Reader
Auteursrecht & Creative Commons
SURF Academy OER en auteursrechten 30 september 2011
Creative Commons Nederland Postbus 2960 1000 CZ Amsterdam http://creativecommons.nl
[email protected]
SURF Academy Postbus 2290 3500 GG Utrecht www.surf-academy.nl
[email protected]
Foto: Shizhao, gepubliceerd onder Creative Commons Naamsvermelding licentie. Voor de volledige licentievoorwaarden zie http://creativecommons.org/licenses/by/3.0
Creative Commons: een inleiding Martijn Arnoldus – januari 2010 Dit artikel is gepubliceerd onder een Creative Commons Naamsvermelding licentie.
Creative Commons biedt makers van content de mogelijkheid om op een eenvoudige en flexibele manier om te gaan met hun auteursrechten. Dat is geen overbodige luxe in de digitale wereld. Het internet is een gigantische uitruil-‐ en kopieeromgeving. Dankzij de technologie hebben we nu meer content onder handbereik dan ooit tevoren, en daar wordt dankbaar gebruik van gemaakt. Ook in het onderwijs is de digitale wereld niet meer weg te denken als bron van informatie en content. Voor studenten niet. Voor docenten evenmin. Maar mag dat kopiëren en hergebruiken van content eigenlijk wel? Het antwoord is niet noodzakelijkerwijs nee, maar zeker ook geen volmondig ja. Daarvoor zit de auteurswet te ingewikkeld in elkaar. In de auteurswet is geregeld dat de zeggenschap over creatieve werken, en daar valt de meeste digitale content onder, berust bij de maker van het werk of degenen aan wie de maker zijn rechten heeft overgedragen. Daarmee is het auteursrecht een verbodsrecht: niemand mag een werk gebruiken tenzij de rechthebbende daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft verleend.
Probleem en oplossing Heel strikt genomen houdt dat systeem van ‘alle rechten voorbehouden’ in dat de content op internet volledig op slot. Stel, je vindt via Google een afbeelding die je uitstekend kunt gebruiken in een digitale les, maar er zijn nergens contactgegevens te vinden van de maker. Als je het helemaal netjes wilt doen, kun je die afbeelding dan niet gebruiken. Maar het internet stelt juist in staat om op grote schaal content te vinden, te kopiëren, te hergebruiken en te bewerken. Telkens opnieuw schriftelijk om toestemming vragen, kan dan al snel een onmogelijke dagtaak worden. Creative Commons is een instrument voor mensen die dat probleem willen verhelpen. Veel mensen hebben al lang in de gaten dat de strikte toepassing van het volledige auteursrecht niet echt helpt bij het promoten en verspreiden van hun werk. Andere mensen willen juist graag dat anderen voort kunnen boorduren op hun werk. Hoe dan ook, het is duidelijk dat veel internetgebruikers hun werk met anderen willen delen – en hun de mogelijkheid willen bieden om dat werk te hergebruiken, te bewerken en verder te verspreiden – onder gunstige voorwaarden. Creative Commons wil deze mensen van dienst zijn met behulp van zes gestandaardiseerde, gratis ‘open content licenties’. Met een licentie geeft de rechthebbende aan anderen toestemming om zijn of haar werk op bepaalde manieren te gebruiken. Bijvoorbeeld voor commerciële doeleinden, of om te bewerken.
Zes licenties Alle zes de licenties staan het gebruikers van een werk toe om kopieën van het werk te maken en die verder te verspreiden. Welke vrijheden de gebruiker verder nog heeft varieert per licentie. Er zijn vier bouwstenen die al of niet onderdeel van de licentievoorwaarden zijn: • Naamsvermelding. Je staat anderen toe om het werk waar jij auteursrecht op hebt te kopiëren, distribueren, vertonen, en op te voeren, en om afgeleid materiaal te maken dat op jouw werk gebaseerd is – maar uitsluitend als jij vermeld wordt als maker. Deze voorwaarde zit in alle licenties. • Niet-commercieel. Anderen mogen je werk kopiëren, vertonen, distribueren en opvoeren, alsmede materiaal wat op jouw werk gebaseerd is, mits niet voor commerciële doeleinden. • GeenAfgeleideWerken. Anderen mogen je werk kopiëren, distribueren, vertonen en opvoeren mits het werk in de originele staat blijft. Het is niet toegestaan dat anderen jouw werk gebruiken als basis voor nieuw materiaal. • GelijkDelen. Je staat anderen toe om van jouw werk afgeleid materiaal te maken onder de voorwaarde dat zij het onder dezelfde licentie vrijgeven als het originele werk. Deze voorwaarde komt uiteraard nooit samen voor met ‘GeenAfgeleideWerken’. De bouwstenen leiden tot deze licenties (de link leidt naar de licentietekst): Naamsvermelding Naamsvermelding-‐GelijkDelen Naamsvermelding-‐NietCommercieel Naamsvermelding-‐NietCommercieel-‐GelijkDelen Naamsvermelding-‐GeenAfgeleideWerken Naamsvermelding-‐NietCommercieel-‐GeenAfgeleideWerken Is op een werk een Creative Commons licentie van toepassing dan mag iedereen het werk gebruiken op de manieren die de licentie toestaat.
Creative Commons in het onderwijs Juist voor het onderwijs, waar heel vaak content wordt gecombineerd, wordt geactualiseerd en bewerkt, is Creative Commons een uitkomst. In Nederland en ook internationaal wordt op brede schaal geëxperimenteerd met open leermiddelen (open educational resources), ofwel educatieve content die onder een open content licentie beschikbaar is. Kijk bijvoorbeeld bij de Open Universiteit of in het voortgezet onderwijs
bij Wikiwijs. Het voordeel van open leermiddelen is dat die al voor een onderwijscontext zijn ontwikkeld. Maar ook onder Creative Commons gelicenseerde ‘ruwe’ content, die nog tot educatief materiaal moet worden bewerkt, is voor docenten buitengewoon handig. Een fotosite zoals Flickr.com of de online encyclopedie Wikipedia bieden een schat aan gelicenseerde content die zonder veel beperkingen voor colleges, lessen en dergelijke gebruikt kunnen worden. Ten slotte kun je zelf als maker heel gemakkelijk je zelf gemaakte educatieve content verspreiden door van Creative Commons licenties gebruik te maken. Zo kun je de samenwerking met andere docenten (op afstand) vergroten, studenten meer interactief met het materiaal laten werken, en zelfs kostbare feedback krijgen van buiten de onderwijswereld.
Tips en trucs Hoe simpel Creative Commons ook opgezet is, het auteursrecht blijft een ondoorzichtig woud van regels en vol obstakels. Praat eens met een jurist en het wordt al snel duidelijk dat er veel grijze gebieden bestaan. Voor je met Creative Commons aan de slag gaat is het daarom handig om telkens de onderstaande checklist na te lopen. 1. Zorg ervoor dat je werk binnen de Creative Commons licentie valt. Creative Commons licenties gelden voor alle werken die via het auteursrecht beschermd kunnen worden. Dat zijn bijna alle denkbare vormen van content. Maar bijvoorbeeld niet ideeën, links, concepten of een melodietje in je hoofd. 2. Zorg ervoor dat je de auteursrechthebbende bent. Als je de maker van het werk bent, dan ben je waarschijnlijk auteursrechthebbende en mag je het werk licenseren zoals je maar wilt. Maar pas op: als werknemer in het hoger onderwijs kan het zijn dat je werkgever de rechthebbende is! Check of er in jouw organisaties daarover afspraken zijn gemaakt. Bedenk verder dat als je voor het maken van jouw werk het werk van anderen hebt gebruikt, je voor dat gebruik toestemming van hen nodig hebt. 3. Zorg ervoor dat je begrijpt hoe Creative Commons licenties werken. Kijk bij de achtergrondinfo aan het einde van deze les voor links naar meer informatie. 4. Wees specifiek over wat je licenseert. Content zoals leermiddelen bestaat vaak uit een verzameling van werken die door de auteurswet beschermd worden. Op een weblog staan bijvoorbeeld tekst, foto’s en video naast elkaar. Geef daarom altijd duidelijk aan waarop je de Creative Commons licentie van toepassing verklaart. Bijvoorbeeld ‘op de inhoud van deze weblog is een CC-‐licentie van toepassing’ of ‘alle foto’s in deze les zijn beschikbaar onder een CC-‐licentie’. 5. Vermijd conflicterende licenties. Gebruik je voor jouw werk ander werk dat al onder een bepaalde Creative Commons licentie beschikbaar is, zorg dan dat je een licentie kiest die niet in strijd is met die andere Creative Commons licentie. Als je voor een video bijvoorbeeld muziek gebruikt die onder een Creative Commons Naamsvermelding-‐NietCommercieel licentie beschikbaar is, dan kun je aan die video geen licentie koppelen die wél commercieel gebruikt toestaat.
Hergebruik van materiaal in onderwijs- en onderzoekomgevingen
Colofon Hergebruik van materiaal in onderwijs- en onderzoekomgevingen. SURFdirect Postbus 2290 3500 GG Utrecht T + 31 30 234 66 00 F + 31 30 233 29 60 E
[email protected] W www.surf.nl/surfdirect Auteurs Paul Keller - Creative Commons Nederland Wilma Mossink - SURFdirect Het rapport is geschreven in opdracht van SURFdirect, de digitale rechten expertise community in het hoger onderwijs.
Redactie Annemiek van der Kuil, SURFdirect
SURF is de ICT-samenwerkingsorganisatie van het hoger onderwijs en onderzoek (www.surf.nl). Deze publicatie is digitaal beschikbaar via de website van Stichting SURF: www.surf.nl/publicaties
© Stichting SURF December 2008
Deze publicatie verschijnt onder de Creative Commons licentie Naamsvermelding 3.0 Nederland
Inhoudsopgave
Samenvatting ................................................................................................................... 4 1
Inleiding .................................................................................................................. 6 1.1 Opzet van het rapport....................................................................................... 8
2
Het hoger onderwijsveld in relatie tot open onderzoeks- en onderwijsmateriaal.................. 9 2.1 Inleiding ......................................................................................................... 9 2.2 Onderzoeksmateriaal in relatie tot open............................................................... 9 2.1.2 Onderzoeksdata in relatie tot open........................................................10 2.2 Onderwijsmateriaal in relatie tot open ................................................................11 2.2.2 Cape Town Open Education Declaration .................................................12 2.2.3 Open Knowledge ................................................................................12 2.2.4 Open Educational Resources ................................................................13 2.2.5 Open inhoud, Open Content .................................................................14
3
Licenties voor gebruik in onderwijs en onderzoek .........................................................15 3.1 Inleiding ........................................................................................................15 3.2 Open Content Licenties ....................................................................................15 3.2.1 Creative Commons .............................................................................15 3.2.2 De zes Creative Commons standaardlicenties .........................................17 3.3 GNU Free Documentation License (GFDL)............................................................19 3.4 De Open Educational License ............................................................................20 3.5 Licentie voorwaarden in de Berlin Declaration......................................................20 3.5.1 Open Data licenties.............................................................................22 3.5.2 Open Data Commons Public Domain Dedication and Licence (ODC PDDL) ...22 3.5.3 Creative Commons Zero Waiver (CC0 Waiver) ........................................23
4
Toepassing van Open Content licenties op onderwijs- en onderzoeksmateriaal ..................24 4.1 Inleiding ........................................................................................................24 4.2 Kritiek op de Creative Commons licenties............................................................24 4.3 Onduidelijkheid omtrent de definitie van Niet Commercieel gebruik ........................27 4.4 Afgeleide werken van onderwijs en onderzoeksmateriaal.......................................29
5
Conclusies en aanbevelingen .....................................................................................30
Bijlage 1: vragenlijst.........................................................................................................33 Bijlage 2: Resultaten van de verkenning ..............................................................................35
3
Samenvatting Het delen van onderwijs- en onderzoeksmateriaal staat hoog op de agenda van de Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek. Materiaal dat binnen de instellingen wordt vervaardigd of wordt verzameld moet voor onderwijs en onderzoek (her)gebruikt kunnen worden of moet als basis voor de ontwikkeling van nieuw onderwijsmateriaal kunnen dienen. Met de komst van internet en andere nieuwe ICT mogelijkheden zijn de mogelijkheden voor verspreiden en hergebruik van materiaal drastisch veranderd. En deze veranderingen vragen om een heroriëntatie van de regels voor het delen van onderwijs- en onderzoeksmateriaal. Met dit onderzoeksrapport willen Creative Commons Nederland en SURFdirect (de Digitale Rechten Expertise Community van SURF) komen tot een aanbeveling voor een licentie voor het delen van onderwijs- en onderzoeksmateriaal binnen het Nederlandse hoger onderwijs. Het gaat hier om een licentie waarmee het voor hergebruikers van materiaal dat in repositories is opgeslagen duidelijk is wat zij met het materiaal mogen doen. Hiervoor bestaan verschillende zogenaamde Open Content licenties zoals de Creative Commons licenties. Niet alleen voor hergebruik van content zijn er licenties ontwikkeld. Ook voor het delen van wetenschappelijke data zijn er in de afgelopen twee jaar licenties geformuleerd die bij de specifieke kenmerken van wetenschappelijke onderzoeksdata aansluiten. Een verkenning van SURFdirect en Creative Commons Nederland wijst uit dat er binnen het onderwijsveld de wens bestaat om onderwijs en onderzoeksmateriaal te delen maar dat hiervoor op dit moment richtlijnen ontbreken. Op internationaal niveau zijn er sinds enkele jaren initiatieven genomen die zich richten op internationale standaarden voor vrije toegang tot wetenschappelijke publicaties (Berlin Declaration on Open Acces), onderwijsmateriaal (Cape Town Open Education Declaration) en wetenschappelijke onderzoeksdata (Science Commons Protocol for Implementing Open Acces Data). Deze richtlijnen en declaraties schetsen de minimumvereisten waaraan een aanbeveling voor een licentie voor hergebruik van content en ruwe onderzoeksdata zou moeten voldoen. Op basis van de analyse van bestaande Open Content licenties in het vierde hoofdstuk van dit rapport is geconcludeerd dat de Creative Commons licenties aan deze minimumvereisten voldoen. De Creative Commons licenties zijn de op dit moment meest gebruikte en gebruiksvriendelijke Open Content licenties. Zij beschikken over een solide metadata implementatie en zijn in tegenstelling tot alle andere Open Content licenties ook in aan het Nederlandse auteursrecht aangepaste versies beschikbaar. Er bestaan zes verschillende versies van de Creative Commons licenties. Vijf van deze licenties passen, naast de vereiste Naamsvermelding, aanvullende beperkingen met betrekking tot het gebruik van gelicentieerd materiaal voor commerciële doeleinden en/of het maken van afgeleide werken toe. Het niet toestaan van commercieel hergebruik en het niet toestaan van het maken van afgeleide werken lijken in eerste instantie aan te sluiten bij de wensen uit het veld. Deze zijn echter niet in lijn met de relevante international standaarden en sluiten ook niet aan bij de hieronder genoemde uitgangspunten van SURFdirect. Gezien de voorwaarde van SURFdirect dat de keuze voor een licentie geen hindernissen moet opwerpen voor toekomstig gebruik van onderwijs en onderzoeksmateriaal, toepasbaar is in het wetenschappelijk als hoger beroepsonderwijs en in 80% van de gevallen kan worden toegepast komt dit rapport tot een aanbeveling voor gebruik van de meest liberale Creative Commons licentie: Op basis van de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland Licentie mogen gebruikers het gelicentieerde werk kopiëren, verspreiden en doorgeven en afgeleide werken maken en distribueren onder voorwaarde van naamsvermelding van de maker. Deze licentie staat commercieel gebruik en afgeleide werken vrij toe, zolang gebruikers aan de voorwaarden omtrent naamsvermelding voldoen. Hieronder valt niet alleen het vermelden van de naam van de maker maar ook de verplichting om afgeleide werken duidelijk als zodanig aan te wijzen.
4
Een uitzondering op deze aanbeveling vormt het licentiëren van ruwe onderzoeksdata. De onderzochte open data licenties zijn op dit moment slechts in conceptversies beschikbaar zodat er op dit moment geen definitieve aanbeveling voor een specifieke licentie gedaan kan worden. De definitieve keuze van een licentie voor het licentiëren van onderzoeksdata moet echter in iedere geval aan het ‘Science Commons Protocol for Implementing Open Access Data’ voldoen. Een belangrijke aanbeveling in dit rapport is verder dat SURFdirect een gedegen bewustwordingscampagne opzet om de Creative Commons licenties aan het veld uit te leggen en bekend te maken.
5
1
Inleiding
Het delen van onderwijs- en onderzoeksmateriaal staat hoog op de agenda van de Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek. Materiaal dat binnen de instellingen wordt vervaardigd of wordt verzameld moet voor onderwijs en onderzoek (her)gebruikt kunnen worden of moet als basis voor de ontwikkeling van nieuw onderwijsmateriaal kunnen dienen. Met de komst van internet en andere nieuwe ICT mogelijkheden zijn de mogelijkheden voor verspreiden en hergebruik van materiaal drastisch veranderd. Een van de manieren om onderwijsen onderzoeksmateriaal op te slaan en makkelijk via internet te verspreiden zijn via repositories1, ’digitale schatkamers’. Alle academische instellingen hebben een onderzoeksrepository ingericht waar de wetenschappelijke informatie van de universiteit of onderzoeksinstelling in opgeslagen kan worden. NARCIS2 geeft toegang tot de Nederlandse wetenschapsinformatie via de repositories van alle Nederlandse universiteiten, een aantal onderzoeksinstituten, de KNAW en NWO. Maar ook zoekmachines als Google en Google Scholar halen hun gegevens op uit repositories. De ontwikkeling van de digitale bibliotheek leidde er toe dat naast wetenschappelijke informatie ook onderwijsmateriaal dat binnen een instelling wordt geproduceerd, systematischer wordt verzameld, ontsloten en toegankelijker gemaakt. Hogescholen stellen via de HBO Kennisbank3 afstudeerscripties van hun studenten en publicaties van lectoren beschikbaar voor hergebruik. Voor het delen van onderwijsmateriaal wordt LOREnet4 gebruikt. Het materiaal dat in de repositories van de Nederlandse instellingen wordt opgenomen bestaat niet alleen uit bibliografische gegevens en/of metadata. Ook onderzoeksdata, volledige teksten van wetenschappelijke publicaties, of andersoortige bestanden, zoals audio en video worden in de digitale bewaarplaatsen opgenomen. De repositorysoftware zorgt ervoor dat anderen via allerlei zoekmachines kunnen zoeken en materiaal kunnen ophalen en downloaden. Echter de stelselmatige ontsluiting en beschikbaarstelling van onderzoeks- en onderwijsmateriaal kan een belemmering vormen voor het aanleveren van content. Angst voor auteursrechtelijke problemen speelt hierbij een belangrijke rol5. Ook de diversiteit van de materialen en de omstandigheid dat verschillende materialen meerdere ontwikkelaars kennen, kan het probleem vergroten om materiaal in een repository op te nemen en beschikbaar te stellen aan derden. Daarnaast kunnen materiaal, informatie, kennis of data op verschillende manieren gebruikt worden: gebruik van het werk zoals het aangeboden wordt, het werk aanpassen aan de eigen situatie, het werk combineren met andere werken en het werk al dan niet aangepast of gecombineerd met andere werken beschikbaar stellen, al dan niet met een commercieel doel. Vooral hergebruik van materiaal kan zorgen voor auteursrechtelijke hoofdbrekers. Een mash up6 geeft overigens een aardig voorbeeld van de soorten werken en soorten gebruik die in de toekomst verwacht kunnen worden. De vraag wie de auteursrechthebbende is van wetenschappelijke publicaties en leermaterialen wordt in dit rapport niet behandeld. De schrijvers van het rapport zijn zich bewust van de discussie over dit onderwerp maar hebben het onderwerp bewust buiten de scope van het rapport gehouden.
1
Hart, Joseph and Bob Albrecht (2004). Instructional Repositories and Referatories. ECAR Research Bulletin, Volume 2004, Issue 5, March 2, 2004 pag 3 2 www.narcis.info 3 www.hbo-kennisbank.nl 4 www.lorenet.nl 5
Van Bentum, M. 2006 Information resources, digital content and libraries. Onderwijsmateriaal het faciliteren van productie tot hergebruik 6 Een mash up is een webpagina of –applicatie waar gegevens uit meerdere bronnen gecombineerd en gezamenlijk gepresenteerd worden6. Er zijn verschillende soorten mash ups te onderscheiden. In een verzamel mash up worden gegevens uit verschillende bronnen die ongeveer gelijke informatie bevatten samengevoegd tot lijst van gegevens. Bij een zoek mash up worden verschillende websites worden doorzocht om specifiek element uit aantal websites te kunnen vergelijken. Het is ook mogelijk om gegevens uit een aantal bronnen soms gecombineerd met filter samen te voegen. Dit is een geaggregeerde mash up.
6
Dit rapport neemt als uitgangspunt hoe het bij de instellingen geproduceerde materiaal beschikbaar wordt gesteld en niet wie het materiaal aanbiedt. Over het eigendom van wetenschappelijke publicaties en leermaterialen wordt verwezen naar de literatuur en bestaande rapporten hierover7. Het opslaan van een wetenschappelijk werk, databestanden, afstudeerscripties of onderwijsmateriaal in een repository van een instelling, is een door het auteursrecht beschermde handeling waarvoor de auteur of rechthebbende toestemming moet geven. Vervolgens moeten de auteur en de instelling (als beheerder van de repository) afspraken maken over op welke wijze het werk toegankelijk wordt gemaakt en onder welke voorwaarden dit gebeurt. SURFdirect heeft al verschillende licenties ontwikkeld om het vullen van een digitale schatkamer te vergemakkelijken8. Zo ontwikkelde zij samen met JISC een eigen licentie die wetenschappers helpt het auteursrecht in eigen hand te houden: de Licentie tot Publiceren. Daardoor kunnen zij afspraken maken met hun instelling om de door hen vervaardigde en gepubliceerde artikelen op te nemen in een repository. De Licentie tot Publiceren richt zich op wetenschappers die publiceren in tijdschriften die het zogenaamde abonnementsmodel hanteren. De licentie regelt onder andere dat de auteur het recht behoudt om de publicatie, in de vorm waarin de uitgever het publiceert, te verveelvoudigen, te hergebruiken en te publiceren in de repository van de instelling waar de auteur werkzaam is. Voor het opnemen van het materiaal in de repository ontwierp SURFdirect eveneens een eigen licentie. Deze Licentie tot Deponeren regelt het in bewaring geven van het werk en/of de onderliggende databestanden en zorgt ervoor dat het werk zonder beperkingen aan derden beschikbaar gesteld kan worden. Een licentie die eventuele gebruikers van het materiaal duidelijk maakt wat zij met het materiaal mogen doen is nog niet beschikbaar. Er zijn verschillende licenties in omloop die het hergebruik van materiaal regelen maar veel auteurs maken gebruik van een licentie uit de Creative Commons suite. Gezien de relatief grote bekendheid van deze licenties heeft SURFdirect9, de digitale rechten expertise community van SURF, in samenwerking met Creative Commons Nederland verkend of een van deze licenties geschikt zou zijn voor gebruik in het hoger onderwijs. De weerslag van voornoemde verkenning vindt u in dit rapport. Met dit rapport hoopt SURFdirect duidelijkheid te krijgen over welke gebruikslicentie geschikt is om met publieke middelen gefinancierd materiaal zo ruim mogelijk beschikbaar te stellen en welke licentie SURFdirect kan aanbevelen aan betrokkenen in onderwijs en onderzoek. Uitgangspunt hierbij zijn de verschillende soorten materiaal die in een repository opgenomen kunnen worden en de diverse vormen die hergebruik van materiaal kan aannemen. Verder is meegenomen dat de licentie in 80% van de gevallen toepasbaar moet kunnen zijn en dat zowel HBO als WO van dezelfde licentie gebruik kan maken. In de twee door SURFdirect ontwikkelde licenties is gestreefd om de belangen die de betrokkenen in het proces hebben zoveel mogelijk in balans te brengen. Dit auteursrechtelijk arrangement houdt de situatie werkbaar en leidt tot optimalisering van toegang tot materiaal. Ook de licentie waaronder het materiaal ter beschikking wordt gesteld moet in de vorm van een zodanig arrangement plaatsvinden.
7
Zie onder andere: Mossink, W, Auteursrechten op wetenschappelijke publicaties, Stichting SURF/IWI, Utrecht 1999 en Guibault, Lucie, On Owning the Right to Open Access to Scientific Publications (draft), IvIR, April 2006 8 www.surffoundation.nl/smartsite.dws?ch=AHO&id=12813 9 www.surf.nl/surfdirect
7
1.1
Opzet van het rapport
Een licentie waaronder het onderwijs- en onderzoeksmateriaal verspreid wordt en die door het gehele hoger onderwijs in Nederland gebruikt zou kunnen worden moet de gevoelens en meningen van onderwijsmakers en onderzoekers grotendeels weerspiegelen, daar anders de licentie niet wordt toegepast. Daarom is bij aanvang van de verkenning die ten grondslag ligt aan dit rapport een vragenlijst rondgestuurd aan de diverse communities in onderwijs en onderzoek die SURFdirect kent10. De vragenlijst bevatte onder andere vragen over het beschikbaar stellen van eigen materiaal en vragen over gebruik van materiaal van derden. Bij de beschikbaarstelling van eigen materiaal is deelnemers gevraagd of zij bekend waren met de Creative Commons licenties en of zij deze weleens gebruikt hadden. Nadrukkelijk is de vraag over commercieel gebruik van materiaal aan de orde gekomen. De vragenlijst is als bijlage aan dit rapport gevoegd. De resultaten van de verkenning, die als een eerste steekproef gezien kan worden, zijn eveneens als bijlage toegevoegd.. De respons op de vragenlijst was dermate laag dat de schrijvers van het rapport deze slechts beperkt hebben gebruikt. De schrijvers zijn zich ervan bewust dat de verkenning niet als representatief gezien kan worden. Toch geven de antwoorden van respondenten gekoppeld met de mondelinge feedback van onderwijsmakers en onderzoekers tijdens de presentatie van een concpet versie van dit rapport op 8 mei 2008 voldoende inzicht om deze als achtergrondinfromatie bij de totstandkoming van de aanbevelingen te gebruiken.
Hoofdstuk 2 schetst de omgeving van onderwijs en onderzoek in relatie tot open en vrije toegankelijkheid van kennis, informatie en werken. Dit hoofdstuk gaat nader in op begrippen als Open Access, Open Content, en Open Data. In dit hoofdstuk vindt een eerste inventarisatie plaats van de Open Content licenties die in het hoger onderwijs- en onderzoeksveld nationaal en internationaal gebruikt worden. In hoofdstuk 3 wordt achtergrondinformatie gegeven over Creative Commons Nederland en de licenties die door hen worden onderhouden en onder de aandacht worden gebracht. Dit hoofdstuk geeft tevens een korte analyse van enkele overige licenties die eveneens in het veld gebruikt worden zoals de Wikipedia licentie, de Open Educational License en de Open Data licenties. Het volgende hoofdstuk 4 gaat in op de voor- en nadelen van de verschillende licenties en hun bepalingen in relatie tot de ervaringen van het onderwijs- en onderzoeksveld. Het laatste hoofdstuk ten slotte geeft de conclusies weer en doet aanbevelingen.
10
De vragenlijst is gestuurd naar de communities van SURFdirect, SURFshare en Webstroom. Ook hebben de landelijke contactpersonen (LCP’s) van het platform Onderwijs van SURFfoundation de vragenlijst ontvangen. Verder is de vragenlijst geplaatst op de website van Creative Commons Nederland.
8
2
2.1
Het hoger onderwijsveld in relatie tot open onderzoeks- en onderwijsmateriaal Inleiding
SURF (SURFfoundation, SURFdiensten en SURFnet) heeft in april 2008 een statement uitgebracht waarin haar opvattingen over ‘open’11 zijn verwoord. In dit statement maakt SURF bekend dat zij ernaar streeft open standaarden toe te passen en het gebruik daarvan te bevorderen om de samenwerking in het hoger onderwijs te vereenvoudigen. Een van de manieren om hieraan gevolg te geven is het gebruik van Open Source en Open Access, mogelijkheden die SURF daarom sterk stimuleert. Open Source, Open Access en Open Content zijn termen om aan te geven dat materiaal vrij (her)gebruikt kan worden en dat de makers ervan afzien om bepaalde rechten met betrekking tot hun werk uit te oefenen. Er is echter een duidelijk verschil tussen deze begrippen. Open Source beschrijft de praktijk die in productie en ontwikkeling vrije toegang geeft tot de bronmaterialen (de source) van een eindproduct12. Dit betreft in de meeste gevallen software. Open Access betreft de vrije toegankelijkheid van wetenschappelijk materiaal: niet alleen publicaties in wetenschappelijke tijdschriften maar ook de vrije toegankelijkheid tot ruw onderzoeksmateriaal zoals de onderliggende data13. Open Content is een verzamelnaam voor creatief werk (zoals tekst, afbeeldingen, geluid en video) dat wordt gepubliceerd onder een nietrestrictieve licentie dat het kopiëren van die informatie en (afhankelijk van de gekozen licentie) ook het bewerken en verspreiden expliciet toestaat14.
2.2
Onderzoeksmateriaal in relatie tot open
In het hoger onderwijs zijn de repositories voor wetenschappelijke publicaties al verder ontwikkeld dan de repositories voor onderwijsmateriaal. Een belangrijke drijfveer hiervoor waren de Open Access statements van Budapest, Bethesda en Berlijn. Van deze drie verklaringen is de ‘Berlin Declaration on Open Access to Knowledge in the Sciences and Humanities15’ die in oktober 2003 is uitgebracht, wel de bekendste. Alle Nederlandse universiteiten, KNAW, NWO en SURF hebben deze Berlin Declaration ondertekend. Voorlopers waren de Budapest Open Access Initiative van februari 200216 en de Bethesda Statement on Open Access Publishing van juni 200317. De Budapest Open Access Initiative voorziet in een definitie van Open Access: wereldwijde elektronische verspreiding van wetenschappelijke literatuur en volledig vrije en onbeperkte toegang daartoe door alle wetenschappers, docenten, studenten en andere nieuwsgierige geesten. De Bethesda Statement on Open Access vult de definitie aan met twee voorwaarden waaraan een Open Access publicatie moet voldoen. De eerste voorwaarde betreft de licentie die een auteur geeft met betrekking tot het gebruik van zijn werk. De tweede voorwaarde betreft het depot van het werk in tenminste één online repository van een organisatie die Open Access mogelijk wil maken. De Berlin Declaration breidt de eerder gedane verklaringen uit tot meerdere wetenschapsgebieden en verklaart de voorwaarden van Open Access op van toepassing op de kunsten en sociale wetenschappen (arts en humanities).
11
www.surf.nl/en/OverSURF/Pages/SURFenOpen.aspx http://nl.wikipedia.org/wiki/Open_Source 13 http://en.wikipedia.org/wiki/Open_access 14 http://nl.wikipedia.org/wiki/Open_content 15 http://oa.mpg.de/openaccess-berlin/berlindeclaration.html 16 www.soros.org/openaccess/ 17 www.earlham.edu/~peters/fos/bethesda.htm 12
9
Het plaatsen van materiaal in een repository is niet de enige manier om wetenschappelijke publicaties vrij toegankelijk te maken. Het publiceren in een Open Access tijdschrift is een andere manier die aanbevolen wordt voor vrij gebruik van wetenschappelijke publicaties. De eerste manier wordt de groene weg genoemd, de tweede de gouden weg. Op de tweede weg zal in het kader van dit rapport niet nader worden ingegaan behalve met de vermelding dat enkele van de Open Access tijdschriften een Creative Commons licentie gebruiken om het materiaal beschikbaar te stellen18. 2.2.1
Onderzoekspublicaties in relatie tot open
Disseminatie van kennis heeft zich in de afgelopen decennia aangepast aan nieuwe verspreidingsvormen getuige de repositories en nieuwe wijzen van elektronisch publiceren. Echter de kennis en informatie zelf wordt nog grotendeels verpakt in traditionele werkvormen: reviews, proefschriften, conference proceedings, scripties of artikelen in wetenschappelijke tijdschriften. Genoemde uitingen zijn ook de werkvormen die voornamelijk in de repositories van de universiteiten en in mindere mate van de hogescholen zijn te vinden. Naast de gebruikelijke werkvormen ontstaan nieuwe vormen van scholarship en wetenschappelijke werken zoals discussiefora, blogs, wiki’s en hubs. De verschillende vormen van wetenschappelijke informatie zijn typische voorbeelden van materiaal dat in overeenstemming met de voorwaarden van de Berlin Declaration aan derden beschikbaar moet worden gesteld. Het ligt daarom voor de hand om bij deze gangbare vormen van wetenschappelijke informatie te kiezen voor een Open Content licentie. Het is bij complexere publicaties wenselijker aan te sluiten bij licenties of protocollen die meer dan Open Content licenties hierop toegesneden zijn. De volgende paragraaf gaat hier nader op in.
2.1.2
Onderzoeksdata in relatie tot open
Een recente belangrijke ontwikkeling is de aandacht die momenteel geschonken wordt aan de beschikbaarstelling en hergebruik van aan een publicatie ten grondslag liggende data: Open Data. De data waaraan binnen deze term gerefereerd wordt, hebben vooral betrekking op niet tekstueel materiaal zoals kaarten, genen, chemical compounds, wiskundige en wetenschappelijke formules, medische gegevens en data met betrekking tot biosciences en biodiversiteit. De openheid die daarbij gevraagd wordt heeft niet zozeer betrekking op openheid van de data zelf maar eerder op de openheid van metadata. De Open Data beweging vraagt dat bepaalde data vrij toegankelijk zijn voor iedereen zonder dat er beperkingen worden opgelegd door rechten van intellectueel eigendom of andere controle mechanismen19. Wetenschap vereist steeds meer dat data van verschillende disciplines gekoppeld en gebruikt kunnen worden. Maar de juridische voorwaarden voor gebruik van data maken dit vaak lastig. Gedreven door de noodzaak voor interoperabiliteit van wetenschappelijke data presenteerde Science Commons onlangs een ‘Protocol for Implementing Open Access Data’20. Science Commons is afgestapt van het idee om databanken in licentie te geven. Een eerdere aanbeveling om een Creative Commons licentie of de GNU Free Documentation License (GFDL) te gebruiken is ingetrokken. Voornoemd protocol probeert een antwoord te vinden op de koppeling van data en hergebruik hiervan. Het protocol is geen licentie of juridische tool maar een methode om ervoor te zorgen dat wetenschappelijke databanken waar data opgeslagen zijn rechtsgeldig geïntegreerd kunnen worden. Met behulp van het protocol kunnen juridische tools ontwikkeld worden en data, die al in het publieke domein aanwezig zijn, gevonden worden. De definities die het Protocol hanteert zijn in overeenstemming met de definities van de Open Knowledge Definition21 en verbreden de ideeën van de Budapest Declaration naar data en databanken. Het ‘Protocol for Implementing Open 18
Zie bijvoorbeeld www.biomedcentral.com/info/about/license http://en.wikipedia.org/wiki/Open_data 20 http://sciencecommons.org/projects/publishing/open-access-data-protocol/ 21 www.opendefinition.org/1.0/ 19
10
Access Data’ is een andere manier om vrije toegang te bevorderen. Hulpmiddelen die onder het protocol worden ontwikkeld moeten aan drie sleutelbegrippen voldoen: juridische zekerheid, eenvoudig te begrijpen en te gebruiken, en geen of nauwelijks transactiekosten voor gebruikers. Ontwikkelde hulpmiddelen kunnen worden voorgelegd aan Science Commons ter verkrijging en gebruik van de Science Commons Open Access Data Mark.
2.2
Onderwijsmateriaal in relatie tot open
2.2.1 Inleiding Het is niet alleen het hergebruik van wetenschappelijke publicaties waaraan veel gewicht wordt toegekend. Ook aan het delen van leermiddelen wordt veel belang gehecht. Zo heeft SURFfoundation LOREnet ingericht waarmee de Nederlandse instellingen een instrument voor het uitwisselen van leermiddelen binnen en buiten de eigen omgeving hebben gekregen. LOREnet staat voor ‘Learning Object Repository netwerk’. Docenten kunnen zoeken en bladeren in verschillende verzamelingen relevante leermiddelen. LOREnet wil uitwisselbaarheid van leermaterialen tussen onderwijsorganisaties in Nederland stimuleren. Binnen LOREnet zijn afspraken gemaakt over diensten en technieken. Maar afspraken over de voorwaarden waaronder de leermiddelen hergebruikt kunnen worden, zijn nog niet gemaakt. Om de bestaande drempel van contact opnemen met de auteursrechthebbende voor hergebruik van zijn materiaal te slechten, streeft LOREnet expliciet naar voorwaarden die het eenvoudig maken om werken te hergebruiken. De redenen om leermiddelen te delen zijn divers. Instellingen willen een actieve bijdrage leveren aan het lerende vermogen van instellingen en bedrijven22 of een einde maken aan de verspilling van tijd en middelen doordat onderwijsmaterialen op meerdere plaatsen opnieuw ontwikkeld worden. In ruil hiervoor willen zij beloond worden doordat andere instelling gebruik kunnen maken van nieuwe materialen die op basis van of met behulp van hun materiaal tot stand zijn gebracht. In Groot Brittannië bestaat al geruime tijd een repository waar resources van en voor het hoger onderwijs beschikbaar zijn: Jorum23. Jorum is een Bijbels begrip dat drinkbeker en/of het materiaal dat zich in de beker bevindt betekent. Jorum kent twee versies: JorumEducationUK en JorumOpen. Het materiaal binnen JorumEducationUK bestaat uit zowel onderwijs- als onderzoeksmateriaal in alle mogelijke vormen. De repository kent uitgebreide ‘Terms of use’24 op basis waarvan gebruikers van het in JorumEducationUK gedeponeerde materiaal mogen gebruiken voor onderwijsdoeleinden en voor eigen oefening, studie of gebruik. Voor deze doeleinden is het toegestaan dat het materiaal kan worden doorzocht, opgehaald, in beeld wordt gebracht en kan worden gedownload. Verder mag er ontleend worden aan het werk, mag dit geaggregeerd en aangepast worden. (Delen van) het materiaal en eventuele aanpassingen mogen elektronisch bewaard worden. Dit mag ook uitgeprint worden. Verder is het mogelijk dat delen van het materiaal en eventuele aanpassingen in elektronische leeromgevingen en in syllabi worden opgenomen. Het is ook mogelijk dat het materiaal omgezet wordt in braille. Hergebruik dient altijd te geschieden onder bronvermelding. Het is gebruikers van JorumEducationUK absoluut niet toegestaan om het materiaal te verkopen, de bronvermelding te verwijderen of het materiaal commercieel te hergebruiken. Het is ook niet toegestaan om het materiaal te verspreiden anders dan via het gesloten netwerk van een instelling. Anders dan voorgestaan met LOREnet is het materiaal in JorumEducationUK niet voor iedereen toegankelijk: hergebruik is voorbehouden aan geauthoriseerde gebruikers.Alleen onderwijzend personeel en staf medewerkers van Engelse hoger en voortgezet onderwijsinstellingen kunnen zich inschrijven als gebruiker. De ‘Terms of use’ zijn verder weinig geschikt als referentiekader voor dit rapport omdat deze licentie niet de vrije beschikbaarheid van de in de repository opgeslagen informatie bestrijkt. 22
www.fontys.nl/rubrieken/fontysorganisatie.30044.htm www.jorum.ac.uk/ 24 www.jorum.ac.uk/user/termsofuse/index.html 23
11
Een interessante ontwikkeling deed zich voor op 21 april 2008. Die dag maakte Jorum bekend dat een deel van het materiaal in deze Britse nationale repository onder het Creative Commons framework beschikbaar wordt gesteld via JorumOpen. 2.2.2
Cape Town Open Education Declaration
In september 2007 werd in Kaapstad Zuid-Afrika een bijeenkomst gehouden met als doel om pogingen om open resources en technologie in relatie tot het onderwijs te bevorderen, te versnellen. De bijeenkomst was georganiseerd door het Open Society Institute25 en de Shuttleworth Foundation26. De bijeenkomst leidde tot de Cape Town Open Education Declaration27. De Declaration vraagt van de ondertekenaars zich te committeren om strategieën te ontwikkelen die zich richten op open technologie en onderwijs. De wereldwijde beschikbaarheid van vrij toegankelijk onderwijsmateriaal dient ondersteund te worden door technologie die samenwerkend open leren en het delen van onderwijsmethoden mogelijk maken. De belemmeringen die er nu nog bestaan kunnen door samenwerking geslecht worden. Daarom vraagt de Cape Town Open Educational Declaration studenten, docenten, auteurs, onderwijsinstellingen, uitgevers, beleidsmakers en regeringen te streven naar en te participeren in de open education movement, naar het open maken van hun leermiddelen en open education een hoge prioriteit te geven. 2.2.3
Open Knowledge
In de onderwijswereld wordt niet zozeer gesproken over Open Access maar wordt er gerefereerd aan andere begrippen en concepten. Hieronder wordt kort ingegaan op open knowledge, open educational resources en Open Content. Volgens de beschrijving op de website van de Open Knowledge Foundation28 is open knowledge simpelweg kennis die vrij toegankelijk is. Open Knowledge is kennis die iedereen vrij kan gebruiken, hergebruiken en verspreiden zonder juridische, sociale of technologische beperkingen. Elke soort content, informatie of data ‘van genen tot geodata, van sonnetten tot statistics’ wordt onder kennis verstaan. Open Knowledge of ‘vrij toegankelijke kennis’ is een zeer ruim begrip waaronder dan ook verschillende (soorten van) werken en informatie kunnen vallen. In ieder geval worden er werken zoals boeken, films en muziek onder geschaard. Wetenschappelijke, historische, geografische en andere soorten data worden eveneens onder dit begrip gerangschikt. Ook openbare kennis afkomstig van de centrale of decentrale overheid kan onder Open Knowledge vallen. Volgens de definitie die de Open Knowledge Foundation hanteert is een werk ‘open’ als de manier van verspreiden voldoet aan de voorwaarden die daarvoor gesteld worden; namelijk dat het werk in zijn geheel toegankelijk is tegen hoogstens redelijke reproductiekosten. Hierbij heeft het de voorkeur dat een werk via het internet zonder kosten is te downloaden. Daarnaast stelt de Open Knowledge Foundation als voorwaarde dat werk beschikbaar is in een vorm die aan te passen valt. De Open Knowledge Foundation bevordert Open Knowledge. De website van de Foundation verstrekt daarom niet alleen richtlijnen over het begrip Open Knowledge maar ook over de wijze van verspreiden hiervan. De Foundation stelt dat de licentie waaronder het werk verspreid wordt “shall not restrict any party from selling or giving away the work either on its own or as a part of a package made form works from many different sources. The license shall not require a royalty of other fee for such sale or distribution”. Wat betreft hergebruik van materiaal moet de licentie toestaan “them to be distributed under the terms of the original work”. Bij de verspreiding van het werk moet het werk zo gepresenteerd worden dat er geen technische belemmeringen zijn om het toegestane hergebruik onmogelijk te maken. De toegestane licentie mag bepalingen opnemen over
25
www.soros.org/
26
www.shuttleworthfoundation.org/ www.capetowndeclaration.org/ 28 www.okfn.org/ 27
12
naamsvermelding van makers en hergebruikers. Tevens mag de licentie bepalen dat hergebruikte werken een verschillend versienummer of een andere naam dragen dan het originele werk. Er worden nog meer eisen aan de licentie gesteld. Om te voorkomen dat commercieel gebruik uitgesloten wordt mag de licentie geen bepalingen bevatten die commercieel gebruik verbieden of dat het werk niet gebruikt zou mogen in bepaalde onderzoeksterreinen zoals genetisch onderzoek. De Foundation heeft veel licentiebepalingen rechtstreeks overgenomen van de Open Source Definition (OSD)29. Geen uitsluiting van gebruik voor bepaalde groepen of terreinen van onderzoek zijn daar voorbeelden van. Ook de wijze waarop de licentie en de werken onder die licentie verspreid worden zijn direct ontleend aan de OSD. 2.2.4
Open Educational Resources
Open Educational Resources zijn ‘onderwijs- en leermiddelen en onderzoekbronnen die zich in het publiek domein bevinden of beschikbaar zijn gesteld onder een licentie die vrij gebruik of hergebruik door anderen toestaat. Open Educational Resources omvatten volledige cursussen of colleges, cursusmateriaal, modules, tekstboeken, streaming video’s, testen, software en alle andere hulpmiddelen, materiaal of technieken die gebruikt worden om de toegang tot kennis te ondersteunen’30. Open Educational Resources is vooral een programma om kwalitatief hoogstaand onderwijsmateriaal wereldwijd in vele talen vrij toegankelijk te maken. Projecten of benaderingen die het vervaardigen, gebruik, hergebruik en het delen van Open Educational Resources mogelijk maken worden gesteund door ‘The William & Flora Hewlett Foundation31’. Ter ondersteuning van Open Educational Resources is een wereldwijd consortium opgezet waarin instellingen kunnen participeren om hun onderwijsmateriaal beschikbaar te stellen. In het OpenCourseWare Consortium32 werken meer dan 120 instellingen van hoger onderwijs samen “to create a broad and deep body of open educational content using a shared model”. Nederland kent twee deelnemers in het OpenCourseWare Consortium: de Technische Universiteit Delft en de Open Universiteit Nederland. Om te participeren in het consortium dienen instellingen onder hun eigen naam tenminste tien cursussen te publiceren in een format in overeenstemming met de definitie van OpenCourseWare. OpenCourseWare wordt gedefinieerd als een open digitale publicatie van onderwijsmateriaal van hoge kwaliteit georganiseerd als cursussen. Het OpenCourseWare project van MIT33 is waarschijnlijk het belangrijkste project rondom Open Educational Resources, een project waarbinnen zeer veel onderwijsmateriaal (1.800 cursussen) beschikbaar wordt gemaakt. Een goede aanvulling daarop is het Connexions34 project dat naast veel onderwijsmateriaal ook software hulpmiddelen heeft gegenereerd om makers van materiaal te ondersteunen bij het publiceren en samenwerken. Connexions is in feite een omgeving voor samen ontwikkelen, delen en snel publiceren van content op het web. Aan al het ontwikkelde materiaal (6928 modules en 388 cursussen, stand van zaken per september 2008) wordt een Creative Commons Naamsvermelding licentie gehecht. The William & Flora Hewlett Foundation heeft Creative Commons gesteund in de ontwikkeling van hun licenties om belemmeringen voor gebruik en hergebruik weg te nemen. Om beter de juridische implicaties van hergebruik van onderwijsmateriaal te doorgronden ondersteunt de Hewlett Foundation een in het najaar van 2007 nieuw opgerichte afdeling van Creative Commons: CClearn35. CClearn is erop gericht om het volledige potentieel van het internet in te zetten voor open leren en Open Educational Resources door technische, juridische en sociale hindernissen weg te nemen. De belangrijkste activiteiten van 29
www.opensource.org/docs/osd en http://opendefinition.org/1.0/annotated/ www.hewlett.org/Programs/Education/OER/ 31 www.hewlett.org 32 www.ocwconsortium.org 33 http://ocw.mit.edu/OcwWeb/web/home/home/index.htm 34 http://cnx.org/ 35 http://learn.creativecommons.org/ 30
13
deze afdeling van Creative Commons tot nu toe zijn het opzetten van het (Open) Education Search project36 en de ondersteuning bij de Cape Town Open Education Declaration. Verder heeft CClearn ondersteunend materiaal ontwikkeld om onderwijsmakers en gebruikers bekend te maken met de ideeën die aan open leren ten grondslag liggen en de manier waarop Creative Commons licenties hierbij ingezet kunnen worden. 2.2.5
Open inhoud, Open Content
Open inhoud of Open Content is een verzamelnaam voor creatief werk dat wordt gepubliceerd onder een niet-restrictieve licentie die het kopiëren van die werken en (afhankelijk van de gekozen licentie) ook het bewerken en verspreiden daarvan expliciet toestaat. De term Open Content is afgeleid van de term Open Source. Een voorbeeld van een Open Content project is Wikipedia.37. Wikipedia maakt gebruik van de Wikipedia licentie waarover in het volgende hoofdstuk eveneens meer zal worden gezegd.
36 37
http://wiki.creativecommons.org/CcLearn:_Open_Education_Search_project http://nl.wikipedia.org/wiki/Open_content
14
3
Licenties voor gebruik in onderwijs en onderzoek
3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden Open Content licenties besproken die in onderwijs en onderzoek worden toegepast. Het eerste deel van dit hoofdstuk behandelt licenties die voor het in licentie geven van onderwijsmaterialen en publicaties geschikt zijn. Naast de zes Creative Commons licenties wordt kort ingegaan op de licentie die de Berlin Declaration als voorwaarde stelt, de GNU Free Documentation licentie en de Open Educational License. In het tweede gedeelte worden twee licenties voor het verspreiden van (onderzoeks-)data toegelicht: de Open Data Commons Domain Dedication and Licence en de Creative Commons Zero Waiver. Dit hoofdstuk is vooral interessant voor lezers die minder of niet bekend zijn met de inhoud van open content en open data licenties. Lezers die op de hoogte zijn van de inhoud van de licenties, kunnen dit hoofdstuk overslaan en doorgaan naar het volgende hoofdstuk.
3.2 3.2.1
Open Content Licenties Creative Commons
Creative Commons is in 2001 opgericht in de Verenigde Staten en deze organisatie biedt aan schrijvers, filmmakers, fotografen en alle auteurs van auteursrechtelijk beschermde werken, de mogelijkheid om via licenties met behoud van hun auteursrechten, werken via het internet te verspreiden en beschikbaar te stellen voor hergebruik door derden. De afgelopen jaren zijn de van oorsprong Amerikaanse licenties in steeds meer landen in gebruik genomen en omgezet naar het nationaal recht van de betreffende landen. Er zijn op dit moment wereldwijd ongeveer 130 miljoen werken op internet die verwijzen naar een Creative Commons-licentie38 Ook in Nederland zijn de Creative Commons licenties vertaald en zijn de licenties aangepast aan het Nederlands recht. Sinds haar ontstaan is Creative Commons gekarakteriseerd als een alternatief auteursrecht of een nieuwe auteursrechtelijke regeling. Met die omschrijvingen doelt men met name op het feit dat de licenties de auteur de mogelijkheid bieden om bepaalde voorwaarden te stellen aan de verveelvoudiging en verspreiding van zijn of haar werk. Het licentiesysteem van Creative Commons beweegt zich echter nadrukkelijk binnen de bestaande auteursrechtelijke kaders. De rechten die aan de licentiegever worden toegekend, volgen uit de volgens de Auteurswet aan de maker toekomende exploitatierechten. De licentieprocedure is eenvoudig. Een maker selecteert op de website van Creative Commons de gewenste licentievariant (door twee vragen te beantwoorden) en bevestigt vervolgens zijn of haar keuze. Op de website wordt vervolgens een HTML code voor het integreren van de licentievermelding in websites aangeboden. Ook zijn er links en instructies voor het vermelden van de licentievoorwaarden voor offline werken in de metadata van mediabestanden te vinden. Van de Creative Commons licentievarianten bestaan steeds drie versies: een vereenvoudigde versie voor niet-juristen, een juridische versie (de daadwerkelijke licentieovereenkomst) en een computerleesbare versie. In online omgevingen verwijst de licentievermelding bij een gelicentieerd
38
http://wiki.creativecommons.org/License_statistics#Estimates_over_time
15
werk naar de vereenvoudigde versie op een server van Creative Commons. De vereenvoudigde versie verwijst door naar de daadwerkelijke licentieovereenkomst.
16
3.2.2
De zes Creative Commons standaardlicenties
Creative Commons kent zes (gratis) standaardlicenties waarmee een maker van een werk, de licentiegever, dit werk voor hergebruik ter beschikking kan stellen aan derden. De zes licenties zijn combinaties van een basisbepaling met een mogelijke aanvulling van drie facultatieve voorwaarden. De basis van de licenties is (en geldt dus voor alle licentievarianten) dat de gebruikers het in licentie gegeven werk om niet mogen reproduceren, opnemen in een of meerdere verzamelwerken, en het in de verzamelwerken opgenomen werk mogen reproduceren. Verder mogen zij exemplaren of geluidsopnames van het werk verspreiden, het werk in het openbaar tonen, op- en uitvoeren door middel van een digitale geluidsoverdracht van het werk, afzonderlijk en als deel van een verzamelwerk, en databanken opvragen en hergebruiken. En ook is bepaald dat een licentie onherroepelijk is en wordt verstrekt voor de duur van het auteursrecht. Deze basisbepaling hangt samen met de naamsvermelding; de gebruiker moet bij het werk de door de maker of de licentiegever aangegeven naam vermelden. De drie aanvullende voorwaarden zijn: de gebruiker of licentienemer mag een werk wel of niet voor commerciële doeleinden gebruiken, de gebruiker mag wel of geen bewerkingen maken van het werk en gebruiker is wel of niet verplicht om de bewerkingen van het in licentie gegeven werk onder dezelfde licentievoorwaarden aan te bieden aan derden. Het combineren van de basisbepaling met naamsvermelding met de drie facultatieve voorwaarden houdt in dat er uiteindelijk zes licentievarianten mogelijk zijn. Naamsvermelding
De gebruiker moet bij het werk de door de maker of de licentiegever aangegeven naam vermelden.
Geen afgeleide werken
De gebruiker mag geen bewerkingen van het in licentie gegeven werk maken.
Gelijk delen
De gebruiker dient afgeleide werken van het in licentie gegeven werk onder dezelfde voorwaarden in licentie te geven aan derden.
Niet- commercieel
De gebruiker mag de verleende gebruiksrechten niet uitoefenen op een wijze die in de eerste plaats is bedoeld voor- of gericht op zakelijk of persoonlijk financieel gewin.
De Creative Commons licenties hanteren een redelijk strikte definitie van afgeleide werken: Een afgeleid werk is een werk dat is gebaseerd op het werk of op het werk en andere reeds bestaande werken. Voorbeelden van een afgeleid werk zijn een vertaling, een muziekschikking (arrangement), een toneelbewerking, een literaire bewerking, een verfilming, een geluidsopname, een kunstreproductie, een verkorte versie, een samenvatting of enig andere bewerking van een werk. Indien het werk een muziekwerk betreft, wordt de synchronisatie van de tijdslijnen van het werk en een bewegend beeld ('synching') als een afgeleid werk beschouwd39.
39
http://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/nl/legalcode
17
De definitie van een afgeleid werk betekent dat alle bewerkingen van het werk als afgeleide werken beschouwd worden. Afgeleide werken moeten echter niet met verzamelwerken verward worden. Ook dit begrip wordt in de Creative Commons licenties gedefinieerd: Een verzamelwerk is een werk waarin het werk, in zijn geheel en in ongewijzigde vorm, samen met een of meer andere werken, die elk een afzonderlijk en zelfstandig werk vormen, tot een geheel is samengevoegd. Voorbeelden van een verzamelwerk zijn een tijdschrift, een bloemlezing of een encyclopedie. Een verzamelwerk wordt niet als een afgeleid werk beschouwd.40 Veel vormen van hergebruik van onderwijs- en onderzoekmateriaal zullen binnen de categorie van verzamelwerken vallen. Hierbij kan in eerste instantie gedacht worden aan opname van materiaal in readers, elektronische leeromgevingen of video colleges. De licentiebepalingen omtrent afgeleide werken zijn met name in het geval van vertalingen en voor een aantal specifieke toepassingen zoals mash-ups of audiovisuele werkstukken van belang. De niet-commerciële bepaling is wellicht de licentievoorwaarde die voor de meeste verwarring kan zorgen. Het is moeilijk om de precieze scheidslijn tussen de begrippen ‘niet-commercieel’ en ‘commercieel’ aan te geven. In hoofdstuk 5 wordt in meer detail ingegaan op de definitie van nietcommercieel gebruik in de context van het hergebruik van onderzoeks- en onderwijs materiaal. Door de combinatie van naamsvermelding en bovengenoemde drie facultatieve voorwaarden hebben makers, auteurs, licentiegevers de keuze uit in totaal zes verschillende Creative Commons licenties: De Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland Licentie41 De gebruiker mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven en afgeleide werken van het werk maken en distribueren. De enige voorwaarde is dat de gebruiker bij het werk de door de maker of de licentiegever aangegeven naam dient te vermelden. Dit is de meest liberale licentie (commercieel gebruik en afgeleide werken zijn vrij toegestaan). De Creative Commons Naamsvermelding- GelijkDelen 3.0 Nederland Licentie42 De gebruiker mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven en afgeleide werken van het werk maken en distribueren. Ook hier geldt de voorwaarde dat de gebruiker bij het werk de door de maker of de licentiegever aangegeven naam vermeldt. Voorwaarde voor het distribueren van afgeleide werken is dat dit onder dezelfde licentievoorwaarden gebeurt (commercieel gebruik van het oorspronkelijke werk of afgeleide werken is vrij toegestaan). De Creative Commons Naamsvermelding- GeenAfgeleideWerken 3.0 Nederland Licentie43 De gebruiker mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven. Het maken van afgeleide werken is niet toegestaan. Commercieel gebruik van het oorspronkelijke werk is vrij toegestaan. Ook hier geldt de voorwaarde van naamsvermelding. De Creative Commons Naamsvermelding- NietCommercieel 3.0 Nederland Licentie44 De gebruiker mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven en afgeleide werken van het werk maken en distribueren. Naast de voorwaarde van naamsvermelding geldt bij deze licentievariant de beperking dat de gebruiker het werk niet voor commerciële doeleinden mag gebruiken. Het distribueren van afgeleide werken voor niet commerciële doeleinden blijft vrij toegestaan.
http://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/nl/legalcode http://creativecommons.org/licenses/by/3.0/nl/legalcode 42 http://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/nl/legalcode 43 http://creativecommons.org/licenses/by-nd/3.0/nl/legalcode 44 http://creativecommons.org/licenses/by-nc/3.0/nl/legalcode 40 41
18
De Creative Commons Naamsvermelding- NietCommercieel- GelijkDelen 3.0 Nederland Licentie45 De gebruiker mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven en afgeleide werken van het werk maken en distribueren. Naast de voorwaarde van Naamsvermelding geldt bij deze licentievariant de beperking dat de gebruiker het werk niet voor commerciële doeleinden mag gebruiken. Voorwaarde voor het distribueren van afgeleide werken – voor niet commerciële doeleinden – is dat dit onder de zelfde licentievoorwaarden gebeurt. De Creative Commons Naamsvermelding- NietCommercieel- GeenAfgeleideWerken 3.0 Nederland Licentie46 De gebruiker mag het werk kopiëren, verspreiden en doorgeven zolang dit niet voor commerciële doeleinden gebeurt. Het maken van afgeleide werken is niet toegestaan. Dit is de meest restrictieve Creative Commons licentie die slechts heel beperkt additionele vrijheden introduceert.
3.3
GNU Free Documentation License (GFDL)
De GNU-licentie voor vrije documentatie47 (Engels: GNU Free Documentation License) is een licentie die gebruikt wordt om tekstmateriaal onder bepaalde voorwaarden vrij te verspreiden. De GFDL is in de eerste plaats geformuleerd voor de documentatie van vrij verspreidbare computerprogramma's onder de GNU General Public License in het GNU-project. De GFDL wordt echter ook binnen andere contexten gebruikt. Zo gebruikt de online encyclopedie Wikipedia de GFDL voor alle tekstuele content (voor illustraties en foto’s gebruikt Wikipedia bestanden die onder een brede reeks aan Open Content licenties gelicentieerd zijn). De GFDL, waarvan overigens alleen een versie in het Engels bestaat, kent een aantal verplichtingen voor hergebruikers van gelicentieerde werken: Licentie GFDL. Het werk of een afgeleid werk moet weer onder de GFDL worden vrijgegeven; Naamsvermelding. In iedere al dan niet gewijzigde versie van het werk moeten minimaal vijf auteurs van voorgaande versie(s) worden vermeld (alle auteurs als er minder dan vijf zijn), inclusief degene die de laatste wijziging heeft aangebracht; Licentietekst. Een letterlijke kopie van de gebruikte licentietekst moet met het document worden meegeleverd; Invariante secties. In de uiteindelijke gebruikte licentietekst voor het document kan onder bepaalde voorwaarden een lijst van invariante secties worden opgenomen die na het maken van een kopie van het werk niet veranderd mogen worden. De eerste twee licentievoorwaarden komen overeen met de in de door Creative Commons gehanteerde GelijkDelen en Naamsvermelding voorwaarden. De twee volgende voorwaarden maken het gebruik van de GFDL, voor werken anders dan gedrukte software documentatie (waarvoor de licentie oorspronkelijk bedoeld was), moeilijker dan het gebruik van de vergelijkbare Creative Commons licentie. De Wikipedia Foundation heeft daarom in 2007 besloten om te onderzoeken of het her-licentiëren van de inhoud van Wikipedia onder de termen van de vergelijkbare Creative Commons Naamsvermelding GelijkDelen licentie mogelijk is. Hierover vindt op dit moment overleg plaats tussen de Wikimedia Foundation, Creative Commons en de organisatie die de GFDL beheert: de Free Software Foundation. Gezien het feit dat er binnen de Wikimedia Foundation de intentie bestaat om op een Creative Commons licentie over te stappen, lijkt gebruik van de GFDL voor werken anders dan software documentatie niet meer raadzaam.
http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/legalcode http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/3.0/nl/legalcode 47 http://gmplib.org/manual/GNU-Free-Documentation-License.html 45 46
19
3.4
De Open Educational License
In het onderwijsveld worden enthousiaste geluiden gehoord over de Open Education License Draft48. Deze licentie is ontwikkeld door David Wiley, die overigens ook het idee van Open Content bedacht, vanuit de achtergrond dat de vier manieren waarop onderwijsmateriaal wordt gebruikt te vatten is in ‘the four Rs’: Re-use: Use the work verbatim, just exactly as you found it; Rework: Alter or transform the work so that it better meets your needs; Remix: Combine the (verbatim or altered) work with other works to better meet your needs; Redistribute: Share the verbatim work, the reworked work, or the remixed work with others. Wiley merkt op dat de bestaande licenties vooral ‘remixes’ belemmeren omdat ‘Creative Commons copyleft 49clauses guarantee that all derivative works will be open, they also guarantee that they can never be used in remixes with the majority of other copylefted works’ 50. Dit maakt volgens Wiley toepassing van meer dan een variant van de Creative Commons licenties in Open Educational Resources problematisch. Aan ‘the four R’s’ koppelt Wiley daarom in de Open Content discussie ‘four F’s’: Freedom Freedom Freedom Freedom
to to to to
copy; modify; redistribute; redistribute modified versions.
Het doel van de Open Educational License is om onderwijsmakers te helpen om hun werk te voorzien van een licentie die eenvoudig te gebruiken is voor zowel de auteurs zelf als voor de gebruikers. Re-use, remix, rework en redistribute van een werk moeten frictieloos kunnen verlopen. De licentie legt aan licentiegevers geen enkele restrictie op waardoor het gevaar van toevallige uitsluiting van groepen of personen die het materiaal willen gebruiken niet aan de orde is. Verder ondersteunt de licentie het remixen van materiaal zodat dit legaal gebruikt kan worden. De Open Educational License leunt zwaar op de bepalingen van de Creative Commons licenties. Er is slechts nog een concept van de licentie beschikbaar die nog niet bedoeld is om te gebruiken.
3.5
Licentie voorwaarden in de Berlin Declaration
Vele instellingen wereldwijd (waaronder alle Nederlandse universiteiten) hebben de Berlin Declaration ondertekend, daarmee aangevend dat men Open Access van wetenschappelijke informatie actief wil bevorderen. De Berlin Declaration51 stelt, twee voorwaarden: (1) het beschikbaar stellen van het materiaal onder in de Declaration omschreven (licentie)voorwaarden en (2) het deponeren van materiaal in een online repository van een organisatie die Open Access mogelijk wil maken. Op basis van de licentievoorwaarden in de Berlin Declaration, verleent een auteur of rechthebbende alle gebruikers een vrij, onherroepelijk, wereldwijd, eeuwigdurend recht van toegang waarbij de auteur toestemming geeft tot verveelvoudiging, en openbaarmaking van de publicatie in elk digitaal medium voor elk verantwoordelijk doel. Tevens geeft hij daarbij toestemming tot het
48
http://opencontent.org/blog/archives/355 Met 'copyleft' worden licentiebepalingen aangeduid die ervoor zorgen dat gewijzigde versies van een vrij gelicentieerd werk weer onder een vrije licentie verspreid moeten worden. De Gelijk Delen voorwaarde van de Creative Commons licenties is een copyleft bepaling. 50 http://opencontent.org/blog/archives/355 51 http://oa.mpg.de/openaccess-berlin/berlindeclaration.html 49
20
maken en verspreiden van afgeleide werken in onder vermelding van de naam van maker. Verder krijgt een gebruiker het recht om enkele fotokopieën te maken voor eigen gebruik. Uit de bewoordingen van de licentie valt te concluderen dat het recht van gebruik zich voornamelijk afspeelt in de digitale omgeving. In de offline wereld mag een gebruiker slechts enkele kopietjes maken voor eigen gebruik. Hergebruik is verder enkel toegestaan indien dit geschiedt voor elk verantwoordelijk doel (‘any responsible use’). Deze vage term kan leiden tot onduidelijkheid over de reikwijdte van het hergebruik. Gepleit wordt dan ook voor een duidelijke uitleg waarbij begrijpelijk wordt wat een gebruiker nu is toegestaan52. Aan de tweede voorwaarde, het deponeren van materiaal in een repository, wordt in vrijwel alle gevallen voldaan, maar aan de licentievoorwaarde wordt minder aandacht geschonken. Zo zijn er nauwelijks institutional repositories te vinden die een licentie gebruiken voor het deponeren, om hiermee aan te geven hoe het materiaal dat opgeslagen is in de repository gebruikt mag worden. Als al via een licentie duidelijk gemaakt wordt dat het werk hergebruikt mag worden, dan is dit meestal een van de Creative Commons licenties en niet de door de Open Access verklaringen voorgeschreven licentie. Het is op het eerste gezicht verwonderlijk dat een licentie die nadrukkelijk is geschreven voor het toegankelijk maken van materiaal dat in een repository wordt opgeslagen nauwelijks tot niet wordt gebruikt. Ook in de ruim voorradige literatuur over Open Access wordt geen aandacht geschonken aan de licentievoorwaarden in de Berlin Declaration. Naar de redenen van het niet gebruiken van de licentie van de Berlin Declaration is het slechts gissen. Veel van het materiaal dat in repositories is opgeslagen betreft pre prints of post prints van artikelen die in wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerd zijn. Het auteursrecht op deze artikelen ligt veelal bij een uitgever. Hergebruik is vaak slechts beperkt mogelijk door de strikte bepalingen over hergebruik van een uitgeefovereenkomst die aan de publicatie van een artikel ten grondslag liggen. De licentie van de Berlin Declaration kan in dit soort gevallen niet aan de publicatie worden gehecht omdat de auteur hiertoe geen bevoegdheden heeft. Hij beschikt in veel gevallen niet over het recht om zijn werk voor hergebruik beschikbaar te stellen. Verder laat de praktijk van wetenschappelijke publicaties veelal zien dat op wetenschappelijke publicaties wordt voortgebouwd maar dat deze niet aangepast of bewerkt worden. De vraag rijst dan ook of een ruime licentie zoals vereist door de Open Access verklaringen geaccepteerd wordt door de wetenschappers of dat zij deze negeren als zijnde niet van belang. Een andere – aanvullende – verklaring kan liggen in het feit dat de licentievoorwaarden in de Berlin Declaration niet voldoende uitgewerkt zijn. Het betreft hier slechts een alinea tekst in (de totale Berlin Declaration past op een A4-pagina). Hiermee zijn de licentievoorwaarden in de Berlin Declaration in vergelijking met alle andere in dit document behandelde licenties erg rudimentair te noemen. Verder ontbreekt een werkende metadata implementatie van de licentievoorwaarden. Om deze redenen wordt geconstateerd dat deze licentie niet geschikt is voor het doel waar SURF naar streeft. Aangezien deze voornamelijk technische gebreken lijkt het SURFdirect verstandiger de licentievoorwaarden in de Berlin Declaration niet als licentie per se maar als een set van minimum vereisten voor licenties voor open access publicaties te interpreteren. Van de hierboven beschreven Creative Commons Licenties voldoen twee (de Naamsvermelding en de Naamsvermelding – GelijkDelen Licenties) aan de in de Berlin Declaration vastgelegde voorwaarden. Het gebruik van de GeenAfgeleideWerken bepaling in de Creative Commons licenties is in strijd met de toestemming tot het maken en verspreiden van afgeleide werken en het gebruik van de NietCommercieel bepaling lijkt in strijd met de toestemming voor gebruik van open access werken ‘voor elk verantwoordelijk doel’. Naast deze twee Creative Commons licenties voldoen ook de GFDL en de Open Educational Licentie aan de voorwaarden van de Berlin Declaration.
52
Hoorn, E., Repositories, Copyright and Creative Commons for Scholarly Communication, Ariadne, Volume 45, October 2005
21
3.5.1
Open Data licenties
Open Data licenties zijn in vergelijking met Open Content licenties redelijk nieuw. Tot 2007 werden Open Content licenties voldoende geschikt geacht om toegang en vrij (her)gebruik van wetenschappelijke onderzoeksdata te waarborgen. Science Commons heeft een dergelijke aanbeveling in 2007 ingetrokken en een ‘Protocol for Implementing Open Access Data’53 gepubliceerd. Doel van dit protocol is het realiseren van interoperabiliteit van open wetenschappelijke data. Licenties die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen kunnen van Science Commons het keurmerk ‘Science Commons Open Access Data Mark’ verkrijgen. Data(banken) die onder een licentie met dit keurmerk beschikbaar gesteld zijn, kunnen vrij gecombineerd worden met alle andere data(banken) die onder een licentie met dit keurmerk beschikbaar gesteld zijn. Op dit moment zijn er nog geen licenties (of andere juridische tools) aan te wijzen die het keurmerk hebben verkregen. Wel zijn er twee juridische instrumenten die conform het protocol ontwikkeld zijn en naar verwachting voor het keurmerk in aanmerking zullen komen: de Creative Commons Zero Waiver 1.0 Universal54 en de Open Data Commons Public Domain Dedication and Licence55. Beide instrumenten voldoen aan de kernvoorwaarden van het Science Commons protocol: Juridische instrumenten voor het beschikbaar stellen van Open Data, moeten afstand doen van alle op het opvragen en hergebruiken van data van toepassing zijnde intellectuele eigendomsrecht (auteursrecht, sui generis databankenrecht en alle andere wettelijke gronden voor bescherming van databanken); Er mogen geen vereiste aanvullende voorwaarden (zoals ‘Gelijk Delen’ of ‘Naamsvermelding’) gesteld worden; Er mogen geen contractuele voorwaarden opgesteld worden; Het protocol moedigt het opstellen van juridisch niet bindende citatienormen aan. 3.5.2
Open D ata Commons Public Domain Dedication and Licence (ODC PDDL)
De Open Data Commons Domain Dedication and Licence is opgesteld door Jordan S. Hatcher56. De licentie werd in maart 2008 gepubliceerd en vervangt de in september 2007 door Hatcher gepubliceerde Open Data Commons Databases licence. De ODC PDDL is opgesteld om aan de voorwaarden van het Science Commons protocol te voldoen. De ODC PDDL is voor wereldwijd gebruik bedoeld en bevat gelaagde bepalingen, die verschillen van nationale auteurs- en databaken wetgeving in acht nemen: Public Domain Dedication: De rechthebbende schenkt het werk aan het publiek domein en neemt afstand van alle auteurs- en sui generis databankrechten op het werk; o Er wordt afstand gedaan van bestaande als ook toekomstige rechten (inclusief de rechten van erfgenamen en (rechts)opvolgers); Afstand van auteurs- en sui generis databankenrecht: In het geval dat het niet mogelijk is het werk aan het publiek domein te doneren doet de rechthebbende afstand van alle huidige (en toekomstige rechten) die voortvloeien uit het auteursrecht en het sui generis databankenrecht: o De rechthebbende verklaart deze rechten niet uit te oefenen en doet afstand van het recht om deze te handhaven; Licentiëren van auteurs- en sui generis databankenrechten: In het geval dat noch donatie aan het publiek domein, noch volledige afstand van het auteursrecht en/of sui generis databankrecht mogelijk zijn, verstrekt de rechthebbenden een wereldwijde, niet-exclusieve licentie aan de gebruiker om het werk om niet te gebruiken gedurende de geldigheidsduur van de onderliggende auteurs- en databankrechten.
http://sciencecommons.org/projects/publishing/open-access-data-protocol/ http://labs.creativecommons.org/licenses/zero/1.0/legalcode 55 www.opendatacommons.org/odc-public-domain-dedication-and-licence/ 56 www.opencontentlawyer.com 53 54
22
De ODC PDDL bevat verder speciale bepalingen omtrent de persoonlijkheidsrechten. Deze houden in dat waar mogelijk afstand wordt gedaan, een verklaring wordt gegeven deze niet uit te oefenen indien afstand niet mogelijk is. Deze bepalingen behouden persoonlijkheidsrechten voor in rechtssystemen waar noch afstand noch een verklaring om deze uit te oefenen toegestaan zijn. Door een werk onder de ODC PDDL aan te bieden kiest een rechthebbende de positie dat feitelijke informatie niet onder auteursrechtelijke bescherming valt ('Facts are free'). 3.5.3
Creative Commons Zero Waiver (CC0 Waiver)
De Creative Commons Zero Waiver is gebaseerd op de Creative Commons Public Domain Dedication57. Van de Public Domain Dedication is ook een aan het Nederlands auteursrecht aangepaste versie58 beschikbaar, maar deze wordt nagenoeg niet gebruikt. Ook de Amerikaanse versie kent geen grote gebruikersgroep. Met de CC0 Waiver, die per augustus 2008 als concept beschikbaar is (maar nog niet klaar voor gebruik)59, heeft Creative Commons haar Public Domain Dedication zo aangepast dat zij aan de voorwaarden van het Science Commons protocol voor Open Data voldoet door naast het auteursrecht ook sui generis databankrechten en andere verwante rechten op te nemen. Ook is de CC0 Waiver voor wereldwijd gebruik bedoeld. De CC0 Waiver kent twee mechanismen om afstand van auteursrechten en databankrechten te doen: De rechthebbende doet afstand van alle huidige (en toekomstige rechten) die voortvloeien uit het auteursrecht en het sui generis databankenrecht; Indien het wettelijk niet mogelijk is om volledige afstand van het auteursrecht en/of sui generis databankrecht te doen, verstrekt de rechthebbende een wereldwijd geldige, nietexclusieve licentie, aan de gebruiker om het werk om niet te gebruiken gedurende de geldigheidsduur van de onderliggende auteurs- en databankrechten.
http://creativecommons.org/licenses/publicdomain http://creativecommons.org/licenses/publicdomain/deed.nl 59 Verwacht wordt dat er eind 2008 een voor gebruik beschikbare nieuwe versie van de CCO Waiver is 57 58
23
4
Toepassing van Open Content licenties op onderwijs- en onderzoeksmateriaal
4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de voor- en nadelen van de verschillende Open Content licentie bepalingen in relatie tot de wensen en vereisten van het onderwijsveld besproken De schrijvers beperken zich hierbij tot de zes standaard Creative Commons licenties. Zoals in het voorafgaande hoofdstuk besproken is gebruik van de GFDL niet (meer) relevant en verkeert de Open Educational License op dit moment in het conceptstadium. Met betrekking tot de Open Data licenties kan geconstateerd worden dat op dit gebied vergaande overeenstemming over de kenmerken van Open Data licenties bestaat. Deze vinden hun uitdrukking in het ‘Science Commons Protocol for Implementing Open Access Data’. Dit protocol is het resultaat van een uitgebreid adviestraject met experts en gebruikers60. Vanuit het oogpunt van de Nederlandse onderzoeksector lijkt het verstandig zich bij de in het protocol tot uitdrukking komende standaarden aan te sluiten. Verder lijkt het wijs om, met zicht op de problematiek van niet voor afstand vatbare persoonlijkheidsrechten en rechten in toekomstige exploitatievormen, voor implementaties van het Protocol te kiezen die hiermee expliciet rekening houden. Op dit moment lijkt de ODC PDDL daarom beter geschikt voor gebruik in Nederland dan de CC Zero Waiver. Wat betreft de keuze van een Creative Commons Licentie, die bij de hierboven genoemde overwegingen, vereisten en voorwaarden aansluit, lijkt het ons verstandig om eerst op een aantal kritiekpunten in te gaan om vervolgens te onderzoeken welke van de zes Creative Commons licenties het best bij de doelstellingen van SURF aansluit.
4.2
Kritiek op de Creative Commons licenties
Er zijn verschillende rapporten verschenen waarin de voor- en nadelen van het gebruik van Creative Commons licenties voor onderwijsmateriaal worden onderzocht. Het Britse TrustDR project61 (Trust in Digital Repositories)heeft in 2007 de voor- en nadelen van de Creative Commons licenties onderzocht. De onderzoekers concluderen dat inzet van de Creative Commons licenties in onderzoek en onderwijs zinvol is omdat ze het beheer van intellectuele eigendomsrechten sterk vereenvoudigen. Volgens de onderzoekers zijn de Creative Commons licenties in vergelijking met andere Open Content licenties bijzonder aantrekkelijk omdat ze vaak gebruikt worden, zij eenvoudig toe te passen zijn, keuzemogelijkheden voor licentiegevers bieden, en in machine leesbare versies beschikbaar zijn. . In hun in 2007 verschenen rapport, waarin de aan de Schotse wetgeving aangepaste licenties geanalyseerd worden, adresseren de onderzoekers echter ook een aantal nadelen van de licenties62. Sommige van deze nadelen zijn echter niet op de Nederlandse versie van de licenties van toepassing. Het gaat hierbij om drie centrale kritiekpunten die relevant zijn voor gebruik van de licenties in de onderwijs- en onderzoekssector: 1. De Creative Commons licenties zijn niet geschikt om databankrechten uit te oefenen; 2. De Creative Commons licenties hebben geen no-endorsement bepaling; 3. De Creative Commons licenties hebben een bepaling die gebruik van werken in verband met technische beschermingsmaatregelen (DRM) verbiedt.
60
http://sciencecommons.org/wp-content/uploads/freedom-to-research.pdf Casey, Proven et Dripps (2007) ‘The Pros and Cons for using Creative Commons Licenses in Digital Teaching and learning materials’ 62 idem 62, pag 5f. 61
24
Ad 1. De Creative Commons licenties zijn niet geschikt om databankrechten uit te oefenen. Dit kritiekpunt is niet van toepassing op de Nederlandse versies van de Creative Commons licenties. De Nederlandse licenties zijn ook op de werken (databanken) of onderdelen van een werk die door het sui generis databankenrecht beschermd worden van toepassing. Dit is in de definitie van het begrip werk (het te licentiëren onderwerp) in de licenties vastgelegd: 'Werk': het auteursrechtelijk beschermde werk dat volgens de voorwaarden van deze Licentie wordt aangeboden. Voor de toepassing van deze Licentie wordt onder het Werk mede verstaan het fonogram, de eerste vastlegging van een film en het (omroep)programma in de zin van de Wet op de naburige rechten en de databank in de zin van de Databankenwet, voor zover dit fonogram, deze eerste vastlegging van een film, dit (omroep)programma en deze databank beschermd wordt krachtens de toepasselijke wet in de jurisdictie van de Gebruiker. Door middel van de Creative Commons Licenties doet de licentiegever afstand van de, uit het sui generis databankenrecht voortvloeiende, rechten. Zo eindigt lid 3 (‘Licentieverlening’) met de volgende bepaling: Voor zover de Licentiegever op basis van het nationale recht ter implementatie van de Europese Databankenrichtlijn over uitsluitende rechten beschikt, doet de Licentiegever afstand van deze rechten. Verderop in de licentie kunnen we in hoofdstuk 4 (‘Beperkingen’) de volgende toelichting lezen: Volledigheidshalve dient te worden vermeld, dat de hierboven vermelde beperkingen (lid 4(a) en lid 4(b)) niet van toepassing zijn op die onderdelen van het Werk die geacht worden te vallen onder de definitie van het 'Werk', zoals vermeld in deze Licentie, uitsluitend omdat zij voldoen aan de criteria van het sui generis databankenrecht krachtens het nationale recht ter implementatie van de Europese Databankenrichtlijn. De Nederlandse Creative Commons licenties zijn dus expliciet geformuleerd om ook eventuele uit het sui generis databankenrecht voortvloeiende rechten uit te oefenen. Als onderdeel van alle zes licenties doet de licentiegever echter expliciet afstand van deze rechten. Deze aanpak is gekozen om de door de Europese Databankenrichtlijn toegevoegde complexiteit te neutraliseren en de Nederlandse licenties zo compatibel mogelijk te houden met licenties uit rechtssystemen zonder een sui generis databankenrecht. In lijn met het Science Commons Protocol for Implementing Open Acces Data raadt Creative Commons Nederland echter gebruik van de standaard Creative Commons licenties voor het licentiëren van wetenschappelijke data en databanken af. Ad 2. De Creative Commons licenties hebben geen no- endorsement bepaling. Het voornoemde TrustDR rapport is gebaseerd op een analyse van de Schotse Creative Commons licenties versie 2.5. Een no-endorsement bepaling is pas met ingang van de in 2007 gelanceerde 3.0 versie van de Creative Commons licenties opgenomen. Reden hiervoor was ondermeer de vraag naar een dergelijke bepaling uit de onderwijssector en dan met name het MIT Open Courseware project63. Met ingang van versie 3.0 is de tekst van de naamsvermelding voorwaarde als volgt aangepast: Naamsvermelding: De Gebruiker dient bij het werk de door de maker of de Licentiegever aangegeven naam te vermelden (maar niet zodanig dat de indruk gewekt wordt dat zij daarmee instemmen met uw werk of uw gebruik van het Werk).
63
http://wiki.creativecommons.org/Version_3#MIT
25
In de licenties zelf is de volgende passage aan het einde van lid 4(b) opgenomen: Volledigheidshalve dient te worden vermeld dat de Gebruiker uitsluitend gebruik mag maken van de naamsvermelding op de in dit artikel omschreven wijze teneinde te voldoen aan de naamsvermeldingsverplichting en, door gebruikmaking van zijn rechten krachtens deze Licentie, is het de Gebruiker niet toegestaan om op enigerlei wijze de indruk te wekken dat er sprake is van enig verband met, sponsorschap van of goedkeuring van de (toepasselijke) Maker, Licentiegever c.q. Naamsvermeldingsgerechtigden van de Gebruiker of diens gebruik van het Werk, zonder de afzonderlijke, uitdrukkelijke, voorafgaande, schriftelijke toestemming van de Maker, Licentiegever c.q. Naamsvermeldingsgerechtigden. Ad 3.
De Creative Commons licenties hebben een bepaling die gebruik van werken in verband met technische beschermingsmaatregelen (DRM) verbiedt. Alle Creative Commons licenties bevatten een passage die het niet toestaat om het werk van technische beschermingsmaatregelen te voorzien waardoor de voorwaarden van de licentie dan wel de mogelijkheid van de ontvangers van het werk om de rechten krachtens de licenties uit te oefenen, worden beperkt: Het is de Gebruiker niet toegestaan om het Werk te verspreiden, in het openbaar te tonen, op- of uit te voeren of on- line beschikbaar te stellen met toepassing van technologische voorzieningen waardoor de voorwaarden van deze Licentie dan wel de mogelijkheid van de ontvangers van het Werk om de rechten krachtens deze Licentie uit te oefenen worden beperkt. Deze passage is binnen de onderwijssector controversieel omdat er is gesuggereerd dat het vanwege deze bepaling niet mogelijk is om Creative Commons gelicentieerde werken in een toegangsbeveiligde omgeving zoals een afgesloten digitale leeromgeving aan te bieden. Deze aanname berust echter op een verkeerde interpretatie van de bepaling. De bepaling is in eerste instantie bedoeld om het aanbrengen van technologische beschermingsmiddelen aan het gelicentieerde werk zelf te voorkomen, die het voor licentienemers onmogelijk zou maken om bepaalde door de licentie verstrekte rechten uit te oefenen. Bijvoorbeeld een kopieerbeveiliging die het onmogelijk maakt het werk verder te verspreiden. De passage in de licentie richt zich hierbij niet op de rechthebbende (licentiegever), maar op licentienemers die het werk onder de voorwaarden van de licentie verkregen hebben. Omdat de Creative Commons licenties nietexclusief zijn, zijn licentiegevers vrij om eigen werken, die zij onder een Creative Commons licentie verspreid hebben, parallel met technologische voorzieningen te verspreiden die in strijd met de licentiebepaling zijn64. Ten tweede zijn afgesloten leeromgevingen niet per se ‘technologische voorzieningen die de mogelijkheid van de ontvangers van het werk om de rechten krachtens de Creative Commons licentie uit te oefenen beperken’. Digitale leeromgevingen kenmerken zich door het feit dat zij toegang beperken tot binnen de leeromgeving aangeboden werken. Er bestaat echter geen recht op toegang tot een Creative Commons gelicentieerd werk. De Creative Commons licenties verlenen een aantal gebruiksrechten aan gebruikers van het gelicentieerde werk. Heeft een gebruiker een keer (rechtmatig) toegang tot een werk verkregen, dan mag hij het werk conform de voorwaarden van de licentie gebruiken65.
Zo zijn bijvoorbeeld sommige van de onder een CC licentie uitgebrachte songs van de WIRED CD (http://creativecommons.nl/extra/wired-cd/) in de Apple iTunes Music store als kopieerbeveiligde AAC+ (Apple Fairplay DRM) bestanden verkrijgbaar. 65 Deze interpretatie wordt ook door Creative Commons in een FAQ entry op de Creative Commons website bevestigd: http://wiki.creativecommons.org/Frequently_Asked_Questions#What_happens_if_someone_tries_to_protect_a _CC-licensed_work_with_digital_rights_management_.28DRM.29_tools.3F 64
26
Voor gebruik van Creative Commons gelicentieerde werken in elektronische leeromgevingen betekent dit concreet: 1. Werken die door de rechthebbende (licentiegever) zelf in een elektronische leeromgeving geplaatst worden mogen, door gebruikers die toegang tot de leeromgeving hebben, conform de licentievoorwaarden gebruikt worden. Dit betekent dat de werken door hen ook buiten de leeromgeving verspreid mogen worden; 2. Creative Commons gelicentieerde werken van derden kunnen in besloten digitale leeromgevingen opgenomen worden (zolang alle licentiebepalingen nageleefd worden). Ook deze werken mogen door gebruikers die toegang tot de leeromgeving hebben conform de licentievoorwaarden gebruikt worden; 3. Het is niet mogelijk om toegang tot Creative Commons gelicentieerde werken tot een bepaalde groep gebruikers te beperken. Gebruikers verkrijgen door de licenties het recht het werk conform de voorwaarden van de licentie te verspreiden. De licentievoorwaarden hebben voorrang op eventuele beperkingen in de eventuele gebruiksvoorwaarden van de leeromgeving.
4.3
Onduidelijkheid omtrent de definitie van Niet Commercieel gebruik
Een ander vaak gehoord verwijt tegen de Creative Commons licenties is dat een van de standaard licentievoorwaarden (geen commercieel gebruik) op een onduidelijk gedefinieerd concept is gebaseerd. Niet-commercieel gebruik is noch door Creative Commons zelf, noch door de wetgever gedefinieerd. Als gevolg van het ontbreken van een definitie bestaat er bij licentienemers en licentiegevers onzekerheid met betrekking tot welke vormen van gebruik als niet-commercieel aangemerkt kunnen worden (en dus door de licenties met de NietCommercieel bepaling vrij zijn toegestaan). In de licenties bevinden zich de volgende bepalingen: Het is de Gebruiker niet toegestaan om de krachtens artikel 3 aan de Gebruiker verleende rechten uit te oefenen op een wijze die in de eerste plaats is bedoeld voor of is gericht op zakelijk of persoonlijk financieel gewin. Binnen de onderwijssector is met name de vraag van belang of gebruik van onder een Creative Commons NietCommercieel gelicentieerd werk, door onderwijsdoelstellingen per se (dus onafhankelijk van de vraag of deze voor profit of non profit instellingen zijn) als niet -commercieel aangemerkt kan worden. Deze interpretatie wordt door sommige licentiegevers zoals het MIT Open Courseware project gedragen66. Een andere interpretatie gaat uit van de status van de gebruiker (individu, non profit instelling of profit instelling) en merkt alleen individuele gebruikers en non profit instellingen als mogelijke niet-commerciële gebruikers aan. Beide interpretaties gaan er verder van uit dat het aanbieden van gelicentieerd werk tegen betaling of andersoortige financiële vergoeding in strijd is met de niet-commercieel bepaling. Creative Commons heeft in januari 2006 een document ‘Draft non commercial guidelines67’ gepubliceerd. Dit document is onlangs van de website verwijderd. Door de feedback op dit concept heeft Creative Commons besloten een studie uit te zetten die de verschillen onderzoekt tussen commercieel en niet commercieel gebruik van content. Onderzocht zal worden hoe de definities over deze begrippen in de verschillende communities worden uitgelegd. De uitkomsten van de Studie worden verwacht in 2009. In deze onduidelijke situatie zijn grote licentiegevers overgegaan tot publicatie van eigen toelichtingen bij het begrip niet-commercieel en deze, op de door hun gelicentieerde, werken van toepassing te verklaren. Zo heeft het MIT voor het Open Courseware project een interpretatie gepubliceerd. Ook de recente samenwerkingsprojecten tussen Creative Commons Nederland en
66
67
http://ocw.mit.edu/OcwWeb/web/terms/terms/index.htm http://wiki.creativecommons.org/DiscussionDraftNonCommercial_Guidelines
27
Buma/Stemra68 en van Creative Commons Denemarken en Koda hanteren eigen toelichtingen bij het begrip niet-commercieel69. Makers van onderzoeks- en onderwijsmateriaal hebben vaak het angstbeeld dat derden goed verdienen aan het werk dat zij vervaardigd hebben70. Deze angst kan bezworen worden door het gebruik van een Creative Commons die geen commercieel gebruik toestaat. Indien een derde partij mogelijkheden ziet om een werk of een product commercieel te gebruiken vervoegt hij zich bij de maker van een werk om toestemming te vragen. Deze kan dan alsnog zijn fiat geven indien het commerciële gebruik hem of haar aanstaat of indien hij of zij hieraan ook verdient. In de praktijk blijkt echter dat het commerciële gebruik waar wetenschappers en docenten bang voor zijn weinig voorkomt. In het verleden zijn in het kader van de Digitale Universiteit projecten gefinancierd die onder andere publicaties, handreikingen en modellen hebben opgeleverd. Van een aantal van deze uitkomsten was het de bedoeling deze commercieel te exploiteren. In het enkele geval dat er commerciële interesse bestond liep dit veelal stuk op niet te onderschatten administratieve en juridische inspanningen. Ook het reviseren van de producten voor een commerciële markt vergt een inspanning van de maker of de rechthebbende waarvan de kosten in de meeste gevallen de baten te boven gaan. Het bekendste voorbeeld van commercieel gebruik is het gratis overdragen van auteursrechten van een wetenschappelijk artikel aan een uitgever die het artikel meerwaarde geeft door het te bundelen in een tijdschrift, op te slaan in een databank of er additionele waarde aan toevoegt. Voor het tijdschrift of databank vraagt een uitgever een licentievergoeding waardoor hij eraan verdient. Tegen deze commerciële exploitatie bestaat bij wetenschappers weinig weerstand. Integendeel: het is vaak moeilijk hen te overtuigen om meer rechten in eigen hand te houden en hun auteursrechten niet over te dragen. Zij zien dat de toegevoegde waarde hen en hun wetenschappelijke omgeving ook verdiensten brengt, zij het dat dit niet altijd in geld is te incasseren. Verspreiding door commerciële uitgevers leidt tot meer aandacht voor de verspreide werken; en deze toegenomen aandacht kan tot meer citaties leiden. In het kader van de onduidelijke situatie over het begrip NietCommercieel en de hierboven gegeven overwegingen lijkt gebruik van de NietCommercieel bepaling voor de beschikbaarstelling van onderzoek en onderwijsmateriaal twijfelachtig. Een oplossing zou een voor de volledige sector geldige toelichting bij het begrip niet-commercieel kunnen zijn. Een andere optie is het niet gebruiken van de NietCommercieel bepaling bij het licentiëren van onderwijs- en onderzoeksmateriaal. Met zicht op de laatste optie zijn met name de volgende overwegingen verder van belang: Onderzoekers en docenten zijn uiteindelijk gebaat bij een zo breed mogelijk gebruik van het door hun geproduceerde materiaal. Binnen de onderzoekscommunity is dit inzicht in de vorm van verschillende reputatiesystemen voor citaten breed gedragen. Ook in het geval van onderwijsmateriaal door publieke onderwijsinstellingen vervaardigd, is een zo breed mogelijk gebruik wenselijk. Licentiebepalingen die de rechten voor commercieel hergebruik van onderzoeks- en onderwijsmateriaal voorbehouden zijn hier contraproductief; Aanvullend op deze overweging is het belangrijk zich te realiseren dat in de meeste gevallen wetenschappers (en dus in het verlengde onderwijs- en onderzoeksinstellingen) hun inkomsten in eerste instantie niet uit publicaties verwerven maar via (vervolg) onderzoeksopdrachten. Bij het toekennen van onderzoeksopdrachten zijn zichtbaarheid en reputatie belangrijk en een zo breed mogelijke verspreiding van onderzoeks- en onderwijsmateriaal kan deze eigenschappen bevorderen. Daarbij valt aan te vullen dat met publiceren van wetenschappelijke publicaties an sich weinig valt te verdienen. Commerciële exploitatie wordt aantrekkelijk indien er aan een publicatie of aan een leermiddel waarde wordt toegevoegd. Aanvullende diensten of een overzichtelijke layout, 68
http://www.ivir.nl/creativecommons/factsheet_en.pdf http://lists.ibiblio.org/pipermail/cc-fr/2008-January/001132.html 70 Judith Schoonenboom, Creative Commons: afgeleide werken en commercieel gebruik als kansen, column SURFspace, http://surfspace.nl/nl/Columns/pages/CreativeCommonsafgeleidewerkenencommercieelgebruikalskansen 69
28
bundeling van overeenkomstige onderwerpen verlokken gebruikers tot betaling voor de toegevoegde waarde. Is deze er echter niet dan zal in veel gevallen een eindgebruiker de gratis publicatie downloaden.
4.4
Afgeleide werken van onderwijs en onderzoeksmateriaal
Tenslotte verdient de vraag naar het toestaan van afgeleide werken de aandacht. Zoals hierboven aangegeven kennen de Creative Commons Licenties drie verschillende benaderingen met betrekking tot het vervaardigen van afgeleide werken door derden. Onder de default regel is het maken van afgeleide werken toegestaan (onder dezelfde voorwaarden die op het verspreiden van het oorspronkelijke werk van toepassing zijn). Indien de licentiegever voor de ‘GeenAfgeleide’ werken bepaling gekozen heeft is het maken van afgeleide werken niet toegestaan (tenzij dit onder bestaande auteursrechtelijk uitzonderingen valt). Indien de licentiegever voor de GelijkDelen bepaling gekozen heeft, moeten afgeleide werken onder de zelfde licentievoorwaarden verspreid worden als het oorspronkelijke werk. Ieder gebruik van onder een GelijkDelen licentie71 gelicentieerd werk die niet onder bestaande auteursrechtelijke beperkingen valt vereist dat het afgeleide werk onder een Creative Commons GelijkDelen licentie gepubliceerd dient te worden. In sommige gevallen zal dit een reden zijn om dergelijk gelicentieerd materiaal niet te gebruiken. Dit betekent dat zowel de GeenAfgeleide Werken bepaling als ook de GelijkDelen bepaling beperkingen voor toegang tot en gebruik van onderzoeks- en onderwijsmateriaal opleveren. Beperkingen of voorwaarden voor het maken van afgeleide werken zijn ook uit een ander gezichtspunt problematisch. Het maken van afgeleide werken is een essentieel onderdeel van zowel het wetenschappelijke proces als ook van leerprocessen. Het bewerken van onderwijs en onderzoeksmaterialen is vanuit dit perspectief gelijk te stellen aan het verder ontwikkelen van ideeën en theorieën. Beperkingen op het maken van afgeleide werken zijn daarom in strijd met bestaande omgangsregels binnen het veld. Wel zijn er door specifieke onderzoeks- of onderwijscommunities gedragen regels voor de omgang met en het maken van afgeleide werken nodig. De Creative Commons licenties leveren hiervoor een belangrijke bouwsteen: Alle vier licenties die het maken van afgeleide werken toestaan vereisen dat bij afgeleide werken duidelijk vermeld wordt dat het nieuwe werk een afgeleid werk van het oorspronkelijke werk van de oorspronkelijke maker(s) is72. Hiermee sluiten deze Creative Commons licenties goed bij bestaande reputatiesystemen aan.
71 72
dit is ook het geval voor materiaal dat onder de GFDL gelicenseerd is http://mollykleinman.com/2008/08/15/cc-howto-1-how-to-attribute-a-creative-commons-licensed-work/
29
5
Conclusies en aanbevelingen
Opslag in repositories Onderwijs- en onderzoeksmateriaal worden meer en meer geplaatst in een repository of een digitale kennisbank van een instelling. Betrof dit in het verleden voornamelijk wetenschappelijke publicaties afkomstig van wetenschappelijke medewerkers, het heden en de toekomst zijn erop gericht zoveel mogelijk verschillend materiaal in de digitale bewaarplaatsen onder te brengen. De repositories zullen worden gevuld met scripties en kennisproducten van studenten van instellingen, complexe documenten (publicaties met onderliggende data en/of gebruikt beeld- en geluidsmateriaal), audio- en filmmateriaal, wetenschappelijke data en onderwijsmateriaal dat ook weer is opgebouwd uit verschillende werken. Hergebruik Het opnemen en bewaren van dit materiaal in de repository leidt er echter nog niet toe dat dit materiaal door derden gebruikt en hergebruikt kan worden als in het hoger onderwijs wenselijk zou zijn. Gebruik zoals in de Auteurswet toegestaan wordt is gangbaar maar het hoger onderwijs is gebaat bij hergebruik dat meer omvat dan citeren of opnemen in een syllabus of reader, . Bewerken van materiaal, materiaal opnemen in elektronische leeromgevingen opnemen en/of onderdeel laten uitmaken van reeds bestaande werken past beter in moderne leer- en onderzoeksvormen. Dat eventuele gebruikers meer rechten krijgen met betrekking tot het in een repository opgenomen werk moet echter uit het werk zelf blijken: aan het werk moet een licentie gehecht worden die mogelijke gebruikers op de hoogte stelt hoe zij een bepaald werk mogen gebruiken. Een ruimer hergebruik van materiaal wordt door velen gewenst. Vrije toegang tot en vrij hergebruik van onderwijs- en onderzoeksmateriaal is een wereldwijde beweging die tot uiting komt in diverse verklaringen over Open Access en open educational resources die door zeer veel organisaties en individuen ondertekend en ondersteund worden. Uitgangspunt voor hergebruik zijn de voorwaarden die door de Berlin Declaration en de Cape Town Declaration hieraan worden gesteld. Motieven De motieven om leermiddelen of onderzoeksmateriaal te delen zijn divers. In veel gevallen is het uitgangspunt dat wat met publieke middelen is gefinancierd ook publiek toegankelijk moet zijn. Ook willen instellingen een einde maken aan verspilling van tijd en geld doordat op meerdere plaatsen min of meer hetzelfde materiaal ontwikkeld wordt. Licenties Voor het delen van materiaal zijn verschillende licenties ontwikkeld. De meeste licenties kennen een Amerikaanse oorsprong die bepaalde gevallen zoals in het geval van Creative Commons aan de Nederlandse wetgeving zijn aangepast. Hoewel er verschillende licenties in omloop zijn die materiaal ‘open’ maken zijn niet alle licenties even geschikt voor gebruik in het hoger onderwijs. Standaard licentie SURF streeft ernaar om de samenwerking in het hoger onderwijs te vereenvoudigen. Dit kan bereikt worden door het toepassen van open standaarden en deze te bevorderen. Een zogenaamde Open Content licentie is te kenschetsen als een open standaard die SURF wil stimuleren, zowel nationaal als ook internationaal. Het gebruik van een standaardlicentie levert voordelen op doordat gebruikers, makers en instellingen weten wat zij kunnen verwachten en zij niet iedere keer opnieuw de voorwaarden hoeven te bepalen en uit te schrijven waaronder materiaal beschikbaar wordt gesteld. Voorwaarden Met betrekking tot het gebruik van een Open Content licentie acht SURF het wenselijk dat aan enige voorwaarden wordt voldaan. De keuze voor een Open Content licentie moet zodanig zijn dat
30
het toepassen van deze licentie toekomstig gebruik van het materiaal dat in de digitale bewaarplaatsen is opgenomen en toegankelijk wordt gemaakt en kan worden gemaakt niet belemmerd wordt door te strikte voorwaarden. Hieronder valt dat er nu en in de toekomst diensten moeten kunnen worden ontwikkeld op de gegevens, data en het overige materiaal dat in de repositories is opgenomen. Ook moet bij de keuze van een licentie meewegen dat het materiaal in de repositories vindbaar moet zijn. Daarom is het van belang dat een licentie in een machineleesbare versie wordt aangeboden. Verder is het van belang dat de Open Content licentie voor 80% van de werken die in een repository worden opgenomen te gebruiken valt en dat er niet te veel uitzonderingen op het gebruik van een gekozen licentie zijn. Tenslotte stelt SURF als voorwaarde dat de licentie zowel in het hoger beroepsonderwijs als het wetenschappelijk onderwijs te gebruiken valt. Verschillende licenties Van de in dit rapport behandelde Open Content licenties waaronder verschillende soorten materiaal beschikbaar kunnen worden gesteld, worden enkele licenties niet geschikt bevonden of voldoen zij niet aan de voorwaarden zoals hierboven gesteld. De GNU Free Documentation License (GFPL) bestaat enkel in een Engelse versie en wordt door een belangrijke gebruiker ervan (de online encyclopedie Wikipedia) als niet geschikt geacht voor het vrij verspreiden voor beeldmateriaal. Verder bestaat er van deze licentie geen gestandaardiseerde machineleesbare versie. Omdat de Wikimedia Foundation heeft aangegeven over te willen stappen naar een Creative Commons licentie, lijkt het geen goede optie deze licentie in te voeren voor gebruik van materiaal in het hoger onderwijs. De Open Educational License lijkt een goede optie omdat deze juist ontwikkeld is voor het onderwijs om ondervonden nadelen van de Creative Commons licenties te ondervangen. Echter het nadeel van de licentie is eveneens dat deze enkel in het Engels beschikbaar is en er geen aan het Nederlandse auteursrecht aangepaste versie bestaat. Een ander nadeel betreft het feit dat deze licentie nog in een conceptueel stadium verkeert waardoor het gebruik van de licentie nog geen gemeengoed is en ervaringen met deze licentie nog niet voorhanden zijn. Omdat, zoals de naam al aangeeft, het een licentie betreft die voor onderwijsmateriaal bestemd is, is het de vraag of deze licentie kan voldoen aan de eis dat de licentie zowel in het hoger beroepsonderwijs als het wetenschappelijk onderwijs te gebruiken valt. Voor onderwijs- en onderzoeksmateriaal lijkt één van de Creative Commons licenties een goede kandidaat. Structureel sluiten de Creative Commons Licenties goed aan bij de licenties die SURFdirect ontwikkeld heeft: de Licentie tot Publiceren73 en Licentie tot Deponeren74. Een Creative Commons licentie is het sluitstuk van een trits licenties die open toegang en hergebruik van materiaal dat binnen instellingen van hoger onderwijs geproduceerd wordt regelen en waarbij de allocatie van auteursrechten over de diverse betrokkenen zodanig geregeld is dat iedere betrokkene die rechten kan uitoefenen die voor hem of haar van belang zijn. Aanbeveling Gezien de voorwaarde van SURF dat de keuze voor een licentie geen hindernissen moet opwerpen voor toekomstig gebruik van de repositories en mogelijk te ontwikkelen diensten die aangeboden worden, is het een logische keuze om de meest liberale Creative Commons licentie aan te bevelen, namelijk Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland Licentie. Op basis van deze licentie mag een gebruiker een werk kopiëren, verspreiden en doorgeven en afgeleide werken maken en distribueren onder voorwaarde van naamsvermelding van de maker. Deze licentie staat commercieel gebruik en afgeleide werken vrij toe, zolang gebruikers aan de voorwaarden omtrent naamsvermelding voldoen. Hieronder valt niet alleen het vermelden van de naam van de maker of een andere door de licentiegever aangewezen persoon of instelling (zoals Universiteit of Journal) maar ook de verplichting om afgeleide werken duidelijk als zodanig aan te wijzen. Hiermee is de Creative Commons Naamsvermelding Licentie voldoende flexibel om aan de eisen van verschillende constellaties binnen het hoger onderwijs te voldoen. 73 74
http://copyrighttoolbox.surf.nl/copyrighttoolbox/authors/licence/ www.surffoundation.nl/smartsite.dws?ch=aho&id=12625
31
Voordelen Voordelen van de Creative Commons licenties zijn, dat zij beschikbaar zijn in drie verschillende vormen waaronder de versie voor niet-juristen en de door machine leesbare versie. Hierdoor wordt de vindbaarheid van het materiaal dat opgeslagen is in de repositories vergroot. Bovendien is het eenvoudig om de licentie te gebruiken. Een ander voordeel is dat de Creative Commons bekender zijn dan de meeste andere Open Content licenties en er veel materiaal beschikbaar is ter ondersteuning. Geen GeenAfgeleide werken SURFdirect wil nadrukkelijk niet kiezen voor de optie GeenAfgeleide werken. Het is immers de bedoeling dat werken bewerkt en hergebruikt worden op alle mogelijke manieren. Hergebruik van wetenschappelijke publicaties kent zijn eigen mores zoals citeren, die voldoende stevig zijn om te dit niet extra te benadrukken met een specifiek hierop toegesneden licentie. N iet NietCommercieel SURFdirect onderkent dat de mogelijkheid om een werk commercieel te gebruiken, bedenkingen kan opwerpen of weerstand kan wekken in het onderwijsveld. Dit kan een reden zijn waardoor de licentie mogelijk niet gebruikt zou gaan worden. De optie NietCommercieel acht SURFdirect echter minder wenselijk omdat juist het door SURF voorgestane dienstenmodel doorgaans een commerciële component zal kennen. Dit dienstenmodel biedt ruimte voor al dan niet commerciële partijen om diensten te ontwikkelen die gebaseerd zijn op het materiaal dat in de repositories is opgeslagen en toegankelijk wordt gemaakt. Bovendien maakt de toegevoegde waarde die zo’n dienst kan bieden, de commerciële belangen vaak realistisch. Bovendien is SURFdirect van mening dat innovatie in een kennissamenleving, die mogelijk wordt gemaakt door het bestaan van repositories, veelal zijn oorsprong vindt in interessante commerciële projecten die hiervan gebruik maken. Verder is SURFdirect van mening dat de werkelijkheid is dat derde partijen verdienen aan werken van een ander door waarde toe te voegen aan deze producten door bijvoorbeeld bundeling of betere zoekmogelijkheden of door diensten rondom een werk te ontwikkelen. Deze praktijk die we bij uitgevers tegenkomen is hiervan een goed voorbeeld. Een ander argument voor de aanbeveling van enkel naamsvermelding is de praktijk dat de administratieve en juridische kosten hoger zijn dan de baten die commerciële exploitatie door een instelling oplevert bij commercieel gebruik van werken en producten vervaardigd in onderzoek en onderwijs door de oorspronkelijke makers. Om het gebruik van de door SURFdirect aanbevolen licentie te bevorderen wenst zij in samenwerking met het hoger onderwijsveld voor de volledige sector een toelichting te ontwikkelen voor het gebruik van het begrip niet-commercieel in verband met onderwijs en onderzoeksmateriaal. I nteroperabiliteit van open data Voor het (her)gebruik van data beveelt SURFdirect een licentie aan die voldoet aan het Science Commons Protocol for Implementing Open Access Data waardoor de interoperabiliteit van open wetenschappelijke data wordt gerealiseerd. Hiervoor zouden twee licenties in aanmerking kunnen komen: de Open Data Commons Public Domain Dedication and Licence, en de Creative Commons Zero Waiver. Gezien de nauwe verwevenheid met de Creative Commons licentie die SURFdirect aanbeveelt voor het hergebruik van onderwijs- en onderzoeksmateriaal meent SURFdirect dat deze laatste licentie geschikt aanbevelenswaardig zou kunnen zijn voor het gebruik met wetenschappelijke data . Echter omdat de licentie slechts in concept beschikbaar is zal SURFdirect in een later stadium deze aanbeveling opnieuw bezien en over de uitkomsten hiervan het hoger onderwijsveld nader informeren. Bewustwordingscampagne Tenslotte wordt aanbevolen dat SURFdirect een gedegen bewustwordingscampagne opzet om de Creative Commons licenties aan het veld uit te leggen en bekend te maken.
32
Bijlage 1: vragenlijst Onderstaande vragenlijst is rondgestuurd aan de diverse communities in onderwijs en onderzoek die SURFdirect kent. Algemene vragen Functie docent/onderzoeker/lector/anders Type instelling hogeschool/universiteit/anders Vragen over hergebruik van onderzoeks- en onderwijsmateriaal Bestaan er binnen uw instelling richtlijnen over hergebruik van onderzoeks- en onderwijsmateriaal? Vragen over beschikbaarstellen eigen materiaal Stelt u materiaal door u geproduceerd aan derden beschikbaar? Welke soorten van materiaal stelt u of zou u aan derden beschikbaar willen stellen? leermiddelen databanken ruwe onderzoeksdata wetenschappelijke publicaties anders, namelijk Aan wie stelt u dit materiaal beschikbaar? collega’s studenten iedere geïnteresseerde anders, namelijk
ja/nee
ja/nee
ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee
ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee
Mogen derden uw werk als onderdeel van of in combinatie met een ander werk gebruiken?
ja/nee
Mogen derden uw materiaal bewerken en dit als onderdeel van hun eigen werk beschikbaar stellen?
ja/nee
Vragen over gebruik van materiaal van derden Gebruikt u materiaal dat door anderen dan uzelf gemaakt is? Op welke manier zet u dit materiaal van derden in? citeren verwijzen via link opname in reader videocollege gebruik in elektronische leeromgeving anders, namelijk Op welke manier wilt u materiaal hergebruiken? bewerken
ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee
ja/nee
33
onderdeel maken van eigen werk citeren opname in reader opname in elektronische leeromgeving anders, namelijk
ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee
Commercieel gebruik Welke vormen van commercieel gebruik van uw materiaal denkt u dat er mogelijk zijn? uitgeven door commerciële uitgevers opnemen in databanken aanbieden op websites in verbinding met reclame anders, namelijk Er zijn Creative Commons licenties die alleen niet commercieel gebruik van een werk toestaan. Wilt u deze beperking van toepassing laten zijn op uw materiaal?
ja/nee ja/nee ja/nee
ja/nee
Zo ja op welke soorten materiaal? leermiddelen databanken ruwe onderzoeksdata wetenschappelijke publicaties anders, namelijk
ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee
Vragen over Creative Commons Bent u bekend met de Creative Commons licenties? Hebt u weleens een Creative Commons licentie aan eigen materiaal gehecht?
ja/nee ja/nee
Indien u een Creative Commons licentie hebt gebruikt, aan wat voor soort materiaal hebt u deze gehecht? wetenschappelijke publicatie beeld- en/of geluidmateriaal ruwe onderzoeksdata leermiddelen anders, namelijk
34
ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee
Bijlage 2: Resultaten van de verkenning De vragenlijst (zie bijlage 1), die aan diverse betrokkenen in het hoger onderwijs is toegezonden, stelt expliciet vragen over de soorten materiaal die in onderwijs en onderzoek gebruikt worden, voor welk doel en op welke manier. In totaal hebben de schrijvers van het rapport tien volledig ingevulde vragenlijsten ontvangen. Vanwege deze lage respons kunnen op basis van de vragenlijst slechts enkele tendensen gesignaleerd worden. Toch geven de resultaten enkele indicaties met betrekking tot de opstelling van onderwijspersoneel en onderzoekers ten opzichte van hergebruik van onderwijs en onderzoeksmaterialen: Beschikbaarstelling van eigen materiaal Het merendeel van de respondenten (7 van 10) stelt materiaal voor hergebruik beschikbaar waarbij het gaat om leermiddelen, databanken en publicaties. Ruwe onderzoeksdata worden door 2 respondenten beschikbaar gesteld. Alle respondenten staan gebruik van het materiaal in combinatie met of als onderdeel van andere werken toe. Redistributie (opnieuw beschikbaar stellen door derden) van het materiaal wordt door de helft van de respondenten toegestaan. Hergebruik van materiaal van derden Alle respondenten geeft aan materiaal van derden te gebruiken (citeren 10, verwijzen via link 8, opname in reader 6, opname in leeromgevingen 5, video colleges 1). Met betrekking tot de gebruiksvoorwaarden van materiaal van derden geven 8 respondenten aan materiaal te willen bewerken of in hun eigen werk te willen integreren. 7 respondenten wil materiaal van derden in readers kunnen opnemen en 8 wensen materiaal van derden in elektronische leeromgevingen te kunnen gebruiken. Commercieel hergebruik door derden Over het algemeen zijn de respondenten sceptisch over mogelijkheden voor commercieel hergebruik van hun materiaal door derden. Slechts 2denken dat hun materiaal door commerciële uitgevers uitgegeven zou kunnen worden of dat hun werk op websites met reclame zou kunnen worden aangeboden. Echter, 8 respondenten zijn van mening dat opname in commerciële databanken mogelijk is. Bekendheid met Open Content Licenties Tenslotte is in de verkenning gevraagd naar de bekendheid van de Creative Commons licenties. Slechts 4 respondenten geeft aan de Creative Commons licenties te kennen (2 van de 10 respondenten hebben in het verleden Creative Commons licenties gebruikt). 5 van hen geven aan dat zij materiaal onder een licentie beschikbaar zouden willen stellen die alleen niet commercieel (NC) gebruik toestaat. Alleen in het geval van de ruwe onderzoeksdata is er een respondent die de NC bepaling niet zou willen toepassen en een tweede die twijfels uit (weet niet). Op basis van de zeer beperkte respons zijn er toch wel enkele tendensen aan te wijzen. Zowel het delen van eigen materiaal, als ook het hergebruiken van materiaal van anderen, lijkt binnen het veld geaccepteerd. Wel lijkt de wens om materiaal te hergebruiken sterker te zijn dan de bereidheid om eigen materiaal beschikbaar te stellen. Een interessante uitzondering zijn ruwe onderzoeksdata. Hierbij is de bereidheid om te delen het hoogst en het is de enige vorm van materiaal waarvan (een minderheid van de ondervraagden) commercieel hergebruik door derden wil toestaan. Deze trends komen globaal overeen met uitkomsten van een onlangs gepubliceerd Australisch onderzoek over wetenschappelijk schrijverschap, uitgeefovereenkomsten en Open Access75. Uit de uitkomsten van dat onderzoek bleek dat 57% van de respondenten van het onderzoek aangaven dat zij eindgebruikers willen toestaan om een item te hergebruiken voor wetenschap of nietcommercieel gebruik, dit werk te verspreiden op een niet commerciële basis of een link aan te leggen naar de repository waar het werk is opgeslagen. 75
Austin. A, M. Hefferman, N. David, Academic authorship, publishing agreements and Open Access: Survey results, The OAKlaw Project, Queensland University of Technology, May 2008
35
Ook valt te concluderen dat de Creative Commons licenties binnen het onderwijs- en onderzoeksveld onvoldoende bekend zijn. Een minderheid van de respondenten is van het bestaan van deze standaardlicenties op de hoogte en slechts twee respondenten hebben deze licenties gebruikt. Desondanks biedt deze situatie ruimte om de doelstellingen van dit onderzoek te realiseren. Er bestaan binnen het onderwijs en onderzoeksveld op dit moment nog geen algemeen erkende richtlijnen voor hergebruik van onderzoek en onderwijsmateriaal. Uit de antwoorden op de vragenlijst blijkt dat binnen 50% van de instellingen wel richtlijnen voor hergebruik van onderwijs en onderzoeksmateriaal bestaan, maar dat dit niet altijd algemeen erkende richtlijnen betreft. In een situatie waarin bijna alle respondenten hergebruik van hun materiaal willen toestaan en zelf materiaal van derden willen hergebruiken, is er duidelijk behoefte aan richtlijnen die deze processen zo transparant, gemakkelijk en uitgebalanceerd mogelijk maken. Er is ruimte voor afspraken binnen de sector en met de, uit dit onderzoek voortkomende, aanbevelingen wil SURFdirect een bijdrage leveren aan het realiseren van algemeen erkende richtlijnen..
36
Auteursrecht en Open leermiddelen
Onderzoek in opdracht van de stuurgroep ‘Stimuleren Gebruik Digitaal Leermateriaal’
Dr. L. Guibault
Instituut voor Informatierecht Universiteit van Amsterdam Amsterdam Juni 2009
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
© Lucie Guibault 2009 Instituut voor Informatierecht Universiteit van Amsterdam
ii
POSITION PAPER
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
INHOUDSOPGAVE
1. 2.
Inleiding .................................................................................................................................................5 Vervaardiging van leermiddelen.........................................................................................................6 a. Productie van leermiddelen ..........................................................................................................6 b. (Her)gebruik van bestaande leermiddelen ................................................................................12 3. Licentiëren van leermiddelen............................................................................................................15 a. Creative Commons Licenties......................................................................................................15 b. Handhaving van Creative Commons licenties.........................................................................18 4. Conclusie .............................................................................................................................................19
iii
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
1.
POSITION PAPER
Inleiding
In zijn advies aan de Tweede Kamer ‘Onderwijs en open leermiddelen’ van september 2008 beveelt de Onderwijsraad diverse maatregelen aan om de ontwikkeling en het gebruik van open leermiddelen in het Nederlandse onderwijs te bevorderen. 1 Volgens de Raad ligt het voordeel van open leermiddelen niet alleen in het feit dat ze kosteloos worden verspreid, maar vooral ook in het gemak waarmee de inhoud ervan kan worden geüpdate, aangepast of gecombineerd aan andere stukken. Voor het onderwijs en leraren is werken aan open leermiddelen belangrijk om de eigen professionaliteit te verdiepen en te onderhouden en daarmee bij te dragen aan de kwaliteit van het onderwijs. 2 Deze position paper gaat over de auteursrechtelijke vragen omtrent het produceren en aanbieden van open leermiddelen in Nederland. Het eerste deel van deze paper zal de relevante vragen identificeren rond de vervaardiging van leermiddelen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen vragen met betrekking tot de productie van (nieuwe) leermiddelen en het hergebruik van (oude) leermiddelen. Een belangrijke voorvraag bij de toepassing van open content-licenties op leermiddelen is de eigendomsvraag. Aan wie komt het auteursrecht op in het kader van het onderwijs ontwikkelde leermiddelen toe? Hoe dient te worden omgegaan met leermiddelen waarvan de auteursrechten bij een veelheid van rechthebbenden berusten? Met betrekking tot het (elektronisch) hergebruik is met name van belang de vraag bij wie de ‘elektronische’ rechten op bestaand materiaal berusten. Hierbij spelen ook contractuele vragen een rol. De auteursrechten op een bestaand werk berusten namelijk niet per definitie bij de oorspronkelijke maker, maar kunnen bijvoorbeeld ook aan een derde zijn overgedragen. De eigendomsvraag van‘elektronische’ rechten is relevant omdat een werk alleen met voorafgaande toestemming van de rechthebbende mag worden gebruikt, tenzij een auteursrechtelijke beperking van toepassing is. In dit deel wordt daarom een beknopt overzicht gegeven van de auteursrechtelijke beperkingen die van toepassing kunnen zijn op het gebruik van bestaande leermiddelen. Tot slot wordt kort ingegaan op de vraag wie aansprakelijk zou kunnen worden gesteld voor het onrechtmatig gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Het tweede deel betreft de toepassing van open leermiddelen in het onderwijs. Uitgaande van de publieke taak van de openbare onderwijsinstellingen, en met inachtneming van de auteursrechtelijke analyse, wordt in dit deel aandacht besteed aan de vraag welke type open content-licenties het meest geschikt is voor het gebruik van open leermiddelen. Daarnaast komt de kwestie van de handhaving van open content-licenties kort aan de orde. Hoewel andere intellectuele eigendomsrechten (zoals octrooirechten, databankenrechten, en naburige rechten) een rol kunnen spelen bij het maken en verspreiden van open leermiddelen, biedt het auteursrecht de voornaamste vorm van bescherming aan werken van letterkunde, wetenschap of kunst. Voor deze reden zal in deze positie paper geen aandacht worden besteed aan andere intellectuele eigendomsrechten dan het auteursrecht. Het onderzoek is uitgevoerd door dr. L. Guibault, onderzoeker aan het Instituut voor Advies Onderwijs en open leermiddelen, Nr. 20080212/912, Onderwijsraad, Den Haag, september 2008, te vinden op : http://onderwijsraad.nl/upload/publicaties/273/documenten/onderwijs_en_open_leermiddelen.pdf 2 Id., p. 64. 1
5
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
Informatierecht (IViR) en docent auteursrecht aan de Universiteit van Amsterdam, met dank aan haar IViR collega’s, dr. Gerard Mom en mr. Stef van Gompel, voor hun inhoudelijke en taalkundige bijdrage aan deze paper. 2.
Vervaardiging van leermiddelen
Zoals reeds aangegeven moet de vraag over de vervaardiging van leermiddelen worden gescheiden tussen de productie van nieuwe leermiddelen en het (her)gebruik van bestaande leermiddelen. Aan wie komt het auteursrecht op de leermiddelen toe: de onderwijsinstelling waar de docent werknemer is, de freelance docent, of wellicht (ook) de bij de ontwikkeling betrokken leerlingen? En bij het (her)gebruik van bestaande leermiddelen, bij wie berusten daar de auteursrechten: de onderwijsinstelling, de uitgever, of iemand anders? In de twee laatste gevallen is het gebruik van het materiaal aan de toestemming van de rechthebbende onderhevig, tenzij een auteursrechtelijke beperking van toepassing is. Hiervoor is het belangrijk dat de regels van het auteursrecht bij de leraren en andere betrokkene bekend zijn. Daar moet een praktische oplossing voor worden gevonden, waarschijnlijk in de vorm van bewustwordingcampagnes onder docenten. 3 Deel 2.b.2) van dit hoofdstuk zal kort aangeven welke regels van belang zijn voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken in het onderwijs. In deze paper wordt verondersteld dat de geproduceerde leermiddelen een oorspronkelijk karakter hebben en dat ze de stempel van hun maker dragen en aldus auteursrechtelijke bescherming genieten.
a. Productie van leermiddelen Artikel 1 van de Nederlandse Auteurswet bepaalt dat het auteursrecht het uitsluitend recht is van de auteur van een werk. Als regel geldt dat het loutere vervaardigen van een werk impliceert dat de maker de eigenaar is van het auteursrecht erop. Deze regel is echter niet zonder uitzonderingen die in de context van leermiddelen bij het onderwijs van belang kunnen zijn. 4 1) Docent als werknemer Het is waarschijnlijk geen overschatting om te stellen dat de overgrote meerderheid van de leerkracht in loondienst van een school of andere onderwijsinstelling werkt. Krachtens artikel 7 van de Auteurswet (hierna: Aw), wordt de werkgever geacht de auteur te zijn van de werken die zijn gemaakt 'in de dienst van een andere persoon’, dat wil zeggen dat er sprake is van een werkgever-werknemer relatie waarin de verhouding gekenmerkt wordt door gezag en salaris. Als gevolg hiervan wordt de werkgever beschouwd als de oorspronkelijke maker van het werk, tenzij de partijen anders zijn overeenkomen. De toepassing van deze bepaling veronderstelt het bestaan van een arbeidsverhouding, gekenmerkt door de ondergeschikte positie van de werknemer en de betaling van een salaris. Dit zou onder meer personen in dienst van de nationale, provinciale of lokale overheden omvatten, maar zou naar alle waarschijnlijkheid uitsluiten werk verricht door studenten en leerlingen. Het element van ondergeschiktheid is van essentieel belang voor de toepassing van artikel 7 Aw, anders blijven de auteursrechten bij de natuurlijke persoon die het werk heeft verricht. Zie bijvoorbeeld: http://www.auteursrecht.nl/auteursrecht/pagina.asp?pagkey=22256 Zie: J.M.B. Seignette, Challenges to the Creator Doctrine, Deventer/Boston: Kluwer Law International, 1994, Information Law Series – 3. 3 4
6
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
Daarnaast moet, om het vermoeden van fictieve makerschap van de werkgever te laten gelden, het door de werknemer geschapen werk zijn gecreëerd als onderdeel van zijn functieomschrijving. Volgens gangbare opvatting komt het auteursrecht niet zonder meer toe aan de werkgever van alle in dienstverband gemaakte werken. Artikel 7 Aw spreekt van in dienst van een ander verrichte arbeid die bestaat in het vervaardigen van bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst. Tussen het maken van het werk en de dienstbetrekking moet een zeker verband bestaan. Dit hoeft niet altijd per se uit de aanstelling zelf zijn af te leiden, maar hangt in het algemeen af van de omstandigheden. 5 Artikel 7 Aw veronderstelt wel dat de werkgever binnen het raam van de arbeidsverhouding tot het maken van ‘bepaalde werken’ opdracht heeft gegeven of heeft kunnen geven. 6 Met andere woorden, de vervaardiging van het werk moet zijn voortgevloeid uit de taakomschrijving van de werknemer. Dus alleen als een werk gemaakt is overeenkomstig de taakomschrijving van de werknemer kan er sprake zijn van werkgeversauteursrecht. Dit volgt ook uit de literatuur: ‘Het feit dat een werk (mede) in werktijd tot stand komt doet daarop geen rechten voor de werkgever ontstaan als het vervaardigen niet tot de taak van de werknemer behoorde. Echter, waar het verrichten van een bepaald werk wél tot de taak van de werknemer behoort, sluit het feit dat het in de vrije tijd van de werknemer tot stand is gebracht niet uit dat de rechten aan de werkgever toevallen’. 7 In de praktijk bepalen de drie in de onderwijssector geldende collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s) in aanvulling op artikel 7 Aw dat het auteursrecht op werken, die door een werknemer als deel van zijn functie omschrijving worden verricht, bij de werkgever ligt. 18.5 Intellectueel eigendom Indien en voor zover de functie van de werknemer mede omvat het, in opdracht van de werkgever, vervaardigen van bepaalde werken vallend onder het auteursrecht, berust het auteursrecht van die werken bij de werkgever, tenzij anders wordt overeengekomen. 8 11.4 Intellectueel eigendom Indien en voor zover de functie van de werknemer mede omvat het, in opdracht van de werkgever, vervaardigen van bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst, berust het auteursrecht van die werken bij de werkgever, tenzij anders wordt overeengekomen. 9 Intellectueel eigendom en concurrentiebeding Artikel H-36. Het auteurs-, octrooi- of kwekersrecht op werk van letterkunde, wetenschap, kunst in de zin van de Auteurswet, een nieuw voortbrengsel of werkwijze in de N. Van Lingen, Auteursrecht in hoofdlijnen, 5e druk, Groningen, Martinus Nijhoff, 2002, p. 40. J.H. Spoor, F.W. Verkade en D.J.G. Visser, Auteursrecht, 3e druk, Deventer, Kluwer, 2005, p. 44. 7 A. Quaedvlieg, ‘Aspecten van intellecutele eigendom’, in C.J. Loonstra en W.A. Zondag (red.), Sdu Commentaar Arbeidsrecht, Sdu Uitgevers, Den Haag, 2005, p. 1361. 5 6
8 Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs 2008 tot 2010. Te vinden op: http://www.abvakabofnv.nl/docs/cao/cao_59_30_20080701-20100801_t.pdf 9 Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009. Te vinden op: http://www.abvakabofnv.nl/docs/cao/cao_59_28_20070701-20090801_t.pdf
7
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
zin van de Rijksoctrooiwet dan wel het kweken of winnen van een ras waarop een recht kan worden gevestigd in de zin van de Zaaizaad- en Plantgoedwet, komt toe aan de werkgever indien de arbeid door de werknemer in het kader van zijn dienstbetrekking is of wordt verricht, tenzij anders is overeengekomen. 10 De op de drie CAO’s gebaseerde rechtenoverdracht is dus overbodig voor zover het werken betreft die onder artikel 7 Aw vallen. Voor zover de rechtenoverdracht verder gaat en werken omvat die buiten de taakomschrijving van de werknemer werden vervaardigd, blijft de overdracht in beginsel beperkt tot alleen die bevoegdheden waarvan dit in de akte is vermeld of uit de aard of strekking van de titel noodzakelijk voortvloeit. Deze beperking in de omvang van de contractuele rechtenoverdracht vloeit voort uit artikel 2 Aw. Ondanks het feit dat naar de functie van deze wettelijke bepaling binnen het raam van de in de CAO’s opgenomen aanvullende overdrachten weinig onderzoek is gedaan, zou dit in verband met het vervaardigen van leermiddelen door docenten meer aandacht moeten krijgen. Op basis van de CAO’s en artikel 7 Aw verkrijgt de werkgever de economische rechten, oftewel exploitatierechten genoemd, over het werk dat in dienstverband is vervaardigd. Onzeker is echter in hoever de morele rechten, oftewel persoonlijkheidsrechten, op het werk ook bij de fictieve maker behoren. De Auteurswet erkent in artikel 25 (1) enkele morele rechten aan de maker van een werk, die bij de maker blijven zelfs nadat hij zijn auteursrecht aan een derde heeft overgedragen. Morele rechten in het Nederlandse recht omvatten de volgende rechten: a. Het recht zich te verzetten tegen openbaarmaking van het werk zonder vermelding van zijn naam of andere aanduiding als maker, tenzij het verzet zou zijn in strijd met de redelijkheid; b. Het recht zich te verzetten tegen de openbaarmaking van het werk onder een andere naam dan de zijne, alsmede tegen het aanbrengen van enige wijziging in de benaming van het werk of in de aanduiding van de maker, voor zover deze op of in het werk voorkomen, dan wel in verband daarmede zijn openbaar gemaakt; c. Het recht zich te verzetten tegen elke andere wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is, dat het verzet zou zijn in strijd met de redelijkheid; d. Het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid. Op basis van artikel 25 (3) Aw kan een auteur afstand doen van het recht om zich te verzetten tegen een van de in lid a) tot en met c) genoemde morele rechten. Dit betekent dat een auteur zich kan verbinden tegenover de wederpartij geen beroep op deze morele rechten te doen. 11 Zo kan een auteur met een uitgever bij voorbaat afspreken dat hij zich niet zal verzetten tegen het uitgeven van bijvoorbeeld een boek of software programma zonder vermelding van zijn naam. Hetzelfde geldt voor het recht zich te verzetten tegen wijzigingen. De auteur kan echter geen afstand doen van zijn recht om zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid. Ook al heeft de auteur afstand gedaan van zijn recht onder lid c) om zich te verzetten tegen wijzigingen, behoudt hij altijd het recht zich te verzetten tegen 10 Collectieve arbeidsovereenkomst voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, looptijd van 1 februari 2007 tot en met
31 januari 2009. Te vinden op: http://www.cnvo.nl/fileadmin/bestanden/ocnv/downloads/cao-bve-2008.pdf 11
8
N. van Lingen, Auteursrecht in hoofdlijnen, 5e druk, Groningen, Martinus Nijhoff, 2005, p. 115.
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
misvorming, verminking of andere aantasting van zijn werk. Wat als misvorming, verminking of aantasting te beschouwen valt hangt af van de omstandigheden. Te denken valt aan bewerkingen van werken die, hoewel geoorloofd krachtens tevoren verleende toestemming of overdracht door de auteur, zo strijdig zijn met de persoonlijke opvattingen van de auteur dat de grens der toelaatbare interpretatie overschreden is. 12 Er beheerst onenigheid in de literatuur en de rechtspraak over de vraag of een fictieve maker überhaupt morele rechten kan behelzen, gezien morele rechten de speciale band tussen de auteur en zijn werk beschermen. Hoewel de jurisprudentie over dit punt verdeeld is, zijn er enkele uitspraken te vinden die de persoonlijkheidsrechten bij de werkgever erkennen. 13 Meer onderzoek op dit punt zou nodig zijn om meer inzicht te krijgen over de reikwijdte van het makerschap van de werkgever. 2) Docenten als freelancers Hoewel de meerderheid van de docenten en leraren binnen het Nederlandse onderwijssysteem in loondienst is, zijn er toch gevallen waar docenten of leraren als freelancers werken. Bij gebrek aan een arbeidsverhouding, vallen freelancers, evenals elke andere persoon die werkzaamheden uitvoert in opdracht van een ander zonder te zijn gebonden door een arbeidsovereenkomst, niet onder artikel 7 Aw. Tenzij de freelance leraar of docent zijn auteursrechten aan een derde partij heeft overgedragen, blijft hij auteursrechthebbende op basis van artikel 1 Aw 14 . Daarnaast is het niet ondenkbaar dat individuele leraren of docenten in een enkel geval een andere overeenkomst met hun werkgever hebben kunnen bedingen, waarbij ze als auteursrechthebbende op hun werk moeten worden aangemerkt. 3) Leerlingen Voor zover leerlingen meewerken aan het tot stand brengen van leermateriaal, kunnen ze in beginsel ook als maker in de zin van het auteursrecht worden aangeduid. De vraag is wel of ze inderdaad auteursrecht op hun werk genieten of dat er een uitzondering op de makerschapsleer van toepassing is. De rechtspositie van leerlingen ten aanzien van het auteursrecht op hun werk is bijzonder nevelig. Onduidelijkheid bestaat bijvoorbeeld of leerlingen als werknemers van hun school kunnen worden aangeduid met als gevolge dat de auteursrechten op de door hen vervaardigde werken bij de werkgever rusten. Tenzij er sprake is van een verhouding gekenmerkt is door gezag en salaris, is de kans dat de student als werknemer wordt beschouwd niet groot. Naast de werkgever/werknemer verhouding, zou artikel 6 van de Auteurswet, afhankelijk van de omstandigheden, mogelijk van toepassing kunnen zijn. Het stelt dat ‘indien een werk tot stand is gebracht naar het ontwerp van een ander en onder diens leiding en toezicht, wordt deze als de maker van dat werk aangemerkt’. Met andere woorden, indien een werk is gemaakt op basis van het concept en onder de begeleiding en toezicht van een andere persoon, alleen de belangrijkste auteur, dan wordt de directie en niet zijn assistenten beschouwd als de auteur van het werk. Echter, deze bepaling heeft alleen betrekking op werken die intellectueel opgezet, gepland, gemaakt en ingericht door een persoon en uitgevoerd - meer of minder technisch - door een of meer medewerkers. Rubens en zijn volgelingen worden als typische voorbeelden van een dergelijke creatieve Id., p. 112. President Rechtbank Utrecht, 24 december 2008, (Berenschot Groep BV), LJN: BG9124. 14 J. Seignette, Challenges to the creator doctrine, Deventer, Kluwer, 1994. 12 13
9
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
proces genoemd. In de praktijk heeft deze bepaling een nogal beperkte toepassing. Bijvoorbeeld in de omstandigheden van het geval waarin, omdat niet aan alle eisen van artikel 6 van de Auteurswet was voldaan, de Nederlandse Hoge Raad besliste tot het verlenen van gemeenschappelijke eigendom van de exploitatierechten op een foto aan de freelance fotograaf die de foto had gemaakt en aan de uitgever die daartoe opdrachtgever was. 15 Indien noch artikel 6 noch 7 van de Wet van toepassing zijn op de situatie van de leerlingen, moet worden geconcludeerd dat zij de auteursrechthebbende zijn op hun werk. Dit betekent dat voor het gebruik van bijdragen van studenten als onderdeel van leermiddelen hun toestemming vereist is. Toestemming kan worden verleend bijvoorbeeld door de student te vragen om een Creative Commons-licentie aan zijn/haar werk te verbinden. Een andere, meer drastische en voor de student nadelige oplossing zou zijn om hem/haar te vragen het auteursrecht op het betreffende werk schriftelijk over te dragen. Gezien de onduidelijkheid rondom de vraag over de eigendom van rechten op werken die door studenten zijn vervaardigd, zou een standaardprocedure voor het verkrijgen van de toestemming van studenten een praktische oplossing bieden. Zo’n standaardprocedure of ‘best practice guide’ zou kunnen worden opgesteld in samenwerking met de scholen, de leraren en de andere partners van Creative Commons Nederland. 16 4) Gemeenschappelijk makerschap Bij het vervaardigen van leermiddelen is het niet uitgesloten dat meerdere auteurs aan een project verschillende bijdragen leveren. In zo een geval is er sprake of van een verzameling of een gemeenschappelijk werk, waar aparte auteursrechtregels voor gelden. Met betrekking tot de verzameling, bepaalt artikel 5 lid 1 van de Auteurswet dat ‘van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, hetwelk bestaat uit afzonderlijke werken van twee of meer personen, wordt, onverminderd het auteursrecht op ieder werk afzonderlijk, als de maker aangemerkt degene, onder wiens leiding en toezicht het gansche werk is tot stand gebracht, of bij gebreke van dien, degene, die de verschillende werken verzameld heeft’. Het tweede lid van dezelfde bepaling stelt: ‘als inbreuk op het auteursrecht op het gansche werk wordt beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van eenig daarin opgenomen afzonderlijk werk, waarop auteursrecht bestaat, door een ander dan den maker daarvan of diens rechtverkrijgenden’. Artikel 5 kan derhalve van toepassing zijn, bijvoorbeeld wanneer verschillende elementen die door verschillende auteurs zijn verricht, bijeen worden gebracht en samengevoegd door een andere persoon die, zonder afbreuk te doen aan de rechten van de individuele auteurs, dan geacht wordt de auteur van het hele werk te zijn. Typische voorbeelden van verzamelwerken zijn encyclopedieën, bloemlezingen en readers. Of een educatief project waarin de bijdragen van verschillende auteurs door een docent worden samengevoegd als een verzameling mag worden beschouwd, hangt af van de omstandigheden. De Auteurswet bevat maar één bepaling, in de afdeling betreffende de uitoefening en handhaving van rechten, die betrekking heeft op werken die door meer dan een auteur zijn gemaakt. Deze bepaling is echter stil over wanneer er sprake is van gemeenschappelijk auteursrecht. Artikel 26 bepaalt dat ‘indien aan twee of meer personen een gemeenschappelijk auteursrecht op een zelfde werk toekomt, kan, tenzij J.H. Spoor, F.W. Verkade and D.J.G. Visser 2004, Auteursrecht, 2e druk, Deventer, Kluwer, 2005, p. 30. Creative Commons Nederland is een samenwerkingsverband tussen Stichting Nederland Kennisland, Waag Society en het Instituut voor Informatierecht.
15
16
10
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
anders is overeengekomen, de handhaving van dit recht door ieder hunner geschieden.’ Gezien de stilte van de Wet, moest de rechtspraak regels ontwikkelen met betrekking tot het auteurschap en eigenaarschap van de werken die door meerdere auteurs werden geschapen. Als gevolg hiervan maken rechtbanken een verschil tussen, aan de ene kant, de situatie waar het werk het resultaat is van een nauwe samenwerking tussen de auteurs zodanig dat de individuele bijdragen niet kunnen worden gescheiden van elkaar, en aan de andere kant, de situatie waarin de individuele bijdragen duidelijk identificeerbaar zijn. Wanneer een gezamenlijk werk bestaat uit verschillende vormen van expressie (tekst/afbeelding, tekst/muziek en muziek/film), worden de individuele bijdragen over het algemeen als scheidbaar beschouwd. Binnen een zelfde vorm van expressie, worden de bijdragen verondersteld onafscheidelijk te zijn. In geval van twijfel is de gescheidenheid van de verschillende auteursbijdragen een kwestie waarover per geval moet worden beslist. 17 De gevolgen van deze regel zijn aanzienlijk. In het geval van onderscheiden bijdragen, beschikt elke auteur over een apart recht met betrekking tot zijn eigen bijdrage, dat hij zelfstandig kan uitoefenen afzonderlijk van de anderen. In tegenstelling hiertoe, genieten alle auteurs van bijdragen die deel uitmaken van een ondeelbaar werk het gezamenlijke eigendom van de rechten op het werk. Deze rechten moeten met de instemming van elke andere auteur worden uitgeoefend. In een zaak tegen de Wageningen Universiteit werd het makerschap van de CD-rom getiteld ‘The Biology of Lower Plants’ betwist. Ten behoeve van het onderwijs over lagere planten werd in 1995 een project tot stand gebracht ter realisering van een op het universitair onderwijs gerichte CD-rom. De CD is een omzetting van het door B in samenwerking met mevrouw G samengestelde en reeds vele jaren voor het onderwijs gebruikte collegedictaat, met medewerking van X tot in 1999. Op de CD, dat in 2000 is uitgebracht, is de Wageningen Universiteit als enige auteursrechthebbende vermeld en als functiebeschrijving van X is de functie ‘assistant mosses’ vermeld. 18 Volgens de rechtbank is de CD-rom een co-productie, dat tot stand is gekomen in een projectgroep. Hoewel het collegedictaat van B als uitgangspunt diende voor de totstandkoming van de CD-rom en B ook de projectleider was, werd geoordeeld dat de CD-rom niet zodanig naar het ontwerp van B en onder diens leiding en toezicht tot stand is gekomen dat B daarvan als de maker zou moeten worden aangemerkt. Overigens kwam de rechtbank ook tot het oordeel dat niet bleek dat één van de overige leden wegens zijn speciale inbreng in het geheel als maker van dat geheel moest worden aangemerkt. De rechtbank was daarom van oordeel dat als maker van de CD-rom de projectgroep moest worden aangemerkt. Dit leidde tot het oordeel dat er sprake was van co-auteurschap van een gemeenschappelijk werk en dat X één van de co-auteurs was. Omdat geen inzicht bestond in de rechtspositie van de projectgroepleden, werd niet ingegaan op de beoordeling van de vraag of X en de Universiteit, dan wel X en elk projectgroeplid afzonderlijk als co-auteurs dienden te worden aangemerkt. 5) Bijzondere regels voor filmwerken In tegenstelling tot andere categorieën werken, omvat de Auteurswet bijzondere regels voor filmwerken omdat deze doorgaans worden gecreëerd door meerdere makers. De Auteurswet definieert een cinematografisch werk als ‘een werk bestaande uit een 17
18
M. Frequin, Auteursrechtgids voor de Nederlandse praktijk, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2005, p. 35. Rechtbank Arnhem, 23 juni 2004 (X. v. Stichting Wageningen Universiteit En Researchcentrum), LJN: AP4281.
11
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
opeenvolging van beelden, met of zonder geluid, ongeacht de wijze van vastlegging, indien wordt vastgesteld’. Deze definitie omvat alle vormen van audiovisuele producties, inclusief live televisie-uitzendingen. Volgens artikel 45 bis (2) Aw, worden de natuurlijke personen die een bijdrage van een creatieve aard leveren voor het initiëren van dergelijke werkzaamheden geacht de auteurs daarvan te zijn. Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, worden de auteurs door de Wet geacht hun economische rechten aan de producent van de audiovisuele werken te hebben overgedragen, gedefinieerd als de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het maken van de werkzaamheden met betrekking tot de exploitatie. Dit vermoeden geldt niet voor de auteurs van muziek en liedteksten, evenals het recht op aanpassing van het werk, afgezien van vorm, ondertiteling en synchronisatie. Echter, het vermoeden van overdracht van het recht om de werken aan het publiek omvat ook het verhuur- en uitleenrecht van de audiovisuele werken. Ieder auteur kan, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, zijn eigen bijdrage exploiteren mits die kan worden gescheiden van het audiovisueel werk (artikel 45(g) Aw). Het filmrecht kent ook verschillende regels met betrekking tot de morele rechten van de makers, die een vermeldenswaard zijn. Met betrekking tot de auteurs van een audiovisueel werk, artikel 45(e) van de Auteurswet bevat een aantal gedetailleerde voorschriften over het recht van de auteur om als zodanig te worden benoemd. Volgens artikel 45(f) Aw, de auteurs van een audiovisueel werk worden geacht afstand te hebben gedaan van hun recht om zich te verzetten tegen veranderingen in hun bijdragen ten opzichte van de exploitant, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen. De vraag aan wie het auteursrecht toekomt in het kader van in het onderwijs ontwikkelde leermiddelen, zal per geval beantwoord moeten worden met inachtneming van de werkverhouding tussen de docent en de onderwijsinstelling en van het aantal auteurs, dat bij het project betrokken is.
b. (Her)gebruik van bestaande leermiddelen Bij het samenstellen van leermiddelen is het goed denkbaar dat een auteur het wiel niet opnieuw zal willen uitvinden. Hij zal dus gebruik van bestaand materiaal willen maken om het in een nieuw werk te bewerken. Dit bestaand materiaal kan of door hemzelf eerder zijn vervaardigd of door een derde. De vraag rijst wie rechthebbende is op dit materiaal en, indien de rechten bij een derde persoon rusten, in hoeverre een auteur dit materiaal zonder de voorafgaande toestemming van de rechthebbende mag gebruiken. 1) Rechten op bestaande leermiddelen In het simpelste geval is de auteur van het bestaande leermateriaal ook zelf de rechthebbende of is het zijn werkgever. Maar het kan ook gebeuren dat de oorspronkelijke maker alle rechten aan een derde, een uitgever bijvoorbeeld, heeft overgedragen. De vraag is dus of deze rechtenoverdracht ook de ‘elektronische’ rechten op dit materiaal omvat. Dit hangt voornamelijk van af van wanneer de overdracht werd getekend ter voordeel van de uitgever. Artikel 2 lid 2 van de Auteurswet bepaalt dat de overdracht alleen die bevoegdheden omvat waarvan dit in de akte is vermeld of uit de aard of strekking van de titel noodzakelijk voortvloeit. Vormt artikel 2 lid 2 Aw een obstakel voor het overdragen van rechten ten aanzien van toekomstige exploitatiewijzen? Vermeldenswaard is een vonnis van de Haarlemse rechtbank. De rechtbank stelt voorop
12
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
dat een overdracht ingevolge artikel 2 Aw restrictief moet worden uitgelegd. ‘Dit betekent onder meer dat onder die overdracht niet vallen rechten op exploitatievormen die op het moment van de overdracht nog niet bekend waren.’ 19 Over de vraag of een ‘oude’ licentie tevens ‘nieuwe’ exploitatiewijzen omvat, bestaat inmiddels vrij veel jurisprudentie. Vrijwel zonder uitzondering luidt het oordeel in de rechtspraak – dikwijls onder verwijzing naar het Haviltex-criterium – negatief. Exploitatievormen die ten tijde van de licentieverlening onbekend of onvoorzienbaar waren, worden op grond van de redelijkheid en billijkheid niet door de licentie bestreken. 20 Indien het contract voor het begin van de jaren 1990 werd gesloten, is de kans groot dat een rechter zou oordelen dat de rechten nog steeds bij de auteur rusten. Ten aanzien van contracten die betrekking hebben tot recentere werken zijn de ‘elektronische’ rechten vermoedelijk in de overdracht aan de uitgever meegenomen. Uit eerder onderzoek 21 blijkt inderdaad dat de sector van de educatieve uitgeverij in Nederland sterk is geconcentreerd en wordt gekenmerkt door uitgeefcontracten die voorzien in zeer vergaande rechtenverlening (doorgaans overdracht), waarbij dikwijls zelfs het recht tot ingrijpende bewerking is inbegrepen. Ook het doen van afstand van enkele (voor afstand vatbare) morele rechten genoemd in artikel 25 Aw behoort tot de vaste gebruiken in de educatieve sector. 22 Educatieve uitgevers beroepen zich in dit verband op de noodzaak om educatieve werken (leergangen, formules, methoden), die vaak in teamverband worden ontwikkeld, na het vertrek of de dood van één van de auteurs door andere auteurs te laten voortzetten. Indien uit de uitleg van een (oude) uitgeefovereenkomst blijkt dat de elektronische rechten geen deel uitmaken van de overdracht aan de uitgever, omdat bijvoorbeeld het contract werd getekend voor de opkomst van de digitale technologie, blijven deze rechten bij de oorspronkelijke maker. In dit geval, behoudt de oorspronkelijke maker (dat wil zeggen, óf de school óf de docent afhankelijk van de werkverhouding tussen die twee) de bevoegdheid om de elektronische rechten op de leermiddelen te exploiteren, bijvoorbeeld door middel van een open content licentie. 2) (Her)gebruik van leermiddelen Hoewel sommige leermiddelen reeds beschikbaar zijn onder open content licenties, zoals Open CourseWare (OCW) en Wikipedia, is dit niet zo voor de meeste leermiddelen. Als de auteur zelf of zijn werkgever niet de rechthebbende is op het bestaande leermateriaal, mag dit materiaal alleen met de toestemming van de rechthebbende worden gebruikt, tenzij een auteursrechtelijke beperking van toepassing is. Dit geldt natuurlijk ook voor werken die bijvoorbeeld op het Internet of elders ter beschikking worden gesteld. Toestemming van de rechthebbende is vereist voor zowel het verveelvoudigen als het openbaarmaken van het werk. Onder de verveelvoudiging van een werk van letterkunde, 19
Rb. Haarlem 3 december 2003, AMI 2004-3, p. 111 (Knudde); zie daarentegen Rb. Amsterdam 14 december 1923, NJ 1924, 1178, geciteerd bij K.J. Koelman, “De Overdracht overdacht”, Informatierecht/AMI, 1998, p. 69-79, p. 77. 20 Zie onder meer Pres. Rb. Amsterdam 17 juli 1997, Informatierecht/AMI 1997-8, p. 168 (Kodo/Canon); Rb. Amsterdam 24 september 1997, Informatierecht/AMI 1997-9, p. 194 (Heg cs./De Volkskrant); Rb. Amsterdam 9 augustus 2000, AMI 2001-3, p. 66 (PCM/freelancers); Hof Amsterdam 2 mei 2002, AMI 2002-4, p. 144 (Stam/De Volkskrant); Rb. Utrecht 18 september 2002, AMI 2003-1, p. 33 (NVJ/PCM). 21 P.B. Hugenholtz en L. Guibault, Auteurscontractenrecht: naar een wettelijke regeling?, rapport geschreven in opdracht van het WODC (Ministerie van Justitie), Amsterdam, 2004, p. 20. 22 Opmerkelijk is dat een breed overdracht van auteursrecht van de docent of school aan de uitgever wordt aanbevolen als oplossing voor het probleem van meervoudig makerschap zelfs in een memo geschreven in opdracht van Experimenten Leermiddelen, in het kader van de NOVO2-projecten. Zie http://www.onderbouwvo.nl/ventura/?694_d907_eindrapport_novo2.doc.
13
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
wetenschap of kunst wordt mede verstaan de vertaling, de muziekschikking, de verfilming of toneelbewerking en in het algemeen iedere gehele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt. Het begrip ‘openbaarmaken’ is ook zeer breed en omvat alle materiële en immateriële vormen van openbaarmaking. Als uitzondering op dit uitsluitende recht van de rechthebbende is artikel 12 lid 5 Aw: ‘Onder een voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar wordt niet begrepen die welke uitsluitend dient tot het onderwijs dat vanwege de overheid of vanwege een rechtspersoon zonder winstoogmerk wordt gegeven, voor zover de voordracht, op- of uitvoering of voorstelling deel uitmaakt van het schoolwerkplan of leerplan voor zover van toepassing, of tot een wetenschappelijk doel. Onder de verschillende auteursrechtelijke beperkingen opgesomd in hoofdstuk 6 van de Auteurswet, is voor het onderwijs artikel 16 van belang. Deze bepaling stelt dat: 1. Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking van gedeelten ervan uitsluitend ter toelichting bij het onderwijs, voor zover dit door het beoogde, niet-commerciële doel wordt gerechtvaardigd, mits: 1° het werk waaruit is overgenomen rechtmatig openbaar gemaakt is; 2° het overnemen in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is; 3° artikel 25 in acht wordt genomen; 4° Voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke wijze wordt vermeld; en 5° aan de maker of zijn rechtverkrijgenden een billijke vergoeding wordt betaald. De Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, PRO, is opgericht door het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) om de collectieve administratie te verzorgen van auteursrechten voor uitgevers. Inmiddels voert Stichting PRO de administratie van het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal in onderwijspublicaties. Onderwijsinstellingen betalen een vergoeding voor overnames uit auteursrechtelijk beschermde werken die in onderwijspublicaties worden opgenomen. Voor de universiteiten, hogescholen en instellingen van middelbaar beroepsonderwijs is bij Stichting PRO een afkoopregeling voor het overnemen van korte gedeelten beschikbaar. Deze afkoopregeling is een uitwerking van de wettelijke voorwaarden waaronder het overnemen van korte gedeelten en korte werken in onderwijspublicaties is toegestaan. De grens tussen korte en zogenaamde niet-korte gedeelten en de hoogte van de billijke vergoeding is in readerovereenkomsten met overkoepelende organisaties gedefinieerd. 23 Op basis van artikel 16b en 16h t/m 16m van de Wet over privé kopieën en reprografische verveelvoudigingen, int Stichting Reprorecht auteursrechtelijke vergoedingen voor het kopiëren van korte gedeelten uit boeken, tijdschriften en dagbladen. Stichting Reprorecht keert deze vergoedingen jaarlijks uit aan de rechthebbende uitgevers. De uitgevers dienen de helft van de vergoeding aan hun auteurs door te betalen. 23
Stichting PRO, Jaarverslag 2007, op:http://www.cedar.nl/pro/Stichting%20PRO%20Jaarverslag%202007.pdf
14
te
vinden
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
Geen van deze auteursrechtelijke beperkingen kan echter dienen als basis voor het samenstellen van nieuwe leermiddelen zonder de toestemming van de auteur. Hetzelfde geldt ook voor het citaatrecht dat in artikel 15a van de Wet staat geregeld. De reikwijdte van alle beperkingen is te eng om de mogelijkheid te bieden een afgeleid werk te maken. Zelfs als de billijke vergoeding onder artikel 16 of 16h wordt betaald, heeft de gebruiker geen recht om een bewerking van het werk te maken. Uiteraard is het toepassen van een open content licentie op bestaand materiaal waarop de auteursrechten bij een derde partij horen helemaal uitgesloten. Het is dus zeer belangrijk dat alle door het onderwijs betrokkene, inclusief leraren, docenten, administratie, en leerlingen, op de hoogte zijn van de grenzen die aan het gebruik van andermans werk zijn gesteld. Hier is er werk weggelegd voor het voeren van informatie campagnes om de inhoud en reikwijdte van de auteursrechtelijke regels aan het publiek uit te leggen. Voor elke verveelvoudiging en openbaarmaking van een werk die buiten de reikwijdte van de auteursrechtelijke beperkingen valt is toestemming nodig van de rechthebbende. In de praktijk is het verkrijgen van de toestemming van alle rechthebbenden op auteursrechtelijk beschermd materiaal vaak zeer omslachtig. 24 Bijzonder problematische situaties kunnen ontstaan bij het verkrijgen van de toestemming als een werk door meerdere auteurs is gemaakt of als de rechthebbenden onbekend of ontraceerbaar zijn. Bij gebrek aan toestemming kan het (her)gebruik van beschermde leermiddelen inbreuk op het auteursrecht van de rechthebbende opleveren. Wie van de onderwijsinstelling, de docent of de leerling, aansprakelijk moet worden gesteld voor de inbreuk op het auteursrecht hangt af van de omstandigheden. De fysieke persoon die de inbreuk pleegt zou aansprakelijk kunnen worden gesteld. Indien een docent in loondienst bij een onderwijsinstelling inbreuk pleegt binnen het kader van de uitoefening van zijn functies, zou deze instelling ook aansprakelijk kunnen worden gesteld, krachtens de algemene regels over onrechtmatige daad. Het is dus belangrijk dat een praktische oplossing wordt gezocht voor het verkrijgen van de toestemming van de rechthebbenden voor het (her)gebruik van leermiddelen. 3.
Licentiëren van leermiddelen
Als de rechthebbende op leermiddelen is geïdentificeerd, kan worden nagedacht over de voorwaarden waaronder het materiaal wordt uitgebracht. Open content licenties liggen eigenlijk voor de hand voor het gebruik van leermiddelen. In het navolgende bespreek ik het Creative Commons-licentie systeem en de handhaving ervan.
a. Creative Commons Licenties Van de vele licentie-modellen gebaseerd op de 'open content' ideologie, is de meest succesvolle toepassing tot nu toe het Creative Commons-initiatief (creativecommons.org), dat in eerste instantie in de Verenigde Staten werd opgericht, maar zich nu snel verspreidt over de hele wereld. Creative Commons (CC) heeft een reeks standaard-licenties ontwikkeld, die het mogelijk maken voor auteurs om hun literaire, muziek of audiovisuele werken onder ruime licentievoorwaarden te verspreiden, zonder verlies van hun auteursrecht. Hoewel het auteursrecht de standaardregel kent van ‘Alle rechten voorbehouden’, waardoor toestemming nodig is voor (vrijwel) elk gebruik van een werk, tracht CC een klimaat te scheppen waarin ‘Sommige rechten Zie: P.B. Hugenholtz, M. van Eechoud, S. van Gompel et al., The Recasting of Copyright and Related Rights for the Knowledge Economy, rapport aan de Europese Commissie, Amsterdam, IViR, November 2006, pp. 159195.
24
15
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
voorbehouden’ of zelfs ‘Geen rechten voorbehouden’ als norm fungeert. Het CClicenties systeem biedt uiteenlopende voorkeuren aan de auteurs en tegelijkertijd blijft het eenvoudig en gemakkelijk te gebruiken voor zowel de auteurs en de gebruikers van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Het mechanisme om dit doel te bereiken is via een gestandaardiseerde en geautomatiseerde licenties infrastructuur. 25 Creative Commons Nederland biedt op haar website http://creativecommons.nl/ verschillende licenties aan, die auteurs in staat stellen specifieke voorwaarden aan de exploitatie van hun werk te verbinden. Auteurs kunnen bij ieder afzonderlijk werk van te voren aangeven onder welke voorwaarden gebruik is toegestaan. Dankzij deze gestandaardiseerde en geautomatiseerde licenties, is het voor gebruikers van het werk niet langer noodzakelijk voor ieder gebruik van het werk tevoren contact op te nemen met de auteursrechthebbende (of met houders van naburige rechten, databankrechten en/of enige andere toepasselijke rechten). Het werk wordt dus voor een ieder beschikbaar gesteld overeenkomstig de voorwaarden van de gekozen Creative Commons licentie. Vier kernbedingen kunnen in zes Creative Commons licenties worden gecombineerd: Naamsvermelding, Niet Commercieel, Geen Afgeleide Werken en Gelijk Delen. De zes beschikbare Creative Commons licenties zijn, van meest vrijgevende tot meest restrictieve licentie:
25
1.
Naamsvermelding Het werk - of een afgeleide werk ervan - kan worden gekopieerd, veranderd, verspreid en vertoond, onder de enkele voorwaarde dat de naam van de maker wordt vermeld.
2.
Naamsvermelding-GelijkDelen Deze licentie geeft anderen dezelfde rechten als een Naamsvermelding licentie, met de toevoeging dat elke nieuwe ontstane creatie onder dezelfde licentie wordt aangeboden.
3.
Naamsvermelding-GeenAfgeleideWerken Het werk mag worden verspreid, commercieel en niet-commercieel, mits in de originele staat en met vermelding van de naam van de maker.
4.
Naamsvermelding-NietCommercieel Anderen mogen het werk gebruiken en veranderen zolang ze dit nietcommercieel doen en onder vermelding van de maker.
5.
Naamsvermelding-NietCommercieel-GelijkDelen Anderen mogen het werk gebruiken en veranderen zolang ze dit nietcommercieel doen, onder vermelding van de naam van de maker en onder de voorwaarde dat elke nieuwe creatie onder dezelfde licentie wordt aangeboden.
6.
Naamsvermelding-NietCommercieelGeenAfgeleideWerken Dit is de meest restrictieve licentie. Anderen mogen het werk verspreiden - niet
L. Guibault, ‘Halleluja: Buma's aansluitvoorwaarden krijgen zegen van NMa!’, AMI, 2008-4, p. 85-93.
16
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
veranderen-, zolang ze dit niet-commercieel doen en onder vermelding van de naam van de maker. Naast de vier bovengenoemde basisbedingen, ligt aan elke Creative Commons licentie een aantal standaardvoorwaarden ten grondslag. 26 Met inachtneming van de voorwaarden van de gekozen licentie verleent de licentiegever aan de gebruiker een wereldwijde, nietexclusieve licentie om de daarin genoemde handelingen met betrekking tot het werk vrij van royalty's uit te oefenen voor de duur van de toepasselijke intellectuele eigendomsrechten. De gebruiker mag de verleende bevoegdheden uitoefenen met behulp van alle thans bekende media, dragers en formats. Tevens is de gebruiker gerechtigd om technische wijzigingen aan te brengen die noodzakelijk zijn om de bevoegdheden met behulp van andere media, dragers en formats uit te oefenen. Belangrijk is ook op te merken dat het Creative Commons licentiesysteem in principe geen verschil maakt tussen digitale en analoge werken, noch tussen verschillende soorten auteursrechtelijk relevante handelingen, zoals het verveelvoudigen of het openbaar maken. 27 Zoals in artikel 2 van elke CC licentie is gesteld, strekt niets in de licentie ertoe om de bevoegdheden te beperken die voortvloeien uit de in de wetgeving voorziene beperkingen en uitputting van de uitsluitende rechten van de betrokken rechthebbenden. Alle niet uitdrukkelijk verleende bevoegdheden blijven voorbehouden aan de licentiegever. Daarnaast is het de gebruiker niet toegestaan om het werk te verspreiden, in het openbaar te vertonen, op- of uit te voeren of online beschikbaar te stellen met toepassing van technologische voorzieningen, indien daardoor de voorwaarden van de licentie worden beperkt danwel het toekomstige ontvangers van het werk onmogelijk wordt gemaakt om de bevoegdheden krachtens de licentie uit te oefenen. 28 Met andere woorden, de gebruiker mag het werk niet verder verspreiden of anderszins beschikbaar stellen door middel van een Digital Rights Management (DRM) systeem dat er vervolgens voor zorgt dat de ontvanger het werk niet volgens de licentievoorwaarden kan gebruiken. Verder is de licentie onherroepelijk. Dat wil zeggen dat op het moment dat het werk onder een CC licentie op het Internet verspreid is, de auteur zijn mening niet meer kan veranderen en ook de licentie niet meer kan intrekken. Ten aanzien van elke CC licentie geldt, dat de gebruiker het werk uitsluitend mag gebruiken met inachtneming van de voorwaarden van de gekozen licentie. Daarvoor dient de gebruiker een kopie van, of de Uniform Resource Identifier voor, de desbetreffende CC-licentie aan te brengen op elk exemplaar van het werk dat hij verspreidt, in het openbaar vertoont, op- of uitvoert, of on-line beschikbaar stelt. 29 Met betrekking tot nieuw leermateriaal waarop de school het auteursrecht heeft, rijst de vraag welke combinatie van CC-licentievoorwaarden het meest geschikt is om de doelstellingen van onderwijsinstellingen het best te verwezenlijken. Voor het hogere onderwijs adviseert Stichting SURF het gebruik van de meest liberale Creative Commons licentie, namelijk Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland, omdat het zowel toekomstig gebruik van de repositories als de ontwikkeling van diensten toestaat. 30 Op basis van deze licentie mag een gebruiker een werk - al dan niet voor commerciële Alle hierna besproken licentievoorwaarden zijn gebaseerd op CC licenties versie 3.0. N. Hendriks, ‘Creative commons in Nederland: flexibel auteursrecht’, AMI 2006/1, p. 1-7, p. 2 ook te vinden op: http://creativecommons.nl/meer-weten/cc-en-nl-auteursrecht/ 28 Zie: http://creativecommons.org/license/?lang=nl 29N. Hendriks, ‘Creative Commons in Nederland: flexibel auteursrecht’, AMI 2006/1, p. 1-7, p. 2, http://creativecommons.nl/meer-weten/cc-en-nl-auteursrecht/ 30 Paul Keller and Wilma Mossink, Hergebruik van materiaal in onderzoeks- en onderwijsomgevingen rapport van Creative Commons Nederland and SURFDirect, Utrecht, Stichting Surf, december 2008, p. 31. 26
27
17
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
doeleinden - kopiëren, verspreiden en doorgeven en er afgeleide werken van maken en distribueren. Voorwaarde is dat de naam van de maker of een andere door de licentiegever aangewezen persoon of instelling (zoals de Universiteit of een Journal) wordt vermeld en dat afgeleide werken duidelijk als zodanig worden benoemd. Hiermee is de Creative Commons Naamsvermelding Licentie voldoende flexibel om aan de eisen van verschillende constellaties binnen het hoger onderwijs te voldoen. 31 Wat voor het hogere onderwijs geldt, geldt echter niet per se ook voor het basis- of voortgezet onderwijs. Het is niet ondenkbaar dat het gebruik van een andere combinatie van voorwaarden (bijvoorbeeld met een GelijkDelen of NietCommercieel beding) beter aansluit aan de behoeftes van deze onderdelen binnen het onderwijssysteem. Voor het gebruik van CC-licenties in samenhang met een bestaand werk kan een belangrijk probleem zijn dat alle auteursrechten op het werk volledig aan een uitgever zijn overgedragen, met als gevolg dat de auteur geen bevoegdheid meer heeft om zijn werk zonder toestemming van de uitgever te verveelvoudigen of openbaar te maken. Het kan ook zijn dat de school alleen de online exploitatierechten op een bestaand werk nog in handen heeft. In dit geval zou een CC-licentie op dit digitale werk kunnen worden toegepast. Hier moet worden opgemerkt dat het CC licentiesysteem geen verschil maakt tussen analoge en digitale auteursrechtelijke relevante handelingen of tussen verschillende exploitatievormen. In theorie, zou dit de (onterechte) indruk kunnen wekken dat de school eigenaar is van alle rechten op dat werk. In de praktijk zal dit waarschijnlijk geen probleem van betekenis opleveren gezien de licentie alleen aan het digitale werk is gekoppeld, en niet aan een stoffelijk exemplaar van dat werk, wat de intentie van de licentiegever duidelijk maakt.
b. Handhaving van Creative Commons licenties Afhankelijk van de omstandigheden, kan het nodig zijn om de rechten die voortvloeien uit de licentie tegen een derde partij te handhaven, hetzij op basis van een vermeende schending van de contractuele verplichtingen of op basis van een vermeende schending van het auteursrecht. Als het gaat om het verzuimen van een licentienemer om gewijzigde versies van het werk te distribueren volgens de voorwaarden van de CClicentie, of negeren van het feit dat hij een royalty moet betalen voor het gebruik van het werk, of het verzuim om de tekst van de licentie beschikbaar te stellen aan andere licentienemers, dan zou dit waarschijnlijk leiden tot een actie op basis van een vermeende schending van de verplichtingen uit hoofde van het contract. Daarentegen, als de licentiehouder niet is vergeten de naam te vermelden van alle auteurs die bijdragen aan het project, dan zou de licentiegever waarschijnlijk beginnen met een actie tegen hem wegens schending van het auteursrecht. Ongeacht de aard van de vordering die moet worden uitgeoefend, blijft de vraag wie het recht heeft om een gerechtelijke procedure aan te spannen tegen vermeende inbreukmakers. Het auteurschap van rechten met betrekking tot een bepaald werk is doorslaggevend, omdat het dient vast te stellen wie de eigenaar is van de rechten op het werk, en meer in het bijzonder omdat het dient te bepalen wie het recht heeft tot uitoefening van de exclusieve rechten op het werk. Hoewel de Nederlandse Auteurswet vrij laconiek is over het vraagstuk van het eigendom van rechten met betrekking tot collectieve werken, bepaalt artikel 26 Aw dat ’wanneer het auteursrecht op een werk behoort tot twee of 31 Id.; zie ook : ccLearn, What status for “open”? An examination of the licensing policies of open educational organizations and projects, The William and Flora Hewlett Foundation, San Francisco, Creative Commons, December 2008.
18
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
meer personen, het auteursrecht kan worden afgedwongen door een van hen, tenzij anders overeengekomen is. Uit deze bepaling kan worden afgeleid dat de co-auteurs van de rechten op een werk waarvan de individuele bijdragen niet kunnen worden onderscheiden, gezamenlijke eigenaren van de rechten op dit werk zijn. De uitoefening van de rechten die in gezamenlijk eigendom vallen, moeten in beginsel gezamenlijk door alle co-auteurs worden uitgeoefend. In het geval van onderscheiden bijdragen, artikel 26 Aw bepaalt dat elke individuele auteur mag zijn rechten handhaven, inclusief tegen een andere co-auteur. De bepaling van artikel 26 Aw geldt echter alleen zolang de partijen niet anders hebben bepaald in een contractuele overeenkomst. Bij gebrek aan zo een bepaling waarbij een of meer partijen gezamenlijk of zelfstandig, een gerechtelijke procedure tegen een vermeende inbreukmaker, kunnen inspannen, zou elke actie moeten worden ingesteld met instemming van alle co-auteurs. De handhaving van rechten op een verzameling van werken 'kan iets gemakkelijker uitkomen: de persoon onder wiens leiding en toezicht op het werk als geheel is gedaan of de samensteller van de verschillende bijdragen heeft de bevoegdheid om zelfstandig een procedure te starten tegen derde partijen vanwege de vermeende schending van een bijdrage opgenomen in de collectie. De samensteller is niet verplicht om de samenwerking van de auteurs van de onderliggende bijdragen te vragen, omdat hij is zelf auteursrechthebbende op het werk. Natuurlijk heeft de samensteller geen recht om een gerechtelijke procedure te starten, indien de derde partij de toestemming van elke individuele auteur heeft verkregen. In het geval van onderwijsmiddelen, leveren de licentiehouders vaak zelf bijdragen aan materiaal wat hen de mogelijkheid biedt voor het indienen van een aanklacht, individueel of samen met de andere co-auteurs. Volgens artikel 27a Aw, kan een licentiehouder alleen een vordering beginnen als hij van de auteur of zijn rechtverkrijgende toestemming heeft verkregen. De licentienemer is over het algemeen afhankelijk van de auteur of hij wel of niet maatregelen zal nemen tegen inbreuk door derden. Artikel 28 lid 6 Aw stelt: ‘Tenzij anders is overeengekomen, heeft de licentienemer het recht de uit de leden 1-6 voortvloeiende bevoegdheden uit te oefenen, voor zover deze strekken tot bescherming van de rechten waarvan de uitoefening hem is toegestaan.’ Gezien de potentiële hoeveelheid van auteurs die aan een gezamenlijk werk meewerken is het misschien raadzaam om alle rechten in een hand te concentreren. Een noemenswaardig voorbeeld in dit verband is de Fiduciary Licence Agreement van de Free Software Foundation Europe, op het gebied van open source software. Verder onderzoek zou moeten uitwijzen hoe met de handhaving van de rechten van meerdere auteurs het best kan worden omgegaan, of deze rechten in een hand zouden moeten worden geconcentreerd, en zo ja, in welke hand.
4. Conclusie De conclusie is dat het verspreiden van leermiddelen onder een open content licentie systeem zoals dat van Creative Commons verder juridisch onderzoek vereist. Een belangrijke voorvraag bij de toepassing van open content-licenties op leermiddelen is de eigendomsvraag. De rechtspositie van de auteurs op een gezamenlijk werk vergt uitgebreid onderzoek. Daarnaast is, met betrekking tot het (elektronisch) hergebruik van bestaand materiaal met name de vraag van belang bij wie de ‘elektronische’ rechten erop berusten; hierbij spelen ook contractuele vragen een rol. Een belangrijk praktisch probleem is het gebrek aan auteursrechtelijke basiskennis onder docenten die 19
L. Guibault, ‘Auteursrecht en open leermiddelen’
POSITION PAPER
leermiddelen ontwikkelen. Hier valt te denken aan een informatiecampagne gericht aan de docenten, leraren, administraties en leerlingen. De vraag welke type open contentlicentie, uitgaande van de publieke taak van de openbare onderwijsinstellingen en met inachtneming van de auteursrechtelijke analyse, het meest geschikt is voor het gebruik van open leermiddelen moet ook worden onderzocht. Ten slotte zou een praktische oplossing voor de handhaving van Creative Commons licenties moeten worden gevonden.
20
Zeven mythes over open leermiddelen Robert Schuwer en Darco Jansen
11 april 2009 E-mailadressen auteurs: Robert Schuwer:
[email protected] Darco Jansen:
[email protected]
Zeven mythes over open leermiddelen van Robert Schuwer en Darco Jansen is in licentie gegeven volgens een Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Gebaseerd op een werk op http://www.openmethodes.nl.
1
Zeven mythes over open leermiddelen
Inleiding Er zijn steeds meer open leermiddelen op het internet te vinden. Sinds het Massachusetts Institute of Technology (MIT) in 2001 begon met het gratis via internet beschikbaar stellen van hun cursusmateriaal, hebben talloze instituten in de wereld dit voorbeeld gevolgd. Veelal worden ze gepubliceerd onder een licentie die het kopiëren van dat onderwijsmateriaal en (afhankelijk van de gekozen licentie) ook het bewerken en verspreiden expliciet toestaat. In de VS is dit mede ingegeven door de crisis rond dure schoolboeken (meer dan $100 per boek). Ook rond wetenschappelijke publicaties bestaat er een zogenaamde ‘tijdschriftencrisis’ waarbij bibliotheken worden geconfronteerd met steeds hoger worden prijzen. De financiële problemen leiden ertoe dat bibliotheken tijdschriften afstoten waardoor de toegang tot wetenschappelijk kennis vermindert. Evenzo is zo’n beweging merkbaar rond leermiddelen waarbij scholen langer vasthouden aan oude methodes en commerciële methodes langer in de markt blijven. Dit heeft onder andere geleid tot initiatieven als Flatworld Knowledge1. Velen denken dat er met de huidige financiële crisis een grote versnelling van innovatie met open leermiddelen aanstaande is (zie bijvoorbeeld de weblog van Lev Gonick). Kostenbeheersing is namelijk een belangrijke drijfveer, want profiteren van de gratis producten van ‘collective wisdom’ is altijd goedkoper dan het zelf maken. Verder dwingt de toenemende druk van wet- en regelgeving in de westerse wereld (semi-overheids)organisaties nadrukkelijker te werken met publieke, bewezen aanpakken. In Nederland is de overheid sinds 2008 verplicht open standaarden te gebruiken en moet voor open source software gekozen worden bij nieuwe aanbestedingen tenzij het nog niet kan. Mede-overheden en overige instellingen (onderwijs, zorg, sociale zekerheid) volgen de overheid maar moeten pas in januari 2010 daadwerkelijk aan de slag met open source software (zie het actieplan van het Ministerie ven Economische Zaken). Rond open leermiddelen is nog geen beleid geformuleerd. Daar kan nu verandering in komen mede naar aanleiding van het adviesrapport van de Onderwijsraad over open leermiddelen. Het begrip “open” heeft in deze context niet alleen de betekenis “gratis”. In een blog van David Wiley worden open leermiddelen omschreven als materiaal waarbij een gebruiker vier rechten heeft: • • • •
Reuse – hergebruik van het materiaal zoals het wordt aangeboden Redistribute – delen van het materiaal met derden Revise – aanpassen van het materiaal aan de lokale gebruikscontext Remix – combineren van het materiaal met andere elementen
Een van de voortrekkers van open leermiddelen in Nederland is de Open Universiteit. Sinds 2003 publiceert het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit (RdMC) al haar instrumenten, kennisbanken, en materialen voor de professionalisering van alle leraren gratis op het internet. In 2006 volgde de Open Universiteit het voorbeeld van MIT door de publicatie van korte zelfstudie cursussen. Medio 2007 volgde de TU Delft. In het voortgezet onderwijs komen er ook steeds meer initiatieven. Kennisnet is bezig een inventarisatie hiernaar af te ronden. Zo heeft Digischool een flinke database met open leermiddelen en zijn samenwerkingsverbanden van scholen als de Onderwijs Vernieuwings 1
Verwijzingen naar deze en andere websites die in dit artikel worden genoemd zijn aan het einde opgenomen.
2
Zeven mythes over open leermiddelen
Cooperatie en DigilessenVO begonnen met het gezamenlijk ontwikkelen van leermiddelen. Verder is de VO-raad van plan een leermiddelenbank te realiseren met zoveel mogelijk VOscholen. Bij deze initiatieven zijn de leermiddelen echter niet gratis toegankelijk (behalve bij Digischool). Leraren en scholen moeten lid worden en veelal betalen om materialen te mogen bekijken en gebruiken. Een van de principes van de open beweging is, dat de gebruiker niet betaalt voor de toegang tot resultaten. Of het nu gaat om software (Open Source software), om wetenschappelijke publicaties (Open Access) of lesmateriaal (open leermiddelen). De innovatieve kracht die uit de open beweging voortkomt, is gebaseerd op dit principe. Om de kwaliteit van het onderwijs voortdurend te verbeteren is innovatie van onderwijs van belang. Open leermiddelen is een middel om innovatie van onderwijs te realiseren (zie bijvoorbeeld p. 72 in het advies van de Onderwijsraad over open leermiddelen). Immers, het aanbod aan leermiddelen stijgt daardoor, leraren ontwikkelen ook zichzelf bij creatie en arrangeren van leermiddelen en gebruik van leermiddelen, die meer aansluiten bij de context waarin geleerd wordt, wordt beter mogelijk. Momenteel staan we aan de vooravond van een mogelijk sterke innovatie met open leermiddelen. Willen we deze innovatie daadwerkelijk een kans geven, dan dienen we te gaan voor gratis leermiddelen onder niet-restrictieve licenties. Daarbij is sterke visie en leiderschap nodig. En laat Nederland momenteel de kans hebben wereldleider te worden rond open leermiddelen. Einde 2008 lanceerde minister Plasterk het Wikiwijs-project. In dat project wordt beoogd een nationale infrastructuur te implementeren waar door leraren uit alle sectoren (PO, VO, MBO en HO) leermiddelen worden ontwikkeld dat vrij beschikbaar wordt gesteld voor gebruik door iedereen. Onlangs kondigde het Ministerie van OCW aan dat Wikiwijs in 2010 van start gaat. Daarmee wordt Nederland het eerste land ter wereld waar een dergelijk nationaal initiatief van de grond komt. Dat zal de wereldwijde ontwikkelingen op dit gebied een belangrijke impuls geven. Dit initiatief heeft diverse reacties uitgelokt. Uit die reacties bleek dat rondom open leermiddelen nogal wat aannames bestaan die veelal onjuist zijn, maar wel degelijk hardnekkig zijn. Vaak geven bestaande initiatieven en ervaringen met open leermiddelen al aanwijzingen voor de onjuistheid van dergelijke aannames. In deze publicatie zetten we zeven van dergelijke mythes op een rijtje en geven we aan waarom het mythes zijn. De volgorde van de mythes is willekeurig.
Mythe 1: gratis leermiddelen zijn inferieur Deze mythe veronderstelt dat goedkoop duurkoop is. Tevens veronderstelt het dat bij ontwikkelen van gratis leermiddelen geen kwaliteitskader en geen kwaliteitsprocessen aanwezig zijn. Het tegendeel ligt echter meer voor de hand. Michael Feldstein noemt in zijn recente blog juist kwaliteit als de belangrijkste driver voor open leermiddelen (in het Engels Open Educational Resources, kortweg OER). Vele initiatieven hanteren expliciet een kwaliteitskader, vaak in termen van processen. Zo kent Digilessen VO redacteuren die alle materiaal controleren voordat het gepubliceerd wordt. Bij open content en open leermiddelen berust de kwaliteit veelal op reputatie. Het succes van WikiPedia is daarop gebaseerd en overvleugelde al snel haar broer (NuPedia) die wel onder strikte kwaliteitscontrole stond. In de wereld van open source software is OpenOffice (vrijwel) gelijkwaardig met MS Office. De kwaliteitsbewaking van OpenOffice is apart
3
Zeven mythes over open leermiddelen
geregeld in een groeiende community die periodiek nieuwe versies publiceert. Bij Open Access tijdschriften is een kwaliteitscheck via peer review een essentieel model (zie de publicatie van Surf). Beide modellen rond kwaliteitszorg werken dus in de ‘open’ wereld. Een effectieve manier om kwaliteit bij open leermiddelen te garanderen is om elke wijziging bij te houden en mensen te verplichten hun echte identiteit te gebruiken (reputatie). Een leraar die leermiddelen creëert beseft wel degelijk dat zijn of haar goede naam op het spel staat bij publicatie van kwalitatief slecht leermateriaal. Dit wordt ook vaak door een individuele leraar als reden genoemd om niet te beginnen met het publiceren van eigengemaakt leermateriaal: de angst dat zijn “peers” de kwaliteit (al dan niet ten onrechte) zullen bekritiseren.
Mythe 2: oude leermiddelen zijn inferieur Bij enkele initiatieven zijn door de oorspronkelijke auteurs de rechten van oude commerciële leermethoden teruggekocht, waarna deze methoden vrij beschikbaar werden gesteld. Critici kwalificeren deze methoden dan als “verouderd” en daarom niet meer geschikt als open leermiddelen. “Oud” hoeft echter niet te betekenen “verouderd” (lees: “minder waardevol”). Het is een negatief beladen term die ten onrechte automatisch geassocieerd wordt met "lage kwaliteit": “oud” is niet per se slecht en “nieuw” is niet per se goed. Het “nieuwe” leren is niet automatisch beter dan het “oude” leren. Delen van oude methoden hoeven niet meer direct inzetbaar te zijn in de huidige situatie (bijvoorbeeld door veranderde leerdoelen of recente ontwikkelingen), maar grote delen zullen onverkort hun waarde hebben behouden. Ondertussen werken vele basisscholen met oude commerciële lesmethoden, wat door velen als zorgelijk wordt bestempeld (zie bijvoorbeeld een onderzoek van TNS-NIPO). Aan de andere kant zijn leraren tevreden over de inhoud van (ook oude) leermiddelen, maar niet over de ondersteuning bij het maken ervan (zie Leermiddelenmonitor 08/09). Kwaliteit van de inhoud is meestal niet het probleem maar juist het optimaal inzetten van beschikbare leermiddelen (zowel commerciële methoden als vrij beschikbaar digitale lesmaterialen). Juist daarom adviseren de educatieve uitgevers om te investeren in het ondersteunen van scholen en leraren bij hoe ze digitale leermiddelen, al dan niet in combinatie met traditionele leermiddelen, kunnen inzetten in hun onderwijs (zie de reactie van de Groep Educatieve Uitgeverijen (GEU) op Wikiwijs). Onlangs heeft de Open Universiteit een aantal (oudere) open methoden verzameld en vrij beschikbaar gesteld. Gebruik van deze methoden geeft de leraar de mogelijkheid, uitgaande van de ruggengraat die deze methoden bieden, een bestaande commerciële methode (deels) te vervangen en tevens om delen van de open methode te vervangen door eigen ontwikkeld leermateriaal. Door uit te gaan van de methode wordt het eenvoudiger gemaakt het materiaal aan alle leerdoelen te laten voldoen, en wordt het eenvoudiger om het materiaal aan te passen. Omdat de open methodes gratis te bewerken zijn, zullen ze (op termijn) actueler zijn, meer aangepast zijn aan de leerlingen en onderwijsvisie, enz. De kracht zit hem juist in de gezamenlijkheid (vele leraren en scholen), de gratis beschikbaarheid, op elk onderdeel aanpasbaar, en de kortere actualisatietijd! En daar zijn scholen en leraren ook naar op zoek (Leermiddelenmonitor 08/09).
Mythe 3: gratis is gratis Vanwege initiatieven als die van het MIT of van de Open Universiteit wordt steeds vaker de vraag gesteld waarom niet alle leermiddelen van deze (en andere) instituten gratis beschikbaar kunnen worden gesteld. Echter: iemand betaalt voor het creëren en beschikbaar stellen van het materiaal. Het overgrote deel van de kosten zit vaak in het ontwikkelen, bijstellen en
4
Zeven mythes over open leermiddelen
actualiseren van open leermiddelen door leraren zelf. Leraren doen dat vaak in vrije of betaalde tijd (met toestemming van school). Daarnaast zijn er ook kosten voor centrale kwaliteitsbewaking (hoe marginaal dan ook), voor het in de lucht houden van ict-systemen, voor conversie van materialen, enz. Deze kosten dienen centraal gedragen te worden. De noodzakelijke financiën kunnen komen uit donaties (Wikipedia), betaald worden door de overheid (zoals bij Wikiwijs het geval zal zijn), door overheid gefinancierde instellingen (bv RdMC) of een private organisatie (zoals de Amerikaanse Hewlett Foundation, die vele initiatieven op dit gebied heeft gefinancierd in de startfase). Bij de open beweging verschuiven de kosten van de gebruiker naar partijen betrokken bij ontwikkeling en distributie. Wereldwijd wordt gezocht naar antwoorden op de grote vraag in Open leermiddelen-land “is er leven na de (veelal extern gefinancierde) pilotfase?”. Allerlei ideeën en modellen ontstaan bij deze zoektocht. Veelal is de basis daarbij de creatie van nietgratis services rondom de gratis aangeboden content. Men hoopt door de opbrengsten daarvan de gederfde verkoopkosten van leermiddelen te kunnen compenseren.
Mythe 4: met open leermiddelen is nauwelijks geld te verdienen Deze mythe is nauw verweven met mythe 3 en wordt vooral door commerciële partijen gebruikt. Open Source software, Open Access, open content en open leermiddelen veranderen wel degelijk de markt, maar maken die niet automatisch kleiner. De wereld van Open Source software heeft het tegendeel bewezen. Windows en Linux bestaan naast elkaar. IBM heeft juist business gecreëerd rond Open Source software. Nog sterker, er zijn juist aanwijzingen dat er helemaal geen sprake is van marktverkleining. De marktposities veranderen en de soorten van diensten en producten die worden aangeboden veranderen. Er zijn uitgevers die rond gratis beschikbare wetenschappelijk artikelen (Open Access tijdschriften) hun business draaiende hebben. Ook het initiatief in de VS rond open tekstboeken (Flatworld Knowledge) laat zien dat er wel degelijk een markt is voor private ondernemingen rond open tekstboeken en open leermiddelen. Er ontstaan nieuwe behoeftes waar private ondernemingen op kunnen inspringen en daarmee toegevoegde waarde creëren aan open leermiddelen. Business modellen rondom gratis leermiddelen laten zich vaak inspireren door soortgelijke initiatieven in andere bedrijfstakken. Het meest bekend is het “scheermesjesmodel”, wat al begin 20e eeuw in de Verenigde Staten ontstond. Gilette bedacht dat het weggeven van scheerapparaten de verkoop van de mesjes zou stimuleren, waardoor de kosten van dat weggeven al snel zijn gecompenseerd. Bij Flatworld Knowledge worden (leer)tekstboeken op het gebied van Managementwetenschappen in allerlei formaten aangeboden. Dit varieert van gratis (zelf te downloaden en uit te printen pdf-bestanden) tot niet-gratis varianten (printing on demand en thuisbezorgd krijgen van (delen van) leerboeken tot betaalde toegang tot extra digitale supplementen). Ook wordt toegevoegde waarde gecreëerd door aanbieden van audiofiles, aanbieden van maatwerkroutes voor specifieke leerlingen, bijscholing in het goed gebruiken van open tekstboeken en in het benutten van beschikbare leermiddelen, enz. Ervaringen bij de Open Universiteit hebben geleerd dat er regelmatige vraag is naar een betaalde uitgave van een gratis cursus om het zelf uitprinten te besparen. Een voorwaarde voor het kunnen creëren van toegevoegde waarde rondom open leermiddelen is wel dat de licentie waaronder die leermiddelen worden aangeboden dit toestaat.
5
Zeven mythes over open leermiddelen
Mythe 5: Leraren krijgen weer een taak erbij In forums op het internet was dit de reactie die veel gegeven werd na de lancering van het Wikiwijs-idee. Dit is evenwel aantoonbaar onjuist. Ontwikkelen van digitale leermiddelen kan worden beschouwd als een vorm van professionalisering, iets waar iedere leraar sinds 2007 (wet Bio) aandacht aan moet besteden. Nog sterker: formeel heeft elke leraar recht op ca 160 uren professionaliseringstijd (per fte per jaar). Het geeft leraren die dat willen een verbreding van hun vak. Tevens kunnen zo leermiddelen ontstaan voor die gebieden waar commerciële methoden niet of in geringe mate in voorzien. Denk bijvoorbeeld aan leerstofgebiedoverstijgend materiaal voor projectonderwijs in de bovenbouw of aan aangepaste delen van methodes voor specifieke leerlingenkenmerken. Essentieel voor het slagen van elk initiatief rond open leermiddelen is dat er stimulansen komen om leraren (en zelfs scholen) blijvend te motiveren op een andere dan een directe financiële wijze. Dit kan bijvoorbeeld door er professionaliseringsuren aan te koppelen, door een creditsysteem, ranglijsten of andere vormen van immateriële beloningen. Het is daarom belangrijk dat publieke organisaties zoals overheid en publieke instellingen niet de ontwikkeltijd extra financieren en voor leermiddelen gaan betalen, dan wel de kosten voor deze open leermiddelen financieren door abonnementsgelden te vragen (of de toegang achter een wachtwoord zetten). Dergelijke financiële incentives verstoren juist de positieve mechanismen van open leermiddelen, omdat daarmee de kracht van open leermiddelen, de gezamenlijkheid (‘wisdom of the crowd’), onvoldoende wordt gebruikt. De hele open beweging heeft juist als uitgangspunt dat de gebruiker niet betaalt voor de toegang tot Open Source software, Open Access en open leermiddelen. Daarnaast is het nooit de bedoeling geweest dat iedere leraar verplicht zou worden digitale leermiddelen te ontwikkelen, mede omdat niet iedere leraar hier aanleg voor of plezier in heeft. Nog sterker: niet iedere leraar is ontwikkelaar. Vaak wel in het maken van een (digitaal) uitstapje, een lesidee op basis van actualiteit, maar minder leraren maken vervangende onderdelen van een methode. En al helemaal weinig leraren ontwerpen een specifieke leerlijn voor een methode (zie bijvoorbeeld een recent artikel in De Volkskrant, of de reactie van de GEU op Wikiwijs).
Mythe 6: open leermiddelen lokken ongewenst free riders gedrag uit De uitspraak over free riding heeft veelal de achterliggende betekenis “ik ga niet investeren in iets waar anderen dan mee aan de haal gaan”. Bij open leermiddelen wordt dit tegengegaan door de licentie waaronder het materiaal wordt gepubliceerd. Veelal zal dat een variant van een Creative Commons licentie zijn. Het minimum bij zo’n licentie is dat bij hergebruik de oorspronkelijke auteur van het materiaal altijd moet worden vermeld. Bij open leermiddelen is het massale vrije gebruik juist de bedoeling. Immers: dan zullen ook meer mensen bijdragen aan verbetering van de leermiddelen, wat de kwaliteit ten goede komt en wat ook goed is voor de reputatie van de auteurs (zie ook mythe 1). Bij initiatieven als Wikipedia draagt het overgrote deel van de bezoekers niet bij aan de content van de Wikipedia. Een vuistregel leert dat van de 100 bezoekers er 1 iets bijdraagt, 9 reageren (verbeteren) en 90 alleen gebruiken. Aan de andere kant speelt free riding wel degelijk bij initiatieven van scholen en instellingen waarbij leermiddelen achter een wachtwoord zitten en waarvoor betaald moet worden (hoe weinig dan ook). Bij een abonnementenmodel zou free riding juist wel voor problemen kunnen zorgen. Het loont om te wachten, vooral als een leermiddelenbank nog ontwikkeld 6
Zeven mythes over open leermiddelen
moet worden. Hoe langer een organisatie wacht met betalen van een abonnement, hoe meer leermiddelen er zullen zijn, en hoe beter de kwaliteit wordt, enz.
Mythe 7: schoolboeken zullen op den duur verdwijnen Voor de komende jaren zullen (commerciële) schoolboeken wel degelijk aanwezig blijven. Daar liggen veelal onderwijskundige redenen achter. Het schoolboek als middel om bepaalde leerdoelen te realiseren is in bepaalde gevallen superieur aan een digitale variant. Zo stelt Meyer in een artikel dat persoonskenmerken ervoor kunnen zorgen dat een persoon beter leert met een “ouderwets” tekstboek dan met digitaal lesmateriaal. En het lezen van tekstboeken vanaf beeldschermen biedt momenteel geen additioneel voordeel ten opzichte van lezen uit papieren tekstboeken (Kerr en Symons). Een kanttekening bij deze mythe is echter de zinsnede “op den duur”. Toekomstige ontwikkelingen in ICT kunnen zodanige resultaten opleveren dat de kenmerken van een “ouderwets” tekstboek die het nu in bepaalde gevallen nog superieur maakt aan digitaal lesmateriaal zullen zijn geïmplementeerd in een digitale omgeving (zie ook mythe 2). Het is onvoorspelbaar wanneer dat zal zijn gerealiseerd en of dat ooit zal worden gerealiseerd. Ofwel: misschien is over 100 jaar dit geen mythe meer.
Conclusie Steeds vaker wordt gepleit voor het realiseren van de gedachte “resultaten van met publieke middelen gefinancierde activiteiten dienen ook publiekelijk toegankelijk te zijn”. Zo heeft de stichting Surf 2009 uitgeroepen tot het jaar van de Open Access. Ook Wikiwijs is een implementatie van deze gedachte. We hopen met deze publicatie te hebben bijgedragen aan een bredere acceptatie van deze gedachte door het wegnemen van mogelijke misverstanden.
Verwijzingen In de onderstaande tabel staan de verwijzingen naar websites die in dit artikel zijn genoemd. Alle websites zijn bezocht op 11 april 2009. Website Open Courseware MIT Flatworld Knowledge Weblog Lev Gonick
URL http://ocw.mit.edu http://www.flatworldknowledge.com/ http://chronicle.com/wiredcampus/article/3632/lev-gonick-howtechnology-will-reshape-academe-after-the-economic-crisis Actieplan Nederland Open http://www.ez.nl/content.jsp?objectid=153180 in Verbinding Rapport Onderwijsraad http://www.onderwijsraad.nl/publicaties/2008/onderwijs-enopen-leermiddelen “Onderwijs en open leermiddelen” Weblog David Wiley http://opencontent.org/blog/archives/355 Producten Ruud de Moor http://www.rdmc.nl/portal Centrum Gratis cursussen Open http://www.opener.ou.nl Universiteit Nederland Gratis cursussen TU Delft http://ocw.tudelft.nl/ Inventarisatie http://digitaalleermateriaal.kennisnet.nl/inventarisatie leermiddelen Kennisnet
7
Zeven mythes over open leermiddelen
Website Leermiddelendatabase Digischool Leermiddelendatabase Onderwijs Vernieuwingscooperatie Leermiddelendatabase Digilessen VO Op te zetten landelijke leermaterialenbank van Innovatieplatform VO Elf vragen over Open Access Lezing minister Plasterk waarin Wikiwijs wordt geïntroduceerd Aankondiging OCW dat Wikiwijs in 2010 start Weblog Michael Feldstein TNS NIPO enquete Leermiddelenmonitor 08/09 Reactie GEU op plannen voor Wikiwijs Open Methodes van het Ruud de Moor Centrum Artikel Volkskrant Artikel Meyer Artikel Kerr en Symons (een abstract)
URL http://www.digischool.nl http://www.inhetonderwijs.com/showcontent/
http://wp.digischool.nl/digilessen/ http://www.vo-raad.nl/themas/innovatie/openleermaterialenbank http://www.surffoundation.nl/download/Elf%20vragen%20over %20Open%20Access.pdf http://www.minocw.nl/actueel/toespraken/684/Toespraak-tgvBoven-het-maaiveld--Wikiwijs.html http://www.minocw.nl/actueel/nieuws/35821/wikiwijsin2010van start.html http://mfeldstein.com/itoe-motivations-for-open-education/ http://www.eengezondebasisvoorgoedonderwijs.nl/dossiers/actu aliteit-leermiddelen-po/ http://www.slo.nl/downloads/2008/Leermiddelenmonitor2008__ -2009.pdf/ http://www.eengezondebasisvoorgoedonderwijs.nl/dossiers/ontw ikkeling-digitale-leermiddelen/ http://www.openmethodes.nl http://extra.volkskrant.nl/opinie/artikel/show/id/2691/Lesmateria al_is_geen_flanswerk http://www.thejournal.com/magazine/vault/a4401.cfm http://www.eric.ed.gov/ERICWebPortal/recordDetail?accno=EJ 736138
8