Artist in residence
januari, februari, maart, 2007
Verslag van een werkperiode in Japan. Half 2006 bereikte mij de handgeschreven brief van mister Hiroshi Sado, bekend keramist in Japan. Hij schrijft me regelmatig keramisten uit te nodigen om drie maanden in zijn studio te komen werken. Dit keer valt mij de eer te beurt. Over mijn antwoord hoef ik niet lang te denken. 18 Jaar eerder in 1988, heb ik Hiroshi ontmoet tijdens een keramieksymposium in Finland waar hij samen met de Japanse keramist Takeshi Yasuda deelnam. Mijn ontmoeting met deze Japanners en hun totaal andere, ons zo vreemde cultuur, heeft destijds mijn interesse gewekt voor alles wat Japans is. Enthousiast over de uitnodiging heb ik louter positieve verwachtingen. Hiroshi mag zijn eigen bedoelingen hebben gehad, hij verwachtte zéker een ándere afloop toen hij me zijn uitnodiging schreef. Via internet voorzie ik me van practische informatie als ik niet direct antwoord krijg op de vragen die ik heb over de studio waarin ik zal komen te werken, de outillage, de mogelijkheden, voorwaarden en andere zaken. Ik zoek verwantschap tussen mijn keramisch werk en Japanse vormen en vind die in de terra cotta ‘haniwa’, keramische figuren die in het begin van de jaartelling op Japanse tumuligraven werden geplaatst. Ik vind het leuk wat Japans te leren, tot zich in mijn vriendenkring een ramp voltrekt die mij zo schokt dat ik me niet langer op Japanse woordjes kan concentreren. Maar mijn vlucht ligt vast. Ik ga naar Japan. Hiroshi Sado heeft me laten weten dat ik begin 2007 welkom ben. Dan zal hij tijd voor me hebben. Hij zegt me sightseeing toe en: ‘We shall get together as two crafts people in collaboration of a West meets East program. You are free to do anything.’ Kort voor mijn vertrek deelt hij mee dat ik zal worden ingewijd in de theeceremonie en dat van mij wordt verwacht dat ik daarvoor een attribuut zal maken. Het is zijn droom de westerse wereld voor de theeceremonie te winnen en daarmee een nieuw afzetgebied te creëren voor Japanse keramiek. Tevens vraagt hij me om hem te vergezellen naar de school waar hij les geeft, als ik er tijd voor heb. Aan het eind van de periode zal een expositie van mijn werk worden georganiseerd. In het keramiekdorp waar ik terecht kom, is de tijd stil blijven staan. Dag en nacht branden er ovens. Ik verwacht te kunnen werken in het atelier dat ik op internet heb gezien maar bij aankomst is dat atelier bezet door Hsuan-yu Shih, een 33 jaar jonge Taiwanees. Mij is niet verteld dat er nog een andere keramist zou zijn. Op zijn beurt heeft Hsuan na oriëntatie via internet verwacht dat hij zal verblijven in het kamertje dat mij wordt toegedeeld. Dus werkt hij in ‘mijn’ studio en slaap ik in ‘zijn’ spaanplaten kamertje boven op het dak, dat hij tijdens de dagen voor mijn komst nog meehielp te behangen en met noppenfolie winddicht te maken. Het is winter en het vriest. De kou blijft niet buiten en is niet weg te branden. Het behang kleeft bevroren aan de dunne wanden en terwijl het oliekacheltje mijn voorkant laat gloeien, bevriezen mijn etenswaren achter mijn rug. De waterkraan is buiten. Het hurktoilet is buitenom, trappen af, meer dan 50 meter gaan door weer en wind. Hsuan, ook Samuel genoemd of mister Samson, verkeert in de veronderstelling dat ik, als vriendin van mister Sado, slechts korte tijd zal blijven. Híj is de enige echte artist in residence, officieel gecontracteerd door The City. Ik ben de persoonlijke gast van mister Sado, zo is hem verteld. Het feit dat er tegelijk twee keramisten uitgenodigd zijn terwijl er in de studio slechts ruimte is voor één, doet me afvragen wat ik hier kom doen. Als mijn werk en daarmee ikzelf, serieus genomen wordt, zal ik evenals Hsuan een atelier nodig hebben met voldoende ruimte en goed licht, waar ik me concentreren kan. Mijn werkplek en het doel van mijn komst zijn onduidelijke zaken en zullen dat blijven. Tijdens de eerste dagen vind ik een plaats in de grote gemeenschappelijke ruimte met keuken waar cursisten van Hiroshi werken. Aan frisse lucht geen gebrek. Alles kiert. Voortdurend moet ik er in woordenboeken zoeken naar Japanse woorden om te converseren. Ik kan me niet concentreren. Hiroshi ziet me liever niet in de ruimte die zijn cursisten bij hem huren, waar hij zich verwaardigen moet Engels met me te spreken en waar ik hem de eerste dagen nog bij zijn voornaam noem. Zijn positie verwacht echter dat ík moeite doe voor hém en dat ík Japans zal spreken. Hij wil dat ik naar zijn traditionele studio verhuis. Deze inkoude studio met een bodem van aangetrapte kleiaarde, waar ‘s morgens de klei bevroren is en de oliekachel de vrieskou amper verdrijft, is een donkere volgepropte ruimte met papier bespannen ramen zonder zicht. Er staan een paar draaischijven op rij. Tafels ontbreken en alles is laag. Ik draai en glazuur niet. Licht en schaduw zijn belangrijke elementen voor mijn werk. Het is geen ideale plek voor mij om te werken. Ik kan ook terecht in de school waar Hiroshi lesgeeft, een kwartier rijden met de auto. Daar zal ik geïsoleerd zijn, afhankelijk van zijn komen en gaan, ver van mijn kamertje en het weinige vertrouwde dat ik hier bezit.
1
Maandagochtend na mijn aankomst worden we aan de burgemeester en de pers voorgesteld. De tolk van The City office is aanwezig. Alle aandacht gaat naar Hsuan en zijn werk. Ik wordt gevraagd naar mijn leeftijd en huwelijkse staat maar mijn presentatiemap en toelichting worden consequent genegeerd. Met Hsuan wordt gepraat. Het is me vreemd te moede. Ik zit erbij als Hiroshi’s trofee. Die middag toont Hiroshi me zijn school. Het overgrote keramieklokaal met wijds panoramazicht maakt duidelijk dat keramiek een serieuze zaak is in Japan. Er staan meerdere immense ovens maar er is maar één oliekachel die nog koud is als we komen. Het uur daarop bewerken leerlingen met rode handen en verwrongen gezichten veel te grote hompen ijskoude klei. Van kleislabben maken ze kommen zoals ik dat nog niet eerder zag. In dit lokaal achter slierende gordijnen staat een bed waarin Hiroshi de nachten doorbrengt als hij de ovens stookt. ‘Alone,’ zegt hij. Daarna produceert hij de volzin: ‘Perhaps I will sleep with you.’ Deze woorden veranderen mijn verblijf voorgoed. Ik wil afstand houden. Ik probeer hierover met hem te praten en over het verschil tussen ‘to like’ en ‘to love’. Zijn enige reactie is: ‘No! No! Don’t understand!’ Dank zij de tolk die onze eerdere correspondentie vertaalde en die na een week bemiddelt en afspraken regelt, vraagt Hiroshi me niet meer mee naar zijn school waarvoor hij me dagelijks wilde inplannen. Het heeft mijn afweer vergroot. Dáárvoor ben ik niet naar Japan gekomen! Tot mijn opluchting is hiermee ook voorgoed het plan van de baan dat ik in de school zou moeten werken. De gewraakte zin heb ik laten rusten. Vanaf de dag dat ik aangekomen ben, is Hiroshi alleen maar druk. Hij heeft geen tijd. Hij geeft geen informatie en wijst niet de weg. Vaak verandert hij zijn plannen. Veel blijft onduidelijk. Mijn onzekerheid groeit. Wat wordt verwacht van de ‘coöperation’ die in de correspondentie werd genoemd? Bedoelde Hiroshi dat ik hem moet helpen, toen hij me vroeg bij hem te komen werken? Is het de bedoeling dat ik zijn bevroren klei voor hem naar binnen haal, kneed en voorbereid? Zijn cursisten zijn daarmee dagelijks bezig tot ze hun handen in het verband hebben, waarna ze zich dagen niet meer laten zien. Verwachtte hij dat ik op school zijn lessen zou overnemen? Wil hij dat ik voor hem en Hsuan kook of dat ik het bed met hem zal delen? Moet ik hem gezelschap houden tijdens de lange eenzame avonden en nachten die hij wakend bij de brandende ovens op het terrein doorbrengt, terwijl ik, nooit warm wordend, na een lange werkdag tussen mensen, behoefte heb om nog even alleen bij mijn kacheltje te zitten en tot mezelf te komen. Die behoefte wordt door Hiroshi niet begrepen. Zonder anderen kunnen Japanners niet bestaan. Na verloop van tijd geeft Hsuan een antwoord op mijn vraag waarom ik uitgenodigd ben, als hij zich herinnert dat Sado san hem voor mijn komst heeft toevertrouwd dat ik helemaal niets hoef te doen, als ik hem maar overal heen vergezellen zal. ‘Only for show!’ Helaas voor de Meester. Die eigenschap heb ik niet in mijn karakter. Een week na mijn komst wordt door Hiroshi’s cursisten een welcome party voor Hsuan en mij georganiseerd. Tijdens het feest komt de tolk ermee dat Sado san ‘rather tired’ is van het Engels spreken. Kunnen er andere redenen zijn, vraag ik me af? Hsuan en ik zijn onafhankelijke mensen met eigen ideeën, gewend onze eigen weg te gaan. Hiroshi houdt het liefst alles onder controle. Dat kost hem duidelijk veel energie. Ik heb grote moeite Hiroshi’s Japans-Engels te verstaan. Zijn Engels is abominabel. Hetzelfde vindt hij van mij. Letters worden anders uitgesproken. Van de ‘l’ wordt een ‘r’ gemaakt. Van de ‘f’ een ‘h’. Het maakt woorden onherleidbaar. De zinnen zijn kort, bestaan soms maar uit één woord zoals: ‘Pren?’ ‘What’s pren?’ Tenslotte volgt na minuten: ‘What your pran?’ We zoeken uren in woordenboeken. Het lachen vergaat. Een paar dagen na de welcome party leest Hiroshi mij de les. Er klopt niets van het Japans dat ik uit mijn boekjes leer en ik gedraag me veel te vrij. Als ik mensen tegenkom hoor ik ze niet aan te kijken maar mijn ogen neer te slaan. Ik mag ‘Hello’ zeggen maar niet meer dan dat. ‘Hello’ begrijpt iedereen. Hierna stopt Hiroshi ermee Engels met mij te praten. Op alles wat ik zeg of vraag, reageert hij met ‘Japanese prease!’ en dan antwoordt hij in het Japans. Maar ik spreek geen Japans en ik begrijp het niet. Met Hsuan spreekt hij een mix van Engels, Japans en Chinees. Meer dan eens zeg ik Hiroshi hoezeer het me spijt dat wij elkaar zo moeilijk kunnen verstaan en dat we elkaar zo slecht begrijpen. Als ik probeer met hem te praten, zegt hij enkel nog: ‘Tomorrow. Tired.’ of ‘Tomorrow. Busy.’ of ‘Tomorrow. Work.’ Vaak hoor ik zijn ‘No good.’ Op deze manier groeit de afstand tussen ons. Behalve Hsuan spreekt niemand Engels. Hij spreekt het goed. Hij heeft het zichzelf aangeleerd. Schrijven kan hij het niet. Hij kent ons alfabet niet. Ondanks het taalprobleem dat ik met Hiroshi heb, meen ik anderen die ik ontmoet wél te begrijpen omdat zij open zijn en wíllen begrijpen. Omdat het vrouwen zijn!
2
Er ontstaat een goed contact met Megumi, een cursist van Hiroshi, en tussen zijn zus Kyoko en mij. We maken grappen en kunnen samen lachen. Hiroshi kan niet lachen. Er zijn meer mensen waarmee we optrekken en die ik aardig vind. Zonder deze positieve gevoelens zou het onmogelijk zijn geweest de zeven weken uit te zitten die ik uiteindelijk gebleven ben. Ik ben blij met de aanwezigheid van Hsuan en Hsuan met die van mij. Wij steunen elkaar. We polsen bij elkaar of onze waarnemingen nog kloppen. Zonder elkaar zou ons contact met de werkelijkheid verloren kunnen gaan. De situatie is soms hallucinant. Hsuan die de taal beter begrijpt, vertaalt en informeert me over praktische zaken, wat Hiroshi nalaat. We moeten alles zelf uitvinden. Japanse festivals gaan aan ons voorbij. Daar horen we van als cursisten ons vragen hoe het was geweest. In tegenstelling tot Hiroshi is Hsuan ‘very gentle’. Met al zijn jeugd toont hij zich een wijze vriend. Hsuan en ik draaien lange dagen, zeven dagen in de week, van negen uur in de morgen tot soms wel twaalf uur ‘s nachts. Rond tien uur stop ik er meestal mee. Dan ga ik naar mijn kamer. Dan ben ik op. Ik voel me ook niet echt uitgenodigd als Hsuan de Meester ’s avonds gezelschap houdt onder het genot van iets ‘heftigs’ terwijl de ovens worden gestookt. Ik voel me ongemakkelijk bij deze échte mannen die ze in elkaars aanwezigheid worden wanneer Hiroshi, kennelijk als blijk van nabijheid, vulgaire toespelingen begint te maken die ik niet snap. Na verloop van tijd placht hij rond tien uur tegen me te zeggen : ‘Go, sleep.’ Er is een onoverbrugbaar verschil in cultuur. In Japan gebruiken mannen en vrouwen hun eigen uitdrukkingen. Ze hebben hun eigen geluiden en spreken elk een eigen taal. De vrouw is niet gelijkwaardig aan de man. Haar onderdanigheid wordt verwacht. Gehoorzaamheid staat als deugd hoog aangeschreven. In de theeceremonie die van oorsprong een mannenaangelegenheid is, vindt de vergaande dienstbaarheid van de vrouw gestileerde vorm. Als Oosterling kan Hsuan me soms iets verklaren, maar eveneens voor hem blijft veel onduidelijk. Een tijd lang heeft hij gemeend dat de taal ons hoofdprobleem is, maar tenslotte komt ook hij tot de overtuiging: ‘Sado san, de Meester, is het probleem.’ In de loop van de tijd moet ik meermaals van werkplaats veranderen. In het donkere atelier zonder uitzicht, waarheen ik na twee weken alsnog word verbannen, kan ik niet goed zien wat mijn handen doen. Ik produceer maar ben niet geïnspireerd. Toch breng ik daar twee weken door. Daarna ben ik zo gedeprimeerd dat ik het op wil geven. Ik heb nog maar één gedachte: Hoe kom ik hier weg? Het liefst zou ik naar huis terug willen gaan. Mijn lichaam staat gespannen. Ik heb het altijd koud. Tegen mijn gewoonte in zit ik hele dagen want aan de lage werktafels valt niet staand te werken. Onze situatie wordt steeds complexer. Mijn onbehagen is compleet. Ik verpak mijn onbehagen in het woord ‘home sick’ dat ik niet nader hoef te omschrijven. Hoewel Hiroshi er eerst niets van wil weten, zorgt Hsuan ervoor dat ik in zijn lichte studio kan werken tijdens de periode dat zijn stukken in de containergrote gasoven staan om gebrand te worden en af te koelen. In die ruime studio vat ik moed. Tijdens de vijfde week van mijn verblijf ben ik heel productief. Ik maak mijn ‘fly-aways’. Hsuan merkt erover op dat mijn vogels alle moeite doen om los te komen. ‘But they cán’t!’ roept hij lachend uit. Dat zal wel met mezelf te doen hebben en met het totale gebrek aan vogels die hier gevangen worden en gegeten. ‘Very delicious,’ weet Hiroshi te vertellen. Eindelijk ben ik op weg. Goed op dreef gekomen, maak ik afspraken voor mijn slotexpositie. Van nu af aan zal ik de rest van de tijd thuis blijven en tot de expositie doorwerken om mijn vormen te maken, zoveel mogelijk als maar kan. Ik zal de start en het einde moeten missen van de groepsexpositie van Sado’s cursisten, waarvoor Hsuan en ik uitgenodigd zijn om er met ons werk aan deel te nemen. Terwijl we dat beiden graag willen, laat de Meester doorschemeren dat mijn deelname hem niet zint. Het is onduidelijk of de afspraak ook betekent dat ik niet aanwezig zal kunnen zijn bij de presentatie van Hsuan in ‘the Modern Museum of Ceramic Art’ en dat ik Hsuans bye-bye party zal moeten missen, want Hsuan zal ruim twee weken eerder weggaan dan ik. Tijdens de avond dat we afspraken maken, deel ik Hiroshi mee dat ik niet de volle drie maanden zal blijven, maar dat ik naar Nederland terug wil gaan direct na mijn expositie die voor eind maart is gepland. Het lijkt mij onmogelijk achter te blijven nadat Hsuan vertrokken is, alleen in een wereld die ik niet begrijp en waarin ik niet communiceren kan, alleen met Hiroshi van wiens bedenksels ik dan helemaal afhankelijk zal zijn. Hiroshi lijkt erg teleurgesteld. Die avond ga ik voor het eerst met een slecht geweten naar mijn kamer. De volgende dag hoor ik dat Hiroshi volkomen onverwacht voor Hsuan, ruzie met hem heeft gemaakt. Hsuan is hoogst verbaasd. Al die tijd heeft hij hem geholpen en is hij een solidaire compagnon voor Sado geweest. Vanaf die tijd is Hiroshi Sado een boze man.
3
Misschien is er geen verband maar die avond na de ruzie, terwijl de oven al staat af te koelen na het bereiken van de juiste temperatuur van de tweede brand die veel lager was dan de eerste, wordt de temperatuur in de oven waarin Hsuan’s werk staat, alsnog veel te hoog waardoor zijn werkstuk vervormt en breekt. Na een glazuurbrand een paar dagen later blijven mijn bowls die bestemd waren voor de Gifu expositie van de cursisten, enkele dagen zoek. Als Sado san ze tenslotte voor me neerzet met het woord ‘Broke,’ zijn ze gebarsten door een te snelle temperatuurverhoging terwijl geen enkel werk van de cursisten breuk vertoont. Mijn deelname is hiermee definitief van de baan. Hierna ‘vergeet’ Sado kort voor de expositie van Hsuan, de witte keramische bloemen te branden die als kenmerk van Hsuan nog in zijn sculpturen en ander werk moesten worden aangebracht. Hsuan is creatief en niet uit het veld te slaan. Hij weet alles op te lossen, maar het geeft te denken. Gedurende de dagen dat Hsuan’s werk in de oven staat, is hij voor het eerst zonder werkdruk. Na zijn vijftig daagse non stop werkperiode wil Hsuan graag een kleine onderbreking van een middag of een dag, maar Sado verbiedt hem om weg te gaan. Hsuan is het daarmee niet eens en protesteert, uiteraard in het Engels. Sado zegt daarop: ‘I don’t speak English, I am Japanese,’ waarop Hsuan reageert: ‘And I don’t understand Japanese, I am Chinese.’ In de woordstrijd die volgt zegt Sado: ‘Need translater,’ waarop Hsuan de tolk van The City office belt om te bemiddelen. Na het lange gesprek dat Sado in het Japans voert en dat wij niet kunnen volgen, zegt de tolk tegen Hsuan dat hij niet weg kan gaan. Genoemde reden: ‘Sado san is druk!’ Hsuan en ik geloven onze oren niet. We begrijpen het niet. Die middag blijven we wachten tot Sado van school thuis komt, maar hij komt die dag niet meer terug. De volgende dagen laat hij zich niet zien en hij spreekt niet meer met ons. Hij kijkt me niet meer aan en loopt me straal voorbij. De situatie is allang ongemakkelijk en gespannen, maar nu het conflict open komt te liggen, kunnen we reageren. Dat geeft lucht. Zonder overleg cancelt Sado afspraken van Hsuan omdat die thuis moet blijven om te werken. Ik voel me solidair met Hsuan en ik begrijp dat mijn positie niet anders is dan de zijne. Het maakt Hsuan en mij hecht. Vanaf dat moment is mijn keus om te werken niet langer vrij. Hsuan heeft het over ‘The City jail’. Op zoek naar een verklaring vragen we anderen die we kennen: ‘Is this Japanese stile or Sado’s stile?’ Iedereen antwoordt dat dit de stijl is van onze ‘meester mister Sado san sensei’. In de loop van de tijd zijn vaker journalisten langsgekomen om Hsuan te interviewen. Dit keer komt er een journaliste langs die na een lang gesprek met de Meester, ons beiden een interview wil afnemen. Ze stelt een heleboel vragen waarop we niet ingegaan gezien de complexe situatie waarin we verkeren en onze hoop op een positieve wending. Ze vist naar problemen waarop ik haar tenslotte ten antwoord geef dat het probleem bij ons vooral is: ‘There are three masters!’ Dat is haar blijkbaar niet genoeg en ze blijft doorvragen. Als ik vraag waaróm ze dit allemaal wil weten, antwoordt ze dat ze ernaar vraagt ‘omdat het ernaar uitziet dat Sado san meer macht heeft dan de burgermeester en The City office samen.’ We hebben een groot probleem. We hebben een vertaler/mediator nodig maar het blijkt onmogelijk Mieko, de tolk van The City office, te spreken te krijgen, wat Hsuan eerst nog hoopt. Na een gemaakte afspraak is Mieko niet aanwezig maar ze laat weten ‘dat we altijd langs kunnen komen bij problemen of voor een kop koffie’. Misschien is het wel beter zo. Wij kunnen niet overzien welke ongewenste consequenties het kan hebben als wij anderen bij onze groeiende problemen betrekken. We weten niet welk effect een woord kan hebben in deze Japanse wereld met gewoonten die we niet kennen en waarvan we niets snappen. We vragen ons af wie ons helpen wil, en zelfs: ‘Kan en mág iemand ons wel helpen?’ Wij hopen dat wij onze problemen zelf kunnen oplossen. Ik ben niet langer gemotiveerd mezelf te forceren om te werken of langer te blijven. Overgeleverd aan negatieve gevoelens kán ik ook niet meer werken. Ik denk erover mijn expositie af te zeggen. Ik geef mezelf een paar dagen de tijd om te beslissen. Uiterlijk over een week moet ik Sado foto’s en tekst geven voor de uitnodigingskaart van mijn expositie. Tijdens mijn zesde week wordt de situatie alleen maar benarder. Sado verbiedt me stampvoetend Hsuans atelier binnen te gaan: ‘Nó! Antoin! Nó!’ Ik hoor mezelf zeggen: ‘You are crazy. I am not a dog!’ en realiseer me dat dit het einde is. Ik besluit mijn expositie af te zeggen en schrijf een simpele tekst om er met Sado san over te spreken: ‘I will cancel my exhibition. I feel uneasy. I can’t work under the circumstances. Our problems are: language, different cultures, not understanding, different expectations, different needs and interests, we can’t change mind.
4
We can’t solve these problems. This gives stress and blockades. It makes I feel homesick. I like to go home. I hope you understand. I came as a friend and I hope to go as a friend.’ Als ik Sado de tekst geef, zegt hij geen tijd te hebben om erop in te gaan. Hij raakt het briefje niet aan. Als hij het woord ‘friend’ hoort, maken zijn handen een afwerend gebaar terwijl hij uitroept: ‘No! No understand! Need translater!’ Hij gaat. Ik maak mijn werk af, ruim definitief op en wacht de tolk af. De volgende dag wil ik weten hoe het weekend is gepland als Hsuan zijn presentatie heeft. Bij die presentatie en bij zijn bye-bye party wil ik wél aanwezig zijn. Vanwege de gespannen situatie heeft Hsuan me gevraagd niet eerder naar Nederland terug te gaan. Hij is aan een contract gebonden waarvan hij afhankelijk is. Daardoor is hij niet vrij te doen en te zeggen wat hij wil. Desondanks wil hij tijdens zijn slide show een kijkje geven op ‘What’s going on.’ Ik wil de precieze data ook weten om mijn vlucht vast te leggen vóórdat Hsuan naar Taiwan vertrekt. Behalve Hsuan heb ik geen enkele reden om langer te blijven. Hsuan kan me geen antwoord geven. Hij raadt me aan om het Sado san te vragen op een moment dat zijn cursisten aanwezig zijn. Dan zal hij me wel móeten antwoorden. Sado antwoordt in het Japans. Dat is voor mij de druppel. Me inhoudend zeg ik langzaam en duidelijk in het Engels, woord voor woord: ‘We can nót communicate. I am very sorry for that. We are from different cultures. I do not understand Japanese culture. In my culture I am a free person. Her I feel unfree just like in prison. I can not accept that. I feel very unpretty. It makes I feel homesick. I feel depressed. I can not work with these feelings under these circumstances. I like to go home. I came as a friend and I like to go as a friend.’ Bij het woord ‘friend’ reageert Sado opnieuw als gestoken: ‘No! No understand! Don’t speak English!’ ‘That’s your problem you have to solve,’ kaats ik terug. Sado san: ‘Need translater.’ Waarop ik: ‘That’s what you also said a few days again. I will not wait more time. I like to go home.’ Hierop neemt Sado twee dikke woordenboeken om met me te praten maar op dat moment komt er iemand voor hem langs en daarna gaat hij weg. Dan is het weekend. Die zondag hebben Hsuan en ik een fijne dag. Na alle winterse kou van de weken ervoor, is het plotseling een zachte warme dag. ’s Middags zit ik in mijn hemd op het dak en ik laat de laagstaande zon mijn klapwiekende schaduw projecteren op het bamboebosje naast het huis. Kijk, dáár ga ik! Omdat wij in de theeceremonie worden ingewijd, bezoeken we een ceremonie waarbij muziek wordt gespeeld. Sado san rijdt ons er heen maar reduceert de tijd die voor ons gepland staat van vier uur tot anderhalf uur. Wij genieten enorm. Voor het eerst kunnen we ontspannen. Met de mensen die we ontmoeten, maken we een afspraak voor die avond. Er zal een muziekuitvoering plaatsvinden waar iedereen heen gaat. We worden opgehaald en slippen ongezien de deur uit. Die avond tegen half tien krijgt de theeceremonielerares een telefoontje. Het is Sado san die zegt dat we thuis horen te zijn om te werken! We worden naar huis teruggebracht. Het is zondagavond! Dit kunnen we moeilijk accepteren. Tijdens de muziekuitvoering heeft Hsuan een afspraakje gemaakt met Miyuki, een van de jonge meisjes die we die dag hebben ontmoet. Ze studeert Engels. Maandagavond gaat hij met haar uit eten, maar tijdens het etentje wordt Miyuki gebeld door de theeceremoniemeesteres die erg boos is dat haar leerlingen ons meegenomen hebben naar de muziekavond waar zij zelf optrad en een instrument bespeelde. Miyuki is geïntimideerd. De avond is in het water gevallen. Van nu af aan wordt de geschiedenis waarin we terecht gekomen zijn met het uur ongelofelijker, onduidelijker en onacceptabel voor me. Hsuan is furieus en wil ook zíjn expositie afzeggen, maar na er een nacht over te hebben geslapen, besluiten we beiden ‘to smile’. We blijven hopen dat we onze situatie baas kunnen blijven. We hopen op een ‘happy end’ voor alle mensen die we graag mogen en die zo aardig voor ons zijn. Maar wij hebben dringend een tolk nodig. Diezelfde maandagochtend ben ik naar Sado gegaan om naar de tolk te vragen. Met tegenzin heeft Sado naar The City office gebeld, maar Mieko, de vertaalster, is er niet. Sado gebiedt me om bij hem in de ruimte op haar telefoontje te blijven wachten omdat ook hij wachten moet: ‘Sit!’ Hij is echter in zijn studio aan het werk en ik heb daar niets te zoeken. Ik dwing mezelf te blijven maar na een uur zinloos zitten ben ik gegaan. De volgende dag ga ik terug en vraag weer naar de tolk. Ze heeft niet teruggebeld. Na een nieuw telefoontje van de Meester naar The City office weet hij me te vertellen dat Mieko die dag vrij is, maar woensdag zal ze Hsuan meenemen naar het keramiekmuseum om er afspraken te maken voor zijn expositie. Ik kan meegaan en dan kunnen we onderweg over de problemen praten.
5
Woensdag in de auto praten we met Mieko over de communicatieproblemen en over mijn terugreis naar Nederland. Ik geef haar het briefje waarover ik met mister Sado had willen praten. Ik heb een uitvoeriger tekst achter de hand voor het geval dat deze tekst niet het gewenste resultaat zal hebben. Hsuan vraagt haar naar een officieel bewijs van The City office dat hij zijn taak heeft voltooid en dat hij nu vrij is om te gaan. We geven haar opdracht om te proberen het tot een goed einde te laten komen voor iedereen. Mieko belooft ons de volgende dag met Sado san te praten. Ze begrijpt heel goed wat we met haar hebben besproken en lijkt oprecht bezorgd over de situatie. Ze laat doorschemeren dat ze weinig voor ons kan doen, zelfs al zou ze willen. Evenals de anderen die we ernaar vroegen, zegt ook zij: ‘This isn’t Japanese culture, this is Sado’s culture.’ Het keramiekmuseum dat we bezoeken, is een indrukwekkend nieuw multifunctioneel gebouw, aardbevingsvrij, en staat in een prachtig aangelegde omgeving. Na alle weken zonder schoonheid of cultuur kijk ik mijn ogen uit. Ik ben bijna vergeten dat dit ook nog bestaat. Nadat Hsuan zijn afspraken heeft gemaakt neemt Mieko ons mee naar een groot separaat staand gebouw. Daar worden we verrast als we een moderne goed geoutilleerde keramiekwerkplaats betreden. In deze goed verwarmde, lichte en wijdse ruimte loopt onze mister Sado temidden van zijn cursisten die regelmatig bij ons werken en die bij de welcome party aanwezig waren. Dit is zo totaal naast onze werkelijkheid dat Hsuan en ik vergeten er ook maar één woord aan vuil te maken. Thuis loopt onze story verder. Terug op onze werkplek zoek ik het informatiemateriaal bij elkaar dat ik meebracht, over keramiek in Nederland. Hsuan is erin geïnteresseerd maar Sado heeft er niet naar omgekeken. Hij heeft alles weggelegd op een stapel waar in de loop van de weken van alles terecht gekomen is. In de warboel vind ik een uitnodiging voor een expositie in Nagoya. Tijdens de weken dat wij aan het werk waren, heeft in Nagoya een groep internationaal bekende keramisten aan een workshop deelgenomen. Het resultaat van die weken werd vorige week tentoongesteld. Dat was een geweldige kans voor ons geweest, op nog geen veertig kilometer afstand. Dat is haast naast de deur! Maar we zijn te laat. We hebben het niet geweten. Sado heeft het ons niet verteld. Ik vermoed dat hij nog nooit van de namen heeft gehoord en dat hij niet in staat is het belang te erkennen van het keramisch werk van anderen. Sado is alleen geïnteresseerd in zijn eigen zaken. Des te gemotiveerder bereid ik me voor op mijn vlucht terug. Ik pas en meet mijn bagage in de koffer en bel de luchtvaartmaatschappij waarmee ik vlieg. Ik moet mijn vlucht veranderen. Uit het voor mij onverstaanbaar Japans-Engels door de telefoon maak ik op dat ik zondag of maandag een vlucht kan krijgen. Vervolgens lukt het me niet iets vast te leggen, maar zoveel is me duidelijk geworden dat op beide dagen nog voldoende plaats zal zijn. Na het gesprek dat Mieko donderdag in de namiddag met Sado san heeft gehad, belt de tolkvertaalster me op om te vertellen dat ik niet naar huis kan gaan omdat ik aan een contract gebonden ben. Dat verrast me op een onaangename manier. Vanuit Nederland laat ik de ter zake doende correspondentie doorfaxen waarin staat dat ik de persoonlijke gast ben van mister Sado, ‘free to do anything’. Mieko zegt die week geen tijd meer te hebben maar ze kan ervoor zorgen dat zondag een andere tolk langs komt. Ik zeg haar eerlijk dat ik zondag of maandag terug kan vliegen. Ik zet door en spreek mijn voornemen uit zo snel mogelijk af te willen reizen omdat de situatie me teveel deprimeert na alles wat er is gebeurd. Dit neemt ze serieus en ze maakt zuchtend de afspraak om de volgende dag, vrijdag, direct na haar werk langs te komen. Vrijdagochtend pak ik mijn koffer. Het overtollig gewicht breng ik naar de post. Kyoko bezoekt me op mijn kamer. Ze weet dat ik aan het pakken ben want de avond ervoor kwam ze ook langs en ik heb haar alles gegeven wat ik niet mee ga nemen. Toch lijkt ze verrast. Met het woordenboek erbij hebben we een goed gesprek. Dan vraagt ze me in alle ernst of ik Sado san wil helpen. ‘No,’ antwoord ik, ‘I am sorry, it’s too late now.’ ‘Kanashi,’ zegt ze zacht. ‘Dat is droevig.’ ’s Middags rond drie uur komt ze opnieuw aan. Ditmaal lokt ze me van mijn kamer weg met de mededeling dat die middag de afscheidsparty van Hsuan in het museum gehouden zal worden. Hsuan is daar zijn expositie aan het inrichten voor zijn presentatie, komend weekend. Terwijl ik beneden bij de auto sta te wachten, komt Kyoko uit de studio van de Meester en loopt naar me toe. Ze zegt dat er helemaal geen bye-bye party zal zijn. Ze stelt voor om samen een kop koffie te drinken en te praten. Maar dat wil ik niet. Ze probeert me bij mijn kamer vandaan te houden. Op haar manier, gebarend met haar handen, met Japanse woorden en de schaarse Engelse woorden die ze kent, maakt ze me duidelijk dat ik die zondag niet naar huis zal gaan. ‘Nai,’ zegt ze, ‘Sado, nai.’ Ze blijft herhalen: ‘Nai, nai, nai! Sado san hanase (praat) Antoinette stay.’ Daarbij maakt ze, haar handen kruisend, het Japanse teken voor ‘Nee!’
6
Op de buitentrap waar we staan beginnen mijn benen te trillen. Mijn hart gaat tekeer. Ik voel me beroerd. Ik moet gaan. Nu! ‘Ima!’ Dat zeg ik tegen Kyoko. Even later nemen we huilend afscheid. Dan stuur ik haar weg. Al die tijd ben ik me bewust geweest van mijn afhankelijkheid van de hulp en goede wil van Sado of iemand anders om mij met mijn zware bagage naar de luchthaven van Nagoya te brengen. Hsuan heeft me ingelicht dat vanuit The City een rechtstreekse bus naar Nagoya Airport gaat. Dat heb ik nagezocht. Ik heb alle scenario’s bedacht en me voorbereid. Een paar dagen eerder toen Hsuan de situatie met Sado san probeerde te bespreken, heeft die hem gezegd dat als ik zo nodig weg wilde gaan, ik er zelf maar voor moest zorgen dat ik bij het vliegveld kwam. Dat heeft Hsuan erg bedrukt omdat zijn eigen situatie wel eens net zo uit kan pakken. We zijn volledig overgeleverd aan Sado’s grillen, zijn willen en niet willen. Hij is niet bereid de problemen op te lossen. Door ze te laten voortbestaan houdt hij ons in zijn macht en blijven we aan hem gebonden. Wij zijn goed genoeg om te werken maar we hebben geen rechten, niet voor Sado en evenmin voor The City. Hopend op de medewerking van Sado en op een happy end, zal ik nog lang kunnen blijven wachten. Ik heb niets van hem te verwachten zolang hij ervan overtuigd is dat ik niet naar huis zal gaan om de eenvoudige reden dat hij me niet wil láten gaan. Hsuan en ik weten niet welk verhaal hij The City office heeft verteld. Wij zijn bang dat niemand in Sado’s omgeving zal worden toegestaan ons te helpen als hij dat niet wil of het verbiedt. We zullen mensen in verlegenheid brengen door hun hulp te vragen. Sado wordt door iedereen op handen gedragen. Tot in de verre omtrek gaan deuren voor hem open. Hier is Sado san de Meester! Zijn wil is wet! Hiroshi Sado lijkt een machtig man te zijn in deze feodale Japanse wereld waar zijn positie door iedereen wordt bevestigd en geaccepteerd. Onder het oppervlak van het zichtbare gaat een andere wereld schuil en gelden wetten waarvan wij geen weet hebben. Hier moeten wij onszelf zien te redden. Hsuan die bij het gesprek van Mieko met Sado san aanwezig was, heeft me gisteravond verteld dat een happy end er voor mij niet inzit. In de ogen van de Meester vráág ik alleen maar. Ik kost hem geld en energie. Mijn kosten en inzet tellen niet voor hem. Al de tijd dat ik niet werk maar wel gebruik maak van de ruimte, de energie, het water en de wc, maakt Sado alleen maar bozer en de problemen zo mogelijk nog groter. Het is beter dat ik ga. Bezeten om te ontsnappen, besluit ik direct te gaan. NU komt het erop aan! Mezelf tot het uiterst bedwingend, pak ik zoals ingeoefend mijn laatste spullen. Mijn werk laat ik achter. Ik schrijf mijn laatste woorden aan Hsuan die geen Engels leest, en een laatste brief voor Mieko die de tekst vertalen moet die ik voor mister Sado achterlaat. Mij zal ze niet meer aantreffen. Wraakzuchtig voeg ik de zin toe die de start van de problemen tekende: ‘Perhaps I will sleep with you.’ Sado redt zich wel. Op de koude kachel in het lege kamertje laat ik een onvolprezen keramisch musje achter, ‘made in China’. Ik sluit de deur, til mijn ontilbare bagage de vele traptreden af en rol alles door het grind naar de weg. Dank zij de papier bespannen ramen waarachter wordt gewerkt, blijf ik onzichtbaar voor de Meester. Ik heb onvoorstelbaar veel geluk. De bus die om de twee uur rijdt, komt een paar minuten later. In The City neem ik een taxi naar de opstaphalte van de bus die voor het laatst die dag rijdt en die me rechtstreeks naar Nagoya Airport brengt. Licht als een veertje zweef ik met de bus hoog boven de weg door het Japanse landschap. Bij nader inzien was het mijn allerlaatste kans om nog bijtijds weg te komen. Vier uur later heb ik een verwarmde kamer in een hotel op de luchthaven en neem een warm bad. Ik bel Hsuan om hem gerust te stellen. Thuisgekomen, heeft hij iedereen in rep en roer aangetroffen. Ze hebben mijn kamer leeg gevonden. Kyoko kan niet stoppen met huilen en is ontroostbaar. Een dag later kan ik mijn vlucht vastleggen. In aanwezigheid van de Meester heb ik me zo onder controle moeten houden dat ik al mijn energie verloor. Door te doen wat ik moet doen, krijg ik mijn energie terug. Ik beleef nog één dag een vriendelijk en behulpzaam Japan dat ook bestaat. Behalve het stoffige terrein waar Hiroshi Sado leeft om te werken, en waar wij ons bewogen in de driehoek tussen slaapkamer, studio en toilet, heb ik van Japan niets gezien. Zondag, 11 maart 2007, ben ik terug gevlogen.
7
Hsuan heeft zijn eigen verhaal, parallel aan het mijne. Zijn werk was af. Zijn tijd zat er bijna op. Zijn grote werken werden geëxposeerd in een van de drie belangrijkste keramiekmusea in dit deel van de wereld: the Museum of Modern Ceramic Art in Gifu. Mijn kans daarop heb ik vergooid. Hsuan had zijn eigen belang en redenen om te blijven of te gaan. Die redenen veranderden met de dag, onafhankelijk van mij, mijn blijven of gaan. Ik hoopte voor hem dat hij zijn werkperiode op een positieve manier kon afsluiten, wat mij niet is gelukt. Hsuan bracht het tot een goed einde ondanks zijn frustratie dat hij tot het laatst niet vrij kon handelen en praten. Samuel Hsuan-yu Shih was een goede trouwe vriend, zowel voor mij als voor mister Sado, tot het laatst! In 2008 is Hsuan getrouwd met miss Miyuki, zijn Japanse schone. In 2009 kregen zij een zoon, Ken. Hsuans site is: http:// www.UNIT-9.com
Met dank aan Hsuan, Kyoko, Megumi en de anderen. Antoinette van Brussel
Om herkenning te voorkomen is de naam Hiroshi Sado gefingeerd. De plaats waar ik in Japan verbleef wordt in het verslag The City genoemd. Copyright Antoinette van Brussel, 2010
8