst die rije uitlatingen tegeno er de Mozaische et gehoord, hij heeft het eerst erkondigd dat een heiden ook een met de Joden as. Door doze h pothese zou dan alles erklaard ezen . Duidelijk
133 as het hoe een Petrinische richting zich op Jezus kon beroepen, erklaarbaar ook hoe een Paulinische richting kon ontstaan . Doch on erklaard blijft daarmede de gansche persoonlijkheid an Paulus . Reeds in hfdst . I haalde ik de raag aan an Dr. A . Kuenen 1 ) : of hij dan bij ergissing zijn prediking zou hebben astgeknoopt aan een door en door ettisch en bekrompen Jood? De moeielijkheid is erplaatst, niet uit den eg geruimd. Van aar (Ian zijn prediking? Herhaaldelijk erklaart Paulus, dat hij zich zoo eel minder rekende dan Jezus, dien hij predikte, en erscheidene malen ook beroept hij zich op Jezus, 2 ) zijne brie en 3) be atten tal an be ijzen daar oor . ,Hot zij erre an mij to roemen in iets anders, dan in het kruis an onzen Floor Jezus Christus ." (Gal . VI : 14) . Ik schaam mij het e angelic niet, ant het is een kracht Gods tot zaligheid oor een ieder die gelooft, den Jood eerst en den Griek" . (Rom . I : 16) . Want ik had niet geoordeeld iets to eten onder u dan Jozus Christus en dien gekruisigd." (I Kor. II : 2) . ,Liefst zal ik dan roemen in mijne z akheden opdat do kracht an Christus in mij one ." (II Kor . XII : 9b) . ,Weest mijne na olgers, gelijk ook ik an Christus ." (I Kor . XI : 1), en bo enal I Kor. ')
Zie bo en bldz . 31 .
2) Vergelijk D r . A . H . Blom . Theol. Tijdsch. 187 9 hldz . 345. 3) Wij beroepen ons pier slechts op de omnium consensu, echt zijn .
ier hoofdbrie en, die, bijkans
134 XV : 14 : Indien Christus met is opge ekt, ijdel is dan ook onze prediking, ijdel ook u geloof." Dit zijn uitspraken an een man, die zich zelf slechts een dienaar, een apostel geoelde an hem, dien hij erkondigde, erre stond hij onder dezen, ja hij ilde niets anders prediken dan Jezus Christus en dien gekruisigd . Van aar zou dit alles dan zijn, indien Paulus zelf do stichter an het Christendom as? Hoe zou hij zoo kunnen roemen in iemand, die bijkans niets erschilt an de andere Joden ? Aan zulk een persoon had hij tech aarlij k deze zijn prediking niet kunnen astknoopen . Volkomen ereenig ik mij dan ook met Ernest Renan aar hij in ,,Les Apotres" bldz . IV zegt : ,Rien n'est plus fau qu'une opinion, de enue a la mode de nos jours et d'apres laquelle Paul serait le rai fondateur du Christianisme . Le rai fondateur du Christianisme c'est Jesus ." Ten eenemale onbegrijpelijk ordt ons zijn geheele persoonlijkheid indien ij in hem den stichter an het uni erseele Christendom, los an het JudaIsme, moeten zien ; ontelbaar orden de, dan zeker onhistorische, uitspraken in zijn brie en en oortdurend zou hij met zich zelf in tegenspraak orden ge onden . Ja, indien de historische Paulus niet is de Paulus der hoofdbrie en, indien hij een ander is ge eest, dien ij eder an elders moeten leeren kennen (zooals men onlangs heeft gemeend), dan ordt de k estie eder geheel anders, doch dan zou toch ook allereerst niet mogen gesproken orden an Paulus als
135 den stichter an het Christendom, maar hem moest een andere naam geschonken orden, daar ij tech ge oon zijn, dozen naam hoorende, oor ons de gestalte to erle endigen an den schrij er dezer brie en. Op deze ijze is de ermeendo moeielijkheid dus geenszins opgelost . Doch is die el zoo groot? Zulk een onge oon en onbegrijpelijk erschijnsel is het toch niet, dat er order de olgelingen an een persoon erschillende partijen ontstaan, die onderling niet o ereenstemmen . Hot is tech zoo reemd niet dat de eene partij naar de cone zijde uitbreidt at de prediker gesproken heeft en anderzijds de andere partij . Beiden gaan nit an at do meester leerde, doch beiden spinnen het nit en o erdrij en, en ziedaar de t ee partijen tegeno er elkander . Hetzelfde doet zich immers oor bij de olgelingen an Sokrates . Wat hij leerde, is ons o ergele erd door Xenophon (Memorabilien en S mposion) en door Plato (Dialogen) . Al stemmen deze berichtge ers niet o ereen, zoodat dik ijls de ergelijking is gemaakt an Xenophon met de S noptische E angelien en Plato met hot E angelic an Johannes, tech is in hoofdzaak zijn leer ons bekend . Van then eenen meester nu zijn erschillende scholen afgeleid, die alien steunen op hem en tech ieder iets anders ooropstellen . Antisthenes an Athene en zijn olgelingen, Diogenes an Sinope, prates an Thebe, Metrokles en anderen, die met elkander de C nische school ormon, predikten de deugd als hot eenige good ; hot schoone, nuttige en aan-
136 gename zijn slech is aa,r%¢opa, het genot is, indien het als doel ordt nagejaagd, zelfs een k aad . De door Socrates gepredikte eenheid an deugd en eten behielden zij ; oornamelijk op de praktische zijde an zijn leer erpen zij zich . 1) Voor het geluk is de deugd alleen oldoende en dat geluk, dat feitelijk alleen in deugd bestaat, is het hoogste doel . Aristippus an C rene daarentegen (die de stichter is der C renaische school) zag in ao j bet hoogste doel ; kennis en deugd zijn niet anders dan middelen daartoe . Tk,an TA TO sj(ti aa i7 F aI r . a %,z2 ra T 7, . 'FSo 4 als zoodanig is nooit slecht, al kan die ook door slechte oorzaken ontstaan zijn . Deugd is slechts dddrom good, omdat het een middel is om tot oo to geraken . Al aren en Antisthenes en Aristippus leerlingen an Sokrates, hij zou niet hebben toegestemd dat genot behoort tot de :ia%apopa (Xen . Mem . IV . 5 . 11 ; IV . 6 . 9) noch dat het goede in plaats an doel slechts middel as (ibidem IV. 5 . 2) . Hadden zij nu oornamelijk de ethische uitspraken an Sokrates ont ikkeld, andere scholen plaatsten het formeele gedeelte zijner philosophic op den oorgrond en ermeidden zich in dialektische onderzoekingen . De Megarische school (onder Euklides an Megara) leert dat het done (bet i ai a der Eleaten) het goede is . Voornamelijk echter is deze school bekend door dat do dialektiek er tot een bepaalde kunst ')
Zie Ueber eg. - Heinze, Grundriss der Geschichte der Philosophie . 5e
ed . I . b1dz.1'12 en
olgende .
137 erd om als oortdurend to le en in een ereld an begrippen. 1) Onge eer hetzelfde leerde Phaedo an Elis . En toch zou Sokrates zelf niet zoo het formeele gedeelte oorop gesteld hebben . Ueber eg (t . a. p .) noemt dan ook to recht al deze scholen : einseitige Sokratiker . Kan nu, at bier met Sokrates en zijne olgelingen is oorge allen, niet op onge eer gelijke ijze gebeurd ztjn met de leerlingen an Jezus ? Waar hij een uitspraak had doen hooren of een daad had gepleegd, aar oor ook een streng ettisch Jood niet zou terugdeinzen, daar grepen de joodsch-christenen het aan en deden het getuigen oor hun meening. Waar hij een etsgebod had o ertreden of een heiden had geholpen, daar erd het tot een apen der heiden-christenen . Dan erden er consequentien getrokken, die Jezus zelf niet zou hebben aan aard . lndien nu Paulus leerde," zoo zegt Dr . Blom terecht, 2) , dat ie in Christus as als orden beschou d, dan as een nieu schepsel moest het niet, omdat hem een andere Jezus erkondigd as, dan die persoonlijk had omgegaan met die ,steunpilaren" die daarom een groot gezag hadden, maar omdat hij door zijn scherpzinnig erstand de ge olgtrekkingen duidelijker doorzag, aartoe de beginselen an Jezus leidden ." Op deze ijze is dus misschien ook eel to erklaren, 1)
Zie
Dr .
Scholten,
3e druk. b1dz . 86. 2) Aang . opstel bldz . 357 .
Geschiedenis
der
godsdienst
en
ijsbegeerte .
138 at bij die cerste Christenen onze
er
ondering op
ekt ;
zoo is die moeielijkheid in onze oogen niet groot . ,Dat de godsdienst geplant, zich heeft de
an Jezus, op joodschen bodem aan ankelijk an hot Jodendom als
ereld niet aan het
zulk een ont
ikkeling niet
J . H . Scholten naar godsdienst, nog bij heeft Paulus
et heeft losgemaakt,
ettelijke Jodendom,
atbaar, to danken," zegt Dr .
aarheid 1 ), doch de idee eener den Meester in
indselen
erstaan, en zoo den
nog hoogere op atting
aarbij op
et, zelfs niet het
oord
aarheid, naar de
an Jezus, maar alleen de Geest der slacht zou
ereld-
erborgen
eg gebaand tot die
an hot Christendom,
godsdienstig gebied geen letter of profetie
oor
an den grooten onbekende, het menschelijk geoorlichten ."
Wat Jezus
as en leerde, dat hooren
joodsch-christenen, noch kunnen
ij niet
an de
ij het alleen leeren
an
de heiden-christenen, doch slechts een zoo onpartijdig mogelijk onderzoek der S noptische E angelien kan ons hieromtrent eenigszins inlichten, en dat is hot hebben . Hot historisch beeld is le en
at
oor ons
an Jezus ka o niet geschre en
zij het dan ook soms hooge,
ij bier getracht erloren, een
orden ; slechts met,
aarschijnlijkheid kunnen
ij
eel opmaken . Resumeerende dan in zeer enkele gro e trekken, afgegane onderzoek ons leerde, komen 1)
Historisch-critische bijdragen, b1dz. 116.
athet oor-
ij tot deze conclusie
18 9 Hot Christendom
as reeds aan ankelij k meer clan een
joodsche secte, ja, stond zelfs ten deel
ijandig tegeno er
het Jodendom, niet slechts daar het b . . geen eudaemonisme huldigde, doch bo enal
ook daar het zich
rij
ge oelde tegeno er de
et en de o erle ering, en daar
hot, althans in principe,
zich e en good
ilde
enden
tot do heidenen, als het de Joden in zich opnam . Die het, naast het Sadduceisme, Farizeisme en Essenisme slechts een richting acht
binnen het Jodendom,
oorstelling, strijdende met de
ormt zich een
erkelijkheid .
Register an aangeh.aalde en behandelde Bijbelplaatsen . Genesis. 1 :27 11 24 . E odus. XVI : 29 XX : 7 10 17 Le iticus. XI : 44 XIV : 2 XV 11 XIX : 2 12 13 18b Numeri . V : 22 Deuteron omium . V : 44 14 VI :4,5 XXIII : 22 (21) XXIV : I 44 . I Koningen. XXII : 34a Jesaja . I : 11-17 . XXIX : 13 . XLII : 1-1 L :1 . LX1 :1,2 . Jeremia, III :8 Hozea . VI :6
bladz . 86 86 62 83 55 79
.
19 64 16 19 83 79 92 .
85
.
83 55 94,92 83 86.87 . 79 .
.
7, 8 98 75,76 416 86 118 .
.
86
58, 77, 98
Micha . bladz . V1 :8 . . 98 Psalmen . . 20 XVII : 15 Spreuken . . . XXIII : 6 74 XXV : 21 89 Mattheus . III : 7-12 . 67 IV :2 . . 70 47 . . . . 14 38,39,,,M V : 3-12 . 3 . . 15 5 18 7-9 . . 48 8 . 20 12 . . . 19 .20 17-19 22, 94--104 18 . . . . . . . 128 18,19 . . 18 20 . . 89,103,104 21, 22 . . . 22,89 23, 24 . . . 10,62 25 . . . . 43 27-30 . 89 27 . . . 82 28 . . . . 22 31 82 31, 32 . . 86,88 32 . . 22 33--37 22,82 37b . 85 38 . . 82 38-42 . 18, 22, 89 43-47 . . 89 44-46 . . . 39 44 . . . 22 45b 50 46,47 . 19,108 48 . . . . 19 VI : 1-6 . 19,39
1) In dit register zijn alle plaatsen opgenomen, ook die ermeld erden .
elke slechts terloops
1 42 Mattheus. VI : 7 9-13 . 14-20 14 . 16-48 31,32 . 33 . VII : 1 2 . 6 . 7-11 . 12 . 43,14 . 21 . 21-23 24-27 VIII : 1-4 4 . 5-13 . 10 . 14 . 13 . 14--16 30-32 IX : 10-12 13a . . 44-17 X : 5, 6 . 7-10 23 34-36 41, 42 Xl : 18, 49 29 30 XII : 1-8 . 5, 6 7a 9-44 . 18-241 37 50 XI1I : 24-33 31-33 44-46 47 XV : 4-20 2 . 3 . 6 .
hladz . 108 19 . . . 40 . 44 19, 62, 63, 70 . . 108 . . . 40 44 19 109 . 41 . 18, 94, 93 36 36 20 20,41 . 63 . . . 19 111 28,141,424 28, 414, 424 28,424 56 25 16 77 65 28,140 24 28,110 . 23 . . 49, 41 67 18 20 57,60 60 77 51,60 416 42 36 21 118 20,43 418 72 . 46, 82 16 16
Mattheus . XV : 9, 11 . 16-20 24-28 24 26-28 XV I : 24 . XVII : 21 . 25,26 XVIII : 17 . XIX : 3-9 . 10-12 46-22 47 . 21 . 23, 24 27, 28 29 . XX : 1-16 25-28 XXI : 42,13 . 28-32 . 43 . . XXII : 4-40 . 41-44 . 17-22 34-40 . XXIII : 2, 3 4 . . 14,12 15 . . 16-22 . 21 . . 23 . . 24 . 25,26 XXIV : 14 . 20 . 34,35 . XXV : 2-4 . 44-30 . 34-34 . 31-46 . 34 . 37-39 . 44,46 . XXVI : 17-49 . 63,64 . XXVIII : 19 .
.
. . .
.
.
. . . .
. . .
. .
. .
.
.
.
.
.
. . .
.
bladz . . . 16 . . 46 . . 412 . 28,123 . 28,423 . . 36 . .
20,70 . 24 . 108 . . 86 . . 22 . 23,78 . . 18 . . 42 . . 23 . 19 20, 23, 42 . 47,116 . . 18 . . 24 . . 122 . 26,146 115, 122 . . 115 , . 24 . . 91 . 49,89 . . 16 . . 18 . 28,424 22, 84, 85 . 19 18, 64 . 65 . 77 116 . 61 95,101 20,43 . 42 . 49 . . 42 . 20 . 48 49,42
.
78
. 85 26,140
1 43 Marcus . I : 17 21 21-28 29--34 40-45 II : 18-22 23-28 28 III : 1-6 35 . IV : 24 . 30-32 V : 30 VI : 2 VII : 4-23 3, 5 15 . 24-30 IX : 29 . 41, 42 X : 2-12 15 . 17-22 21 29, 30 XI : 17 . 25 . XII : 26 . 28-34 29 . 32 . XIII :18 . XIV :12-16 XVI :15 . 18 Lucas. 11 37 49 IV : 2 . . 16 . . 18 24-28 31 31-37 3840 V : 40b . . 12-16 . 33 . 33--39 . 39 , .
bladz . 118 51 56 56 63 65 17_5A , , 50, 57 17 17 .54, 59 125 43 118 26 54 16, 72 82 16 112 70 19,41 86 21 78 36,42 42 19 44 48 91 18 92 61 78 111 26
.
. .
. .
. .
. .
74 19 70 54 118 116 54 56 56 118 63 . 71 . 65 . 69
bladz . Lucas . VI : 1-5 . . . 57 6-11 . . . . 54 20 . . 1,-,,24 19, 24, 43 20-23 . . . 20 23 . 24 24 25 . . . . 24 31 . . 94,93 32 en lg 108 35a . . . 19, 20, 47 19, 20, 50 35b . . . . 18 36 . 37 . 44 38 . 20, 43 . . 41 47-49 . . 111 VII : 4-10 . 82 3 . 33-35 67 36 VIII : 21 . 110 IX : 2 . . . 417 52 . . 23, 36 59-62 . 118 X :1-16 . 18,11),91 25-27 . 91 27 . . . 19,4 3 , 91 28 . . 117 30-37 . 45 XI : 5-13 . 41 9-43 . 36 28 . 77 3741 . 64 42 . 43 XII : 8-10 108 29, 30 19 31 . . . 54 XIII : 10 . . 10-47 . 17, 56 118 48, 19 20, 21 118 36 24 . 111 29 . 17, 55, :)6 XIV : 4-6 . 19, 45 12-14 . 115 16-24 . 23 26 23 33 47 XV : 44-32 XVI : 4-9 . 25 44 9 . . 1
144 Lucas . bladz . 45 XVI : 12 14 . . 45 . . . 15 45 17 . . . 18, 95, 101 18 . . . . 86 25 . . 23 7-10 . . 46 XVII : . 11-19 . . 117 14 en 1 ;. . . 64 . . 20 21 . . . 45 XV III : 1-8 . . 1 4 . 18 . 78 18-23 . 22 . 42 28-30 . . 49,42 118 XIX : 1-10 . . . . 11-27 . . . . 42 XXII ; 7-13 . . 78 XXIII : 56 . . . . 61 Johannes . 67 II : 1-12 . 120 IV : 24 Acta . 62 I :42 11 : 1 128 17 127 127 36 38 . 26 44, 45 . . 23,25 . 127 46,47 . III : 19-21 . 127 25 IV : 34 .35 . . 23 V : 1-10 . . . . 27-32 . . 127 42 . .127 128 X :14 . 28 . . . . 28 . . 128 XI : 1 -3 . . 3 . . 28 XV :1,5 . 128 19-21 . . . 29 28 . . . . 29 29 . . . . 29,128 XXIV : 5,14 . . . 427
Romeinen . I :16 . 11 44 . III : 22 . 28 . 29 . IV : 12 . VII :6 . IX : 8 , :12 . Galaten . II : 10-44 45 . III : 28 . 29 . IV : 29 . VI : 44 I Korinthe. I : 23 II : 2 . . 7 . VI . VIII : 8 20 XI 1 20-22 XV : 14a II Korinthe . XI : 26 XII : 9h Jakobus . : 1-3 12 I Johannes . II : 18 . Apokal pse . II : 9 14 . 'i0-26 III : 9 : 6,12 . XIII :8 .
. .
.
. . .
bladz . 133 129 . 31 129 125 149 . . 129 . . 119 . 34,125
29 . . 109 . 31,129 . . 119 . . 119 133 31 . 31,433 27 109 129 109 133 26 . . 134 . .
. 109 . 433
. .
. 23 . 83 . 127
rpo'r&ropa sjpir
e
STELLINGEN .
I. Bet oudste Christendom stelde het geluk niet als motief oor de deugd . II . De Mozaische et had gees de eerste Christenen .
De prediking ersalistisch .
an Jezus
erbindende kracht
oor
as, althans in beginsel, uniIV .
Mattheus V : 34-37
erbieden den eed absoluut . V.
Rom . IV 1 moet gelezen orden : Tr ou epo "pce A Pp apL a-o a1rcl ccfput ;
pH s ac
146 VI . Voor de gissing an Dr . D . Harting dat in Lucas XXIV : 17 oor EQTE moet gelezen orden : CEI T! ETTE bestaat zeer eel grond . at
Fs
VII . Gratz (Geschichte der Juden III, bladz . 309) heeft olstrekt geen recht om to be eren dat het ,Onze Vader" ,m6glicher Weise bereits bei den Essaern iiblich ar." VIII . ,,Mit einer Weltflucht, Reinigkeitsmanie, Askese, ie die Essaer sie zeigen and orin hauptsachlich ihr Wesen bestand hatte Jesus nichts gemein ; nicht die eigene Person and Lehre der Welt zu entziehen ar sein Streben, sondern sie der Welt zu idmen als Ferment im Mehl and dadurch die Welt fur sie zu ge innen . Nur in einzelnen Grundsatzen trift er mit ihnen zusammen . A . THOMA. Gesch. der Chr. Sittenlehre in der Zeit des N T . IX . Eduard on Hartmann (Das Rel . Be . der Menschheit) noemt ten onrechte den Israelietischen godsnaam Jaho . X. Le . XXII : 24b moet met 25a
erbonden
orden .
147 XI . In Psalm XCV : 7b heeft de LX) (Ps . XCIV : 8a) ten onrechte O.4 ertaald door Ea . XII . Voor
r
leze men in Gen . VI : 3 j)$%r XIII .
Het oudste Buddhisme staat niet het Brahmanisme .
ijandig tegeno er
XIV . Het kraeht
aarachtig uni ersalisme is oor den Islam nit an zijn oorsprong onbereikbaar . DR . A. KUENEN, Volksgodsd . en Wereldgodsd . XV.
De strijd tusschen Arminius en Gomarus as dogmatisch doch door den loop der omstandigheden is het confessioneele op den oorgrond getreden, aardoor het anti-confessioneel karakter der Remonstrantsche Broederschap, dat zij tot heden behield, bepaald erd . XVI. Het geloof aan de realiteit an Jezus' opstanding kan niet de grond zijn an's menschen geloof aan persoonlijke onsterfelijkheid . DR . P . JZN . PROOST .
148 XVII. Een keurig.
erdeeling in ruime en strikte plichten is
ille-
XVIII. Een onzedelijk kunstenaar zal als kunstenaar niet hooger staan, als hij zich an zijn k aden eg bekeert . I. J . DE Buss . XIX. Dr. P . H . Ritter zegt terecht dat het nominalisme de kerkleer el kon aannemen, doch haar niet begrijpen en dus moest leiden tot een scheiding tusschen geloof en eten . XX. Een etge ing, die echtscheiding absoluut erdient uit zedelijk oogpunt afkeuring .
erbiedt,
XXI. Naast den eed behoorde facultatief de belofte to staan . XXII . Wettelijke bepalingen tot be ordering zijn enschelijk .
an Zondagsrust,
149 XXIII . Cum orationes sacrae coram Christianorum coetu el legi possunt el memoriter recitari, el e tempore haberi, primum illud propter memoriae imbecillitatem multis condonandum est, tertium propter temporis augustias paucis concedendum, medium, tamquam optimum, omnibus suadendum . DR . A . DES AIIORIE VAN DER HOEVEN JR .
XXIV .
Beurtzangen bij godsdienstoefeningen erdienen afkeuring . XXV. Het oordeel an Dr . G. Wildeboer, dat het den christelij ken prediker on aardig zou zijn de stof zijner leerrede aan andere geschriften dan den Bijbel to ontleenen, berust op een erouderde denk ijze omtrent profaan en heilig. XXVI. De christelijke catechisatie heeft niet oornamelijk het lidmaatschap an een kerkgenootschap ten doel . XXVII . Geschiedenis an den godsdienst behoort een hoofddeel an de catechisatie uit to maken .
150 XXVIII .
Vrijstelling
an militie en schutterij
oor studenten en
candidates in de godgeleerdheid is zeer onbillijk .
XXIX .
Ook als E angeliedienaar houden aardsche
aderland in
ij niet op
an het
oners en burgers to zijn en mogen
ons zelfs in beginsel beklagen dat de toegang tot hoogere staatsbetrekkingen, aan andere standee en leeraar als zoodanig
ergund, den Herder
illekeurig ontzegd is ge orden . DR . J . J . VAN OOSTERZEE .
XXX .
Een oudige
ersiering der kerkgebou
en door schoone
beelden, schilderstukken, spreuken, enz . i s
enschelijk .
XXXI .
Daar de Vrije Gemeente ten doel heeft aank godsdienstig-zedelijk le en, alleen door middel dienst-onder
eeking
an
an gods-
ijs en godsdienstige samenkomsten, alsmede
door bijeenkomsten meer in 't bizonder dienende tot bespreking
an onder erpen
an
erschillenden aard in
erband met den godsdienst beschou
d (Stemmen, 1878
151 bldz . 17),
erschilt zij principieel an de Remonstrantsche Broederschap, staat daarbij ten achter en is onnoodig b . . aar de Nederlandsche Protestantenbond erkt . XXXII . Het zou in het belang zijn an het Seminarium der Remonstranten indien tot toelating geen andere eischen erden gesteld dan die naar de nieu e et op het hooger onder ijs reeds oor de Rijks-Uni ersiteiten orden gedaan . XXXIII . Tegen lijken erbranding bestaan geen gegronde godsdienstige bez aren .
INHOUD. BLADZ . 3
INLEIDING . H00FDSTUK I .
Do beschou
ing
an Eduard
on Hartmann o er
12 .
hot eersto Christendom HOOFDSTUK II. Hot oudaemonisme der oudste Christenen
34.
.
H00FDSTUK III. Hot oudste Christendom en de Mozaisehe
et .
.
.
51 .
HoOFDSTUK IV . Hot uni orsalistisch karakter
an hot oudste Chris-
tendom
107 .
HOOFDSTUK V . Besluit REGISTER VAN BIJBELPLAATSEN
126. 140 .
ZUID'HOLI .ANDSCHE BOEI< EN IIANDELS'DI IJNKERIJ .
200883 016 riddOl4bijdOl Bijdrage tot de kennis van het oudste christendom