AVEA -beademingssystemen ®
Bedieningshandleiding
ii
Bedieningshandleiding Dit document wordt beschermd door auteursrechtenwetgeving van de Verenigde Staten en internationale wetgeving. Dit document mag niet worden gekopieerd, verveelvoudigd, vertaald, opgeslagen in een geheugensysteem, in welke vorm dan ook worden verzonden, of worden teruggebracht tot een door een elektronisch medium of machine leesbare vorm, geheel dan wel gedeeltelijk, zonder schriftelijke toestemming van CareFusion. De informatie in dit document is onder voorbehoud van wijzigingen zonder kennisgeving. Dit document dient slechts ter informatie en mag niet worden beschouwd als vervanging van of aanvulling op de voorwaarden van de licentieovereenkomst. © 2010-2011 CareFusion Corporation of een van haar dochterondernemingen. Alle rechten voorbehouden. Avea is een gedeponeerde handelsmerk van CareFusion Corporation of een van haar dochtermaatschappijen. Alle andere handelsmerken zijn eigendom van de betreffende merkhouders. VS CareFusion 22745 Savi Ranch Parkway Yorba Linda, California 92887-4668 USA Telefoon:
800.231.2466 +1.714.283.2228
Erkend vertegenwoordiger voor Europa CareFusion Germany 234 GmbH Leibnizstrasse 7 97204 Hoechberg Duitsland Telefoon: Fax:
+49.931.4972.0 +49.931.4972.423
carefusion.com
Documentatienummer: L2786–110 Revisie J
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Revisies
iii
Datum
Revisie
Wijzigingen
September 2005
A
Eerste uitgave
Mei 2006
B
Verwijzingen naar het model Plus verwijderd “niet operationeel” uit afbeelding 2-19 verwijderd Opmerking toegevoegd over het instellen van de piekbeademingsdruk Ppeak toegevoegd aan de lijst alarmmeldingen
December 2006
C
Tabel Primaire bediening bijgewerkt nCPAP toegevoegd in de tabel Problemen oplossen Specificatie Rate bijgewerkt Hoofdstuk “Nasale CPAP-optie voor zuigelingen” toegevoegd
Februari 2007
D
Afbeelding bijgewerkt en beschrijving van ballonmaat en typeselectie toegevoegd Opmerking over datum en tijd toegevoegd Toegevoegde supplementen Filter/waterafscheider, Aanwijzingen voor verwerking, sterilisatie, L2860-101, L3004A, L3082A, L2889A, L3031A
September 2008
E
Marktintroductie van volumecapnografie
Februari 2010
F
Handleiding herzien om te voldoen aan de herziene Richtlijn 2007/42/EC voor medische hulpmiddelen.
Fbruari 2010
G
Merkstijl gewijzigd in die van CareFusion.
Juni 2010
H
Herziening van de circuitweerstandstest voor het gebruik van endotracheale tubes.
Juni 2011
L2786-110 Rev. J
J
Punt toegevoegd aan opsomming onder Waarschuwingen: De oxygenatie en ventilatie moeten regelmatig worden gecontroleerd als een patiënt respiratoire ondersteuning ontvangt. Extra tekst voor Volume Guarantee (Volumegarantie) en intermitterende verplichte beademing via de neus.
iv
Bedieningshandleiding
Garantie De AVEA® beademingssystemen zijn gegarandeerd vrij van materiaal- en fabricagefouten en voldoen gegarandeerd aan de gepubliceerde specificaties gedurende twee (2) jaar of 16.000 uur, wat zich het eerste voordoet. De aansprakelijkheid van CareFusion, (“de Onderneming”) op grond van deze garantie is beperkt tot, naar keuze van de Onderneming, het vervangen, repareren of crediteren van onderdelen die binnen de garantieperiode defect raken of niet aan de gepubliceerde specificaties blijken te voldoen; de Onderneming zal op grond van deze garantiebepaling uitsluitend aansprakelijk zijn indien (A) de Onderneming onverwijld schriftelijk door Koper in kennis wordt gesteld van defecten of het niet-voldoen aan de gepubliceerde specificaties; (B) defecte eenheden of onderdelen voor de kosten van de Koper bij vooruitbetaling aan de Onderneming worden geretourneerd; (C) defecte eenheden of onderdelen door de Onderneming niet meer dan vier weken na de laatste dag van de garantieperiode zijn ontvangen; en (D) uit onderzoek door de Onderneming van deze eenheden of onderdelen genoegzaam blijkt dat de defecten of gebreken niet zijn veroorzaakt door onoordeelkundig gebruik, onachtzaamheid, onjuiste installatie, niet-geautoriseerde reparatie, modificatie of van buiten komend onheil. Deze garantie is nietig indien Koper reparaties of modificaties uitvoert of laat uitvoeren zonder schriftelijke toestemming van de Onderneming. Indien enig product waarop deze garantie van toepassing is, gebreken vertoont, zal de Onderneming op grond van deze garantie in geen geval aansprakelijk zijn voor winstderving, verminderde bruikbaarheid, vervolgschade of enige andere vorm van door Koper geleden schade, anders dan restitutie van de aanschafprijs van het gebrekkige product. Onderhavige garantie van de Onderneming zal niet worden uitgebreid, noch beperkt, noch beïnvloed door het verlenen van technisch advies door de Onderneming of zijn vertegenwoordigers in verband met Kopers bestelling van de hieronder genoemde producten. Uit dit advies zullen evenmin bijkomende verplichtingen of aansprakelijkheden voortkomen.
Beperking van de aansprakelijkheid Deze garantie is niet van toepassing op normaal onderhoud, zoals reinigen, afstellen of oliën, dan wel het moderniseren van apparaatonderdelen. Deze garantie zal nietig en ongeldig zijn indien de apparatuur wordt gebruikt in combinatie met hulpstukken of onderdelen die niet zijn gefabriceerd door de Onderneming, dan wel niet door de Onderneming schriftelijk zijn goedgekeurd voor gebruik, of indien de apparatuur niet wordt onderhouden volgens het voorgeschreven onderhoudsschema. De hierboven vermelde garantie is geldig gedurende een periode van TWEE (2) jaar na de datum van verzending of 16.000 bedrijfsuren, wat zich het eerste voordoet, met uitzondering van de volgende gevallen: 1.
Voor onderdelen voor het bewaken van lichaamsvariabelen als temperatuur, bloeddruk of flow geldt een garantieperiode van negentig (90) dagen vanaf de datum van ontvangst.
2.
Voor onderdelen van elastomeer en andere onderdelen uit materiaal dat onderhevig is aan natuurlijke veroudering, waarop de Onderneming geen invloed heeft, geldt een garantieperiode van zestig (60) dagen vanaf de datum van ontvangst.
3.
Voor interne accu’s geldt een garantieperiode van negentig (90) dagen vanaf de datum van ontvangst.
Het bovenstaande sluit elke impliciete of expliciete garantie uit, met in begrip van, maar niet beperkt tot elke garantie van verkoopbaarheid, behalve als er een uitdrukkelijk recht bestaat, en kan uitsluitend schriftelijk worden gewijzigd door een geautoriseerde vertegenwoordiger van de Onderneming.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Inhoud Hoofdstuk 1: Inleiding ............................................................................................... 1 Hoofdstuk 2: Uitpakken en installeren ..................................................................... 7 Montage en fysieke installatie van het beademingsapparaat ............................................................ 7 Installatie aan de voorzijde van het beademingsapparaat ................................................................ 9 Aansluitingen op voorpaneel ........................................................................................................... 17 Installatie aan de achterzijde van het beademingsapparaat ........................................................... 23 Gebruikerstest ................................................................................................................................. 39 Checklist gebruikerstest AVEA........................................................................................................ 45 AVEA probleemoplossing................................................................................................................ 46
Hoofdstuk 3: Bediening van het beademingsapparaat ........................................ 51 Membraanknoppen en LED’s .......................................................................................................... 51 Instellingen voor de patiënt ............................................................................................................. 59 Instellen beademingsapparaat ........................................................................................................ 60 Type en modus van de beademing instellen ................................................................................... 65 Volume Guarantee (Volumegarantie; VG) ...................................................................................... 66 Primaire besturingsfuncties voor de beademing ............................................................................. 89 Extra instellingen ............................................................................................................................. 95 Independent Lung Ventilation (onafhankelijke longbeademing, ILV) ............................................ 103
Hoofdstuk 4: Monitors, displays en manoeuvres ............................................... 105 Grafische weergave-elementen .................................................................................................... 105 Digitale weergave-elementen ........................................................................................................ 124 Weergaven hoofdscherm .............................................................................................................. 130
Hoofdstuk 5: Volumecapnografie ......................................................................... 133 Werkingsprincipe ........................................................................................................................... 133 Opstelling ...................................................................................................................................... 134 Instellingen en bewaakte waarden ................................................................................................ 137 Alarmfuncties ................................................................................................................................ 141 Manoeuvres .................................................................................................................................. 142 Nulstelling van de CAPNOSTAT 5 ................................................................................................ 144 Nauwkeurigheid van de CAPNOSTAT 5 controleren .................................................................... 146
Hoofdstuk 6: Niet-invasieve beademing bij zuigelingen ...................................... 149 Nasale CPAP (nCPAP) ................................................................................................................. 149 Intermitterende verplichte beademing via de neus (nIMV) ............................................................ 155
Hoofdstuk 7: Alarmen en lampjes ........................................................................ 167 Statuslampjes................................................................................................................................ 167
L2786-110 Rev. J
v
vi
Bedieningshandleiding Berichten........................................................................................................................................169 Alarmen .........................................................................................................................................171 Alarmbediening ..............................................................................................................................172 Alarmsoorten .................................................................................................................................173 Alarmen voor nasale CPAP / nasale IMV ......................................................................................182 Alarmen voor Volume Guarantee (Volumegarantie) ......................................................................185
Hoofdstuk 8: Onderhoud en reiniging ................................................................. 187 Reiniging en sterilisatie ..................................................................................................................187 Aanbevolen periodiek onderhoud ..................................................................................................190 Onderhoud van de interne batterij .................................................................................................191 Zekeringen .....................................................................................................................................194
Appendix A: Contact- en bestelgegevens .......................................................... 197 Hoe u ons bereikt voor onderhoud.................................................................................................197 Onderdelen bestellen.....................................................................................................................198
Appendix B: Specificaties .................................................................................... 201 Pneumatische voeding ..................................................................................................................201 Stroomvoorziening .........................................................................................................................201 Gegevensinvoer/-uitvoer ................................................................................................................202 Specificaties voor atmosfeer en milieu ..........................................................................................209 Fysieke afmetingen ........................................................................................................................209 Hulpstukken ...................................................................................................................................210
Appendix C: Pneumatisch schema ..................................................................... 211 Appendix D: Monitorbereik en nauwkeurigheid ................................................. 213 Appendix E: Sensorspecificaties en circuitweerstand ..................................... 219 VarFlex® sensorspecificaties .........................................................................................................219 Specificaties flowsensor met verwarmingsdraad ...........................................................................220 Specificaties volumecapnografie ...................................................................................................221
Appendix F: Tekst AVEA berichtenbalk ............................................................. 223 Appendix G: Geavanceerde bewaakte parameters pulmonaal mechanisme .. 225 Appendix H: Probleemoplossing bij capnometrie ............................................. 233 Appendix I: Berekeningen voor volumetrische CO2 ........................................ 235 Appendix J: Verklaringen elektromagnetische aspecten ................................. 239 Appendix K: Verklarende woordenlijst ............................................................... 243
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
vii
Verklaringen EMC-verklaring Deze apparatuur genereert en gebruikt radiofrequentie (RF)-energie en kan deze uitstralen. Als deze apparatuur niet volgens de instructies in deze handleiding wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan er elektromagnetische interferentie optreden. Deze apparatuur voldoet volgens tests aan de aanvaardbare limieten die zijn vastgelegd in norm EN60601-1-2 voor medische producten. Deze limieten worden geacht een redelijke bescherming te bieden tegen elektromagnetische interferentie (EMC) bij toepassing in de beoogde gebruiksomgevingen zoals in deze handleiding beschreven. Dit beademingsapparaat is tevens ontworpen en vervaardigd overeenkomstig de veiligheidsvereisten van de volgende normen: EN 60601-1, IEC 60601-2-12, CAN/CSA-C22.2 nr. 601.1-M90 en UL 2601-1. Dit beademingsapparaat kan worden beïnvloed door draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur. Dit beademingsapparaat mag niet worden gestapeld met andere apparatuur. Bij de beoordeling van dit beademingsapparaat zijn de volgende kabels gebruikt: •
15619 – normaal open patiëntoproepkabel (lengte – 1,7 meter)
•
15620 – normaal gesloten patiëntoproepkabel (lengte – 1,7 meter)
•
70600 – kabel, communicatie- (lengte – 1 meter)
•
70693 – kabel, communicatie- (lengte – 3 meter)
•
Standaard Centronics-printerkabel (lengte – 2 meter)
•
Standaard SVGA-beeldschermkabel (lengte – 2 meter) Het gebruik van andere kabels kan verhoogde emissies of verminderde immuniteit tot gevolg hebben. Zie tabel 201, 202, 203 en 205 voor meer informatie over het AVEA-beademingsapparaat en EMC.
MRI Deze apparatuur bevat elektromagnetische onderdelen waarvan de werking door sterke magnetische velden kan worden beïnvloed. Gebruik het beademingsapparaat niet in een MRI-omgeving of in nabijheid van hoogfrequente chirurgische diathermieapparatuur, defibrillators of kortegolfbehandelingsapparatuur. Elektromagnetische interferentie kan de werking van het beademingsapparaat verstoren.
Gebruiksdoeleinde Het AVEA-systeem dient voor het leveren van continue ademhalingsondersteuning in een instelling voor gezondsheidszorg (bijv. ziekenhuizen). Het kan worden gebruikt bij pasgeboren tot en met volwassen patiënten. Het mag uitsluitend worden bediend door daarvoor opgeleid klinisch personeel, onder toezicht van een arts.
Regelgeving Op grond van de federale wet (V.S.) mag dit apparaat uitsluitend worden verkocht aan of in opdracht van een arts. Het voordeel van de behandeling met medische hulpmiddelen voor ademhalingsondersteuning is veel groter dan de onwaarschijnlijke kans op blootstelling aan ftalaten.
L2786-110 Rev. J
viii
Bedieningshandleiding
Classificatie Apparaattype:
Medische apparatuur, klasse 1 Type B Longbeademingsapparaat voor volwassenen/kinderen/baby’s
Conformiteitsverklaring Deze medische apparatuur voldoet aan en is conform met de richtlijn voor medische apparatuur 93/42/EEC en de volgende technische normen: BS EN 60601-2-12:2006 EN 60601-1 EN 60601-1-2 ISO 13485 UL 60601-1 CAN / CSA C22.2 nr. 601.1.12-94 (R99) Bij EU aangemelde instantie: BSI (Reg. nr. 0086) Handelsnamen: AVEA beademingssystemen CareFusion 22745 Savi Ranch Parkway Yorba Linda, California 92887-4668 USA Neem in geval van vragen over de verklaring van overeenstemming voor dit product contact op met CareFusion op een van de in appendix A vermelde nummers.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
ix
Informatie met betrekking tot de veiligheid Lees de volgende veiligheidsinformatie voordat u het beademingsapparaat gebruikt. Als u het beademingsapparaat gebruikt zonder eerst kennis te hebben genomen van alle voorzieningen en functies, kan hierdoor de veiligheid in het geding komen. Algemene waarschuwingen en aandachtspunten die in alle omstandigheden van toepassing zijn op het gebruik van het beademingsapparaat, bevinden zich in deze sectie. Bepaalde waarschuwingen en aandachtspunten (Let op) staan ook in de handleiding bij het onderwerp waarop ze betrekking hebben. Opmerkingen bevinden zich overal in de handleiding en bieden aanvullende informatie over specifieke voorzieningen. Neem bij vragen over de installatie, het instellen van het systeem, de bediening of het onderhoud van het beademingsapparaat contact op met CareFusion, Klantenservice, waarvan de gegevens te vinden zijn in bijlage A, onder Contact- en bestelgegevens.
Begrippen WAARSCHUWING duidt een situatie of handeling aan die kan leiden tot ernstige nadelige gevolgen of tot mogelijke veiligheidsrisico’s. LET OP
duidt een situatie of handeling aan die kan leiden tot schade aan het beademingsapparaat of aan andere apparatuur.
OPMERKING
geeft aanvullende informatie voor een beter begrip van de wijze waarop het beademingsapparaat werkt.
Waarschuwingen De aanduidingen Waarschuwing en Let op komen in deze handleiding overal voor waar ze van toepassing zijn. De onderstaande algemene waarschuwingen en aandachtspunten gelden altijd wanneer u het beademingsapparaat bedient. •
Het AVEA beademingsapparaat is bedoeld voor gebruik door een daarvoor opgeleide operator, onder begeleiding van een bevoegde arts.
•
Als het beademingsapparaat op een patiënt wordt aangesloten, moet er te allen tijde een getrainde medische hulpverlener aanwezig zijn om te reageren op een alarm of andere aanwijzigingen dat er een probleem bestaat.
•
Het geluidsvolume van het alarm moet hoger worden ingesteld dan de omgevingsgeluiden omdat het anders niet gehoord wordt.
•
Zorg dat u altijd een alternatieve beademingsmethode bij de hand hebt als het beademingsapparaat wordt gebruikt.
•
De operator mag de elektrische connectoren van het beademingsapparaat of de accessoires en de patiënt niet tegelijkertijd aanraken.
•
Wegens mogelijk explosiegevaar, mag het beademingsapparaat niet worden gebruikt in de nabijheid van brandgevaarlijke anesthetica.
•
Een geluidsalarm geeft een abnormale situatie aan en mag nooit worden genegeerd.
•
Anti-statische of elektriciteitsgeleidende slangen of buizen mogen niet in het patiëntcircuit worden gebruikt.
•
Als tijdens het gebruik van het beademingsapparaat een mechanisch of elektrisch probleem wordt vastgesteld, moet het beademingsapparaat buiten gebruik worden gesteld en door een gekwalificeerde onderhoudstechnicus worden geïnspecteerd. Een slecht werkend beademingsapparaat kan leiden tot letsel bij de patiënt.
L2786-110 Rev. J
x
Bedieningshandleiding •
Als er een alarm voor lage gastoediening optreedt, zal de aan de patiënt toegediende zuurstofconcentratie verschillen van de bij de O2 instellingen ingestelde waarde.
•
Uitval van de gasvoorziening verandert de FIO2 en kan leiden tot letsel bij de patiënt.
•
De werking van dit apparaat kan negatief beïnvloed worden als er in de nabijheid andere apparatuur wordt gebruikt zoals hoge frequentie chirurgische (diathermische) apparatuur, defibrillators, korte-golf therapie-apparatuur, “walkietalkies,” of mobiele telefoons.
•
Water in de luchtaanvoer kan een slechte werking van dit apparaat veroorzaken.
•
Zorg dat u de zuurstofmengpoort op het achterpaneel van het instrument niet blokkeert. Dit kan een slechte werking van de apparatuur tot gevolg hebben.
•
Gevaar van elektrische schokken – Verwijder geen afdekplaten of panelen van het beademingsapparaat. Laat al het onderhoud uitvoeren door een geautoriseerde onderhoudstechnicus van CareFusion.
•
Een beschermende massa-aansluiting in de vorm van een aardedraad in het netsnoer is noodzakelijk voor een veilige werking. Zonder de beschermende massa-aansluiting kunt u van alle geleidende onderdelen, ook van knoppen en bedieningselementen die ogenschijnlijk geïsoleerd zijn, een elektrische schok krijgen. Voorkom elektrische schokken door het netsnoer dat bij het beademingsapparaat is geleverd (geen ander snoer) aan te sluiten op een correct bedraad stopcontact. Controleer of het netsnoer in goede staat verkeert.
•
De AVEA is zodanig ontworpen dat gebruiker en patiënt niet worden blootgesteld aan te hoge lekstroom, volgens de hiervoor geldende normen (UL2601 en IEC60601-1). Dit kan echter niet worden gegarandeerd wanneer er externe apparaten worden aangesloten op het beademingsapparaat. Om bij het aansluiten van externe apparatuur op de RS-232-, printer- en videopoort het risico van te hoge lekstroom op de behuizing te voorkomen, moeten de beschermende aardleidingen afdoende zijn geïsoleerd. Deze isolatie moet ervoor zorgen dat de kabelafschermingen geïsoleerd zijn aan het kabeluiteinde waarop de randapparatuur is aangesloten.
•
De oxygenatie en ventilatie moeten regelmatig worden gecontroleerd als een patiënt respiratoire ondersteuning ontvangt.
•
Op afgegeven en gemeten flow alsmede druk- en volume-instellingen en -waarden zijn de hierin beschreven nauwkeurigheidsspecificaties voor het hulpmiddel van toepassing.
Aandachtspunten (Let op) De volgende aandachtspunten gelden altijd als u met het beademingsapparaat werkt. •
Controleer of de spanningsinstelling en de geïnstalleerde zekeringen zijn ingesteld overeenkomstig de uitgangsspanning van het stopcontact, anders kan dit schade tot gevolg hebben.
•
Een volledig ontladen accu (zonder enige spanning) kan schade aan het beademingsapparaat veroorzaken en moet worden vervangen.
•
Alle op het beademingsapparaat aangesloten accessoires moeten voldoen aan CSA/IEC601/UL2601.
•
Om schade aan het apparaat te voorkomen, dient u het luchtfilter regelmatig schoon te maken. De volgende aandachtspunten zijn van toepassing bij het reinigen van het beademingsapparaat of het steriliseren van de bijbehorende hulpstukken.
•
Steriliseer het beademingsapparaat niet. De interne componenten zijn niet compatibel met sterilisatietechnieken.
•
Steriliseer slangadapters of connectoren terwijl ze gemonteerd zijn niet met gas en autoclaveer ze ook niet met stoom. De slangen nemen dan na verloop van tijd de vorm van de adapter aan, wat een slechte aansluiting en mogelijk lekkage zal veroorzaken.
•
Dompel het beademingsapparaat NIET onder in vloeistof en schenk geen vloeistof in het beademingsapparaat of er overheen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
xi
Symbolen op de apparatuur
De volgende symbolen kunt u vinden op het beademingsapparaat of in de bijbehorende documentatie. Symbool
Herkomst / compliantie Symbool 03-02 IEC 60878
ATTENTIE, raadpleeg BIJBEHORENDE DOCUMENTEN
Symbool 5016 IEC 60417
ZEKERING
Symbool 5034 IEC 60417 Symbool 01-36 IEC 60878 Symbool 5035 IEC 60417 Symbool 01-37 IEC 60878 Symbool 5031 IEC 60417 Symbool 5019 IEC 60417 Symbool 01-20 IEC 60878 Symbool 5021 IEC 60417 Symbool 01-24 IEC 60878
Symbool 5333 IEC 60417 Symbool 02-03 IEC 60878 Symbool 5032 IEC 60417
ACCEPT
L2786-110 Rev. J
Betekenis
INGANG UITGANG NETSPANNING (wisselstroom) AARDE (aardebeveiliging). EQUIPOTENTIAAL-verbinding. Deze wordt gebruikt om verschillende onderdelen van de apparatuur of van een systeem aan te sluiten op hetzelfde potentiaal, dat niet noodzakelijk het aardpotentiaal (de aarde) is (bijvoorbeeld voor lokale contactering). Apparatuur van het type B. Dit houdt in dat de apparatuur een zekere mate van bescherming biedt tegen elektrische schokken, vooral in verband met toegestane lekstroom en de betrouwbaarheid van de beschermende massaverbinding.
Symbool 01-14 IEC 30878
Dit symbool bevindt zich op de specificatieplaat. Het geeft aan dat deze apparatuur geschikt is voor wisselstroom.
Symbool 5007 IEC 60417 Symbool 01-01 IEC 60878
AAN (stroom)
Symbool 5008 IEC 60417 Symbool 01-02 IEC 60878
UIT (stroom)
Symbool 0651 ISO 7000
Horizontale omhaal met nieuwe regel. Betekent ACCEPTEER ingevoerde waarden voor een bepaald veld.
Symbool voor CareFusion
geeft PATIËNTENINSPANNING aan
Symbool voor CareFusion
geeft HANDMATIGE BEADEMING aan
xii
Bedieningshandleiding
CANCEL
Symbool voor CareFusion
HOOFDSCHERM
Symbool 417 IEC 5102
GEBEURTENIS GEREED
Symbool voor CareFusion
MODUS
Symbool voor CareFusion
EXTRA INSTELLINGEN
Symbool voor CareFusion
INSTELLING voor maatselectie patiënt
MDD Richtlijn 93/42/EEC
CE-merk
Symbool 5307 IEC 60417
ALARM OPNIEUW INSTELLEN
Symbool 5319 IEC 60417
ALARM ONDERDRUKKEN
Symbool voor CareFusion
VOLWASSEN patiënt
Symbool voor CareFusion
PEDIATRISCH patiënt (kind)
Symbool voor CareFusion
NEONATALE patiënt (baby)
Grafisch symbool voor algemeen gebruik voor NIET DOEN
ANNULEREN, d.w.z. De ingevoerde waarden niet accepteren.
Symbool voor CareFusion
Selecteer de functie WEERGEGEVEN SCHERM.
Symbool 5467 IEC 60417
Het huidige scherm STILZETTEN.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Symbool voor CareFusion
Het scherm ALARM LIMITS (alarmgrenzen) activeren
Symbool voor CareFusion
SLOT. Dit geeft aan dat de knoppen op het paneel zijn vergrendeld.
Symbool voor CareFusion
Poort VERNEVELAAR
Symbool voor CareFusion
ZUURSTOF verhogen
Symbool voor CareFusion
PRINTSCHERM
Symbool voor CareFusion
Poort AFZUIGING
Symbool voor CareFusion
L2786-110 Rev. J
xiii
Aansluiting FLOWSENSOR MET VARIABELE OPENING
Symbool voor CareFusion
Aansluiting FLOWSENSOR MET VERWARMINGSDRAAD
Symbool voor CareFusion
ANALOGE IN/OUT verbinding
Symbool voor CareFusion
HOOFDSCHERM weergeven
Symbool voor CareFusion
POORT NIET BLOKKEREN
Symbool voor CareFusion
Aansluiting EXTERNE ACCU
Symbool voor CareFusion
Geeft poort GAS ID aan
Symbool voor CareFusion
Aansluiting ZUURSTOFSENSOR
xiv
Bedieningshandleiding
Symbool voor CareFusion
Ontlasting OVERDRUK
Symbool voor CareFusion
Aansluiting EXTERNE VERPLEEGKUNDIGE
Symbool voor CareFusion
Aansluiting MONITOR GEBRUIKERSINTERFACE
Symbool voor CareFusion
Dit symbool betekent ZEKERING VOOR INTERNE BATTERIJ
Symbool voor CareFusion
Dit symbool betekent GELUIDSVOLUME ALARM
Symbool voor CareFusion
Dit symbool geeft aan dat de AVEA uitsluitend wordt gevoed door de INTERNE BATTERIJ.
Symbool voor CareFusion
Dit symbool geeft aan dat de HELIOX configuratie wordt gebruikt.
Symbool voor CareFusion
Dit symbool geeft aan dat het product ftalaten bevat
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
1
Hoofdstuk 1: Inleiding De AVEA is een door software gestuurd beademingsapparaat van de vierde generatie met servo-regeling. Het dynamische afgiftebereik maakt dat beademingsgassen kunnen worden toegediend aan alle patiënten, van baby’s tot volwassenen. De revolutionaire gebruikersinterfacemodule (User Interface Module, UIM) koppelt maximale flexibiliteit aan eenvoudige bediening. Het systeem heeft een platte kleurenmonitor (LCD) voor real-time grafische gegevens en digitale bewakingsfuncties, een touchscreen voor eenvoudige interactie, membraanknoppen en een dataknop voor het wijzigen van de instellingen en gebruiksparameters. Een nauwkeurig gasafgiftemechanisme met servobediening voor actieve inspiratie en expiratie zorgt voor prestaties die met beademingsapparaten van vorige generaties niet haalbaar waren. De AVEA is ontworpen voor gebruik met behulp van de meeste algemeen verkrijgbare accessoires. Het beademingsapparaat is eenvoudig te reinigen, en dankzij het ontwerp verzamelt zich geen vloeistof op de oppervlakken, wat de kans verkleint dat er vloeistof in de behuizing lekt. De AVEA is leverbaar in twee modellen: Comprehensive en Standard. In de volgende tabel ziet u de standaard en optionele functies die voor elk model beschikbaar zijn.
Functies en accessoires Modi Proximale flowsensor met verwarmingsdraad Gesynchroniseerde vernevelaar 24 uur trending Interne batterij Kleurenmonitor voor grafische weergave Loops en golfgrafieken Standaard wagentje Proximale flowsensor met variabele opening Bewaking proximale beademingsdruk Tracheale katheter Oesofagusballon Interne compressor heliox afgifte
L2786-110 Rev. J
Standard (standaard)
Comprehensive (uitgebreid)
Alle
Alle
2
Inleiding
Optionele functies en accessoires
Bedieningshandleiding
Standard (standaard)
Comprehensive (uitgebreid)
Aangepast wagentje
Optie
Aanwezig
Externe accu (alleen op aangepast wagentje)
Optie
Optie
Gastankhouder (op beide wagentjes)
Optie
Optie
Interne compressor
Optie
Aanwezig
Pflex Maneuver
Optie
Aanwezig
Heliox afgifte
Optie
Aanwezig
nCPAP
Optie
Aanwezig
VCO2
Optie
Optie
Enkele AVEA functies Artificial Airway Compensation (kunstmatige luchtwegcompensatie)1 Als de Artificial Airway Compensation wordt aangezet, berekent het beademingsapparaat automatisch de drukval over de endotracheale slang. De AVEA past dan de luchtwegdruk aan voor afgifte van de ingestelde inspiratiedruk aan het distale (carina) uiteinde van de endotracheale slang. Hierbij wordt de flow, de gassamenstelling (heliox of stikstof/zuurstof), de fractie inademingszuurstof (FIO2), de slangdiameter, lengte, en de pharynxkromming ingecalculeerd op basis van de afmeting van de patiënt (neonataal, pediatrisch, volwassen). Deze compensatie treedt uitsluitend op tijdens de inademing. Artificial Airway Compensation is actief bij alle Pressure Support (drukondersteuning) en Flow Cycled Pressure (flowgestuurde druk) ademhalingen.
WAARSCHUWING Als u de Artificial Airway Compensation activeert, terwijl u een patiënt beademt, zal dat een plotselinge vermeerdering in de piekbeademingsdruk veroorzaken en de bijbehorende vermeerdering in het teugvolume. Als u besluit om de Artificial Airway Compensation te activeren, terwijl de patiënt op het beademingsapparaat is aangesloten, zult u voorzichtig moeten zijn zodat u risico van een te grote teugvolume-afgifte tot een minimum beperkt.
Opmerking:
De bewaakte beademingsdruk (inspiratoir) zal hoger zijn dan de ingestelde waarden als Artificial Airway Compensation actief is. Bij een inspiratiedrukinstelling van nul zal Artificial Airway Compensation toch een verhoogde beademingsdruk leveren, die compenseert voor de weerstand van de endotracheale slang. Als de Artificial Airway Compensation aan staat, verschijnt het bijbehorende controlelampje in alle beademingsvormen hoewel de functie niet altijd actief is (bijvoorbeeld Volume Controlled [volumegeregelde] ademhalingen). Dit dient als waarschuwing dat Artificial Airway Compensation actief zal worden als een Pressure Support (drukondersteuning) of combinatiemodus (bijv. Volume Control SIMV) wordt geselecteerd. Bereik:
Uit/Aan
Standaard:
Uit
Verkrijgbaar voor alle patiëntafmetingen 1
Estimation of Inspiratory Pressure Drop in Neonatal and Pediatric Endotracheal Tubes, by Perre-Henri Jarreau, American Physiological Society 1999
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Inleiding
3
Volledig assortiment patiëntafmetingen U kunt een patiëntafmeting selecteren van Volwassen, Pediatrisch, of Neonataal. Als u deze selectie hebt gemaakt, biedt het beademingsapparaat uitsluitend die parameters die beschikbaar zijn voor uw geselecteerde patiëntafmeting.
Niet-invasieve beademing Het beademingsapparaat kan niet-invasieve beademing uitvoeren met een standaard dubbel slangcircuit. Bij gebruik van deze functie moet de lekcompensatie worden aangezet. Om lekcompensatie aan te zetten, gebruikt u het touchscreen dat is weergegeven op het scherm Ventilator Set-Up (beademingsinstellingen).
Opmerking:
Niet-invasieve beademing vereist het gebruik van een goed aansluitend masker zonder ontluchtingsopeningen. Overmatige lekkages rond het masker kunnen leiden tot valse triggering van het beademingsapparaat of het activeren van ontkoppelingsalarmen.
Lekcompensatie Lekcompensatie wordt gebruikt ter compensatie van basislijnlekkages, die bij het patiëntmaskerinterface of rond de endotracheale slang van de patiënt kunnen optreden. Het verschaft uitsluitend compensatie voor basislijnlekkage en is niet actief tijdens de afgifte van ademhalingen. Tijdens de expiratie wordt PEEP gehandhaafd door samenwerking van de hydraulische regelklep (FCV) en de expiratieklep (ExV). De ExV druk-servo is ingesteld op een doeldruk van PEEP en de FCV druk-servo is ingesteld tot op een drukstreefwaarde van PEEP – 0,4 cm H2O. De ExV servo gaat open als de druk boven de streefwaarde komt en de FCV geeft flow af als de druk onder de streefwaarde daalt tot een maximale flowrate voor de patiëntafmeting. Bereik:
Uit/Aan
Standaard:
Uit
Compensatiecircuitcompliantie Als circuitcompliantie actief is, wordt het volume gas dat wordt afgegeven tijdens een volumegeregelde of streefademhaling vergroot zodat het bestaat uit het ingestelde volume plus het volume dat wegens het compliantie-effect van het circuit verloren gaat. Circuitcompliantie is actief gedurende het ingestelde teugvolume tijdens Volume Control beademing, het streefteugvolume in PRVC modus en voor Machinevolume. Het is uitsluitend actief in toepassingen voor volwassenen en kinderen. De monitors voor het expiratoir volume voor alle modi en soorten ademhaling worden ook aangepast voor het volume van de Compensatie voor compliantie. Bereik:
0,0 tot 7,5 ml/cm H2O
Standaard:
0,0 ml/cm H2O
Het beademingsapparaat meet automatisch de circuitcompliantie tijdens de uitgebreide systeemtest (Extended Systems Test, EST). De waarde kan niet handmatig worden ingevoerd.
L2786-110 Rev. J
4
Inleiding
Bedieningshandleiding
Opmerking:
Hoewel de circuitcompliantie op het Instellingsscherm wordt weergegeven, is het niet actief voor neonatale patiënten. Een hoge circuitcompliantie met kleine teugvolumes kan leiden tot een langere inademingsduur. Dit is het resultaat van de afgifte van het circuitcompliantievolume bij de ingestelde flowrate. Het instellen van extreem kleine afgegeven teugvolumes als de compensatie voor circuitcompliantie niet actief is en als er een proximale flowsensor wordt gebruikt, kan leiden tot het activeren van het alarm voor een losgekoppeld patiëntcircuit.
Bevochtiging U kunt actieve of passieve bevochtiging selecteren (AAN/actief of UIT/passief). Actieve bevochtiging gaat uit van 99% RV; passieve bevochtiging gaat uit van 60% RV bij gebruik van een HME. Deze functie past de BTPS correctiefactor aan zodat de expiratoire teugvolumes worden gecorrigeerd. Bereik: Standaard:
Uit/Aan Actief (AAN)
Opmerking:
Onjuiste instellingen van de functie Bevochtiging zullen de nauwkeurigheid van het bewaakte expiratoire volume beïnvloeden.
Heliox Delivery (alleen op de Comprehensive, als optie leverbaar bij de Standard) Met behulp van de gepatenteerde “Smart” connectortechnologie kan het de AVEA model Comprehensive heliox gemengd gas afgeven in plaats van medische lucht. Door eenvoudig een connector op het achterpaneel te vervangen, identificeert het beademingsapparaat de gasinvoer en past het zich aan de verandering aan. Alle volumes (numeriek en grafisch) worden voor nauwkeurige weergave automatisch gecompenseerd. De klinische voordelen van helium-zuurstofgas zijn gebaseerd op de aanzienlijk lagere gasdichtheid vergeleken met stikstofzuurstofgas. Dankzij deze lagere gasdichtheid kan hetzelfde volume (teugvolume) gas aan de patiënt worden afgegeven bij een aanzienlijk lagere beademingsdruk. Bovendien maken de lage-dichtheidseigenschappen van het gas het mogelijk dat het veel gemakkelijker langs luchtwegverstoppingen of vernauwingen passeert dan stikstof-zuurstofgasmengsels.
Opmerking:
De heliox “smart” connector is uitsluitend ontworpen voor gebruik met een 80/20 heliox-tank. Er kan alleen een mengsel van 20% zuurstof en 80% helium gebruikt worden als heliox gastoevoer. Als heliox-gas is aangesloten, wordt dit groene pictogram rechts onderin het touchscreen weergegeven. Voor het instellen van het helium-zuurstofmengsel tijdens afgifte, stelt u gewoon de gewenste FIO2 in, het verschil in het beademingsgas is dan helium. Bijvoorbeeld: Een ingestelde FIO2 van 35% geeft een 65/35 heliox-mengsel aan de patiënt af. L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Inleiding
5
WAARSCHUWING Aansluiting van een gastoevoer op de helium-zuurstofmengselinlaat die niet 20% zuurstof bevat, kan hypoxia of de dood veroorzaken. Hoewel een 80/20 mengsel van helium en zuurstof als medisch gas wordt verkocht, is het heliumzuurstofgasmengsel niet gelabeld voor enig specifiek medisch gebruik.
Opmerking:
Flowsensoren met verwarmingsdraad werken niet met heliox-gasmengsels. Tijdens de afgifte van heliox moet een flowsensor met variabele opening worden gebruikt voor bewaking van de afgegeven volumes bij de proximale luchtwegen.
Opmerking:
De werking van de bevochtiger met verwarming moet nauwlettend in het oog worden gehouden tijdens helioxtherapie. Helium heeft een aanzienlijk grotere thermische geleiding vergeleken met stikstof-zuurstofgasmengsels en dit kan moeilijkheden veroorzaken met sommige verwarmde bevochtigingsapparaten. Een patiënt met koorts kan via de gaskolom warmte afgeven aan een proximale temperatuursensor, wat dan de werkcyclus van de bevochtiger kan beïnvloeden en de uitgang kan verlagen. Dit kan dehydratie van afscheiding in de luchtwegen veroorzaken. In toepassingen waar een ademhalingscircuit met verwarmde draad wordt gebruikt, kan deze warmteoverdracht vanaf de patiënt ook de werkcyclus van het verwarmde-draadcircuit beïnvloeden, wat kan leiden tot verhoogde condensatie in het ademhalingscircuit. De relatieve instellingen van sommige soorten bevochtiger moeten soms verlaagd worden om oververhitting van het beademingsgas te voorkomen.
Opmerking:
Het zuurstofalarm kan tijdens de heliox afgifte niet worden uitgeschakeld. Gebruik de vernevelaar niet terwijl u heliox gebruikt.
L2786-110 Rev. J
6
Inleiding
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
7
Hoofdstuk 2: Uitpakken en installeren Montage en fysieke installatie van het beademingsapparaat Het beademingsapparaat uitpakken De AVEA is ontworpen voor een eenvoudige bediening en installatie. Het apparaat vereist zeer weinig montage ter plekke.
Benodigde onderdelen voor het installeren van het beademingsapparaat U hebt het volgende nodig voor het installeren van uw AVEA beademingsapparaat: •
Stroomvoorziening. Het beademingsapparaat werkt op standaard netspanning van 100, 110, 220 of 240 volt wisselstroom of op een optionele exterme 24 VDC accu. Er wordt een interne batterij bij het beademingsapparaat meegeleverd, die het beademingsapparaat gedurende korte tijd kan voeden (zie hoofdstuk 8, Onderhoud & Reiniging)
LET OP Het beademingsapparaat moet gedurende minstens 4 uur op een hoofdstroomvoorziening worden aangesloten voordat u op de interne batterij overschakelt. Voor gebruik op de externe accu moet het beademingsapparaat gedurende minstens 12 uur op een hoofdstroomvoorziening zijn aangesloten en moet het groene LEDje branden zodat u zeker weet dat de accu geheel opgeladen is. •
Zuurstof, lucht of helium onder druk. De persgasvoorziening moet schoon, droog, medisch gas leveren bij een lijndruk van 1,4 tot 5,6 bar (20 tot 80 PSIG).
Lucht- of helioxtoevoer Druk:
Temperatuur: Minimumflow: Luchtinlaatfitting: helioxinlaatfitting:
van 20 t/m 80 psig (1,4 t/m 5,5 bar) (toevoerlucht) van 20 t/m 80 psig (1,4 t/m 5,5 bar) (toevoer van heliox 80% / 20% alleen heliox) van 3 t/m 10 psig (0,2 t/m 0,7 bar) (compressorlucht) 5 tot 40 °C (41 tot 104 °F) 80 l/min bij 20 psig (1,4 bar) type CGA DISS, nr. 1160 (lucht). NIST fitting krachtens BS-5682:1984 (lucht) ook verkrijgbaar. type CGA DISS, nr. 1180 (heliox)
Opmerking:
NIST-fittingen voor lucht en zuurstof zijn op aanvraag bij de bestelling bij CareFusion verkrijgbaar.
Zuurstoftoevoer
Druk: Temperatuur: Vochtigheid: Minimumflow: Fitting ingang:
L2786-110 Rev. J
van 20 t/m 80 psig (1,4 t/m 5,5 bar) (toevoerzuurstof) 5 tot 40 °C (41 tot 104 °F) Het gasdauwpunt moet 1,7 °C (3 °F) onder de omgevingstemperatuur liggen (minimaal) 80 l/min bij 20 psig (1,4 bar) Type CGA DISS, nr. 1240. NIST fitting krachtens BS-5682:1984 (O2) ook verkrijgbaar.
8
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Montage van het beademingsapparaat Monteer het onderstel met wielen voor uw AVEA beademingsapparaat met behulp van de instructies in de verpakking. Het beademingsapparaat wordt met vier vleugelmoeren gemakkelijk aan het onderstel bevestigd. Zie voor gedetailleerde aanwijzingen de installatie-instructies in de onderhoudshandleiding voor de AVEA (Afbeelding 2–1).
Onderstel beademingsapparaat Standard
Onderstel beademingsapparaat Comprehensive
Afbeelding 2–1: Bevestiging op onderstel voor de Stardard en de Comprehensive
LET OP Het beademingsapparaat en de UIM wegen samen ongeveer 36,4 kg (80 lbs.). Hanteer veilige optilprocedures bij het monteren van het beademingsapparaat.
Optie externe accu Raadpleeg de installatie-instructies in de onderhoudshandleiding voor de AVEA als u de optionele externe accu hebt aangeschaft. Installeer uw externe accu's volgens de installatie-instructies die in de verpakking van de accessoireset voor het wagentje zitten (onderdeelnr. 11372).
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
9
Installatie aan de voorzijde van het beademingsapparaat Montage expiratiefilter en waterafscheider Voer de volgende stappen uit voor de montage en het plaatsen van het expiratiefilter en de waterafscheider:
Schroef de meegeleverde wateropvangfles in het manchet met schroefdraad van de waterafscheider.
Afbeelding 2–2: Opvangfles aan waterafscheider bevestigen
Duw het expiratiefilter zoals afgebeeld in de montagekop van de waterafscheider.
Rand die bij montage in de cartridge past Afbeelding 2–3: Bevestiging van het expiratiefilter
L2786-110 Rev. J
10
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Lijn de locatierand op de waterafscheiderconstructieuit met de sleuf in de expiratiefiltercartridge (zie Afbeelding 2–4).
De locatierand van de waterafscheiderconstructie past in de sleuf
Afbeelding 2–4: Expiratiefiltercartridge met locatiesleuf
Schuif de waterafscheider/expiratiefilterconstructie in de cartridge (zie Afbeelding 2–5).
Afbeelding 2–5: Expiratiefilter/waterafscheiderconstructie in cartridge
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
11
Draai de metalen vergrendelhendel rechtsonder op het beademingsapparaat naar voren tot hij open staat.
Afbeelding 2–6: Open de vergrendelhendel
Plaats de gemonteerde cartridgeconstructie zoals afgebeeld in het beademingsapparaat. Controleer of de constructie volledig in de uitsparing gedrukt is.
Afbeelding 2–7: Plaatsing expiratiefilter
Opmerking:
Plaatsing van de expiratiefilter/waterafscheiderconstructie zonder het expiratiefiltercartridge kan maken dat de filterafdichting niet goed uitgelijnd is wat lekkage bij het ademhalingscircuit van de patiënt kan veroorzaken.
Sluit de vergrendelhendel.
Afbeelding 2–8: De vergrendelhendel op zijn plaats sluiten
L2786-110 Rev. J
12
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
AVEA® disposable expiratiefilter-waterafscheidercombinatie Aanwijzingen voor de gebruiker Installatie
Opmerking:
De AVEA disposable expiratiefilter-waterafscheidercombinatie wordt niet-steriel geleverd. De combinatie kan worden gebruikt als alternatief voor de AVEA herbruikbare filterconstructie (herbruikbaar filter, opvangflacon, waterafscheider en cartridge). Gebruik van de AVEA herbruikbare filterconstructie is niet vereist bij gebruik van de disposable expiratiefilterwaterafscheidercombinatie.
Afbeelding 2–9: AVEA disposable expiratiefilter-waterafscheidercombinatie
1.
Draai de metalen vergrendelhendel linksonder aan de voorkant van het beademingsapparaat naar buiten totdat deze volledig open staat.
Afbeelding 2–10: De filter-waterscheidercombinatie aanbrengen
2.
Steek het AVEA disposable expiratiefilter in de filteropening waarbij het de kant op wijst zoals is afgebeeld in Afbeelding 2– 10. Controleer of het filter volledig in de filteropening is ingebracht voordat u de hendel in de gesloten stand zet. L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen 3.
Uitpakken en installeren
Sluit de vergrendelhendel volledig om het filter in de uitsparing op het beademingsapparaat vast te zetten.
Afbeelding 2–11: De vergrendelhendel sluiten
Het filter is klaar voor gebruik zodra de vergrendelhendel gesloten is.
Afbeelding 2–12: Voltooide installatie van filter-waterscheidercombinatie
WAARSCHUWING Als het AVEA disposable expiratiefilter niet helemaal is ingestoken, kan dit ertoe leiden dat de filterafdichting niet goed is uitgelijnd waardoor er lekkage in het patiëntcircuit kan ontstaan.
Opmerking:
Als het filter volledig in de filteropening is ingebracht, kan de hendel vrij makkelijk worden gesloten.
WAARSCHUWING De vergrendelhendel moet helemaal gesloten zijn om er zeker van te zijn dat het filter correct is geïnstalleerd en goed is vergrendeld.
L2786-110 Rev. J
13
14
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
4.
Afvoerslang en knijpklem. Controleer deze op eventuele zichtbare schade en controleer of ze stevig zijn aangebracht.
5.
Controleer regelmatig het waterpeil in de filterflacon en leeg deze voordat het water de lijn voor het maximale peil heeft bereikt.
6.
Om de opvangflacon te legen, drukt u de knijpklem open om de inhoud uit de opvangflacon in een daarvoor geschikt opvangmedium te gieten. Sluit en vergrendel de knijpklem als u klaar bent.
Afbeelding 2–13: Legen van de waterafscheider
WAARSCHUWING De afvoerslang moet volledig op het filter zijn aangesloten en de knijpklem moet in de gesloten stand staan.
GESLOTEN Afbeelding 2–14: Gesloten knijpklem
GEOPEND Afbeelding 2–15: Geopende knijpklem
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
15
REINIGING: Alleen de buitenkant van het filter kan worden gereinigd. Dit doet u door deze voorzichtig schoon te vegen met een milde reinigingsoplossing die geschikt is voor polystyreen plastic zoals isopropylalcohol of chloorverbindingen. Deze reinigingsoplossingen moeten in verhouding worden verdund met water waarbij een maximale concentratie van 1:10 wordt aanbevolen.
LET OP Probeer niet de filtermedia te reinigen. Probeer niet het filter te steriliseren of te hergebruiken.
WAARSCHUWING Dompel de filters van het beademingscircuit niet onder in vloeistof, om een verhoogde flowweerstand te voorkomen. Probeer het filtermedium binnen in het filter niet te schrobben of aan te raken, om te voorkomen dat de filtratiecapaciteit vermindert. INSPECTIE: Controleer vóór gebruik op eventuele zichtbare schade aan de plastic behuizing of de gevouwen filtermedia. Werp deze bij beschadiging weg. VERVANGING: Het AVEA disposable uitademingsfilter, alsmede de afvoerslang en de knijpklem, zijn voorwerpen voor eenmalig gebruik. Vervang ze bij elke circuitwisseling door een nieuw, ongebruikt filter.
WAARSCHUWING Probeer niet dit filter te steriliseren of te hergebruiken.
Opmerking:
Werp gebruikte filters weg in overeenstemming met het beleid van uw instelling. Vóór niet-destructieve afvoer steriliseren. Volg de plaatselijke overheidsvoorschriften en recyclingplannen met betrekking tot het afvoeren of recyclen van onderdelen van medische hulpmiddelen.
Aanvullende informatie: Gedetailleerde informatie over de specificaties van deze constructie vindt u in bijlage B, Specificaties.
L2786-110 Rev. J
16
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Montage van het patiëntcircuit Circuit voor volwassenen met actieve bevochtiger
7.
Als er een actieve bevochtiger wordt gebruikt, is het volwassen patiëntcircuit opgesteld zoals in Afbeelding 2–16 is aangegeven. Bevestig uw bevochtiger op de verticale stang van het AVEA onderstel. Pas de hoogte van de bevochtiger en de lengte van de bevochtigingsslangen zodanig aan dat de slang betrekkelijk recht is zonder afsluitingen.
Inademingsslang van het patiëntcircuit
Afbeelding 2–16: Circuit voor volwassenen met actieve bevochtiger
Circuit voor volwassenen zonder actieve bevochtiger
8.
Inademingsslang van het patiëntcircuit
Opstelling voor toepassing met een passieve bevochtiger of HME is zoals in Afbeelding 2– 17. De inspiratieslang van het patiëntcircuit wordt direct aangesloten op de gasuitgang van het beademingsapparaat. Het passieve bevochtigings- systeem moet volgens de meegeleverde gebruiksaanwijzing in de lijn van het patiëntcircuit worden geplaatst.
Afbeelding 2–17: Circuit voor volwassenen zonder actieve bevochtiger
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
17
Neonataal patiëntcircuit
Het neonatale patiëntcircuit is bevestigd zoals aangegeven in Afbeelding 2–18.
Inademingsslang van het patiëntcircuit
Afbeelding 2–18: Neonataal patiëntencircuit
Aansluitingen op voorpaneel Standaard
Uitgebreid
Afbeelding 2–19: AVEA voorpaneel Configuratie Standaard en Uitgebreid
L2786-110 Rev. J
18
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Bevestiging flowsensoren De AVEA kan werken met een proximale flowsensor met een verwarmingsdraad of met een variabele opening. Deze komen naast de interne inademingsflowsensor en de verwarmde uitademingsflowsensor van het instrument. Er zijn drie proximale flowsensoren verkrijgbaar voor de AVEA. De standaard proximale flowsensor met verwarmingsdraad is geschikt voor neonatale en pediatrische toepassingen waar de inspiratoire piekflowfrequentie minder is dan 30 l/min. Deze flowsensor is niet actief in volwassen toepassingen.
Proximale flowsensor met verwarmingsdraad Een flowsensor met verwarmingsdraad wordt bevestigd aan het met een blauwe cirkel aangegeven aansluitcontact hieronder, direct onder de aansluiting van de flowsensor met variabele opening op het voorpaneel. Intrekbare plastic bus Het aansluitcontact is gemarkeerd met het onderstaande pictogram. Dit is een vergrendelbare connector. Aansluiten gaat als volgt: trek eerst de plastic vergrendelbus terug, en druk de connector vervolgens stevig in het aansluitcontact van het beademingsapparaat. Ontkoppelen gaat als volgt: trek de plastic bus terug en trek de connector vervolgens van het beademingsapparaat af. Druk de connector niet omhoog of omlaag, omdat u hiermee de connector kunt beschadigen. Afbeelding 2–20: Bevestiging flowsensor met verwarmingsdraad
LET OP Voor een goede werking van de AVEA moeten zowel op het Y-stuk aan de patiëntzijde als op de aansluiting van het beademingsapparaat flowsensoren worden aangesloten.
Opmerking:
Flowsensoren met verwarmingsdraad werken niet met heliox-gasmengsels. Tijdens de afgifte van heliox, moet een flowsensor met variabele opening worden gebruikt voor bewaking van de afgegeven volumes bij de proximale luchtwegen.
Nulstelprocedure flowsensor met verwarmingsdraad Deze procedure wordt aanbevolen bij de installatie van een nieuwe flowsensor en eventueel als correctie voor een verschuivende golfvormbasislijn. De standaard-stromingssensor met verwarmingsdraad is geschikt voor neonatale en pediatrische toepassingen waar de inspiratoire piekstroom minder is dan 30 l/min. Deze stromingssensor is niet actief in volwassen toepassingen. De volgende procedure beschrijft het resetten of terug op nul zetten van de sensor met verwarmingsdraad. De offset van de sensor met verwarmingsdraad resetten of weer op nul zetten: 1.
Selecteer Utility (hulpprogramma) uit het schermenmenu.
2.
Kies het tabblad Monitoring (bewaking) uit het scherm Utility (hulpprogramma).
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
19
3.
Druk op de knop Zero Sensor (resetten sensor) onder het gedeelte Hot Wire Flow Sensor (flowsensor met verwarmingsdraad).
4.
Verwijder de flowsensor met verwarmingsdraad uit het patiëntcircuit.
5.
Blokkeer beide uiteinden van de flowsensor met uw gehandschoende vingers, zodat er geen stroming optreedt.
6.
Houd de sensor stabiel (zonder beweging), en druk op de knop Continue (doorgaan).
7.
Wacht totdat het bericht Zero Sensor Completed (sensor op nul gezet) verschijnt.
8.
Plaats de flowsensor met verwarmingsdraad weer in het patiëntcircuit.
9.
Als de flowsensor blijft verschuiven of een onnauwkeurige waarde geeft, herhaalt u deze procedure of vervangt u de flowsensor.
Opmerking:
De hierboven vermelde stappen moeten in de juiste volgorde worden uitgevoerd. Als de test wordt herhaald, wordt uitsluitend de laatst gemeten waarde opgeslagen. Vervolgens wordt de opgeslagen waarde toegepast op alle toekomstige flow- en volumemetingen waarbij deze flowsensor wordt gebruikt. Deze procedure zal niet “mislukken” maar wordt beperkt door de afwijking die ermee kan worden gecorrigeerd. Als de flowsensor met verwarmingsdraad na het voltooien van deze procedure blijft verschuiven of onnauwkeurige waarden weergeeft, dan wordt de compensatiewaarde beperkt en moet de sensor worden gereinigd of vervangen. Flowsensoren met variabele opening zijn ook verkrijgbaar voor sommige AVEA modellen. De neonatale VarFlex flowsensor is geschikt voor neonatale en pediatrische toepassingen waar de inspiratoire piekflowfrequentie minder is dan 30 l/min. Deze flowsensor is niet actief in volwassen toepassingen. Voor volwassen en grote pediatrische toepassingen is een pediatrische / volwassen VarFlex flowsensor verkrijgbaar voor toepassing bij patiënten van wie de flowvereisten binnen het bereik van 1,2 – 180 l/min vallen. Gedetailleerde informatie over de specificaties van elke flowsensor vindt u in Appendix E: Sensorspecificaties en circuitweerstand.
L2786-110 Rev. J
20
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Flowsensor met variabele opening Sensoren met variabele opening die op het aansluitcontact op het voorpaneel van het beademingsapparaat zijn aangesloten, zijn met donkerblauw omcirkeld en gemarkeerd met het pictogram hieronder.
Dit is een vergrendelbare connector. Aansluiten gaat als volgt: trek eerst de plastic vergrendelbus terug, en druk de connector vervolgens stevig in het aansluitcontact van het beademingsapparaat. Duw vervolgens de vergrendelbus naar voren zodat de flowsensor op zijn plaats wordt vergrendeld.
Intrekbare plastic bus
Afbeelding 2–21: Bevestiging van de flowsensor met variabele opening
Ontkoppelen gaat als volgt: trek de plastic bus terug en trek de connector vervolgens van het beademingsapparaat af. Druk de connector niet omhoog of omlaag, u kunt hiermee de connector beschadigen.
LET OP
Trek de plastic vergrendelbus volledig terug voordat u connectors van dit type aansluit. Als u dit niet doet, kan de connector beschadigd raken.
Montage van een vernevelaar Het is met het AVEA-beademingsapparaat mogelijk een vernevelaar in de inspiratielijn op te nemen (zie “Hoofdstuk 3: Bediening van het beademingsapparaat”). De vernevelaar wordt met de inspiratie gesynchroniseerd, en geeft gas af bij de ingestelde FIO2 en is gedurende 20 minuten actief. Bevestig de slang van de vernevelaar zoals hier afgebeeld aan op de fitting aan de onderkant van het voorpaneel. De fitting is gemarkeerd met het onderstaande pictogram.
Afbeelding 2–22: Bevestiging van de vernevelaarslangen
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
21
Opmerking:
Om de interne vernevelaar te kunnen gebruiken moet de AVEA op een persluchtvoorziening worden aangesloten. De vernevelaar is niet actief terwijl de AVEA op de interne compressor werkt. Het beademingsapparaat bevat een interne pneumatische compressor, die de druk opwekt die benodigd is voor het gebruik van de vernevelaar.
Opmerking:
Voor activering van de vernevelaar is een inademingsflow van ten minste 16 liter per minuut vereist; de flow wordt gecompenseerd om het ingestelde teugvolume te handhaven.
LET OP Als de interne vernevelaar wordt gebruikt, vermindert het beademingsapparaat de flowrate met 6 l/min ter compensatie voor de uitgang van de vernevelaar. Het gebruik van de interne vernevelaar kan echter invloed hebben op het aan de patiënt afgegeven teugvolume omdat de flow van de interne vernevelaar kan variëren.
Opmerking:
Gebruik de vernevelaar niet terwijl u heliox gebruikt.
Opmerking:
Desgewenst kan een filter aan de vernevelaarpoort worden bevestigd om de gasflow vanuit de vernevelaar te filteren.
Bevestiging proximale druksensor Op het model Comprehensive van de AVEA kan een proximale druksensor voor bewaking van de proximale luchtwegdruk worden aangesloten. Op de AVEA Comprehensive is de connector met Aux gelabeld zoals is aangegeven in Afbeelding 2–23, en paars omcirkeld. Als deze functie actief is, wordt hij aangegeven en geeft hij zo nodig een alarmmelding voor de proximale beademingsdruk.
Afbeelding 2–23: Aansluiting proximale druksensor op de AVEA Comprehensive
L2786-110 Rev. J
22
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Opmerking:
In toepassingen die een hoge weerstand in het bewaakte beademingssysteem opwekken, kan de proximale beademingsdruk hoger zijn dan de ingestelde inspiratiedruk.
(Alleen bij het model Comprehensive) Oesofagusballon De aansluiting die is bedoeld voor een oesofagusballon is zoals hier afgebeeld groen omcirkeld aan de bovenkant van het voorpaneel. Hij wordt aangegeven met het opschrift PES.
Afbeelding 2–24: Connector oesofagusballon
Opmerking:
Zie “Hoofdstuk 4: Monitors, displays en manoeuvres” voor de plaatsingstechniek voor oesofagusballonnen.
Tracheale katheter Een tracheale katheter wordt op de AVEA aangesloten via de connector op het voorpaneel die met Aux is aangegeven. De connector is afgebeeld in Afbeelding 2–23.
Opmerking:
Zie “Hoofdstuk 4: Monitors, displays en manoeuvres” voor de plaatsingstechniek voor oesofagusballonnen.
WAARSCHUWING De AVEA is zodanig ontworpen dat gebruiker en patiënt niet worden blootgesteld aan te hoge lekstroom, volgens de hiervoor geldende normen (UL2601 en IEC60601-1). Dit kan echter niet worden gegarandeerd wanneer er externe apparaten worden aangesloten op het beademingsapparaat. Om het risico van te hoge lekstroom van aangesloten externe apparatuur op de RS-232-, printer- of videopoort te beperken, moeten de beschermende aardleidingen afdoende worden geïsoleerd. Deze isolatie moet ervoor zorgen dat de kabelafschermingen geïsoleerd zijn aan het kabeluiteinde waarop de randapparatuur is aangesloten. Zie “Appendix B: Specificaties” voor aansluitingen en communicatie.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
23
Installatie aan de achterzijde van het beademingsapparaat
B
A
J
C
I E D F
Afbeelding 2–25: Achterpaneel
L2786-110 Rev. J
G H
K
24
Uitpakken en installeren
A
AC vermogensmodule
H
Aansluiting zuurstofslang
B
UIM-aansluiting
I
Connector externe accu
C
Analoge invoer/uitgang/ILV
J
Zekering externe accu
D
Aan/uit-schakelaar
K
Zekering interne accu
E
Aansluiting oproepsysteem verpleegkundige
F
Lucht/heliox-smartconnector
G
Zuurstofsensor
Bedieningshandleiding
Aansluiting zuurstofsensor O2 Cel O2-cel
De zuurstofsensorcel bevindt zich op het achterpaneel, tussen de twee gasfittingen. De zuurstofsensorkabel komt direct boven de sensor uit het achterpaneel. Zet de connector zorgvuldig in lijn met de zuurstofsensor en duw de connector dan op de sensor tot deze vastzit. Als de aansluiting goed zit, schuift u het beschermkapje omlaag over de sensor heen.
Afbeelding 2–26: De O2-sensor aansluiten
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
25
Gasfittingen aansluiten De “Smart” luchtfitting Er bevinden zich twee gasaansluitingen op het achterpaneel van het beademingsapparaat. De aansluiting links op het paneel is voor bevestiging van de lucht- of heliox-gasvoorziening.
Kraag
Het hier afgebeelde Smart type connectorfitting is het type CGA DISS nr. 1160 voor lucht met een integraal waterafscheider/filter. Om te voorkomen dat er vocht in het beademingsapparaat komt vanuit een wandluchtvoorziening, wordt de externe waterafscheider in de lijn tussen de luchtslang en de “smart” luchtaansluiting geplaatst. Voor de bevestiging zet u de connectorconstructie (zie Afbeelding 2–27) in lijn en dan zet u hem voorzichtig op de fitting. Schroef dan de fittingkraag vast tot hij handvast zit.
“Smart” connector
Soortgelijke connectoren voor lucht met NIST en fittingen voor Ait Liquide zijn ook bij CareFusion verkrijgbaar. Afbeelding 2–27: Bevestiging van de “Smart”luchtconnector met waterafscheider
L2786-110 Rev. J
26
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
De “Smart” heliox-fitting Een type DISS, nr. 1180 Smart connector is ook verkrijgbaar voor gebruik met een 80/20 helioxgasmengsel (Afbeelding 2–28). Volg de met uw helioxset meegeleverde instructies voor het installeren van de heliox-connector met dop. Deze fitting heeft geen integrale waterafscheider/filter. Alle AVEA “Smart” connectoren met of zonder integrale waterafscheider/filter worden op dezelfde wijze bevestigd. Zet de connectorconstructie (Afbeelding 2–27 en Afbeelding 2–28) in lijn en dan voorzichtig op de fitting. Schroef dan de fittingkraag vast tot hij handvast zit.
kraag
kapje
Afbeelding 2–28: Bevestiging van heliox-connector met kapje
De AVEA “Smart” connectoren geven aan het beademingsapparaat door welk type fitting is bevestigd en dus welke gasbedieningselementen gestart moeten worden. De fitting rechts op het paneel is voor bevestiging van de zuurstofgasvoorziening. Het type O2 fitting is een CGA DISS, nr. 1240. (NIST of zuurstoffittingen voor Air Liquide zijn ook bij CareFusion verkrijgbaar).
Bevestiging van de gasslangen Zuurstofaansluiting Bevestig de zuurstofslang aan de fitting rechts op het achterpaneel (Afbeelding 2–29).
Afbeelding 2–29: Aansluiting O2-sensor
Heliox-aansluiting Als u de upgrade voor heliox-afgifte hebt, bevestigt u de heliox-slang aan de “Smart” connectorfitting met dop links op het achterpaneel zoals is aangegeven in Afbeelding 2–30. De luchtslang past niet op de voor heliox bestemde fitting en vice versa.
Afbeelding 2–30: Aansluiting heliox-slang
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
27
WAARSCHUWING Wacht 90 seconden zodat het expansiereservoir kan ontluchten voordat u start met heliox-beademing van de patiënt.
WAARSCHUWING Aansluiting van een gastoevoer op de helium-zuurstofmengselinlaat die niet 20% zuurstof bevat, kan hypoxia of de dood veroorzaken. Hoewel een 80/20 mengsel van helium en zuurstof als medisch gas wordt verkocht, is het heliumzuurstofgasmengsel niet gelabeld voor enig specifiek medisch gebruik.
Bevestiging luchtslang
Bevestig de luchttoevoerslang aan de Smart connectorfitting met de integrale waterafscheider/filter links op het achterpaneel zoals is aangegeven in Afbeelding 2–31. De hier afgebeelde fitting is een DISS fitting. Fittings voor NIST en slangen voor Air Liquide zijn ook bij CareFusion verkrijgbaar. De luchtslang past niet op de voor heliox bestemde fitting en vice versa.
Afbeelding 2–31: Bevestiging luchtslang aan waterafscheider/filter
Opmerking:
De fitting voor lucht past niet op een heliox-aansluiting en vice versa.
L2786-110 Rev. J
28
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Schermen Utilities (hulpprogramma’s) Tabblad Configuration (configuratie)
Afbeelding 2–32: Scherm Utilities (hulpprogramma’s)
Alarm loudness (geluidsvolume alarm) Voor het veranderen van het geluidsniveau voor het alarm drukt u de zachte toetsen voor increase (vermeerdering) of decrease (vermindering) in en houdt u deze ingedrukt tot het gewenste niveau is bereikt. De banner Alarm Test verschijnt tijdens de afstelling.
Inschakelen/uitschakelen O2-alarm Het zuurstofalarm voor High en Low (hoog en laag) kan worden uitgeschakeld als er een storing optreedt in de zuurstofsensor terwijl het beademingsapparaat wordt gebruikt. Voor het uitschakelen van het alarm drukt u de zachte toets O2. Om het weer in te schakelen drukt u de zachte toets opnieuw in.
Opmerking:
De zuurstofalarmen kunnen niet worden uitgeschakeld als heliox wordt gebruikt. Als u het beademingsapparaat uit en weer aan zet, worden automatisch de zuurstofalarmen weer ingeschakeld.
WAARSCHUWING Hoewel uitschakelen van de zuurstofalarmen geen invloed heeft op de zuurstoftitratie, moet er wel een externe analysator in de lijn van het ademhalingscircuit worden geplaatst tot de zuurstofsensor is vervangen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
29
Flowcorrectie Met Flowcorrectie kan de flowcorrectie naar BTPS (lichaamstemperatuurdruk verzadigd) of ATPD (omgevingstemperatuurdruk droog) worden gemaakt. De standaardpositie is BTPS; deze moet voor alle klinische toepassingen worden gebruikt.
ILV modus •
• • • • • • •
Voor het inschakelen van de onafhankelijke longbeademing (ILV, Independent Lung Ventilation) en het definiëren van de master- en slave-beademingsapparaten opent u het scherm Utilities (hulpprogramma's) vanaf het schermenmenu (Afbeelding 2–32). ILV vereist het gebruik van een speciaal geconfigureerde accessoiresnoerset (onderdeelnummer 16246), die bij CareFusion verkrijgbaar is. Sluit het ILV snoer art. nr. 16124 als beide beademingsapparaten uitgeschakeld zijn, aan op de analoge poort van elk beademingsapparaat. Zet het beademingsapparaat dat als Slaaf is aangewezen, aan. Pas alle primaire en geavanceerde instellingen naar wens aan. Zet het Master-beademingsapparaat aan. Selecteer Master op het scherm Utilities (hulpprogramma’s). Pas alle primaire en geavanceerde instellingen naar wens aan. Sluit de patiënt aan.
Opmerking:
De beademing begint pas als het Master beademingsapparaat is aangezet. Elk beademingsapparaat handhaaft tijdens onafhankelijke longbeademing de onafhankelijke instellingen voor FIO2. Nauwgezette bewaking van de ingestelde FIO2 op elk beademingsapparaat is aanbevolen. Bevestig de alarminstellingen op elk beademingsapparaat. Elk beademingsapparaat zal een alarmmelding geven, onafhankelijk gebaseerd op de alarminstellingen die voor dat specifieke beademingsapparaat zijn bepaald. Apneu-beademing op het Slaaf beademingsapparaat wordt uitsluitend aangedreven door de apneubeademingsfrequentie van het Master beademingsapparaat. Als de aansluiting van de beademingsapparatuur tijdens ILV losraakt, geeft alleen het Master beademingsapparaat alarm voor de situatie ILV Disconnect (ILV ontkoppeld). Het Slaaf beademingsapparaat geeft een alarmmelding voor apneu en begint met apneu-beademing volgens de eigen actieve instellingen.
WAARSCHUWING Probeer NIET om een standaard DB-25 snoer op dit aansluitcontact aan te sluiten. Dit kan schade aan het beademingsapparaat veroorzaken. Een speciaal geconfigureerd snoer is vereist voor ALLE met deze connector geassocieerde functies. Neem contact op met de technische ondersteuning.
Opstellen van onafhankelijke longbeademing (ILV) De AVEA heeft een aansluitcontact met 25 pennen op het achterpaneel (Afbeelding 2–33) om onafhankelijke longbeademing (ILV) met een andere AVEA mogelijk te maken. De uitgang voor ILV geeft een 5VDC logisch signaal af dat is gesynchroniseerd met de ademhalingsfase van het Master beademingsapparaat. Tabel 2–1 aan het einde van dit hoofdstuk geeft details van de betreffende pennen voor de signalen die deze connector doorgeeft.
Opmerking:
Deze connector geeft ook de signalen van de analoge invoer en de analoge uitgang door. Raadpleeg Appendix B, Specificaties, voor de omrekening van analoge uitgangsdruk (cm H2O/mv), flow (ml/min)/mv) en volume (ml/mv).
L2786-110 Rev. J
30
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Configuratie ILV connectorpen Om de twee AVEA beademingsapparaten voor de functie onafhankelijke longbeademing op elkaar aan te sluiten, moet het snoer zodanig bedraad zijn dat de ILV invoer (Slaaf) op de ene AVEA is aangesloten op de ILV uitgang (Master) op de andere AVEA. Zoals is aangegeven in Afbeelding 2–33 hieronder, is de ILV Slaaf op pen 18, en de ILV Master op pen 6. Bovendien moet minstens één van de analoge massapennen (5, 9, 10, 11, 12 of 13) zijn aangesloten. We adviseren het gebruik van een afgeschermde kabel. Voor ILV gebruik: •
Sluit een analoge massa aan op app. 1 naar de analoge massa op app. 2 (Afbeelding 2–34).
•
Sluit pen 6 op app. 1 (Master) aan op pen 18 op app. 2 (Slaaf).
•
Sluit pen 18 op app. 1 aan op pen 6 op app 2.
Slaaf
Master Afbeelding 2–33: Penconfiguratie ILV aansluiting
Afbeelding 2–34: Analoge massapennen
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
31
Opmerking:
Er is minstens één analoge massa vereist voor veilige en nauwkeurige signaaluitgang en -invoer. Één analoge massa is voldoende voor alle andere signalen.
Taal selecteren Raak het vak Taal aan en selecteer de gewenste taal met de dataknop. Gebruik de toets Accept (Accepteren) voor het bevestigen van de verandering. Alle tekst die op het LCD scherm wordt weergegeven, wordt automatisch vertaald in de geselecteerde taal.
Opmerking:
Voor het gebruiksgemak verschijnen alle talen in hun eigen taal in het venster voor taalselectie op het scherm Utilities (hulpprogramma’s).
Lage Vte alarmgevoeligheid
Stelt in hoeveel opeenvolgende ademhalingen met het expiratoir teugvolume onder de Lage Vte alarminstellingen moeten komen voordat het alarm afgaat. Standaard is 3 ademhalingen; het bereik is 1-5 ademhalingen.
FIO2 verhogen
Configureert de stapvermeerdering die tijdens de zuurstofverhogingsmanoeuvre wordt gebruikt. Stelt de hoeveelheid zuurstof die het beademingsapparaat meer zal afgeven boven de huidige ingestelde FIO2. Voorbeeld:
Als de verhoging van FIO2 op 20% is ingesteld EN het ingestelde FIO2 is 40% ALS de FIO2 verhogingsmanoeuvres wordt geactiveerd, zal de FIO2 gedurende twee minuten tot 60% oplopen en daarna gaat hij terug naar 40%.
De standaardinstelling voor baby’s is 20% en 79% voor pediatrische en volwassen toepassingen.
Opmerking:
Om 100% afgegeven FIO2 te bereiken tijdens de O2verhogings manoeuvre zet u de FIO2 verhogingsinstelling op de maximale 79%.
Opmerking:
De instellingen worden gereset op de standaardwaarden als in het configuratiemenu New Patient (nieuwe patiënt) wordt geselecteerd.
L2786-110 Rev. J
32
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Tabblad Input/Output (invoer/uitgang)
Afbeelding 2–35: Scherm Utility (hulpprogramma), tabblad Input/Output
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
Configuratie analoge invoer Onder het kopje Set Analog Input Scale (instellen analoge invoerschaal) zijn er twee toetsen voor de twee mogelijke spanningsbereiken. Als de totale schaaluitgang van het instrument waarmee u een interface maakt minder dan 1 V is, selecteert u het schaalvakje 0-1 V. Als dit 5 V of minder is, selecteert u het vakje voor het bereik 0-5 V. Selecteer het vakje met de van toepassing zijnde analoge schaal en druk op ACCEPT om de configuratie in te voeren. Analoge invoer wordt geconfigureerd op dezelfde connector als ILV. De penconfiguratie voor kabels voor gebruik van deze functie is afgebeeld in Afbeelding 2–36 hieronder. De penconfiguratie van de connector voor bevestiging aan uw andere instrument moet worden meegeleverde door de fabrikant van dat instrument
WAARSCHUWING Alle toepassingen die deze connector gebruiken, vereisen speciaal gemaakte kabels. Probeer NIET om een standaard DB-25 snoer op dit aansluitcontact aan te sluiten. Dit kan schade aan het beademingsapparaat veroorzaken. Neem contact op met de technische ondersteuning op de telefoonnummers in bijlage A. Kanaal analoge invoer 1
Kanaal analoge invoer 0 Afbeelding 2–36: Analoge invoeraansluitingen
L2786-110 Rev. J
33
34
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Analoge uitgangen Stel het type analoge uitgang in Het analoge uitgangsflowsignaal kan worden geselecteerd tussen Wye Flow (berekende flow naar de patiënt) of de Machine Flow (de flow zoals gemeten door de inademingsflowsensor in het beademingsapparaat). Druk, flow, volume en ademhalingsfase
Afbeelding 2–37: Penconfiguratie analoge uitgangen
De penconfiguratie voor de analoge uitgangen voor druk, flow, volume en de ademhalingsfase is hierboven afgebeeld. Raadpleeg Appendix B, Specificaties, voor de omrekening van analoge uitgangsdruk (cm H2O/mv), flow (l/min)/mv) en volume (ml/mv).
Afbeelding 2–38: Analoge massapennen **
Opmerking:
Er is minstens één analoge massa vereist voor veilige en nauwkeurige signaaluitgang en -invoer. Één analoge massa is voldoende voor alle andere signalen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
Tabel 2–1 Penconfiguratie ILV en analoge I/O
PEN 1
FUNCTIE Kanaal analoge invoer 0
14
Kanaal analoge invoer 1
18
ILV in
6
ILV uit
20
Uitsluitend voor fabrieksgebruik. NIET AANSLUITEN.
22
Analoge uitvoer, DRUK
23
Analoge uitvoer, FLOW
24
Analoge uitvoer, VOLUME
25
Analoge uitvoer, ADEMHALINGSFASE
5, 9,10,11,12,13
Massa, analoge Opmerking: Er is minstens één analoge massa vereist voor veilige en nauwkeurige signaaluitgang en -invoer. Één analoge massa is voldoende voor alle andere signalen.
RS-232 uitgang
Stelt de RS-232 uitgangsindeling in voor digitale communicatie via de met MIB gelabelde poort. De configuratie van de RS-232-uitgang biedt de volgende keuzes aan instellingen: Algemeen Selecteer 8 N, 1 en de volgende baudwaarden: 9600, 2400, 4800, 9600, 19200, 38400, 57600 of 115200 of Selecteer CR/LF of CR Only (alleen CR)
Afbeelding 2–39: Scherm Utility (hulpprogramma), tabblad Input/output, RS-232-uitgang Generic (algemeen)
L2786-110 Rev. J
35
36
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
VueLink RS-232-uitgang: Selecteer Uit
Afbeelding 2–40: Scherm Utility (hulpprogramma), tabblad Input/output, RS-232-uitgang Vuelink
of VOXP Selecteer VOXP en 8, N, 1 / 7, N, 1 / 7, E, 1 of 7, 0, 1 en de volgende baudwaarden: 9600, 19200, 38400, 57600, 115200
Afbeelding 2–41: Scherm Utility (hulpprogramma), tabblad Input/output, RS-232-uitgang VOXP
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
Aansluiting externe verpleegkundige De AVEA kan worden aangesloten tot een systeem voor het oproepen van een externe verpleegkundige via de modulaire connector op het achterpaneel, zoals afgebeeld in Afbeelding 2–25. De aansluiting is geconfigureerd voor interface met normaal dichte (NC, open bij alarm) of normaal open (NO, dicht bij alarm) signalen. Kabels voor beide systemen zijn verkrijgbaar bij CareFusion.
Tabblad Date/Time (datum/tijd)
Afbeelding 2–42: Scherm Utility (hulpprogramma), tabblad Date/Time (datum/tijd)
De datum instellen Stel met behulp van de dataknop (aanraken, draaien, aanraken) de juiste maand, dag en het jaar in voordat u het beademingsapparaat gaat gebruiken.
De tijd instellen Stel met behulp van de dataknop (aanraken, draaien, aanraken) de juiste tijd in uren en minuten in voordat u het beademingsapparaat gaat gebruiken.
Opmerking:
Zet het beademingsapparaat na het wijzigen van de datum en/of tijd uit en dan weer aan en selecteer NEW PT om er zeker van te zijn dat de EVENTS en TRENDS (gebeurtenissen en trends) gecoördineerd worden met de nieuwe datum/tijdinstelling.
L2786-110 Rev. J
37
38
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Opstarten van de AVEA U start het beademingsapparaat door het netsnoer aan te sluiten op een geschikte wisselstroomvoorziening en vervolgens de netschakelaar op het achterpaneel van het beademingsapparaat (zie hieronder) aan te zetten. AAN
UIT
Afbeelding 2–43: Aan/uit-schakelaar
De ventilator heeft ongeveer 7 seconden nodig om (opnieuw) op te starten.
WAARSCHUWING Een beschermende massa-aansluiting in de vorm van een aardedraad in het netsnoer is noodzakelijk voor een veilige werking. Als de beschermende massa-aansluiting wordt onderbroken, kunt u van alle geleidende onderdelen, ook van knoppen en bedieningselementen die ogenschijnlijk geïsoleerd zijn, een elektrische schok krijgen. Voorkom elektrische schokken door het netsnoer dat bij het beademingsapparaat is geleverd (geen ander snoer) aan te sluiten op een correct bedraad stopcontact. Controleer of het netsnoer in goede staat verkeert.
WAARSCHUWING Bij twijfel aan de goede staat van de massadraad in de verbinding met de externe stroomvoorziening, dient u het beademingsapparaat van het lichtnet los te koppelen en de interne batterij of de optionele externe accu te gebruiken.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
39
Gebruikerstest WAARSCHUWING De gebruikerstest mag alleen worden uitgevoerd als het beademingsapparaat niet is aangesloten op een patiënt. De gebruikerstest bestaat uit de drie volgende sub-tests en dient uitgevoerd te worden voordat u het apparaat op een nieuwe patiënt aansluit. •
De POST test: De POST test (Power On Self Test, zelftest bij inschakelen) is transparant voor de gebruiker en geeft alleen een bericht als het beademingsapparaat een fout tegenkomt. Normale beademing begint bij het voltooien van de POST. •
De uitgebreide systeemtest (EST, Extended System Test). Tijdens deze test voert het beademingsapparaat het volgende uit: Testen patiëntcircuit op lekkage Meten patiëntcircuit op compliantie Tweepunts kalibratie zuurstofsensor
•
De alarmtest bestaat uit verificatie voor: H Hoge Ppeak alarm Ext hoog Ppeak-alarm Lage Ve alarm Hoge Ve alarm Hoge Vt alarm Laag O2-alarm Lage Vt alarm
Hoog O2-alarm Lage Ppeak alarm Verlies van AC alarm Loskoppeling circuit Hoge frequentie alarm Apneu-interval alarm Lage PEEP alarm
LET OP Hoewel het beademingsapparaat wel zal werken als een van de hierboven genoemde tests mislukt, moet gecontroleerd worden of het goed werkt voordat u het met een patiënt gebruikt.
De zelftest bij inschakelen (POST) Deze test loopt automatisch en voert de volgende controles uit: •
Zelftest processor
•
ROM check sum
•
RAM test De POST controleert ook de geluidsalarmen en de LED’s. Als dat gebeurt, klinkt het geluidsalarm en gaan de LED’s op de UIM knipperen. Normale beademing begint bij het voltooien van de POST.
L2786-110 Rev. J
40
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
De uitgebreide systeemtest (EST, Extended System Test) De EST functie opent u vanaf het configuratiescherm, zoals hier afgebeeld. Druk op de membraanknop SETUP (instellingen) linksonder op de UIM om dit scherm te openen.
Afbeelding 2–44: Scherm Setup (instellingen)
Druk op de knop EST op het aanraakscherm om dit te selecteren. Er verschijnt een bericht met de instructie om de patiënt te verwijderen en het Y-stuk van de patiënt te blokkeren. Na bevestiging dat de patiënt is losgekoppeld en het Y-stuk van het circuit is geblokkeerd, drukt u op de knop Cont (doorgaan). Het beademingsapparaat voert nu de EST uit en geeft een aftellende klok weer. Tijdens deze test voert het beademingsapparaat het volgende uit: •
Lekkagetest patiëntcircuit
•
Meting compliantie patiëntcircuit
•
Tweepunts kalibratie van de zuurstofsensor
De meting van de compliantie van het patiëntcircuit en de lekkagetest worden tegelijkertijd met de kalibratie van de zuurstofsensor uitgevoerd. De duur van de EST is maximaal 90 seconden. Om de EST op elk gewenst moment opnieuw te starten, selecteert u de knop Cancel (annuleren) om terug te gaan naar het configuratiescherm.
Afbeelding 2-46a: De instructie “Patiënt verwijderen”
Afbeelding 2-46b: EST in uitvoering
Na voltooiing van elke test geeft het beademingsapparaat naast de bijbehorende tekst het bericht Passed (voltooid) of Failed (mislukt) weer. Als de test voltooid is drukt u op de knop Cont (doorgaan) om naar het configuratiescherm terug te keren. Afbeelding 2-46c: EST voltooid Afbeelding 2–45: EST-schermen
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
41
De toets SET UP ACCEPT (configuratie accepteren) moet worden ingedrukt, anders bewaart de AVEA de circuitcompliantiemetingen niet. Op dit punt blijft de circuitcompliantiemeting gehandhaafd als SAME PT (zelfde PT) is geselecteerd, ook als de stroom wordt uit- en aangezet. Als NEW PT (nieuwe PT) is geselecteerd, moet er een EST worden uitgevoerd om deze functie te kunnen gebruiken.
Opmerking:
Als u het beademingsapparaat niet op een zuurstofvoorziening aansluit, zal de O2-sensorkalibratie onmiddellijk mislukken.
De alarmtest Opmerking:
Om zeker te zijn van de juiste kalibratie van de zuurstofsensor, moet u altijd een EST uitvoeren voordat u een handmatige alarmtest uitvoert.
WAARSCHUWING Gebruikerstests mogen alleen worden uitgevoerd wanneer het beademingsapparaat niet is aangesloten op een patiënt.
LET OP Na elke alarmverificatietest controleert u of de alarmgrenzen zijn gereset tot de in dit hoofdstuk aanbevolen niveaus, voordat u verder gaat met de volgende test.
Testconfiguratie-vereisten:
Volwassen instellingen
Pediatrische instelling
Neonatale instellingen
> 2,1 bar (30 psig) idem idem Druk, luchtvoorziening > 2,1 bar (30 psig) idem idem O2-toevoerdruk 115 + 10 VAC idem idem AC-lijnspanning 2 m (6 ft.) Volwassen 2 m (6 ft.) Volwassen Baby Patiëntcircuit 20 ml/cm H2O 20 ml/cm H2O N.v.t. Compliantie 5 cm H2O/L/sec 5 cm H2O/L/sec N.v.t. Weerstand Voor het uitvoeren van de alarmtest op het AVEA beademingsapparaat met behulp van de standaard instellingen, voert u de volgende stappen uit (een tabel met de standaard instellingen voor volwassen, pediatrische en neonatale patiëntafmetingen vindt u aan het einde van het gedeelte over alarmtests). 1. Maak de juiste aansluitingen voor lucht en O2-gastoevoer. Sluit het netsnoer aan op een geschikt wisselstroomstopcontact. Bevestig een patiëntcircuit en testlong van de goede maat aan en test de long met het beademingsapparaat. 2. Zet het beademingsapparaat aan en selecteer NEW PATIENT (nieuwe patiënt) als het scherm PATIENT SELECT (patiënt selecteren) verschijnt. Accepteer deze selectie door op PATIENT ACCEPT (patiënt accepteren) te drukken. Hiermee worden de standaard instellingen voor de handmatige alarmtest ingeschakeld.
L2786-110 Rev. J
42
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
3. Selecteer de van toepassing zijnde patiëntafmeting voor uw test (Volwassen, Pediatrisch of Neonataal) op het scherm Patient Size Select (patiëntafmeting selecteren). Accepteer deze selectie door op SIZE ACCEPT (afmeting accepteren) te drukken. Zet Humidifier Active (bevochtiger actief) uit. 4. Breng alle gewenste veranderingen of invoer op het scherm voor de ventilator-setup aan en accepteer deze door op SETUP ACCEPT (configuratie accepteren) te drukken. 5. Druk op de toets Alarm Limits (alarmgrenzen) bovenaan rechts op de gebruikersinterface. 6. Controleer of er geen alarmen actief zijn en wis het alarmcontrolelampje door op de alarmresetknop rechtsboven op de gebruikersinterface te drukken. 7. Stel de % O2 regeling in op 100%. Ontkoppel de zuurstofsensor van het achterpaneel van het beademingsapparaat en controleer of het Lage O2 alarm activeert. Zet de O2 regelinstelling weer op 21% terwijl de sensor nog steeds van het achterpaneel is losgekoppeld. Verwijder de sensor van het achterpaneel. Geef blaasgas aan de sensor af vanaf een externe zuurstofflowmeter. Controleer of het Hoge O2 alarm activeert. Zet de % O2 weer op 21%, en sluit de zuurstofsensor weer op het achterpaneel an. Wis alle alarmberichten door op de alarmresetknop te drukken. 8. Stel PEEP in op tot 0. Stel het Lage PEEP alarm in op 0. Haal het Y-stuk van de patiënt van de testlong af. Controleer of het Lage Ppeak alarm activeert, gevolgd door het Loskoppeling circuit alarm. Dit tweede alarm hoort binnen 15 seconden of één ademcyclus actief te worden. 9. Haal de stekker van het elektriciteitssnoer uit het stopcontact. Controleer of het verlies van AC alarm activeert. Steek de stekker weer in het stopcontact. Wis het alarm door op de resetknop te drukken. 10. Blokkeer de expiratie-uitlaatpoort. Controleer of het Hoge Ppeak-alarm actief wordt, 5 seconden later gevolgd door de activering van het Ext hoog peak-alarm. 11. Stel de regelinstelling voor frequentie in op 1 a/min. Controleer of het apneu-interval alarm activeert na de standaard instelling van 20 seconden. Zet de regelinstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken. 12. Stel de Lage PEEP alarminstelling in op een waarde boven de standaard regelinstelling voor PEEP op uw beademingsapparaat. Controleer of het Lage PEEP alarm activeert. Zet de alarminstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken. 13. Stel de Hoge Ppeak alarminstelling in op een waarde onder de gemeten piekdruk of bij neonatale beademing, de standaard regelinstelling voor de inspiratiedruk op uw beademingsapparaat. Controleer of het Hoge Ppeak alarm activeert. Zet de alarminstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken. 14. Stel de Lage Ve alarminstelling in op een waarde boven de gemeten Ve op uw beademingsapparaat. Controleer of het Lage Ve alarm activeert. Zet de alarminstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken. 15. Stel de Hoge Ve alarminstelling in op een waarde onder de gemeten Ve op uw beademingsapparaat. Controleer of het Hoge Ve alarm activeert. Zet de alarminstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken. 16. Stel de Hoge Vt alarminstelling in op een waarde onder de ingestelde Vt op uw beademingsapparaat. Controleer of het Hoge Vt alarm activeert. Zet de alarminstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken. 17. Stel de Lage Vt alarminstelling in op een waarde boven de ingestelde Vt op uw beademingsapparaat. Controleer of het Lage Vt-alarm actief wordt na het aantal ademhalingen dat is ingesteld in het scherm Utility (hulpprogramma) bij VTE sensitivity (VTE-gevoeligheid). Zet de alarminstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken. 18. Stel het Hoge frequentie alarm in tot een waarde onder de standaard regelinstelling voor frequentie op uw beademingsapparaat. Controleer of het alarm activeert. Zet de alarminstelling terug op de standaardwaarde en wis het alarm door op de resetknop te drukken. 19. Blokkeer de inademingsslang van het patiëntcircuit. Controleer of het Circuit geblokkeerd alarm actief wordt.
LET OP Hoewel het beademingsapparaat wel zal werken als een van de hierboven genoemde tests mislukt, moet gecontroleerd worden of het goed werkt voordat u het met een patiënt gebruikt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
43
Standaard instellingen voor Volwassen, Pediatrisch en Neonataal De standaard instellingen zijn de gebruiksinstellingen die gaan gelden als u bij het opstarten op de knop New patient (nieuwe patiënt) drukt.
Configuratie beademing ET-slangdiameter ET-slanglengte Artificial Airway Compensation (kunstmatige luchtwegcompensatie) Lekcompensatie Compensatie circuitcompliantie (Circ Comp) Bevochtiging Gewicht patiënt
Primaire bediening Type/modus beademing Ademfrequentie (Freq) Teugvolume (Volume) Piekflow Inspiratiedruk (Insp Pres) Inspiratiepauze (Insp Pause) Inspiratietijd (Insp Time) PSV PEEP Inspiratieflowtrigger (Flow Trig) % O2
Geavanceerde instellingen Vsync Vsync Stijging Zucht Curve Basisflow Inspiratiedruktrigger (Pres Trig) PSV-stijging
L2786-110 Rev. J
Volwassen instellingen 7,5 mm 30 cm Uit
Pediatrische instelling 5,5 mm 26 cm Uit
Neonatale instellingen 3,0 mm 15 cm Uit
Uit 0,0 ml/cm H2O
Uit 0,0 ml/cm H2O
Actief aan 1 kg
Actief aan 1 kg
Actief aan 1 kg
Volwassen instellingen Volume A/C
Pediatrische instelling Volume A/C
Neonatale instellingen TCPL A/C
12 s/min
12 s/min
20 s/min
500 ml 60 l/min 15 cm H2O
100 ml 20 l/min 15 cm H2O
2,0 ml 8 l/min 15 cm H2O
0,0 sec
0,0 sec
0,0 sec
1,0 sec
0,75 sec
0,35 sec
0 cm H2O 6 cm H2O 1,0 l/min
0 cm H2O 6 cm H2O 1,0 l/min
0 cm H2O 3 cm H2O 0,5 l/min
40%
40%
40%
Volwassen instellingen 0 (uit) 5 0 (uit) 1 (dec) 2,0 l/min 3,0 cm H2O
Pediatrische instelling 0 (uit) 5 0 (uit) 1 (dec) 2,0 l/min 3,0 cm H2O
Neonatale instellingen N.v.t. N.v.t. N.v.t. 1 (dec) 2,0 l/min 3,0 cm H2O
5
5
5
Uit 0,0 ml/cm H2O niet actief bij baby’s.
44
Uitpakken en installeren
PSV-cyclus PSV Tmax Machinevolume (Mach Vol) Volumegrens (Vol Limit) Inspiratoire stijgtijd (Insp Rise) Flow cyclus T-hoog PSV Sync T-hoog Sync T-laag Vraagflow
Alarm instellingen Hoge frequentie Hoog teugvolume (Hoge Vt) Laag teugvolume (Lage Vt) Laag expiratoir minuutvolume (Lage Ve ) Hoog expiratoir minuutvolume (Hoge Ve) Lage Inspiratiedruk (Lage Ppeak) Hoge Inspiratiedruk (Hoge Ppeak) Lage PEEP Apneu-interval
Extra bediening Handmatige beademing
Bronch. Toilet
↑ O2 Vernevelaar Inspiratoire hold (Insp Hold) Expiratoire hold (Exp Hold)
Bedieningshandleiding
Volwassen instellingen 25% 5 sec 0l
Pediatrische instelling 25% 0,75 sec 0 ml
Neonatale instellingen 10% 0,35 sec 0 ml
2,50 l
500 ml
300 ml
5
5
5
0% (uit) Uit 0% 0% Aan
0% (uit) Uit 0% 0% Aan
0% (uit) N.v.t. N.v.t. N.v.t. Aan
Volwassen instellingen 75 s/min 3,00 l
Pediatrische instelling 75 s/min 1000 ml
Neonatale instellingen 75 s/min 300 ml
0,0 l
0,0 ml
0,0 ml
1,0 l
0,5 l
0,5 l
30,0 l/min
30,0 l/min
5,0 l/min
8 cm H2O
8 cm H2O
5 cm H2O
40 cm H2O
40 cm H2O
30 cm H2O
3 cm H2O 20 sec
3 cm H2O 20 sec
1 cm H2O 20 sec
Volwassen instellingen ---
Pediatrische instelling ---
Neonatale instellingen ---
--79% -----
--79%
--20%
---
---
---
---
---
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Uitpakken en installeren
45
Checklist gebruikerstest AVEA Serienummer machine:________________________________ Testdatum: _____________________
TEST
VOLTOOID
Geautomatiseerde tests Zelftest bij inschakelen Lekkagetest patiëntcircuit Meting compliantie patiëntcircuit Tweepunts kalibratie van de zuurstofsensor Handmatige alarmcontrole Hoge frequentie alarm Lage Vte Alarm Hoge Vte Alarm Lage Ve alarm Hoge Ve alarm Lage Ppeak alarm Hoge Ppeak alarm Lage PEEP alarm Apneu-interval alarm Verlengde hoge Ppeak alarm Loskoppeling circuit alarm Circuit geblokkeerd alarm Verlies van AC alarm Hoge O2 alarm Lage O2 alarm Handtekening van tester:________________________________________________ Titel: _________________________________________________________________
L2786-110 Rev. J
MISLUKT
46
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
AVEA probleemoplossing Verwijder bij potentiële problemen het beademingsapparaat van de patiënt Symptoom
Probleem
EST wordt niet voltooid - Lekkagetest Y-stuk circuit niet geheel mislukt geblokkeerd Lek in patiëntcircuit
Filtercartridge zit niet goed vast
Lek in expiratiehoek EST wordt niet voltooid - O2kalibratie mislukt
Geen aflezing van proximale flowsensor
Oplossing(en)
Controleer of Y-stuk circuit geheel geblokkeerd is Controleer op lekkage in het circuit en maak de circuitaansluitingen opnieuw op het beademingsapparaat vast. Vervang zo nodig het circuit. Verwijder de expiratiecartridge en controleer de aansluitingen. Sluit ze opnieuw aan en controleer ze nogmaals. Vervang zo nodig. Vervang expiratiediafragma.
Connector op O2-sensor niet goed Controleer de sensoraansluiting aangesloten Inlaatgasdruk te laag Controleer inlaatlucht en zuurstofdruk boven 20 psig Defecte O2-sensor Vervang O2-sensor Sensor / patiëntafmeting Zie de gebruikershandleiding voor incompatibel de correcte sensor/de correcte modusconfiguraties. Sensor niet aangesloten Verifieer dat de sensor correct is aangesloten op het Y-stuk aan de patiëntzijde en op het beademingsapparaat. Losse externe aansluiting Controleer externe aansluiting Defecte sensor Vervang sensor Interne fout
Vti > Vte bij gebruik zonder proximale Normale situatie bij gebruik op flowsensoren testlong. Normaal als aflezing binnen de nauwkeurigheidsspecificaties van +/-10% van het beademingsapparaat valt Defecte expiratoire flowsensor Lek in patiëntcircuit, wateropvangbakje of expiratiesysteem
Bel de technische dienst Geen actie nodig Geen actie nodig als deze binnen de specificaties vallen Reinig/vervang expiratoire flowsensor Controleer met lekkagetest
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen Symptoom Vte > Vti
Uitpakken en installeren Probleem
Normaal als aflezing binnen de nauwkeurigheidsspecificaties van +/-10% van het beademingsapparaat valt Defecte expiratoire flowsensor Lek in patiëntcircuit, wateropvangbakje of expiratiesysteem Interne fout
Volumegolfvorm boven of onder basislijn op de patiënt met interne sensor
Volumes worden na verloop van tijd onnauwkeurig
Vernevelaaruitvoer afwezig
Bevochtiger Active on/off (actief aan/uit) onjuist ingesteld Normaal als aflezing binnen de nauwkeurigheidsspecificaties van +/-10% van het beademingsapparaat valt Slechte expiratoire flowsensor
PEEP te hoog
Unit loopt niet op A/C-vermogen
L2786-110 Rev. J
Oplossing(en)
Geen actie nodig als deze binnen de specificaties vallen Reinig/vervang expiratoire flowsensor Controleer met lekkagetest Bel de technische dienst Stel in voor Active on (actief aan) voor bevochtiger, Active off (actief uit) voor HME Geen actie nodig als deze binnen de specificaties vallen
Interne fout
Reinig/vervang expiratoire flowsensor Bel de technische dienst
Verontreiniging op flowsensor
Reinig/vervang sensor
Interne fout
Bel de technische dienst
Beademingsapparaat loopt op compressor Flow minder dan 15 l/min
Sluit wandlucht aan
Interne fout
FIO2-monitor onnauwkeurig of geeft “***” weer
47
Vermeerder de flow indien van toepassing Bel de technische dienst
O2-sensor moet worden gekalibreerd O2-sensor aan einde levensduur Expiratiefiltercartridge verstopt of verzadigd
Voer EST uit
Defect expiratiediafragma
Vervang expiratiediafragma
Doorgeslagen zekering op netvoedingsmodule Netsnoer niet op netstroom aangesloten
Vervang zekering
Vervang O2-sensor Vervang cartridge
Controleer de aansluitingen
48
Uitpakken en installeren Symptoom
Unit loopt niet goed op batterij/accu
Probleem
Batterij/accu niet voldoende geladen
Controlelampje verkeerd laadniveau - Te ver opgeladen batterij/accu Interne batterij
Bedieningshandleiding Oplossing(en)
Het duurt ten minste 4 uur voordat de interne batterij volledig geladen is. Het duurt ten minste 12 uur voordat de externe accu volledig geladen is en de groene LED gaat branden om dit aan te geven. Vereist ten minste 4 uur voor volledig opladen
Onderhoud en tests zijn nodig. • De interne batterij blijft niet gedurende de aangegeven tijd werken. • De ladingsindicator-LED van de batterij/accu is groen, maar de gebruiksduur van de batterij/accu is minder dan aangegeven. • De batterij/accu blijkt een voldoende lading niet te kunnen behouden. Controlelampje verkeerd laadniveau - Te ver opgeladen batterij/accu Externe accu Losse aansluitingen
Voer de procedure voor het resetten van de ladingsmonitor van de interne batterij uit.
Minder gebruiksduur met batterij/accu.
Defecte batterij/accu. Interne fout
Het duurt ten minste 4 uur voordat de interne batterij volledig geladen is. Het duurt ten minste 12 uur voordat de externe accu volledig geladen is. Bel de technische dienst Bel de technische dienst
Verkeerde gevoeligheidsinstellingen
Controleer flow- en druk-triggering instellingen
Circuit lekt
Voer EST uit en verhelp lekkage waar nodig. Basisflow moet worden ingesteld op ongeveer 1,5 l/m meer dan de instellingen voor flowtriggering. Schakel vraagflow in Bel de technische dienst
Loopt niet op compressor
Automatische trigger
Weergave Vent INOP (app. werkt niet) Lage gas alarm op compressor Alarm Verlies van gas
Batterij/accu niet volledig geladen
Vraagflow uitgeschakeld Systeemstoring
Vereist ten minste 12 uur voor volledig opladen Controleer de aansluitingen
Minuutvolume meer dan 40 l/ min Lucht/heliox-connector niet goed aangesloten
Verminder het minuutvolume Zorg voor goede aansluiting
Interne fout
Bel de technische dienst
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen Symptoom
Uitpakken en installeren
49
Probleem
Oplossing(en)
Expiratoire flowsensor niet aangesloten
Controleer de aansluitingen
O2 sensoraansluiting niet aangesloten Defecte O2-sensor
Controleer O2-sensor
Interne fout
Bel de technische dienst
Verkeerde aansluitingsvolgorde
Aansluiting externe accu moet gemaakt worden terwijl de ACvoeding niet is aangesloten.
Verstopping van de uitademingstak van het patiëntcircuit Verstopt expiratiefilter
Controleer de uitademingstak op knikken en water Vervang het expiratiefilter
Loskoppeling circuit Lekkage in het circuit Lek in de patiëntinterface
Controleer het circuit Controleer de patiëntinterface
Hoge NCPAP-druk
Verstopping in het patiëntcircuit Water in het circuit Interactie met de patiënt
Controleer het patiëntcircuit Controleer de neusbuisjes
Loskoppeling circuit
Loskoppeling patiëntcircuit
Controleer het patiëntcircuit
Onnauwkeurige aflezing van de barometrische druk
Barometer vereist mogelijk kalibratie.
Neem contact op met de technische dienst van CareFusion.
Indicator Device Error (apparaatfout). Defecte sensor
NCPAP-druklimiet
Lage NCPAP-druk
L2786-110 Rev. J
Vervang sensor
Vervang O2-sensor
50
Uitpakken en installeren
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Hoofdstuk 3: Bediening van het beademingsapparaat Membraanknoppen en LED’s
Afbeelding 3–1a: Gebruikersinterfacemodule (internationaal) geeft de pictogrammen van de knoppen weer
L2786-110 Rev. J
51
52
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Afbeelding 3–1b: Gebruikersinterfacemodule (Engels) geeft de labels van de knoppen weer Afbeelding 3–1: Module met gebruikersinterface
De membraanknoppen zijn de bedieningselementen van de UIM die zich rondom het touchscreen bevinden. Met de klok mee om de UIM heen vanaf rechtsboven (zie pijl) zijn het als volgt:
A.
Alarm Silence (alarm onderdrukken) (LED) Met een druk op deze knop schakelt u het hoorbare deel van een alarm gedurende 2 minuten uit (± 1 seconde) of totdat er opnieuw op de knop Alarm Silence (alarm onderdrukken) wordt gedrukt. Deze knop werkt niet bij een VENT INOPalarm.
Opmerking:
Als u op de knop Alarm Silence (alarm onderdrukken) hebt gedrukt, zullen de hoorbare alarmen op een later tijdstip voor bepaalde alarmsituaties evengoed klinken.
B.
Alarm Reset (alarm resetten) Hiermee annuleert u het alarmlampje van alarmen die niet actief meer zijn.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
C.
Bediening van het beademingsapparaat
53
Alarm Limits (alarmgrenzen) Opent het alarmgrenzenscherm voor het invoeren of wijzigen van gegevens. Schakelt het scherm aan en uit.
Opmerking:
Door op de knop Freeze (stilzetten) te drukken terwijl het venster Alarm Limits (alarmgrenzen) geopend is, wordt het venster automatisch afgesloten en worden de grafische beelden stilgezet.
D.
Manual Breath (handmatige beademing) Als u in de expiratiefase op deze knop drukt, wordt er één SIMV-slag afgegeven met de huidige beademingsinstellingen. Er wordt geen ademslag afgegeven als de knop wordt ingedrukt in de inspiratiefase.
Opmerking:
De knop Manual Breath (handmatige beademing) is niet actief in de modus APRV / BIPHASIC (bifasisch).
E.
Suction (afzuiging) (LED) Met een druk op deze knop wordt de handeling “Disconnect for Suction” (afsluiten t.b.v. afzuiging) uitgevoerd. Het beademingsapparaat doet het volgende: •
Gedurende 2 minuten wordt de handeling “Increase % O2” (% O2 verhogen) uitgevoerd (zie Increase O2 hieronder).
•
Terwijl het alarm Circuit disconnect (circuit ontkoppeld) actief is, stopt het beademingsapparaat met afwisselen van de flow en wordt de basisflow ingeschakeld. Het beademingsapparaat neemt het automatisch waar als een patiënt weer wordt aangesloten en gaat opnieuw verder met de normale beademingsmodus.
•
Het alarm wordt gedurende 120 seconden onderdrukt.
Als de knop SUCTION (afzuiging) nogmaals wordt ingedrukt tijdens de 2 minuten dat de handeling “disconnect for suction” (afsluiten voor afzuiging) actief is, wordt de handeling geannuleerd.
F.
Increase O2 (O2 verhogen) Wanneer deze knop wordt ingedrukt, verhoogt het beademingsapparaat de zuurstofconcentratie die gedurende 2 minuten aan de patiënt wordt afgegeven. Als de knop ↑ %O2 binnen deze periode van twee minuten nogmaals wordt ingedrukt, wordt de handeling geannuleerd en worden de vorige instellingen hersteld. Standaard:
+20% neonataal; 79% volwassenen/kinderen
Volwassenen/kinderen: 79% boven het ingestelde % O2 Neonataal:
L2786-110 Rev. J
20% boven het ingestelde % O2 of 100%, de laagste van de twee
54
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Configureren van Increase FIO2 (FIO2 verhogen): Ga naar Configuration (configuratie) in het scherm Utilities (hulpprogramma’s): Increase FIO2 (FIO2 verhogen): Configureert de grootte van de stappen waarmee de zuurstof wordt verhoogd tijdens de handeling Zuurstof verhogen. Stelt de hoeveelheid zuurstof waarmee het beademingsapparaat verhoogt boven de huidige instelling van het FIO2. Voorbeeld:
Als de Increase FIO2 is ingesteld op 20% EN de ingestelde FIO2 is 40% DAN wordt als de handeling Increase FIO2 (FIO2 verhogen) wordt ingesteld, het FIO2 voor een periode van twee minuten verhoogd naar 60% en daarna gaat het weer terug naar 40%.
De standaard instelling voor baby’s is 20%. Voor kinderen en volwassen wordt 79% toegepast.
Opmerking:
De instellingen worden teruggezet naar de standaard waarden wanneer er in de setup New Patient (nieuwe patiënt) wordt geselecteerd.
Opmerking:
Om tijdens de handeling O2 verhogen een FIO2-toevoer van 100% te kunnen bewerkstelligen, moet de instelling Increase FIO2 (FIO2 verhogen) 79% (het maximum) zijn.
WAARSCHUWING Tijdens de afgifte van heliox wordt de toevoer ervan onderbroken gedurende de periode dat de knoppen Suction (afzuiging) of Increase O2 (O2 verhogen) worden ingedrukt. Na de “timout”-periode van 2 minuten, of nadat er op de knop is gedrukt, kan het zijn dat het teugvolume beïnvloed is. Dit duurt totdat het expansiereservoir is geleegd.
G.
Data dial (dataknop) Wijzigt de waarden van een geselecteerd scherm op het touchscreen.
H.
Accept (accepteren) Hiermee accepteert u gegevens die zijn ingevoerd in een veld op het touchscreen.
I.
Cancel (annuleren) Hiermee annuleert u gegevens die zijn ingevoerd in een scherm op het touchscreen. Het beademingsapparaat blijft werken met de huidige instellingen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
J.
Bediening van het beademingsapparaat
55
Expiratory Hold (expiratoire hold) Wanneer de knop EXP HOLD is ingedrukt, verhindert het beademingsapparaat aan het begin van de volgende slaginterval gedurende maximaal 20 seconden dat de patiënt inademt of uitademt bij een ademhalingsfrequentie van 20 of minder (volwassenen/kinderen), gedurende 25 seconden bij een ademhalingsfrequente van meer dan 20, of 3 seconden (neonaten). De expiratoire hold is NIET actief tijdens TCPL-beademing.
K.
Inspiratory Hold (Manual ) (inspiratoire hold – handmatig) Wanneer de knop INSP HOLD wordt ingedrukt, mag de patiënt, na afgifte van een ademslag met Volume Control of Pressure Control gedurende maximaal 3,0 seconden (± 0,1 seconde) niet uitademen.
L.
Nebulizer (vernevelaar) Het beademingsapparaat voert gemengd gas naar de poort van de vernevelaar bij 0,7 bar (10 ± 1.5 psig) indien er een in-line vernevelaar is aangesloten en de knop Nebulizer (vernevelaar) is ingedrukt, op voorwaarde dat de toegevoerde flow >15 l/min is. De toevoer van het vernevelde gas wordt synchroon gesteld met de inspiratiefase van een ademslag en duurt 20 minuten. Druk nogmaals op de knop Nebulizer (vernevelaar) om de behandeling te beëindigen voordat de 20 minuten voorbij zijn.
LET OP Het gebruik van een externe flowvoorziening om de vernevelaar aan te drijven wordt afgeraden.
WAARSCHUWING Het gebruik van een vernevelaar kan de afgegeven teugvolumes beïnvloeden.
Opmerking:
Zet de vernevelaar niet in werking als er heliox gebruikt wordt.
M.
Patient Size (patiëntafmeting) De indicators voor patiëntafmeting voor Adult (volwassene), Pediatric (kind) en Neonate (baby) onderaan op de UIM geven aan welk type patiënt er op dit moment is geselecteerd. Deze LED’s horen niet bij een membraanknop op de UIM.
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat geen wijzigingen toe wat betreft patiëntafmeting als de actieve beademingsmodus niet beschikbaar is bij de nieuw geselecteerde patiëntafmeting. Het beademingsapparaat geeft een bericht weer waarin u gevraagd wordt eerst de beademingsmodus te wijzigen. Bijvoorbeeld: in de modus neonatale beademing met actieve TCPL kunt u niet wijzigen naar de patiëntafmeting kind of volwassene zonder eerst de modus om te zetten naar een die geschikt is voor die patiënten. Het beademingsapparaat laat ook geen afmetingswijzigingen toe als Machine Volume actief is. Er verschijnt een bericht dat aangeeft dat Machine Volume moet worden uitgeschakeld voordat de patiëntafmeting gewijzigd kan worden.
L2786-110 Rev. J
56
N.
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Panel Lock (LED) (paneel vergrendelen) De toets LOCK (vergrendelen) schakelt alle bedieningselementen op het voorpaneel en het scherm uit met uitzondering van MANUAL BREATH (handmatige beademing), Suction (afzuiging), ↑%O2, ALARM RESET (alarm resetten), ALARM SILENCE (alam onderdrukken) en LOCK (vergrendelen).
O.
Print (printen) De knop PRINT stuurt de inhoud van het huidige scherm naar een correct aangesloten parallele printer.
P.
Set-up Opent het scherm Setup (instellingen) voor het beademingsapparaat.
Opmerking:
Door nogmaals op de knop Set-Up (instellingen) te drukken voordat u de Set-Up accepteert, wordt het venster afgesloten en worden de vorige instellingen hersteld. Op het scherm Set-Up (instellingen) bevindt zich een knop waarmee u kunt accepteren. Om de patiëntafmeting te wijzigen zonder een nieuwe patiënt te selecteren moet de patiëntinstelling worden geaccepteerd na het selecteren van de afmeting van de patiënt.
Q.
Advanced Settings (extra instellingen) (LED) Opent het scherm Advanced Settings (extra instellingen) voor het invoeren of wijzigen van gegevens. Schakelt het scherm aan en uit.
Opmerking:
Door op de knop Freeze (stilzetten) te drukken terwijl het venster Advanced Settings (extra instellingen) geopend is, wordt het venster automatisch afgesloten en worden de grafische beelden stilgezet.
R.
Mode (modus) Opent het scherm Mode Select (modus selecteren) voor invoeren/wijzigen van gegevens of het in-/uitschakelen van het scherm. Door bovenin het touchscreen op het lampje Mode (modus) te drukken krijgt u ook toegang tot scherm.
Opmerking:
Door nogmaals op de knop Mode (modus) te drukken voordat u de modus accepteert wordt het venster afgesloten en worden de vorige instellingen hersteld. Op het scherm Mode (modus) bevindt zich een knop waarmee u kunt accepteren.
S.
Event (gebeurtenis) Sommige gebeurtenissen (events) worden automatisch geregistreerd en andere kunt u handmatig opslaan zodat deze op dit scherm worden weergegeven. Zie “Hoofdstuk 4: Monitors, displays en manoeuvres” voor een volledige lijst gebeurtenissen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
T.
Bediening van het beademingsapparaat
57
Freeze (stilzetten) Met de knop FREEZE (stilzetten) zet u de inhoud van het huidige scherm stil en wordt de realtime-weergave van de schermgegevens onderbroken totdat u nogmaals op deze knop drukt. Wanneer het scherm stilgezet wordt, verschijnt er een verschuifbare cursor. De dataknop kan worden gebruikt om met de cursor door de gegevens op de curve-, lus-, en trendschermen te schuiven. Om het scherm weer te activeren drukt u nogmaals op de knop Freeze (stilzetten). In Afbeelding 3–2 ziet u een flow/volume-lus in de modus Freeze (stilzetten). De cursors volgen de stilgezette luscurve in een X-Y lijndiagram. De waarden langs de curve van de lus worden weergegeven zoals hieronder afgebeeld.
Stippellijn cursor
Lusweergave flow -/volume
Afbeelding 3–2: Flow/volume-lus in de modus Freeze (stilzetten)
L2786-110 Rev. J
Vlag die X- en Y- waarden weergeeft op verschillende punten langs de lusweergave
Cursor, bevindt zich nu op dezelfde plaats als Nul op de X-as
58
U.
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Screens (schermen) Opent het venster Screen Selection (schermselectie) (Afbeelding 3–3). Dit scherm kunt u ook openen door midden bovenin het touchscreen op het statuslampje Screen (scherm) te drukken.
Opmerking:
Als u nogmaals op de knop Screens (schermen) drukt, wordt het venster afgesloten.
Afbeelding 3–3: Het venster Screen Selection (schermselectie)
V.
Main (hoofdscherm) Hiermee keert u terug naar het hoofdscherm.
W. Alarm Status LED’s De lampjes voor de alarmstatus rechtsboven op de UIM knipperen rood of geel om een alarm aan te geven van hoge of gemiddelde prioriteit (zie “Hoofdstuk 5: Volumecapnografie”).
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
59
Instellingen voor de patiënt Het scherm Patient Select (patiënt selecteren) Met het scherm Patient Select (patiënt selecteren) kunt u de beademing van de huidige patiënt voortzetten (RESUME CURRENT – hervatten huidige) of (NEW PATIENT – nieuwe patiënt) selecteren om de instellingen van het beademingsapparaat te wijzigen.
Afbeelding 3–4: Het scherm Patient Select (patiënt selecteren)
Als u op de knop Resume Current (hervatten huidige) drukt, blijft het beademingsapparaat werken met de meest recente patiëntinstellingen. Met de knop New Patient (nieuwe patiënt) worden de opgeslagen lussen en trendbuffers gewist en worden alle standaardwaarden hersteld. Druk op Patient Accept (patiënt accepteren) om uw keuze te accepteren.
Het scherm Patient Size Select (patiëntafmeting selecteren) Het scherm Patient Size Select (patiëntafmeting selecteren) verschijnt en is de eerste stap voor de instellingenreeks voor de nieuwe patiënt.
Opmerking:
De nieuwe geselecteerde patiëntafmeting wordt pas actief als u de knop SETUP ACCEPT (instelling accepteren) op het scherm indrukt.
Afbeelding 3–5: Het scherm Patient Size Select (patiëntafmeting selecteren)
L2786-110 Rev. J
60
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat geen wijzigingen toe wat betreft patiëntafmeting als de actieve beademingsmodus niet beschikbaar is bij de nieuw geselecteerde patiëntafmeting. Het beademingsapparaat geeft een bericht weer waarin u gevraagd wordt eerst de beademingsmodus te wijzigen. Bijvoorbeeld: in de modus neonatale beademing met actieve TCPL kunt u niet wijzigen naar de patiëntafmeting kind of volwassene zonder eerst de modus om te zetten naar een die geschikt is voor die patiënten.
Instellen beademingsapparaat Het scherm Ventilator Setup (instellen beademingsapparaat)
Afbeelding 3–6: Het scherm Ventilation Setup (instellen beademing)
Op het scherm Setup (instellingen) bevinden zich bedieningselementen waarmee u de volgende instellingen kunt invoeren:
Artificial Airway Compensation (AAC) (kunstmatige luchtwegcompensatie) Bereik:
AAN/UIT
Standaard:
UIT
Wanneer de Artificial Airway Compensation (kunstmatige luchtwegcompensatie) ingeschakeld is, berekent het beademingsapparaat automatisch de drukafname in de endotracheale slang en stelt het de beademingsdruk bij zodat het distale (carina) uiteinde van de endotracheale slang van de ingestelde inspiratiedruk kan worden voorzien. Hierbij wordt de flow, de gassamenstelling (heliox of stikstof/zuurstof), de fractie inademingszuurstof (FIO2), de slangdiameter, lengte, en de pharynxkromming ingecalculeerd op basis van de afmeting van de patiënt (neonataal, pediatrisch, volwassen). Deze compensatie treedt uitsluitend op tijdens de inademing. Artificial Airway Compensation (kunstmatige luchtwegcompensatie) is actief bij alle Pressure Support (drukondersteuning) en Flow Cycled Pressure (flowgestuurde druk) ademhalingen.
Opmerking:
De gemeten beademingsdruk (inademing) zal als de AAC actief is hoger liggen dan de ingestelde waarden.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
61
WAARSCHUWING Het activeren van de AAC tijdens het beademen van de patiënt kan een plotselinge stijging van de piekbeademingsdruk tot gevolg hebben en hierdoor een verhoogd teugvolume. Wees voorzichtig bij het activeren van de AAC wanneer de patiënt is aangesloten op het beademingsapparaat – probeer het risico van een te hoog teugvolume te vermijden. Zelfs wanneer de inademingsdruk is ingesteld op nul, zorgt de AAC voor een verhoogde beademingsdruk om te compenseren voor de weerstand van de endotracheale slang. Als de Artificial Airway Compensation (kunstmatige luchtwegcompensatie, AAC) wordt aangezet, verschijnt het statuslampje in alle modi van het beademingsapparaat op het touchscreen, ook wanneer de AAC niet actief is in de huidige modus (bijv. bij volumegeregelde beademing). Het statuslampje gaat aan om u erop te wijzen dat de AAC is ingeschakeld en geactiveerd wordt zodra een Pressure Support-modus (drukondersteuning) of combinatiemodus (bijv. Volume Control SIMV – volumeregeling SIMV) wordt geselecteerd. Slangdiameter: Bereik: Standaard:
2,0 – 10,0 mm 7,5 mm 5,5 mm 3,0 mm
(Volwassenen) (Pediatrisch) (Neonataal)
Bereik:
2,0 – 30,0 cm 2,0 – 26,0 cm 2,0 – 15,0 cm
(Volwassenen) (Pediatrisch) (Neonataal)
Standaard:
30,0 cm 26,0 cm 15,0 cm
(Volwassenen) (Pediatrisch) (Neonataal)
Slanglengte:
Leak Compensation (lekcompensatie, LEAK COMP) Bereik: Standaard:
AAN/UIT UIT
Tijdens de uitademing blijft de PEEP behouden door de samenwerking tussen de Flow Control Valve (flowregelingsklep, FCV) en de Exhalation Valve (expiratieklep, ExV). De ExV-drukservo wordt ingesteld op een beoogde PEEP-druk en de FCV-drukservo wordt ingesteld op een beoogde PEEP-druk – 0,4 cm H2O. De ExV-servo wordt uitgeschakeld als de druk hoger is dan de beoogde druk en de FCV flow levert flow wanneer de druk lager is dan de beoogde druk (maximale flow afhankelijk van de afmeting van de patiënt). De functie is niet actief tijdens de afgifte van een ademslag.
Circuit Compliance (circuitcompliantie) Als de Circuit Compliance (circuitcompliante) ingeschakeld is, wordt de hoeveelheid gas afgegeven tijdens een Volume Controlled of beoogde ademslag verhoogd zodat het ingestelde volume en het verloren volume als gevolg van het compliantie-effect van het circuit worden meegenomen.
De gemeten expiratievolumes worden bijgesteld voor het compliantiecompensatievolume in alle beademingsmodi. Bereik:
0,0 – 7,5 ml/cm H2O
Standaard:
0,0 ml/cm H2O
L2786-110 Rev. J
62
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Het beademingsapparaat meet automatisch de circuitcompliantie tijdens een uitgebreide systeemtest (Extended Systems Test, EST). De waarde kan niet handmatig worden ingevoerd.
Opmerking:
De circuitcompliantie is geactiveerd in de volgende toepassingen: het ingestelde teugvolume bij Volume Control beademing, het beoogde teugvolume bij PRVC en het machinevolume (uitsluitend volwassen/pediatrisch). Hoewel de circuitcompliantie op het instellingenscherm wordt weergegeven, is het bij neonatale patiënten niet actief.
Bevochtiger U kunt kiezen voor actieve of passieve bevochtiging (ON/actief of OFF/passief) Actieve bevochtiging bevat 99% relatieve vochtigheid, passieve bevochtiging 60% bij gebruik van een HME. Met deze functie kunt u de BTPS-correctiefactor bijstellen naar de juiste expiratieteugvolumes. Bereik:
Actief AAN/UIT
Standaard:
Actief AAN
Opmerking:
Als de bevochtigingsfunctie verkeerd wordt ingesteld is dit van invloed op de juistheid van het gemeten uitgeademde ademslagvolume.
Gewicht patiënt Het gewicht van de patiënt kan als volgt worden ingesteld: Volwassenen: Pediatrisch: Neonataal: Standaard:
1 t/m 300 kg 1 t/m 75 kg 0,1 t/m 16 kg 1 kg
Het gewicht van de patiënt is een variabele die wordt bepaald door de arts en wordt gebruikt om het gemeten volume per gewichtseenheid weer te geven.
Identificatie
Patient ID (patiënt-ID). U mag een patiënt-ID invoeren van 24 (2 x 12) alfanumerieke tekens. U voert een patiënt-ID in door op het touchscreen het veld Patient IDENTIFICATION (patiëntidentificatie) aan te raken. Draai aan de dataknop onder aan de UIM (Afbeelding 3–7) om door de tekens te zoeken. Druk voor elk teken dat u wilt accepteren op de membraanknop ACCEPT en stel zo de identificatiecode voor de patiënt samen. Druk nadat de identificatiecode compleet is nogmaals op de knop Patient IDENTIFICATION (patiëntidentificatie) op het touchscreen om de complete patiënt-ID te accepteren. Controleer de overgebleven schermparameters en druk, als u de gewenste instellingen hebt ingevoerd, op de knop SETUP ACCEPT (instellingen accepteren).
Afbeelding 3–7: Dataknop, knoppen Accept en Cancel (accepteren en annuleren)
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
63
Opmerking:
Primaire functies voor de beademing actief voor de geselecteerde (gemarkeerde) modus worden tijdens de setup onderaan op het touchscreen weergegeven. De dialoogvensters Advanced Settings (extra instellingen) en Alarm Limits (alarmgrenzen) kunnen tijdens de setup eveneens worden geopend. Alle functies zijn actief en kunnen worden aangepast in het scherm Set Up (instellingen).
Opmerking:
Tijdens de Pflex-, MIP/P100- en AutoPEEP-manoeuvres wordt de instellingenknop gedeactiveerd. De knop is actief tijdens de oesofagusmanoeuvre.
EST (Extended Systems Test, uitgebreide systeemtest)
Druk op de knop EST in het scherm Setup (instellingen).
Afbeelding 3–8: Scherm Setup (instellingen), knop EST
Er verschijnt een bericht waarin u wordt gevraagd de patiënt te verwijderen en het Y-stuk van de patiënt te blokkeren. Nadat u hebt bevestigd dat de patiënt is afgekoppeld en het Y-stuk van het circuit is geblokkeerd, drukt u op Continue (doorgaan, Cont). Het beademingsapparaat begint met de EST en geeft een klok aan die aftelt. Tijdens de EST volgt het beademingsapparaat de volgende handelingen uit: • Een lektest van het patiëntcircuit. • Een compliantiemeting van het patiëntcircuit. • Een tweepuntskalibratie van de zuurstofsensor. De compliantiemeting en de lektest van het patiëntcircuit worden gelijktijdig met de kalibratie van de zuurstofsensor uitgevoerd. De EST duurt maximaal 90 seconden. Om de EST op elk willekeurig moment opnieuw te starten, drukt u op Cancel (annuleren) om terug te keren naar het instellingenscherm. Na de voltooiing van elke test geeft het beademingsapparaat het bericht “Passed” (voltooid) of “Failed” (mislukt) weer naast de afgeronde test. De knop SET UP ACCEPT (instellingen accepteren) moet worden ingedrukt zodat de AVEA de circuitcompliantiemeting kan bewaren. Nu wordt ook als het apparaat uitgeschakeld is geweest, mits u SAME PT (zelfde PT) hebt geselecteerd, de circuitcompliantie bewaard. Als NEW PT (nieuwe PT) wordt geselecteerd, moet de EST deze functie gebruiken.
L2786-110 Rev. J
Afbeelding 3–9: Schermen Extended Systems Test (EST)
64
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Nadat de test voltooid is, drukt u op Continue (verder) om terug te keren naar het setup-scherm.
Opmerking:
Als het beademingsapparaat NIET op de zuurstoftoevoer is aangesloten, zal de zuurstofsensorkalibratie meteen mislukken.
LET OP Als een van bovenstaande tests niet met succes wordt voltooid, werkt het beademingsapparaat nog steeds. Controleer echter voordat u het bij een patiënt gaat gebruiken, eerst of het naar behoren functioneert.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
65
Type en modus van de beademing instellen Voor toegang tot de opties voor modusselectie drukt u op de membraanknop Mode (modus) links op het LCD-scherm.
Afbeelding 3–10: Het scherm Mode Select (selectie modus) (pediatrisch/volwassen)
Afbeelding 3–11: Het scherm Mode Select (selectie modus) (neonataal) (zonder nCPAP)
De weergegeven selecties in het scherm Mode Select (selectie modus) zijn een combinatie van het ademslagtype en de afgiftesmodus van de beademing (bijv. een volumegeregelde ademslag met Assist/Control-beademing wordt weergegeven als Volume A/C). De selecties voor APNEA-Backup-beademing verschijnen wanneer de modus CPAP/PSV- of APRV/BIPHASIC- is geselecteerd. Apnea Backup is actief in de modi Assist Control, SIMV, APRV/BIPHASIC en CPAP/PSV.
Opmerking:
Als CPAP/PSV of APRV / BIPHASIC (Airway Pressure Release Ventilation/ bifasisch) is geselecteerd MOET u: 1. De primaire en extra instellingen voor CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC instellen. 2. Het beademingstype voor de modus APNEU-backup selecteren door op de knop Apnea Settings (instellingen Apneu) te drukken. 3. De primaire en extra functies voor het geselecteerde apneu-beademingstype die u onderaan het touchscreen ziet, instellen voordat u op de knop MODE ACCEPT (modus accepteren) drukt. Zodra u op MODE ACCEPT (modus accepteren) hebt gedrukt, zijn de functies voor het apneu-beademingstype niet meer zichtbaar. Alleen die functies die actief en noodzakelijk voor CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC zijn, blijven zichtbaar. Om de instellingen voor de Apneu-backup weer te geven kunt u op elk willekeurig moment op de knop Mode (modus) drukken en APNEA Settings (apneu-instellingen) selecteren.
L2786-110 Rev. J
66
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Volume Guarantee (Volumegarantie; VG) De functie Volume Guarantee (Volumegarantie) is uitsluitend beschikbaar bij de instelling voor pasgeborenen in de beademingsmodi DRUK en TCPL in ademhalingspatronen bij zowel SIMV als Assist Control (Regeling ondersteunen). Deze functie biedt een extra operatorinstelling voor het streefteugvolume. De regelingsdruk voor verplichte ademhalingen wordt dan aangepast door het beademingsapparaat voor de handhaving van het expiratoire teugvolume in de buurt van het vooraf ingestelde streefvolume.
Opmerking:
Volume Guarantee (Volumegarantie) is alleen beschikbaar voor de instelling voor pasgeboren patiënten: hierbij is gebruik van een proximale flowsensor verplicht. Raadpleeg de AVEA®-handleiding voor specifieke instructies inzake het bevestigen van de proximale flowsensoren.
Soorten beademing De Volume Guarantee (Volumegarantie) beademing werkt als volgt: Wanneer Volume Guarantee (Volumegarantie) is geselecteerd, wordt de regelaar Insp Pres een extra instelling, wordt de volume-instelling weergegeven als een primaire regelaar en levert het beademingsapparaat een ademhaling bij de ingestelde inspiratoire drukinstelling. De inspiratoire druk voor de daarop volgende ademhalingen wordt door het beademingsapparaat voor elke ademhaling aangepast. De druk wordt afzonderlijk van de door tijd getriggerde ademhalingen, door de patiënt getriggerde ademhalingen, apneu-backupademhalingen en handmatige ademhalingen aangepast om het gemeten uitgeademde teugvolume dicht bij de ingestelde streefwaarde te houden.
Specifieke regelaars Flow Cycle (Flowcyclus) De inspiratoire fase van een TCPL-volumegarantie-ademhaling wordt beëindigd zodra de flow naar de patiënt daalt tot het door de operator ingestelde percentage (Flow Cycle) van de piekflow. Wanneer Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is en de instelling voor Flow Cycle (Flowcyclus) hoger is dan 0, wordt het gemeten gemiddelde lekpercentage over de voorgaande 30 seconden genomen en opgeteld bij de instelling voor de flowcyclus (tot de maximale instelling voor het regelbereik van de flowcyclus) om de drempel voor de patiëntflow te bepalen. Flow Cycle (Flowcyclus) is niet beschikbaar in Pressure Control (Drukregeling) als Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is.
Opmerking:
Flowcycling van een ademhaling kan er de oorzaak van zijn dat het afgegeven volume kleiner is. Volume Guarantee (Volumegarantie) probeert dit te compenseren door de afgiftedruk te verhogen tot 3 cmH2O onder de hoge inademingsdruklimiet. Het alarm Expiratory Volume (Expiratoir volume) wordt geactiveerd als het expiratoire volume onder de alarmdrempel daalt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
67
Volume Limit (Volumegrens) Volume Limit (Volumegrens) is voor verplichte beademingen niet beschikbaar als Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is.
Machine Volume (Machinevolume) Machine Volume (Machinevolume) is niet beschikbaar als Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is.
Volume Target (Streefvolume) Standaard: Gemeten expiratoir teugvolume (indien Volume Guarantee [Volumegarantie] aan de bestaande beademingsmodus wordt toegevoegd en een ademhaling met de op dit moment ingestelde druk wordt afgegeven) of 2 ml (als er geen voorafgaande ademhaling is bij dezelfde modus en druk) Resolutie: 0,1 ml Nauwkeurigheid: ± (0,1 ml + 10% van de ingestelde waarde) Bereik: 2 tot 300 ml (druk+VG-modus) 2 tot 100 mL (TCPL+VG)
Opmerking:
Bij een lekkage van meer dan 30% zal het gewenste streefvolume soms niet goed gehaald kunnen worden.
Opmerking:
Vanwege de aard van de TCPL-modus kan het afgegeven volume lager zijn als de inademingsduur en/of de flow ontoereikend zijn om het streefvolume te bereiken. Volume Guarantee (Volumegarantie) probeert dit te compenseren door de afgiftedruk te verhogen tot 3 cmH2O onder de hoge inademingsdruklimiet. Het alarm Expiratory Volume (Expiratoir volume) wordt geactiveerd als het expiratoire volume onder de alarmdrempel daalt.
Inspiratoire druk Bij VG vervult de inspiratoire druk niet langer een primaire regelfunctie. De door de operator ingestelde inspiratoire druk is een geavanceerde regelfunctie onder Volume: hij wordt gebruikt voor testademhalingen en als back-up drukinstelling tijdens bepaalde alarmsituaties. Bereik:
0 – 80 cmH2O
Standaard: De drukinstelling van de druk- of TCPL-modus die wordt gebruikt voordat VG wordt geactiveerd.
WAARSCHUWING! De inspiratoire druk in het scherm Extra controles moet worden ingesteld op een geschikt niveau voor de patiënt om tijdens testademhalingen en bepaalde alarmsituaties afgifte van te veel of te weinig teugvolume te voorkomen.
Afgegeven druk Bij beademing met volumegarantie is de afgegeven druk niet een door de operator ingegeven instelling; het is de druk die door het beademingsapparaat wordt geleverd voor de instandhouding van het ingestelde volume. Standaard: Inspiratoire druk plus PEEP Minimum: PEEP + 2 cmH2O Maximum: Hoge piekdruk – 3 cmH2O L2786-110 Rev. J
68
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Opmerking:
Het verschil in afgegeven druk tussen de ademhalingen zal niet meer zijn dan 3 cmH2O tussen opeenvolgende ademhalingen met hetzelfde type trigger (tijdgetriggerd tegenover patiëntgetriggerd).
Opmerking:
De afgegeven druk wordt begrensd als deze de ingestelde hoge druklimiet van –3 cmH2O bereikt. Als dit gebeurt, wordt het bericht Volume Guarantee Pressure is Limited (Volumegarantiedruk begrensd) weergegeven. Het alarm voor Laag Vte of Lg Ve kan optreden.
Alarmen en veiligheidssystemen Loskoppeling Y-stuk sensor Er wordt een audiovisueel alarm geactiveerd en FLOW SENSOR ERROR (FLOWSENSORFOUT) wordt weergegeven als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan: 1) de flowsensor voor pasgeborenen wordt gebruikt; 2) de functie Volume Guarantee (Volumegarantie) is geactiveerd; en 3) de gemeten VTi daalt tot onder 20% van het netto afgegeven volume. In dit geval gaat het systeem terug naar de door de operator ingestelde Inspiratoire druk. Alarmvertraging: 3 ademhalingen, of 10 s als dat langer duurt, of 30 s als dat korter duurt Alarmprioriteit: Gemiddeld
WAARSCHUWING! Wanneer de proximale flowsensor wordt losgekoppeld of er een foutconditie van de flowsensor is terwijl de Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is, zal het beademingsapparaat drukgestuurde beademing afgeven op de ingestelde inspiratoire druk.
Lage Ppeak Bereik: 1 tot 80 cmH2O Standaard: 5 cmH2O
Hoge Ppeak Bereik: 10 tot 85 cmH2O Standaard: 30 cmH2O
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
69
Laag expiratoir volume Er wordt een audiovisueel alarm geactiveerd en Laag Vte wordt geïndiceerd wanneer de volumegarantie actief is en het gemeten expiratoire teugvolume minder is dan de ingestelde drempel van het streefvolume. Volumedrempel: 90% van streefvolume Alarmvertraging: 30 s of 10 ademhalingen (wat het langste duurt) Alarmprioriteit: Gemiddeld
Limietvolume Alle VG-ademhalingen worden als volumecyclus uitgevoerd als het ingeademde volume groter is dan een drempel op basis van het ingestelde streefvolume en de lekkage (in een breuk uitgedrukt) gemiddeld over de voorgaande 30 seconden. De berekening van de volumegrens varieert met de mate van lekkage: Gemiddelde lekkage < 63%: Volumegrens = (streefvolume x 1,3) x ((1,1 x lekkage)+1) Gemiddelde lekkage >= 63%: Volumegrens = streefvolume x 2,2
Alarmactivering Tijdens het activeren van de volgende alarmen worden afgegeven beademingen uitgesteld en is het VG-regelalgoritme niet actief. Zodra de alarmsituatie is verholpen, wordt het VG-regelalgoritme gereset en worden er testbeademingen afgegeven op de door de gebruiker ingestelde inspiratoire druk. Loskoppeling circuit Veiligheidsklep open Vent INOP Het VG-regelalgoritme wordt gereset op de door de gebruiker ingestelde inspiratoire druk tijdens de volgende alarmsituaties en start het VG-regelalgoritme opnieuw op zodra de alarmsituatie is verholpen. Lage Ppeak Lage PEEP Flowsensorfout Tijdens het activeren van het alarm Circuit Occlusion (Circuitocclusie) wordt gebruik van het VG-regelingsalgoritme gestopt. Zodra de alarmsituatie is verholpen, wordt het VG-regelalgoritme gereset op de door de gebruiker ingestelde inspiratoire druk.
Opmerking:
De instellingen voor de alarmgevoeligheid bij Laag teugvolume, Hoog teugvolume en Lage Vte zijn niet van toepassing als Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is.
L2786-110 Rev. J
70
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Starten van Volume Guarantee (Volumegarantie) 1.
Om Volume Guarantee (Volumegarantie) te starten drukt u op de membraanknop Modes (Modi) op de UIM of raakt u het gedeelte van het scherm aan voor Current Mode Display (Huidige modusweergave). Het dialoogvenster Mode Select (Modusselectie) verschijnt.
2.
Selecteer de gewenste modus (TCPL of druk) en selecteer ook Volume Guarantee (Volumegarantie).
Opmerking:
Zodra Volume Guarantee (Volumegarantie) is geselecteerd gaat de primaire regeling van de inspiratoire druk automatisch naar het venster Advanced Settings (Extra instellingen) en verschijnt de primaire regeling Volume in plaats daarvan. Het huidige gemeten Expiratoire teugvolume wordt de standaard instelling voor Volume, als Volume Guarantee (Volumegarantie) aan de bestaande beademingsvorm wordt toegevoegd en er een ademhaling bij de huidige ingestelde druk is afgegeven. In afwezigheid van een voorgaande ademhaling bij de huidige inademingsdrukinstelling wordt het standaard volume 2 ml. 3.
Stel de beschikbare regelaars in op de voorgeschreven instellingen en selecteer Mode Accept (Modus accepteren).
WAARSCHUWING! De inspiratoire drukinstelling in het venster Extra controles moet worden ingesteld op een geschikt niveau voor de patiënt om tijdens testademhalingen of ontkoppeling van de flowsensor afgifte van te veel of te weinig teugvolume te voorkomen.
WAARSCHUWING! Wanneer de proximale flowsensor wordt losgekoppeld of uit het circuit wordt gehaald terwijl Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is, zal het beademingsapparaat drukbeademing afgeven bij de ingestelde inspiratoire druk.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
71
Opmerking:
Bij lekken van meer dan 99% wordt voor de VTe *** weergegeven. In deze situatie zal het VG-algoritme de druk niet regelen en zal de beademing worden voortgezet op het eerdere niveau.
Berichten Tekst AVEA®-berichtenbalk
Oorzaak
“Volume Guarantee Disabled” (Volumegarantie uitgeschakeld)
Bij ontkoppeling van de proximale flowsensor als de Volumegarantie actief is, AAC niet actief is, als de flowsensor niet opnieuw wordt aangesloten voordat het venster met de waarschuwing sluit.
“Volume Guarantee is only available in PRESSURE and TCPL modes” (Volumegarantie is uitsluitend beschikbaar in DRUK- en TCPLmodus)
Selectie van Volumegarantie op het modusscherm als de primaire geselecteerde modus niet DRUK of TCPL is. Selectie van een modus die niet DRUK of TCPL is, wanneer Volumegarantie reeds is geactiveerd.
“Set Vol Target will increase delivered press and vol” (Ingesteld streefvolume verhoogt geleverde druk en volume)
Streefvolume ingesteld op meer dan 20% boven de huidige instelling.
“Set Vol Target will decrease delivered press and vol” (Ingesteld streefvolume verlaagt geleverde druk en volume)
Streefvolume ingesteld op meer dan 20% onder de huidige instelling.
“High Ppeak Limit < PEEP + 7 cmH2O” (Hoge Ppeak-limiet < PEEP + 7 cmH2O)
Probeer als de modus Nasale CPAP/IMV actief is en de ademhalingssnelheid niet 'UIT' staat, om de alarmlimiet voor Hoge Ppeak of de nCPAP-instelling zo in te stellen dat de alarmlimietinstelling voor Hoge Ppeak minder is dan nCPAP +2 cmH2O.
“Volume Guarantee pressure is limited” (Volumegarantiedruk is begrensd)
De druk die vereist is voor afgifte van het gewenste teugvolume is hoger dan de alarmlimiet voor Hoge Ppeak van –3 cmH2O.
L2786-110 Rev. J
72
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Probleemoplossing Alarm LOW Vte (LAGE Vte)
Prioriteit Gemiddeld
Mogelijke oorzaken
Te ondernemen actie
Inademingsduur of flow ontoereikend in TCPL.
Vergroot de inademingsduur en/of de flow
Inademingsduur te kort wegens flowcycli in TCPL.
Verhoog de flowcyclusinstelling
De afgegeven druk is gestegen tot zijn hoogste limiet (hoge druklimiet 3 cmH2O [±2 cmH2O]) vanwege veranderingen in beademingsinstellingen, weerstand en/of compliance.
Verhoog de hoge-druklimiet of controleer de toestand van de patiënt
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
73
Beademingstypen
In dit deel vindt u een korte beschrijving van de beademingstypen en de modi van het beademingsapparaat die beschikbaar zijn voor volwassen, pediatrische en neonatale patiënten. Er zijn twee basisbeademingstypen:
•
SIMV-slagen (afgegeven op basis van de ingestelde beademingsapparaatparameters) en
•
Vraagslagen (getriggerd door de patiënt) Alle beademingstypen worden gedefinieerd met vier variabelen:
• • • •
Trigger (initieert de ademslag); Control (regelt de afgifte); Cyclus (beëindiging primaire ademslag) en Limiet (beëindiging secundaire ademslag).
SIMV-beademing
SIMV-beademing kan worden geïnitieerd door de machine, de patiënt of de operator. De AVEA kan 4 types SIMV-beademing afgeven.
1. Volumegestuurde beademing: • • •
Flowgestuurd (inspiratie); Begrensd tot een vooraf ingesteld volume of een maximale inspiratiedruk; Wisselt afhankelijk van volume, flow en tijd.
Opmerking:
De Volume Controlled (volumegestuurde) beademing is het standaard beademingstype voor volwassen en pediatrische patiënten. Het intra-breath vraagsysteem bij volume-beademing De AVEA beschikt over een uniek intra-breath vraagsysteem bij Volume Control (volumebestuurde) beademing dat is ontworpen om tijdens periodes van vraag extra flow aan de patiënt te leveren. De AVEA meet iedere 2 milliseconden de Peak Inspiratory Pressure (inspiratiepiekdruk, Ppeak) in de volledige beademingscyclus en stelt een Pressure Support Target in (beoogde drukondersteuning) in een veelvoud van: PEEP + 2 cm H2O of Ppeak – 2 cm H2O. Het minimale virtuele Pressure Support-niveau is ingestelde PEEP + 2 cm H2O. Het maximale niveau is 2 maal de ingestelde PEEP. Tegelijkertijd meet het beademingsapparaat de Ppeak-waarde en vergelijkt deze met de vorige waarde. Mocht de Ppeak lager worden dan de 2 cm H2O, dan reageert het beademingsapparaat op de vraag van de patiënt en “schakelt” het automatisch over naar de afgifte van een Pressure Support (drukondersteunde) ademslag bij de virtuele beoogde drukondersteuning. Hierdoor kan de flow de ingestelde Peak Flow (piekflow) overschrijden en zo voldoen aan de vraag van de patiënt. Nadat het ingestelde teugvolume is afgegeven, “kijkt” het beademingsapparaat naar de inspiratieflow. Als de Peak Inspiratory Flow (piekinspiratieflow) groter is dan de ingestelde piekflow, bepaalt het beademingsapparaat dat de patiënt nog steeds om flow vraagt en wisselt de beademing wanneer de inspiratieflow onder een piekinspiratieflow van 25% valt. Als de piekinspiratieflow gelijk is aan de ingestelde flow, neemt het beademingsapparaat waar dat er geen vraag meer is van de patiënt en beëindigt het de beademing met een Volume Control (volumebestuurde) beademing. Standaard is ingeschakeld. Kan worden uitgeschakeld door naar de extra piekflow-instelling bij Volume Controlled (volumegestuurde) beademing te gaan.
L2786-110 Rev. J
74
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
2. Drukgestuurde beademing: • • •
Drukgestuurd (inspiratie + PEEP); Drukbegrenzing (inspiratie + PEEP + marge); Cycli op basis van tijd of flow.
3. Time Cycled Pressure Limited (TCPL, drukbegrensde beademingscyclus op basis van tijd) beademing (alleen beschikbaar voor neonatale patiënten):
• • •
Flowgestuurd (inspiratie); Drukbegrensd (inspiratie + PEEP); Cyclus op basis van tijd, flow (inspiratie) of volume (Volume Limit, volumebegrenzing).
Opmerking:
Het beademingstype TCPL is uitsluitend beschikbaar voor neonatale patiënten. Dit is het standaard beademingstype voor neonatale patiënten.
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat niet toe dat de gebruiker een Peak Inspiratory Pressure (Insp Pres of PSV + PEEP, of baseline druk in APRV / BiPhasic, instelt van meer dan 90 cm H2O). Het beademingsapparaat geeft dan een pop-upbericht weer op het scherm dat de Ppeak > 90 cm H2O. De gebruiker moet de Inspiratory Pressure en/of de PEEP-instelling veranderen zodat de Ppeak wordt beperkt tot minder dan of gelijk aan 90 cm H2O.
WAARSCHUWING De totale weerstand van de inspiratie- en expiratieslangen van het beademingscircuit inclusief accessoires mag niet meer dan 4 cm H2O bij 5 l/min bedragen als er een inspiratieflow van >15 l/min wordt gebruikt in TCPLbeademingsmodi. Raadpleeg “Appendix E: Sensorspecificaties en circuitweerstand” voor instructies over het uitvoeren van een circuitweerstandtest.
4. Pressure Regulated Volume Control (drukgestuurde volumeregeling, PRVC) beademing bestaat uit
ademslagen waarvan het drukniveau automatisch wordt aangepast zodat een vooraf ingesteld volume wordt bereikt. PRVC-ademslagen hebben:
• • •
Drukgestuurde (inspiratie + PEEP) volumeregeling; Drukbegrenzing (inspiratie + PEEP + marge); Cycli op basis van tijd of flow.
PRVC-beademing werkt als volgt: •
Als PRVC is geselecteerd, wordt er een flow, een Volume Controlled (volumegestuurde) testademslag, die afneemt tot het ingestelde teugvolume met een pauze van 40 milliseconde afgegeven aan de patiënt. Het vraagsysteem is actief tijdens deze testademslag.
•
Het beademingsapparaat stelt de beoogde druk voor de eerste drukgeregelde ademslag in op de inspiratoire einddruk van de testademslag.
•
De volgende ademslag en alle slagen daarna worden afgegeven als drukgeregelde slagen. De inspiratiedruk wordt gebaseerd op de dynamische compliantie van de vorige ademslag en het ingestelde teugvolume.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
75
De inspiratoire druk wordt automatisch door het beademingsapparaat aangepast om het beoogde volume te handhaven. De maximale wijzigingsstap tussen twee opeenvolgende beademingen is 3 cmH2O. Het maximale teugvolume dat in één ademhaling wordt afgegeven, wordt bepaald door de ingestelde volumegrens. De testademslag wordt geïnitieerd wanneer een van de volgende gebeurtenissen optreedt: •
Het starten van de PRVC-modus
•
Het wijzigen van het teugvolume terwijl PRVC actief is
•
Het bereiken van de ingestelde volumegrens
•
Het afgegeven teugvolume > 1,5 keer het ingestelde volume
•
De beëindiging van de flow van de testademslag
•
Het verlaten van de standby-modus.
•
Activering van een van de volgende alarmen: Hoge piekdruk Lage piekdruk Lage PEEP Disconnectie patiëntcircuit I-Tijdslimiet I:E Limiet
Opmerking:
Als de flowcyclus actief is tijdens PRVC- of Vsync-beademing kan de flowcyclus van de beademing alleen plaatsvinden als het beoogde teugvolume afgegeven is. Hierdoor loopt de expiratie synchroon tijdens het controleren van het afgegeven teugvolume.
Opmerking:
De Demand Flow (vraagflow) is actief bij alle opgelegde ademslagen. De maximaal door het beademingsapparaat haalbare inspiratoire druk wordt begrensd door de alarminstelling voor de hoge piekdruk.
Vraagbeademing Alle vraagbeademing wordt getriggerd (geïnitieerd) door de patiënt, is drukgestuurd en wisselt op basis van flow of volgens een tijdschema. Vraagademhaling kan door druk ondersteund (PSV) of spontaan zijn. Bij alle vraagbeademing werkt ook het gele statuslampje voor vraag van de patiënt; het knippert linksboven in het scherm.
1.
PSV (Pressure Support Ventilation, drukondersteunde beademing) Een PSV-beademing is een vraagbeademing waarbij het drukniveau tijdens de inspiratie een vooraf ingesteld PSV-niveau plus PEEP is. Het minimale Pressure Support (drukondersteunings) niveau is PEEP + 2 cm H2O voor volwassen/pediatrische toepassingen, afhankelijk van het ingestelde PSV-drukniveau. Voor neonatale toepassingen is het minimale drukondersteuningsniveau nul.
L2786-110 Rev. J
76
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
PSV-beademing is: • • •
Drukgestuurd (vooraf ingesteld PSV-niveau + PEEP); Drukbegrensd (vooraf ingesteld PSV-niveau + PEEP); Wisselt op basis van tijd (PSV Tmax) of flow (PSV Cycle).
De drukondersteuning is actief wanneer de modus CPAP/PSV of APR/BiPhasic is geselecteerd.
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat niet toe dat de gebruiker een Peak Inspiratory Pressure (Insp Pres of PSV + PEEP, of baseline druk in APRV / BiPhasic, instelt van meer dan 90 cm H2O). Het beademingsapparaat geeft dan een pop-upbericht weer op het scherm dat de Ppeak > 90 cm H2O. De gebruiker moet de Inspiratory Pressure en/of de PEEP-instelling veranderen zodat de Ppeak wordt beperkt tot minder dan of gelijk aan 90 cm H2O.
2.
Spontane ademhaling Bij volwassen en pediatrische toepassingen is een spontane ademhaling een vraagbeademing waarbij het drukniveau tijdens inspiratie vooraf is ingesteld op PEEP + 2 cm H2O. Bij neonatale toepassingen is een spontane ademslag een vraagbeademing die alleen wordt afgegeven bij het vooraf ingestelde PEEP.
Opmerking:
Als het PSV-niveau niet voldoet aan de vraag van de patiënt, kan voortijdig stopzetten van de beademing bij een automatische trigger het gevolg zijn. In dit geval moet het PSV-niveau enigszins worden verhoogd.
Afbeelding 3–12: PSV-curve
In Afbeelding 3–12 geeft ademslag 1 de flowweergave weer die plaatsvindt wanneer het PSV-niveau niet hoog genoeg is om te voldoen aan de vraag van de patiënt. Ademslag 2 geeft juiste weergave weer na een lichte verhoging van het PSV-niveau. (De drukweergave geeft ongeveer hetzelfde weer).
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
77
Beademingsmodi Lekcompensatie Het beademingsapparaat bevat een lekcompensatiesysteem. Dit systeem compenseert basislekken bij de patiëntinterface. U activeert de lekcompensatie met de functie weergegeven op het instellingenscherm op het touchscreen.
Assist/Control-beademing (A/C) Dit is de standaardmodus voor alle soorten patiënten. In de beademingsmodus Assist/Control zijn alle ademslagen die worden geïnitieerd en afgegeven, SIMV-slagen. Een ademslag wordt getriggerd door een van de volgende gebeurtenissen: • Een inspanning van de patiënt activeert het triggermechanisme voor inspiratie, • Het slaginterval, dat is ingesteld met het bedieningsselement RATE (frequentie), verstrijkt, • De operator drukt op de knop MANUAL BREATH (handmatige beademing).
DRUK
Wanneer er een ademslag wordt geïnitieerd, wordt de timer van het slaginterval weer op nul ingesteld. De patiënt kan elke ademslag initiëren als hij/zij sneller ademt dan de vooraf ingestelde ademfrequentie. Als de patiënt niet actief ademt, zal het beademingsapparaat automatisch ademslagen afgeven met het vooraf ingestelde interval (de ingestelde ademfrequentie).
TIJD 1
SIMV-slag (slaginterval is verstreken)
2
SIMV-slag (getriggerd door patiënt)
Afbeelding 3–13: Curve van Assist/Control-beademing
L2786-110 Rev. J
78
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
SIMV (Synchronized Intermittent Mandatory Ventilation) In de modus SIMV (gesynchroniseerde intermitterende opgelegde beademing) kan het beademingsapparaat voorzien in zowel SIMV-beademing als vraagbeademing. SIMV-slagen worden afgegeven wanneer het “tijdvenster” voor SIMV open is en een van de volgende gebeurtenissen optreedt: Er wordt een inspanning van de patiënt gedetecteerd;
•
Het slaginterval is verstreken zonder dat er een inspanning van de patiënt is gedetecteerd;
•
Er is op de knop MANUAL BREATH (handmatige beademing) gedrukt.
Druk
•
Tijd
Venster Assist open Door de patiënt getriggerde volumegestuurde beademing Pressure Support (drukondersteunde) beademing
Afbeelding 3–14: SIMV-curve
Het slaginterval wordt bepaald door de vooraf ingestelde ademfrequentie. De intervaltimer wordt weer op nul ingesteld wanneer de intervaltijd bepaald door het de ingestelde ademfrequentie, is afgelopen of wanneer de knop MANUAL BREATH (handmatige beademing) wordt ingedrukt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
79
APRV / BIPHASIC (Airway Pressure Release Ventilation / bifasisch) APRV/BiPhasic (APRV/bifasisch) is een tijdsgestuurde drukmodus waarin het beademingsapparaat wisselt tussen twee verschillende soorten basisdruk op basis van tijd. Deze modus kan worden gesynchroniseerd met de inspanning van de patiënt. Gestuurde beademing kan worden gehandhaafd door steeds na het interval over te schakelen op de andere basisdruk. Daarnaast kan drukondersteuning worden toegevoegd ter verhoging van het comfort van de spontaan ademende patiënt. In deze modus kan de patiënt spontaan ademen bij de twee vooraf ingestelde drukniveaus. Deze worden ingesteld met de functies Pres High (hoge druk) en Pres Low (lage druk). De maximale duur van elk drukniveau tijdens de tijdgestuurde afwisseling wordt ingesteld met de functies Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag). De operator kan ook de lengte van de respectieve triggervensters instellen met de synchronisatie-functies Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag). Dit zijn extra instellingen bij Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag). Deze synchronisatievensters kunnen worden ingesteld van 0 t/m 50%, in stappen van 5% van de ingestelde waarden van Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag). Het beademingsapparaat synchroniseert de wisseling van lage druk naar hoge druk met de detectie van inspiratieflow of de eerste inspiratie-inspanning die wordt gedetecteerd in het venster T Low Sync (synchronisatievenster tijd laag). De wisseling van hoge druk naar lage druk valt samen met het eerste inspiratie-einde dat wordt gedetecteerd na opening van het venster T High Sync (synchronisatievenster tijd hoog).
Opmerking:
Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag) zijn maximum instellingen voor de tijdgestuurde wisseling. De werkelijke tijden kunnen hiervan afwijken op basis van het spontane-ademhalingspatroon van de patiënt en de instellingen van het synchronisatievenster. Als de synchronisatie wordt ingesteld op 0% vindt de wisseling tussen drukniveaus alleen op tijd plaats. Er is dan geen synchronisatie met de inspanningen van de patiënt. De knop Manual Breath (handmatige beademing) is niet actief in de modus APRV / BiPhasic (APRV/bifasisch). De gemeten PEEP in de modus APRV/BiPhasic (bifasisch) is afhankelijk van het soort beademing. Als er geen spontane ademhaling plaatsvindt, is de gemeten PEEP de lage druk. Als er wel sprake is van spontane ademhaling, geeft de gemeten PEEP de basisdruk weer waarbij de spontane ademhaling heeft plaatsgevonden. Instelbare PSV in APRV / BiPhasic APRV / BiPhasic (bifasisch) beschikt over instelbare PSV. De PSV wordt afgegeven in aanvulling op de basisdruk van de actieve fase. PSV-ademslagen zijn ook tijdens Time High (tijd hoog) beschikbaar, door T High PSV (een extra instelling van Time High) in te schakelen. Als T High PSV ingeschakeld is, levert het beademingsapparaat tijdens Time High (tijd hoog) hetzelfde PSV-niveau in de lage en de hoge drukfase.
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat niet toe dat de gebruiker een Peak Inspiratory Pressure (Insp Pres of PSV + PEEP, of baseline druk in APRV / BiPhasic, instelt van meer dan 90 cm H2O). Het beademingsapparaat geeft dan een pop-upbericht weer op het scherm dat de Ppeak > 90 cm H2O. De gebruiker moet de Inspiratory Pressure en/of de PEEP-instelling veranderen zodat de Ppeak wordt beperkt tot minder dan of gelijk aan 90 cm H2O. Deze waarschuwing voor de limiet van 90 cm H2O is niet actief als T High PSV UIT staat.
L2786-110 Rev. J
80
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Apneu-beademing in APRV / BiPhasic (bifasisch) Apneu-beademing is beschikbaar in APRV / BiPhasic (bifasisch). Als de patiënt geen spontane inspanning initieert of als het beademingsapparaat niet tijdgestuurd naar een ander drukniveau wisselt voordat het apneu-interval is verstreken, geeft het beademingsapparaat een apneu-alarm en begint de apneu-beademing met de instellingen die daarvoor zijn geselecteerd. Bij een spontane inspanning van de patiënt of een wisseling in de basisdruk wordt het apneu-alarm opnieuw ingesteld en keert het beademingsapparaat terug naar APRV/BiPhasic-beademing.
APRV / BIPHASIC (Airway Pressure Release Ventilation / bifasisch)
Druk
Tijd hoog Hoge druk
Tijd laag Lage druk Tijd Vraagbeademing Spontane ademhaling triggert een overschakeling naar hoge druk Spontane ademhaling triggert een overschakeling naar lage druk Afbeelding 3–15: De modus APRV / BIPHASIC
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
81
Druk
Continuous Positive Airway Pressure (continue positieve beademingsdruk, CPAP) Pressure Support Ventilation (drukondersteunde beademing, PSV)
Tijd Vraagbeademing Afbeelding 3–16: CPAP-curve
In de modus CPAP/PSV worden alle ademslagen geïnitieerd door de patiënt, tenzij de knop MANUAL BREATH (handmatige beademing) wordt ingedrukt. Wanneer de knop MANUAL BREATH (handmatige beademing) is ingedrukt, wordt er één opgelegde ademslag afgegeven met de apneu-noodbeademingsinstellingen die op dat moment zijn geselecteerd. In de CPAP-modus is drukondersteuning actief (zie “Vraagbeademing” op pagina 75).
LET OP Als CPAP/PSV is geselecteerd, moet u 1. Het beademingstype voor de apneu-noodbeademingsmodus selecteren EN 2. De primaire functies voor het geselecteerde apneu-beademingstype die u onderaan het touchscreen ziet, instellen voordat u op de knop MODE ACCEPT (modus accepteren) drukt. Zodra u op MODE ACCEPT (modus accepteren) hebt gedrukt, zijn de functies voor het apneu-beademingstype niet meer zichtbaar. Alleen die functies die actief en noodzakelijk voor CPAP/PSV zijn, blijven zichtbaar. Om de instellingen voor de apneunoodbeademingsmodus weer te geven opent u het modusvenster en selecteert u Apnea Settings (apneuinstellingen).
Opmerking:
Als het PSV-niveau niet voldoet aan de vraag van de patiënt, kan voortijdig stopzetten van de beademing bij een automatische trigger het gevolg zijn. In dit geval moet het PSV-niveau enigszins worden verhoogd.
L2786-110 Rev. J
82
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Afbeelding 3–17: PSV-curve
In Afbeelding 3–17 geeft ademslag 1 de flowweergave weer die plaatsvindt wanneer het PSV-niveau niet hoog genoeg is om te voldoen aan de vraag van de patiënt. Ademslag 2 geeft juiste weergave weer na een lichte verhoging van het PSV-niveau. (De drukweergave geeft ongeveer hetzelfde weer).
Niet-invasieve beademing Het beademingsapparaat kan niet-invasieve beademing toepassen met een standaard dubbel slangcircuit. Lekcompensatie moet ingeschakeld zijn wanneer u deze functie gebruikt. U activeert de lekcompensatie met de functie weergegeven op het scherm Ventilator Set-Up (instellingen beademingsapparaat) op het touchscreen. Zie hoofdstuk 6 voor niet-invasieve beademing bij zuigelingen.
Opmerking:
Niet-invasieve beademing vereist het gebruik van een goed aansluitend masker zonder ontluchtingsopeningen. Overmatige lekkage rond het masker kan leiden tot valse triggering van het beademingsapparaat of het activeren van ontkoppelingsalarmen.
Apneu-noodbeademing Apneu-noodbeademing kan worden toegepast in de modi Assist Control, SIMV, CPAP/PSV en APRV/BIPHASIC.
Apneu-noodbeadming in Assist Control of SIMV In de modus Assist Control of SIMV wordt de frequentie van de apneu-noodbeademing bepaald door de door de operator ingestelde frequentie van de SIMV ademslag of door de ingestelde apneu-interval (de frequentie met de hoogste respiratoire frequentie). Als de apneu-interval (in het venster Alarm Limits – alarmgrenzen) de noodbeademingsfrequentie bepaalt, blijft het beademingsapparaat op dit tempo beademen totdat de apneu is opgelost. Alle andere functies voor apneu-beademing in de modus Assist Control of SIMV worden ingesteld wanneer de primaire functies voor deze modi worden ingesteld. Apneu-beademing stopt als aan een van onderstaande criteria wordt voldaan: •
De patient initieert een spontane ademhaling;
•
Er wordt een handmatige beademing afgegeven;
•
De opgelegde respiratoire frequentie wordt verhoogd en is nu hoger dan de ingestelde apneu-interval.
Opmerking:
De apneu-interval timer wordt gepauzeerd tijdens een Patient Circuit Disconnect Alarm (alarm voor loskoppeling circuit). L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
83
Apneu-noodbeademing in CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC Als CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC is geselecteerd, MOET u 1.
De primaire en extra instellingen instellen voor CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC.
2.
Het soort beademing instellen voor de apneu-noodbeademingsmodus (volume of druk voor volwassen of pediatrische patiënten, of volume, druk of TCPL voor neonatale patiënten) door op de knop Apnea Settings (apneu-instellingen) te drukken.
3.
De primaire en extra functies voor het geselecteerde apneu-beademingstype die onder aan het touchscreen verschijnen, instellen voordat u op de knop MODE ACCEPT (modus accepteren) drukt. Zodra u op MODE ACCEPT (modus accepteren) hebt gedrukt, zijn de functies voor de apneu-noodbeademing niet meer zichtbaar. Alleen die functies die actief en vereist zijn voor CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC, blijven zichtbaar. Zie Afbeelding 3–18 tot Afbeelding 3–21 voor de instellingen voor de apneu-noodbeademing die beschikbaar zijn voor elke modus.
Afbeelding 3–18: Volume-instellingen voor apneu-noodbeademing voor de modus APRV/BIPHASIC
L2786-110 Rev. J
84
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Afbeelding 3–19: Druk-instellingen voor apneu-noodbeademing voor de modus APRV / BIPHASIC
Afbeelding 3–20: Volume-instellingen voor de apneu-noodbeademing voor de modus CPAP
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
85
Afbeelding 3–21: Drukinstellingen voor apneu-noodbeademing voor de CPAP-modus
Apneu-beademing stopt als aan een van onderstaande criteria wordt voldaan: •
De patient initieert een spontane ademhaling;
•
Er wordt een handmatige beademing afgegeven;
•
Er wordt een wisseling gemeten tussen de verschillende soorten basislijndruk in de modus APRV/BiPhasic.
Om de instellingen voor de Apneu-noodbeademing weer te geven kunt u op elk willekeurig moment op de knop Mode (modus) drukken en APNEA Settings (apneu-instellingen) selecteren.
Opmerking:
Als u van een gestuurde beademingsmodus wisselt naar CPAP/PSV of APRV/BIPHASIC, zullen de standaard apneuinstellingen hetzelfde zijn als de instellingen in de gestuurde modus. Als u New Patient (nieuwe patiënt) selecteert, zijn de standaard apneu-instellingen hetzelfde als de standaard fabrieksinstellingen voor elke bestuurde modus.
Opmerking:
Tijdens apneu-beademing wordt de op dit moment ingestelde FIO2 afgegeven.
L2786-110 Rev. J
86
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Standby Druk om de modus Standby te initiëren op de membraanknop Screens (schermen) op de UIM (zie onderstaande pictogrammen).
of Internationaal
Engels
Het dialoogvenster Screen Select (schermselectie) verschijnt (Afbeelding 3–22).
Afbeelding 3–22: Screen Select (schermselectie)
Druk op STANDBY. Het volgende bericht verschijnt:
Afbeelding 3–23: Bericht Standby
Als u “YES” selecteert, stopt het beademingsapparaat met de beademing, sluit de veiligheidsklep, geeft het beademingsapparaat een continue gasstroom van 2 l/min aan het patiëntcircuit af en wordt het bericht uit Afbeelding 3–24 weergegeven.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
87
Afbeelding 3–24: Scherm Standby
Druk op Resume (hervatten) om de beademing van de patiënt te hervatten. Het beademingsapparaat start opnieuw met beademen en gebruikt hiervoor de meest recente instellingen. Sluit de patiënt pas opnieuw aan op het beademingsapparaat als u op de knop RESUME (hervatten) hebt gedrukt en de beademing hervat is.
LET OP De basisflow van 2 liter, die tijdens een standby-periode gehandhaafd blijft, dient voor verlaging van het risico van oververhitting van het circuit als er een actieve bevochtiger in gebruik is die ingeschakeld is gebleven. Om flow door het volledige beademingscircuit te garanderen moet het Y-stuk van de patiënt zo worden aangebracht dat de flow de expiratiepoort van het circuit in gaat. Als u dit niet doet, kan het beademingscircuit beschadigd raken als de bevochtiger ingeschakeld is. Neem contact op met de fabrikant van het circuit om te controleren of een flow van 2 l/min voldoende is om oververhitting te voorkomen.
Opmerking:
Sommige alarmen, bijvoorbeeld uitval netstroom, verlies van O2, verlies van lucht, verlies van gas zijn in de standbymodus actief.
L2786-110 Rev. J
88
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Beschikbare beademingssoorten en –modi per soort patiënt Volwassen en pediatrische beademingsmodi Voor volwassen en pediatrische patiënten zijn de volgende soorten ademslagen en beademingsmodi beschikbaar. Wanneer u een modus hebt geselecteerd, wordt de beschrijving van de modus linksboven op het touchscreen weergegeven. Tabel 3–1: Weergegeven volwassen en pediatrische modi
Weergegeven modus Volume A/C Druk A/C Volume SIMV
Beschrijving Volumegestuurde beademing met ondersteuning (standaard voor volwassen en pediatrische patiënten). Drukbegrensde beademing met ondersteuning. Volumegeregelde beademing met SIMV en een instelbaar niveau van drukondersteuning voor spontane ademslagen.
Druk SIMV
Drukbegrensde beademing met SIMV en een instelbaar niveau van drukondersteuning voor spontane ademslagen.
CPAP/PSV PRVC A/C PRVC SIMV
Beademing met continue positieve beademingsdruk (vraagbeademing) en drukondersteuning.
APRV/BIPHASIC
Drukbegrensde, volumegeregelde beademing met ondersteuning. Drukbegrensde, volumegeregelde beademing met SIMV en een instelbaar niveau van drukondersteuning voor spontane ademslagen. Spontane vraagademhaling met twee wisselende basislijndrukniveaus of een tijdgestuurde beademingscyclus.
Neonatale beademingsmodi In onderstaande tabel worden de soorten beademing en de beademingsmodi voor neonatale patiënten weergegeven. Tabel 3–2: Weergegeven neonatale modi
Weergegeven modus Volume A/C Druk A/C Volume SIMV
Beschrijving Volumegestuurde beademing met ondersteuning (standaard voor volwassen en pediatrische patiënten). Drukbegrensde beademing met ondersteuning. Volumegeregelde beademing met SIMV en een instelbaar niveau van drukondersteuning voor spontane ademslagen.
Druk SIMV
Drukbegrensde beademing met SIMV en een instelbaar niveau van drukondersteuning voor spontane ademslagen.
TCPL A/C
Drukbegrensde beademing op basis van tijd met ondersteuning (standaard voor neonatale patiënten).
TCPL SIMV
Drukbegrensde beademing op basis van tijd met SIMV en een instelbaar niveau van drukondersteuning voor spontane ademslagen.
CPAP/PSV Nasale CPAP/IMV
Beademing met continue positieve beademingsdruk (vraagbeademing) en drukondersteuning. Beademing met continue positieve beademingsdruk (vraagbeademing) met of zonder intermitterende verplichte beademing.
Druk A/C + VG
Drukgestuurde beademingen met geassisteerde beademing (Assist Control) met een regelbaar streefvolume (volumegarantie).
Druk SIMV + VG
Drukgestuurde beademing met SIMV (gesynchroniseerde intermitterende verplichte beademing) en een regelbaar streefvolume.
Druk TCPL + VG
Drukgestuurde beademing met SIMV (gesynchroniseerde intermitterende verplichte beademing) en een regelbaar streefvolume.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
89
Primaire besturingsfuncties voor de beademing De primaire beademingsfuncties zijn de door de operator ingestelde functies, waarmee de wijze waarop een ademslag aan de patiënt wordt afgegeven, direct wordt beïnvloed. Deze functies bevinden zich langs de benedenrand van het LCD-touchscreen van de AVEA. Alleen de actieve functies voor de geselecteerde beademingsmodus worden weergegeven. Tabel 3–3: Primaire functies voor de beademing Weergegeven element bpm Rate ml Volume cmH2O Insp Pres
Beschrijving
Bereik
Nauwkeurigheid
Ademfrequentie in slagen per minuut
1 - 150 spm (neonataal / pediatrisch) 1 - 120 spm (volwassen)
± 1 spm
Teugvolume in milliliter
0,10 tot 2,50 l (volwassen) 25 tot 500 l (pediatrisch) 2,0 tot 300 ml (neonataal)
± (0,2 ml + 10% van de ingestelde waarde)
Inspiratiedruk in centimeter waterdruk
0 tot 90 cmH2O (volwassen/pediatrisch) 0 tot 80 cmH2O (neonataal)
Volwassenen/kinderen: ±4 cmH2O +5% Pasgeborenen: ±3 cmH2O +2,5% (gemeten bij het Y-stuk aan de patiëntzijde, inspiratoire einddruk na 0,3 seconden)
l/min Piekflow
Inspiratiepiekflow in liter per minuut
3 tot 150 l/min (volwassen) 1 tot 75 l/min (pediatrisch) 0,4 tot 30,0 l/min (neonataal)
± 10% van instelling of ± (0,2 l/min + 10% van instelling), wat het grootste is
sec Insp Time
Inspiratietijd in seconden
0,20 - 5,00 sec (volwassen/pediatrisch) 0,15 - 3,00 sec (neonataal)
± 0,10 sec
sec Insp Pause
Hiermee stelt u een inspiratiepauze in die wordt toegepast na elk afgegeven volumegestuurde ademslag
0,00 t/m 3,0 sec
± 0,10 sec
cmH2O PSV
Drukondersteuning in centimeter waterdruk
0 - 90 cmH2O (volwassen/pediatrisch) 0 - 80 cmH2O (neonataal)
± 3 cmH2O of ± 10% (de grootste van deze twee waarden)
cm H2O PEEP
Positieve expiratoire einddruk in centimeter waterdruk
0 - 50 cm H2O
± 2 cm H2O of ± 5% van de ingestelde waarde, de hoogste van de twee
l/min Flow Trig
Hiermee stelt u het flowtriggerpunt in, in liter per minuut
0,1 - 20,0 l/min
+ 1,0 / − 2,0 l/min (voor PEEP < 30 cm H2O)
Hiermee regelt u het zuurstofpercentage in het afgegeven gas.
21% tot 100%
± 3% O2
cm H2O Pres High
In de modus APRV/BIPHASIC, meet de basislijndruk behaald tijdens Time High (tijd hoog)
0 − 90 cm H2O
± 3 cm H2O
sec Time High
In de modus APRV/BIPHASIC, stelt in hoelang de hogedrukinstelling minimaal moet worden gehandhaafd.
0,20 t/m 30,0 sec
± 0,1 sec
% %O2
L2786-110 Rev. J
+ 2,0 / − 3,0 l/min (voor PEEP > 30 cm H2O) ± (0,2 l/min + 10% van de ingestelde waarde) (uitsluitend flowsensor Y-stuk)
90
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
sec Time Low
In de modus APRV/BIPHASIC, stelt in hoelang de lagedrukinstelling minimaal moet worden gehandhaafd.
0,20 t/m 30,0 sec
± 0,1 sec
cm H2O Pres Low
In de modus APRV/BIPHASIC, meet de basislijndruk behaald tijdens Time Low (tijd laag).
0 - 45 cm H2O
± 2 cm H2O of ± 5% van de ingestelde waarde, de hoogste van de twee
Als u een primaire functie wilt activeren, drukt u met uw vinger op de functie op het aanraakscherm. De functie wordt dan gemarkeerd (krijgt een andere kleur) om aan te geven dat zij actief is.
Afbeelding 3–25: Gemarkeerde functie
Als u de instelling van een gemarkeerd element wilt wijzigen, draait u aan de kiesschijf onder het aanraakscherm (Afbeelding 3–26). Door met de klok mee te draaien, verhoogt u de geselecteerde waarde; door tegen de klok in te draaien, verlaagt u de waarde.
Afbeelding 3–26: Dataknop
U accepteert de weergegeven waarde door het touchscreen op de gemarkeerde functie aan te raken of door op de membraanknop ACCEPT naast de dataknop te drukken. De functie krijgt weer zijn normale kleur en het beademingsapparaat begint met de nieuwe instelling te werken. Als u op de knop CANCEL (annuleren) drukt of de nieuwe waarde niet binnen 15 seconden actief accepteert, blijft het beademingsapparaat met de vorige instellingen werken.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
91
Beschrijving van de primaire functies voor de beademing Ademfrequentie (Rate)
De bediening voor de ademfrequentie bepaalt het slaginterval. De functie hangt af van de geselecteerde beademingsmodus en heeft in elke geselecteerde modus een ander effect op de beademingscyclus. Bereik: 1 - 150 spm (neonataal/pediatrisch) 1 - 120 spm (volwassen) Slaginterval: (60/freq) sec. Standaard: 12 s/min (volwassenen) 12 s/min (pediatrisch) 20 s/min (neonataal)
Teugvolume (Volume)
Bij volumebeademing wordt er een vooraf ingesteld gasvolume aan de patiënt afgegeven. Het teugvolume bepaalt samen met de instellingen voor de inspiratieflow en de curve hoe de flow wordt afgegeven. Bereik: 0,10 t/m 2,50 l (volwassenen) 25 t/m 500 ml (pediatrisch) 2,0 t/m 300 ml (neonataal) Standaard: 0,50 l (volwassenen) 100 ml (pediatrisch) 2,0 ml (neonataal) Zucht: 1,5 x Volume (uitsluitend volwassen/pediatrisch)
Opmerking:
Als het beademingsapparaat op de interne compressor werkt, kan er een teugvolume van maximaal 2,0 l worden behaald. Het maximale minuutvolume dat het beademingsapparaat kan leveren is minimaal 60 l bij gastoevoer vanuit de wand en 40 l bij gebruik van de interne compressor.
Inspiratiedruk (Insp Druk)
Tijdens een drukbegrensde SIMV-ademslag regelt het beademingsapparaat de inspiratiedruk in het circuit. Voor drukbegrensde en TCPL-ademslagen, is de bereikte druk een combinatie van het vooraf ingestelde niveau van Insp Pres. (inspiratiedruk) plus de PEEP. Bereik: 0 - 90 cm H2O (volwassenen/kinderen) 0 - 80 cm H2O (neonataal) Maximale flow: > 200 l/min (volwassenen) < 120 l/min (pediatrisch) < 50 l/min (neonataal) Standaard: 15 cm H2O
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat niet toe dat de gebruiker een Peak Inspiratory Pressure (Insp Pres of PSV + PEEP, of baseline druk in APRV/BiPhasic, instelt van meer dan 90 cm H2O). Het beademingsapparaat geeft dan een pop-upbericht weer op het scherm dat de Ppeak > 90 cm H2O. De gebruiker moet de Inspiratory Pressure en/of de PEEP-instelling veranderen zodat de Ppeak wordt beperkt tot minder dan of gelijk aan 90 cm H2O.
L2786-110 Rev. J
92
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Piekflow Piekflow is de flow die geleverd wordt door het beademingsapparaat tijdens de inspiratiefase van een SIMV-ademslag met volumeregeling of een TCPL-ademslag. Bereik: 3 - 150 l/min (volwassen) 1 - 75 l/min (pediatrisch) 0,4 - 30,0 l/min (neonataal) Standaard:
60 l/min 20 l/min 8,0 l/min
Inspiratietijd (Insp Tijd)
(volwassen) (pediatrisch) (neonataal)
De functie I-time (inspiratietijd) bepaalt de duur van de inspiratietijd voor alle drukbegrensde SIMV-ademslagen, TCPL-ademslagen en PRVC-ademslagen. Bereik: 0,20 t/m 5,00 seconden (volwassen/pediatrisch) 0,15 t/m 3,00 seconden (neonataal) Standaard: 1,0 seconden (volwassen) 0,75 seconden (pediatrisch) 0,35 seconden (neonataal)
Opmerking:
Als de vooraf ingestelde inspiratietijd groter is dan de werkelijke inspiratietijd (bepaald door Vt, FP, en de curve ), wordt er een inspiratiepauze die gelijk is aan de vooraf ingestelde inspiratietijd min de werkelijke inspiratietijd aan de ademslag toegevoegd.
Inspiratiepauze (Insp Pauze)
Hiermee stelt u een inspiratiepauze in die wordt toegepast na elk afgegeven volumegestuurde ademslag. Een vooraf ingestelde inspiratiepauze wordt met elke volumegestuurde ademslag afgegeven. Bereik: 0,00 t/m 3,00 seconden Standaard: 0,00 seconden
PSV (drukondersteuning)
Met de functie PSV stelt u de circuitdruk tijdens een ademslag met drukondersteuning in. (volwassen/pediatrisch) Bereik: 0 - 90 cm H2O (neonataal) 0 - 80 cm H2O Maximale flow: > 200 l/min (volwassen) < 120 l/min (pediatrisch) < 50 l/min (neonataal) Standaard: 0 cm H2O
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat niet toe dat de gebruiker een Peak Inspiratory Pressure (Insp Pres of PSV + PEEP, of baseline druk in APRV/BiPhasic, instelt van meer dan 90 cm H2O). Het beademingsapparaat geeft dan een pop-upbericht weer op het scherm dat de Ppeak > 90 cm H2O. De gebruiker moet de Inspiratory Pressure en/of de PEEP-instelling veranderen zodat de Ppeak wordt beperkt tot minder dan of gelijk aan 90 cm H2O.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
93
Opmerking:
Bij volwassen en pediatrische beademing wordt er minimaal 2 cm H2O van PSV boven PEEP afgegeven, ook als de functie is ingesteld op nul.
Opmerking:
Als het PSV-niveau niet voldoet aan de vraag van de patiënt, kan voortijdig stopzetten van de beademing bij een automatische trigger het gevolg zijn. In dit geval moet het PSV-niveau enigszins worden verhoogd.
Afbeelding 3–27: PSV-curve
In Afbeelding 3–27 geeft ademslag 1 de flowweergave weer die plaatsvindt wanneer het PSV-niveau niet hoog genoeg is om te voldoen aan de vraag van de patiënt. Ademslag 2 geeft juiste weergave weer na een lichte verhoging van het PSV-niveau. (De drukweergave geeft ongeveer hetzelfde weer).
Opmerking:
De gemeten beademingsdruk (inademing) zal als de AAC actief is hoger liggen dan de ingestelde waarden. Als de inspiratiedruk is ingesteld op nul, levert de AAC nog steeds een verhoogde beademingsdruk om te compenseren voor de weerstand van de endotracheale slang.
Positieve expiratoire einddruk (Positive End Expiratory Pressure, PEEP) PEEP is de druk die in het patiëntcircuit wordt gehandhaafd aan het einde van de expiratiefase. Bereik:
0 - 50 cm H2O
Standaard:
6 cm H2O 3 cm H2O
(volwassen/pediatrisch) (neonataal)
Opmerking:
Het beademingsapparaat laat niet toe dat de gebruiker een Peak Inspiratory Pressure (Insp Pres of PSV + PEEP, of baseline druk in APRV/BiPhasic, instelt van meer dan 90 cm H2O). Het beademingsapparaat geeft dan een pop-upbericht weer op het scherm dat de Ppeak > 90 cm H2O. De gebruiker moet de Inspiratory Pressure en/of de PEEP-instelling veranderen zodat de Ppeak wordt beperkt tot minder dan of gelijk aan 90 cm H2O.
Opmerking:
Het beademingsapparaat kan een alarm voor circuitocclusie geven als de gemeten PEEP aanzienlijk hoger is dan de door de gebruiker ingestelde PEEP.
L2786-110 Rev. J
94
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Inspiratieflowtrigger (Flow Trig) Het inspiratoir triggermechanisme* wordt geactiveerd wanneer de nettoflow groter wordt dan de ingestelde inspiratieflowtrigger. De nettoflow is de [geleverde flow – expiratieflow] (of de inspiratieflow van het Y-stuk bij gebruik van een flowsensor voor het Y-stuk). Wanneer de inspiratieflowtrigger ingeschakeld is, wordt er tijdens de uitademingsfase van de ademslag een laag niveau Bias Flow (basisflow) geleverd aan het patiëntcircuit. Bereik:
0,1 - 20,0 l/min
Standaard:
1,0 l/min 0,5 l/min
(volwassen/pediatrisch) (neonataal)
*Zie ook “Pres Trig (druktrigger)” op 100.
LET OP Bij gebruik van een proximale flowsensor moet deze zowel op het Y-stuk aan de patiëntzijde als op de aansluiting van het beademingsapparaat worden aangesloten voor een goede werking van de AVEA.
Opmerking:
Om ervoor te zorgen dat de juiste basisflow voor de inspiratietrigger wordt gebruikt, moet de instelling van de basisflow minstens 0,5 l/min meer zijn dan de flowtriggerdrempel.
% O2 Met de functie % O2 regelt u het zuurstofpercentage in het afgegeven gas. Bereik:
21 t/m 100%
Standaard:
40%
Opmerking:
Tijdens de afgifte van heliox regelt u met de functie % O2 het zuurstofpercentage in het afgegeven gas. Het verschil in het geleverde gas is helium.
Pressure High (Hoge druk) Deze functie is alleen beschikbaar in de modus APRV/BIPHASIC. Het regelt de basisdruk die wordt bereikt in de fase Time High (tijd hoog). Bereik:
0 - 90 cm H2O
Standaard:
15 cm H2O
Time High (tijd hoog) Dit element, dat alleen beschikbaar is in de modus APRV/BIPHASIC, regelt hoe lang de instelling van de hoge druk maximaal wordt gehandhaafd. Bereik:
0,2 t/m 30 seconden
Standaard:
4 seconden
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
95
Time Low (tijd laag) Dit element, dat alleen beschikbaar is in de modus APRV/BIPHASIC, regelt de hoe lang de instelling van de lage druk maximaal wordt gehandhaafd. Bereik:
0,2 t/m 30 seconden
Standaard:
2 seconden
Lage druk In de modus APRV/BIPHASIC bepaalt dit element de basislijndruk die wordt bereikt in de fase Time Low (tijd laag). Bereik:
0 - 45 cm H2O
Standaard:
6 cm H2O
Extra instellingen Wanneer de modus en de primaire functies voor de beademing zijn ingesteld, kunt u de beademing verder verfijnen met behulp van de extra instellingen.
Extra instellingen openen Voor toegang tot de groep Extra instellingen drukt u op de membraanknop ADV SETTINGS (extra instellingen) die zich links van het touchscreen bevindt tussen de knoppen Mode (modus) en Set-up (instellingen). De LED op de knop gaat branden en het scherm Advanced Settings (extra instellingen) verschijnt. Wanneer u een primaire functie selecteert door de functie onderaan het touchscreen aan te raken, zodat de functie wordt gemarkeerd, verschijnen de extra instellingen die beschikbaar zijn voor dat element in het venster voor extra instellingen. Afbeelding 3–28: De knop Extra instellingen
Naast primaire functies die over een extra instelling beschikken wordt een geel driekhoekje weergegeven rechts naast de naam van de functie.
Afbeelding 3–29: Indicator Advanced Settings (extra instellingen)
Opmerking:
Niet elke primaire functie beschikt over een extra instelling. Tabel 3–4: Besturingsfuncties en extra instellingen per beademingstype en -modus L2786-110 Rev. J
96 TYPE EN MODUS BEADEMING
Bediening van het beademingsapparaat
VOL A/C
VOL SIMV
PRES A/C
PRES SIMV
PRVC A/C
PRVC SIMV
RATE bpm
*
*
*
*
*
VOLUME ml
*
*
*
CPAP PSV
APRV / BIPHASIC
*
* Modus
* Modus
*
* Modus
* Modus
* Modus
PRIMAIR FUNCTIE
INSP PRES cm H2O PEAK FLOW L/min
* *
INSP PAUSE sec PSV cm H2O PEEP cm H2O FLOW TRIG l/min % OXYGEN % O2 PRES HIGH cm H2O TIME HIGH sec TIME LOW sec PRES LOW cm H2O BESCHIKBARE EXTRA INSTELLINGEN PER MODUS
*
*
* * *
* * * *
TCPL SIMV
*
*
* Modus
*
*
* Modus
Apneu
* Modus
*
*
* Modus
Apneu
* Modus
*
*
* Modus
Apneu
* Modus
* * * *
* * * * * * *
* * *
* * * *
Apneu Apneu
Apneu
* *
TCPL A/C
Apneu
*
INSP TIME sec
Bedieningshandleiding
* * *
* * * * *
*
* * *
* * * * *
Apneu Apneu
Apneu Apneu
Apneu
* Vsync*, Vsyncstijgtijd*, Zucht,** Curve, Basisflow, Druktrig Volume begrensd (bij Vsunc AAN), Flowcyclus*, Vraagflow
Vsync*, Vsyncstijgtijd*, Zucht,** Curve, Vol.begrensd, PSV-stijgtijd, PSV-cyclus, PSV Tmax, Basisflow, Druktrig, Flowcyclus*, Vraagflow
Mach vol, Vol.begrensd, Insstijgtijd, Flowcyclus, Basisilow, Druktrig
Mach vol, Vol.begrensd, Insstijgtijd, Flowcyclus, PSVstijging, PSVcyclus, PSV Tmax, Basisflow, Druktrig
Inspstijging, Basisflow, Druktrigger Vol.begrensd, Flowcyclus
* Alleen wanneer Vsync actief is en uitsluitend voor volwassen en pediatrische patiënten. ** Uitsluitend voor volwassen en pediatrische patiënten.
Vol.begrensd, PSVstijgtijd, PSVcyclus, PSV Tmax, Basisflow, Druktrig, Flowcyclus
Vol.begrensd, PSVstijgtijd, PSVcyclus, PSV Tmax, Basisflow, Druktrig
Vol.begrensd, PSVstijgtijd, PSVcyclus, PSV Tmax, Basisflow, Druktrig Sync T-hoog T-hoog PSV Sync T-laag
Vol.begrensd, Flowcyclus, Basisflow, Druktrig
Vol.begrensd, PSVstijgtijd, PSVcyclus, PSV Tmax, Basisflow, Druktrig
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
97
Kenmerken en bereik van extra instellingen Volumegrens (Vol Limit) Met de instelling Vol Limit stelt u de volumegrens in voor een drukbegrensde ademslag. Wanneer het aan de patiënt afgegeven volume de ingestelde waarde van Vol Limit bereikt of overschrijdt, wordt de inspiratiefase van de ademslag beëindigd. Bereik: Normaal:
0,10 t/m 2,50 l (volwassen) 25 t/m 750 ml (pediatrisch) 2,0 t/m 300,0 ml (neonataal)
Standaard:
2,50 l 500 ml 300 ml
(volwassen) (pediatrisch) (neonataal)
Met de instelling Vol Limit stelt u de volumegrens in voor een drukbegrensde ademslag. Wanneer het aan de patiënt afgegeven volume de ingestelde waarde van Vol Limit bereikt of overschrijdt, wordt de inspiratiefase van de ademslag beëindigd. Volumegrens is uitsluitend actief voor de volgende types beademing: drukbegrensd, PRVC/Vsync, TCPL en PSV. In neonatale toepassingen vereist de modus volumegrens het gebruik van een Y-stukflowsensor. Telkens wanneer er een proximale flowsensor wordt gebruikt (neonatale, pediatrische of volwassen toepassingen), wordt de volumegrens geactiveerd door het inspiratoire teugvolume dat wordt gemeten door de Y-stukflowsensor. Bij volwassen en pediatrische toepassingen waarbij geen Y-stukflowsensor wordt gebruikt wordt de volumegrens bepaald door de berekende inspiratoire Y-stukflow. Wanneer de drempel van de volumegrens is bereikt, verandert de alarmstatus van het beademingsapparaat in geel en wordt de tekst Volume Limit (volumegrens) weergegeven. De statusindicator voor het alarm kan pas opnieuw worden ingesteld wanneer het beademingsapparaat een ademslag heeft afgegeven onder de drempel van de volumegrens. U stelt het venster met de alarmstatus opnieuw in met de knop Alarm Reset.
LET OP Bij gebruik van een proximale flowsensor moet deze zowel op het Y-stuk aan de patiëntzijde als op de aansluiting van het beademingsapparaat worden aangesloten voor een goede werking van de AVEA.
Opmerking:
Te hoge inspiratieflowvolumes of extreem compliante ventilatorcircuits kunnen ertoe leiden dat er teugvolumes worden afgegeven die hoger zijn dan de ingestelde volumegrens. Dit komt doordat het ventilatorcircuit een deel van de flow opnieuw afgeeft en extra teugvolume naar de patiënt pompt. De afgegeven teugvolumes moeten nauwgezet worden gecontroleerd teneinde de nauwkeurigheid van de volumegrens te verzekeren.
L2786-110 Rev. J
98
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Machine Volume (Mach Vol) Als u de functie Machine Volume activeert, wordt het minimumteugvolume ingesteld dat door het beademingsapparaat wordt afgegeven in een ademslag met geregelde druk. Deze functie wordt altijd in combinatie met het tijdscriterium gebruikt bij beademing met geregelde druk. Machinevolume is de gecompenseerde circuitcompliantie in volwassen en pediatrische toepassingen. Bereik: Normaal:
0,10 t/m 2,50 l (volwassen) 25 t/m 500 ml (pediatrisch) 2,0 t/m 300,0 ml (neonataal)
Standaard: 0 l 0 ml 0 ml
(volwassen) (pediatrisch) (neonataal)
Als machinevolume is ingesteld, berekent het beademingsapparaat de afnemende inspiratieflow die nodig is om het machinevolume binnen de ingestelde inspiratietijd af te geven. Wanneer bij afgifte van een drukbegrensde ademslag de piekdruk afneemt tot deze berekende inspiratieflow terwijl het machinevolume nog niet is bereikt, schakelt het beademingsapparaat automatisch over op inspiratie met continue flow totdat het ingestelde gegarandeerde volume is afgegeven. Zodra het ingestelde machinevolume is afgegeven, schakelt het beademingsapparaat over op uitademing. Wanneer het machinevolume tijdens de ademslag met geregelde druk al wordt bereikt of overschreden, zal het beademingsapparaat deze ademslag afmaken als een normale ademslag met geregelde druk. Tijdens deze flowwisseling blijft de inspiratietijd constant en stijgt de inspiratiepiekdruk tot het punt waarop hij gelijk is met het ingestelde machinevolume. De maximale inspiratiepiekdruk wordt bepaald door de alarminstelling High Peak Pressure (hoge piekdruk).
Opmerking:
Pmax wordt uitgeschakeld wanneer het machinevolume wordt ingesteld. Indien flowcyclus actief is bij drukregeling, voert het beademingsapparaat geen flowcyclus uit totdat er aan het machinevolume is voldaan. Het machinevolume moet op nul worden gezet om de afmeting van de patiënt te kunnen wijzigen. Om het machinevolume in te stellen voor volwassen en pediatrische toepassingen (met de compensatie voor circuitcompliantie actief), hoeft u alleen het gewenste minimumteugvolume in te stellen. Bij neonatale toepassingen in combinatie met de proximale flowsensor: •
Stel de inspiratiepiekdruk zo bij dat deze het gewenste teugvolume bereikt;
•
Selecteer Vdel als een van de gemeten parameters; Meet de Vdel (ongecorrigeerd teugvolume geleverd door de machine) tijdens een drukgeregelde ademslag;
•
Stel het machinevolume in op of net onder de Vdel-meting; Dit stelt het machinevolume in op een niveau dat een consistentere afgifte van het teugvolume levert voor het geval dat er een lichte stijging van de longcompliantie ontstaat.
LET OP Bij gebruik van een proximale flowsensor moet deze zowel op het Y-stuk aan de patiëntzijde als op de aansluiting van het beademingsapparaat worden aangesloten voor een goede werking van de AVEA.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
99
Opmerking:
Ter bescherming tegen grotere veranderingen in de longcompliantie, moet het machinevolume hoger worden ingesteld en moet er een volumegrens worden toegevoegd.
Insp Rise (inspiratoire stijgtijd) De instelling Inspiratory Rise (inspiratoire stijgtijd) regelt de stijgingsgraad van de druk tijdens een SIMV-ademslag. Deze functie is een relatief element waarvan de instelling 1 ‘snel’ en de instelling 9 ‘langzaam’ is. Bereik:
1 t/m 9
Standaard:
5
De functie Inspiratory Rise (inspiratoire stijgtijd) is niet actief voor TCPL-beademing.
Flow Cycle (flowcyclus) De instelling Flow Cycle (flowcyclus) bepaalt bij welk percentage van de inspiratiepiekflow (Peak Flow) de inspiratiefase van een drukademslag of PRVC/Vsync-ademslag wordt beëindigd. Bereik: 0 (Uit) t/m 45% Standaard: 0% (Uit) Flowcyclus is alleen actief bij beademing met geregelde druk, PRVC/Vsync-beademing of TCPL-beademing.
Opmerking:
Als de flowcyclus actief is tijdens PRVC- of Vsync-beademing kan de flowcyclus van de beademing alleen plaatsvinden als het beoogde teugvolume afgegeven is. Hierdoor loopt de expiratie synchroon tijdens het controleren van het afgegeven teugvolume.
Opmerking:
Als de flowcyclus actief is tijdens een Pressure Control ademslag, is de gemeten beademingsdruk (inspiratoir) bij actieve AAC groter dan ingesteld. Bij pediatrische en volwassen toepassing met de inspiratiedruk ingesteld op nul, levert de AAC nog steeds een verhoogde beademingsdruk, om te compenseren voor de weerstand van de endotracheale slang.
Golfvorm Tijdens de afgifte van een ademslag met volumeregeling kan de flow, naar keuze van de gebruiker, worden afgegeven in een of twee golfvormen: blokgolf of afnemende golfvorm. De standaard golfvorm is Decelerating Wave (afnemende curve). Square Wave (blokgolf, Sq) Als deze golfvorm geselecteerd is, moet het beademingsapparaat gedurende de gehele inspiratiefase gas afgeven met de ingestelde piekflow. Decelerating Wave (Afnemende golfvorm) (Dec) Als deze golfvorm geselecteerd is moet het beademingsapparaat met de piekflow beginnen met de gasafgifte, totdat de flow 50% van de ingestelde piekflow heeft bereikt.
Vraagflow Schakelt het intra-breath vraagsysteem in en uit bij volumegeregelde beademing. De standaard positie is Aan.
L2786-110 Rev. J
100
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Opmerking:
Als de inspiratievraag van de patiënt de geregelde inspiratietijd plus de minimale expiratietijd overschrijdt terwijl het vraagsysteem is uitgeschakeld, kan dit een automatische of dubbele trigger tot gevolg hebben. Dit komt doordat de patiënt meer flow vraagt dan er beschikbaar is en dat leidt na de minimale expiratietijd tot een ademtrigger. Door de frequentie van de inspiratieflow te verhogen zodat deze aan de vraag van de patiënt voldoet of door het vraagsysteem weer in te schakelen, wordt het probleem verholpen.
Zucht Het beademingsapparaat dient zuchtslagen met volumeregeling toe als deze instelling is geactiveerd. Elke honderdste slag wordt geleverd in de vorm van een zuchtslag met volumeregeling, deze komt in plaats van een normale ademslag met volumeregeling. Bereik: Aan, Uit (elke 100 ademslagen) Zuchtvolume: 1,5 keer het ingestelde teugvolume Zuchtinterval (sec): Het ingestelde normale ademinterval x 2 (Assist-modus) of het ingestelde normale ademinterval (SIMV-modus) Standaard: Uit Zuchtademhaling is alleen beschikbaar voor volwassen en pediatrische toepassing voor slagen met volumeregeling in de modi Assist en SIMV.
Bias Flow (basisflow) De functie Bias Flow (basisflow) stelt de achtergrondflow in die beschikbaar is tussen twee ademslagen. Daarnaast bepaalt deze functie de basisflow die wordt gebruikt voor flowtriggering. Bereik: 0,4 - 5,0 l/min Standaard: 2,0 l/min
Opmerking:
Om ervoor te zorgen dat de juiste basisflow voor de inspiratietrigger wordt gebruikt moet de instelling van de basisflow minstens 0,5 l/min meer zijn dan de flowtriggerdrempel. Neem contact op met de fabrikant van het circuit om te controleren of de basisflow voldoende is om oververhitting van het beademingscircuit te voorkomen.
Pres Trig (druktrigger) Stelt het niveau in onder PEEP waarop het inspiratietriggermechanisme wordt geactiveerd. Wanneer de druk in het patiëntcircuit onder de PEEP van het ingestelde druktriggerniveau valt, schakelt het beademingsapparaat over naar inspiratie. Bereik: 0,1 - 20,0 cm H2O Standaard: 3,0 cm H2O
Vsync Ademslagen met Vsync hebben: •
Drukgeregelde (inspiratie + PEEP) volumegrens;
•
Drukbegrenzing (inspiratie + PEEP + marge);
•
Tijdgestuurde werking; Een inspiratietijd in Vsync die indirect wordt bepaald door de inspiratiepiekflow in te stellen; Weergave van de ingestelde inspiratietijd in de berichtenbalk.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
101
Vsync-beademing werkt als volgt: Als Vsync is geselecteerd, wordt er een afnemende flow, een testademslag met volumeregeling, afgegeven aan de patiënt, die afneemt tot het ingestelde teugvolume met een pauze van 40 milliseconde. Het beademingsapparaat stelt de beoogde druk voor de eerste drukgeregelde ademslag in of voor de inspiratoire einddruk van de testademslag. De volgende ademslag en alle slagen daarna worden afgegeven als ademslagen met drukregeling. De inspiratiedruk wordt automatisch door het beademingsapparaat gecorrigeerd om het beoogde volume te handhaven op basis van de dynamische compliantie van de vorige ademslag. De maximale wijzigingsstap tussen twee opeenvolgende ademhalingen is 3 cmH2O. Het maximale volume dat in één slag wordt afgegeven wordt bepaald door de ingestelde volumegrens. De testademslag wordt geïnitieerd wanneer een van de volgende gebeurtenissen optreedt: • • • • • • •
Het starten van de Vsync-modus Het wijzigen van het slagvolume terwijl Vsync actief is. Het bereiken van de ingestelde volumegrens Het afgegeven teugvolume > 1,5 keer het ingestelde volume De beëindiging van de flow van de testademslag. Het verlaten van de standby-modus. Activering van een van de volgende alarmen:
- Hoge piekdruk - Lage piekdruk - Lage PEEP - Disconnectie patiëntcircuit - I-Tijdslimiet - I:E Limiet Vsync is uitsluitend geschikt voor volwassen en pediatrische patiënten.
Opmerking:
Als de flowcyclus tijdens PRVC- of Vsync-beademing actief is, kan de flowcyclus van de beademing alleen plaatsvinden als het beoogde teugvolume afgegeven is. Hierdoor loopt de expiratie synchroon tijdens het controleren van het afgegeven teugvolume.
Opmerking:
De functie piekflow stelt de flowfrequentie in die het beademingsapparaat uitsluitend gebruikt voor de testademslag. Het beademingsapparaat gebruikt de instellingen piekflow en inspiratiepauze om de maximale inspiratietijd tijdens Vsyncbeademing te bepalen.
Vsync Rise (Vcync-stijging) Met Vsync actief, stelt deze functie de stijgingsgraad in van de druk tijdens de ademslag met volumeregeling. Het is een relatieve functie die van ‘snel’ (1) tot ‘langzaam’ (9) loopt. Bereik: 1 t/m 9 Standaard: 5
PSV Rise (PSV-stijgtijd) Deze functie bepaalt de stijgingsgraad van de drukstijgtijd tijdens een ademslag met drukondersteuning. Het is een relatieve functie die van ‘snel’ (1) tot ‘langzaam’ (9) loopt. Bereik: 1 t/m 9 Standaard: 5 L2786-110 Rev. J
102
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
PSV Cycle (PSV-cyclus) Hiermee stelt u in bij welk percentage van de inspiratoire piekflow de inspiratiefase van een PSV-ademslag wordt beëindigd. Bereik: 5 t/m 45% Standaard: 25% (volwassen/pediatrisch) 10% (neonataal)
PSV Tmax Hiermee regelt u de maximale inspiratietijd van een ademslag met drukondersteuning. Bereik: 0,20 - 5,00 sec (volwassen/pediatrisch) 0,15 - 3,00 (neonataal) Standaard: 5,00 sec (volwassen) 0,75 sec (pediatrisch) 0,35 sec (neonataal)
T High Sync (synchronisatie tijd hoog)
T High Sync (synchronisatie tijd hoog) bepaalt de lengte van het desbetreffende trigger- (Sync-)venster tijdens Time High. De wisseling van hoge druk naar lage druk valt samen met het eerste inspiratie-einde dat wordt waargenomen na opening van het venster T High Sync (synchronisatievenster tijd hoog). Bereik: 0-50% in stappen van 5% van ingestelde T High. Standaard: Volwassenen/pediatrisch: 0% Zuigeling: Niet van toepassing
T High PSV (tijd hoog met drukondersteuning)
Door T High PSV te activeren komt drukondersteunde beademing tijdens Time High in de modus APRV/BiPhasic beschikbaar. Als T High PSV ingeschakeld is, levert het beademingsapparaat tijdens Time High (tijd hoog) in de lage en de hoge drukfase hetzelfde niveau drukondersteuning. Bereik (drukondersteuning): Volwassen en pediatrisch: 0-90 cm H2O Zuigeling: Niet van toepassing PIP mag niet >90 cm H2O zijn. Standaard: Volwassenen/pediatrisch: uit Zuigeling: Niet van toepassing
T Low Sync (synchronisatievenster tijd laag)
T Low Sync (synchronisatievenster tijd laag) bepaalt de lengte van het desbetreffende trigger- (Sync-)venster tijdens Time Low. Het beademingsapparaat synchroniseert de wisseling van lage druk naar hoge druk met de waarneming van inspiratieflow of de eerste inspiratie-inspanning die wordt waargenomen in het venster T Low Sync (synchronisatievenster tijd laag). Bereik: 0-50% in stappen van 5% van ingestelde T Low. Standaard: Volwassenen/pediatrisch: 0% Zuigeling: Niet van toepassing
Opmerking:
PSV Rise (PSV-stijgtijd), PSV Cycle (PSV-cyclus) en PSV Tmax zijn actief, ook als het PSV-niveau op nul is ingesteld.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Bediening van het beademingsapparaat
103
Independent Lung Ventilation (onafhankelijke longbeademing, ILV) Met onafhankelijke longbeademing kan de beademingsfrequentie van 2 beademingsapparaten worden gesynchroniseerd (de frequentieregeling wordt ingesteld op het Master beademingsapparaat) terwijl alle andere primaire en extra instellingen voor elk beademingsapparaat apart kunnen worden ingesteld. Master en Slaaf beademingsapparaten hoeven tijdens ILV niet in dezelfde modus te werken. De AVEA is uitgerust met een poort die Indepent Lung Ventilation (onafhankelijke longbeademing, ILV) mogelijk maakt. Deze aansluiting bevindt zich op het achterpaneel (C). De uitgang levert een logisch signaal van 5 VDC, dat wordt gesynchroniseerd met de beademingsfase van het Master beademingsapparaat. Bij CareFusion is een speciaal geconfigureerde kabelset als accessoire verkrijgbaar (ond.-nr. 16246) die u nodig hebt om ILV te kunnen toepassen.
WAARSCHUWING
Probeer NIET om een standaard DB25-kabel op dit contact aan te sluiten. Dit kan schade toebrengen aan het beademingsapparaat. Er is een speciaal geconfigureerde kabel vereist voor ALLE bij deze connector behorende functies. Neem contact op met de technische ondersteuning. Raadpleeg hoofdstuk 2, Instellen beademingsapparaat, Onafhankelijke Longbeademing voor instructies over het inschakelen van de onafhankelijke longbeademing.
Opmerking:
Tijdens ILV moeten de alarmgrenzen voor beide beademingsapparaten ingesteld zijn op een zodanig niveau dat beide beademingsapparaten voldoende bescherming voor de patiënt bieden. Controleer de instellingen voor de apneu-timer en voor apneu-beademing van het Slaaf beademingsapparaat. Deze instellingen zullen worden gebruikt indien het signaal van het Master beademingsapparaat zou wegvallen.
WAARSCHUWING Omdat het master beademingsapparaat de beademingsfrequentie regelt voor beide beademingsapparaten, moet er zorg worden betracht bij het instellen van de functies voor de beademing voor het slaaf apparaat, om ervoor te zorgen dat er voldoende tijd is voor de uitademing.
LET OP Als de kabel die het Master apparaat met het Slaaf apparaat verbindt losraakt, geeft het Slaaf apparaat een alarmsignaal dat aangeeft dat het signaal is weggevallen. In dit geval gaat alleen het Master beademingsapparaat door met beademen met de huidige instellingen. Het Slaaf apparaat begint met apneu-beademing nadat de apneu-timing is verstreken bij de huidige instellingen voor apneu-beademing.
L2786-110 Rev. J
104
Bediening van het beademingsapparaat
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
105
Hoofdstuk 4: Monitors, displays en manoeuvres Grafische weergave-elementen Kleuren van de grafische weergavefuncties De grafische traceerweergave op de AVEA kan worden afgebeeld in rood, blauw, geel, groen of paars. Deze kleuren bieden de operator nuttige informatie over de afgifte van de beademing en zijn op het curve-display en het loopdisplay hetzelfde. Een RODE lijn geeft het inspiratiedeel van een SIMV-ademslag aan. Een GELE lijn geeft het inspiratiedeel van een ondersteunde of spontane ademslag aan (ondersteunde of spontane ademslagen worden tevens aangegeven met een geel statuslampje voor de vraag dat in de linkerhoek van de modus-indicator verschijnt). Een BLAUWE lijn geeft de expiratiefase van een SIMV-, ondersteunde of spontane ademslag weer. Een GROENE lijn tijdens de expiratiefase van een enkele ademslag geeft aan dat er een stroming van de expiratieflowsensor of de flowsensor van het Y-stuk (indien aangesloten) heeft plaatsgevonden. Een PAARSE lijn geeft een veiligheidssituatie aan, veroorzaakt door een openstaande veiligheidsklep.
Golfvormen Er kunnen drie golfvormen worden geselecteerd en tegelijk worden weergegeven op het hoofdscherm (zie Afbeelding 4–1).
Opmerking:
Golfvormen werken met compensatie voor circuitcompliantie bij afmetingen van pediatrische en volwassen patiënten. Weergave Kopje golfvormen
Afbeelding 4–1: De weergave van golfvormen op het hoofdscherm
L2786-110 Rev. J
106
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Wanneer u het kopje boven de golfvorm op het aanraakscherm aanraakt en markeert, verschijnt er een keuzemenu waarin u golfvormen kunt selecteren (zie Afbeelding 4–2).
Selectiemenu Golfvormen
Kopje gemarkeer de golfvorm
Y-as van de weergave
X-as van de weergave
Afbeelding 4–2: Selectie van golfvormen
U kunt door de golfvorm-opties bladeren door aan de dataknop onder het touchscreen te draaien. Om uw keuze vast te leggen, raakt u het touchscreen nogmaals aan of drukt u op de membraanknop Accept (accepteren) die hier naast de dataknop is afgebeeld.
Afbeelding 4–3: Dataknop
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
107
Elke golfvorm wordt constant bijgewerkt tenzij u op de membraanknop PRINT (afdrukken) of FREEZE (stilzetten) hebt gedrukt. De knop PRINT (afdrukken) stuurt de gegevens naar een aangesloten parallelle printer. Met de knop FREEZE (stilzetten) bevriest u het huidige scherm en wordt het bijwerken van het scherm uitgesteld totdat u nogmaals op de knop drukt. Tabel 4–1: Selecteerbare golfvormen Kopje
Weergegeven golfvorm
Paw (cm H2O)
Beademingsdruk
Pinsp (cm H2O)
Beademingsdruk bij machine-uitgang
Pes (cm H2O)
Oesofagusdruk
Ptr (cm H2O)
Tracheale druk
Ptp (cm H2O)
Transpulmonale druk
Flow (l/min)
Flow
Vt (ml)
Teugvolume in luchtweg
Fexp Finsp
Expiratiedruk Inspiratiedruk
PCO2
CO2-waarde gedurende de gehele ademhalingscyclus
Analog 0
Gebaseerd op de analoge ingangsschaal
Analog 1
Gebaseerd op de analoge ingangsschaal
PCO2
CO2-niveau gedurende de gehele ademhalingscyclus
Het bereik van de assen De schaal (verticale as) en verversingssnelheid (horizontale as) van de weergegeven grafieken kunnen ook op het touchscreen worden gewijzigd. Als u het weergavebereik wilt wijzigen, raakt u een van de assen van de weergegeven grafiek aan, zodat deze wordt gemarkeerd. De gemarkeerde as kan dan met behulp van de dataknop onderaan het touchscreen worden aangepast (zie Afbeelding 4–3). Om de wijziging te accepteren raakt u nogmaals de gemarkeerde as aan of drukt u op Accept (accepteren).
Bereik tijd 0 0 0 0
t/m t/m t/m t/m
6 seconden 12 seconden 30 seconden 60 seconden
L2786-110 Rev. J
108
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Lussen Toegang tot het scherm Loops (lussen) Voor toegang tot het scherm Loops (lussen) drukt u op de membraanknop Screens (schermen) links van het touchscherm op de UIM. De knop is gemarkeerd met onderstaande pictogrammen.
of Internationaal
Engels
Selecteer LOOP (lus) bij de opties die verschijnen. Afbeelding 4–4: Schermselectie
Luskeuze Het beademingsapparaat geeft 2 lussen weer in real-time, geselecteerd uit een van de volgende opties: •
Vt-Flow
Flow / Volume Loop (flow-/volumelus). Inspiratieflow/volume. Als de proximale flowsensor wordt gebruikt worden de gebruikte waarden gebaseerd op de metingen van de proximale flowsensor. Beschikbaar voor alle patiënten.
•
PAW - Vt
Airway Pressure / Volume Loop (beademingsdruk/volumelus). Actief voor alle patiënten.
•
PES - Vt
Esophageal Pressure vs. Volume loop (oesofagusdruk vs. volumelus). Dit vereist het gebruik van een optionele oesofaguskatheter en is alleen actief voor volwassen en pediatrische patiënten.
•
PTR - Vt
Tracheal Pressure vs. Volume loop. (tracheale druk vs. volumelus). Dit vereist het gebruik van een optionele tracheale katheter en is alleen actief voor volwassen en pediatrische patiënten.
•
PINSP – Vt
Inspiratory Pressure vs. Volume loop (inspiratiedruk vs. volumelus).
•
PTp – Vt
Transpulmon`ary vs. Volume (transpulmonale druk vs. volume). Dit vereist het gebruik van een optionele oesofaguskatheter en is alleen actief voor volwassen en pediatrische patiënten.
•
PCO2/Vte
Uitgeademde CO2 vs. uitgeademde Vt.
Opmerking:
Lussen werken met compensatie voor circuitcompliantie bij afmetingen van pediatrische en volwassen patiënten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
109
Lussen vergelijken met behulp van de knop FREEZE (stilzetten) U kunt het scherm Loops (lussen) stilzetten en een referentielus selecteren ter vergelijking. Zodra u de verversing van realtimegegevens hervat (door nogmaals op de knop FREEZE (stilzetten) te drukken), blijft de geselecteerde lus op de achtergrond van de realtime-grafiek. Zie voor het kiezen van een referentielus Afbeelding 4–6, Afbeelding 4–7 en Afbeelding 4–8 en voer de volgende handelingen uit.
Afbeelding 4–5: Stilgezette flow/volume-lus
Een lus opslaan Druk op de knop Freeze (stilzetten) om de lus die u wilt gebruiken als referentielus stil te zetten en druk vervolgens op het aanraakscherm Save Loop (lus opslaan) op de rechter balk, onder de stilgezette grafische weergave (Afbeelding 4–6). Hiermee slaat u de geselecteerde lus op in het geheugen. Ook wordt er een tijdverwijzing geplaatst op de balk links onder de grafische weergave, zoals te zien is in Afbeelding 4–7. Er kunnen maximaal vier (4) lussen tegelijk worden opgeslagen. Als er een vijfde lus wordt opgeslagen, wordt de eerst opgeslagen lus verwijderd.
Afbeelding 4–6: ON/OFF-knop (aan/uit) referentielus (OFF) (uit)
Afbeelding 4–7: Weergave van opges lagen lus s en
Een referentielus creëren Druk rechtstreeks op het veld touchscreen op de linker balk van het touchscreen waarin de opgeslagen lus staat die u als referentielus wilt gebruiken. Het veld wordt gemarkeerd (Afbeelding 4–7). Druk op het veld “Ref Loop ON/OFF” (ref.-lus AAN/UIT) op de rechter balk (Afbeelding 4–6 en Afbeelding 4–8) om de referentielus in te schakelen.
Afbeelding 4–8: ON/OFF-knop (aan/uit) referentielus (ON) (aan)
Als u nu nogmaals op de knop Freeze (stilzetten) drukt, blijft de referentielus op de achtergrond zichtbaar, terwijl de actieve weergave de huidige lussen er in real-time overheen plaatst. Om de referentielus uit te zetten, zet u het scherm nogmaals stil en drukt u op de knop Ref Loop On/Off (ref.-lus aan/uit) die wordt afgebeeld in Afbeelding 4–8.
L2786-110 Rev. J
110
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Manoeuvres
Afbeelding 4–9: Maneuver Selection (selectie manoeuvre)
De AVEA kan verschillende manoeuvres uitvoeren voor het ademhalingsmechanisme. Deze manoeuvres kunnen worden geopend door in het menu Schermen het scherm Maneuvers (manoeuvres) te selecteren. Afhankelijk van het model zijn de volgende manoeuvres beschikbaar: Esophageal (oesofagus), MIP / P100, Inflection Point (Pflex) (buigpunt) en AutoPEEPAW. Elk manoeuvrescherm bevat alle functies, monitors en golfvorm- of lusweergaven behorende bij de geselecteerde manoeuvre.
Opmerking:
Manoeuvres zijn niet beschikbaar voor neonatale patiënten. Sommige alarmen kunnen tijdens een manoeuvre uitgeschakeld zijn.
Opmerking:
Als een AutoPEEP- of Pflex-manoeuvre wordt geïnitieerd, wordt de apneubeademing beëindigd.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
Scherm Esophageal Maneuver (oesofagusmanoeuvre)
Afbeelding 4–10: Instellingen Esophageal Maneuver (oesofagusmanoeuvre)
Functies
Afbeelding 4–11: Selectie van de maat en het type oesofagusballon
L2786-110 Rev. J
111
112
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Selectie van ballonmaat en -type Na het aansluiten van de ballonverlengslang wordt op het beademingsapparaat het dialoogvenster Esophageal Balloon Size and Type (Maat en type oesofagusballon) weergegeven. De maat en het type van de te gebruiken ballon moeten worden geselecteerd voordat u de ballontest kunt verrichten.
Opmerking:
Na loskoppelen van de ballonverlengslang moet u de ballonmaat en het ballontype selecteren en de ballontestprocedure herhalen. Om de ballonmaat of het ballontype te wijzigen, koppelt u de ballonverlengslang los en sluit u hem weer aan zodat het dialoogvenster Esophageal Balloon Size and Type (Maat en type oesofagusballon) wordt geopend. Selectie van een ballonmaat en -type die afwijken van die van de daadwerkelijk gebruikte ballon kan resulteren in falen van de ballontest.
Balloon Leak / Size Test (lek-/afmetingtest ballon) De ballontest controleert de staat en de afmeting van de ballonkatheter. Het beademingsapparaat geeft het bericht Pass (voltooid) of Fail (mislukt) weer op de berichtenbalk onderaan het scherm. Als de ballon in de test niet goedgekeurd is, moeten alle aansluitingen worden nagekeken op veiligheid en moet de staat van de ballon worden onderzocht.
Opmerking:
Tijdens de ballontest mag de ballon zich niet in de patiënt bevinden.
Balloon Fill Start / Stop (starten/stoppen vullen ballon) Als er op de knop Start wordt gedrukt, levert het beademingsapparaat het hieronder aangegeven volume aan de katheter voordat de meting van de oesofagusdruk begint. Volwassen katheter:
0,5 t/m 2,5 ml
Pediatrische katheter:
0,5 t/m 1,25 ml
Het beademingsapparaat zal de ballon elke 30 minuten legen en opnieuw vullen om een nauwkeurige meting te garanderen. Als er op de knop Stop wordt gedrukt, maakt het beademingsapparaat de ballon leeg voordat de katheter uit de patiënt wordt verwijderd.
Opmerking:
Vul de ballon pas nadat hij in de patiënt geplaatst is. De ballon moet worden geleegd voordat hij uit de patiënt wordt verwijderd.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
113
Chest wall Compliance (CCW) (compliantie thoraxwand) De vooraf ingestelde Chest wall Compliance (compliante thoraxwand, (CCW) wordt door het beademingsapparaat gebruikt om de maateenheid te bepalen voor de ademhalingsinspanning van de patiënt. Bereik:
0 - 300 ml/cm H2O
Resolutie:
1 ml/cm H2O
Standaard:
200 ml/cm H2O
Alarmen Alle op dit moment beschikbare alarmen zijn tijdens de oesofagusmanoeuvre actief. Het uitvoeren van oesofagusmanoeuvres Voor oesofagusmetingen moet een oesofagusballon worden gebruikt. Deze is verkrijgbaar bij CareFusion. Selecteer Esophageal (oesofagus) in het scherm Maneuvers (manoeuvres). Voer een ballontest uit voordat u de ballon in de patiënt plaatst. Sluit de verlengslangen van de oesofagusballon aan op het EPM-paneel op de AVEA zoals beschreven in hoofdstuk 2. Haal de nieuwe oesofagusballon uit de verpakking en sluit hem aan op de penstekker aan het patiëntuiteinde van de verlengslangen. Zorg dat de ballon vrij hangt en geen oppervlaktecontact maakt en druk op Balloon Test (ballontest) op het manoeuvrescherm. Het beademingsapparaat voert een lektest uit door de ballon leeg te laten lopen, opnieuw te vullen tot de juiste specificatie, de ballondruk te meten en de ballon weer leeg te laten lopen. Na de test verschijnt het bericht Pass (voltooid) of Fail (mislukt) op de berichtenbalk. Als de ballon niet wordt goedgekeurd in de lektest, moet u de ballon controleren op beschadigingen en eventueel vervangen. Als er geen beschadigingen worden aangetroffen op de ballon, kijkt u alle aansluitingen op de ballon en de verlengslangen na en voert u de test nogmaals uit.
Opmerking:
Als de ballon na een goedgekeurde ballontest wordt losgekoppeld, betekent dit dat de test nogmaals moet worden uitgevoerd. Zodra de ballon in de lektest is goedgekeurd, kan hij in de patiënt worden geplaatst. Om nauwkeurige metingen te kunnen bewerkstelligen moet de ballon op correcte wijze worden geplaatst. De golfvorm die tijdens het inbrengen wordt geproduceerd, levert informatie waarmee een juiste plaatsing kan worden bevestigd. U kunt de inbrengplaats ongeveer bepalen door de afstand te meten tussen het puntje van de neus naar de onderkant van de oorlel en vervolgens van de oorlel naar de distale tip van de processus xiphoideus. 1. De golfvorm van de oesofagasdruk hangt in zoverre samen met de beademingsdruk dat deze tijdens een positieve ademslag met drukregeling positief worden en tijdens een spontane ademslag negatief. L2786-110 Rev. J
114
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
2. De oesofagusweergave kan lichte cardiale schommelingen weergeven die op de hartactiviteit duiden. 3. Nadat de ballon met gebruik van de bovengenoemde critera is geplaats kan de juiste ballonlokatie door middel van blokkering worden gecontroleerd. Hiervoor moet de luchtweg worden geblokkeerd en de oesofagus- en beademingsdruk met elkaar worden vergeleken om te kijken of ze gelijk zijn. Nadat de ballon is ingebracht en geactiveerd, vult het beademingsapparaat de ballon tot het juiste niveau en worden de gegevens gemeten. Het beademingsapparaat leegt en vult de ballon elke dertig minuten om ervoor te zorgen dat de gemeten waarden accuraat zijn.
WAARSCHUWING Plaatsing van een oesofagusballon is alleen bij patiënten toegestaan onder leiding van een arts die deze patiënten heeft onderzocht op contra-indicaties voor het gebruik van oesofagusballonnen.
WAARSCHUWING Onjuiste plaatsing van een oesofagusballon kan de nauwkeurigheid van de gemeten waarden beïnvloeden.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
115
Scherm MIP / P100 Maneuver (MIP / P100manoeuvre)
Afbeelding 4–12: Instellingen MIP Maneuver (MIP-manoeuvre)
De manoeuvre MIP (Maximum Inspiratory Pressure, maximale inspiratiedruk) / P100 meet de negatieve buiging in de drukweergave wanneer een patiënt actief probeert om om een ademslag te vragen. Tijdens de manoeuvre blijft de inspiratieflowklep gesloten en wordt er geen inspiratieflow geleverd. De MIP geeft een indicatie van de maximale negatieve druk die de patiënt kan afnemen, P100 geeft een indicatie van de drukafname die optreedt tijdens de eerste 100 milliseconden van de ademslag.
Functies Duration (duur) De vooraf ingestelde duur bepaalt de maximale tijd die de manoeuvre zal duren. De normale beademing wordt voor de duur van de manoeuvre stopgezet en hervat nadat de periode verstreken is.
L2786-110 Rev. J
Bereik:
5,0 t/m 30,0 seconden
Standaard:
10 seconden
116
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Sensitivity (gevoeligheid) De gevoeligheid van de manoeuvre bepaalt het niveau onder PEEP waarop de beademingsdruk moet afnemen, hetgeen de aanvang van de inspanning van de patiënt vastlegt. Hierdoor kan de arts de manoeuvre zo afstellen dat deze de geschiktheid van de patiënt niet overschrijdt. Bereik:
0,1 - 5,0 cm H2O
Resolutie:
0,1 cm H2O
Standaard:
3,0 cm H2O
Opmerking:
Een extreem hoge instelling van de manoeuvre Gevoeligheid kan de nauwkeurigheid van de timing van P100-bepaling beïnvloeden. Start / Stop De manoeuvre begint als er op START wordt gedrukt. De manoeuvre wordt onmiddellijk stopgezet als de operator op STOP drukt. Vervolgens wordt de normale beademing hervat.
Opmerking:
Als er tijdens een SIMV-slag op Start wordt gedrukt, begint de manoeuvre pas als het beademingsapparaat omschakelt naar uitademing en de minimale expiratietijd van 150 m/sec is verstreken.
Alarmen Alle op dit moment beschikbare alarmen zijn actief tijdens de manoeuvre MIP / P100, met uitzondering van apneu-interval en lage PEEP. Het uitvoeren van een MIP / P100 manoeuvre: Met de MIP / P100 manoevre wordt de Maximum Inspiratory Pressure (maximale inspiratiedruk, MIP) gemeten die tijdens een expiratoire-holdmanoeuvre door de patiënt wordt behaald. Het beademingsapparaat kan ook de P100-waarde meten – de maximale inspiratiedruk behaald in de eerste 100 milliseconden van de manoeuvre. Selecteer MIP P100 in het scherm Maneuvers (manoevres). Met het scherm MIP manoeuvre kan de operator de volgende instellingen opslaan: Duration (duur) – dit is de tijdsperiode dat de beademing wordt stopgezet om de manoeuvre te kunnen uitvoeren. Zodra de knop Start wordt ingedrukt, wordt de normale beademing stopgezet todat de tijdsperiode van de Duration (duur) is verstreken of totdat de operator op de knop Stop heeft gedrukt. Sensitivity (gevoeligheid) – hiermee wordt de gevoeligheidsdrempel ingesteld die het beademingsapparaat gebruikt om de tijdklok voor de P100-manoeuvre te starten. De standaardinstelling is 3 cmH2O, maar dit kan door de gebruiker worden aangepast om nauwkeurigheid bij patiënten met een minimale inspiratoire inspanning te garanderen. Opmerking: De manoeuvre Gevoeligheidsinstelling wordt uitsluitend voor de manoeuvre gebruikt en is niet van toepassing op triggergevoeligheid.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
117
Start / Stop – Start en beëindigt de manoeuvre.
WAARSCHUWING
De normale beademing wordt stopgezet voor de duur van deze manoeuvre. De patiënt moet worden onderzocht op contra-indicaties voor de manoeuvre uit te voeren. De patiënt moet tijdens de manoeuvre direct worden bewaakt door daarvoor opgeleid medisch personeel. Om een MIP/P100 manoeuvre uit te voeren moet u de functies Duration (duur) en Sensitivity (gevoeligheid) op het gewenste niveau instellen. Druk op Start op het scherm Manoeuvres. Het beademingsapparaat sluit de inspiratie- en expiratiekleppen en begint met de meting. Nadat de manoeuvre is voltooid, geeft het beademingsapparaat de MIP- en P100-waarden weer in de respectievelijke vensters op het scherm Maneuvers (manoeuvres). De MIP en P100 worden ook als trendgegevens weergegeven op het scherm Trends. De manoeuvre kan op ieder moment worden afgebroken door op Stop te drukken.
Scherm Inflection Point (Pflex) Maneuver (manoeuvre buigpunt)
Afbeelding 4–13: Instellingen Pflex Maneuver (Pflex-manoeuvre)
De manoeuvre Inflection point (Pflex) (buigpunt) wordt tijdens SIMV-beademing bij patiënten uitgevoerd. De bovenste en onderste buigpunten worden automatisch aangegeven in het inspiratiedeel van een Pressure/Volume (PAW/Vol) Loop (druk-/volume lus).
L2786-110 Rev. J
118
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Opmerking:
De normale beademing wordt voor de duur van deze manoeuvre gepauzeerd. De manoeuvre wordt afgebroken als er inspanning van de patiënt wordt gedetecteerd en op de berichtenbalk verschijnt dan een bericht waarin staat dat er inspanning van de patiënt is gedetecteerd.
Functies
Teugvolume (Volume) Dit is de hoeveelheid gas die tijdens de manoeuvre aan de patiënt wordt afgegeven. Bereik:
0,10 - 2,50 l (volwassen) 25 t/m 500 ml (pediatrisch)
Resolutie:
0,01 l 1 ml
(volwassen) (pediatrisch)
Standaard:
0,25 l 25 ml
(volwassen) (pediatrisch)
Piekflow
Stelt de Peak Flow (piekflow) in die wordt gebruikt voor de manoeuvre. Opmerking: voor de manoeuvre wordt een flowpatroon met blokgolf gebruikt Bereik: 0,5 - 5,0 l/m Resolutie: 0,1 l/m Standaard: 1,0 l/m
Manoeuvre PEEP (PEEP) De manoeuvre PEEP bepaalt de basislijndruk waarbij de manoeuvre begint. Opmerking: De manoeuvre PEEP kan afhankelijk worden ingesteld van de PEEP die tijdens normale beademing wordt gebruikt. Bereik: 0 - 50 cm H2O Resolutie: 1 cm H2O Standaard: 0 cm H2O PEEP Equilibration Time (PEEP Teq) (equilibratietijd PEEP) De PEEP Equilibration Time (equilibratietijd PEEP): bepaalt de tijdsduur die is toegestaan voor de equilibratie van de beademingsdruk voordat de langzame flow begint. Nadat de manoeuvre is geactiveerd, stelt het beademingsapparaat PEEP in op het niveau van de manoeuvre PEEP voor de PEEP ET (equilibratietijd PEEP) voorafgaand aan de aanvang van de langzame flow. Bereik: 0,0 t/m 30,0 seconden Resolutie: 0,1 seconden Standaard: 1,0 seconden Sensitivity (gevoeligheid) De vooraf ingestelde Sensitivity (gevoeligheid) stelt het niveau vast waaronder de luchtwegpiekdruk moet vallen om de manoeuvre Pflex af te breken. Opmerking: Als er een lekkage is die groter is dan 100%, wordt de Pflex-manoeuvre beëindigd. Bereik: 0,1 - 5,0 cm H2O Resolutie: 0,1 cm H2O Standaard: 3,0 cm H2O L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen Start / Stop
Monitors, displays en manoeuvres
119
De manoeuvre begint als er op START wordt gedrukt. De manoeuvre wordt onmiddellijk beëindigd wanneer er op STOP wordt gedrukt, er inspanning van de patiënt wordt gedetecteerd, of als het teugvolume van de manoeuvre is afgegeven. De normale beademing wordt hervat.
Opmerking:
Het starten van een Pflex-manoeuvre wordt door twee factoren vertraagd. De totale vertraging is gelijk aan 25% van het slaginterval plus de ingestelde PEEP-equilibratietijd. De PEEP-equilibratietijd heeft een bereik van 0–30 seconden. Als de opgelegde ademhalingsfrequentie 10/min is, bedraagt het slaginterval dus 6 seconden en is de vertraging voor het starten van Pflex 1,5 seconden, plus de ingestelde PEEP-equilibratietijd. Bij de standaard-PEEP-equilibratietijd van 1 seconde is de totale vertraging in dit voorbeeld 2,5 seconden. Als de opgelegde ademhalingsfrequentie op 1/min is ingesteld, is het ademhalingsinterval 60 seconden en bedraagt de vertraging voor het starten van Pflex in het ergste geval 15 seconden, plus de PEEP-equilibratietijd. Bepaling van de Upper Pflex (hogere Pflex ) en de Lower Pflex (lagere Pflex) Zodra het ingestelde teugvolume van de manoeuvre is afgegeven, schakelt het beademingsapparaat over op uitademing. Aan het einde van de uitademing wordt de PAW / Vol loop (PAW /Vol.-lus) automatisch stilgezet en worden de bovenste en onderste buigpunten en het delta Pflex volume berekend en weergegeven. Het beademingsapparaat hervat de normale beademing met de huidige beademingsinstellingen. De gebruiker kan, indien gewenst, de Pflex -waarden overschrijven door de Pflex -indicators naar een nieuw punt op de PV-lus te slepen en op de juiste instelknop te drukken. De bijbehorende Pflex-waarden en het delta Pflex-volume veranderen in waarden gebaseerd op de huidige positie van de indicators. Het beademingsapparaat slaat tot maximaal vier PV-lussen en de bijbehorende buigpunten gelijktijdig op.
Opmerking:
Nadat de waarden door de operator zijn gewijzigd kunnen de oorspronkelijke waarden niet meer worden teruggezet.
Alarmen Alle op dit moment beschikbare alarmen zijn tijdens een Pflex-manoeuvre actief met uitzondering van een Apnea-interval (apneu-interval) en de I-Time Limit (grens inspiratietijd). Het uitvoeren van een Pflex manoeuvre Met de Pflex manoeuvre kan de arts de openingsdruk van de long tijdens een ademslag met volumeregeling en langzame flow regelen. Omdat deze manoeuvre wordt uitgevoerd bij een lage inspiratieflowfrequentie, is de weerstand van het respiratiesysteem miniem.
Opmerking:
Om de Pflex-manoeuvre te kunnen uitvoeren, moet de patiënt passief zijn. Als er inspanning van de patiënt wordt gedetecteerd, breekt het beademingsapparaat de manoeuvre af en verstuurt het een bericht waarin staat dat er inspanning van de patiënt is gedetecteerd. Op hetzelfde moment wordt de normale beademing met de huidige instellingen hervat.
L2786-110 Rev. J
120
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Selecteer Pflex in het scherm Maneuvers (manoeuvres) Met het scherm Pflex manoeuvre kan de operator de volgende instellingen opslaan: Tidal Volume (Vt) (teugvolume) – dit is het teugvolume dat tijdens de manoeuvre aan de patiënt wordt geleverd. Deze instelling is niet van invloed op de instellingen tijdens normale beademing en kan worden ingesteld op elk willekeurig teugvolume, afhankelijk van de huidige beademingsmodus.
Opmerking:
Voor de instelling Tidal Volume (teugvolume) tijden een Pflex-manoeuvre is geen compensatie voor circuitcompliantie beschikbaar. Flow – deze instelling kan worden ingesteld op 0,5 - 5 l/min en meet de inspiratieflow die wordt gebruikt om het teugvolume van de manoeuvre te leveren. PEEP – dit is de PEEP die wordt gebruikt voor de manoeuvre Slow Flow (langzame flow). De operator kan elk PEEP niveau selecteren afhankelijk van de geregelde PEEP die wordt gebruikt bij geregelde beademing. PEEPTeq – met deze functie wordt de equilibratie ingesteld bij de manoeuvre PEEP waarna de manoeuvre Slow Flow Maneuver aanvangt. Sensitivity (gevoeligheid) – hiermee wordt de gevoeligheidsdrempel ingesteld die het beademingsapparaat gebruikt om tijdens de manoeuvre Slow Flow (langzame flow) inspanning van de patiënt te detecteren. De standaardinstelling is 3 cmH2O, maar dit kan door de gebruiker worden aangepast om een nauwkeurige gevoeligheid bij alle toepassingen te garanderen. Start / Stop – Start en beëindigt de manoeuvre.
Opmerking:
Alle instellingen voor de functies voor de manoeuvre staan los van de instellingen van de functies bij normale beademing.
WAARSCHUWING De normale beademing wordt stopgezet voor de duur van deze manoeuvre. De patiënt moet worden onderzocht op contra-indicaties voor de manoeuvre uit te voeren. De patiënt moet tijdens de manoeuvre direct worden bewaakt door daarvoor opgeleid medisch personeel. Om een Pflex manoevre uit te voeren moet u het Tidal Volume (teugvolume), de Flow, Maneuver PEEP (PEEP van de manoeuvre), PEEP Equilibration time (equilibratietijd PEEP) en de Sensitivity (gevoeligheid) instellen. Druk op Start op het scherm Manoeuvres. Het beademingsapparaat zet de normale beademing stil begint met het afgeven van het Maneuver Tidal Volume (teugvolume van de manoeuvre) bij de ingestelde Flow. De bijbehorende Pressure/Volume golfvorm (druk-/volume) wordt dan door het beademingsapparaat getekend, terwijl het volume aan de patiënt wordt afgegeven. Zodra de handeling voltooid is, hervat het beademingsapparaat automatisch de normale beademing en wordt de grafische weergave stilgezet. De manoeuvre kan op ieder moment worden afgebroken door op Stop te drukken. Als er tijdens de manoeuvre inspanning van de patiënt wordt gedetecteerd, schakelt het beademingsapparaat over naar uitademing en wordt normale beademing hervat. De gemeten Pflex, Pflex Lwr (lage Pflex), Pflex Upr (hoge Pflex) en Vdelta worden weergegeven, als zij kunnen worden bepaald. Op dit moment kan de operator ervoor kiezen om de buigpunten te accepteren die het beademingsapparaat heeft bepaald of de buigpunten handmatig instellen. Om de buigpunten handmatig in te stellen schuift u de cursor met de dataknop naar de gewenste positie en drukt u op Set Pflex Lwr (Pflex lager instellen) of Set Pflex Upr (Pflex hoger instellen). De Vdelta wordt automatisch opnieuw berekend.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
121
De gemeten gegevens kunnen met de knop Save Loop (lus opslaan) worden opgeslagen. Er kunnen maximaal vier lussen worden opgeslagen, als er een vijfde lus wordt opgeslagen, wordt de oudste lus verwijderd.
Opmerking:
Als de lus en de bijbehorende gegevens niet worden opgeslagen, worden de gegevens gewist wanneer u het scherm Maneuvers (manoeuvres) verlaat.
Scherm AutoPEEP Maneuver (AutoPEEP manoeuvre)
Afbeelding 4–14: Instellingen AutoPEEP Maneuver (AutoPEEP-manoeuvre)
AutoPEEP is de beademingsdruk aan het eind van een uitademing precies voor aanvang van de volgende opgelegde inspiratie. Tijdens de uitvoering van deze manoeuvre voert het beademingsapparaat de handeling Expiratory hold (expiratoire hold) uit waarbij zowel de inspiratie- als de expiratiekleppen worden gesloten. Het beademingsapparaat stelt de AutoPEEP meting vast wanneer de systeemdruk equilibratie bereikt, bij de volgende opgelegde-ademslaginterval of na 5 seconden, wat het eerst komt.
L2786-110 Rev. J
122
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Functies Sensitivity (gevoeligheid) De vooraf ingestelde Sensitivity (gevoeligheid) stelt het niveau vast waaronder de beademingsdruk moet vallen om de manoeuvre AutoPEEP af te breken. Bereik: 0,1 - 5,0 cm H2O Resolutie: 0,1 cm H2O Standaard: 3,0 cm H2O Start / Stop De manoevre begint wanneer er op START wordt gedrukt en het beademingsapparaat zich in de uitademingsfase bevindt. De manoeuvre wordt onmiddellijk stopgezet wanneer er op de knop STOP wordt gedrukt, de manoeuvre volledig is uitgevoerd of wanneer er inspanning van de patiënt is gedetecteerd. De normale beademing wordt hervat.
Opmerking:
De manoeuvre wordt afgebroken als er inspanning van de patiënt wordt gedetecteerd en op de berichtenbalk verschijnt dan een bericht waarin staat dat er inspanning van de patiënt is gedetecteerd.
Alarmen
Alle op dit moment beschikbare alarmen zijn actief tijdens de AutoPEEP manoeuvre.
Het uitvoeren van een AutoPEEP manoeuvre Met de AutoPEEP manoeuvre kan de PEEP worden gemeten die tijdens de expiratoire-holdmanoeuvre binnen het beademingssysteem (patiënt en circuit) wordt gegenereerd. Deze manoeuvre vereist een passieve patiënt. Selecteer AutoPEEP in het scherm Maneuvers (manoeuvres). Met het scherm AutoPEEP manoeuvre kan de operator de volgende instellingen opslaan: Sensitivity (gevoeligheid) – hiermee wordt de gevoeligheidsdrempel ingesteld die het beademingsapparaat gebruikt om inspanning van de patiënt tijdens de manoeuvre AutoPEEP te detecteren. De standaardinstelling is 3 cmH2O, maar dit kan door de gebruiker worden aangepast om een nauwkeurige gevoeligheid bij alle toepassingen te garanderen. Start / Stop – Start en beëindigt de manoeuvre. Om een AutoPEEP manoeuvre uit te voeren moet de operator de geschikte Sensitivity (gevoeligheid) voor de patiënt instellen en vervolgens op Start drukken. Het beademingsapparaat sluit vervolgens de inspiratie- en expiratiekleppen en laat de druk tussen de patiënt en het ademhalingscircuit equilibreren. Nadat de manoeuvre is voltooid, geeft het beademingsapparaat de AutoPEEP- en dAutoPEEP-waarden weer in de respectievelijke vensters op het scherm Maneuveurs (manoeuvres). De AutoPEEP en dAutoPEEP worden ook als trendgegevens weergegeven op het scherm Trends. De manoeuvre kan op ieder moment worden afgebroken door op Stop te drukken.
Opmerking:
De AutoPEEP waarde wordt ingesteld bij de volgende SIMV-slaginterval of na 5 seconden, wat het eerst komt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
123
Scherm Capnometry (capnometrie)
Afbeelding 4–15: Scherm Capnometry (capnometrie) in Maneuvers Selection (selectie manoeuvres)
Opmerking:
Zie “Hoofdstuk 5: Volumecapnografie”. Plaatsing van de tracheale katheter Sommige geavanceerde mechanismemetingen op de AVEA vereisen het gebruik van een tracheale katheter. Om de nauwkeurigheid van de metingen te garanderen en het risico van bijwerkingen tot een minimum te beparken, moet de tracheale katheter in de endotracheale slang worden geplaatst en mag hij niet boven de tip uitsteken. Om correcte plaatsing te waarborgen, moet u de lengte van de endotracheale slang en de bijbehorende adapters opmeten. Breng de tracheale kathether in de endotracheale slang in tot op een plaats die niet verder ligt dan de opgemeten lengte.
WAARSCHUWING Als u de tracheale katheter inbrengt voorbij de tip van de endotracheale slang, kan dit bij sommige patiënten irritatie en ontsteking van de trachea en luchtwegen veroorzaken, of respons van de vagalis.
L2786-110 Rev. J
124
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Digitale weergave-elementen Het monitorscherm Voor toegang tot het monitorscherm drukt u op de membraanknop Screens (schermen) links van het touchscherm op de UIM. De knop is gemarkeerd met het onderstaande pictogram.
of Internationaal
Engels
Selecteer MONITOR in dit selectievenster.
Afbeelding 4–16: Schermselectie
In het monitorscherm worden tegelijk 15 bewaakte waarden weergegeven. De monitorweergave wordt bij aanvang van elke inspiratie of elke 10 seconden bijgewerkt, wat het eerste komt. Elke waarde kan onafhankelijk worden geselecteerd uit de beschikbare opties (zie Tabel 4-2). 1.
Gebruik het touchscreen om de monitor die u wilt instellen te selecteren en te markeren.
2.
Draai aan de dataknop onder aan het touchscreen om door de menukeuzen te bladeren.
3.
Om uw keuze te accepteren, raakt u de gemarkeerde weergave aan of drukt u op de knop Accept naast de dataknop (zie Afbeelding 4–17).
Afbeelding 4–17: Het monitorscherm
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
125
Tabel 4-2: Menuopties voor bewaakte waarden Raadpleeg “Appendix D:Monitorbereik en nauwkeurigheid” voor een volledige beschrijving van de specificaties en de berekening van de bewaakte weergave.
Opmerking:
Afhankelijk van het model en de opties kan het voorkomen dat niet alle weergaven beschikbaar zijn. Item ml Vte ml/kg Vte/kg ml Vti ml Vti/kg ml Spon Vte ml/kg Spon Vte/kg ml Mand Vte ml/kg Mand Vte/Kg
Waarde Expiratieteugvolume Expiratieteugvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt Inspiratieteugvolume Inspiratieteugvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt Spontaan uitgeademd teugvolume Spontaan uitgeademd teugvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt Opgelegd uitgeademd teugvolume Opgelegd uitgeademd teugvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt
Vdel
Dit is het ongecorrigeerde teugvolume gemeten door inspiratieflowsensor in het beademingsapparaat.
Leak
Lekpercentage
L Total Ve
Minuutvolume
ml/kg Total Ve/kg L Spon Ve ml/kg Spon Ve/kg bpm Freq
Minuutvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt Spontaan minuutvolume Spontaan minuutvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt Totale ademfrequentie (spontaan en opgelegd)
bpm Spon Rate
Spontane ademfrequentie
bpm Mand Rate
SIMV-ademfrequentie
sec Ti
Inspiratietijd
sec Te
Expiratietijd
I:E
Verhouding inspiratie/expiratie
B2/Min/L f/Vt
Snelle oppervlakkige ademhalingsindex
cm H2O Ppeak
Inspiratiepiekdruk
cm H2O Pmean
Gemiddelde inspiratiedruk
L2786-110 Rev. J
126
Monitors, displays en manoeuvres Item
Bedieningshandleiding
Waarde
cm H2O Pplat
Plateaudruk
Ptp Plat
Het beademingsapparaat is in staat tot het berekenen en weergeven van de transpulmonale druk tijdens een inspiratoire hold: dit is het verschil tussen de luchtwegplateaudruk (Pplat aw) en de bijbehorende oesofagusdruk.
Cm H2O PEEP
Positieve eind-expiratoire druk
Pbaro
Barometrische druk
psig Air Inlet
Druk luchtinlaat
psig O2 Inlet
Druk zuurstofinlaat
% FIO2
Zuurstofpercentage
ml/cm H2O Cdyn
Dynamische compliantie
ml/cm H2O Cdyn/Kg
Dynamische compliantie aangepast aan het gewicht van de patiënt
ml/cm H2O Cstat
Compliantie respiratiesysteem (statische compliantie)
ml/cm H2O Cstat/Kg
Compliantie respiratiesysteem aangepast aan het gewicht van de patiënt (statische compliantie).
C20/C F/Vt
Verhouding tussen de dynamische compliantie tijdens de laatste 20% van inspiratie (C20) en de totale dynamische compliantie (C). Snelle oppervlakkige ademhalingsindex (f / Vt) – de spontane-ademslagfrequentie per teugvolume
cm H2O/LPS Rrs
Weerstand respiratiesysteem
l/min PIFR
Frequentie piekinspiratieflow
l/min PEFR
Frequentie piekexpiratieflow
RRS
Weerstand respiratiesysteem (RRS), de totale weerstand tijdens de inspiratiefase van een ademslag.
RPEAK
Weerstand piekexpiratie (RPEAK), de weerstand op het moment van piekexpiratieflow (PEFR).
RIMP
Opgelegde weerstand (RIMP), de luchtwegweerstand tussen het Y-stuk van het patiëntencircuit en de tracheale sensor.
RLUNG
Longweerstand (RLUNG), de verhouding van het tracheale drukdifferentieel naar de inspiratieflow 12 ms voor het einde van inspiratie.
PIFR
De werkelijke piekinspiratieflow voor de inspiratiefase van een ademslag.
PEFR
De werkelijke piekexpiratieflow voor de expiratiefase van een ademslag.
dPAW
Delta beademingsdruk (dPAW), het verschil tussen de piekbeademingsdruk en de basislijnbeademingsdruk.
dPES
Delta oesofagusdruk (dPES), het verschil tussen de piekoesofagusdruk en de basislijnoesofagusdruk.
WOBP
De ademhalingsinspanning van de patiënt (Work of Breathing; WOBP), genormaliseerd naar het totale inspiratoire teugvolume.
WOBI
De opgelegde ademhalingsinspanning (WOBI) wordt gedefinieerd als de inspanning die de patiënt levert om spontaan te ademen via het beademingsapparaat, d.w.z. de endotracheale slang, het ademhalingscircuit en het vraagflowsysteem.
WOBV
Ademarbeid beademingsapparaat (WOBV) is de som van de beademingsdruk minus de basislijn beademingsdruk maal de verandering in teugvolume naar de patiënt tijdens de inspiratie, en genormaliseerd naar het totale inspiratoire teugvolume.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
Item
Waarde
AutoPEEP
AutoPEEP, de beademingsdruk aan het einde van een expiratoire-holdmanoeuvre.
dAutoPEEP
Delta AutoPEEP (dAutoPEEP), het verschil tussen beademingsdruk aan het einde van een expiratoire-holdmanoeuvre en de beademingsdruk aan het begin van de volgende ademslag na de expiratoire-holdmanoeuvre.
Ptp PEEP
Transpulmonale druk, AutoPEEP (PtpPEEP), het verschil tussen de bijbehorende beademings- en oesofagusdruk aan het einde van de expiratoire hold tijdens een AutoPEEP-manoeuvre.
AutoPEEPES
AutoPEEPES, het verschil tussen de oesofagusduk gemeten aan het eind van een uitademing minus de oesofagusdruk gemeten aan het begin van een door de patiënt geïnitieerde ademslag en de gevoeligheid van het vraagsysteem van het beademingsapparaat.
CCW CLUNG Ptp Plat
De compliantie van de thoraxwand (CCW) is de verhouding van het teugvolume (expiratoir) tot de delta-oesofagusdruk (dPES). Longcompliantie (CLUNG) is de verhouding van het teugvolume (expiratoir) en de delta-transpulmonale druk. Transpulmonale druk tijdens een inspiratoire hold
MIP
Maximale Inspiratiedruk, de maximale negatieve beademingsdruk die tijdens een expiratoire hold door de patiënt wordt bereikt.
P100
Ademhalingsaandrijving (P100), de negatieve druk die optreedt 100 ms nadat inspiratie-inspanning is gedetecteerd.
nCPAP CPAP Flow
127
Gemiddelde beademingsdruk in de nCPAP-modus Gemiddelde inspiratieflow in de nCPAP-modus
EtCO2
Expiratoire piek-CO2 zoals gemeten en gerapporteerd door de CO2-sensor in de luchtweg. De EtCO2 wordt voor elke ademhaling gemeten. De weergave is een meting per ademhaling of een gemiddelde meting.
VCO2
De hoeveelheid CO2 die elke minuut wordt uitgestoten. Dit wordt voor elke minuut berekend. Vervolgens wordt het gemiddelde genomen over de periode die is ingesteld voor het VCO2-gemiddelde.
VtCO2
De hoeveelheid CO2 die per ademhaling wordt uitgeademd. Dit wordt voor elke ademhaling gemeten. Vervolgens wordt het gemiddelde genomen over de periode die is ingesteld voor het VCO2-gemiddelde.
Vdana
Het volume van de dode ruimte in de luchtwegen van de patiënt. De anatomische dode ruimte wordt gemeten voor elke ademhaling. Van deze waarde wordt het gemiddelde berekend over de tijd die voor het gemiddelde van VCO2 is ingesteld.
Vdana/Vt
Van Vd/Vt ana wordt het gemiddelde berekend over de tijd die voor het gemiddelde van VCO2 is ingesteld.
L2786-110 Rev. J
128
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Gebeurtenissen Door aan de linkerkant van het touchscreen op de membraanknop EVENT (gebeurtenis) te drukken, wordt er een keuzemenu geopend met gebeurtenismarkeringen die bij de 66 bewaakte parameters in de trendbuffer worden geplaatst. Gebruik de dataknop om door het menu te schuiven, een gebeurtenis te selecteren en de gewenste gebeurtenis te markeren. Druk op de knop ACCEPT (accepteren) naast de dataknop om de gebeurtenis in de trendbuffer te plaatsen. Gebeurtenissen verschijnen op het gegevensspreadsheet in groen met een sterretje naast de tijdscode (zie “Trends” hieronder). Afbeelding 4-18: Het menu Gebeurtenissen
Selecteerbare gebeurtenissen zijn: Event (gebeurtenis)
Afkorting
Blood Gas (bloedgas)
BG
Chest X-ray (X-thorax)
CXR
Diagnostic (Dx) Procedure (diagnositsche procedure) Feeding (voeding)
Dx Feed
Intubation (intubatie)
ETT
Therapeutic (Rx) Procedure (therapeutische procedure)
Rx
Suction (bronch. toilet)
Sxn
De volgende gebeurtenissen worden automatisch opgeslagen in het gebeurtenissenlogboek aan de linkerkant van het touchscreen: Event (gebeurtenis)
Afkorting
Het wijzigen van de instelling van een primaire of extra functie
Stgs
Het beademingsapparaat inschakelen
Pon
Het beademingsapparaat uitschakelen
Poff
De standby-modus inschakelen
eSby
Het verlaten van de standby-modus
xSby
Activering van de vernevelaar
Neb
Activering van de expiratoire hold
eHold
Activering van de inspiratoire hold
iHold
Handmatige beademing
Man
Activering van de knop Suction
Sxn
Activering van de knop Verhogen O2
IncO2
Activeren van een nieuwe patiënt
NwPt
Onvoorziene stroomuitval en herstel
Prec
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
129
Trends Op basis van de monitorparameters die in de vorige sectie zijn beschreven, kunnen trends worden berekend. Deze trends bestaan uit minuutgemiddelden in een periode van 24 uur. De trendgegevens zijn toegankelijk via de knop Screens (schermen) op het membraanpaneel aan de linkerkant van het touchscreen of door op de schermindicator bovenin het middelste deel van het touchscreen de drukken. Het menu schermselectie verschijnt. Druk in dit menu op de knop TRENDS op het trendscherm te openen.
Afbeelding 4–19: Het trendscherm
Opmerking:
Als u het trendvenster open laat staan wordt het elke 10 minuten bijgewerkt. Op het touch screen worden vier histogrammen en een spreadsheet weergegeven. Elk histogram en elke kolom in het spreadsheet kunt u configureren door uit de lijst bewakingsparameters of gebeurtenissen te kiezen. Dit doet u in een menu, dat u opent door het kopje van een histogram of kolom aan te raken. Blader door de lijst door aan de dataknop te draaien. Markeer het gewenste item, en selecteer het voor weergave door op het gemarkeerde item of op de knop ACCEPT (accepteren) boven de dataknop te drukken. Histogrammen kunnen worden geschaald door een van de assen aan te raken. Wanneer de as gemarkeerd is, gebruikt u de dataknop om de schaal aan te passen. Raak de as nogmaals aan of druk op de knop ACCEPT (accepteren) om de wijziging te accepteren. Als u in een histogram of spreadsheet trends over een bepaalde periode wilt bekijken, drukt u op de knop FREEZE (stilzetten) en verplaatst u de cursor met de dataknop over de tijdlijn. De tijdlijn wordt in gele tekst weergegeven in het spreadsheet. Gebeurtenismarkeringen verschijnen in groene tekst.
Opmerking:
Wanneer u de datum/tijd op de interne klok van het instrument terugzet, worden de opgeslagen trendgegevens gewist.
L2786-110 Rev. J
130
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Weergaven hoofdscherm Berekende I:E Ratio De AVEA geeft de berekende I:E Ratio (Calc I:E) weer op basis van de ingestelde ademfrequentie, het ingestelde teugvolume en de ingestelde piekflow voor ademslagen met volumereregeling, of de ingestelde ademfrequentie en de ingestelde inspiratietijd voor drukgeregelde, TCPL en PRVC ademslagen. De weergave bevindt zich naast de weergave van het Calculated Minute Volume (berekend minuutvolume) links onder op het hoofdscherm. Deze weergave wordt nu bijgewerkt terwijl de dataknop wordt gedraaid bij het wijzigen van primaire patiëntinstellingen die invloed hebben op deze weergaven om de berekende I:E-verhouding weer te geven die volgt op acceptatie van de gewijzigde instelling voordat die wijziging wordt geaccepteerd. Deze weergave keert terug naar de eerder vastgestelde waarden als de gewijzigde instelling wordt geannuleerd of als er een time-out optreedt.
Afbeelding 4-20: Weergave Calculated I:E Ratio (berekende I:E-verhouding)
Bereik:
1:99,9 t/m 99,9:1
Beperkingen: Voor volumegeregelde ademslagen verandert de berekende I:E Ratio alleen als het ingestelde teugvolume, de ingestelde ademfrequentie, of de ingestelde piekflow worden gewijzigd. Voor drukgeregelde, TPCL of PRVC ademslagen verandert de berekende I:E Ratio alleen als de ingestelde ademfrequentie of de ingestelde inspiratietijd worden gewijzigd.
Opmerking:
De berekende I:E ratio is niet actief in de APRV/BIPHASIC modus.
Berekend minuutvolume (Calc Ve) Het beademingsapparaat geeft het Calculated Minute Volume (berekende minuutvolume) linksonder aan het hoofdscherm als volgt weer: Calc Ve = [(ingesteld teugvolume) × (ingestelde ademfrequentie)] Deze weergave wordt bijgewerkt terwijl de dataknop wordt gedraaid bij het wijzigen van primaire patiëntinstellingen die invloed hebben op deze weergaven om de berekende Ve weer te geven die volgt op acceptatie van de gewijzigde instelling voordat die wijziging wordt geaccepteerd. Deze weergave keert terug naar de eerder vastgestelde waarden als de gewijzigde instelling wordt geannuleerd of als er een time-out optreedt. Beperking: Alleen voor ademslagen met volumeregeling: De Calc Ve weergave verandert alleen als het ingestelde teugvolume of de ingestelde ademfrequentie wordt gewijzigd.
Berekende minimale en maximale waarden voor Time High en Time Low (tijd hoog/tijd laag) De AVEA geeft de berekende minimale en maximale waarden voor Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag) weer bij APRV/BiPhasic beademing. De weergave bevindt zich precies onder de primaire functies Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag) op het hoofdscherm.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Monitors, displays en manoeuvres
131
Calculated Time High: Time Low Ratio (Berekende Tijd hoog: Tijd laag-verhouding)
De AVEA geeft de berekende verhouding weer die overeenkomt met verhouding van Time High (tijd hoog) gedeeld door de Time Low (tijd laag) bij APRV/BiPhasic-beademing. De weergave bevindt zich tussen de weergave van Time High en de weergave van Time Low in (die de minima en maxima weergeven) en onder de weergave van de instelling voor Pressure High (hoge druk). Deze verhouding wordt net zo weergegeven als een I:E-verhouding, maar het betreft in feite een verhouding tijd hoog: tijd laag. De verhouding wordt net zo weergegeven als een I:E-verhouding, waarbij dezelfde regels gelden voor de overgang vanaf een verhouding van minder dan één tot een verhouding groter dan één (1:1,1 tot 1,1:1). Deze weergave wordt ook dynamisch bijgewerkt terwijl de dataknop wordt gedraaid bij het wijzigen van een patiëntinstelling die van invloed is op deze weergave. Deze weergave gaat ook terug naar de eerder vastgestelde verhouding als de gewijzigde instelling wordt geannuleerd of er een timeout optreedt.
Min
Max
Min
Max
Afbeelding 4–21: Calculated T High / T Low (Berekende Tijd hoog/Tijd laag)
Opmerking:
Time High (tijd hoog) en Time Low (tijd laag) zijn maximale instellingen voor de tijdgestuurde wisseling. De werkelijke tijden kunnen hiervan afwijken op basis van het spontane-ademhalingspatroon van de patiënt en de instellingen van het synchronisatievenster.
L2786-110 Rev. J
132
Monitors, displays en manoeuvres
Bedieningshandleiding
Monitors op het hoofdscherm Vijf bewaakte parameters worden continu weergegeven links van de grafische weergaven. Deze parameters kunnen op dezelfde manier worden geselecteerd als de weergaven in het monitorvenster. 1.
Gebruik het touchscreen om de monitor die u wilt instellen te selecteren en te markeren.
2.
Draai aan de dataknop onder aan het touchscreen om door de menukeuzen te bladeren.
3.
Om uw keuze te accepteren, raakt u de gemarkeerde weergave aan of drukt u op de knop Accept (accepteren) naast de dataknop.
Gemarkeerde parameter
Keuzemenu voor de geselecteerde parameter
Afbeelding 4–22: Selecteerbare bewaakte parameters afgebeeld op het hoofdscherm
Opmerking:
De parameters die op het hoofdscherm bewaakt worden kunnen verschillen van de bewaakte parameters in de schermen Loops (lussen) of Trends.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
133
Hoofdstuk 5: Volumecapnografie Inleiding De optie Volumecapnografie, Vco2 voor AVEA biedt nieuwe, aanvullende functionaliteit voor bewaking en geavanceerde berekeningen. Voor deze optie moet men de sensor en activeringssoftware aanschaffen. Naast traditionele ETCO2 en capnografie zijn er functies beschikbaar die de clinicus helpen bij de patiëntbeoordeling.
Waarschuwingen Controleer de CO2-sensor regelmatig op te veel vocht of afgezette afscheiding. Volumecapnografiemetingen vereisen nauwkeurige meting van de afgegeven volumes. Daarom moet er een proximale flowsensor of compensatie voor circuitcompliantie worden gebruikt. Bovendien zal de volumenauwkeurigheid veranderen als de compensatie voor circuitcompliantie bij gebruik van deze compensatie verandert. Een systeemlek, zoals veroorzaakt door endotracheale tubes zonder manchet, kan flow-gerelateerde waarden beïnvloeden. Deze omvatten flow, druk, dode ruimte, CO2-productie en andere parameters van het ademhalingsmechanisme. Lachgas, een te hoog gehalte aan zuurstof, helium en gehalogeneerde koolwaterstoffen kunnen de CO2-meting beïnvloeden. De AVEA compenseert automatisch voor zuurstof en heliumgas. Gebruik CO2-metingen niet als de enige basis voor het wijzigen van beademingsparameters, zonder de klinische gesteldheid en onafhankelijke metingen zoals bloedgas in beschouwing te nemen. CO2-metingen kunnen onnauwkeurig zijn bij de aanwezigheid van een lek in het ademhalingscircuit, bij afscheiding of als de sensor niet goed werkt. Plaats de CO2-sensor of -kabel nooit zodanig dat dit verstrikking of afknelling kan veroorzaken, of zodat de tube per ongeluk uit de patiënt kan komen. Gebruik waar nodig klemmen om de sensorkabel aan het ademhalingscircuit vast te zetten. Gebruik EtCO2 niet als basis voor het wijzigen van beademingsparameters zonder de klinische gesteldheid en onafhankelijke metingen zoals bloedgas in beschouwing te nemen.
Aandachtspunten De CAPNOSTAT® 5 bevat geen onderdelen die door de gebruiker kunnen worden gerepareerd. Gebruik geen beschadigde sensoren of kabels. De sensoren niet steriliseren of onderdompelen, tenzij dit in deze handleiding wordt aangegeven. Oefen nooit overmatige kracht uit op een sensorkabel. Het verdient aanbeveling om de CO2-sensor uit het circuit te verwijderen wanneer er geneesmiddel in aërosolvorm wordt toegediend. De reden hiervoor is de verhoogde viscositeit van het geneesmiddel, die de sensorvensters kan verontreinigen zodat de sensor voortijdig defect raakt of verkeerde meetwaarden weergeeft.
Werkingsprincipe De CAPNOSTAT® 5 meet CO2 met behulp van de infraroodabsorptietechniek, die al sinds twintig jaar in klinische omgeving in gebruik en in ontwikkeling is en nog altijd geldt als de meest populaire en veelzijdige techniek. Het principe is gebaseerd op het feit dat CO2-moleculen infrarood licht (IR) van specifieke golflengten absorberen, waarbij de hoeveelheid energie die wordt geabsorbeerd rechtstreeks verband houdt met de met CO2-concentratie. Als een IR-straal door een gasmonster met CO2 wordt gestuurd, kan het elektrische signaal uit de fotodetector (die de resterende lichtenergie meet) worden opgemeten. Dit signaal wordt dan vergeleken met de energie van de IR-bron en gekalibreerd, zodat het een nauwkeurige afspiegeling vormt van de CO2-concentratie in het monster. L2786-110 Rev. J
134
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
Opstelling 1.
Bevestig het uiteinde van de CO2-sensorkabel op de aansluiting aan de onderkant van de AVEA UIM die is aangeduid met EtCO2.
EtCO2-aansluiting
Afbeelding 5–1: Onderkant van de AVEA UIM
Opmerking:
Alleen de capnografiekabels die door CareFusion zijn meegeleverd zijn geschikt voor gebruik met de AVEA.
WAARSCHUWING Leg de sensorkabel zodanig dat er geen risico is dat de patiënt erin verstrikt raakt of dat de tube per ongeluk naar buiten komt. Er zijn klemmen beschikbaar om de kabel waar nodig aan het ademhalingscircuit vast te zetten. 2.
Open de knoppen voor configuratie en hulpprogramma's door op de knop Screens (schermen) te drukken, Utility (hulpprogramma) te selecteren en dan het tabblad Monitoring (bewaking).
Toets Screens (schermen)
Afbeelding 5–2: Toets Screens (schermen)
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen 3.
Volumecapnografie
135
Schakel CO2-bewaking in door het aanraken van de knop Enable/Disable (in-/uitschakelen).
Afbeelding 5–3: Tabblad Monitoring (bewaking), scherm Utility (hulpprogramma)
Opmerking:
Voor capnografie moet een proximale flowsensor of compensatie voor circuitcompliantie actief zijn. Als CO2-bewaking is geactiveerd maar er geen proximale flowsensor of compensatie voor circuitcompliantie actief is, verschijnt er een dialoogvenster met een waarschuwing.
Afbeelding 5–4: Dialoogvenster Vco2 Alert (Vco2-waarschuwing)
4.
Als volumecapnografie gewenst is, voegt u een proximale flowsensor toe of activeert u de compensatie voor circuitcompliantie (of beide), en dan schakelt u de CO2-bewaking weer in zoals hierboven beschreven; anders zijn uitsluitend de PCO2-golfvorm en de eindteug-CO2-monitor beschikbaar.
5.
Haal de desbetreffende luchtwegadapter uit de verpakking en controleer of de adapter onbeschadigd is en klaar voor gebruik.
L2786-110 Rev. J
136
Volumecapnografie 6.
Bedieningshandleiding
Plaats de luchtwegadapter in de CO2-sensor. De adapter klikt op zijn plaats vast als hij goed wordt geplaatst.
Afbeelding 5–5a: Adapter voor volwassenen/pedriatische adapter
Afbeelding 5–5b: Pedriatische/neonatale adapter Afbeelding 5–5: Luchtwegadapters
7.
Voer de “nulstel”-procedure voor de sensor uit volgens de instructies in het gedeelte “Nulstelling van de CAPNOSTAT 5” op pagina 144. De nulstelprocedure moet ook worden uitgevoerd bij het overschakelen tussen disposable en herbruikbare luchtwegadapters.
8.
Nadat de sensor op nul is gezet, plaatst u de luchtwegadapter met sensor in het beademingscircuit tussen het Y-stuk en de endotracheale tube (en eventuele adapters) zoals aangegeven in de illustratie hierboven.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Volumecapnografie
137
Instellingen en bewaakte waarden Instellingen U krijgt toegang tot de knoppen voor configuratie en hulpprogramma's door op de knop Screens (schermen) te drukken, Utility (hulpprogramma) te selecteren en dan het tabblad Monitoring (bewaking).
Afbeelding 5–6: Tabblad Monitoring (bewaking) in het scherm Utility (hulpprogramma)
Capnografie – inschakelen/uitschakelen Als CO2-bewaking is ingeschakeld, zijn alle CO2-bewakings- en alarmfuncties ook geactiveerd. Als CO2-bewaking is uitgeschakeld, zijn alle CO2-bewakings- en alarmfuncties uitgeschakeld. Bereik: Enabled (ingeschakeld) of Disabled (uitgeschakeld) Standaard: Disabled (uitgeschakeld)
Gemiddeldeberekening EtCO2
De EtCO2 wordt voor elke ademhaling gemeten. U kunt het aantal ademhalingen selecteren waarover het gemiddelde van de weergegeven EtCO2 wordt berekend. Bereik: 1 of 8 ademhaling(en) Standaard: 8 ademhalingen
Gemiddeldeberekening VCO2 VCO2 wordt elke minuut bijgewerkt. U selecteert de tijd waarover het gemiddelde van de weergegeven VCO2 wordt berekend. Over deze periode wordt ook het gemiddelde berekend van Vd, Vd/Vt, VtCO2 en VA. Bereik: 3, 6, 9 of 12 minuten Standaard: 6 minuten
L2786-110 Rev. J
138
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
Zero CO2 (nulstellen CO2) Deze knop start de nulstelprocedure voor de sensor. Deze procedure hoeft alleen te worden uitgevoerd als u een ander type luchtwegadapter gaat gebruiken (disposable of herbruikbaar) en als onderdeel van de kalibratiecontrole. Zie het gedeelte “Nulstelling van de CAPNOSTAT 5” op pagina 144.
Opmerking:
De knoppen voor CO2-nulstelling en -kalibratiecontrole zijn uitsluitend beschikbaar als CO2 is geactiveerd en een sensor is aangesloten en de initialisatie is voltooid. Deze initialisatie kan tot vijf seconden duren.
Calibration Check (kalibratiecontrole) Met deze knop kunt u een procedure voor kalibratiecontrole starten. Deze procedure hoeft uitsluitend te worden uitgevoerd tijdens de jaarlijkse preventieve onderhoudsprocedure. Zie het gedeelte “Nauwkeurigheid van de CAPNOSTAT 5 controleren” op pagina 146.
Bewaakte waarden Eindteug-CO2 (EtCO2) De uitgeademde piek-CO2 van de patiënt zoals gemeten en gerapporteerd door de CO2-sensor in de luchtweg. De EtCO2 wordt voor elke ademhaling gemeten. De weergave is een meting per ademhaling of een gemiddelde meting. Bereik: 0 – 150 mmHg (0 – 20,0 kPa) Resolutie: 0,1 mmHg (0,01 kPa) of drie significante cijfers (wat het hoogste is) Nauwkeurigheid: ± 2 mmHg voor 0 – 40 mmHg ± 5% van de waarde voor 41 – 70 mmHg ± 8% van de waarde voor 71 – 100 mmHg ± 10% van de waarde voor 101 – 150 mmHg
Opmerking:
Het minimale differentieel tussen ingeademde en uitgeademde CO2 moet 5 mmHg (0,7 kPa) of meer zijn.
WAARSCHUWING Gebruik EtCO2 niet als basis voor het wijzigen van beademingsparameters zonder de klinische staat en onafhankelijke metingen zoals bloedgas in beschouwing te nemen.
Afscheiding CO2 (VC O 2) De hoeveelheid CO2 die elke minuut wordt uitgescheiden. Dit wordt voor elke minuut berekend. Vervolgens wordt het gemiddelde genomen over de periode die is ingesteld voor het VCO2-gemiddelde. Bereik: 0 – 999 ml/min Resolutie: 0,1 ml of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Volumecapnografie
139
CO2 (VtCO2) De hoeveelheid CO2 die per ademhaling wordt uitgeademd. VtCO2 wordt voor elke ademhaling berekend. Vervolgens wordt het gemiddelde genomen over de periode die is ingesteld voor het VCO2-gemiddelde. Bereik: 0 – 299 ml Resolutie: 0,1 ml of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
Anatomische dode ruimte (Vd ana) Het volume van de dode ruimte in de luchtwegen van de patiënt. De anatomische dode ruimte wordt gemeten voor elke ademhaling. Van deze waarde wordt het gemiddelde berekend over de tijd die voor het gemiddelde van VCO2 is ingesteld. Bereik: 0 – 999 ml Resolutie: 0,1 ml of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
Verhouding anatomische dode ruimte / teugvolume (Vd / Vt ana) Van Vd/Vt ana wordt het gemiddelde berekend over de tijd die voor het gemiddelde van VCO2 is ingesteld. Bereik: 0 – 99% Resolutie: 1%
Opmerking:
Voor VCO2 , VtCO2, Vd ana en Vd / Vt ana moet de flow door een proximale flowsensor bij het Y-stuk worden gemeten, of moet de compensatie voor circuitcompliantie actief zijn. Als er geen proximale flowsensor of compensatie voor circuitcompliantie wordt gebruikt, dan geeft de AVEA *** in die velden weer.
Opmerking:
Er is een arterieel bloedgasmonster vereist voor het berekenen van VA, Vd phy, Vd/Vt phy, Vd alv, OI, en P/F. Deze waarden zijn beschikbaar op het scherm Capnography Maneuver (capnografische manoeuvre).
Alveolaire beademing (VA) Alveolaire beademing is het volume van het gas dat deelneemt aan de gasuitwisseling per minuut. Bereik: 0 – 99,9 l/min Resolutie: 0,01 l/min of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
Fysiologische dode ruimte (Vd phy) Bereik: 0 – 999 ml Resolutie: 0,1 ml of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
L2786-110 Rev. J
140
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
Verhouding fysiologische dode ruimte / teugvolume (Vd / Vt phy) Bereik: 0 – 99% Resolutie: 1%
Alveolaire dode ruimte (Vd alv) Bereik: 0 – 999 ml Resolutie: 0,1 ml of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
Zuurstofverzadigingsindex (OI) De zuurstofverzadigingsindex is een dimensieloos getal dat vaak wordt gebruikt voor de bepaling van de “drukkosten” van zuurstofverzadiging. OI-bereik: 0 – 200 (als PAO2 wordt ingevoerd in mmHg); OI-bereik: 0 – 1500 (als PAO2 wordt ingevoerd in kPa) Resolutie: 0,1 of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
Verhouding PaO2 / FIO2 (P/F) De verhouding PAO2 / FIO2 is een eenvoudige bepaling van de gasuitwisseling. Bereik: 0 – 800 (PAO2 ingevoerd in mmHg) 0 – 106 (PAO2 ingevoerd in kPa) Resolutie: 0,1 of drie significante cijfers (wat het hoogste is)
Golfvormen en lussen PCO2 -golf (capnogram) Geeft de CO2-waarde weer door de gehele ademhalingscyclus zoals gemeten en gerapporteerd door de CO2-sensor bij het Y-stuk. Maximaal bereik: 0 – 150 mmHg (0 – 20 kPa)
PCO2 / Vte-lus Geeft de uitgeademde CO2-waarde van de patiënt weer op de verticale as en de uitgeademde Vt op de horizontale as. Tijdens de inspiratoire fase worden beide waarden op nul gezet. Maximaal bereik (CO2): 0 – 150 mmHg (0 – 20 kPa) Maximaal bereik (Vte): 0 – 2,5 liter
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Volumecapnografie
141
Alarmfuncties
Afbeelding 5–7: Capnometrische alarmen
High EtCO2 (hoge EtCO2) Geeft een alarm met lage prioriteit als de bewaakte EtCO2 deze instelling overschrijdt (zie voorgaande afbeelding). Bereik: 6 tot 150 mmHg (0,8 – 20 kPa) of Uit Resolutie: 1 mmHg (0,1 kPa) Standaard: 60 mmHg (8 kPa)
Opmerking:
Het alarm High EtCO2 (hoge EtCO2) moet worden ingesteld op minstens 5 mmHg (0,7 kPa) boven de instelling voor het alarm Low EtCO2 (lage EtCO2).
Low EtCO2 (lage EtCO2) Geeft een alarm met lage prioriteit als de bewaakte EtCO2 de instelling niet overschrijdt (zie voorgaande afbeelding). Bereik: 1 – 145 mmHg (0,1 – 19,3 kPa) of Uit Resolutie: 1 mmHg (0,1 kPa) Standaard: 30 mmHg (4 kPa)
Opmerking:
Het alarm Low EtCO2 (lage EtCO2) moet worden ingesteld op minstens 5 mmHg (0,7 kPa) onder de instelling voor het alarm High EtCO2 (hoge EtCO2).
L2786-110 Rev. J
142
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
Manoeuvres Er kunnen nog meer fysiologische parameters (Vd/Vt phy, Vd phy, Vd alv, VA, OI en PF) worden berekend door tegelijk met de metingen voor uitgeademde CO2 en volume de waarden voor PaCO2 en PAO2 te verkrijgen. 1.
Onmiddellijk vóór het afnemen van een arterieel bloedmonster drukt u op de knop Event (gebeurtenis) en selecteert u Arterial Blood Gas (arterieel bloedgas).
Toets Event (gebeurtenis) Afbeelding 5–8: Toets Event (gebeurtenis)
Volume- en CO2-gegevens uit de vorige periode (ingestelde tijd voor gemiddelde VCO2) worden opgeslagen.
WAARSCHUWING De status van het hart en de ademhaling van de patiënt moet stabiel zijn vóór het uitvoeren van de capnografieberekeningen om zeker te zijn van de meest nauwkeurige resultaten.
Opmerking:
Als u geen gebeurtenis (Event) aanmaakt voor het arteriële bloedgas, worden er geen gegevens opgeslagen en kunnen er geen berekeningen worden uitgevoerd. 2.
Na het analyseren van het arteriële monster drukt u op de knop Screens (schermen), selecteert u Maneuvers (manoeuvres), en vervolgens Capnometry (capnometrie) om het scherm Capnometry Maneuver (capnografische manoeuvre) te openen. Dit scherm toont de gegevens uit de laatste vijf manoeuvres en omvat:
•
capnometrische gegevens in de digitale weergaven
•
capnogram
•
datum en tijd van de arteriële bloedgasgebeurtenis
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
capnografische gegevens
Volumecapnografie capnogram
143 datum en tijd van de arteriële bloedgasgebeurtenis
Afbeelding 5–9: Capnometry (capnometrie) in het scherm Maneuver (manoeuvre)
Als u het scherm Maneuvers (manoeuvres) sluit, gaan de digitale weergaven en de golfvorm terug naar de oorspronkelijke instellingen. 3.
Voer met behulp van de dataknop de PAO2- en/of PaCO2-waarde in door het aanraken van de desbetreffende knop. Invoerbereik PAO2: 0-750 mmHg Invoerbereik PaCO2: 0-250 mmHg
Opmerking:
Als u alleen een PCO2-waarde invoert, worden de verhoudingen OI en P/F niet berekend. En als u alleen een PAO2waarde invoert, worden UITSLUITEND de verhoudingen OI en P/F berekend. Als u geen arteriële bloedgaswaarden invoert of als u geen gebeurtenis voor arterieel bloedgas hebt aangemaakt, verschijnt er een dialoogvenster met een waarschuwing. 4.
Na het invoeren van de arteriële bloedgaswaarden drukt u op Calculate (berekenen). Het scherm geeft de berekende parameters weer.
5.
Controleer of de arteriële bloedgaswaarden correct zijn en druk op Accept (accepteren). Als u een wijziging wilt aanbrengen, drukt u op Cancel (annuleren) en voert u de bloedgaswaarden opnieuw in. Na de acceptatie worden de nieuwe berekeningen ingevuld op de laatste regel op het scherm Capnometry Maneuver (capnometrische manoeuvres).
L2786-110 Rev. J
144
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
Nulstelling van de CAPNOSTAT 5 De CAPNOSTAT 5 moet op nul worden gezet wanneer hij op de AVEA wordt aangesloten en de bewaking begint. Hij moet ook op nul worden gezet om de sensor aan de optische kenmerken aan te passen wanneer u een ander type luchtwegadapter (voor gebruik bij één patiënt of herbruikbaar) gaat gebruiken.
WAARSCHUWING Als u de CAPNOSTAT 5 niet op nul zet is het mogelijk dat er onjuiste gegevens worden weergegeven. De luchtwegadapter en CO2-sensor mogen tijdens de nulstelprocedure niet op het patiëntcircuit zijn aangesloten.
WAARSCHUWING De luchtwegadapter en CO2-sensor mogen tijdens de nulstelprocedure niet op het patiëntcircuit zijn aangesloten.
Opmerking:
De Capnostat moet op bedrijfstemperatuur zijn wanneer u hem op nul zet. Indien nodig wacht de AVEA maximaal 120 seconden zodat de sensor kan opwarmen. Terwijl de nulstelprocedure wordt uitgevoerd, zijn alle CO2-alarmen uitgeschakeld. Het alarm wordt weer geactiveerd als de procedure voltooid is. 1.
Bevestig het uiteinde van de CO2 -sensorkabel op de aansluiting aan de onderkant van de AVEA UIM.
Afbeelding 5–10: Onderkant van de AVEA UIM
2.
Bevestig de CO2-sensor op de luchtwegadapter.
3.
Open Capnography Utilities (hulpprogramma's voor capnografie) door op de toets Screens (schermen) te drukken, Utility (hulpprogramma) te selecteren en vervolgens het tabblad Monitoring (bewaking).
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Volumecapnografie
145
Afbeelding 5–11: Bericht Nul CO2-sensor
4.
Controleer of de CO2-bewaking is geactiveerd.
5.
Druk op Zero CO2 (nulstellen CO2) en vervolgens op Continue (doorgaan).
6.
Als de sensor klaar is om op nul gezet te worden, wordt het bericht “Zeroing CO2 Sensor…” (CO2-sensor wordt op nul gezet) weergegeven en begint de timer 30 seconden af te tellen.
Opmerking:
Als het bericht “CO2 Sensor not ready to zero…” (CO2-sensor niet gereed voor nulstelprocedure) wordt weergegeven na het indrukken van Continue (doorgaan), begint de timer 120 seconden af te tellen. De sensor is niet gereed voor de nulstelprocedure als hij niet op bedrijfstemperatuur is, als hij ademhalingen waarneemt, of als de sensor niet goed werkt. Als de sensor klaar is om op nul gezet te worden, wordt het bericht “Zeroing CO2 Sensor...” (CO2-sensor wordt op nul gezet) weergegeven en begint de timer 30 seconden af te tellen. 7.
Als de sensor op nul is gezet, wordt “Zero CO2 PASS” (nulstelprocedure CO2 voltooid) weergegeven. Als de CO2-sensor het bericht Zero Failed (nulstelprocedure mislukt) verzendt, stopt de timer met aftellen en verschijnt het bericht Zero CO2 FAIL (nulstelprocedure CO2 mislukt). Als de timer nul bereikt zonder dat de CO2-sensor een bericht stuurt dat de nulstelprocedure is voltooid of mislukt, dan verschijnt het bericht Zero CO2 TIMEOUT (tijd voor nulstelprocedure CO2 verstreken). Wij attenderen u erop dat in dit geval het op nul zetten van de sensor daarna mogelijk gewoon doorgaat tot het voltooid is. Als dit gebeurt voordat de knop Exit (afsluiten) is geactiveerd, wordt het bericht vervangen door respectievelijk Zero CO2 PASS (nulstelprocedure CO2 voltooid) of Zero CO2 FAIL (nulstelprocedure CO2 mislukt).
8.
Druk op Exit (afsluiten) om het bericht af te sluiten. Het is mogelijk om het pop-upvenster CO2 Zero (nulstelling CO2) te sluiten terwijl de nulstelprocedure wordt uitgevoerd, zodat u toegang krijgt tot de andere functies van het beademingsapparaat. In dit geval kan de nulstelprocedure voltooid worden of mislukken. In geval van mislukken verschijnt het alarmbericht CO2 Zero Required (nulstelling CO2 nodig). Terwijl de CO2-nulstelprocedure wordt uitgevoerd, zijn alle CO2-alarmen uitgeschakeld. Na het voltooien van de nulstelprocedure worden deze alarmen weer geactiveerd en worden ook alle CO2-monitors opnieuw opgestart.
L2786-110 Rev. J
146
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
Nauwkeurigheid van de CAPNOSTAT 5 controleren De nauwkeurigheid van de CAPNOSTAT 5-sensor moet elke twaalf maanden aan de hand van een kalibratiegas worden gecontroleerd. 1.
Bevestig het uiteinde van de CO2 -sensorkabel op de aansluiting aan de onderkant van de AVEA UIM.
Afbeelding 5–12: Onderkant van de UIM
2.
Bevestig de CO2-sensor op de luchtwegadapter.
3.
Open Capnography Utilities (hulpprogramma's voor capnografie) door op de knop Screens (schermen) te drukken, Utility (hulpprogramma) te selecteren en dan het tabblad Monitoring (bewaking).
Toets Screens (schermen)
Afbeelding 5–13: Toets Screens (schermen)
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Volumecapnografie
147 Het tabblad Monitoring (bewaking)
Afbeelding 5–14: Tabblad Monitoring (bewaking) in het scherm Utility (hulpprogramma)
4.
Volg de procedure “Nulstelling van de CAPNOSTAT 5” op pagina 144. Druk op Continue (doorgaan) als de procedure voltooid is.
5.
Druk op Calibration Check (kalibratiecontrole) en vervolgens op Continue (doorgaan).
6.
Stel de gastemperatuur in op dezelfde temperatuur als het kalibratiegas (meestal kamertemperatuur).
Afbeelding 5–15: Bericht CO2-kalibratie
L2786-110 Rev. J
148
Volumecapnografie
Bedieningshandleiding
7.
Bevestig een gereguleerd, stromend gasmengsel van 5% CO2 (± 0,03%) balansstikstof (N2) op de luchtwegadapter. Stel de flowrate van het kalibratiegas in op 2 – 5 liter per minuut.
8.
Wacht 10 seconden zodat de waarde zich kan stabiliseren. De verwachte waarde is 5% ± 0,26%.
Opmerking:
Terwijl de kalibratiecontrole wordt uitgevoerd, zijn alle CO2-alarmen uitgeschakeld. Het alarm wordt weer geactiveerd als de procedure voltooid is.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
149
Hoofdstuk 6: Niet-invasieve beademing bij zuigelingen Nasale CPAP (nCPAP)
Overzicht Nasale CPAP voor zuigelingen is een spontane ventilatiemodus. In deze modus wordt geen mechanische positieve druk geleverd bij het inademen. Er zijn geen inademingsimpulsen nodig. Een patiënt ademt spontaan bij een verhoogde basisdruk, het zogenaamde “nCPAP-niveau”.
Opmerking:
De Nasale CPAP-optie is alleen beschikbaar in het scherm Infant Mode Select (kies zuigelingenmodus).
Compatibiliteit van het circuit AVEA nCPAP maakt standaard gebruik van circuits met twee slangen voor pasgeboren baby’s en van neusbuisjes voor de patiëntinterface. De volgende CPAP-neusbuisjes zijn goedgekeurd voor gebruik:
HUDSON nasale CPAP-canule voor zuigelingen: Maten 0 tot en met 4
INCA® nasale canule voor zuigelingen: Maten 7,5F, 9F, 10,5F, 12F, 15F
NEOTECH Binasal Airway: Maten 3,0 mm, 3,5 mm, 4,0 mm
ARGYLE® nasale canule voor zuigelingen: Maten Extra-small, Small, Large
Hudson RCI, Research Triangle NC CooperSurgical, Inc., Trumbull CT
NEOTECH Products, Inc., Valencia CA Sherwood Medical; St. Louis MO
Algemene specificaties nCPAP-niveau Bereik:
2 tot 10 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Standaard:
5 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O
nCPAP-stroom De stroomafgifte wordt door software geregeld en is beperkt tot een maximum van 15 LPM.
Extra instellingen Er zijn geen extra instellingen voor de primaire instellingen in Nasale CPAP.
Alarmen Het scherm Alarminstellingen opent niet in Nasale CPAP. L2786-110 Rev. J
150
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
Bestaande machinealarmen en veiligheidssystemen worden in stand gehouden. Tijdens nCPAP-ondersteuning worden bepaalde alarmen buiten werking gesteld.
Alarmen die tijdens nCPAP buiten werking worden gesteld Tijdalarmen
Volumealarmen
Drukalarmen
Hoge frequentie I-Tijdslimiet I:E-limiet Apnoe-interval
Hoog Ve Hoog Vt Laag Vte Laag Ve Volumelimiet
Hoge Ppeak Ext hoog Peak-alarm Lage PEEP Lage Ppeak Occlusie
Alarmen die tijdens nCPAP worden toegevoegd Hoge nCPAP-druk Wanneer de drempelwaarde van de nCPAP-druk gedurende meer dan 15 seconden wordt overschreden, wordt er een audiovisueel alarm met hoge prioriteit geactiveerd. De alarmdrempel wordt automatisch bijgesteld nadat de controle-instelling is geaccepteerd. Drempelwaarde: nCPAP-niveau verhogen met 3 cm H2O of tot de druklimiet
Lage nCPAP-druk Wanneer de nCPAP-druk gedurende meer dan 15 seconden lager is dan de drempelwaarde, wordt er een audiovisueel alarm met hoge prioriteit geactiveerd. De alarmdrempel wordt automatisch bijgesteld nadat de controle-instelling is geaccepteerd. Drempelwaarde: nCPAP-niveau verlagen met 2 cm H2O (indien nCPAP ≥ 3 cm H2O) nCPAP-niveau verlagen met 1 cm H2O (indien nCPAP < 3 cm H2O)
nCPAP-druklimiet Wanneer de nasale CPAP-druk 3 seconden lang hoger is dan 11 cm H2O wordt er een audiovisueel alarm met hoge prioriteit geactiveerd. Nadat het alarm is geactiveerd wordt de veiligheidsklep geopend zodat de druk gelijk wordt aan de omgevingsdruk. Het alarm wordt gedeactiveerd en de veiligheidsklep gesloten wanneer de nCPAP-druk lager is dan 4,5 cm H2O.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
151
Nasale CPAP starten 1. Om de nasale CPAP te starten drukt u op de membraanknop Modes (modi) op de UIM of raakt u het gedeelte van het scherm aan voor Current Mode Display (huidige modusweergave). Het vak Mode Select (kies modus) geeft weer:
Afbeelding 6-1: Kiezen modus
2. Raak Nasal CPAP (nasale CPAP) aan. Het volgende bericht verschijnt:
Afbeelding 6-2: Bericht Kalibratie vereist
3. Maak het nasale-CPAP-apparaat los van de patiënt en koppel de expiratoire slang van het circuit los bij het Y-stuk aan de kant van de patiënt. (Zie Afbeelding 6–3.)
hier loskoppelen om te testen
Afbeelding 6–3: Loskoppelen kalibratiepunt
Koppel het nasale-CPAP-apparaat niet los bij het Y-stuk en laat de buisjes open zodat de omgevingsdruk gehandhaafd blijft.
L2786-110 Rev. J
152
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
4. Raak Continue (doorgaan) aan. Het volgende bericht verschijnt:
Afbeelding 6–4: Bericht Kalibratievoortgang
Als de kalibratie met succes is afgerond, verschijnt het volgende bericht:
Afbeelding 6–5: Scherm Kalibratie met succes afgerond
Opmerking: Als de kalibratietest mislukt, controleer dan:
of de patiënt was losgekoppeld tijdens de kalibratie;
of de verbindingen van het circuit hecht zijn;
of het circuit tijdens de kalibratie niet heeft bewogen;
of de buisjes tijdens de test open zijn;
of de expiratoire slang van het circuit was losgekoppeld voordat de kalibratie in gang werd gezet. Als kalibratie nog steeds mislukt nadat u alle bovenstaande voorwaarden heeft gecontroleerd, dient u het gebruik van het beademingssysteem te staken en moet het beademingssysteem worden gecontroleerd door een bevoegd technicus. 5. Sluit de expiratoire slang van het circuit weer aan op het Y-stuk aan de kant van de patiënt. 6. Sluit het nasale-CPAP-apparaat aan op de patiënt en raak Continue (doorgaan) aan. De patiënt wordt in het begin ondersteund met een standaardwaarde van 2 cm H2O constante positieve druk in de luchtwegen. 7. Stel het voorgeschreven niveau voor nCPAP-druk en/of FIO2 als volgt in: raak het primaire bedieningselement aan; draai de Data Dial totdat de gewenste waarde wordt weergegeven; raak nogmaals het primaire bedieningselement aan om de nieuwe instelling in werking te stellen. Dit laatste kunt u ook doen door de membraantoets ACCEPT (accepteren) naast de Data Dial aan te raken.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Opmerking:
De alarmdrempels voor te lage nasale CPAP-druk en te hoge nasale CPAP-druk worden automatisch bijgesteld wanneer een nieuwe waarde wordt geaccepteerd in het primaire bedieningselement voor nCPAP.
Afbeelding 6–6: Primaire bedieningselementen en alarmdrempelindicators voor nCPAP
LET OP Tijdens nCPAP is de Apnoe-ondersteuning uitgeschakeld. De AVEA geeft tijdens de nCPAP-toediening continu het volgende bericht weer:
Afbeelding 6–7: Waarschuwingsbericht
Controlemetingen Bij nasale CPAP worden alle actieve controlemetingen onderbroken, behalve:
Druk luchtinlaat (luchtinlaat)
Zuurstofinlaat (O2-inlaat)
Controlemeting samenstelling gasmengsel (FIO2)
Lekpercentage
De volgende controlemetingen zijn toegevoegd voor nasale CPAP:
nCPAP-niveau (gemiddelde druk in de luchtwegen) Bereik:
0 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid:
± 3,5% van de weergegeven waarde of ± 2 cm H2O (de grootste waarde geldt)
CPAP-stroom (gemiddelde inademingsstroom) Bereik:
0-300 LPM
Resolutie:
0,1 LPM
Nauwkeurigheid:
± 10%
L2786-110 Rev. J
153
154
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
Grafische gegevens Alle bestaande golven worden in stand gehouden, behalve die voor volume (Vt), die kan worden geselecteerd zonder functionaliteit, terwijl de knop voor lusselectie wordt gedeactiveerd.
Weergegeven golven
Netto stroom (stroom) Bereik: Minimum:
-2 tot +2 LPM
Maximum:
-300 tot +300 LPM
Standaard: -40 tot +40 LPM
Inademingsstroom / CPAP-stroom (Finsp) Bereik: Minimum:
-2 tot +2 LPM
Maximum:
-300 tot +300 LPM
Standaard: -20 tot +20 LPM
Uitademingsstroom (Fexp) Minimum:
-2 tot +2 LPM
Maximum:
-300 tot +300 LPM
Druk in de luchtwegen/CPAP-niveau (Paw) Minimum:
-1 tot +2 cm H2O
Maximum:
-60 tot +120 cm H2O
Standaard: -20 tot +40 cm H2O
Inademingsdruk (PINSP) Minimum:
-1 tot +2 cm H2O
Maximum:
-60 tot +120 cm H2O
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
155
Intermitterende verplichte beademing via de neus (nIMV) Nasale CPAP is een spontane-beademingsmodus. In deze modus wordt geen mechanische positieve drukgestuurde beademing afgegeven. Nasale IMV is een tijdgetriggerde en tijdgestuurde modus van drukgeregelde beademing die via neusbuisjes wordt afgegeven. Dit is een verbetering van de nasale-CPAP-modus. Als een frequentie hoger dan nul wordt ingesteld, worden tijdgetriggerde, tijdgestuurde verplichte beademingen afgegeven. Elke ademhaling bestaat uit een inspiratiefase (waarin de afgegeven druk wordt verhoogd van basislijn [PEEP] tot PEEP + inspiratiedruk) en een expiratiefase (waarin de afgegeven druk weer terugkeert naar de PEEP). Nasale IMV ademhalingen zijn: •
Drukgestuurd
•
Drukbegrensd
•
Tijdgestuurd
Opmerking:
Nasale CPAP/IMV is alleen beschikbaar in de instelling voor pasgeborenen.
Compatibiliteit van het circuit Voor deze modus wordt standaard gebruikgemaakt van tweetakkige circuits voor pasgeborenen/zuigelingen en van neusbuisjes voor de patiëntinterface. De volgende CPAP-neusbuisjes zijn goedgekeurd voor gebruik: •
HUDSON CPAP-neuscanule voor zuigelingen: Maat 0 t/m 4 Hudson RCI, Research Triangle NC
•
INCA®-neuscanule voor zuigelingen: Maat 7,5F, 9F, 10.5F, 12F, 15F CooperSurgical, Inc., Trumbull CONN
•
NEOTECH Binasal Airway: Maat 3,0 mm, 3,5 mm, 4,0 mm NEOTECH Products, Inc., Valencia CA
•
ARGYLE®-neuscanule voor zuigelingen: Maat Extra-small, Small, Large Sherwood Medical; St. Louis MO
Algemene specificaties nCPAP-niveau Bereik: 2 tot 10 cmH2O Resolutie: 1 cmH2O Standaard: 5 cmH2O Nauwkeurigheid: ±2 cmH2O
L2786-110 Rev. J
156
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
Inspiratoire druk Bereik: 0 tot 30 cmH2O Resolutie: 1 cmH2O Standaard: 5 cmH2O Nauwkeurigheid: ±2 cmH2O
Inspiratoire stijging Bereik: 1 tot 9 (relatieve regeling waarbij 1 ‘snel’ en 9 ‘langzaam’ is) Standaard: 5
Opmerking:
De inspiratoire stijgtijd is uitsluitend beschikbaar wanneer de snelheid is ingesteld.
Inspiratietijd Bereik: 0,15 tot 3,0 seconden Standaard: 0,35 seconde
Snelheid Bereik: Uit, 1 tot 80 s/min Standaard: Uit (alleen nCPAP)
nCPAP-flow De flowafgifte wordt door software geregeld en is beperkt tot een maximum van 15 lpm.
Extra instellingen
Opmerking:
Er zijn geen geavanceerde instellingen voor de primaire instellingen wanneer de snelheid op Uit is ingesteld.
Alarmsignalen
Opmerking:
Het venster Alarm Settings (Alarminstellingen) is in deze modus niet beschikbaar wanneer de snelheid is uitgezet. Bestaande machinealarmen en veiligheidssystemen worden in stand gehouden. Tijdens nCPAP-ondersteuning met de snelheid uitgezet worden bepaalde alarmen uitgesteld.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Alarmen die worden uitgesteld tijdens nCPAP met snelheid uitgezet
Tijdalarmen
High Rate I-Time Limit I:E Limit Apnea Interval
Volumealarmen
High Ve High Vt Low Vte Low Ve Volume Limit
Drukalarmen
High Ppeak Exit High Peak Low PEEP Low Ppeak Occlusion
Lage Ppeak Bereik: 1 – 40 cmH2O (instelling voor pasgeborenen -nCPAP / IMV) Standaard: 7 cmH2O
Opmerking:
Niet beschikbaar in nasale CPAP-modus tenzij de snelheid is ingesteld op een of hoger. De veranderingen in de alarmdrempelinstelling tijdens nCPAP/IMV worden niet bewaard voor andere beademingsfuncties na het afsluiten van de nasale CPAP-modus. Hoge Ppeak Bereik: 2 – 45 cmH2O (instelling voor pasgeborenen -nCPAP / IMV) Standaard: 20 cmH2O
Opmerking:
Niet beschikbaar in nasale CPAP-modus tenzij de snelheid is ingesteld op een of hoger. De veranderingen in de alarmdrempelinstelling tijdens nCPAP/IMV worden niet bewaard voor andere beademingsfuncties na het afsluiten van de nasale CPAP-modus.
L2786-110 Rev. J
157
158
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
nCPAP/IMV Disconnect Sensitivity (gevoeligheid voor loskoppelen) In nCPAP/IMV is de loskoppeling van het patiëntcircuit gebaseerd op de typering van de neusbuisjes, uitgevoerd tijdens de typering van het nCPAP-ademhalingscircuit. In nCPAP/IMV is het alarm CIRCUIT DISCONNECT (loskoppeling circuit) gebaseerd op de flowlekkage tijdens expiratie (periode van basisdruk). De circuittypering verschaft een waarde voor de flowlekkage met de buisjes uit de neus verwijderd. Er wordt een alarm geïndiceerd als de flowlekkage groter is dan een door de gebruiker ingesteld percentage van deze getypeerde flowlekkage. Dit alarm slaat aan binnen 15 seconden na de loskoppeling. Bereik: 20 – 95% Resolutie: 5% Standaard: 95%
De instellingsbanner voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) verschijnt in de berichtenbalk. De huidige gemeten lekkage wordt links op de banner weergegeven en de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) wordt rechts weergegeven. De achtergrondkleuren illustreren de lekkage in blauw ten opzichte van de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen). Let na voltooiing van de typeringsprocedure voor nasale CPAP/IMV op het gemeten lekpercentage. Stel, terwijl de neusbuisjes nog niet zijn aangesloten, de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) in onder het gemeten lekpercentage. Dit zal helpen bij detectie van een correcte ontkoppeling, vooral bij gebruik van kleine buisjes.
Opmerking:
Het alarm Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) is uitsluitend beschikbaar als de snelheid is ingesteld op een of hoger. Als de gemeten lekkage binnen 5% van de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) ligt, wordt de gemeten lekkagewaarde in ROOD weergegeven waardoor de operator wordt gewaarschuwd voor een komend alarm.
Wanneer het alarm Circuit Disconnect (Loskoppelen circuit) is geactiveerd, wordt het lekkageniveau op de achtergrond van de banner voor de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) in ROOD weergegeven boven de instelling voor het alarm Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) tot de alarmsituatie is verholpen.
Opmerking:
De meting Leak % (lekpercentage) is niet beschikbaar in nCPAP/nIMV.
WAARSCHUWING! Onder bepaalde omstandigheden, zoals kleine neusbuisjes en/of een hoge ademhalingssnelheid, kan het gebeuren dat het alarm Circuit Disconnect (loskoppeling circuit) niet onderkent dat de neusbuisjes uit de neusgaten zijn gekomen tijdens nCPAP of nIMV. Zorg dat de juiste fysiologische bewaking wordt gebruikt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
159
Hoge nCPAP-druk Wanneer de nCPAP-druk langer dan 15 seconden hoger is dan de drempelwaarde voor de hoge beademingsdruk, wordt er een audiovisueel alarm met hoge prioriteit geactiveerd. Drempelwaarde: Ingesteld CPAP-niveau +3 cmH2O Tolerantie: ±0,5 cmH2O
Opmerking:
De drempel wordt automatisch bijgewerkt bij aanvaarding van een verandering in de nCPAP-regelinstelling. Lage nCPAP-druk Wanneer de nCPAP-druk langer dan 15 seconden lager is dan de drempelwaarde voor lage beademingsdruk, wordt er een audiovisueel alarm met hoge prioriteit geactiveerd. Drempelwaarde: Ingesteld nCPAP-niveau - 2 cmH2O (indien ingestelde nCPAP ≥ 3 cmH 2O) Ingesteld nCPAP-niveau - 1 cmH2O (indien ingestelde nCPAP < 3 cmH2O) Tolerantie:
±0,5 cmH2O
Opmerking:
De drempel wordt automatisch bijgewerkt bij aanvaarding van een verandering in de nCPAP-regelinstelling. nCPAP-druklimiet Een audiovisueel alarm met hoge prioriteit wordt geactiveerd zodra de nCPAP-druk gedurende 3 seconden hoger is dan de limiet voor de beademingsdruk. Het alarm wordt uitgeschakeld wanneer de nCPAP-druk onder 4,5 cmH2O daalt. Druklimiet: 11 cmH2O (alleen nCPAP, snelheid uitgeschakeld) Ingesteld CPAP-niveau + inspiratoire druk + 3 cmH2O (nCPAP/IMV, snelheid niet nul) Tolerantie: + 0,5 cmH2O
L2786-110 Rev. J
160
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
Nasale CPAP/NIMV starten 1. Om de nasale CPAP te starten selecteert u de membraanknop Modes (Modi) op de UIM of raakt u het gedeelte van het scherm aan voor Current Mode Display (Huidige modusweergave). Het dialoogvenster Mode Select (Modusselectie) verschijnt.
2.
Selecteer Nasale CPAP/nIMV. Het volgende bericht verschijnt.
3.
Maak het nasale-CPAP-apparaat los van de patiënt en koppel de uitademingstak van het circuit los bij het Y-stuk aan de patiëntzijde.
hier loskoppelen om te testen
Koppel het nasale-CPAP-apparaat niet los bij het Y-stuk en laat de buisjes open zodat de omgevingsdruk gehandhaafd blijft.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen 4.
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
161
Raak Continue (Doorgaan) aan; het volgende bericht verschijnt.
Als de kalibratie is gelukt, verschijnt het volgende bericht.
Opmerking:
Als de kalibratietest mislukt, controleer dan:
of de patiënt was losgekoppeld tijdens de kalibratie;
•
of de verbindingen van het circuit hecht zijn;
•
of het circuit tijdens de kalibratie niet heeft bewogen;
•
of de buisjes tijdens de test open zijn;
• of de uitademingstak van het circuit was losgekoppeld voordat de kalibratie in gang werd gezet. Als kalibratie nog steeds mislukt nadat u alle bovenstaande voorwaarden heeft gecontroleerd, dient u het gebruik van de ventilator te staken en moet de ventilator worden gecontroleerd door een bevoegd technicus. 5.
Laat de patiënt ontkoppeld en sluit de uitademingstak van het circuit weer aan op het Y-stuk aan de kant van de patiënt.
L2786-110 Rev. J
162
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
6.
Selecteer Continue (Doorgaan); het volgende bericht verschijnt.
7.
Als de kalibratie is gelukt, verschijnt het volgende bericht.
8.
Selecteer Continue (Doorgaan).
9.
Stel het voorgeschreven niveau voor nCPAP-druk en/of FIO2 als volgt in: raak de primaire regelaar aan; draai de Data Dial totdat de gewenste waarde wordt weergegeven; raak nogmaals de primaire regelaar aan om de nieuwe instelling in werking te stellen. Dit laatste kunt u ook doen door de membraantoets ACCEPT (Accepteren) naast de Data Dial aan te raken. Als NIMV is voorgeschreven, stelt u ook het geadviseerde niveau in voor Inspiratory Pressure (Inspiratoire druk), Inspiratory Time (Inademingsduur) en Rate (Snelheid).
10. Sluit het hulpmiddel voor nasale CPAP aan op de patiënt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
163
Bewakingsfuncties Bij nasale CPAP worden alle actieve controlemetingen onderbroken, behalve: •
Druk luchtinlaat (Luchtinlaat)
•
Zuurstofinlaat (O2-inlaat)
•
Controlemeting samenstelling gasmengsel (FIO2)
De volgende metingen zijn uitsluitend beschikbaar als de snelheid is ingesteld op een of hoger: •
Totale ademhalingssnelheid
•
Verplichte beademingsfrequentie
•
Inspiratietijd
•
Expiratietijd
•
I:E-verhouding
•
Inspiratiepiekdruk
•
Gemiddelde beademingsdruk
•
PEEP
Specifieke metingen voor nasale CPAP In nCPAP/IMV en wanneer een snelheid van een of hoger is ingesteld, wordt het nCPAP-niveau uitsluitend berekend over de periodes waarin de reguleringsdruk gelijk is aan de nCPAP-instelling (expiratie, na het einde van de drukdaling als beslissende factor bepaald door de inspiratoire stijgtijdregulering). •
nCPAP-niveau Bereik: 0 tot 120 cmH2O Resolutie: 1 cmH2O Nauwkeurigheid: ±3,5% van gemeten waarde of ±2 cmH2O, welke het hoogste is
•
CPAP-flow stroom (gemiddelde inspiratoire flow) Bereik: 0–300 LPM Resolutie: 0,1 LPM Nauwkeurigheid: ±10%
L2786-110 Rev. J
164
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
Grafische gegevens Alle bestaande golfvormen blijven bewaard, behalve de golfvorm voor volume (Vt). De volumegolfvorm kan worden geselecteerd zonder functionaliteit, en de knop voor lusselectie is dan uitgeschakeld.
Weergegeven golfvormen •
Netto flow (Flow) Bereik: Minimum: -2 tot +2 LPM Maximum: -300 tot +300 LPM Standaard: -40 tot +40 LPM
•
Inademingsflow/CPAP-flow (Finsp) Bereik: Minimum: -2 tot +2 LPM Maximum: -300 tot +300 LPM Standaard: -20 tot +20 LPM
•
Uitademingsflow (Fexp) Minimum: -2 tot +2 LPM Maximum: -300 tot +300 LPM
•
Beademingsdruk/CPAP-niveau (Paw) Minimum: -1 tot +2 cmH2O Maximum: -60 tot +120 cmH2O Standaard: -20 tot +40 cmH2O
•
Inspiratoire druk (PINSP) Minimum: -1 tot +2 cmH2O Maximum: -60 tot +120 cmH2O
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Berichten Tekst AVEA®-berichtenbalk
Oorzaak
Characterization is Required in Nasal CPAP. (Nasale CPAP vereist typering.)
Toets Mode (modus) ingedrukt terwijl CPAP-typering wordt uitgevoerd.
No Advanced Settings in Nasal CPAP. (Geen geavanceerde instellingen in nasale CPAP.)
De knop Scherm Extra instellingen was ingedrukt met de Ademhalingssnelheid uitgeschakeld.
No Alarm Limits in Nasal CPAP. (Geen alarmlimieten in nasale CPAP.)
De knop Scherm Alarmlimieten was ingedrukt met de Ademhalingssnelheid uitgeschakeld.
No Manual Breath in Nasal CPAP. (Geen handbeademing in nasale CPAP.)
De knop Manual Breath (handbeademing) was ingedrukt.
Nasal CPAP / IMV mode: I:E ratio not in range. (Modus nasale CPAP/IMV: verh. I:E buiten bereik.)
I:E-verhouding overschrijdt I:E-verhoudingslimiet. Deze instelling wordt niet geaccepteerd.
No Proximal Flow Sensing in nCPAP. (Geen registratie proximale flow in nCPAP.)
Bij de waarneming van een proximale-flowsensor in nasale-CPAP-modus.
Probleemoplossing Alarm
Prioriteit
Mogelijke oorzaken
Te ondernemen actie
NCPAP-druklimiet
Hoog
Verstopping van de uitademingstak van het patiëntcircuit Verstopt expiratiefilter
Controleer de uitademingstak op knikken en water Vervang het expiratiefilter
Lage NCPAP-druk
Hoog
Loskoppeling circuit Lekkage in het circuit Lek in de patiëntinterface
Controleer het circuit Controleer de neusbuisjes
Hoge NCPAP-druk
Hoog
Verstopping in het patiëntcircuit Water in het circuit Interactie met de patiënt
Controleer het patiëntcircuit Controleer de neusbuisjes
LAGE PPEAK
Hoog
Gedeeltelijke of volledige loskoppeling Lekkage in het circuit Lek in de patiëntinterface
Controleer het patiëntcircuit Controleer de neusbuisjes
HOGE PPEAK
Hoog
Gedeeltelijke of volledige verstopping van circuit Water in het circuit Patiënt hoest/niest
Controleer het patiëntcircuit Controleer de neusbuisjes
Loskoppeling circuit
Hoog
Loskoppeling patiëntcircuit
Controleer het patiëntcircuit
L2786-110 Rev. J
165
166
Niet-invasieve beademing bij zuigelingen
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
167
Hoofdstuk 7: Alarmen en lampjes Statuslampjes De ventilator heeft de volgende statuslampjes.
Compressor actief Als de interne compressor actief is wordt het hier afgebeelde pictogram Compressor actief weergegeven onderin het touchscreen. Er klinkt geen pieptoon.
Heliox-voorziening aangesloten Als heliox-gas is aangesloten, wordt dit groene pictogram rechts onderin het touchscreen weergegeven.
Netspanning/accu Er bevinden zich statuslampjes op het voorpaneel van het beademingsapparaat voor de netspannning, de interne batterij en de externe accu (Afbeelding 7–1). De volgorde waarin de stroomvoorzieningen door het beademingsapparaat worden gebruikt, is: •
hoofdstroomvoorziening
•
externe accu (indien geïnstalleerd)
•
interne batterij
Statuslampje Aan Het groene Aan-lampje gaat branden als de stroomschakelaar aan ( I ) staat en er stroom wordt geleverd door een van de beschikbare stroomvoorzieningen (netspanning, interne batterij, externe accu). Op het statuslampje van de batterij/accu als de interne batterij of de externe accu wordt gebruikt, gaat een batterijpictogram knipperen in de rechter onderhoek van het display.
Statuslampje netspanning De groene netspanningindicator (AC) gaat aan als het beademingsapparaat op de netspanning is aangesloten. De indicator geeft aan of de stroomschakelaar op Aan ( I ) of Uit (O) staat.
Statuslampje batterij/accu in gebruik Als het apparaat op batterij- of accuvermogen werkt (de interne batterij of de externe accu) verschijnt er een geel knipperend statuslampje in de rechter onderhoek van het LCD scherm.
Statuslampje externe accu Het statuslampje EXT boven de statuslampjes voor de batterij of accu gaat aan als de externe accu de primaire stroomvoorziening voor het beademingsapparaat is.
L2786-110 Rev. J
168
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
Statuslampje interne batterij Het statuslampje INT boven de statuslampjes voor de batterij of accu gaat aan als de interne batterij de primaire stroomvoorziening voor het beademingsapparaat is.
Statuslampje batterij/accu Het statuslampje voor de batterij of de accu in Afbeelding 7-1 voor de INTerne batterij of de optionele EXTerne accu licht op afhankelijk van de nog beschikbare lading in de batterij/accu.
Opmerking:
Als het beademingsapparaat op een stopcontact is aangesloten en er geen statuslampje brandt voor de interne batterij of de optionele externe accu (indien aanwezig), moeten de batterij en de accu worden gecontroleerd en/of vervangen. De vervanging van de interne batterij mag uitsluitend worden uitgevoerd door een daartoe opgeleide technicus van CareFusion.
LED-indicator
Interne batterij (NiMH)
Externe accu (SLA)
GROEN
Ten minste 90% lading resterend
Ten minste 80% lading resterend
GEEL
Tussen 30% en 90% lading resterend
Tussen 20% en 80% lading resterend
ROOD
Minder dan 30% lading resterend
Minder dan 20% lading resterend
Opmerking:
Als er nog voor ongeveer 2 minuten batterij/acculading aanwezig is, start het beademingsapparaat een alarm dat u niet kunt uitzetten. Het beademingsapparaat moet onmiddellijk worden aangesloten op een geschikte wisselstroomvoorziening.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
169
Statuslampje wisselstroom
Groen Geel Rood
Afbeelding 7–1: Display op voorpaneel. Model Comprehensive afgebeeld
Berichten De AVEA geeft berichten op twee verschillende manieren weer. •
In een pop-up berichtenvenster
•
In de berichtenbalk rechtsonderin het touchscreen Waarschuwingsberichten die door de gebruiker bevestigd moeten worden, verschijnen in een pop-up berichtenvenster met een knop OK of Continue (doorgaan). Als u op de bevestigingsknop drukt, verdwijnt het bericht en vervolgt het beademingsapparaat de normale functies.
Pop-up waarschuwingsberichten Bij deze berichten moet u op een knop drukken om het pop-up vak te wissen. •
Can’t change Mode to APRV / BiPhasic when ILV is active (kan de modus niet naar APRV veranderen als ILV actief is).
•
Can’t set Pres Low higher than Pres High (kan de lage druk niet hoger instellen dan de hoge druk).
•
Can’t set Pres High lower than Pres Low (kan de hoge druk niet lager instellen dan de lage druk).
•
Stored Settings and Configuration Data lost (dataverlies van opgeslagen instellingen en configuratie).
•
Settings restored to defaults (instellingen teruggezet naar standaard). Check Barometric Pressure setting (controleren barometerdrukstand instellingen).
L2786-110 Rev. J
170
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
•
Stored Settings lost (dataverlies opgeslagen instellingen). Settings restored to defaults (instellingen teruggezet naar standaard).
•
Stored Configuration Data lost (dataverlies van opgeslagen configuratie). Check Barometric Pressure setting (controleren barometerdrukinstelling).
•
Can’t change size to PED or ADULT when mode is TCPL (kan gedurende TCPL niet veranderen naar PED of Volw).
•
Can’t change size to NEO when Mode is PRVC (kan gedurende PRVC niet naar NEO veranderen).
•
Can’t change size to NEO when Mode is APRV / BiPhasic (kan gedurende APRV/bifasisch niet naar NEO veranderen).
•
Can’t change patient size when Machine Volume is active (kan de modus niet naar APRV veranderen als machinevolume actief is).
•
ILV is not available when Mode is APRV / BiPhasic (ILV is gedurende APRV/ bifasisch niet beschikbaar).
•
Can’t disable O2 Alarms when Heliox is in use (kan O2 alarmen niet uitschakelen als heliox wordt gebruikt).
•
Ppeak > 90cm H2 O
•
Barometric pressure calibration invalid (Kalibratie barometrische druk ongeldig). Bel een onderhoudsvertegenwoordiger. Met 760 mmHg.
Berichtenbalk Berichten waarvoor geen bevestiging of respons nodig is, verschijnen in de berichtenbalk rechtsonderin het touchscreen. In Appendix F vindt u een complete lijst met de tekst en uitleg van de berichten die in de berichtenbalk verschijnen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
171
Alarmen Alarmcategorieën De alarmen van het AVEA beademingsapparaat zijn in drie categorieën ingedeeld:
Hoge prioriteit (waarschuwing) Deze alarmcategorie vereist onmiddellijke actie. Bij alarmen met hoge prioriteit is het alarmlichtje ROOD en knippert het alarmpictogram met een frequentie van 2 Hz (snel). Een alarm van hoge prioriteit laat een serie van vijf tonen horen, drie lage en twee hoge, herhaald met intervallen van 6 seconden.
Gemiddelde prioriteit (let op) Bij alarmen met gemiddelde prioriteit is het alarmlichtje geel en knippert het alarmpictogram met een frequentie van ½ Hz (langzaam). Een alarm van gemiddelde prioriteit laat drie tonen horen, allemaal van dezelfde hoogte, herhaald met intervallen van 20 seconden.
Lage prioriteit (advies) Bij alarmen van lage prioriteit (of adviezen) is het alarmlichtje geel en knippert het alarmpictogram niet. Een alarm van lage prioriteit laat een enkele toon horen, die niet wordt herhaald. Er zijn alarmlichtjes voor alle categorieën alarmen. Er verschijnt een bericht in de balk rechts boven op het touchscreen. Het alarmpictogram knippert tot de oorzaak van het alarm niet meer bestaat. Opgeloste alarmen met een hoge en gemiddelde prioriteit worden weergegeven als een niet knipperrend geel lampje zonder pictogram totdat er op de alarmresetknop wordt gedrukt. (Zie voor alarmberichten Tabel 7-1 op bladzijde 179). Er kunnen tegelijkertijd meerdere alarmen worden weergegeven. Als er 2 of meer alarmen actief zijn, verschijnt er een witte driehoek rechts van het alarmlichtje/bericht. Als u het scherm boven de driehoek aanraakt, gaat er een meerkeuzevenster open dat maximaal negen alarmberichten weergeeft. Als er meer dan negen actieve of verholpen alarmen voor weergave beschikbaar zijn, worden de negen alarmen met de hoogste prioriteit weergegeven. Om het meerkeuzevenster af te sluiten en slechts één alarmbericht weer te geven, raakt u de driehoek weer aan. Alarmberichten krijgen een prioriteit in volgorde van optreden, en het alarm met de hoogste prioriteit wordt altijd weergegeven op de hoogste plaats in de weergave van de alarmlichtjes. Het alarmlichtje is groen, knippert niet en geeft geen bericht weer als er geen alarmen actief zijn.
Backup-alarm (advies) Er klinkt een ononderbroken alarmtoon als het apparaat uitvalt en de elektronica van het backup-alarm detecteert dat het primaire alarm niet werkt.
L2786-110 Rev. J
172
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
Alarmbediening Instellen alarmgrens Voor het instellen van de grenzen voor elk alarm, drukt u op de rode membraanknop Alarmgrenzen rechts op het gebruikersinterface die aangegeven wordt met het hier afgebeelde pictogram. Het scherm Alarm Limits (alarmgrenzen) verschijnt (zie Afbeelding 7–2). U stelt de grenzen voor een alarm in door op het touchscreen de betreffende alarmaanduiding aan te raken. De aanduiding op het scherm wordt gemarkeerd (krijgt een andere kleur).
Afbeelding 7–2: Het scherm Alarm Limits (alarmgrenzen)
Afbeelding 7–3: Regelknop en toetsen Accept (accepteren)/Cancel (annuleren)
Draai, terwijl de aanduiding is geselecteerd, aan de grote dataknop onder het touchscreen tot het alarm de gewenste waarde heeft. Bevestig de nieuwe instelling door op de aanduiding op het touchscreen nogmaals aan te raken of door op de knop ACCEPT (accepteren) te drukken.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
173
Opmerking:
Rode lampjes die op de primaire aanduidingen verschijnen geven de relatieve alarminstellingen van het ermee geassocieerde alarm aan.
Alarm onderdrukken U kunt het geluidsalarm gedurende 2 minuten ± 1 seconde uitschakelen door op de knop Alarm Silence (alarm uitzetten) te drukken. Als u weer op de knop Alarm Silence (alarm uitzetten) drukt voordat de 2 minuten om zijn, wordt het alarm weer aangezet. Deze voorziening werkt bij alle alarmen, met uitzondering van het alarm VENT INOP (apparaat werkt niet), dat niet kan worden onderdrukt.
Opmerking:
De activering van de knop voor het uitzetten van het geluidsalarm voorkomt niet dat er vervolgens geluidsalarmen voor bepaalde alarmsituaties actief worden.
Alarm resetten Met de alarmresetknop schakelt u de alarmlichtjes uit voor de alarmen die niet actief meer zijn.
Alarmsoorten Machinealarmen
Veiligheidsklep open
Dit is een geluidsalarm/alarmlichtje met hoge prioriteit. SAFETY VALVE OPEN (veiligheidsklep open) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon met hoge prioriteit zodra de veiligheidsklep open staat.
Het beademingsapparaat werkt niet Dit is een geluidsalarm/alarmlichtje met hoge prioriteit. VENT INOP (apparaat werkt niet) wordt weergegeven als het beademingsapparaat onbruikbaar wordt door een onherstelbare situatie, bijvoorbeeld stroomuitval of uitval van gastoevoer. Er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit. Het veiligheidsventiel gaat open, aangegeven door het alarmbericht SAFETY VALVE OPEN en de patiënt kan omgevingslucht inademen.
Opmerking:
PEEP wordt niet gehandhaafd tijdens de alarmsituaties VENT INOP (apparaat werkt niet) of SAFETY VALVE OPEN (veiligheidsklep open). Als de veiligheidsklep van het beademingsapparaat open staat, geeft de grafische afbeelding van het beademingsapparaat een veiligheidssituatie aan door de kleur paars weer te geven.
Geen beademing Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. NOT VENTILATING (levert geen beademing) wordt weergegeven als de interne druk van het gemengd systeem langer dan 12 seconden lager is dan 1 psi. De vertraging op dit alarm maakt een tijdelijke drukdaling mogelijk vanwege een hoge patiëntvraag. Dit alarm wordt geactiveerd zodra er storing optreedt bij een onderdeel waardoor er geen beademing plaatsvindt. Deze systeemdruk zorgt er normaal gesproken voor dat de veiligheidsklep gesloten blijft; daarom zou de veiligheidsklep open moeten staan als er op deze locatie geen systeemdruk zou zijn die de veiligheidsklep anders gesloten zou houden. Dit alarm verschilt van het alarm “Safety Valve Open” (veiligheidsklep open) omdat de software er niet voor zorgt dat de veiligheidsklep open gaat en de software de fysieke toestand van de veiligheidsklep niet kan vaststellen. Het betreft hier uitsluitend een plaatselijk alarm, dat niet via L2786-110 Rev. J
174
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
een communicatieprotocol wordt verzonden. De overige alarmen horen echter altijd actief te zijn en verzonden te worden; het primaire doel van dit nieuwe alarmbericht is om duidelijkheid te verschaffen en om een onderscheid te maken met “Circuit Disconnect” (loskoppeling circuit) om de gebruiker te waarschuwen voor een mogelijke storing van de machine. Als eerste behoort de gebruiker een persgasbron te controleren. Als het bericht “Not Ventilating” (levert geen beademing) verschijnt zonder dat dit vergezeld gaat van het alarm “Loss of Gas” (gasverlies), dan moet het apparaat buiten gebruik worden gesteld.
Koelventilator defect Dit is een hoorbaar/visueel alarm met lage prioriteit. FAN FAILURE (defecte ventilator) wordt weergegeven en de lage prioriteitstoon klinkt elke keer als de circulerende ventilator op de achterkant van de beademingsapparaatbehuizing stopt met draaien.
Loskoppeling circuit alarm Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. Het beademingsapparaat laat het alarm voor loskoppeling van het circuit horen als de totale expiratie-flow, inclusief basisflow gedurende 5 seconden minder is dan 10% van de totale inspiratoire flow, inclusief basisflow. Bovendien klinkt het alarm voor loskoppeling van het circuit bij neonatale toepassingen als een proximale flowsensor wordt gebruikt en de procentuele lekkage Procent Lek ([Vti – Vte] /Vti) gedurende drie opeenvolgende ademhalingen meer is dan 95%. Als naast het alarm “Circuit Disconnect” (loskoppeling circuit) ook de alarmen “Loss of Gas” (gasverlies) of “Not Ventilating” (geen beademing) actief zijn, dan worden deze alarmen veroorzaakt door een verlies van de systeemdruk, niet door lekkage in of ontkoppeling van het circuit. Zie voor bijzonderheden en het verhelpen van deze condities “Geen beademing” op pagina 173 en “Verlies gastoevoer” op pagina 175.
Opmerking:
Als het alarm loskoppeling circuit actief is, stopt het beademingsapparaat met de cycli en stelt het een basisflow in. Het beademingsapparaat detecteert bij opnieuw aansluiten de patiënt automatisch en hervat dan de normale beademing. De apneu-interval timer wordt gepauzeerd tijdens een alarm voor loskoppeling circuit. Het instellen van extreem kleine afgegeven teugvolumes als de compensatie voor circuitcompliantie niet actief is en als er een proximale flowsensor wordt gebruikt, kan leiden tot het activeren van het alarm voor een losgekoppeld patiëntcircuit.
Indicators en alarmen voor de gasvoorziening Luchtverlies Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOSS, AIR (luchtverlies) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit. Dit alarm wordt getriggerd als de wandluchttoevoer naar het beademingsapparaat onder 1,2 bar (18.0 psig) daalt, en het beademingsapparaat geen werkende interne compressor heeft of als de compressoruitvoer onvoldoende is voor de behoefte van het instrument. De patiënt blijft beademd worden door alleen de zuurstofvoorziening.
Verlies O2 Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOSS, O2 (zuurstofverlies) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit. Dit alarm wordt getriggerd als de zuurstoftoevoer naar het beademingsapparaat onder 1,2 bar (18,0 psig) daalt en de % O2 regeling op >21% is ingesteld. De patiënt blijft beademd worden door alleen de luchttoevoer (uit de wand of vanaf een interne compressor).
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
175
Verlies gastoevoer Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOSS, GAS SUPPLY (verlies gastoevoer) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit. Dit alarm wordt getriggerd als het beademingsapparaat alle gasvoorzieningen verliest (wandlucht, interne compressor indien aanwezig, en wandzuurstof). De veiligheidsklep gaat open, aangegeven door een statuslampje SAFETY VALVE OPEN (veiligheidsklep open) en de patiënt kan omgevingslucht inademen.
Opmerking:
PEEP wordt niet gehandhaafd tijdens de alarmsituatie LOSS, GAS SUPPLY (verlies gastoevoer). Als de veiligheidsklep van het beademingsapparaat open staat, geeft de grafische afbeelding van het beademingsapparaat een veiligheidssituatie aan door de kleur paars weer te geven.
Verlies van heliox Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOSS, HELIOX (heliox-verlies) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit. Het alarm wordt getriggerd als heliox wordt gebruikt en de heliox toevoer naar het beademingsapparaat onder 1,2 bar (18,0 psig) daalt. De patiënt blijft beademd worden door alleen de zuurstofvoorziening.
Drukalarmen Lage piekdruk Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOW PPEAK (lage piek) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit als de inspiratiepiekdruk van een bepaalde ademhaling lager is dan de vooraf ingestelde drempelwaarde voor Low PPEAK (lage piekdruk). Bereik:
3 tot 99 cm H2O
Standaard:
8 cm H2O (volwassen/pediatrisch) 5 cm H2O (neonataal)
Beperkingen:
Niet actief bij spontane ademslagen.
Hoge piekdruk Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. HIGH PPEAK (hoge piek) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon met hoge prioriteit zodra de vooraf ingestelde waarde voor High PPEAK (hoge piek) wordt overschreden. De inspiratie wordt beëindigd, zodat de druk in het circuit kan terugvallen tot de ingestelde basisdruk + 5 cm H2O. Pas wanneer de druk in het circuit is teruggevallen tot de basisdruk +5 cm H2O kan de volgende ademslag worden toegediend. •
Normaal alarm voor hoge piekdruk (High PPEAK) Geeft een alarm af als de inspiratiedruk in het patiëntcircuit hoger is dan de ingestelde alarmdrempel voor High PPEAK (hoge piekdruk) tijdens de inspiratiefase van een ademhaling, behalve tijdens zuchtcycli. Bereik: Standaard: Niet actief bij zuchten.
L2786-110 Rev. J
10 tot 105 cm H2O (volwassen/pediatrisch) 10 tot 85 cm H2O
(neonataal)
40 cm H2O
(volwassen/pediatrisch)
30 cm H2O
(neonataal)
176 •
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
Alarm voor hoge piekdruk bij zuchten (High PPEAK) Gaat af als de inspiratiedruk in het patiëntcircuit hoger is dan de alarmdrempel die is ingesteld voor Sigh High PPEAK (hoge zuchtpiekdruk) tijdens een zuchtcyclus. Bereik: 1,5 x normale hoge piekdruk (High PPEAK), met een maximum van 105 cm H2O Alleen actief bij zuchten.
Opmerking:
Grens voor de maximale circuitdruk: Het beademingsapparaat heeft een onafhankelijke, mechanische drukontlastklep, waarmee de maximale druk bij het Y-stuk van de patiënt kan worden begrensd tot 125 cm H2O.
Langdurige hoge piekdruk
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. EXT HIGH PPEAK (langdurige hoge piekdruk) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit als het alarm High PPEAK gedurende meer dan 5 seconden actief blijft, (d.w.z. de circuitdruk gaat niet binnen 5 seconden terug naar PEEP + 5 cm H2O). Er worden tijdens deze alarmsituatie geen ademhalingen afgegeven. De veiligheids- en expiratiekleppen gaan open zodat de patiënt kamerlucht kan inademen en het veiligheidsklepalarm activeert. De basisflow pauzeert terwijl dit alarm actief is. PEEP wordt niet altijd gehandhaafd. Dit alarm blijft actief (knippert) tot de oorzaak is verholpen.
Low PEEP (lage PEEP)
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. Low PEEP (lage PEEP) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit als de basislijndruk (PEEP) gedurende meer dan dan 0,25 ± 0,05 seconden minder is dan de alarmdrempel voor Lage PEEP. Bereik:
0 tot 60 cm H2O
Standaard:
3 cm H2O
(volwassen/pediatrisch)
1 cm H2O (neonataal) Het alarm staat uit als dit op nul is ingesteld.
Circuit geblokkeerd alarm Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. Telkens wanneer de inademings- of uitademingsslang van het patiëntcircuit zodanig geblokkeerd raakt dat dit een alarm doet afgaan, verschijnt de melding CIRCUIT OCCLUSION (blokkering circuit) en klinkt er een alarm met hoge prioriteit. Het is onwaarschijnlijk dat blokkering van de inademingsslang leidt tot een toename van de druk bij de patiënt; dit zorgt er enkel voor dat de beademing ophoudt. Het systeem is zo ontworpen dat het voorkomt dat blokkering van een uitademingsslang een toename zou veroorzaken van de patiëntdruk buiten de volgende grenswaarden, zoals gemeten aan het distale uiteinde van de endotracheale tube. •
Bij neonaten: 5 cmH2O of 15% (de grootste van deze twee waarden) boven de streefdruk
•
Bij volwassenen/kinderen: 10 cmH2O of 15% (de grootste van deze twee waarden) boven de streefdruk
Zolang het alarm actief is, wordt de basisflow tijdelijk stopgezet. Het alarm wordt uitgeschakeld zodra de blokkering is verholpen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
177
Opmerking: Hoge weerstand in het patiëntcircuit kan een vals alarm Circuit geblokkeerd veroorzaken. Een vals alarm Circuit geblokkeerd kan zich ook voordoen als de piekinspiratieflow hoger is dan 150 l/min bij volwassenen, 75 l/min bij kinderen of 30 l/min bij pasgeborenen. Raadpleeg “Appendix E: Sensorspecificaties en circuitweerstand” op pagina 219 voor de aanbevolen test voor weerstand in het neonatale circuit. Dit alarm is niet actief in de modus nCPAP.
Opmerking:
Het beademingsapparaat kan een alarm voor circuitocclusie geven als de gemeten PEEP aanzienlijk hoger is dan de door de gebruiker ingestelde PEEP.
Volumealarmen Laag expiratoir minuutvolume (lage Ve)
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOW MINUTE VOLUME (laag minuutvolume) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit als het gemeten expiratoir minuutvolume kleiner is dan de ingestelde drempelwaarde voor Low Exhaled Minute Volume (laag minuutvolume). Bereik:
Uit (aangegeven door 0), 1 tot 50 l
(volwassen)
Uit (aangegeven door 0), 0,1 tot 30,0 l
(pediatrisch)
Uit (aangegeven door 0), 0,01 tot 5,00 l (neonataal) Standaard:
1,00 l (volwassen) 0,50 l (pediatrisch) 0,05 l (neonataal)
Hoog expiratoir minuutvolume (hoge Ve) Dit is een hoorbaar/visueel alarm met normale prioriteit. HIGH MINUTE VOLUME (hoog expiratoir minuutvolume) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van gemiddelde prioriteit als het gemeten expiratoir minuutvolume groter is dan de ingestelde drempelwaarde voor High Exhaled Minute Volume (hoog expiratoir minuutvolume). Bereik:
Standaard:
0 t/m 75 l
(volwassen)
0,0 t/m 30,0 l
(pediatrisch)
0,00 t/m 5,00 l
(neonataal)
30,0 l
(volwassen/pediatrisch)
5,00 l
(neonataal)
Laag expiratoir teugvolume (lage Vt) Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van hoge prioriteit geactiveerd, en LOW TIDAL VOLUME (laag teugvolume) wordt aangegeven zodra het absolute bewaakte expiratoire teugvolume niet de drempelinstelling overschrijdt voor het alarm voor een te laag teugvolume voor de Lage Vte gevoeligheidsinstelling. Bereik: Uit (aangegeven door 0,00), tot 3,00 l
(volwassen)
Uit (aangegeven door 0), tot 1000 ml
(pediatrisch)
Uit (aangegeven door 0,0), tot 300,0 ml
(neonataal)
L2786-110 Rev. J
178
Alarmen en lampjes Resolutie:
0,01 l
(volwassen)
1 ml
(pediatrisch)
0,1 ml
(neonataal)
Bedieningshandleiding
Nauwkeurigheid: ± 0,01 l van bewaakt expiratoir teugvolume (volwassen) ± 1 ml van bewaakt expiratoir teugvolume
(pediatrisch)
± 0,1 ml van bewaakt expiratoir teugvolume (neonataal) Standaard:
0,00 l
(volwassen)
0 ml
(pediatrisch)
0,0 ml
(neonataal)
Opmerking:
Het alarm voor een laag expiratoir minuutvolume activeert bij een enkel optreden van een laag expiratoir volume. Bij patiënten met variabele teugvolumes, kan het alarm voor laag expiratoir minuutvolume worden uitgezet (standaard) en kan het alarm voor laag expiratoir minuutvolume gebruikt worden om storende alarmmeldingen te voorkomen.
Hoog teugvolume (hoge Vt) Dit is een hoorbaar/visueel alarm met lage prioriteit. HIGH Vt (hoge Vt) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van lage prioriteit als het absolute bewaakte expiratoire teugvolume groter is dan de drempelinstelling voor een hoog teugvolume. Bereik:
0,10 t/m 3,00 l
(volwassen)
25 t/m 1000 ml
(pediatrisch)
2,0 t/m 300,0 ml (neonataal) Standaard:
3,00 l
(volwassen)
1000 ml
(pediatrisch)
300,0 ml
(neonataal)
Frequentie/tijd-alarmen Apneu-interval Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. De melding APNEA INTERVAL (apneu-interval) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit als het beademingsapparaat binnen de ingestelde periode geen aanzet tot een ademslag detecteert (menselijk of machinaal). De apneubeademing start als dit alarm activeert. Bereik:
6 t/m 60 seconden
Standaard:
20 seconden
Hoge frequentie Dit is een hoorbaar/visueel alarm met gemiddelde prioriteit. HIGH RATE (hoge frequentie) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van gemiddelde prioriteit als de bewaakte totale ademfrequentie de alarminstelling overschrijdt. Bereik:
1 t/m 200 s/min
Standaard:
75 s/min
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
179
Limiet maximale inspiratietijd (Max I-Time) Dit is een hoorbaar/visueel alarm met lage prioriteit. I-TIME LIMIT (limiet inspiratietijd) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van lage prioriteit als de inspiratietijd voor een ademhaling de maximale ingestelde inspiratietijd plus pauzeduur overschrijdt. De maximale inspiratietijd is 5,0 seconden voor volwassen/pediatrisch, en 3,0 seconden voor neonataal. De inademingsfase van de ademhaling wordt beëindigd als dit alarm activeert.
Limiet I:E-verhouding (I:E Limit) Dit is een hoorbaar/visueel alarm met lage prioriteit. I:E Limit (limiet I:E-verhouding) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van lage prioriteit als de I:E-verhouding voor een SIMV-slag hoger is dan 4:1. De inademingsfase van de ademhaling wordt beëindigd als dit alarm activeert. Dit alarm is niet actief in de modus APRV/bifasisch.
O2-alarmen Lage O2% (Lage FIO2)
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. LOW FIO2 (lage FIO2) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon met hoge prioriteit als de bewaakte afgegeven O2% onder de ingestelde FIO2 waarde minus 6% of 18% FIO2 valt, wat het hoogste is.
Hoge O2% (Hoge FIO2)
Dit is een hoorbaar/visueel alarm met hoge prioriteit. HIGH FIO2 (hoge FIO2) wordt weergegeven en er klinkt een alarmtoon van hoge prioriteit als het bewaakte toegediende O2% de instelling voor FIO2 + 6% overschrijdt. Tabel 7-1: Alarmsituaties Bericht
Alarmsituatie
Bereik
Prioriteit
SAFETY VALVE OPEN
Veiligheidsklep is open
N.v.t.
Hoog
VENT INOP
Het beademingsapparaat is onbruikbaar door een herstelbare of onherstelbare situatie. De veiligheidsklep gaat open, aangegeven door het alarmbericht SAFETY VALVE (veiligheidsklep) en de patiënt kan omgevingslucht inademen. PEEP wordt niet gehandhaafd.
N.v.t.
Hoog
LOSS, AIR
Wandlucht daalt onder 1,2 bar (18,0 psig) en er is geen werkende compressor geïnstalleerd of de compressoruitvoer is onvoldoende voor de behoefte van het instrument. De patiënt blijft beademd worden door alleen de O2-voorziening.
N.v.t.
Hoog
LOSS, O2
De druk van de zuurstofvoorziening aan het beademingsapparaat komt onder de 1,2 bar (18,0 psig) en het % O2 is ingesteld op > 21%. De patiënt blijft beademd worden door alleen de luchtvoorziening.
N.v.t.
Hoog
LOSS, HELIOX
Dit alarm wordt getriggerd als heliox gebruikt wordt en de heliox-gastoevoer naar het beademingsapparaat onder 1,2 bar (18,0 psig) daalt. De patiënt blijft beademd worden door alleen de zuurstofvoorziening.
N.v.t.
Hoog
LOSS, GAS SUPPLY
Alle gasvoorzieningen zijn uitgevallen; wandlucht, interne compressor (indien geïnstalleerd) en zuurstof. De veiligheidsklep gaat open, aangegeven door het alarmbericht SAFETY VALVE OPEN (veiligheidsklep open) en de patiënt kan omgevingslucht inademen. PEEP wordt niet gehandhaafd.
N.v.t.
Hoog
NOT VENTILATING
De interne gemengdegasdruk is langer dan ongeveer 12 seconden minder dan 1 psi, wat aangeeft dat er geen beademing plaatsvindt. Onder deze omstandigen hoort de
Druk < 1psi > 12 seconden
Hoog
L2786-110 Rev. J
180
Alarmen en lampjes Bericht
Bedieningshandleiding
Alarmsituatie
Bereik
veiligheidsklep open te staan, omdat er geen druk aanwezig is om de veiligheidsklep gesloten te houden. Dit alarm dient alleen om dit drukniveau te bewaken en brengt geen wijziging aan in de “toestand” van het beademingsapparaat. Dit probleem wordt verholpen zodra de druk is hersteld.
Prioriteit
LOW PPEAK
De inspiratoire piekdruk van een ademslag is lager dan de instelling van Lage PPEAK. Niet actief bij spontane ademslagen.
3 t/m 99 cm H2O Standaard 3 cm H2O
Hoog
HIGH PPEAK
De inspiratoire piekdruk is hoger dan de instelling van Hoge PPEAK. De inspiratie wordt beëindigd zodat de druk in het circuit kan terugvallen tot de basisdruk +5 ± 1,5 cm H2O voordat de volgende ademslag wordt toegediend.
Normaal adembereik: Volwassen: 10 tot 105 cm H2O Standaard: 40 cm H2O Pediatrisch: 10 tot 85 cm H2O Standaard: 40 cm H2O Neonataal: Standaard: 30 cm H2O Zuchtadembereik: 1,5 x ingestelde normale hoge PPEAK Alleenactief bij zuchten
Hoog
EXT HIGH PPEAK
Activeert zodra het alarm High PPEAK gedurende meer dan 5 seconden actief blijft, (d.w.z. de circuitdruk gaat niet binnen 5 seconden terug naar PEEP+ 5 cm H2O). De veiligheids- en expiratieklep gaan open en er worden geen ademhalingen afgegeven. Het alarm SAFETY VALVE OPEN (veiligheidsklep open) activeert. De basisflow pauzeert terwijl dit alarm actief is. PEEP wordt niet altijd gehandhaafd. Dit alarm blijft actief tot de situatie die de alarmmelding heeft veroorzaakt, is verholpen.
N.v.t.
Hoog
LOW PEEP (LAGE PEEP)
Basislijndruk (PEEP, Positive End Expiratory Pressure) is gedurende meer dan 0,25 ± 0,05 seconden minder dan de ingestelde alarmdrempel voor Low PEEP (lage PEEP). Dit alarm staat UIT als dit op nul is ingesteld.
0 tot 60 cm H2O Standaard: 3 cm H2O (volwassen/pediatrisch) 1 cm H2O (neonataal)
Hoog
LAAG Ve
Het gemeten expiratoir minuutvolume (Ve) is kleiner dan de ingestelde alarmdrempel voor LOW Ve.
UIT (0), 1 tot 50 l (volwassen) UIT (0), 0,1 tot 30 l (pediatrisch) UIT (0), 0,01 tot 5,00 l (neonataal) Standaard UIT
Gemiddeld
HOOG Ve
Het gemeten expiratoir minuutvolume (Ve) is groter dan de ingestelde alarmdrempel voor HIGH Ve.
0 tot 75 l (volwassen) 0,0 tot 30,0 l (pediatrisch) 0,00 tot 5,00 l (neonataal) Standaard: 30,0 l (volwassen/pediatrisch) 5,00 (neonataal)
Gemiddeld
HOOG Vt
Het absolute bewaakte expiratoire teugvolume is groter dan de ingestelde alarmdrempel voor HIGH Vt.
0,10 tot 3,00 l (volwassen) 25 tot 1000 l (pediatrisch) 2,0 tot 300,0 l (neonataal) Standaard: 3,00 l (volwassen) 1000 ml (pediatrisch) 300,0 ml (neonataal)
Alarmlichtje
Lage Vt
Het absolute bewaakte expiratoire teugvolume komt niet boven de alarmdrempelinstelling voor Lage teugvolumes.
Uit tot 3,00 l (volwassen) Uit tot 1000 ml (pediatrisch) Uit tot 300,0 ml (neonataal)
Hoog
APNEA INTERVAL
Actief in de modi A/C, SIMV, APRV / BIPHASIC en CPAP/PSV als het beademingsapparaat geen ademhaling detecteert binnen de vooraf ingestelde apneu-tijdsinterval.
6 tot 60 seconden standaard 20 seconden
Hoog
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen Bericht
Alarmen en lampjes
181
Alarmsituatie
Bereik
Prioriteit
HOGE FREQ.
De totale bewaakte ademfrequentie is hoger dan de ingestelde drempel voor het frequentiealarm.
1 t/m 200 s/min Standaard: 75 s/min
Gemiddeld
I-TIJD GRENS
De inademingsduur voor een ademhaling overschrijdt de ingestelde Max Insp.tijd plus pauzeduur: 5,0 seconden voor volwassen/pediatrische patiënten en 3,0 seconden voor neonatale patiënten.
N.v.t.
Laag
I:E LIMIT
De verhouding inspiratoir: expiratoir voor een SIMV-slag overschrijdt 4:1. De inademingsfase van de ademhaling wordt beëindigd.
Niet actief in de modus APRV/BIHASIC.
Laag
LOW FIO2
Afgegeven zuurstofpercentage daalt onder de ingestelde FIO2 minus 6% of 18% FIO2, wat het hoogste is.
N.v.t.
Hoog
HIGH FIO2
Het toegediende zuurstofpercentage komt boven de ingestelde waarde voor FIO2 plus 6%.
N.v.t.
Hoog
CIRCUIT DISCONNECT
Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van hoge prioriteit geactiveerd, en CIRCUIT DISCONNECT (circuit losgekoppeld) wordt weergegeven, zodra de aansluiting van het patiëntcircuit los komt van het beademingsapparaat of de patiënt.
N.v.t.
Hoog
LOW BATTERY
Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van hoge prioriteit geactiveerd, en LOW BATTERY (bijna lege batterij/accu) wordt weergegeven zodra de lading van de interne batterij op een zo laag niveau is, dat het apparaat er minimaal nog twee minuten veilig op kan werken.
N.v.t.
Hoog
LOSS, AC POWER
Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van hoge prioriteit geactiveerd en LOSS, AC POWER (verlies wisselstroom) wordt weergegeven zodra de aan/uit-schakelaar aan staat en de aansluiting op het elektriciteitsnet van het beademingsapparaat wordt losgemaakt (d.w.z. het snoer wordt losgekoppeld of er is geen stroomaanvoer).
N.v.t.
Hoog
ILV ONTKOPPELEN
Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van hoge prioriteit geactiveerd, en ILV DISCONNECT (ILV losgekoppeld) wordt weergegeven, zodra tijdens ILV de aansluiting van het Master beademingsapparaat los komt van het Slaaf beademingsapparaat.
N.v.t.
Hoog
INVALID GAS ID
Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van gemiddelde prioriteit geactiveerd en INVALID GAS I.D. (ongeldige gas-id) wordt aangegeven zodra een defecte gas-id connector op het beademingsapparaat wordt geïnstalleerd. Als er een defecte gas-id connector wordt gedetecteerd, gaat het gas standaard over op lucht.
N.v.t.
Gemiddeld
FAN FAILURE
Er wordt een geluidsalarm/alarmlichtje van lage prioriteit geactiveerd en FAN FAILURE (ventilator defect) wordt aangegeven zodra de ventilator stopt met draaien.
N.v.t.
Laag
High EtCO2
Alarm met lage prioriteit als de bewaakte EtCO2 de ingestelde alarmdrempel overschrijdt.
6 – 150 mmHg of Uit Standaard: 60 mmHg
Laag
Low EtCO2
Alarm met lage prioriteit als de bewaakte EtCO2 de ingestelde alarmdrempel niet overschrijdt.
1 – 145 mmHg of Uit Standaard: 30 mmHg
Laag
L2786-110 Rev. J
182
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
Alarmen voor nasale CPAP / nasale IMV Opmerking:
Het venster Alarm Settings (Alarminstellingen) is in deze modus niet beschikbaar wanneer de snelheid is uitgezet. Bestaande machinealarmen en veiligheidssystemen worden in stand gehouden. Tijdens nCPAP-ondersteuning met de snelheid uitgezet worden bepaalde alarmen uitgesteld.
Alarmen die worden uitgesteld tijdens nCPAP met snelheid uitgezet Tijdalarmen High Rate I-Time Limit I:E Limit Apnea Interval
Volumealarmen High Ve High Vt Low Vte Low Ve Volume Limit
Drukalarmen High Ppeak Ext High Peak Low PEEP Low Ppeak Occlusion
Lage Ppeak Bereik: 1 – 40 cmH2O (instelling voor pasgeborenen – nCPAP / IMV) Standaard: 7 cmH2O
Opmerking:
Niet beschikbaar in nasale CPAP-modus tenzij de snelheid is ingesteld op een of hoger. De veranderingen in de alarmdrempelinstelling tijdens nCPAP/IMV worden niet bewaard voor andere beademingsfuncties na het afsluiten van de nasale CPAP-modus.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
183
Hoge Ppeak Bereik: 2 tot 45 cmH2O (instelling voor pasgeborenen – nCPAP / IMV) Standaard: 20 cmH2O
Opmerking:
Niet beschikbaar in nasale CPAP-modus tenzij de snelheid is ingesteld op een of hoger. De veranderingen in de alarmdrempelinstelling tijdens nCPAP/IMV worden niet bewaard voor andere beademingsfuncties na het afsluiten van de nasale CPAP-modus.
nCPAP/IMV Disconnect Sensitivity (gevoeligheid voor loskoppelen) In nCPAP/IMV is de loskoppeling van het patiëntcircuit gebaseerd op de typering van de neusbuisjes, uitgevoerd tijdens de typering van het nCPAP-ademhalingscircuit . In nCPAP/IMV is het alarm CIRCUIT DISCONNECT (loskoppeling circuit) gebaseerd op de flowlekkage tijdens expiratie (periode van basisdruk). De circuittypering verschaft een waarde voor de flowlekkage met de buisjes uit de neus verwijderd. Er wordt een alarm geïndiceerd als de flowlekkage groter is dan een door de gebruiker ingesteld percentage van deze getypeerde flowlekkage. Dit alarm slaat aan binnen 15 seconden na de loskoppeling. Bereik: 20 – 95% Resolutie: 5% Standaard: 95%
De instellingsbanner voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) verschijnt in de berichtenbalk. De huidige gemeten lekkage wordt links op de banner weergegeven en de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) wordt rechts weergegeven. De achtergrondkleuren illustreren de lekkage in blauw ten opzichte van de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen). Let na voltooiing van de typeringsprocedure voor nasale CPAP/IMV op het gemeten lekpercentage. Stel, terwijl de neusbuisjes nog niet zijn aangesloten, de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) in onder het gemeten lekpercentage. Dit zal helpen bij detectie van een correcte ontkoppeling, vooral bij gebruik van kleine buisjes.
Opmerking:
Het alarm Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) is uitsluitend beschikbaar als de snelheid is ingesteld op een of hoger. Als de gemeten lekkage binnen 5% van de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) ligt, wordt de gemeten lekkagewaarde in ROOD weergegeven waardoor de operator wordt gewaarschuwd voor een komend alarm.
Wanneer het alarm Circuit Disconnect (Loskoppelen circuit) is geactiveerd, wordt het lekkageniveau op de achtergrond van de banner voor de instelling voor Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) in ROOD weergegeven boven de instelling voor het alarm Disconnect Sensitivity (Gevoeligheid voor loskoppelen) tot de alarmsituatie is verholpen.
L2786-110 Rev. J
184
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
WAARSCHUWING! Onder bepaalde omstandigheden, zoals kleine neusbuisjes en een hoge ademhalingssnelheid, kan het gebeuren dat het alarm Circuit Disconnect (Loskoppeling circuit) niet onderkent dat het neusmasker uit de neusgaten is losgekomen. Zorg dat de juiste fysiologische bewaking wordt gebruikt.
Hoge nCPAP-druk Wanneer de nCPAP-druk langer dan 15 seconden hoger is dan de drempelwaarde voor de hoge beademingsdruk, wordt er een audiovisueel alarm met hoge prioriteit geactiveerd. Drempelwaarde: Ingesteld CPAP-niveau +3 cmH2O Tolerantie: ±0,5 cmH2O
Opmerking:
De drempel wordt automatisch bijgewerkt bij aanvaarding van een verandering in de nCPAP-regelinstelling.
Lage nCPAP-druk Wanneer de nCPAP-druk langer dan 15 seconden lager is dan de drempelwaarde voor lage beademingsdruk, wordt er een audiovisueel alarm met hoge prioriteit geactiveerd. Drempelwaarde: Ingesteld nCPAP-niveau - 2 cmH2O (indien ingestelde nCPAP < 3 cmH2O) Ingesteld nCPAP-niveau - 1 cmH2O (indien ingestelde nCPAP < 3 cmH2O) Tolerantie:
±0,5 cmH2O
Opmerking:
De drempel wordt automatisch bijgewerkt bij aanvaarding van een verandering in de nCPAP-regelinstelling.
nCPAP-druklimiet Een audiovisueel alarm met hoge prioriteit wordt geactiveerd zodra de nCPAP-druk gedurende 3 seconden hoger is dan de limiet voor de beademingsdruk. Het alarm wordt uitgeschakeld wanneer de nCPAP-druk onder 4,5 cmH2O daalt. Druklimiet: 11 cmH2O (alleen nCPAP, snelheid uitgeschakeld) Ingesteld CPAP-niveau + inspiratoire druk + 3 cmH2O (nCPAP/IMV, snelheid niet nul) Tolerantie: + 0,5 cmH2O
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Alarmen en lampjes
185
Alarmen voor Volume Guarantee (Volumegarantie) Loskoppeling Y-stuk sensor Er wordt een audiovisueel alarm geactiveerd en FLOW SENSOR ERROR (FLOWSENSORFOUT) wordt weergegeven als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan: 1) de flowsensor voor pasgeborenen wordt gebruikt; 2) de functie Volume Guarantee (Volumegarantie) is geactiveerd; en 3) de gemeten VTi daalt tot onder 20% van het netto afgegeven volume. In dit geval gaat het systeem terug naar de door de operator ingestelde inspiratoire druk. Alarmvertraging: 3 ademhalingen, of 10 s als dat langer duurt, of 30 s als dat korter duurt Alarmprioriteit: Gemiddeld
WAARSCHUWING! Wanneer de proximale flowsensor wordt losgekoppeld of uit het circuit wordt gehaald terwijl Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is, zal het beademingsapparaat drukbeademing afgeven bij de ingestelde inspiratoire druk.
Lage Ppeak Bereik: 1 tot 80 cmH2O Standaard: 5 cmH2O
Hoge Ppeak Bereik: 10 tot 85 cmH2O Standaard: 30 cmH2O
Laag expiratoir volume Er wordt een audiovisueel alarm geactiveerd en Laag Vte wordt geïndiceerd wanneer de volumegarantie actief is en het gemeten expiratoire teugvolume minder is dan de ingestelde drempel van het streefvolume. Volumedrempel: 90% van streefvolume Alarmvertraging: 30 s of 10 ademhalingen (wat het langste duurt) Alarmprioriteit: Gemiddeld
L2786-110 Rev. J
186
Alarmen en lampjes
Bedieningshandleiding
Limietvolume Alle VG-ademhalingen worden als volumecyclus uitgevoerd als het ingeademde volume groter is dan een drempel op basis van het ingestelde streefvolume en de lekkage (in een breuk uitgedrukt) gemiddeld over de voorgaande 30 seconden. De berekening van de volumegrens varieert met de mate van lekkage: Gemiddelde lekkage < 63%: Volumegrens = (streefvolume x 1,3) x ((1,1 x lekkage)+1) Gemiddelde lekkage >= 63%: Volumegrens = streefvolume x 2,2
Opmerking:
Voor testademhalingen in TCPL kan de niet-instelbare volumegrens gelden.
Alarmactivering Gedurende de gehele activeringstijd van de volgende alarmen worden afgegeven ademhalingen uitgeschakeld en is het regelalgoritme voor VG niet actief; bij uitschakeling wordt het VG-regelalgoritme gereset met testademhalingen die worden afgegeven bij de door de gebruiker ingestelde inspiratoire druk. Loskoppeling circuit Veiligheidsklep open Vent INOP Het systeem wordt gereset op de door de operator voorgeschreven druk tijdens de periode van activering van de volgende alarmsituaties en start het op het teugvolume gerichte algoritme bij uitschakeling opnieuw op. Lage Ppeak Lage PEEP Flowsensorfout
Opmerking:
De instellingen voor de alarmgevoeligheid bij Laag ademvolume, Hoog Teugvolume en Lage Vte zijn niet van toepassing als Volume Guarantee (Volumegarantie) actief is.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
187
Hoofdstuk 8: Onderhoud en reiniging Reiniging en sterilisatie De AVEA is ontworpen voor gemakkelijk onderhoud. Alle blootgestelde delen van het beademingsapparaat zijn corrosiebestendig.
LET OP
Het beademingsapparaat NIET onderdompelen in reinigingsvloeistoffen en er GEEN reinigingsvloeistoffen in of overheen gieten. Het beademingsapparaat NIET steriliseren. De interne componenten zijn niet geschikt voor toepassing van sterilisatietechnieken. Adapters en connectors NIET met gas steriliseren of met stoom autoclaveren als deze nog aan de slangen zijn bevestigd. De slangen nemen dan na verloop van tijd de vorm van de adapter aan, wat een slechte aansluiting en mogelijk lekkage zal veroorzaken. Om de frequentie van reiniging en vervanging tot een minimum te beperken, zijn in het AVEA ontwerp het expiratiespruitstuk, de flowsensor en het diafragma achter het expiratiefilter en de waterafscheider geplaatst.
Beperkingen voor reprocessing
Bij het beademingsapparaat worden aanwijzingen van andere fabrikanten meegeleverd met betrekking tot afzonderlijke onderdelen en accessoires. Deze aanwijzingen voor sterilisatie/ontsmetting tussen patiënten door dienen te worden opgevolgd.
Voorschriften Gebruikslocatie: Volg de procedures van uw instelling voor het verwijderen van materiaal uit een patiëntruimte voor verwerking. Voorbereiding voor ontsmetting: Voor deze onderdelen gelden geen bijzondere vereisten met betrekking tot de voorbereiding voor ontsmetting. Automatische reiniging: Volg de reinigingsvoorschriften hieronder. Er zijn geen specifieke automatische reinigingshulpmiddelen gevalideerd.
Handmatige reiniging: Buitenkant reinigen: De gehele buitenkant van het beademingsapparaat (inclusief de expiratiecartridge) kan met één van de volgende middelen worden afgenomen: isopropylalcohol of chloorverbindingen met een maximale concentratie van 1:10. Accessoires en onderdelen reinigen: UITSLUITEND de volgende drie onderdelen kunnen worden gereinigd met een biologische inweekoplossing: de waterafscheider (PN 50000-40035), de flowsensor met verwarmingsdraad voor zuigelingen (PN 16465) en het wateropvangbakje (PN 33985). 1.
Bereid een biologische inweekoplossing, bijv. Klenzyme® (vervaardigd door Steris Corporation, Mentor, Ohio, VS) of een gelijkwaardig inweekmiddel, met inachtneming van de aanwijzingen van de fabrikant. Gebruik daarbij steriel gedestilleerd water op 20-30 graden Celsius (68-86 graden Fahrenheit).
L2786-110 Rev. J
188
Onderhoud en reiniging
Bedieningshandleiding
2.
Houd het te reinigen onderdeel 2-5 minuten ondergedompeld in de oplossing en controleer of alle lumina en luchtzakken helemaal met de oplossing zijn gevuld. Regelmatig schudden.
3.
Verwijder het onderdeel na 2-5 minuten uit de oplossing en spoel onmiddellijk door het in minstens 4 liter steriel gedestilleerd water van 20-30°C (68-86°F) te leggen. Laat het onderdeel minstens 1 minuut in het spoelbad liggen en beweeg het af en toe om er zeker van te zijn dat het grondig schoongespoeld wordt.
4.
Bekjk het onderdeel nadat u het uit de spoeloplossing hebt gehaald om er zeker van te zijn dat er geen materiaal op het onderdeel is achtergebleven.
5.
Herhaal de reinigingsmethode indien nodig.
Reiniging van de buitenzijde van de capnometriesensor en de kabel: 1.
Gebruik een doek bevochtigd met 70% isopropylalcohol, 10% bleekwateroplossing, een desinfectiespray, bijvoorbeeld Steris Coverage® SprayHB, ammonia of een milde zeep.
2.
Neem de oppervlakken vóór gebruik af met een schone, met water bevochtigde doek. Controleer vóór gebruik of de sensor schoon en droog is.
Onderhoud, controle en tests: Telkens wanneer gereinigde onderdelen opnieuw worden gemonteerd voor gebruik, moet een uitgebreide systeemtest (EST) worden uitgevoerd om het systeem op lekkage te controleren. Verpakking: Volg de richtlijnen van uw instelling voor de verpakking van het materiaal voor sterilisatie.
Sterilisatie: Alleen de onderstaande onderdelen zijn geschikt voor stoomsterilisatie (autoclaveren): de waterafscheider (PN 50000-40035), de flowsensor met verwarmingsdraad voor zuigelingen (PN 16465) en het wateropvangbakje (PN 33985). Stoomsterilisatie (autoclaaf): maximumtemperatuur 138 graden Celsius (280 graden Fahrenheit), minimumtemperatuur 132 graden Celsius (270 graden Fahrenheit) gedurende maximaal 18 minuten en minimaal 15 minuten (maximumaantal 30 cycli voor elk van deze onderdelen). Vacuümstoomcyclus: 3 voorbewerkpulsen (vacuüm puls). Vacuümstreefwaarde van het sterilisatie-apparaat ingesteld op 10-26 psig. Handhaaf gedurende 4 tot 8 minuten een temperatuur van 132-138 graden Celsius (270 tot 280 graden Fahrenheit). (Maximaal 50 cycli voor de flowsensor met verwarmingsdraad voor zuigelingen en maximaal 25 cycli voor waterafscheider/wateropvangbakje). Drogen na stoomcyclus: Minimale droogtijd: 15 minuten De flowsensor met verwarmingsdraad voor zuigelingen (onderdeelnr. 16465) kan ook koud worden gesteriliseerd met een glutaraldehydeoplossing van 2,4% . Bij opslag: Temperatuur: -20 tot 60 graden Celsius (-4 tot 140 graden Fahrenheit) Vochtigheid: 0 t/m 95% relatieve vochtigheid, niet condenserend.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Onderhoud en reiniging
189
Capnometrie-luchtwegadapters Herbruikbare adapters Reinig herbruikbare adapters door deze in een warm sopje te spoelen en daarna in een vloeibaar desinfectiemiddel te leggen, bijv. 70% isopropylalcohol, 10% bleekwateroplossing, 2,4% glutaraldehydeoplossing, bijv. Cidex®, Steris System1® of ammonia. Vóór gebruik afspoelen met steriel water en drogen. De adapter kan ook op een van de volgende manieren worden gedesinfecteerd: •
Stoomautoclaveren (alleen de adapter voor volwassenen).
•
Gedurende 10 uur laten weken in een glutaraldehydeoplossing van 2,4%, bijv. Cidex.
•
Gedurende 10 minuten laten weken in een perazijnzuuroplossing van 0,26%, bijv. Perasafe®.
•
Gebruik van Cidex OPA (volg de gebruiksaanwijzing van de fabrikant). Controleer voordat u de adapter weer gebruikt of de vensters droog zijn en of er geen residu is achtergebleven, en of de adapter niet tijdens het reinigings-/desinfectieproces is beschadigd.
Disposable adapters Behandel alle adapters voor gebruik bij één patiënt volgens het ziekenhuisprotocol voor producten die bestemd zijn voor gebruik bij één patiënt.
Aanvullende informatie Onderstaande onderdelen gelden als disposable. CareFusion adviseert derhalve geen methode voor reiniging of sterilisatie: •
Disposable flowsensoren met variabele opening (PN 50000-40038 en PN 50000-40031)
•
Tracheale adapters (PN 50000-40034)
•
Tracheale katheters (PN 10635)
•
Katheterverlengslangen (PN 50000-09910 en PN 50000-09920)
•
Oesofaguskatheters (PN 7003401 en PN 7003100)
•
Nasogastrische slangen voor drukbewaking (PN 7003300 en PN 7003402)
•
Set oesofagusslangen voor drukbewaking (PN 7003503)
•
AVEA disposable waterafscheider (PN 11556)
•
AVEA disposable expiratiefilter-waterafscheiderconstructie (PN 11590)
•
Capnografie-luchtwegadapter voor gebruik bij één patiënt (PN 16605 en PN 16606)
De bovenvermelde aanwijzingen zijn door de fabrikant van het medische hulpmiddel gevalideerd. Het blijft de verantwoordelijkheid van de verwerker om te controleren of de reprocessing zoals deze met gebruikmaking van de apparatuur, materialen en het personeel in de verwerkingsvoorziening feitelijk heeft plaatsgevonden, het gewenste resultaat bereikt. Dit vereist doorgaans validatie en routinematige bewaking van het proces.
L2786-110 Rev. J
190
Onderhoud en reiniging
Bedieningshandleiding
Aanbevolen periodiek onderhoud CareFusion staat voor kwaliteit in productondersteuning. Als u vragen hebt over de werking of het onderhoud van uw beademingsapparaat, kunt u contact opnemen met uw servicevertegenwoordiger. Zie appendix A voor de contactgegevens. De batterijen en accu's moeten per kwartaal worden ontladen en weer opgeladen (elke drie maanden). Eenmaal per jaar moet er preventief onderhoud op uw AVEA beademingsapparaat uitgevoerd worden. Bel hiervoor met de klantenservice van CareFusion op het betreffende telefoonnummer (zie appendix A) voor een afspraak met een bevoegde onderhoudstechnicus.
WAARSCHUWING Gevaar van elektrische schokken – Verwijder geen afdekplaten of panelen van het beademingsapparaat. Laat alle onderhoud uitvoeren door een door CareFusion geautoriseerde onderhoudstechnicus. Het jaarlijkse onderhoud dient uit het volgende te bestaan. Vervanging van: •
Het luchtinlaatfilter
•
Het zuurstofinlaatfilter
•
Het compressorinlaatfilter (op modellen met compressor)
•
Het compressoruitlaatfilter (op modellen met compressor)
•
Het expiratiediafragma. Op dat tijdstip wordt het volgende onderhoud uitgevoerd:
•
Verwijdering en vervanging van de hierboven genoemde artikelen
•
Verificatie dat de volgende transducer binnen de kalibratiespecificaties vallen: • • • • • • • • •
Lucht O2 Gemengd gas Expiratoir Inspiratoir Uitgeademde flowdelta Y-stuk flowdelta Extern Voor de oesofagus
•
De O2-sensor vervangen
•
Functionele tests om te controleren of het beademingsapparaat binnen de optimale parameters werkt
•
Scherm Calibration (kalibratie)
•
Kalibratie van de Capnostat
•
Controle batterij-/accuprestaties
•
Geadviseerd wordt de volgende onderdelen om de twee jaar te vervangen: •
Interne batterijen
•
Externe accu's L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Onderhoud en reiniging
191
Het onderhoud aan de AVEA mag alleen worden uitgevoerd door een daarvoor opgeleide, geautoriseerde onderhoudstechnicus. CareFusion zal opgeleide technici voorzien van onderhoudshandleidingen waarin circuitdiagrammen, onderdelenlijsten, kalibratie-instructies en andere gegevens staan die nodig zijn voor het repareren van onderdelen van het beademingsapparaat die volgens de fabrikant mogen worden gerepareerd.
WAARSCHUWING Als tijdens het gebruik van het beademingsapparaat een mechanisch of elektrisch probleem wordt vastgesteld, moet het beademingsapparaat buiten gebruik worden gesteld en door een gekwalificeerde onderhoudstechnicus worden geïnspecteerd. Een slecht werkenhet beademingsapparaat kan leiden tot letsel bij de patiënt.
Onderhoud van de interne batterij De AVEA heeft een interne nikkelmetaalhydride batterij als tijdelijke noodstroomvoorziening indien de netspanning uitvalt (Afbeelding 8–1). Bij normale gebruiksomstandigheden en als hij volledig opgeladen is, kan de interne batterij alleen het beademingsapparaat gedurende 1 uur laten werken, en het beademingsapparaat met compressor gedurende 30 minuten.
Afbeelding 8–1: Interne batterij
Opmerking:
De interne batterij is uitsluitend bedoeld als kortstondige reserve indien zich storingen in de netstroom voordoen. De interne batterij levert nominaal 30 minuten batterijvermogen voor het beademingsapparaat met compressor. Het opladen van deze batterij kan 4 uur of langer duren, afhankelijk van de mate van ontlading. Als u patiënten tussen verschillende gebouwen van de faciliteit wilt transporteren, dan dient u uw instrumenten met de optionele externe accu uit te rusten. Het toevoegen van de externe accu kan deze periode voor het beademingsapparaat met compressor tot 2 uur verlengen. CareFusion adviseert om bij gebruik in transportsituaties de verwachte transporttijd binnen 50% van de bruikbare levensduur van de batterij te houden. Dit verschaft een veilige marge indien er vertraging optreedt of de accu voortijdig uitgeput raakt. Als er meer vertraging optreedt zodat de verwachte transporttijd langer wordt dan geadviseerd, moet een gericht transportsysteem worden overwogen. Net als met elk ander patiëntentransport, moet geschikte handmatige reservebeademing beschikbaar zijn.
LET OP De indicator(s) van de interne accu (en van de externe batterij indien deze is aangesloten) hoort/horen groen te zijn voordat de stroomvoorziening vanaf de batterij-/accuvoeding wordt ingeschakeld. Het beademingsapparaat moet worden aangesloten op AC-netvoeding totdat de indicator(s) voor de batterij/accu groen oplicht(en). Er is ook een optionele afgedichte externe loodzuuraccu verkrijgbaar. Deze kan de gebruiksperiode van het beademingsapparaat aanzienlijk verlengen als dit niet op een netstroomvoorziening is aangesloten. Bij normale gebruiksomstandigheden kan de volledig opgeladen externe accu samen met de interne batterijen het
L2786-110 Rev. J
192
Onderhoud en reiniging
Bedieningshandleiding
beademingsapparaat en de compressor gedurende 2 uur of langer voeden, en het beademingsapparaat op wandlucht gedurende 4 uur of langer. Zowel de interne batterij als de externe accu kunnen weer opgeladen worden en vereisen enig onderhoud na installatie. De interne batterij moet ongeveer elke drie maanden worden ontladen en weer opgeladen. De externe accu moet ongeveer elke twaalf maanden worden ontladen en weer opgeladen. De batterij-/accustatus-indicators op het voorpaneel informeren u over de lading die nog beschikbaar in de batterij/accu (zie “Hoofdstuk 7: Alarmen en lampjes”).
LET OP Neem als uw interne batterij vervangen moet worden contact op met de vertegenwoordiger van CareFusion. Probeer NIET om de batterij zelf te vervangen. De batterij mag uitsluitend worden vervangen door een daarvoor opgeleid monteur.
Prioriteit van stroomgebruik De volgorde waarin stroomvoorzieningen door het beademingsapparaat worden gebruikt, is: 1. AC 2. Externe accu (indien geïnstalleerd) 3. Interne accu
LET OP Sla het beademingsapparaat niet langdurig op warme plaatsen op. Temperaturen boven de 27 °C (80 °F) kunnen de levensduur van de accu bekorten. Ook als de accu in opslag niet wordt opgeladen, kan deze eerder versleten zijn.
LET OP Als niet zeker is of de aarding van de externe stroomvoorziening goed is, kunt u het beademingsapparaat beter laten werken op de interne batterij of de externe accu.
Opmerking: Raadpleeg de onderhoudshandleiding voor onderhoud van de batterij/accu en testprocedures.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Onderhoud en reiniging
193
Status batterij/accu Batterij-/accustatus-indicators op het voorpaneel van het beademingsapparaat tonen de lading van de interne batterijen en de externe accu (Afbeelding 8–2).
Groen Geel Rood
Afbeelding 8–2: Leesvenster op voorpaneel. Afbeelding toont model Comprehensive.
Als u de lading tot onder het laagste bereik van de batterij/accubewaking laat komen, kan het zijn dat het LEDje in het statuslampje voor de batterij/accu niet meer werkt. Het apparaat moet dan op netspanning worden aangesloten zodat de batterij en de accu weer kunnen opladen. Als de spanning van de batterij en de accu weer zo groot is dat de bewaking weer gevoed wordt, worden de statuslampjes voor de batterij en de accu weer zichtbaar.
Accu’s laden niet op Als de interne accu's niet significant zijn opgeladen na vier uur opnieuw aangesloten te zijn geweest op de netspanning, dient u contact op te nemen met een vertegenwoordiger voor technische ondersteuning (zie bijlage A) voor vervanging van de accu's. De totale oplaadtijd hangt af van de mate van ontlading in de batterij/accu en gebruik van het beademingsapparaat tijdens het opladen.
Opmerking:
De batterij/accu van een beademingsapparaat dat niet wordt gebruikt en niet is aangesloten op netvoeding zal voortdurend langzaam ontladen. Een volledig geladen batterij/accu kan door zelfontlading in een ver ontladen staat geraken. Ook met een volledig opgeladen batterij of accu zal, als de stekker van het beademingsapparaat meer dan 4 uur niet in het stopcontact zit, het statuslampje van de interne batterij rood oplichten om aan te geven dat de batterij bijna leeg is. In deze situatie moet de stekker van het beademingsapparaat gedurende 10-12 minuten in het stopcontact gestoken worden om de oplaadstatus van de batterij weer te herstellen.
L2786-110 Rev. J
194
Onderhoud en reiniging
Bedieningshandleiding
Zekeringen
De AVEA heeft de volgende vervangbare zekeringen die zijn geassocieerd met de interne en externe gelijkstroom- en de wisselstroomvoorziening.
WAARSCHUWING Verwijder of vervang geen zekeringen en voer geen onderhoudstaken aan het beademingsapparaat uit terwijl dit op een patiënt is aangesloten. Voer deze taken altijd uit “zonder patiënt”.
Zekeringen voor de batterij en de accu De zekeringen voor de interne batterij en de optionele externe accu zijn 10A, 250V (5 x 20 mm), snelwerkend type. De zekering voor de optionele externe accu bevindt zich op het achterpaneel naast de connector voor de externe accu en kan vervangen worden. De zekering voor de interne batterij bevindt zich rechts van de UIM aansluiting. Voor het verwijderen van de zekeringen schroeft u de zekeringhouder voorzichtig los met een platte schroevendraaier en dan trekt u hem naar buiten.
Zekeringhouder externe accu
Connector externe accu
Afbeelding 8–3: Connector en zekering externe accu
WAARSCHUWING Voorkom brandgevaar door uitsluitend zekeringen te plaatsen die vermeld staan in de onderdelenlijst van het beademingsapparaat of die qua type, voltage en amperage identiek zijn aan de oude zekering.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Onderhoud en reiniging
195
Zekeringen voor netstroom De zekeringen voor de netstroom bevinden zich in de module voor stroomtoevoer op het achterpaneel. Deze zijn traagwerkend. Controleer of het juiste voltage voor uw stroomnet zichtbaar is in het venstertje in de module voor stroomtoevoer. Tabel 8-1: Zekeringen voor netstroom Voltage
Zekering
Amperage
100/120VAC
250V 6,35 x 31,75 mm
3,2 A
230/240VAC
250V 6,35 x 31,75 mm
1,5 A
Vervangen zekering netspanning
WAARSCHUWING Controleer of de stekker van het netsnoer uit het stopcontact is gehaald voordat u de zekering gaat verwijderen of vervangen. Netspanningszekeringen vervangen: 1.
Haal de stekker van het netsnoer van het beademingsapparaat uit het stopcontact en maak de aansluiting van het netsnoer uit de netvoedingsmodule aan de achterkant van het beademingsapparaat los.
2.
Wrik met een kleine platte schroevendraaier het deksel van de netvoedingsmodule open.
L2786-110 Rev. J
196
Onderhoud en reiniging
Bedieningshandleiding
3.
Trek de rode zekeringhouder voorzichtig uit de netvoedingsmodule.
4.
De zekeringhouder bevat twee zekeringen, 3,1 A (voor 100/120 V) en 2,0 A (voor 230/240 V) zoals aangegeven in Tabel 8-1.
5.
Vervang de doorgeslagen zekering in de zekeringhouder door een zekering met identiek type, spanningsverhouding, en stroomsterktewaarde als de door de fabriek meegeleverde zekering.
6.
Plaats de rode zekeringhouder voorzichtig weer in de netvoedingsmodule. Zorg dat de correcte spanning bovenaan zit als u de zekeringhouder weer in de netvoedingsmodule plaatst.
7.
Sluit het deksel van de netvoedingsmodule en controleer of achter het venster de correcte spanning is weergegeven.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
197
Appendix A: Contact- en bestelgegevens Hoe u ons bereikt voor onderhoud Neem voor hulp of het uitvoeren van preventief onderhoud, dan wel het aanvragen van incidenteel onderhoud aan uw beademingsapparaat contact op met CareFusion:
Technische en klinische ondersteuning Uren: Telefoon: Fax:
6:30 tot 16:30 (PST) van maandag tot vrijdag +1 (800) 231-2466 +1 (714) 283-8471
Buiten kantoortijden: Telefoon:
+1 (800) 231-2466 in de V.S., optie 2.
Helplijn klantenservice CareFusion Uren:
24 uur, zeven dagen per week
Telefoon:
(800) 231-2466 vanuit de Verenigde Staten
De online-service voor vervangingen onder garantie is te vinden op carefusion.com Selecteer de optie “Warranty Form” aan de linkerzijde van het scherm.
L2786-110 Rev. J
198
Contact- en bestelgegevens
Bedieningshandleiding
Onderdelen bestellen Neem voor onderdelen voor het AVEA beademingsapparaat contact op met de klantenservice van CareFusion op: Uren:
7:00 tot 16:30 (PST) maandag tot vrijdag
Telefoon: +1 (800) 328-4139 +1 (760) 778-7200 Fax:
+1 (760) 778-7274
Hulpstukken Neonatale set ond.nr. 50-40012-00 CareFusion onderdeelnr. 50000-40038
Beschrijving Neonatale disposable flowsensor
Aantal 1
Optionele externe accu Voor het toevoegen van de optionele externe accu aan uw AVEA, dient u de volgende onderdelen te bestellen: CareFusion onderdeelnr.
Beschrijving
Aantal
33977
Bladconstructie externe accu
1
16217
Draadboom externe accu
1
68269
AVEA externe accu
2
Overige vervangingsonderdelen en accessoires CareFusion onderdeelnr.
Beschrijving
71667
Zekering interne batterij/externe accu
71612
100/120 VAC zekering netstroomvoorziening
56000-20064
230/240 VAC zekering netstroomvoorziening
33978 51000-40640
Rekconstructie gastank Filtercartridge
11590
Disposable expiratiefilter-waterafscheider (doos à 12 stuks)
11556
Disposable waterafscheider (doos à 12 stuks)
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
Contact- en bestelgegevens
Onderdelen en accessoires voor geavanceerde fysiologische bewaking (pakket à 10 stuks) Onderdeelnummer CareFusion 10635 50000-09910 50000-40034 7003100 7003401 50000-09920 16401 7003300 7003402 7003503
Beschrijving
Tracheale katheter 5 Fr. disposable Verlengslang voor tracheale katheter Adapter voor tracheale katheter Oesofaguskatheter voor volwassenen 8 Fr. Pediatrische oesofaguskatheter 6 Fr. Verlengslang voor oesofaguskatheter Bicore-accessoireset Set nasogastrische slangen voor drukbewaking, 16 Fr, volwassenen Set nasogastrische slangen voor drukbewaking, 7 Fr, pediatrisch Set oesofagusslangen voor drukbewaking, 5 Fr., pediatrisch, neonaat
Capnografie-onderdelen en -accessoires Onderdeelnummer CareFusion 16578 16605 16606 16607 16608 79044
L2786-110 Rev. J
Beschrijving
Herbruikbare CO2-sensor (doos à 1 st.) Luchtwegadapter voor volwassenen voor gebruik bij één patiënt (doos à 10 stuks) Luchtwegadapter voor neonaten voor gebruik bij één patiënt (doos à 10 stuks) Herbruikbare luchtwegadapter voor volwassenen (doos à 1 stuk) Herbruikbare luchtwegadapter voor neonaten (doos à 1 stuk) Kalibratiegas met 5% CO2 (doos à 4 stuks)
199
200
Contact- en bestelgegevens
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
201
Appendix B: Specificaties Pneumatische voeding Lucht- of helioxtoevoer Druk:
van 1,4 t/m 5,5 bar (20 t/m 80 psig)
(toevoerlucht)
van 1,4 t/m 5,5 bar (20 t/m 80 psig)
(toevoerheliox – 80% / 20% alleen heliox)
van 0,2 t/m 0,7 bar (3 t/m 10 psig)
(Compressorlucht)
Temperatuur:
5 tot 40 ºC (41 tot 104 ºF)
Vochtigheid:
Het dauwpunt van gas moet 1,7 °C (3 °F) onder de omgevingstemperatuur liggen (minimaal)
Minimumflow:
80 l/min bij 1,4 bar (20 psig)
Luchtinlaatfitting:
Type CGA DISS, nr. 1160. NIST fitting krachtens BS-5682:1984 (lucht) ook verkrijgbaar.
Heliox-inlaatfitting: Type CGA DISS, nr. 1180. NIST fitting krachtens BS-5682:1984 (heliox) ook verkrijgbaar.
Zuurstofvoorziening Druk:
van 1,4 t/m 5,5 bar (20 t/m 80 psig)
(zuurstoftoevoer)
Temperatuur:
5 tot 40 ºC (41 tot 104 ºF)
Vochtigheid:
Het dauwpunt van gas moet 1,7 °C (3 °F) onder de omgevingstemperatuur liggen (minimaal)
Minimumflow:
80 l/min bij 1,4 bar (20 psig)
Fitting ingang:
Type CGA DISS, nr. 1240. NIST fitting krachtens BS-5682:1984 (O2) ook verkrijgbaar.
Stroomvoorziening Netspanning Het beademingsapparaat werkt binnen de specificaties indien aangesloten op een netstroomvoorziening met de volgende eigenschappen: Nominaal
Voltagebereik
Frequentiebereik
100 VAC
(85 tot 110 V wisselstroom)
47 - 65 Hz
120 VAC
(102 tot 132 V wisselstroom)
55 - 65 Hz
230 VAC
(196 tot 253 V wisselstroom)
47 - 65 Hz
240 VAC
(204 tot 264 V wisselstroom)
47 - 65 Hz
L2786-110 Rev. J
202
Specificaties
Bedieningshandleiding
Batterijvoeding De ventilator kan ook werken op een gelijkstroomvoorziening van 24 V (interne batterij of externe accu).
Interne accu:
De maximale laadtijd voor volledige oplading van de interne batterij is 4 uur. Bij normale gebruiksomstandigheden en als hij volledig opgeladen is, kan de interne batterij alleen het beademingsapparaat gedurende 1 uur laten werken, en het beademingsapparaat met compressor gedurende 30 minuten. Het beademingsapparaat moet gedurende minstens 4 uur op een hoofdstroomvoorziening worden aangesloten voordat u op de interne batterij of de externe accu overschakelt.
Externe accu: 22,0 t/m 26,4 VDC
Bij normale gebruiksomstandigheden kan de volledig opgeladen externe accu samen met de interne batterij het beademingsapparaat met compressor gedurende 2 uur of langer voeden, en het beademingsapparaat alleen gedurende 7 uur of langer. Als de batterij of accu leeg is, moet het beademingsapparaat gedurende minstens 12 uur op een hoofdstroomvoorziening worden aangesloten en laden om zeker te zijn van een volledige lading.
Gegevensinvoer/-uitvoer Onafhankelijke longbeademing (ILV) Het beademingsapparaat levert een uitvoer (Master) en een invoer (Slaaf) voor synchronisatie van beademingsapparatuur. De uitvoer geeft een 5 VDC logisch signaal af dat via een 25-pens connector op de achterkant van het beademingsapparaat is gesynchroniseerd met de ademhalingsfase van de Master. De penconfiguratie voor deze connector is als volgt: PEN
FUNCTIE
1
Kanaal analoge invoer 0
14
Kanaal analoge invoer 1
18
ILV in
6
ILV uit
20
Uitsluitend voor gebruik in de fabriek, NIET AANSLUITEN
22
Analoge uitvoer, DRUK
23
Analoge uitvoer, FLOW
24
Analoge uitvoer, VOLUME
25
Analoge uitvoer, ADEMHALINGSFASE
5,9,10,11,12,13
Massa, analoge
Opmerking:
Er is minstens één analoge massa vereist voor veilige en nauwkeurige signaaluitgang en -invoer. Één analoge massa is voldoende voor alle andere signalen.
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Specificaties
203
Analoge invoer Het beademingsapparaat verschaft zoals hierboven afgebeeld 2 programmeerbare kanalen voor analoge signaalinvoer. Elke kanaal is schaalbaar voor het gespecificeerde invoerbereik. Bereik:
0 t/m 1 VDC 0 t/m 5 VDC 0 t/m 10 VDC
Resolutie:
0,25 mV (voor 0 tot 1 VDC) 1,37 mV (voor 0 tot 5 VDC) 2,5 mV (voor 0 tot 10 VDC)
Analoge uitgangen Het beademingsapparaat levert 4 signalen naar de analoge uitvoerconnector: 1.
2.
Beademingsdruk, PAW Bereik:
-60 tot 140 cm H2O
Schaal:
1 cm H2O/25 mV
Nauwkeurigheid:
een waarde van ± 50 mV of ± 5%, wat het hoogste is
Off-set nul:
1,5 VDC bij 0 cm H2O
Flow Inspiratie/expiratie: Als dit geselecteerd is, levert het beademingsapparaat een continue analoge spanningswaarde van de inspiratoire flow minus de expiratoire flow. Bereik:
Schaalfactor:
Nauwkeurigheid: Off-set nul:
-300 t/m 200 l/min (volwassen) -120 t/m 80 l/min
(pediatrisch)
-60 t/m 40 l/min
(neonataal)
1 l/min / 10 mV
(volwassen)
1 l/min / 25 mV
(pediatrisch)
1 l/min / 50 mV
(neonataal)
± 10% waarde of ± 30 mV, wat het hoogste is 3,0 VDC bij 0 l/min
Machine: Als dit geselecteerd is, levert het beademingsapparaat een continue analoge spanningswaarde van de door de machine afgegeven flow. Bereik:
L2786-110 Rev. J
0 t/m 200 l/min
(volwassen)
0 t/m 100 l/min
(pediatrisch)
0 t/m 50 l/min
(neonataal)
204
Specificaties Schaalfactor:
1 l/min / 25 mV
(volwassen)
1 l/min / 50 mV
(pediatrisch)
Bedieningshandleiding
1 l/min / 100 mV (neonataal)
3.
Nauwkeurigheid:
± 10% waarde of ± 30 mV, wat het hoogste is
off-set nul:
Geen
Volume Bereik:
-1,00 t/m 4,00 l
(volwassen)
-200 t/m 800 ml (pediatrisch) -100 t/m 400 ml (neonataal) Schaalfactor:
4.
1l/V
(volwassen)
1 ml / 5 mV
(pediatrisch)
1 ml / 10 mV
(neonataal)
Nauwkeurigheid:
± 10% waarde of ± 30 mV, wat het hoogste is
Off-set nul:
1,000 VDC
Ademhalingsfase Het beademingsapparaat levert een continue analoge spanningwaarde van de ademhalingsfase (inspiratoir = 5 VDC, expiratoir = 0 VDC).
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Specificaties
205
Digitale communicatie RS 232-uitgang
Stelt de RS 232-uitgangsindeling in voor digitale communicatie via de als MIB aangemerkte poort. De configuratie van de RS-232- biedt de volgende keuzes aan instellingen: Algemeen Deze interface is beschikbaar in versie 3.3 en hoger van de AVEA-software. De AVEA GSP-interfaceset heeft onderdeelnummer 16375 en bevat een CAT 5-kabel en een 9-pins adapter. Selecteer 8, N, 1 en de volgende baudwaarden: 9600, 2400, 4800, 9600, 19200, 38400, 57600 of 115200
L2786-110 Rev. J
206 of
Specificaties
Bedieningshandleiding
Selecteer CR/LF of CR Only (alleen CR)
VueLink Versie 3.1 en hoger van de AVEA-software kan communiceren met het Phillips Vue-Linksysteem. Het onderdeelnummer van de seriële Vue-Link CAT 5-kabel en -adapter is 16337.
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Specificaties
207
VOXP (Open XML Protocol beademingsapparaat) Versie 3.7 en hoger van de AVEA-software ondersteunt VOXP. De AVEA VOXP-interfaceset heeft onderdeelnummer 16375 en bevat een CAT 5-kabel en een 9-pins adapter. Selecteer 8, N, 1 / 7, N, 1 / 7, E, 1 of 7, 0, 1 en de volgende baudwaarden: 9600, 19200, 38400, 57600, 115200
Op het beademingsapparaat zijn twee RS-232 poorten geïnstalleerd voor bi-directionele datacommunicatie: RS-232 Ch1 wordt op dit moment gebruikt voor software-updates en voor datacommunicatieverbinding met externe systemen.
L2786-110 Rev. J
208
Specificaties
Bedieningshandleiding
Vereisten voor VOXP-communicatie Er wordt een communicatieverbinding gemaakt tussen een beademingsapparaat en een uitwendig systeem met een correct geconfigureerde groep systeemonderdelen, van fysieke kabels, adapters en communicatieparameters tot toepassingsprotocollen. Er is een gedetailleerde beschrijving van de interface beschikbaar in een aparte specificatie, Geconsolideerde VOXP-specificatie, onderdeelnummer L3058, versie A of later. Om te waarborgen dat het beademingsapparaat goed werkt, geldt er een belangrijke beperking voor de implementatie van de interface met uitwendige toestellen. Bij baudwaarde-instellingen van minder dan 57600 mogen geen golfvormen worden geselecteerd. Bij baudwaarden van 57600 en hoger mogen niet meer dan drie golfvormen worden geselecteerd. Voor de transmissie van golfvormen is hogesnelheidscommunicatie nodig: er kunnen problemen optreden als er golfvormen worden aangevraagd bij een lage baudwaarde, of als er bij hoge baudwaarden te veel golfvormen worden aangevraagd.
WAARSCHUWING Om te verzekeren dat het beademingsapparaat goed werkt, moeten bij communicatie met uitwendige toestellen via golfvormen de aanbevelingen worden gevolgd uit Geconsolideerde VOXP-specificatie, onderdeelnummer L3058, versie A of hoger. De MIB-poort moet zijn aangesloten op een apparaat dat voldoet aan de norm IEC60601-1.
Printer Het beademingsapparaat heeft een standaard vrouwelijke parallelle Centronics-printerpoort met 25 pennen voor de communicatie met een externe printer.
Oproep externe verpleegkundige Op het beademingsapparaat is een modulaire contactbus geconfigureerd voor communicatie met externe systemen die bedraad zijn voor normaal open (N.O., dicht bij alarm) of normaal dicht (N.C., open bij alarm) signalen. In actieve staat kan het externe alarm 1,0 A verzamelen.
Videopoort Het beademingsapparaat heeft een connector voor een videoaansluiting. Hierop kan een externe SVGA-monitor (256 kleuren, 800 x 600 pixels) worden aangesloten. De video-uitvoer is altijd ingeschakeld.
Taalondersteuning
Via de taalkeuzelijst op de AVEA kunnen de volgende talen worden geselecteerd: Engels, Chinees, Duits, Frans, Grieks, Hongaars, Italiaans, Japans, Nederlands, Pools, Portugees, Russisch, Spaans, Tsjechisch en Turks.
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Specificaties
Specificaties voor atmosfeer en milieu Temperatuur en vochtigheid Opslag Temperatuur:
-20 tot 60 ºC (-4 tot 140 ºF)
Vochtigheid: In bedrijf
0 t/m 95% rel. vochtigheid, niet condenserend
Temperatuur:
5 tot 40 ºC (41 tot 104 ºF)
Vochtigheid:
0 t/m 95% rel. vochtigheid, niet condenserend
Barometrische druk De barometrische druk wordt automatisch gemeten door een interne barometer. De gegevens worden als een monitorwaarde weergegeven in het scherm Setup (instellingen). Bereik: 760 tot 545 mmHg
Fysieke afmetingen Buitenafmetingen Beademingsapparaat:
43,2 cm X 40,6 cm X 26,7 cm (17″ B x 16″ D x 10.5″ H )
UIM:
41,3 cm X 6,4 cm X 34,9 cm (16.25″ B x 2.5″ D x 13.75″ H)
Gewicht Beademingsapparaat met UIM zonder compressor:
< 33,1 kg (73 lbs)
Beademingsapparaat met UIM en compressor:
< 36,3 kg (80 lbs)
L2786-110 Rev. J
209
210
Specificaties
Bedieningshandleiding
Hulpstukken Pall bacterieel filter Weerstand Het bij uw AVEA beademingsapparaat meegeleverde expiratiefilter is vervaardigd door Pall Medical uit Ann Arbor, MI, V.S. De gepubliceerd maximale weerstand van dit filter is 4 cm H2O bij 100 l/min voor het 725 filter.
Compliantie De compliantie voor het filter is < 0,4 ml/cm H2O.
Materiaal Materiaal gebruikt in de vervaardiging van het filter is goedgekeurd krachtens USP klasse VI 121 °C Plastic and Cytotoxicity test. Neem voor meer informatie contact op met Pall Medical.
Waterafscheider Weerstand De weerstand van de interne expiratiewaterafscheiderconstructie inclusief opvangfles is < 0,5 cm H2O bij 50 l/min.
Compliantie De weerstand van de interne expiratiewaterafscheiderconstructie inclusief opvangfles is < 0,2 ml/cm H2O.
AVEA® disposable expiratiefilter-waterafscheidercombinatie SPECIFICATIES Virale en bacteriële filtratiecapaciteit (VFE en BFE): Partikelfiltratiecapaciteit (PFE): Inlaatconnector: Uitlaatconnector:
Hoger dan 99,999% 99,97% van een nominale partikelgrootte van 0,3 Tm bij een flow van 60 l/min 22 mm mannelijk met een 15 mm vrouwelijk konische connector 22 mm mannelijk met een niet-standaardmaat vrouwelijke konische connector
Flowweerstand:
Minder dan 1,0 cm H2O bij 60 l/min indien nieuw
Flowlekkage: Maat:
Minder dan 0,01 l/min bij 140 cm H2O interne druk Doorsnede 9,7 cm, hoogte 33 cm (doorsnede 3.8 inch, hoogte 13 inch)
Kunststof materiaal:
Polystyreen
Intern volume:
Ongeveer 500 ml
Compliantie:
Minder dan 0,5 ml/cm H2O
Capaciteit condenswaterafscheider:
Ongeveer 130 ml (tot maximale vullijn)
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
211
Appendix C: Pneumatisch schema Gasafgiftemechanisme
Het gasafgiftemechanisme ontvangt en bewerkt de toegevoerde zuurstof en lucht van externe en/of interne (compressor) voorzieningen. Het mengt het gas dan tot de vereiste concentratie en geeft de gewenste flow of druk af aan de patiënt. Het gasafgiftemechanisme begint met de inlaatpneumatiek. De inlaatpneumatiek accepteert schone O2 of lucht; het biedt extra filtratie en regelt de lucht en het O2 gas voordat dit in de zuurstofmenger komt. De zuurstofmenger mengt de gassen tot de gewenste concentratie voordat dit de flowregelklep bereikt. De flowregelklep regelt de flowrate van het gasmengsel naar de patiënt. Tussen de zuurstofmenger en de flowregelklep is het expansiereservoir geïnstalleerd voor het verschaffen van piekflowcapaciteit. De flowsensor geeft informatie over de werkelijke inademingsflow voor servobediening met gesloten loop. Het gas wordt dan aan de patiënt afgegeven via de veiligheids-/ontlastklep en het uitlaatspruitstuk. Compressor Compressorflow Flow (optioneel) (Optional) Air Lucht
Zuurstof Oxygen
Inlet Inlaatpneumatiek Pneumatics
Oxygen Zuurstofmenger Blender
Afbeelding C1: Gasafgiftemechanisme
L2786-110 Rev. J
ExpansieAccumulator reservoir System
Flow Control Flowregelklep Valve
Flowsensor Flow Sensor
Safety/Relief VeiligheidsValve & en /ontlastklep Manifold spruitstuk
Patient Patiëntflow Flow
212
Pneumatisch schema
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
213
Appendix D: Monitorbereik en nauwkeurigheid SCHERM
BESCHRIJVING
BEREIK
NAUWKEURIGHEID
VOLUMEMONITORS Het volume dat tijdens de inademingsfase van de ademhaling wordt gemeten, is een totaalwaarde omdat het inspiratoir teugvolume en het volume dat tijdens de expiratiefase wordt gemeten, als het expiratoire teugvolume getotaliseerd wordt. Dit volume is exclusief het volume dat wordt afgegeven door de compensatiefunctie voor circuitcompliantie voor volume-ademhalingen. Vte
Expiratoir teugvolume. De waarden voor het uitgeademde volume worden gemeten door de expiratoire flowsensor. De waarde kan worden beïnvloed door de bevochtigerinstelling in het beademingsapparaat. Bij gebruik van een proximale flowsensor wordt de VTe gemeten waar de expiratoire flow de patiënt verlaat bij het punt waar de sensor is ingebracht (tussen de patiëntinterface en het Y-stuk).
0 tot 4 l
Expiratoir teugvolume aangepast aan gewicht van de patiënt.
0 tot 4 ml/kg
Inspiratoir teugvolume. VTi wordt gemeten door de inspiratoire flowsensor binnen in het beademingsapparaat en geeft het volume weer zonder compensatie voor de slangcompliantie. Het is een berekening van het verschil tussen de toegediende flow en de uitgeademde flow tijdens inspiratie. Bij gebruik van een proximale flowsensor wordt de VTi gemeten waar de inspiratoire flow (vertaald naar volume) de patiënt binnenkomt bij het punt waar de sensor is ingebracht (tussen de patiëntinterface en het Y-stuk).
0 tot 4 l
Inspiratoir teugvolume aangepast aan gewicht van de patiënt.
0 tot 4 ml/kg
Spontaan teugvolume. Een Spont Vt van nul (0) geeft aan dat de meest recente ademhaling geen spontane ademhaling was. Het betreft een momentwaarde.
0 tot 4 l
Spontaan teugvolume aangepast aan gewicht van de patiënt.
0 tot 4 ml/kg
Mand Vt
SIMV teugvolume. Weergegeven een rollend gemiddelde van 8 ademhalingen of één minuut, wat zich het eerste voordoet.
0 t/m 4 l
(± 20 ml + 10% van aflezing)-volwassen machinesensor (± 1 ml + 10% van aflezing)-neonate Y-stuksensor
Mand Vt/Kg
SIMV teugvolume aangepast aan gewicht van de patiënt.
0 tot 4 ml/kg
Afgeleid
Het totaal afgegeven machinevolume gemeten door de inspiratoire flowsensor van het beademingsapparaat. Deze waarde zal hoger uitvallen dan de VTi als de compensatie van slangcompliantie actief is.
0 tot 4L
(± 20 ml + 10% van waarde)
Procentlekkage. Het verschil tussen inspiratoir en expiratoir teugvolume uitgedrukt in % verschil.
Afgeleid
Afgeleid
Ve
Minuutvolume. Volume gas uitgeademd door patiënt tijdens de laatste minuut.
0 t/m 99,9 l
Afgeleid
Ve/Kg
Minuutvolume aangepast aan gewicht van de patiënt.
0 tot 999 ml/kg
Afgeleid
Spontaan minuutvolume.
0 tot 99,9 l
Afgeleid
Vte/Kg Vti
Vti/Kg Spon Vt
Spon Vt/Kg
Vdel
% Lek
Spon Ve
L2786-110 Rev. J
(± 20 ml + 10% van waarde)machinesensor voor volwassenen (± 1 ml + 10% van waarde)Y-stuksensor voor neonaten
(± 20 ml + 10% van waarde)machinesensor voor volwassenen (± 1 ml + 10% van waarde)Y-stuksensor voor neonaten
(± 20 ml + 10% van waarde)machinesensor voor volwassenen (± 1 ml + 10% van waarde)Y-stuksensor voor neonaten
214
Monitorbereik en nauwkeurigheid
Bedieningshandleiding
SCHERM
BESCHRIJVING
BEREIK
NAUWKEURIGHEID
Spon Ve/kg
Spontaan minuutvolume aangepast aan gewicht van de patiënt.
0 tot 999 ml/kg
Afgeleid
Ademfrequentie.
0 t/m 200 s/min
± 3% of 2 s/min, wat het hoogste is
Spontane ademfrequentie. Geeft de spontane ademfrequentie van de afgelopen minuut weer.
0 t/m 200 s/min
± 3% of 2 s/min, wat het hoogste is
Ti
Inspiratietijd.
0,00 t/m 99,99 sec
± 0,03 sec
Te
Expiratietijd.
0,00 t/m 99,99 sec
± 0,03 sec
I:E
Verhouding inspiratie/expiratie Opmerking: Niet actief bij vraagbeademing.
1:99,9 tot 99,9:1
Afgeleid van nauwkeurigheid voor bewaakte Ti en Te.
f/Vt
Snelle oppervlakkige ademhalingsindex.
0 tot 500 b2/min/L
Afgeleide van nauwkeurigheid voor spontane ademfrequentie en spontaan minuutvolume.
FREQUENTIE/TIJD-MONITORS Rate Spon Rate
DRUKMONITORS Ppeak
Inspiratiepiekdruk. Niet actief bij spontane ademslagen.
0 tot 120 cm H2O
± 3,5% waarde of ± 2 cm H2O, wat het hoogste is
Pmean
Gemiddelde beademingsdruk.
0 tot 120 cm H2O
± 3,5% waarde of ± 2 cm H2O, wat het hoogste is
Pplat
Plateaudruk. Indien er geen plateau optreedt, geeft de monitor * * * weer
0 tot 120 cm H2O
± 3,5% waarde of ± 2 cm H2O, wat het hoogste is
PEEP
Positieve eind expiratoire druk.
0 tot 60 cm H2O
± 3,5% waarde of ± 2 cm H2O, wat het hoogste is
Air Inlet
Luchtinlaat, gastoevoerdruk.
0 tot 80 psig
± 5 psig (1,4 – 5,5 bar)
O2-inlaat
Zuurstofinlaat, gastoevoerdruk.
0 tot 80 psig
± 5 psig (1,4 - 5,5 bar)
Barometrische druk.
760 tot 545 mmHg of 101 tot 72,7 kPa
± 2% van volledige schaal
0 t/m 100%
± 3%
0 tot 300 ml/cm H2O
Afgeleid
Pbaro
GASSAMENSTELLINGMONITORS FIO2
Afgegeven percentage O2.
MECHANISME Cdyn Cdyn/Kg Cstat Cstat/Kg
Dynamische compliantie (CDYN en CDYN / kg), absoluut en genormaliseerd naar gewicht van de patiënt. Compliantie beademingssysteem (CRS), (ook bekend als statische compliantie CSTAT), absoluut en genormaliseerd naar gewicht van de patiënt. Opmerking: Dit vereist een Inspiratoire holdmanoeuvre.
0,00 tot 5,00 ml/cm H2O 0 tot 300 ml/cm H2O
Afgeleid
0,00 tot 5,00 ml/cm H2O
Rrs
Weerstand ademhalingssysteem. Opmerking: De berekening wordt uitgevoerd tijdens een inspiratoire hold-manoeuvre.
0 tot 100 cm H2O/L/sec
Afgeleid
PIFR
Inspiratoire piekflow.
0 t/m 300 l/min (Alle patiënten)
± 10% instelling of ± (0,2 l/min + 10% instelling), wat het hoogste is
PEFR
Expiratoire piekflowfrequentie.
0 t/m 300 l/min (Alle patiënten)
± 10% instelling of ± (0,2 l/min + 10% instelling), wat het hoogste is
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding SCHERM
Monitorbereik en nauwkeurigheid
BESCHRIJVING
BEREIK
NAUWKEURIGHEID
Ccw
De verhouding van het teugvolume (expiratoir) tot de delta oesofagusdruk (dPES). Vereist een oesofagusballon.
0 tot 300 ml/cm H2O
+ 10%
CLUNG
De verhouding van het teugvolume (expiratoir) tot de delta transpulmonale druk. De delta transpulmonale druk is het verschil tussen de luchtwegplateaudruk (tijdens een inademingspauze) en de oesofagusdruk (op het moment dat de luchtwegplateaudruk wordt gewogen) minus het verschil tussen de beademingsdruk en de oesofagusbasislijndruk. Vereist een inspiratoire hold en een oesofagusballon.
0 tot 300 ml/cm H2O
+ 10%
C20 / C
De verhouding van de dynamische compliantie tijdens de laatste 20% van de inspiratie (C20) tot de totale dynamische compliantie (C).
0,00 t/m 5,00
+ 10%
L2786-110 Rev. J
215
216
Monitorbereik en nauwkeurigheid
Scherm
Bedieningshandleiding
Beschrijving
Bereik
Nauwkeurigheid
RRS
De totale weerstand tijdens de inademingsfase van een ademhaling. De weerstand van het beademingssysteem is de verhouding van het beademingsdrukdifferentieel (piek – plateau) tot de inademingsflow 12 ms vóór het einde van de inspiratie. Dit vereist een inspiratoire hold.
0 tot 100 cm H2O/l/sec
+ 10%
RPEAK
De expiratoire piekweerstand (RPEAK), wordt gedefinieerd als de weerstand op het moment van de expiratoire piekflow (PEFR).
0,0 tot 100,0 cm H2O/l/sec
+ 10%
RIMP
De luchtwegweerstand tussen het Y-stuk van het patiëntcircuit en de tracheale sensor. Vereist een inspiratoire hold en een tracheale katheter.
0,0 tot 100,0 cm H2O/l/sec
+ 10%
RLUNG
De verhouding van het beademingsdrukdifferentieel (piek – plateau) tot de inademingsflow 12 ms vóór het einde van de inspiratie. Vereist een inspiratoire hold en een tracheale katheter.
0,0 tot 100,0 cm H2O/l/sec
+ 10%
dPAW
Het verschil tussen de piek beademingsdruk (PPEAK AW) en de basislijn beademingsdruk (PEEPAW).
-120 tot 120 cm H2O
+ 2 cm H2O of + 5% wat het hoogste is
dPES
Het verschil tussen de piek oesofagusdruk (PPEAK ES) en de basislijn oesofagusdruk (PEEPES).
-120 tot 120 cm H2O
+ 2 cm H2O of + 5% wat het hoogste is
AutoPEEP
De beademingsdruk aan het einde van een expiratoire hold-manoeuvre. Vereist een passieve patiënt.
0 tot 50 cm H2O
+ 2 cm H2O of + 5% wat het hoogste is
dAutoPEEP
Het verschil tussen de beademingsdruk aan het einde van een expiratoire hold-manoeuvre en de beademingsdruk bij het begin van de volgende geplande ademhaling na de expiratoire holdmanoeuvre. Vereist een passieve patiënt.
0 tot 50 cm H2O
+ 2 cm H2O of + 5% wat het hoogste is
AutoPEEPES
Het verschil tussen de oesofagusdruk gemeten aan het einde van de expiratie (PEEPES) minus de oesofagusdruk gemeten bij het begin van een door de patiënt gestarte ademhaling (PES start) en de gevoeligheid van het vraagsysteem van het beademingsapparaat. De gevoeligheid van het vraagsysteem van het beademingsapparaat is het verschil tussen de basislijn beademingsdruk (PEEPAW) en de beademingsdruk als de patiënt een ademhaling start (PAW start). Vereist een oesofagusballon.
0 tot 50 cm H2O
+ 2 cm H2O of + 5% wat het hoogste is
Ptp Plat
Transpulmonale druk tijdens een inspiratoire hold, het verschil tussen de luchtwegplateaudruk (PPLAT AW) en de bijbehorende oesofagusdruk. Vereist een inspiratoire hold en een oesofagusballon.
-60 tot 120 cm H2O
+ 2 cm H2O of + 5% wat het hoogste is
Ptp PEEP
Het verschil tussen de bijbehorende beademingsen oesofagusdruk aan het einde van de expiratoire hold tijdens een AutoPEEP manoeuvre. Vereist een inspiratoire hold en een oesofaguskatheter.
-60 tot 120 cm H2O
± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
MIP
De maximale negatieve beademingsdruk die door de patiënt is bereikt tijdens een expiratoire holdmanoeuvre.
-60 tot 120 cm H2O
± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
P100
De negatieve druk die 100 ms nadat een inademingsinspanning is gedetecteerd, optreedt.
-60 tot 120 cm H2O
± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Scherm
Monitorbereik en nauwkeurigheid
Beschrijving
Bereik
Nauwkeurigheid
WOBV
De som van de beademingsdruk (PAW) minus de basislijn beademingsdruk (PEEPAW) maal de verandering in teugvolume naar de patiënt (∆V) tijdens de inspiratie, en genormaliseerd naar het totale inspiratoire teugvolume (VTi).
0,00 tot 20,00 Joules/L
+ 10%
WOBP
De ademhalingsinspanning van de patiënt (WOBP), genormaliseerd naar het totale inspiratoire teugvolume. De ademhalingsinspanning van de patiënt wordt gedefinieerd als de som van twee inspanningscomponenten: de inspanning van het long en de inspanning van de thoraxwand. Vereist een oesofagusballon.
0,00 tot 20,00 Joules/L
+ 10%
WOBI
De inspanning door de patiënt om spontaan te ademen via het beademingsapparaat, d.w.z. de E.T. slang, het ademhalingscircuit, en het vraagflowsysteem. Vereist een tracheale katheter.
0,00 tot 20,00 Joules/L
+ 10%
Opmerking:
Bewaakte waarden worden weergegeven as BTPS.
L2786-110 Rev. J
217
218
Monitorbereik en nauwkeurigheid
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
219
Appendix E: Sensorspecificaties en circuitweerstand VarFlex® sensorspecificaties Tabel E-1: Specificaties Varflex flowsensor Sensor
Baby 15 mm
Volwassen 15 mm
Onderdeelnr. Type Circuitlocatie Specificaties prestaties Flowbereik Diff. drukbereik Nauwkeurigheid* Weerstand Dode ruimte Freq. Reactie** Luchtw. drukbereik Kalibratie (EEPROM) Lineariteit Bedrijfstemperatuur
7002500 Eenmalig gebruik Y-stuk
7002300 Eenmalig gebruik Y-stuk
0,024 t/m 30 l/min ± 5,72 cm H2O ± (0,012 l/min + 5% of aflezing) 4,5 cm H2O @ 30 l/min 0,7 ml geïnstalleerd 17 Hz -140 tot 140 cm H2O 29 punts curve < 1% tussen punten 5 ° tot 40 °C 41 ° tot 104 °F
1,2 t/m 180 l/min ± 5,72 cm H2O ± (0,1 l/min + 5% of aflezing) 2,4 cm H2O @ 60 l/min 9,6 ml geïnstalleerd 26 Hz -140 tot 140 cm H2O 29 punts curve < 1% tussen punten 5 ° tot 40 °C 41 ° tot 104 °F
3,5 cm (1.36 in) 15 mm buitendiameter 15 mm buitendiameter 121,9 cm (48 in) Bicore eigen merk 22 gr (0.7 oz) Voor gebruik bij één patiënt n.v.t. Sensor – Lexan Flap – Mylar Slangetjes – PVC Connector – ABS
6,2 cm (2.45 in) 15 mm buitendiameter 15 mm buitendiameter 185,4 cm (73 in) Bicore eigen merk 31 gr (1.0 oz) Voor gebruik bij één patiënt n.v.t. Sensor – Lexan Flap – Mylar Slangetjes – PVC Connector – ABS
Fysieke afmetingen Sensorlengte Diameter Insp (app.kant) Diameter Exp (patiënt) Slanglengte Connector Gewicht Gebruiksduur Sterilisatie Materiaal
L/min: Droge lucht bij 25 °C (77 °F) en 14,7 psig barometerstand. * Inclusief ± 1% voor lineariteit en hysterese zonder nuldrift voor de druktransducer en ± 2% voor varaties in temperatuur en vochtigheid. De sensor moet gecorrigeerd worden voor barometerstand en zuurstofconcentratie. ** Frequentierespons is signaaldemping tot 0,707 invoer en gaat uit van 100 Hz monsterfrequentie.
L2786-110 Rev. J
220
Sensorspecificaties en circuitweerstand
Bedieningshandleiding
Specificaties flowsensor met verwarmingsdraad Tabel E-2: Specificaties sensor met verwarmingsdraad Onderdeelnr.: Type: Circuitlocatie: Specificaties prestaties Flowbereik: Vol. nauwkeurigheid: Flowweerstand: Dode ruimte: Freq. Reactie*: Kalibratie: Lineariteit: Bedrijfstemperatuur: Fysieke afmetingen Sensorlengte: Diameter Insp (app.kant): Diameter exp (patiëntkant): Slanglengte: Connector: Gewicht: Gebruiksduur: Sterilisatie: Materiaal:
51000-40081 Verwarmingsdraad voor meermalig gebruik Y-stuk 0 (+/- 0,002) t/m 30 l/min +/-10% 6 cm H2O @ 20 l/min 0,8 ml 16 Hz 36 punts curve < 2% 5 tot 40 °C 1,68″ 15 mm buitendiameter 15 mm buitendiameter N.v.t. Pen en gattype < 10 gr (exclusief draad) 25 cycli Stoomautoclaveren Sensor – Delrin Draad – platina Zeef – roestvrijstaal 304 of 316 Pen – PhBz, goud over vernikkeld Vulring – Delrin
Circuitweerstandstest De weerstand van een circuit van een neonatale patiënt moet worden gecontroleerd om te zien of de ventilator goed werkt bij toepassingen voor neonatale patiënten. Overmatige weerstand in het circuit kan onder zulke omstandigheden een alarm Circuit geblokkeerd doen afgaan. De weerstandstest geldt voor alle neonatale toepassingen, uitgezonderd nCPAP. 1. Sluit het systeem als volgt aan om de weerstand van het ademhalingscircuit te meten: Modus
TCPL AC
Flowcorrectie
ATPD (ingesteld in het scherm Utility [hulpprogramma], tabblad Configuratie)
Frequentie
4
Inspiratiedruk
10 cmH2O
Piekflow
15 l/min
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Sensorspecificaties en circuitweerstand
Inspiratietijd
3,0 sec
PEEP
0 cmH2O
Flowtrigger
20 l/min
Druktrigger
20 cmH2O
% O2
21% (geen heliox)
Basisflow
2 l/min
Bevochtiger
Droge kamer in circuit, bevochtiger uitgeschakeld
Patiëntcircuit
Schoon en droog
Expiratiefilter
Geïnstalleerd, schoon en droog
Testlong
Niet in gebruik. Blokkeer het Y-stuk
221
2. Selecteer golfvormen Pinsp en Paw. 3. Laat, terwijl het Y-stuk aan de patiëntzijde is geblokkeerd, een TCPL-beademing plaatsvinden. Druk vervolgens op de toets FREEZE (stilzetten) en beweeg de cursorregel met de dataknop net zolang totdat de cursorregel zich in het midden van het inademingsgedeelte van de ademhaling bevindt. 4. Lees de drukgegevens van de Pinsp- en Paw-golfvormen af van de cursorregel. 5. Trek Paw af van Pinsp. Pinsp – Paw = X cmH2O 6. Het zo berekende drukverschil (X cmH2O) mag bij een flow van 15 l/min niet groter zijn dan 3,1 cmH2O, en er mag voor die ademhaling geen alarm Circuit geblokkeerd actief zijn. 7. Stel de instelling voor de flowcorrectie in het scherm Utility (hulpmiddelen) terug op “BTPS” (normale instelling voor gebruik bij patiënt).
Opmerking:
Het gebruik van een neonataal circuit in een toepassing met pediatrische afmetingen wordt afgeraden.
Specificaties volumecapnografie Sensoren Sensortype Fysieke eigenschappen sensor Sensorcompatibiliteit CO2-meting Bereik CO2-meting Nauwkeurigheid CO2-meting
Resolutie CO2 Stabiliteit CO2 Compensatie gassamenstelling
L2786-110 Rev. J
Standaard, niet-dispergerende infraroodoptica met enkele straal en dubbele golflengte. Geen bewegende onderdelen. Gewicht: 25 g (78 g met standaardkabel en connectoren) Afmetingen: 33 mm x 43 mm x 23 mm. Kabellengte: 3 m De CareFusion Capnostat 5 is uitsluitend onderling verwisselbaar met andere apparatuur van CareFusion. 0 – 150 mmHg (0 – 20 kPa) ± 2 mmHg voor 0-40 mmHg ± 5% van de waarde voor 41-70 mmHg ± 8% van de waarde voor 71-100 mmHg ± 10% van de waarde voor 101-150 mmHg 1 mmHg < 0,8 mmHg gedurende vier uur Gassamenstelling zuurstof en helium. Automatische compensatie.
222 Luchtwegadapters Volwassenen/pediatrisch Voor gebruik bij één patiënt Voor zuigelingen/pediatrisch Voor gebruik bij één patiënt Voor volwassenen/pediatrisch Herbruikbaar Voor zuigelingen/pediatrisch Herbruikbaar Alle onderdelen zijn vrij van latex
Sensorspecificaties en circuitweerstand
Bedieningshandleiding
Voor gebruik met endotracheale tube met binnendiameter van meer dan 4 mm Dode ruimte: 5 ml Gewicht: 7,7 g Kleur: Doorzichtig Voor gebruik met endotracheale tube met binnendiameter van 4 mm of minder Dode ruimte: < 1 ml Gewicht: 9,1 g Kleur: paars Voor gebruik met endotracheale tube met binnendiameter van meer dan 4 mm Dode ruimte: 5 ml Gewicht: 12 g Kleur: zwart Voor gebruik met endotracheale tube met binnendiameter van 4 mm of minder Dode ruimte: < 1 ml Gewicht: 14,9 g Kleur: rood
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
223
Appendix F: Tekst AVEA berichtenbalk TEKST AVEA BERICHTENBALK
“Confirm Apnea Settings.” (Bevestig apneu-instelling) “Proximal Flow Sensor required.” (Proximale flow sensor benodigd)
“Bias Flow insufficient to allow Flow Trigger.” (Basisflow te laag om Flow Trigger toe te staan) “Heliox concentration will change.” (Heliox-concentratie verandert) “Nebulizer not available.” (Vernevelaar niet beschikbaar) “Confirm inspiratory pressure settings.” (Bevestig inspiratoire drukinstellingen) “Settings restored to defaults.” (instellingen teruggezet naar standaard) “Compliance Compensation not active for NEO.” (Compliantie compensatie niet aktief voor Neo) “Minimum 0.2 sec Inspiratory Time.” (Minimaal 0,2 sec inspiratietijd) “Maximum 4:1 I:E Ratio.” (Maximale 4:1 I:E Ratio). “Maximum 3 sec Inspiratory Time.” (Maximaal 3 sec inspiratietijd.) “Maximum 5 sec Inspiratory Time.” (Maximaal 5 sec inspiratietijd)” “Invalid Calibration.” (Ongeldige kalibratie) “Error saving Serial/Model Number.” (Fout bij opslaan van serie-/modelnummer) Clear Messages. (Berichten wissen) “FCV Characterization in progress.” (FCV typering bezig.) “FCV Characterization complete.” (FCV typering voltooid.) “FCV Characterization failed.” (FCV typering mislukt.) Installed Software Version (Geïnstalleerde softwareversie) Current Time, Date, and Runtime Hours (Actuele tijd, datum en bedrijfsuren) “DPRAM Comm. Error, Ctrl”
L2786-110 Rev. J
OORZAAK
Selectie van CPAP/PSV of APRV in pop-upvenster Mode Select (modusselectie) als actief. Accepteren van de ingestelde volumegrens als Size (afmeting) is NEO, Volume Limit (volumegrens) is actief, en er geen Y-stuk -flowsensor is aangesloten (Varflex of Hotwire). Accepteren van basisflow-instellingen of flow-triggerinstellingen als flow-triggering < (Basisflow + 0,5 lpm). Accepteren van %O2 instelling als heliox wordt gebruikt. Accepteren van Piekflowinstellingen < 15 lpm als de vernevelaar actief is of als u op de membraantoets Nebulizer (vernevelaar) drukt als de piekflowinstelling < 15 lpm). Selectie van Volume Limit (volumegrens)-regeling als Volume Limit (volumegrens) actief is (d.w.z. niet bij standaard / hoogste waarde voor patiëntafmeting). Patient Accept (patiënt accepteren) als New Patient (nieuwe patiënt) is geselecteerd. Size Accept (afmeting accepteren) als de afmeting NEO is, en de Circ Comp instelling is niet nul. Accepteren van elke combinatie van instellingen die een I-Time (inspiratietijd) van minder dan 0,2 seconden produceert. Accepteren van elke combinatie van instellingen die een I:E Ratio van 4:1 of groter produceert. Accepteren van elke combinatie van instellingen als de afmeting NEO is en een I-Time (inspiratietijd) van meer dan 3 seconden produceert. Accepteren van elke combinatie van instellingen als de afmeting PED of ADULT is en een I-Time (inspiratietijd) van meer dan 5 seconden produceert. Uitsluitend servicestand: Validering mislukt, terwijl het dialoogvenster Calibration (kalibratie ) actief is voor het geselecteerde toestel. Uitsluitend servicestand: Bij accepteren van serienummer of veranderd modelnummer. Uitsluitend servicestand: Validering voltooid, terwijl het dialoogvenster Calibration (kalibratie ) actief is voor het geselecteerde toestel. Uitsluitend servicestand: Aan het begin van de typeringsprocedure voor de flowregelklep. Uitsluitend servicestand: Als de typeringsprocedure voor de flowregelklep voltooid is. Uitsluitend servicestand: Voltooiing van de typeringsprocedure voor de flowregelklep is mislukt. Validering typering en afstemgegevens is mislukt. Opstarten. Hoofdtoets ingedrukt. Verlies van communicatie met bediening microprocessor.
224
Tekst AVEA berichtenbalk
TEKST AVEA BERICHTENBALK
“Printing.” (Bezig met afdrukken)
“Printer out of paper.” (Printer zonder papier) “Printer offline.” (Printer niet aangesloten) “Printer Error.” (Printerfout) “Printer Ready.” (Printer gereed) “Printer busy.” (Printer bezig) “Volume Limit disabled.” (Volumegrens uitgeschakeld) “Proximal Flow Sensor disconnected.” (Aansluiting proximale flowsensor is losgekoppeld) “Flow sensor is not Heliox-compatible.” (Flowsensor is niet compatibel met heliox) “Proximal Airway Line disconnected.” (Loskoppeling proximale luchtweglijn) “Proximal Flow Sensor conflict.” (Conflict proximale flowsensor) “Esophageal monitoring not available.” (Oesofageale bewaking niet beschikbaar) “Tracheal monitoring not available.” (Tracheale bewaking niet beschikbaar) “Flow Sensor Error.” (Flowsensorfout) “Wye Sensor Error.” (Fout Y-stuk-sensor) “Device Error.” (Apparaatfout) “Esophageal Balloon Leak Test Failed.” (Lektest oesofagusballon mislukt) “Stopped: Patient Effort Detected.” (Gestopt: Ademinspanning van de patiënt gedetecteerd) “Proximal Flow Sensor Ready.” (Proximale flowsensor gereed)
Bedieningshandleiding
OORZAAK
De knop Print Screen (schermafdruk maken) is ingedrukt; bezig met verzenden van schermgegevens naar printer. De knop Print Screen (schermafdruk maken) is ingedrukt, de printer meldt dat het papier op is. De knop Print Screen (schermafdruk maken) is ingedrukt, de printer meldt dat hij niet beschikbaar is. De knop Print Screen (schermafdruk maken) is ingedrukt, de printer meldt dat er een fout aanwezig is. Het verzenden van schermgegevens naar de printer is voltooid. De knop Print Screen (schermafdruk maken) is ingedrukt, het apparaat is nog niet klaar met het verzenden van gegevens van de vorige activering. Bij het loskoppelen van de WFS (Neo of Hotwire) als de afmeting is NEO en Volume Limit (volumegrens) actief is. Bij loskoppeling van de WFS, elk type. Bij het aansluiten van de Hotwire WFS als heliox actief is. Bij loskoppeling van de proximale drukaansluiting. Bij gelijktijdige aansluiting van Hotwire en VarFlex WFS. Bij aansluiting van oesofagusballon als de afmeting NEO is. Bij aansluiting van tracheale katheter als de afmeting NEO is. Bij het opstarten kan geen enkele interne flowsensor gevalideerd worden. Bij aansluiten en als er geen proximale flowsensor gevalideerd kan worden. Bij waarneming van een defect dat wordt geclassificeerd als een Device Error (Apparaatfout). Als de lektest voor de oesofagusballon is mislukt. Bij detectie van inspanningen van de patiënt bij manoeuvres waarbij een passieve patiënt vereist is.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
225
Appendix G: Geavanceerde bewaakte parameters pulmonaal mechanisme Snelle oppervlakkige ademhalingsindex (f / Vt) Het beademingsapparaat kan de berekende waarde voor de Snelle oppervlakkige ademhalingsindex (f / Vt) weergeven, de spontane ademfrequentie per teugvolume, gebaseerd op de volgende formule: f / Vt = f 2 / Ve , waar f = spontane ademfrequentie (slagen per minuut) en Ve = spontane minuutbeademing in LPM Bereik:
0 tot 500 b2/min/l
Resolutie:
1 b2/min/l
Compliantie thoraxwand (CCW)
De compliantie van de thoraxwand (CCW) is de verhouding van het teugvolume (expiratoir) tot de delta oesofagusdruk (dPES). CCW =
Vte dPES
Bereik:
0 tot 300 ml/cm H2O
Resolutie:
1 ml/cm H2O
Opmerking:
Vereist een oesofagusballonkatheter.
Nauwkeurigheid: ± 10%
Longcompliantie (CLUNG) De longcompliantie (CLUNG) is de verhouding van het teugvolume (expiratoir) tot de delta transpulmonale druk. De delta transpulmonale druk is het verschil tussen de luchtwegplateaudruk (tijdens een inademingspauze) en de oesofagusdruk (op het moment dat de luchtwegplateaudruk wordt gemeten) minus het verschil tussen de beademingsdruk en de oesofagusbasislijndruk. CLUNG = Bereik:
Vte , waar dPPLAT TP = (PPLAT AW − PES) − (PEEPAW − PEEPES) dPPLAT TP 0 tot 300 ml/cm H2O
Resolutie:
1 ml/cm H2O
Opmerking:
Vereist een inspiratoire hold-manoeuvre en een oesofagusballonkatheter.
Nauwkeurigheid: ±10%
L2786-110 Rev. J
226
Geavanceerde bewaakte parameters pulmonaal mechanisme Bedieningshandleiding
Compliantieverhouding (C20 / C) De compliantieverhouding (C20 / C) is de verhouding van de dynamische compliantie tijdens de laatste 20% van de inspiratie (C20) tot de totale dynamische compliantie (C). Bereik:
0,00 t/m 5,00
Resolutie:
0,01
Nauwkeurigheid: ± 10%
Weerstand ademhalingssysteem (RRS) De weerstand van het ademhalingssysteem (RRS) is de totale weerstand tijdens de inademingsfase van een ademhaling. De weerstand van het beademingssysteem is de verhouding van het beademingsdrukdifferentieel (piek – plateau) tot de inademingsflow 12 ms vóór het einde van de inspiratie. Bereik:
0 tot 100 cm H2O/l/sec
Resolutie:
0,1 cm H2O/l/sec
Beperking:
Uitsluitend actief bij volume-ademhalingen.
Opmerking:
Dit vereist een inspiratoire hold-manoeuvre.
Nauwkeurigheid:
± 10%
Peak expiratoire weerstand (RPEAK) Het beademingsapparaat moet in staat zijn tot het berekenen en weergeven van de expiratoire piekweerstand (RPEAK), die wordt gedefinieerd als de weerstand op het moment van de expiratoire piekflow (PEFR). RPEAK =
PPEFR PEFR
Bereik:
0,0 tot 100,0 cm H2O/l/sec
Resolutie:
0,1 cm H2O/l/sec
Nauwkeurigheid: ± 10%
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
227
Opgelegde weerstand (RIMP) De opgelegde weerstand (RIMP)is de luchtwegweerstand tussen het Y-stuk van het patiëntcircuit en de tracheale sensor. Bereik:
0,0 tot 100,0 cm H2O/l/sec
Resolutie:
0,1 cm H2O/l/sec
Opmerking:
Vereist een inspiratoire hold-manoeuvre en een tracheale katheter.
Nauwkeurigheid: ± 10%
Longweerstand (RLUNG) De longweerstand (RLUNG) is de verhouding van het tracheale drukdifferentieel (piek – plateau) tot de inademingsflow 12 ms vóór het einde van de inspiratie. Bereik:
0,0 tot 100,0 cm H2O/l/sec
Resolutie:
0,1 cm H2O/l/sec
Opmerking:
Vereist een inspiratoire hold-manoeuvre en een tracheale katheter.
Nauwkeurigheid: ± 10%
Inspiratoire piekflow (PIFR) Het beademingsapparaat is in staat tot bewaking en weergave van de werkelijke inspiratoire piekflowfrequentie voor de inademingsfase van een ademhaling. Bereik:
0 tot 300 LPM
(alle patiënten)
Resolutie:
1 LPM 0,1 LPM
(volwassen/pediatrisch) (neonataal)
Nauwkeurigheid: ± 10%
Expiratoire piekflowfrequentie (PEFR) Het beademingsapparaat is in staat tot bewaking en weergave van de werkelijke expiratoire piekflowfrequentie voor de uitademingsfase van een ademhaling. Bereik:
0 tot 300 LPM
(alle patiënten)
Resolutie:
1 LPM 0,1 LPM
(volwassen/pediatrisch) (neonataal)
Nauwkeurigheid: ± 10%
L2786-110 Rev. J
228
Geavanceerde bewaakte parameters pulmonaal mechanisme Bedieningshandleiding
Delta beademingsdruk (dPAW) De Delta beademingsdruk (dPAW)is het verschil tussen de piek beademingsdruk (PPEAK AW) en de basislijn beademingsdruk (PEEPAW). dPAW = PPEAK AW − PEEPAW Bereik:
-120 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid:
± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is.
Delta oesofagusdruk (dPES) De Delta oesofagusdruk (dPES) is het verschil tussen de piek oesofagusdruk (PPEAK ES) en de basislijn oesofagusdruk (PEEPAW). dPES = PPEAK ES − PEEPES Bereik:
-120 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
AutoPEEPAW AutoPEEP is de beademingsdruk aan het einde van een expiratoire hold-manoeuvre. Bereik:
0 tot 50 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
Opmerking:
Vereist een passieve patiënt.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
229
Delta AutoPEEPAW (dAutoPEEPAW) Delta AutoPEEPAW (dAutoPEEPAW) is het verschil tussen de beademingsdruk aan het einde van een expiratoire hold-manoeuvre en de beademingsdruk bij het begin van de volgende geplande ademhaling na de expiratoire hold-manoeuvre. Bereik:
0 tot 50 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Opmerking:
Vereist een passieve patiënt.
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
AutoPEEPES AutoPEEPES is gedefinieerd als het verschil tussen de oesofagusdruk gemeten aan het einde van de expiratie (PEEPES) minus de oesofagusdruk gemeten bij het begin van een door de patiënt gestarte ademhaling (PES start) en de gevoeligheid van het vraagsysteem van het beademingsapparaat. De gevoeligheid van het vraagsysteem van het beademingsapparaat is het verschil tussen de basislijn beademingsdruk (PEEPAW) en de beademingsdruk als de patiënt een ademhaling start (PAW start). AutoPEEPES = (PEEPES − PES start) − (PEEPAW − PAW start) Bereik:
0 tot 50 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Opmerking:
Vereist een oesofagusballonkatheter.
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
Transpulmonale druk, Plateau (Ptp Plat) Het beademingsapparaat is in staat tot het berekenen en weergeven van de transpulmonale druk tijdens een inspiratoire hold, het verschil tussen de luchtwegplateaudruk (PPLAT AW) en de bijbehorende oesofagusdruk. PtpPlat = PPLAT AW − PES Bereik:
-60 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is.
Opmerking:
Vereist een inpiratoire hold en een oesofaguskatheter.
L2786-110 Rev. J
230
Geavanceerde bewaakte parameters pulmonaal mechanisme Bedieningshandleiding
Transpulmonale druk, AutoPEEP (Ptp PEEP) Transpulmonale druk, AutoPEEP (PtpPEEP) is het verschil tussen de bijbehorende beademings- en oesofagusdruk aan het einde van de expiratoire hold tijdens een AutoPEEP manoeuvre. Ptp PEEP = PAW − PES (aan het einde van een expiratoire hold) Bereik:
-60 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is Opmerking:
Vereist een inpiratoire hold en een oesofaguskatheter.
Maximale inspiratiedruk (MIP) De maximale inspiratiedruk (MIP) is de maximale negatieve beademingsdruk die door de patiënt wordt bereikt tijdens een expiratoire hold-manoeuvre. Bereik:
-60 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is
Ademhalingsaandrijving (P100) De ademhalingsaandrijving (P100) is de negatieve druk die 100 ms nadat een inademingsinspanning is gedetecteerd, optreedt. P100 = Peinde 100 − PEEPAW Bereik:
-60 tot 120 cm H2O
Resolutie:
1 cm H2O
Nauwkeurigheid: ± 2 cm H2O of ± 5%, wat het hoogste is.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
231
Ademarbeid – beademingsapparaat (WOBV) De ademarbeid – beademingsapparaat (WOBV) is de som van de beademingsdruk (PAW) minus de basislijn beademingsdruk (PEEPAW) maal de verandering in teugvolume naar de patiënt (∆V) tijdens de inspiratie, en genormaliseerd naar het totale inspiratoire teugvolume (VTi). Als PAW > PEEPAW ,
∑ (P
AW
WOBV =
− PEEPAW )∆V
Insp
Vti
Bereik:
0,00 tot 20,00 Joules/L
Resolutie:
0,01 Joules/L
Nauwkeurigheid: ± 10%
De ademhalingsinspanning van de patiënt (WOBP) (genormaliseerd naar het afgegeven inspiratoire teugvolume) De ademhalingsinspanning van de patiënt (WOBP), genormaliseerd naar het totale inspiratoire teugvolume. De ademhalingsinspanning van de patiënt wordt gedefinieerd als de som van twee inspanningscomponenten: de inspanning van het long en de inspanning van de thoraxwand. WOBP = WOBLUNG + WOBCW waarbij WOBLONG =
Tiend
∑ ( PEEP
ES
− PES )∆V
(als PEEPES > PES en V > 0)
Testart
en WOBCW =
VP 2 2CCW
(als PEEPES > PES)
Longinspanning (WOBLUNG) wordt berekend met behulp van oesofagusdruk als de basislijn oesofagusdruk (PEEPES) groter is dan de oesofagusdruk (PES), wat aangeeft dat de patiënt zich inspant. Inspanning van de thoraxwand (WOBCW) voor een spontaan ademende patiënt wordt berekend met behulp van alleen dat gedeelte van het totaal teugvolume dat wordt afgegeven wegens de inspanning van de patiënt (VP) en de thoraxwandcompliantie (CCW). Bereik: 0,00 tot 20,00 Joules/L Resolutie: 0,01 Joules/L Nauwkeurigheid: ± 10%
Opmerking:
Vereist een oesofagusballonkatheter.
L2786-110 Rev. J
232
Geavanceerde bewaakte parameters pulmonaal mechanisme Bedieningshandleiding
Opgelegde ademarbeid (WOBI)
De opgelegde ademarbeid (WOBI) wordt gedefinieerd als de inspanning door de patiënt om spontaan te ademen via het beademingsapparaat, d.w.z. de E.T. slang, het ademhalingscircuit, en het vraagflowsysteem. Opgelegde inspanning wordt bepaald door het integreren van de verandering in tracheale druk en teugvolume, en genormaliseerd naar de geïntegreerde waarde naar het totale inspiratoire teugvolume (Vti). (Vereist het gebruik van een optionele tracheale katheter). Gebaseerd op de volgende formule: WOBI =
Vti
∫ (PEEP 0
AW
− PTR ) *
dV , dt
waarbij PEEPAW = Basislijn beademingsdruk PTR = Tracheale druk Vti = Inspiratoir teugvolume Bereik: 0,00 tot 20,00 Joules/L Resolutie: 0,01 Joules/L Nauwkeurigheid: ± 10%
Opmerking:
Vereist een tracheale katheter.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
233
Appendix H: Probleemoplossing bij capnometrie Foutmelding
Corrigerende handeling
CO2-communicatiefout
Alarm met gemiddelde prioriteit. Controleer of de sensor goed is aangesloten. Plaats de sensor indien nodig opnieuw. Neem contact op met de technische ondersteuning als dit de fout niet herstelt. Alarm met gemiddelde prioriteit. Controleer of de sensor goed is aangesloten. Plaats de sensor indien nodig opnieuw. Neem contact op met de technische ondersteuning als dit de fout niet herstelt. Alarm met gemiddelde prioriteit. Controleer of de sensor niet wordt blootgesteld aan extreme temperaturen, zoals door een lamp. Neem contact op met de technische ondersteuning als dit de fout niet herstelt. Alarm met gemiddelde prioriteit. Controleer de luchtwegadapter en reinig deze indien nodig. Voer een nulstelprocedure voor de adapter uit als de storing aanhoudt. Alarm met gemiddelde prioriteit als de door de sensor gemeten CO2 hoger is dan 150 mmHg (20,0 kPa). Voer een nulstelprocedure uit als de storing aanhoudt. Alarm met gemiddelde prioriteit. Controleer de luchtwegadapter en reinig deze indien nodig. Voer een nulstelprocedure voor de adapter uit als de storing aanhoudt. Alarm met gemiddelde prioriteit. Er worden geen ademhalingen waargenomen door de CAPNOSTAT 5. Controleer of er spontane of mechanische ademhalingen aan de patiënt worden afgegeven. Controleer of de luchtwegadapter inderdaad in de luchtweg is geplaatst, tussen de eventuele connector(en) en het Y-stuk van het circuit, en of de sensor stevig aan de adapter is bevestigd.
CO2-sensor werkt niet goed CO2-sensor oververhit Nulstelling CO2 vereist CO2 buiten bereik Controleer de CO2-luchtwegadapter Ongeldige EtCO2
L2786-110 Rev. J
234
Probleemoplossing bij capnometrie
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
235
Appendix I: Berekeningen voor volumetrische CO2 Opmerking:
De AVEA gaat ervan uit dat al het gas dat door de sensor stroomt, op BTPS is (behalve tijdens de kalibratiecontrole). De barometrische druk (PBar) wordt gemeten met een geïntegreerde barometersensor. De gassamenstelling moet aan de CO2-sensor en algoritmen bekend zijn om zeker te zijn van nauwkeurige waarden voor PCO. De AVEA meldt intern de gegevens over de samenstelling van het afgegeven gas. PCO2 Partiële druk van koolstofdioxide in het in- en uitgeademde gas, ononderbroken door de CO2-sensor bij het Y-stuk gemeten en gerapporteerd. Deze informatie wordt grafisch weergegeven als de capnogramgolfvorm. EtCO2 Partiële piekdruk van koolstofdioxide in het uitgeademde gas, gemeld door de CO2-sensor bij het Y-stuk. Deze waarde wordt voor elke ademhaling berekend; vervolgens wordt het gemiddelde berekend, zoals weergegeven door EtCO2 Averaging (EtCO2-gemiddelde). FCO2 De koolstofdioxidefractie in het in- en uitgeademde gas, dat door de CO2-sensor ononderbroken bij het Y-stuk wordt gemeten en gemeld. Deze waarde wordt gebruikt in de berekening van VCO2 en dode ruimte, maar wordt niet weergegeven. VCO2 Minuutvolume van uitgeademd CO2. Wordt ononderbroken gemeten en over een door de gebruiker geselecteerde periode wordt het gemiddelde berekend (VCO2 Average: 3, 6, 9, 12 minuten).
is de flow bij het Y-stuk en wordt gemeten of berekend. VtCO2 Teugvolume van geëxpireerde CO2. Wordt gemeten over de tijdsduur van elke ademhaling en het gemiddelde wordt berekend over een door de gebruiker geselecteerde periode (VCO2 Average: 3, 6, 9, 12 minuten).
L2786-110 Rev. J
236
Berekeningen voor volumetrische CO2
Bedieningshandleiding
FeCO2 Percentage koolstofdioxide in het geëxpireerde gas, gemeld door de CO2-sensor bij het Y-stuk. Deze waarde wordt gebruikt bij de berekening van de dode ruimte, maar wordt niet weergegeven. PeCO2 Gemiddelde geëxpireerde partiële druk van koolstofdioxide in het geëxpireerde gas, gemeld door de CO2-sensor bij het Y-stuk. Deze waarde wordt gebruikt bij de berekening van de dode ruimte, maar wordt niet weergegeven. Fysiologische dode ruimte (Vd phy) Bestaat uit anatomische dode ruimte (zie hieronder) evenals het volume van de ademhalingszone (bronchioli respiratorii, ductuli alveolares en alveoli) die niet zijn betrokken bij de gasuitwisseling. Voor het berekenen van de fysiologische dode ruimte wordt de klassieke Bohr-Enghoff 2-vergelijking gebruikt. Bij deze methode wordt de arteriële CO2 (PaCO2) gebruikt als een indicatie voor alveolaire CO2 (PACO2).
Verhouding fysiologische dode ruimte / teugvolume (Vd phy / Vt) Gebruikt om te berekenen in welke verhouding het teugvolume niet deelneemt aan de gasuitwisseling (verspilde beademing).
2
Enghoff H: Volumen inefficax: Bemerkungen zur Frage des schadlichen Raumes. Upsalla Lakareforen Forhandl, 1938; 44:191-218.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
237
Anatomische dode ruimte (Vd ana) Totaalvolume van de conductieve luchtwegen vanaf de neus tot het niveau van de bronchioli terminales (gebieden die niet aan de gasuitwisseling deelnemen). De anatomische dode ruimte omvat ook alle mechanische dode ruimte die aan het beademingscircuit tussen de CO2-sensor en de patiënt is toegevoegd. Aan het einde van elke expiratie wordt een berekening uitgevoerd overeenkomstig de grafische methode zoals gedefinieerd door Fowler 3. De CO2-fractie in het geëxpireerde gas wordt beschouwd als een functie van het geëxpireerde volume.
In de nomenclatuur van Fowler is fase I het eerste uitgeademde volume met constante FCO2. FCO2 tijdens fase I wordt berekend als FI. Fase III is het lineaire gedeelte van het capnogram dat wordt geassocieerd met de uitademing van gas uit die delen van de longen die gas uitwisselen. Dit wordt berekend met behulp van lineaire regressie over dat onderdeel van het capnogram dat 30 tot 70% van de geëxpireerde CO2 vertegenwoordigt. De hellingshoek van fase III wordt berekend als m, beginnend bij FO op de FCO2-as. De ingekleurde oppervlakken x en y zijn gelijk aan elkaar. Het volume boven het capnogram en onder de regressielijn door fase III wordt berekend als A. De anatomische dode ruimte wordt gedefinieerd als dat punt op de volumeas waarbij de ingekleurde volumes onder en boven de curve gelijk zijn. Dit wordt berekend met behulp van een algebraïsche methode 4
Deze parameter wordt voor elke ademhaling berekend. Vervolgens wordt het gemiddelde genomen over dezelfde periode als VCO2. Als fase I of fase III verkeerd is gedefinieerd door variatie in de hellingshoek, wordt de anatomische dode ruimte niet berekend en wordt deze parameter als ‘***’ weergegeven.
3
Fowler W S, Lung Function Studies II: The Respiratory Dead Space, Am J Physiol 1948; 154: 405-416
4
Heller H, Könen-Bergmann M, Schuster K D, An Algebraic Solution to Dead Space Determination According to Fowler’s Graphical Method, Comput Biomed Res 1999; 32: 161-167
L2786-110 Rev. J
238
Berekeningen voor volumetrische CO2
Bedieningshandleiding
Verhouding anatomische dode ruimte / teugvolume (Vd ana / Vt) De verhouding anatomische dode ruimte / teugvolume wordt gebruikt om te berekenen in welke verhouding het teugvolume niet deelneemt aan de gasuitwisseling (verspilde beademing). Dit wordt per ademhaling berekend. Vd phy / Vt is waarschijnlijk klinisch relevanter, maar is alleen nauwkeurig met een arterieel bloedmonster. Alveolaire dode ruimte De alveolaire dode ruimte is (wiskundig beschouwd) het verschil tussen de fysiologische dode ruimte en de anatomische dode ruimte. Het vertegenwoordigt het volume van de ademhalingszone door beademing van alveoli die betrekkelijk weinig of helemaal geen bloed krijgen.
Alveolaire beademing (VA) Het minuutvolume van vers gas dat aan de gasuitwisseling deelneemt.
Zuurstofverzadigingsindex (OI) De zuurstofverzadigingsindex is een dimensieloos getal dat vaak wordt gebruikt voor de bepaling van de “drukkosten” van zuurstofverzadiging. Deze parameter wordt berekend aan de hand van de gemiddelde FIO2beademingsdruk en een door de clinicus ingevoerd zuurstofgehalte, gemeten in arterieel bloed.
Verhouding PAO2 / FIO2 (P/F) De verhouding PAO2 / FIO2 is een eenvoudige bepaling van de gasuitwisseling. Deze parameter wordt berekend aan de hand van de gemiddelde FIO2-monitorwaarde en een door de clinicus ingevoerd zuurstofgehalte, gemeten in arterieel bloed.
Opmerking:
Omdat PAO2 kan worden ingevoerd in zowel mmHg als in kPa, zal het normale bereik van de parameters OI en P/F verschillen afhankelijk van de instelling van de CO2-eenheden.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
239
Appendix J: Verklaringen elektromagnetische aspecten 60601-1-2 IEC:2001 (E) Tabel 201
Richtlijn en verklaring van de fabrikant – elektromagnetische emissies
Het AVEA-beademingsapparaat is bedoeld voor gebruik in de hieronder beschreven elektromagnetische omgeving. De klant of gebruiker van het AVEA-beademingsapparaat dient ervoor te zorgen dat het systeem in een dergelijke omgeving wordt gebruikt. Emissietest Conformiteit Elektromagnetische omgeving - richtlijnen RF-emissies CISPR 11
Groep 1
RF-emissies CISPR 11
Klasse B
Harmonische emissies
Klasse A
IEC 61000-3-3
Spanningsschommelingen/ Flikkeremissies IEC 61000-3-3
L2786-110 Rev. J
Voldoet
Het AVEA-beademingsapparaat gebruikt alleen RF-energie voor de interne werking. De RF-emissies zijn daarom zeer laag en het is onwaarschijnlijk dat ze interferentie veroorzaken in elektrische apparatuur die in de buurt staat.
Het AVEA-beademingsapparaat kan overal worden gebruikt, inclusief in woningen en instellingen die zijn aangesloten op het openbare laagspanningsnet dat elektriciteit levert voor huishoudelijk gebruik.
240
Verklaringen elektromagnetische aspecten
Bedieningshandleiding
60601-1-2 IEC:2001 (E) Tabel 202
Richtlijn en verklaring van de fabrikant – elektromagnetische immuniteit
Het AVEA-beademingsapparaat is bedoeld voor gebruik in de hieronder beschreven elektromagnetische omgeving. De klant of gebruiker van het AVEA-beademingsapparaat dient ervoor te zorgen dat het systeem in een dergelijke omgeving wordt gebruikt. Immuniteitstest IEC 60601 Conformiteitsniveau Elektromagnetische omgeving - richtlijnen Testniveau Elektrostatische ontlading (ESD)
± 6 kV Contact
± 6 kV Contact
IEC 61000-4-2
± 8 kV Lucht
± 8 kV Lucht
Snelle elektrische transiënt/lawine
± 6 kV voor voedingskabels
± 6 kV voor voedingskabels
IEC 61000-4-4
± 1 kV voor ingangs-/ uitgangskabels
± 1 kV voor ingangs-/ uitgangskabels
Overspanning
± 1 kV differentiaalmodus
± 1 kV differentiaalmodus
IEC 61000-4-5
± 2 kV algemene modus
± 2 kV algemene modus
Spanningsdalingen, kortstondige onderbrekingen en spanningsschommelingen op netspanningsingangsleidingen
< 5% UT (afname > 95% in UT) gedurende 0,5 cyclus
< 5% UT (afname > 95% in UT) gedurende 0,5 cyclus
40% UT (afname 60% in UT) gedurende 5 cycli
40% UT (afname 60% in UT) gedurende 5 cycli
70% UT (afname 30% in UT) gedurende 25 cycli
70% UT (afname 30% in UT) gedurende 25 cycli
< 5% UT (afname > 95% in UT) gedurende 5 seconden
< 5% UT (afname > 95% in UT) gedurende 5 seconden
IEC 61000-4-11
Magnetisch veld met netfrequentie (50/60 Hz)
De vloer moet van hout, beton of keramische tegels zijn. Als de vloeren met synthetisch materiaal zijn bedekt, moet de relatieve luchtvochtigheid minstens 30% zijn. De kwaliteit van de netspanning moet gelijk zijn aan die van een typische commerciële of ziekenhuisomgeving.
De kwaliteit van de netspanning moet gelijk zijn aan die van een typische commerciële of ziekenhuisomgeving. De kwaliteit van de netspanning moet gelijk zijn aan die van een typische commerciële of ziekenhuisomgeving. Of er sprake is van conformiteit hangt ervan af of de gebruiker de aanbevelingen met betrekking tot opladen en onderhoud van de geïnstalleerde reservebatterij opvolgt.
De veldsterkte van magnetische velden op netfrequentie moet kenmerkend zijn voor een 3 A/m 3 A/m gebruikelijke locatie in een typische IEC 61000-4-8 commerciële of ziekenhuisomgeving. OPMERKING: UT is de wisselspanning van het elektriciteitsnet vóór toepassing van het testniveau.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
241 60601-1-2 IEC:2001 (E) Tabel 203
Richtlijn en verklaring van de fabrikant – elektromagnetische immuniteit Het AVEA-beademingsapparaat is bedoeld voor gebruik in de hieronder beschreven elektromagnetische omgeving. De klant of gebruiker van het AVEA-beademingsapparaat dient ervoor te zorgen dat het systeem in een dergelijke omgeving wordt gebruikt. Immuniteitstest IEC 60601 Conformiteitsniveau Elektromagnetische omgeving - richtlijnen Testniveau De afstand tussen draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur en enig onderdeel van het AVEA-beademingsapparaat, met inbegrip van de kabels, mag niet kleiner zijn dan de aanbevolen minimumafstand die is berekend met behulp van de vergelijking die van toepassing is op de zenderfrequentie. Aanbevolen afstand Geleide RF IEC 61000-4-6
Uitgestraalde RF IEC 61000-4-3
3 Vrms 150 kHz tot 80 MHz buiten ISM-bandena
3V
10 Vrms 150 kHz tot 80 MHz binnen ISM-bandena
10 V
10 V/m 80 MHz tot 2,5 GHz
10 V/m
80 MHz tot 800 MHz 800 MHz tot 2,5 GHz Waarbij staat voor het nominale maximale uitgangsvermogen van de zender in watt (W) volgens de zenderfabrikant en voor de aanbevolen afstand in meter (m).b Veldsterktes van vaste RF-zenders, zoals vastgesteld door elektromagnetisch onderzoek op locatie,c moeten lager zijn dan het conformiteitsniveau in elk frequentiebereik.d Er kan interferentie optreden in de nabijheid van apparatuur die het volgende symbool draagt:
OPMERKING 1: Bij 80 MHz en 800 MHz geldt het hogere frequentiebereik. OPMERKING 2: Deze richtlijnen zijn mogelijk niet in alle situaties van toepassing. De voortplanting van elektromagnetische straling wordt beïnvloed door absorptie en reflectie van gebouwen, voorwerpen en personen. a De ISM (industriële, wetenschappelijke en medische) banden tussen 150 kHz en 80 MHz zijn 6,765 MHz tot 6,795 MHz; 13,553 MHz tot 13,567 MHz; 26,957 MHz tot 27,283 MHz en 40,66 MHz tot 40,70 MHz. b De conformiteitsniveaus in de ISM-frequentiebanden tussen 150 kHz en 80 MHz en in het frequentiebereik 80 MHz tot 2,5 GHz zijn bedoeld voor vermindering van de kans dat mobiele/draagbare communicatieapparatuur interferentie zou veroorzaken als deze onbedoeld in de nabijheid van de patiënt zou worden gebracht. Om deze reden wordt een extra factor van 10/3 gebruikt bij de berekening van de aanbevolen onderlinge afstand voor zenders in deze frequentiebereiken. c De veldsterkte van vaste zenders, zoals basisstations voor radiotelefoons (GSM/draadloos) en portofoons, amateurradio’s, AM- en FMradiouitzendingen en tv-uitzendingen kan theoretisch niet nauwkeurig worden voorspeld. Om de elektromagnetische omgeving als gevolg van vaste RF-zenders vast te stellen, moet een elektromagnetisch onderzoek op locatie worden overwogen. Als de gemeten veldsterkte op de locatie waar het AVEA-beademingsapparaat wordt gebruikt hoger is dan het hierboven vermelde van toepassing zijnde RF-conformiteitsniveau, moet worden gecontroleerd of het AVEA-beademingsapparaat normaal functioneert. Als u abnormaal functioneren constateert, kan het nodig zijn om extra maatregelen te treffen, zoals anders opstellen of verplaatsen van het AVEA-beademingsapparaat. d In het frequentiebereik van 150 kHz tot 80 MHz moet de veldsterkte minder dan 3 V/m bedragen.
L2786-110 Rev. J
242
Verklaringen elektromagnetische aspecten
Bedieningshandleiding
60601-1-2 IEC:2001 (E) Tabel 205
Aanbevolen afstand tussen draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur en het AVEA-beademingsapparaat
Het AVEA-beademingsapparaat is bedoeld voor gebruik in een elektromagnetische omgeving met gereguleerde uitgestraalde RFstoringen. De klant of gebruiker van het AVEA-beademingsapparaat kan elektromagnetische intereferentie helpen voorkomen door, zoals geadviseerd, een minimale afstand in acht te nemen tussen draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur (zenders) enerzijds en het AVEA-beademingsapparaat anderzijds in overeenstemming met het maximale uitgangsvermogen van de communicatieapparatuur. Afstand in overeenstemming met de frequentie van de zender m Nominaal maximaal 150 kHz tot 80 MHz 150 kHz tot 80 MHz 80 MHz tot 800 MHz 80 MHz tot 800 MHz uitgangsvermogen van buiten ISM-band binnen ISM-band zender W 0,01 0,1 1 10 100
0,12 0,37 1,16 3,67 11,60
0,12 0,38 1,20 3,79 12,00
0,12 0,38 1,20 3,79 12,00
0,23 0,73 2,30 7,27 23,00
Voor zenders met een nominaal maximaal uitgangsvermogen dat hierboven niet staat vermeld, kan de aanbevolen afstand in meter (m) worden berekend aan de hand van de vergelijking die geldt voor de zenderfrequentie, waarbij het nominale maximale uitgangsvermogen van de zender in watt (w) is volgens de fabrikant van de zender. OPMERKING 1: Bij 80 MHz en 800 MHz is de afstand voor het hogere frequentiebereik van toepassing. OPMERKING 2: De ISM (industriële, wetenschappelijke en medische) -banden tussen 150 kHz en 80 MHz zijn 6,765 MHz tot 6,795 MHz; 13,553 MHz tot 13,567 MHz; 26,957 MHz tot 27,283 MHz en 40,66 MHz tot 40,70 MHz. OPMERKING 3: Een extra factor 10/3 wordt toegepast bij de berekening van de aanbevolen afstand voor zenders in de ISM-frequentiebanden tussen 150 kHz en 80 MHz en in het frequentiebereik 80 MHz tot 2,5 GHz, bedoeld voor vermindering van de kans dat mobiele/draagbare communicatieapparatuur interferentie zou veroorzaken als deze onbedoeld in de nabijheid van de patiënt zou worden gebracht. OPMERKING 4: Deze richtlijnen zijn mogelijk niet in alle situaties van toepassing. De voortplanting van elektromagnetische straling wordt beïnvloed door absorptie en reflectie van gebouwen, voorwerpen en mensen.
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen
243
Appendix K: Verklarende woordenlijst AC Ademfrequentie Ademhalingsperiode ATPD Basisflow Beademingscircuit Bedieningselementen BTPD BTPS cm H2O Flow
Gebeurtenis Indicators Knop l l/min LED Modus Monitorparameter O2 Paw PEEP
Ppeak
L2786-110 Rev. J
Alternating Current (netspanning). Het aantal ademslagen in één minuut. De tijdsduur tussen twee door de machine geïnitieerde ademslagen. Deze waarde is afhankelijk van de ingestelde ademfrequentie. Ambient Temperature, Ambient Pressure, Dry: Omgevingstemperatuur, omgevingsdruk, droog. Flow door het ademhalingscircuit van de patiënt tijdens de expiratoire fase. Deze flow wordt voor flowtriggering gebruikt. De beademingsslangen tussen de patiënt en het beademingsapparaat. Elke knop, schakelaar of draaiknop waarmee u het gedrag van het beademingsapparaat kunt veranderen. Body Temperature at Ambient Pressure, Dry: Lichaamstemperatuur bij omgevingsdruk, droog. Body Temperature at Ambient Pressure, Saturated: Lichaamstemperatuur bij omgevingsdruk, verzadigd. Centimeter waterdruk. De hoeveelheid gas die wordt toegediend. Wordt gemeten in liter per minuut (l/min). Het optreden of activeren van bepaalde bedieningselementen of functies van het beademingsapparaat of een activiteit van de patiëntverzorging, die in de trendbuffer kan worden opgeslagen. Visuele elementen die de bedrijfsstatus weergeven. Een drukknop waarmee een functie in- of uitgeschakeld wordt. Liter. Een maateenheid voor volume. Liter per minuut. De maateenheid van de flow. Light Emitting Diode, LED. De bedrijfsstatus van het beademingsapparaat die bepaalt welke soorten beademing zijn toegestaan. Een gemeten waarde die wordt weergegeven in het monitorvenster. Zuurstof Luchtwegdruk (airway pressure). Gemeten in cm H2O. Positive End Expiratory Pressure: positieve eindexpiratoire druk. Gehandhaafde druk in het circuit aan het einde van de expiratie. Inspiratiepiekdruk. Toont de hoogste circuitdruk die tijdens inspiratie optreedt. De weergegeven waarde wordt bijgewerkt aan het einde van de inspiratie. Ppeak wordt niet bijgewerkt bij spontane ademhaling.
244
Verklarende woordenlijst
Pplat PSIG s/min Slaginterval Trigger Vooraf ingestelde waarde Vraagflow WOB Zucht
Bedieningshandleiding
Plateaudruk. Gemeten tijdens een inspiratoire holdmanoeuvre of tijdens nul flow in een Pressure Control ademhaling. Wordt gebruikt voor het berekenen van de statische compliantie (Cstat). Pounds per square inch gauge. 1 psig = 0,07 bar Slagen per minuut. De tijd die verstrijkt van het begin van een ademslag tot het begin van de volgende ademslag. De waarde waarbij het beademingsapparaat de toediening van een beademingsflow begint als gevolg van een gemeten patiëntinspanning. Een ventilatorparameter die is ingesteld door de operator. De flow die door het beademingsapparaat wordt gegenereerd om aan de vraag van de patiënt te voldoen, zodat de PEEP op het vooraf ingestelde niveau blijft. Work of Breathing: een maateenheid voor de ademhalingsinspanning die de patiënt levert. Een Volume Controlled (volumegregelde) ademhaling met een teugvolume dat anderhalf keer (150% van) het ingestelde teugvolume bedraagt.
L2786-110 Rev. J
Bedieningshandleiding
Register A aandachtspunten (Let op) · x accusnoer · 8 actieve bevochtiger · 16 ademfrequentie · 77, 78, 91, 130, 178, 181, 214 ademfrequentie · 125 ademslagtype en afgiftemodus · 65 afdrukken · 107 alarm met gemiddelde prioriteit · 58, 171 alarm met hoge prioriteit · 171 alarm met lage prioriteit · 171 alarm uitzetten · 173 alarm, geluidsvolume · 28 alarmen · 171 apneu-interval · 178 app.werkt niet · 173 defecte ventilator · 174 gemiddelde prioriteit · 171 hoge frequentie · 178 hoge piekdruk, normaal · 175 hoge piekdruk, zucht · 176 hoge prioriteit · 171 hoog expiratoir minuutvolume · 177 hoog O2 percentage · 179 hoog teugvolume · 178 IE verhouding · 179 laag expiratoir minuutvolume · 177 laag O2 percentage · 179 lage PEEP · 176 lage piekdruk · 175 lage prioriteit · 171 langdurige hoge piekdruk · 176 luchtverlies · 174 maximale inspiratoire tijd · 179 O2-verlies · 174 veiligheidsklep open · 173 verlies gastoevoer · 175 alarmgrenzen · 172 alarmknipperlichtjes · 171 alarmlampjes · 58 alarmlichtje · 171 alarmlichtjes · 171 alarmresetknop · 173 apneu-backup CPAP of APRV / BIPHASIC · 83 apneu-backup beademing · 65
L2786-110 Rev. J
245
Artificial Airway Compensation (kunstmatige luchtwegcompensatie) · 60 B Backup alarm · 171 Barometerstand · 169 base flow · 100 basisflow · 94, 100, 243 batterij/accu · 191 beademing met drukgestuurde volumeregeling · 74 beademing met drukondersteuning · 81 beademingsapparaat, specificaties · 201 beademingsmodi · 77 beademingsmodus assist control · 77 beademingstypen · 73, 78 beademingstypen en modi op patiëntafmeting volwassen en pediatrisch · 88 beademingstypen, gedefinieerd door vier variabelen · 73 berekende IE verhouding · 130 berekende minuutvolume · 130 beschermende massa-aansluiting · 38 bevochtiging · 4, 16, 62 bewaakte waarden · 124 C Circuit geblokkeerd alarm · 42 circuitcompliantie · 3, 61 compensatie circuitcompliantie · 61 compensatie voor circuitcompliantie · 3 compliantie-effect van het circuit · 3, 61 contact met fabrikant · 197 D dataknop · 90, 106, 107, 124, 132 Datum instellen · 37 diagram achterpaneel · 23 dialoogvenster Screen Select (schermselectie) · 86 door patiënt getriggerde ademslagen · 75 drukbegrensde beademingscyclus op basis van tijd · 74 drukgestuurde beademing · 74 drukgestuurde beademingen · 155 druktrigger · 100 dynamische compliantie · 126, 214
246 E electromagnetische componenten · vii expiratiefilter · 9, 10, 11, 187 expiratiefilter en waterafscheider monteren en plaatsen · 9 Expiratieteugvolume · 125 Expiratieteugvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt · 125 expiratietijd · 214 Expiratietijd · 125 expiratoir teugvolume · 213 expiratoir teugvolume aangepast aan gewicht patiënt · 213 Expiratoire piekflowfrequentie · 214 externe accu · 38, 191, 192 externe waterafscheider · 25 extra instellingen · 95 basisflow · 100 flowcyclus · 99 golfvorm · 99 indicator extra instellingen · 95 insp rise (inspiratoire stijgtijd) · 99 machinevolume · 98 pres trig (druktrigger) · 100 PSV cyclus · 102 PSV rise(stijgtijd) · 101 PSV Tmax · 102 volumegrens · 97 Vsync · 101 Vsync rise (stijgtijd) · 101 zuchten · 100 F flow trig · 89 flowcyclus · 99 flowsensors bevestigen · 18 Frequentie piekexpiratieflow · 126 G garantie · iv gaslijndruk · 7 gasvoorzieningen · 7 luchttoevoer · 7 zuurstoftoevoer · 7 gebeurtenismarkeringen · 128 gebeurtenissen · 128 gebeurtenissen automatisch opgeslagen · 128 gebeurtenissenlogboek · 128 geluidsalarm uitschakelen · 173
Bedieningshandleiding Gemiddelde beademingsdruk · 214 Gemiddelde inspiratiedruk · 125 golfvorm · 92, 99, 106, 107, 132 golfvormen afdrukken · 107 hoofdscherm · 105 menu · 106 stilzetten · 105, 107 golvromen kleuren · 105 grafieken · 107 H heliox aansluiting · 26 heliox-afgifte · 4 hoofdschermmonitors · 132 I inademingsdruk · 91 indicator patiëntafmeting · 55 Inschakelen/uitschakelen O2-alarm · 28 insp pause · 89 insp pres · 89 insp time · 89 inspanning patiënt · 244 inspanning van de patiënt · 77, 78 inspiratiepauze · 92 Inspiratiepiekdruk · 125, 214 Inspiratieteugvolume · 125 Inspiratieteugvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt · 125 inspiratietijd · 92, 214 Inspiratietijd · 125 inspiratoir teugvolume · 213 Inspiratoir teugvolume aangepast aan gewicht patiënt · 213 Inspiratoire piekflow · 214 inspiratoire stijgtijd · 99 Inspiratoire/expiratoire verhouding · 214 installatie van uw AVEA beademingsapparaat · 7 instellen type ademslag en beademingsmodus · 65 interne batterij · 38, 192 J jaarlijkse onderhoud · 190
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen K klantenservice · 198 kleuren op golfvormweergave · 105 knop Resume (hervatten) · 87 knop resume current (hervatten huidige) · 59 knop Save loop (lus opslaan) · 109 L lage druk, regeling · 95 lampjes · 167 externe accu · 167 interne batterij · 167 netstroom · 167 lekcompensatie · 61 Lekpercentage · 125 luchtinlaatdruk · 126, 214 luchttoevoer · 7 lus opslaan · 109 lus stilzetten · 109 lussen kleuren · 105 lus stilzetten · 109 lussen opslaan · 109 referentie · 109 referentielussen · 109 selectie · 108 vergelijking lussen · 109 lussen in real-time · 108 M machinevolume · 98 meerdere alarmen · 171 membraanknop expiratoire hold · 55 paneelvergrendeling · 56 print (afdrukken) · 56 setup (instellingen) · 56 membraanknoppen advanced settings (extra instellingen) · 56 afzuiging · 53 alarm resetten · 52 alarm uitzetten · 52 alarmgrenzen · 53 Cancel (annuleren) · 54 freeze (stilzetten) · 57 handmatige beademing · 53 inspiratoore hold · 55 L2786-110 Rev. J
247 knop Accept (accepteren) · 54 main (hoofd) · 58 mode (modus) · 56 schermen · 58 verhogen O2 · 53 vernevelaar · 55 membraanknoppen en LED’s · 52 minuutvolume · 213 Minuutvolume · 125 minuutvolume aangepast aan gewicht van de patiënt · 213 Minuutvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt · 125 modus CPAP/PSV · 65, 76, 81 modus SIMV · 78 modus Standby · 86 monitorscherm · 124 montage ter plekke · 7 N neonataal patiëntcircuit · 17 netsnoer · 38 NIST fittings · 25 O O2 percentage · 89 O2-sensor aansluiten · 24 oesofagusballon · 22 aansluiting · 22 onafhankelijke longbeademing · 30, 103 onafhankelijke longbeademing · 29 onderdelen bestellen · 197 Opgelegd uitgeademd teugvolume · 125 Opgelegd uitgeademd teugvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt · 125 oproepen externe verpleegkundige · 37 opties bewaakte waarden · 125 optionele externe accu · 8 P passieve bevochtiger of HME · 16 patiënt ID · 62 patientafmeting · 3 patientcircuit, bevestigen · 16 peak Frequentie piekinspiratieflow · 126 PEEP · 74, 75, 89, 90, 91, 93, 100, 126, 173, 175, 176, 179, 180, 214, 243, 244 percentage lekkage · 213
248 percentage zuurstof · 126, 214 persgasvoorzieningen · 7 piekflow · 89 plateaudruk · 214 Plateaudruk · 126 Positieve eind expiratoire druk · 126, 214 positieve eindexpiratoire druk · 93 pres high · 89, 94 pres low · 90 Pressure High (hoge druk) · 94 preventief onderhoud · 190 primaire beademingsfuncties · 89, 91 ademfrequentie · 91 drukondersteuning · 92 flowtrigger · 94 hoge druk · 94 inademingsdruk · 91 inspiratiepauze · 92 inspiratietijd · 92 lage druk · 95 PEEP · 93 teugvolume · 91 tijd hoog · 94 tijd laag · 95 PSV · 89 PSV beademing · 75 PSV cyclus · 76, 102 PSV regeling · 92 PSV stijgtijd · 101 PSV Tmax · 76, 102 R rate (frequentie) · 89 referentielus · 109 regelknop · 172 reiniging en sterilisatie accessoires en onderdelen · 187 buitenkant · 187 S schalen van histogrammen · 129 scherm Loops (lussen) screen · 108 scherm patient select (patiënt selecteren) · 59 scherm patient size select (patiëntmaat selecteren) · 59 schermen mode selection (modusselectie) · 65 patient select (patiënt selecteren) · 59 ventilation setup (instellingen beademingsapparaat) · 60
Bedieningshandleiding screens patient size · 59 selectie golfvormen · 106 sensor met variabele opening · 20 sensor met verwarmingsdraad · 18 SIMV (gesynchroniseerde intermitterende opgelegde beademing) · 78 SIMV teugvolume · 213 aangepast aan gewicht patiënt · 213 SIMV-beademing · 73 slag interval · 91 slaginterval · 55, 77, 78 Smart connectors bevestiging · 26 Smart heliox-connectors · 26 Snelle oppervlakkige ademhalingsindex · 125, 214 snoeraanleg · 8 soorten alarm · 173 soorten beademing · 243 specificaties accessoires · 210 atmosfeer en milieu · 209 elektrisch · 201 fysieke afmetingen · 209 gegevensinvoer en -uitvoer · 203 pneumatisch · 201 spontaan inspiratoir teugvolume aangepast aan ideaal gewicht · 213 spontaan minuutvolume · 213 Spontaan minuutvolume · 125 Spontaan minuutvolume aangepast aan gewicht van de patiënt · 214 Spontaan minuutvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt · 125 spontaan teugvolume · 213 Spontaan uitgeademd teugvolume · 125 Spontaan uitgeademd teugvolume aangepast aan het gewicht van de patiënt · 125 spontane ademfrequentie · 214 Spontane ademfrequentie · 125 standaardmodus voor alle soorten patiënten · 77 statische compliantie · 126, 214 Statusindicators batterij/accu · 193 statuslampje Aan · 167 statuslampje batterij of accu · 168 statuslampjes · 167 stilzetten scherm Loops (lussen) · 109 stroomvoorziening · 7 symbolen · xi synchronisatie beademingsapparatuur · 29
L2786-110 Rev. J
AVEA beademingssystemen T Taal instellen · 31 telefonisch contact · 197 teugvolume · 91 tijd hoog regeling · 94 Tijd instellen · 37 tijd laag regeling · 95 time high · 89 Time High (tijd hoog) · 94 time low · 90 time low (tijd laag) · 95 timer voor slaginterval · 77 toegang tot groep extra instellingen · 95 toets new patient (nieuwe patiënt) · 59 tracheale katheter · 22 trendgegevens · 129 histogrammen · 129 spreadsheet · 129 trendscherm · 129 V veiligheidsinformatie · ix Verhouding inspiratie/expiratie · 125 vernevelaar · 20, 55 vernevelaar · 20 vervangbare zekeringen · 194 vervanging batterij/accu · 192 volgorde waarin stroomvoorzieningen worden gebruikt · 192
L2786-110 Rev. J
249 volumebegrenzing · 74 volumegestuurde beademing · 73 volumegrens · 97 volwassen patiëntcircuit · 16 vraagbeademing · 75 Vsync · 101 ademslagen met drukregeling · 101 testademslag met volumeregeling · 101 Vsync stijgtijd · 101 Vt · 89 W waarschuwingen · ix waterafscheider · 9, 187 wateropvangfles · 9 weergegeven waarde · 90 Weerstand ademhalingssysteem · 214 Weerstand respiratiesysteem · 126 Z zekeringen · 195 zucht · 175, 176, 180 zuchten · 100 zuchtslagen met volumeregeling · 100 zuurstofinlaatdruk · 126, 214 zuurstofsensor · 24 zuurstofsensorcel · 24 zuurstofsensorkabel · 24 zuurstoftoevoer · 7
250
Bedieningshandleiding
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten.
L2786-110 Rev. J