Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 11
Het KI-station Het leven begint met een bevruchting. Daar gaat het om in het Varkens Activiteitencentrum in Harfsen, want de activiteiten waarvan sprake is, behelzen er eigenlijk maar één: spermaproductie ten behoeve van kunstmatige inseminatie van zeugen. Tweehonderd mannetjesvarkens, beren, zijn hier gehuisvest in verschillende afdelingen. Maar voor ik met Willie Wissink, hoofd productie, mee mag om hen te zien, bezoeken wij de brandschone verwerkingslokalen, waar het sperma in stalen kasten wordt bewaard en de computerstaten worden bijgehouden. Niets hier wijst op de aanwezigheid van varkens. Er hangt geen mestgeur, er staan geen klompen, geen bezems. Alleen computers. Ik probeer een vraag te bedenken. Iets over dierenliefde. ‘Hebben de beren namen?’ vraag ik. Willie Wissink haalt zijn schouders op. ‘Ze hebben nummers.’ Ik kijk teleurgesteld. ‘Ik heb wel één naam voor je: N-Blas,’ biedt hij aan, ‘de n staat voor Nederlands Landras en Blas is een naam met een b. Het moest een b zijn, omdat de naam van zijn vader met een b begon. Maar verder hebben wij er niets over te vertellen. De namen worden door de fokkerij aangeleverd en het zijn nummers met een letter ervoor.’ Hij laat de staten zien en legt uit wat ze betekenen: E0599 uit stal A, hok 12, heeft zevenenhalve dag niet gedekt. Er was kennelijk iets met de kwaliteit van zijn sperma, want gewoonlijk dekken de beren één tot twee keer per week. Liever niet vaker, want dan wordt het zaad dunner. Maar soms is het druk. Op maandagen vooral. 11
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 12
Dan zijn er vierduizend zakjes nodig, op dinsdag vijftienhonderd. Woensdag is het al rustiger en daarna is er vrijwel geen vraag. Onthouden varkens zich de tweede helft van de week van geslachtsgemeenschap? ‘Vijf dagen nadat de biggen zijn afgespeend — dat betekent dat ze bij de moeder worden weggehaald — worden de zeugen weer berig. Alleen jonge zeugen zijn nog wel eens onregelmatig. Die luisteren meer naar de natuur. Maar de ervaren zeugen laten zich goed berekenen. De boer zorgt dat de dag van inseminatie niet in het weekend valt. Dat kun je uitrekenen. Biggetjes blijven een week of vier bij de moeder. Op donderdag worden ze dan gespeend.’ Vier weken. Dat is een korte jeugd. Ik informeer naar de aandacht voor de natuurlijke behoeften. Of is een varken hier vooral een geldvarken? Willie Wissink neemt mijn vraag ernstig. ‘Wij zorgen zo goed mogelijk voor onze dieren. Alles wat je geeft, krijg je terug.’ ‘Wat geef je?’ ‘Wij houden ons nauwgezet aan de voorschriften. Een Artikel 4a van het Varkensbesluit, zoals dat is vastgelegd in 1994 (gewijzigd in 2005)
1. onverminderd artikel 3, tweede lid, wordt een beer op zodanige wijze gehuisvest, dat hij zich kan omdraaien en andere varkens kan horen en ruiken. 2. de beschikbare oppervlakte in een stal bestemd voor een beer bedraagt tenminste a. voor een beer jonger dan 12 maanden: 4 m² b. voor een beer van 12 maanden of ouder en jonger dan 18 maanden: 5 m² c. voor een beer van 18 maanden of ouder: 6 m² d. in geval de stal tevens voor het dekken wordt gebruikt: 10 m²
12
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 13
beer moet ruimte hebben. Wij proberen onze varkens zo veel mogelijk een natuurlijk leven te laten leiden.’ Hoe ziet zo’n leven er uit?’ ‘Op maandag om 04.00 uur begint de werkweek. Dan geven wij eerst voer. Dat is een speciale berenkorrel uit Lochem, samengesteld uit graan, eiwit en soja. Dat voer heeft een positieve invloed op het sperma.’ Het sperma, het sperma, maar wat is het dagelijkse berenleven? ‘Slapen, eten, drinken en knorren. En dekken.’ Op een houten bokje. Een beer krijgt nooit een zeug te zien. ‘Dat hoeft ook niet. Hij dekt omdat hij een andere beer ruikt, die hem voor is geweest. Daar reageert hij op. Beren zijn geen vrienden.’ Ik wil nu wel eens een varken zien, een levende beer. ‘Ho ho,’ maant de productieleider. We hebben nog niet alles gezien. Hij opent een grote stalen kast waarin gekleurde zakjes hangen. Daarin wordt het sperma bij een temperatuur van 17 graden boven nul bewaard. De kleuren verwijzen naar de dagen van de week waarop het zaad is geproduceerd: woensdag en zaterdag zijn blauw, maandag en donderdag rood, dinsdag en vrijdag groen. ‘Er zijn ook kleurloze zakjes. Die zijn geleverd door beren die vruchtbare zeugen voortbrengen. Ze zijn bestemd voor de fokkerij, voor de zeugen die nieuwe zeugen moeten baren. De gekleurde zijn voor zeugen die vleesvarkens produceren.’ Vleesvarkens. Er bestaat een illustratie van een mens met de afmetingen van een vleesvarken, zoals dat in de loop der tijd is gefokt, met onder andere extra ribben omwille van de spareribs. We willen meer karbonades en dikke ham. De vorm van 13
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 14
De vergelijking tussen een wild zwijn en een productievarken: p Een productievarken is vier keer zo dik. p Productievarkens hebben meer ribben, vanwege de spareribs, en meer tepels, vanwege het grote aantal biggen. p Een wild zwijn heeft een topsnelheid van 65 kilometer per uur; een volwassen productievarken komt nauwelijks vooruit. p Bij een productievarken is het vet vrijwel weggefokt. Het kan daardoor slecht tegen kou. p Een productievarken kan ook niet tegen warmte. Het heeft een te korte neus voor een toereikende warmteregulering.
het varken dient de mens. Dat overkomt meer dieren. Een teckel heeft ook nog maar weinig gemeen met de wolf van wie hij afstamt. Voor we de stallen in mogen, moeten Leontien en ik onder de douche en krijgen we bedrijfskleding aan, een polo14
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 15
shirt, sokken, een overall en klompen. Varkensboeren zijn als de dood voor infecties. De beren in Harfsen hebben het tamelijk goed. Ze hebben stro om in te snuffelen en ze hebben een buitenverblijfje. Ze kunnen elkaar zien en ruiken. Dat is heel wat. Lang geleden, toen ik nog maar pas bij Varkens in Nood zat, heb ik een varkensbedrijf gezien waar het ondraaglijk naar ammoniak stonk, waar de beesten in het halfduister op beton zaten en niets te doen hadden dan wachten op eten en op de dood. De eigenaar van dat bedrijf was trots op zijn boerderij, want het was er proper en warm. Dat varkens intelligente dieren zijn, die een bezigheid nodig hebben, was toen geen gangbare visie. Nu ook niet overal. Er zijn nog steeds veel stallen waar varkens in kale hokken zitten, met als enige afleiding elkanders staart. Uit die hoek heb ik geen uitnodiging ontvangen om vooral eens te komen kijken. De varkens op een ki-station zijn beren, wat een heel verschil maakt in leefomstandigheden. Bovendien is er een onderzoek geweest dat aantoonde dat stro en extra ruimte een positieve invloed hebben op de kwaliteit van het sperma. Het ruikt in deze stallen wel naar varkens, naar stro en een beetje naar mest, maar het is geen onaangename geur. Hoe lang leven deze dieren? ‘50 procent van de populatie wordt ieder jaar vervangen. De kwaliteit van het sperma loopt op den duur terug. Maar er zijn beren die wel vier jaar hier blijven.’ Varkens kunnen vijftien jaar worden. Maar vergeleken bij het korte leven van vleesvarkens is vier jaar lang. Vleesvarkens worden niet ouder dan zes maanden. Een vleesvarken is nooit feestvarken. We komen bij de plaats waar de dekkingen worden verricht, een stal met een gang erlangs, zodat de beren zonder strijd aangevoerd en weer weggeleid kunnen worden. Willie Wissink laat het dekbankje zien en vertelt hoe 15
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 16
het werk wordt uitgevoerd. Ik dacht altijd dat het een tamelijk klinische aangelegenheid was. Dat het zaad in een koker werd opgevangen, zonder tussenkomst van de mens. Ongeveer zoals koeien worden gemolken door een machine. Zo gaat het niet in de berenhouderij. De medewerkers moeten steriele handschoenen aan en met hun vuist de vagina nadoen. Het varken moet op de bok in positie worden gebracht, de kurkentrekkervormige penis komt tevoorschijn, de hand sluit zich om de schacht en door de druk te vergroten of juist te verminderen, wordt de ejaculatie opgewekt. ‘Eerst komt een tapioca-achtige massa naar buiten,’ vertelt Willie Wissink, ‘dat is het voorvocht. Daarna is er eerst dun sperma, dan dik. En dat tot drie keer toe in één dekking.’ Ik wist niet dat een varken zo’n ruim bemeten seksueel leven had. ‘Zo vaak als een haan en zo lang als een varken,’ voegt Willie Wissink er aan toe, ‘dat zeggen mannen wel eens.’ We zwijgen even. ‘Wil je het zien?’ biedt hij plotseling aan. Ik knik. ‘Maar ik laat hem het werk eh... niet helemaal afmaken!’ waarschuwt hij. ‘Halen we een beer hierheen?’ vraag ik. ‘Nee, we doen het op stal.’ ‘Met wie?’ ‘N-Blas!’ antwoordt Willie Wissink spontaan, maar dan bedenkt hij zich. Je kunt niet zomaar een varken kiezen. Dan ligt het hele schema aan scherven. Het wordt E0599. We gaan met zijn tweeën zijn box in, Leontien blijft achter het hek toekijken. De productieleider zet een melkkrukje naast de dekbank, trekt steriele handschoenen aan en houdt een beker gereed om het vocht op te vangen. Het grote varken onderzoekt de bok, snuift opgewon16
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 17
den en beklimt de houten zeug. Zijn enorme scrotum steekt onder zijn billen uit. Al spoedig verschijnt de penis en de mensenhand sluit zich geroutineerd eromheen. De beer rilt, maakt enkele paarbewegingen en rilt opnieuw. Een dikke, eiwitachtige massa valt op de hand. Dan komt het eerste sperma. Tegen de afspraak in, vangt Willie Wissink het op in de beker. Nu we eenmaal bezig zijn, gaan we door. ‘Wil je hem aanraken?’ Ik steek een voorzichtige wijsvinger uit naar de natte penis. Hij voelt warm en glad. De dekking is nog lang niet voltooid. Het enorme varken is geconcentreerd aan het werk. In zijn mondhoeken staat schuim. De meeste mannetjesvarkens worden gecastreerd, omdat aan hun vlees een berengeur zou kunnen hangen. Die ruik je pas als het vlees wordt verhit. Volgens sommigen is het een bijzonder indringende en onaangename stank, maar lang niet iedereen ruikt hem. Hij wordt veroorzaakt door drie stoffen, androstenon, skatol en ook een beetje indol. Androstenon is een geslachtshormoon dat naar urine ruikt, skatol ruikt naar poep en komt ook bij vrouwelijke varkens voor maar in veel lagere concentratie. Als varkens in hun eigen uitwerpselen liggen doordat er geen aparte mestplek is, hebben ze meer skatol in hun vet. Indol is een stof die vrijkomt bij de spijsvertering. Er zouden nog meer stoffen kunnen zijn die berengeur veroorzaken, maar die zijn nog niet bepaald door de onderzoekers. Alle Nederlanders die betrokken zijn bij de varkenshouderij, tot de supermarktketens aan toe, wijzen naar de Duitsers, wanneer er sprake is van een verbod op castratie. Duitsers, zeggen ze, willen volstrekt geen berengeur in hun Schweinefleisch ontwaren. Nederland exporteert veel varkensvlees naar Duitsland, vandaar dat alle manlijke biggen hier worden gecastreerd. 17
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 18
Behalve de fokberen. Wat gebeurt er eigenlijk met hun vlees als ze ten slotte worden geslacht? Ik stel de vraag hardop. Willie Wissink kijkt kort op. ‘Daar wordt alleen nog diervoeder van gemaakt,’ antwoordt hij, ‘en frikadellen en kroketten.’ Dat is in feite ook diervoeder. De beer is klaar en in het bekertje zit de opbrengst. Die was eigenlijk niet de bedoeling en we weten niet goed wat we ermee aan moeten. In het laboratorium zit nog een medewerker. Die lijkt te schrikken als wij ons met het bekertje melden. Het is zonde om het sperma weg te gooien, maar het productieschema voorziet niet in spontane lozingen. Ik weet niet wat er uiteindelijk mee gebeurt. Wel weet ik dat E0599 zijn aanschouwelijk onderwijs niet voor niets heeft gegeven. Hij heeft het varkensleven dichterbij gebracht.
18
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 19
Het vermeerderingsbedrijf De meeste varkenshouders willen niet dat we bij ze op bezoek komen, maar in Vroomshoop, bij Jan Harm en Ankie Borger, zijn wij welkom. Er is niemand te zien op het erf als wij na een lange autorit aankomen. Leontien en ik lopen naar de stallen en doen behoedzaam een deur open. Een scherpe varkenslucht slaat ons tegemoet en het gedreun van een machine overstemt mijn groet: ‘Hallo! Volk!’ Ik hoor geen antwoord. We lopen naar het woonhuis om onze aanwezigheid kenbaar te maken. Jan Harm Borger heeft de auto gehoord. Hij komt ons over het tuinpad tegemoet gelopen en begint meteen in een razend tempo te vertellen. In 1994 hebben zijn vrouw Ankie en hij het bedrijf overgenomen van de ouders van Jan Harm. Zijn vader is in 1983 als bedrijfsleider begonnen met deze varkenshouderij. Voor het overgrote deel is het een ‘vermeerderingsbedrijf’, gericht op de vermenigvuldiging. Zeugen worden er geïnsemineerd, ze werpen biggen en voeden vijfentwintig dagen. Dan worden de biggen gespeend. Dat betekent dat ze bij de moeder worden weggehaald. Na vijf dagen worden de zeugen opnieuw berig en worden ze weer geïnsemineerd. De biggen worden als vleesvarkens aan de mesterij verkocht. Jan Harm heeft ook een kleine groep vleesvarkens. Het zijn biggen die een klein gebrek hebben, een navelbreuk, een balbreuk of vergroeiingen, waardoor ze niet kunnen worden verkocht. Daarom mest hij ze zelf en laat ze, wanneer ze op gewicht zijn, door een klein abattoir in de buurt slachten. 19
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 20
De zeugen die bij de familie Borger worden gehouden, staan een deel van hun leven op stro. Na de inseminatie worden ze eerst individueel gehuisvest, in een box met ijzeren tralies, op een betonnen vloer. Vroeger werden alle zeugen zo gehouden, zonder dat ze de mogelijkheid hadden om zich om te keren en dan stonden ze ook nog met hun gezicht naar de muur. Voor de bevruchting is de kop van een zeug minder belangrijk dan haar vagina, veronderstel ik. Jan Harm Borger protesteert: ‘Uit ruimtegebrek is er nu geen gangpad aan de voorkant. Het zou prettig zijn als dat anders was, want het is goed als de beer voor de zeug langsloopt tijdens de inseminatie!’ De varkenshouderij is geen zorgeloos bedrijf, en was dat ook vroeger niet, toen vader Borger in 1983 in dienst trad van een grote veevoederfabriek. Honderdtachtig zeugen stonden er toen. Jan Harm rekent voor welke kosten er in de loop der jaren moesten worden gemaakt om de boerderij rendabel te maken en te houden. Er worden steeds hogere eisen gesteld en in de nabije toekomst zullen de
p Er leven in Nederland twaalf miljoen varkens. p Het leven van een vleesvarken duurt ongeveer zes maanden. p Biggen worden geboren en varkens van een half jaar worden
p
p
p
p
geslacht. In de loop van een jaar zijn er twintig miljoen varkens in Nederland in leven geweest. Ieder jaar worden achtenhalf miljoen levende biggen geëxporteerd. Het oorspronkelijke zwijn bracht ongeveer vijf biggen per jaar voort. Productievarkens baren meer dan vijfentwintig biggen en het streven is dertig per jaar. Door de hoge productie worden zeugen niet ouder dan gemiddeld 2,5 jaar, terwijl een varken ongeveer vijftien jaar kan worden.
20
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 21
wetten nog strenger worden. Ik luister naar alle jaartallen, aantallen, namen en nummers. Je zou denken dat een boer een zwijgzaam mens is, maar we staan al een halfuur of langer op het klinkerpad. Het is juni, het motregent en hij vertelt maar door. De meeste woorden die hij gebruikt zijn cijfers. Misschien ligt het aan Jan Harm Borgers nevenberoep: hij geeft drie dagen per week les in economie en varkenshouden op een landbouwschool. Ankie Borger doet het meeste werk op de boerderij, vooral de taken die haar man liever niet doet: castreren bijvoorbeeld. Daar wordt hij eng van. Zij castreert, zij brandt de staarten af. Ik stel mij meteen een kwaadaardig mens voor, een bonkige vrouw met een schelle lach en een botte schaar. Maar als Ankie Borger even later naar ons toe komt om kennis te maken, blijkt ze er heel anders uit te zien: een rank elfje met een zachte stem. Ze geeft een kleine ruwe werkhand en gaat dan terug naar de stallen. We mogen er straks bij zijn als ze castreert. Ze heeft net een koppeltje apart gezet, twaalf biggetjes van twee dagen oud. Ze krijgen preventief een injectie met ijzer en antibiotica, de staarten worden gecoupeerd en de beertjes worden gecastreerd. ‘Wij slijpen geen tanden meer,’ zegt Jan Harm Borger, ‘en als het kon, zouden we ook geen staarten couperen. We hebben het in het verleden ook wel geprobeerd. Maar als er een ziekte heerst of er is overbezetting, als het te warm is in de stallen, gaan de varkens staartbijten.’ Varkens bijten in elkanders staart uit verveling en agressie. De beten gaan ontsteken en de slachterij accepteert geen etterende wonden aan de slachtlijn. Daarom voorkomen de boeren het gedrag door de staarten af te branden. ‘Kunnen die stallen niet wat leger?’ vraag ik. ‘De kosten worden dan te hoog,’ zegt de boer spijtig en vervalt meteen weer in cijfers: ‘Nu moet een varken 0,7 21
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 22
vierkante meter ruimte hebben. Dat gaat in 2013 één vierkante meter worden. Dat is anders dan in de rest van Europa, want daar wordt het 0,8. Dat komt neer, per plaats, op vijfenzeventig euro meer. Op jaarbasis wordt dat tien euro ofwel drie cent per kilo, in de winkel tien cent.’ Ik kan de berekening niet volgen, maar het lijkt me ondenkbaar dat iemand moeilijkheden maakt over tien cent. Ik weet op dat moment nog niet dat de varkenshouderij één groot gevecht om minimale marges is. Het lijkt de Eerste Wereldoorlog wel: de veroveringen gaan over onbeduidende stukjes grondgebied, die door de leiders worden betwist terwijl de soldaten sterven als lemmingen. ‘Een varkenshouder verdient tussen de vier en de vijf cent per kilo,’ legt Jan Harm Borger uit, ‘als daar nog eens drie cent af gaat, kan hij het niet bolwerken. De enige manier waarop je dan nog kunt overleven als bedrijf is véél grootschaliger worden. Dan heeft de mester alleen jou als klant, waardoor hij ook alleen met de ziektekiemen van jouw bedrijf te maken heeft. Daar kan hij zich beter tegen teweerstellen en daar betaalt hij voor. Als hij allemaal verschillende biggen krijgt toegeleverd, kunnen die elkaar infecteren met van alles. Biggen zijn erg bevattelijk. Hoe eenvormiger de biggen, hoe minder kosten de mester heeft.’ p In 1960 waren er 200 000 varkensboeren met gemiddeld
25 varkens p In 2008 waren dit er ongeveer 8300 met gemiddeld 1450 p
p
p p
varkens. De prijs van varkensvlees is, de geldontwaarding in acht genomen, nog maar 40 procent van die van 1960. Tussen 1995 en 2008 daalde de reële prijs voor varkensvlees met 30 procent. Een big van circa 25 kilo levert de boer ongeveer 30 euro op. Voor een slachtvarken van 120 kilo wordt 130 euro betaald.
22
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 23
Ik probeer iets te begrijpen van alle berekeningen. ‘Hoeveel varkens moet je dan hebben?’ vraag ik. ‘Economisch is duizend tot vijftienhonderd zeugen voor een boer met een vermeerderingsstal het best. Maar je zou ook een megamesterij kunnen nemen, met twintigduizend vleesvarkens. Die eten allemaal hetzelfde voer, dus krijg je mooi gelijkvormig vlees, alles even groot. Hoe eenvormiger, hoe beter het is. Met die aantallen heb je iedere week twaalfhonderdvijftig slachtrijpe varkens. Dan verdien je ’t meest. Een slachterij betaalt daar al gauw een cent per kilo meer voor. Dat is veel.’ Of je zou juist minder varkens moeten nemen. Zou Jan Harm niet liever biologische boer worden? ‘Een gangbaar varken kost 1,30 euro per kilo, een biologisch varken 2,60. Bovendien moet je dan verbouwen, want je moet omschakelen. Dat is een grote investering, die je nooit terugverdient.’ We staan nog steeds op de oprijlaan sommen te maken. Mogen we alsjeblieft even naar binnen, een glas water drinken en gaan zitten? In de ruime lichte keuken van het woonhuis schenkt Jan Harm Borger water voor ons in en praten we verder. Je kunt zien dat hier een gezin woont. Er ligt kinderspeelgoed en er hangen tekeningen aan de muur. Leontien zit ontspannen met de boer te praten. Zij komt vaak op boerderijen. Ik niet. Ik moet mij voorbereiden op wat komen gaat. De gedachte dat ik straks biggetjes zal zien lijden, maakt me doodzenuwachtig. Ik mopper over Duitsers die bang zijn dat hun karbonade naar mannetjesvarken ruikt. Er is een onderzoek gedaan aan de universiteit van Wageningen, waaruit bleek dat consumenten berengeur vaak helemaal niet ruiken. Net zoals onervaren wijndrinkers doodgemoedereerd wijn met kurk drinken, merken de meeste consumenten niets van berengeur. Jan Harm Borger beaamt het. ‘Het is ook niet zo dat iedere beer berengeur afgeeft. 23
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 24
Maar 4 procent heeft het. In Denemarken is een methode ontwikkeld waarmee je androstenon kunt detecteren. Daar heb je dus niets aan, want je houdt dan nog skatol en indol over. Een andere oplossing zou zijn om eerder te slachten. Als een varken lichter is dan 85 kilo, heeft het geen berengeur. In Engeland slachten ze eerder, want daar zijn ze dol op bacon. Bacon is mager, dus hoeft het varken niet vet te worden. In Duitsland willen ze zwaardere varkens, want Duitsers willen schnitzels, en in Italië zien ze graag een nog groter gewicht, want daar is het weer om de ham te doen. Als een varken dat voor de Italiaanse markt bestemd is, minder weegt dan 92 kilo, krijg je 1,30 per kilo minder.’ We zitten weer te rekenen. ‘Ik vind castreren zielig!’ roep ik, ‘en waarom kan het niet onder verdoving?’ Jan Harm Borger schudt zijn hoofd. ‘Verdoven doe je met lidocaïne. Op biologische boerderijen werd dat gedaan. Die stof werd direct in de ballen gespoten. Dat is ook geen lolletje. Er is nu sprake van verdoving met co2. Daar heb je dan weer een hele installatie voor nodig. Dat is nogal een investering.’ ‘En het is vreselijk voor de biggen,’ vult Leontien aan, ‘co2 is een prikkelend gas en de biggetjes moeten ondersteboven in een klem, met hun kop in een donker gat.’ Ik heb er een film van gezien en het is akelig. Ik heb er ook een artikel over gelezen waarin stond dat de napijn van de castratie even hevig is als bij een castratie zonder verdoving en misschien zelfs langer duurt. Ankie Borger is inmiddels de keuken binnengekomen en knikt instemmend. Zij vindt castreren ook vervelend, maar ze doet het toch. ‘Het gaat snel. In feite raken de biggen vooral in paniek van het oppakken en op de kop houden. Daar gaan ze van krijsen. Van de castratie zelf merken ze niet veel. Ik druk de balletjes omhoog, houd het castreermes ertegenaan en maak een piepklein sneetje. Dan druk ik de balletjes naar 24
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 25
buiten en geef een rukje. Het weefsel is allemaal nog zo teer. De biggen zijn maar twee dagen oud. Ik hoef totaal geen kracht uit te oefenen.’ Ik zie Jan Harm Borger rillen. ‘Het moet gebeuren en hij kan er niet tegen,’ zegt zijn vrouw kalm. ‘Het is de geur,’ zegt hij, ‘net als darmgeur. Ik kan er ook niet tegen als het darmpakket uit het varken wordt gehaald.’ We hebben het even over actievoeren tegen de onverdoofde castratie en tegen varkensvlees in het algemeen. In mijn omgeving lijkt het alsof steeds meer mensen varkensvlees vies, ongezond of zielig vinden. ‘Weet je wat het stomme is,’ zegt Jan Harm Borger, ‘het werkt juist contraproductief als mensen actievoeren. Youp van ’t Hek heeft eens geroepen: eet geen varkensvlees! Degenen die dat opvolgen zijn juist de kritische consumenten. Wat je overhoudt zijn de vleeseters die het niks kan schelen wat er met een varken gebeurt. Die willen gewoon goedkoop vlees. Dat geeft nog meer druk op de boer om goedkoop te werken. Je kunt beter alleen biologisch vlees eten of eisen dat het varken in een comfortstal is opgegroeid, dan heeft het stro. Dat is trouwens ook niet zo eenvoudig. De burger roept: geef die beesten stro! Maar voor de boeren is zo’n stal bepaald lastiger. Je krijgt er minder resultaat. Stro gaat in de afvoerputten zitten. Dat krijg je niet weg. Bovendien geeft het fijnstof.’ De familie Borger heeft het moeilijk. Jan Harm en Ankie willen wel sympathieke varkensboeren worden, maar er komen steeds nieuwe verordeningen, die ook weer investeringen vragen. ‘In 2013 wordt er een wet van kracht die gebiedt dat zeugen direct na de inseminatie tot vijf dagen voor de bevalling in groepen worden gehouden. Maar als varkens loslopen, gaan ze vechten om de hiërarchie te bepalen. Daardoor gebeurt het nog wel eens dat de bevruchte eitjes 25
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 26
zich niet innestelen in de baarmoeder. Dan is de inseminatie voor niks geweest. Dat is duur. Voor de boer is het dus beter de zeug na de dekking drie weken alleen te huisvesten. Vooral de gelten, de jonge zeugen, zijn kwetsbaar. Als een zeug haar embryo’s verliest, scheelt dat voor de boer drie weken, tot ze opnieuw berig is. Dat is veertig euro per beest.’ Ik wil heel even niet rekenen. Kan dat? Jan Harm Borger haalt zijn schouders op. ‘Houd je van varkens? Vind je het leuke beesten?’ vraag ik om hem op andere gedachten te brengen. ‘Varkens zijn intelligent. Ze onderzoeken alles. Ze maken dus ook alles kapot. Als iets kapot kan, gáát ’t kapot.’ ‘Ze vervelen zich kleurenblind in zo’n stal alleen,’ weerleg ik, ‘ze willen iets doen. Iets anders dan dag in dag uit zitten niksen.’ ‘Een varken leeft in het heden. Het leven is zoals het is. Varkens dromen niet van een toekomst.’ Ankie Borger is weer aan het werk gegaan. Ik noteer de varkensweek zoals die in een vermeerderingsstal verloopt: een boer kan uitrekenen wanneer een zeug ontvankelijk wordt: vijf dagen nadat de biggen bij haar zijn weggehaald. Dat heet spenen. Het is handig als de berigheid op maandag inzet. Dan wordt de zeug ’s avonds geïnsemineerd. Op dinsdagochtend gebeurt dat opnieuw, voor de zekerheid. Op woensdagochtend worden gespeende biggen aan de mester afgeleverd. ’s Middags kunnen de hokken worden schoongemaakt. Op donderdagochtend gaan de gedekte zeugen naar de groep. Er worden opnieuw biggen gespeend en naar een andere afdeling gebracht. Zeugen die moeten werpen worden op vrijdag naar de kraamhokken gebracht. Op donderdag, vrijdag en zaterdag wordt er gebigd, 116 dagen na de inseminatie. Biggen worden vijfentwintig dagen na de geboorte gespeend. Vijf dagen later is de zeug weer berig. 26
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 27
Het is een fabriek. En dan mogen de zeugen van Jan Harm Borger nog blij zijn dat ze in de cyclus een paar weken bij elkaar op stro staan. Zo is het lang niet overal, ook al is er een wet: sinds 1 november 1998 moeten varkensbedrijven hun zeugen in groepen huisvesten. In stallen die na 1998 zijn gebouwd, moeten de zeugen samen worden gehouden. In 2013 geldt die verordening voor alle stallen, ook de oude. Individuele boxen voor zeugen waarvan de deur openstaat, worden ook goedgekeurd. Of de boeren de deuren openzetten of dichthouden, valt natuurlijk niet te controleren. Het zou heel goed kunnen dat het voor een boer helemaal niet zo plezierig is als de zeugen heen en weer gaan kuieren. Dat geeft maar onrust. Maar het is nog geen 2013. De meeste zeugen in Nederland brengen hun leven tussen stangen door, eerst in een box, tot aan de dagen voor de bevalling. Daarna in de kraamstal, waar ze hun kont niet kunnen keren, tot de biggen worden weggehaald en de zeugen terug worden gebracht naar de eerste locatie. Daar staan ze zich dan na de nieuwe inseminatie te vervelen en op eten te wachten. Ze worden heel bedachtzaam gevoerd, want zeugen mogen niet te veel eten. Doordat ze nooit lopen, zijn hun botten niet sterk. Als ze te zwaar zijn, zakken ze door hun poten. Pas in de laatste drie weken voor de bevalling krijgen ze meer voer. En als de biggenproductie terugloopt of zich een andere economisch nadelige omstandigheid voordoet, gaan ze voor de slacht. Jan Harm Borger knikt. Het is niet anders. De groepsstal heeft hem zesendertig euro per zeug per jaar gekost, dat komt neer op tienduizend euro per jaar. Een boer moet voortdurend afwegen wat goed is voor het beest en wat financieel haalbaar is en één cent per kilo slachtvlees is een hoop geld. ‘Wat verdien jij?’ vraag ik. 27
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 28
‘Met de varkenshouderij hebben wij dit jaar vijfenzestigduizend euro verlies geleden,’ antwoordt hij, ‘we zitten nu in het dal van de varkenscyclus.’ En dan legt hij uit wat de varkenscyclus behelst: als varkenshouders geld verdienen, gaan ze meer varkens houden. Ze moeten dan hokken bijbouwen. Maar het duurt tien maanden voor er een extra varken op de markt komt. In die tien maanden zijn de prijzen goed. Maar hij is niet de enige die meer varkens gaat houden. Dus is er ineens meer aanbod en gaat de prijs omlaag. Dan gaat de boer juist minder varkens houden en gaat de carrousel opnieuw in het rond. Het wordt steeds moeilijker om varkensboer te zijn. ‘Dat is maar goed ook!’ zeg ik fel, ‘ik vind het varkensleven niet om aan te zien! In die rothokken.’ Jan Harm Borger knikt gelaten. ‘De boer ziet varkens, de burger ziet hokken.’ Het wordt tijd dat we eens naar de stallen gaan. Want we hebben nog niks anders gedaan dan praten en praten. We beginnen bij de pas gespeende biggetjes. De dikste zitten vol schrammen. Die vechten, de lagergeplaatste biggetjes niet. Jan Harm Borger tilt er een op bij zijn achterpootje. ‘Dat doet geen pijn,’ stelt hij mij gerust, ‘op die plek zijn ze het sterkst.’ We lopen langs de boxen. In een hoek zit een piepklein biggetje. Jan Harm fronst zijn wenkbrauwen. Het is niet goed als er een achterblijft. Die heeft minder weerstand en kan een bron van infecties zijn. Na de biggen, brengen we een bezoek aan de zeugen die pas zijn bevallen of op het punt staan te biggen. ‘Hoe oud worden zeugen?’ vraag ik. Jan Harm Borger rekent even: ‘Gemiddeld geven zeugen 4,2 worpen.’ ‘Hoe oud worden ze dan?’ ‘Per jaar wordt ongeveer 36 procent van de populatie vervangen.’ 28
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 29
‘Kom op, Jan Harm Borger, ik wil een leeftijd horen, geen denksom!’ ‘Ze zijn acht maanden als ze hier komen...’ Uiteindelijk stellen we vast dat zeugen ongeveer drie jaar worden, als ze niet eerder tekortschieten in de ogen van de boer en worden afgevoerd naar het slachthuis. Bij een van de zeugen blijven we staan. Terwijl de biggen drinken, knort ze zacht. Ze laat met haar stem weten of de biggen welkom zijn aan de bar. Pas wanneer zij de melk laat schieten mogen ze drinken. Eerder kunnen ze solliciteren, maar ze worden soms ook afgewezen. Het is geen gezellig kraambed. Het is krap en het is kaal. Van nature maken zeugen een mooi nest voor ze bevallen, een ketel. Daar is hier geen gelegenheid voor. Het is biggen en zogen en verder niets. De zeug ligt tegen een valbeugel, een stang die omhoogklapt wanneer ze gaat staan. Als ze eenmaal staat klapt hij terug. Door de valbeugel moet ze rechtstandig door haar poten zakken om te gaan liggen. Ze kan zich niet op haar zij laten vallen. Het voordeel is, dat er minder jongen worden verpletterd. Toch ligt in de hoek een plat biggetje. Er zijn er ook die nu al te klein zijn. De melkproductie houdt geen gelijke tred met de grote worpen. Als een big geen gulle speen treft, blijft hij achter. Soms kan hij nog in een ander koppel worden geplaatst, bij een pleegzeug. Maar er is nogal wat uitval, 10 procent van de biggen haalt het niet. Dat komt ook door de enorme tomen die worden geboren. Hoe meer biggen een zeug in haar buik draagt, hoe eerder ze werpt. Biggen die twee of meer dagen te vroeg worden geboren, zijn kwetsbaar. Door het geknoei met voeding en genen kunnen zeugen tegenwoordig wel dertien biggen werpen. Dat zijn er zeven te veel. Van nature werpt een zeug vijf tot zes frislingen per jaar. Pasgeboren biggen heten zo. Doordat de diertjes na een paar weken worden weggehaald wordt de zeug weer berig. Zeugen in de bioindustrie worden gemiddeld 2,2 keer per jaar drachtig en 29
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 30
werpen gemiddeld achtentwintig frislingen per jaar. Er zijn boeren die daar dertig van proberen te maken, maar ook zonder dat extreme getal raken zeugen binnen drie jaar uitgeput. Een boer noemt dat afgeschreven. We gaan naar de stal waar de castratie plaatsvindt en de staarten worden afgebrand. Voor de helft en niet zoals vroeger helemaal, maar het is evengoed een schokkende ingreep. Het branden duurt wel zeven seconden. Dat is lang. De twaalf biggen gaan hartstochtelijk tekeer en trappelen wanhopig met hun pootjes. Het moet waanzinnig veel pijn doen, maar Ankie Borger hoort ze niet. Ze draagt gehoorbescherming. De ene big na de andere pakt ze behendig vast, maakt een sneetje in het scrotum en drukt de balletjes er een voor een uit en geeft een korte ruk aan de zaadstrengen. De testikeltjes werpt ze in de voerbak van de moeder. Daarna keert ze de krijsende beestjes om en drukt de lange injectienaald met ijzer en antibiotica in de hals. De hele operatie heeft tien minuten geduurd. Ik heb in een artikel over pijnbeleving gelezen dat castratie verschrikkelijk pijnlijk is. Vooral het uittrekken van de zaadstrengen leidt tot een grote toename van stresshormonen. Gecastreerde biggen vertonen na de operatie nog dagenlang pijnreacties. Wonderlijk genoeg werd in dat onderzoek geen noemenswaardige stijging van stresshormonen gevonden wanneer de tanden van de biggetjes werden geslepen of hun staart werd gecoupeerd. Dat laatste geloof ik niet. Ik zal niet snel de aanblik van machteloos trappende pootjes vergeten. Ankie Borger zou het liefst pijnstillers toedienen, maar dat mag niet, zegt ze: ‘Alleen de veearts mag die geven.’ Leontien schudt haar hoofd. ‘Boeren mogen wel degelijk pijnstillers toedienen. Ze moeten alleen met de dierenarts overleggen welke mid30
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 31
delen zijn toegestaan en in welke dosering. Dat kost natuurlijk wel geld.’ Ten slotte bezoeken we de groepsstal, de enige plek op de boerderij waar zeugen een plezierig leven kunnen hebben. Het stro ziet er nog redelijk schoon uit, want ze mesten aan de zijkant van de stal. Het is een zogenaamde potstal. Hij wordt niet vaak uitgemest: maar één keer per jaar. Er wordt wel wekelijks schoon stro toegevoegd. In het midden liggen de zeugen te rusten, de sterkste op de beste plek, de lagergeplaatste op viezere plaatsen. Varkens in gevangenschap slapen veel. ‘Want ze zijn lui,’ zegt Jan Harm, ‘niet vies. Wel lui.’ Het is niet waar. In de natuur zijn varkens niet lui. Daar zijn ze de hele dag aan het scharrelen om aan de kost te komen en leggen ze grote afstanden af. Hier op de boerderij wordt het eten toegediend bij een voerstation, een voerbak met een sensor die in verbinding staat met een computer. De zeugen hebben een zendertje in hun oor. Als ze mogen eten, vallen de korrels in de bak. Als ze niet aan de beurt zijn, krijgen ze geen toegang. Het is geen sluitend systeem. Laaggeplaatste zeugen worden weggejaagd door dominantere tantes. Jan Harm Borger moet soms bijvoeren. Dat hebben de bedeesdere zeugen snel in de gaten. Ze komen niet meer bij het voerstation. Ze wachten liever op de boer. ‘Dat is een hoop extra werk,’ zegt Jan Harm, ‘maar ja, ze moeten toch vreten.’ Ik draai me verontwaardigd naar hem om. ‘Vreten doe je in de snackbar,’ zeg ik vinnig, ‘dieren eten.’ Lachend haalt hij zijn schouders op. Het kan hem niks schelen wat ik vind.
31
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 32
Het gesloten bedrijf Toen ik de eigenaar van deze boerderij voor het eerst ontmoette, stonden wij nog op goede voet met elkaar. Hij was zelfs blij dat we naar zijn bedrijf kwamen kijken, want hij wilde iets rechtzetten. De stichting Varkens in Nood heeft ooit een foto gebruikt die in zijn stal is genomen. Op de foto staan biggen die met een ketting aan het spelen zijn. Kettingen zijn vaak de enige afleiding die varkens in de gangbare industrie hebben en niet eens in alle stallen hangt een ketting. Deze boer heeft niet alleen kettingen, hij heeft maar liefst drie soorten speelgoed: een ketting, een rubberen flap en een dik touw, dat bestand is tegen de onderzoeksdrift van varkens. Hij wil het beste voor zijn beesten. Hij had ook graag dat ik dat zou benadrukken. Maar het eerste wat wij horen is dat hij zijn zeugen pas vier weken na de inseminatie in de groep opneemt. Anders kan er iets verkeerd gaan met de innesteling van de embryo’s. Dat vinden Leontien en ik bedenkelijk. Vier weken staan die arme beesten in een kooi waar ze niets anders kunnen doen dan staan of liggen. Zich omdraaien is er niet bij en rondscharrelen al helemaal niet. Een ketting hangt daar niet, laat staan een touw of een flapje. De boer haalt zijn schouders op. ‘Alles wat los is, lijkt mooi. Maar je kunt er ook anders tegenaan kijken. Het zegt ook iets over het welzijn van een varken als de innesteling niet lukt. Ze hebben dan kennelijk stress. Ze gaan vechten en dat komt de innesteling niet ten goede.’ De rondleiding begint in de ontvangstkamer van het bedrijf. Overal zijn beeldjes van varkens, pluchen varkens, schilderijen van varkens, er hangt een varkenskalender en 32
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 33
zelfs de waterketel heeft de vorm van een big. Het is hier opvallend schoon. Alleen een vlieg maakt rondjes boven de tafel. De boer pakt een vliegenmepper en slaat hem dood. Hij is lid van de Christen Unie, heb ik mij laten vertellen. ‘Gij zult niet doden,’ zeg ik. ‘O nee?’ lacht hij, ‘als ik niks tegen die vliegen doe, heb je hier binnen de kortste keren wolken vliegen. Maar ik gebruik geen gif. Ik bestrijd ze met roofvliegen. De larven van roofvliegen zet ik uit in de gierkelder. Ze eten de eitjes van de stalvliegen op. Dat moet ik drie keer doen, eigenlijk vijf keer, maar roofvliegen zijn hartstikke duur, vijfhonderd euro per behandeling. Boeren zijn zuinig. Ik ook.’ Dit is een gesloten bedrijf. Dat betekent dat de biggen die hier worden geboren op de boerderij blijven tot ze slachtrijp zijn. ‘Wij zien hier het hele proces. Dus kunnen we nog eens iets uitproberen. We hebben bijvoorbeeld gekeken of we de staarten eraan kunnen laten zitten. Maar het blijkt dat ze vrijwel altijd gaan staartbijten. Op de biologische boerderijen doen ze dat ook.’ ‘Maar wel veel minder,’ zegt Leontien, ‘één handje stro per dag vermindert het staartbijten al!’ Vleesvarkens p Een big weegt bij de geboorte 1,5 kilo. Na vier à vijf weken is dit 8 kilo. p Zodra hij 25 kilo weegt, wordt hij vleesvarken genoemd. Hij is dan 10 weken oud en eet 1 kilo voer per dag. p Een vleesvarken eet, terwijl het ouder wordt, 2 tot 3 kilo voer per dag. Hij groeit in gewicht 750 tot 800 gram per dag. Als een vleesvarken 115 tot 120 kilo weegt — dat is na ongeveer zes maanden — gaat het naar de slachterij.
33
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 34
Ik vertel hoe afschuwelijk ik dat afbranden van staarten vind. ‘Wij halen maar een derde deel van de staart weg. Het duurt maar een paar seconden en er komt geen bloed aan te pas.’ Seconden duren lang als je ligt te gillen van de pijn. ‘Staartbijten doet ook pijn,’ weerlegt de boer, ‘en het maakt niet zoveel uit of je verdooft of niet. Ze hebben vooral last van het optillen en dat er iets met ze wordt gedaan.’ ‘En dan krijgen ze nog een castratie toe,’ zeg ik treurig. De boer heft zijn handen in een verontschuldigend gebaar. ‘Ik vind dat castreren ook niet leuk, maar als je het niet doet, kunnen beren heel vervelend worden. Het seksuele gedrag begint als ze halfwas zijn, ongeveer in de vijftiende week. Er hoeft er maar één te beginnen en dan gaan ze het allemaal doen. Ze pikken de twee zwaksten eruit en dan is het de hele dag rijden. Die twee gaan dan wel op hun zij liggen, maar die beren gaan door. Tot de kleintjes dood zijn.’ Het is het eerste redelijke argument dat ik hoor. We gaan de stallen in. Eerst naar de zeugen en de biggetjes. Ook hier zijn een paar achterblijvers. Bedachtzaam neemt de boer ze in ogenschouw. ‘Dat wordt niks.’ ‘Waarom voedt u ze niet bij?’ vraagt Leontien. ‘Ze zijn niet levensvatbaar. In de natuur gaan ze ook dood. We zetten de grote biggen in de eerste vierentwintig uur wel eens twee uur apart, zodat die kleintjes bij de tepels kunnen, want de biest, de eerste melk die de moeder geeft, is zó belangrijk. We dienen ook wel biestvervanger toe, achter op de tong. Maar het kost allemaal tijd en zo’n big redt ’t evengoed niet. Het probleem is eigenlijk, dat er te veel biggen worden geboren. De zeugen worden gefokt op grote koppels, soms wel van achttien biggen. Daardoor 34
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 35
gaan de zeugen twee dagen eerder werpen en krijg je achterblijvers. Maar de fout ligt ook bij de boeren. Die willen zo veel mogelijk biggen in leven houden, maar wat ze vooral in stand houden, zijn ziektes.’ Ik kijk naar twee miezerdjes van wie de achterpootjes bijeengebonden zijn met plakband. Het zijn spreidzitters. ‘Dat is een afwijking aan hun spieren waardoor ze niet kunnen staan. Als ze sterker worden, gaat het over,’ stelt de boer me gerust. Wat doet hij met zijn zieke biggen? ‘Eens in de vier weken komt de dierenarts. Als het nodig is, mogen wij een dier ook afmaken met het schietmasker. Daarna zou je ook nog moeten snijden, maar met die kogel is zo’n beest echt wel dood.’ ‘En zo’n heel klein biggetje?’ Dat wordt op de rand van de box doodgeslagen, begrijp ik uit het gebaar dat hij maakt. ‘Dan is hij meteen dood, hoor!’ verzekert hij ons. ‘Hij breekt zijn nek.’ We gaan naar de strostal, waar de zeugen heerlijk liggen te suffen. ‘Vroeger voerde ik ook luzerne,’ vertelt de boer, ‘maar de putten raakten ervan verstopt. Ik ben twee jaar bezig geweest de boel weer vrij te maken. Nu geef ik korrels.’ Aan korrels valt voor een varken niks te beleven. Er zit van alles in dat heilzaam is voor de spijsvertering, maar korrels ruiken allemaal hetzelfde. Ze zijn voor een varken zo spannend als een boterham met tevredenheid. Van de strostal gaan we naar de vleesvarkens. Vroeger sprak men van mestvarkens, maar de mensen dachten dat mest naar uitwerpselen verwees en dat vonden ze vies. Ze lustten geen poepvarkens. Daarom heten ze nu vleesvarkens. Eet smakelijk. De jongste varkentjes vluchten meteen de hoek in als wij binnenkomen. De wat oudere varkens zijn nieuwsgierig en komen snuffelen. 35
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 36
Trots wijst de boer op het speelgoed dat in de hokken hangt. ‘Er is veel verbeterd in de branche. Er zijn nieuwe regels voor transport, voor huisvesting en voor de dagelijkse behandeling van varkens.’ Ik weet het. Er mogen geen wrakke varkens meer in vrachtauto’s worden gepropt, er moet speelgoed op stal zijn, de afmetingen van de boxen zijn voorgeschreven en vier weken in een hok staan omwille van de innesteling is verboden. Of die regels worden nageleefd is maar de vraag. Die luzerne, de klaver waar de boer het over had, staat ook in de wet, in een voorschrift voor zeugen. Die moeten volgens artikel 13 van het Varkensbesluit ruwvoer krijgen om hun behoefte aan kauwen te bevredigen. Maar als de eigenaar van het bedrijf een probleem heeft met zijn afvoer, geldt artikel 13 ineens niet meer. Dan mag het ruwvoer in een korrel worden geperst, waar ternauwernood wat aan te kauwen valt. Varkensboeren zijn altijd op zoek naar middelen om meer winst uit varkens te halen. Deze boer heeft ooit geprobeerd de biggen eerder te spenen dan na vier weken. Maar dat experiment mislukte, omdat de zeug er niet goed op reageerde. De baarmoeder is dan nog niet voldoende hersteld om een volgende zwangerschap te volbrengen. Ik kijk hem afkeurend aan als hij dat vertelt. ‘Als u in God gelooft, zou u dan niet wat meer respect voor de schepping aan de dag leggen?’ ‘Ik heb vooral respect voor de Schepper,’ antwoordt hij. En die kijkt kennelijk niet zo nauw. Alleen over abortus provocatus is de christelijke leer duidelijk. Het mag niet. Daarom insemineert deze boer zijn zeugen niet voor ze naar de slacht gaan, ook al zou de zwangerschap bijdragen aan het slachtgewicht. Dat ligt niet eens zozeer aan de ongeboren biggen. Zeugen worden tijdens de dracht geleidelijk vetter. Ze hebben meer behoefte aan voedsel en komen er meer van aan. 36
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 37
Niet alle boeren zijn zulke vrome christenen als hij. Er worden in de zeugenslachterij heel wat embryo’s in de karkassen aangetroffen. We staan bij de boxen waarin de varkens van bijna zesentwintig weken zitten. Ze gaan deze week naar het abattoir. Nu ze zo groot zijn, is het hok wel erg klein. De boer geeft het toe. ‘Het zou beter zijn om ze in een comfort class-stal te houden. Maar ik heb dat niet voor het zeggen. De markt beslist. De burger roept wel van alles, maar de sleutel ligt bij de grossier. Die bepaalt wat er in de winkel ligt.’ Hij zou graag een keurmerk in het leven roepen: ‘Welzwijn zou het kunnen heten. Als ik zeker weet dat ik een dergelijk varken over tien maanden kan verkopen, ben ik de eerste om het te leveren. Een Welzwijn.’
Wettelijke oppervlakten voor varkens in Nederland
Biggen tot 15 kg Vleesvarkens tot 30 kg Vleesvarkens tot 50 kg Vleesvarkens tot 110 kg Vleesvarkens boven 110 kg
0,20 m² 0,40 m² 0,60 m² 1,00 m² 1,30 m²
Meestal bestaat de vloer voor een deel uit beton en voor een ander deel uit roosters. Onder het rooster bevindt zich de opvang voor mest en urine.
37
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 38
De megastal Ooit was slachterij De Porkhof in Ysselsteijn een familieonderneming, maar het bedrijf was te klein om te kunnen concurreren. In 2002 ging het dicht en werd Houbensteijn opgericht, een grote varkenshouderij met vijfenveertighonderd zeugen en vijfentwintigduizend vleesvarkens. Er zijn twaalf afdelingen, die aan een smalle Limburgse landweg liggen. Ik ben inmiddels gewend aan de volstrekte anonimiteit van de locaties waar varkens worden gehouden. De receptie is zonder uitzondering een onaanzienlijk bakstenen gebouwtje op een nietszeggend veld met een groot ijzeren hek, waarachter wat onkruid groeit en waar auto’s kunnen staan. Daarachter liggen de stallen. Die kun je vanaf de weg niet zien. Na een poosje zoeken ontmoeten we een van de twee managers van Houbensteijn, Henk Hellegers, een bescheiden man met een rank postuur. Hij komt uit Ysselsteijn en was aanvankelijk metselaar. Na tien jaar in de bouw heeft hij een cursus Dier & Gezondheid gevolgd en is hij in een veevoederfabriek gaan werken. Daarvandaan kwam hij op Houbensteijn, waar hij tegenwoordig leiding geeft aan vijftien medewerkers. Hij is ook de man die de contacten met de buitenwereld onderhoudt. Hij vindt het belangrijk dat de mensen goede voorlichting krijgen. Want er bestaat een negatief beeld van de bio-industrie, dat beseft hij ten volle. Andersom wil hij ook luisteren naar de wensen van de consument. ‘Wij moeten geen product maken dat de consument niet wil.’ Het maakbare varken. ‘Nederland zal altijd varkensteelt hebben, want de 38
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 39
voorwaarden zijn er al,’ vertelt Henk Hellegers terwijl hij met zorg een plastic bekertje koffie serveert. ‘Wij hebben kaasfabrieken, melkfabrieken, bierfabrieken, aardappelteelt. Het afval daarvan is geschikt voor varkensvoer, dus zijn er ook varkens. En zelfs varkensmest is verkoopbaar. Die wordt tot 60 graden verhit en aan Duitsland verkocht als kunstmest.’ Hij legt uit hoe het er in een megastal aan toegaat: ‘De mensen hebben allerlei wilde ideeën over de varkensteelt. Dat komt omdat ze nooit een varken zien, behalve als het in een vrachtauto voorbijkomt. Koeien zie je in de wei, een varken niet. Dus denken de mensen dat ze zomaar op een hoop zitten. In de krant staat een artikel over varkensflats en dan ziet de burger een gebouw van tien verdiepingen. Zo is dat niet. Het gaat om twee woonlagen, meer niet. En voor het varken maakt het niks uit of hij één hoog woont of op de begane grond. Die wil alleen rust, voer en genoeg ruimte.’ ‘Want anders gaat hij staartbijten,’ vul ik aan. Henk Hellegers zucht. ‘Wij zouden ook wel van dat couperen af willen. En van de castratie van biggen. Maar dat staartbijten doen ze vrijwel altijd. En als ze het eenmaal hebben ontdekt houden ze niet meer op, want bloed smaakt lekker. Wij doen wel proeven om te kijken of het zonder couperen kan. Want dat is het voordeel van een groot bedrijf: je hebt de ruimte om eens iets te proberen. Wij dragen een verantwoordelijkheid daarin. Wij vervullen een voortrekkersrol. Zo hebben wij nu acht apparaatjes besteld waarmee wij co2 gaan toedienen om mee te verdoven.’ Hij is een en al goede wil, net als de andere boeren. Maar tweemaal daags een handje stro in het hok tegen het staartbijten kan er niet af. Want stro gaat in de afvoerputten zitten en het geeft stof. Daarom zitten alle vleesvarkens in de bio-industrie op beton.
39
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 40
Als ik aan een megastal denk, zie ik een productielijn met varkensvlees op pootjes. Eetbare pootjes. ‘Wij hebben veel dingen geautomatiseerd, maar dat wil niet zeggen dat wij geen hart hebben voor de dieren. Het maakt voor een medewerker geen verschil of hij duizend of vijftienhonderd varkens moet nalopen en controleren. Wij hebben genoeg mensen om dat te doen. De dierenarts komt hier drie dagen in de week om de zieke dieren te zien. Ik proef geregeld van het voer. Als ik het niet lust, krijgen de varkens het ook niet. Vooral de jongste biggen krijgen supervoer. Het zijn baby’s en zo moet je ze ook behandelen.’ Ik kijk hem wantrouwig aan. Neemt hij me in de maling? Maar niks hoor, even later noemt hij de zeugen eerbiedig kraamvrouwen. Terwijl wij een rondgang maken langs de stallen, geeft Henk Hellegers ons ook een hapje biggenvoer. Het lijkt op ontbijtgraan. De biggen hebben het hier zeker niet slecht. Er is een verwarmingssysteem door middel van water dat wordt rondgepompt. Als het koud is, wordt het water verwarmd, als het buiten heet is, wordt het koud gelaten en verkoelt het de vloer. Varkens in de bio-industrie zijn heel gevoelig voor temperatuur. Het eten komt uit een silo en verschijnt als de biggen een molentje rondduwen. Dat is leuk speelgoed. Er is ook ander afleidingsmateriaal, een bal en een ketting. ‘Dit is hun huis,’ zegt Henk Hellegers, ‘het moet hier schoon zijn en prettig. Zestien uur per etmaal brandt hier zacht licht. Acht uur lang is het donker.’ ‘Nu ook nog een leuke tuin,’ stel ik voor. Maar dat vindt hij geen goed idee. ‘Varkens krijgen allerlei infecties als ze buiten komen, ze lopen leverproblemen op. Als je een goed stukje vlees wilt, mag dat niet gebeuren.’ 40
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 41
Je zou bijna vergeten waar we die varkens ook alweer voor hebben. p In Europa raakt ongeveer 80 procent van de varkens ooit p p
p
p
besmet met het influenzavirus. In sommige stallen heeft 60 procent van de varkens pleuritis. Naar schatting is 25 procent van de varkensboeren besmet met de ziekenhuisbacterie Meticilline Resistente Staphylococcus Aureus, afgekort MRSA. Varkensboeren die in ziekenhuizen worden opgenomen, worden vaak geïsoleerd verpleegd uit angst voor de MRSAbacterie. Ongeveer 30 procent van de varkensboeren heeft longklachten.
Als Henk Hellegers wegrijdt in zijn auto om naar een van de andere locaties van Houbensteijn te gaan, is het al laat. Hij had tot twaalf uur ’s middags de tijd voor ons en het is inmiddels tien over twaalf. Leontien en ik nemen nog even een kijkje door het stoffige raam van een schuur, die we nog niet hebben bezichtigd. Daar staan zeugen in ijzeren kooien. Er is ook geen speelgoed. Deze stal hoort vast niet bij de rondleiding. Een paar weken later hoor ik bij toeval dat Houbensteijn een nieuwe afdeling gaat bouwen voor de zeugen. Stro krijgen ze niet, maar wel een betere behuizing. Ik zie de plannen halsreikend tegemoet.
41
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 42
De biologische boerderij In Baambrugge, in de plantenkas die aan het woonhuis van biologische boerderij Lindenhoff gebouwd is, spreek ik Ben te Voortwis. Tegenwoordig heeft zijn zoon de dagelijkse leiding. Die heeft het druk, dus hem krijg ik niet te zien. Zijn vader voert de gesprekken met de talloze belangstellenden. ‘Je mag het de reguliere boeren niet kwalijk nemen,’ zegt hij, ‘ze zitten in een systeem waar maar moeilijk uit te breken valt. Na de oorlog wilden de Nederlanders — terecht — snel weer zelfstandig worden en onafhankelijk van buitenlandse hulp. Om dat te bewerkstelligen moesten ze betaalbaar voedsel voor iedereen produceren. Het werd een wedloop waarbij het doel was zo snel mogelijk, zo veel en zo goedkoop mogelijk vlees op een karkas te laten groeien. Dat het ten koste ging van de smaak en van de gezondheid van mens en dier, was in die naoorlogse jaren niet zo belangrijk.’ Ben te Voortwis komt uit een boerenfamilie, maar zelf wilde hij een ander beroep. Hij werd verkoper van autoonderdelen voor een multinationaal bedrijf. Maar daar had hij op den duur toch geen aardigheid meer in. ‘Ik had geen enkele affiniteit met wat wij daar maakten. Het ging er alleen om cijfers. Onze klanten komen naar de boerderij omdat wij iets hebben dat lékker is.’ Lindenhoff was oorspronkelijk van zijn schoonvader. Een deel van de schoonfamilie ging emigreren en de meeste stukken land werden verkocht. Drie hectare grond en de gebouwen bleven over. Ben en zijn vrouw Ria gingen er wonen en onderhielden de boerderij aanvankelijk als liefhebberij. ‘We hadden een moestuin, wat schapen en koeien. Met 42
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 43
de varkens ben ik begonnen omdat die grote schuur er stond.’ Hij wijst in de richting van de stallen. ‘In het begin was het een gangbaar vermeerderingsbedrijf met negenendertig zeugen. Ze stonden wel op stro. We hadden de ruimte. Een varken is zindelijk. Als je achter in de schuur een varkens-wc maakt, blijft het stro netjes. Dat heb ik gedaan, met een mestgang erachter, zodat we er goed bij konden met schoonmaken.’ Hoe komt het dat het de familie te Voortwis lukt kleinschalig te werken en toch te overleven? Hij lacht. ‘Je moet je nooit laten opjagen door geld. Misschien heb ik succes gehad doordat ik eigenlijk geen boer wilde worden. Ik was verkoper. Ik had verstand van marketing. Wat ik bij die multinational heb geleerd, daar heeft niet één boer kennis van genomen, ook niet toen hij stage liep.’ En wat is het geheim? ‘Ik heb geen geheim,’ zegt hij stellig, ‘wij hebben klanten, omdat alles wat wij verkopen van goede kwaliteit is. Ik kan van ieder stukje vlees vertellen waar het vandaan komt, hoe vaak het dier ziek is geweest, welke medicijnen het toen heeft gehad en wanneer het is geslacht. We brengen onze varkens naar een klein abattoir in de buurt. Zij slachten dertig varkens per week.’ Dat is wel wat anders dan de 270 000 per week die in de rest van Nederland de dood vinden in een slachthuis. De varkens op Lindenhoff zijn van het ras Gasconne. p In Nederland leven 22 miljoen varkens. p Hiervan gaan 8,5 miljoen levend naar het buitenland. p 14 miljoen blijven in Nederland. p 14 000 000 gedeeld door 52 weken is ongeveer 270 000 slach-
tingen per week.
43
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 44
Ze groeien niet zo snel en ze krijgen niet veel biggen, een stuk of acht per worp. De varkens zijn ongeveer één jaar tegen de tijd dat ze worden geslacht. Ik stel de gebruikelijke vragen: hoe zit het met staartbijten, met de castratie van beertjes, met de preventieve injecties tegen infecties, met de extra ijzervoorziening? ‘IJzer vindt het varken zelf in de grond. In de aarde waarin het loopt te wroeten zitten alle mineralen die het nodig heeft. Onze varkens zijn niet gemanipuleerd. Ze worden niet snel ziek, doordat ze de gelegenheid krijgen weerstand op te bouwen. Ik heb in geen halfjaar een dierenarts hoeven bellen omdat er een ziek was. Wij castreren wel, maar verdoven de biggen van tevoren. Ze krijgen een injectie van 1 cc Rompun in de nek. Daarvan zijn ze een kwartier van de wereld. Ze hebben weinig napijn. Ik zie ze even zo vrolijk rondlopen na de operatie. Dan staan ze weer lekker te eten. Dieren die pijn hebben eten niet. Staartbijten komt hier niet voor. Ze hebben het veel te druk met stro knabbelen en ze komen geregeld in de wei om te wroeten. Ze krijgen goed gevarieerd eten met veel fruit en groente.’ Ik heb het gezien, toen ik daarnet bij de stal was. De varkens waren een grote stapel aubergines, sinaasappels, appels en sla aan het eten. Het was wel een beetje een kledderig maaltje. ‘Dat vinden ze juist lekker!’ zegt Ben te Voortwis, ‘ze slobberen graag. Maar ze krijgen ook brokken en flink wat ruwvoer om op te kauwen. Sterke beesten zijn het, daarom worden ze niet vaak ziek. Want dat is het probleem met de varkens in de bio-industrie: ze zijn kwetsbaar. De verzorging is in de bio-industrie prima en dat ze op transport niet goed zouden worden behandeld is doorgaans ook niet waar. Niemand heeft er belang bij als de beesten dood aankomen op het abattoir. Maar gangbare varkens hebben vaak hartproblemen doordat ze te snel groeien en helemaal geen weerstand opbouwen. Ze overleven zo’n 44
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 45
transport niet doordat hun hart het begeeft. Een wrakke veestapel is het, want het is alleen vlees. Dat is niet goed, niet voor het dier en niet voor de mens.’ Hij pakt de rand van de tafel met beide handen en verklaart stellig: ‘Als een varken aan het eind van zijn leven niet weet waarom hij ogen en een snuit heeft, doordat hij alleen maar in een donker metalen hok op beton heeft gestaan, dan doen we iets verkeerd met de schepping.’
45
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 46
De wetenschap Tot nu toe heb ik alleen met boeren gesproken. Ik wil graag geloven wat ze vertellen, maar ze hebben ook een economisch belang bij hun visie op varkens. In Lelystad doet de Animal Sciences Group wetenschappelijk onderzoek naar diergedrag. In een modern zakelijk gebouw, in een kale kamer met veel ramen, spreek ik Hans Hopster, een van de wetenschappelijk onderzoekers die er werken. Hij is gepromoveerd op koeien, maar van varkens weet hij ook veel. Ik stel hem een vraag over stro: ‘Is stro het verschil tussen een gelukkig varken en een verdrietig kweekbeest?’ ‘Als het warm is, willen varkens géén stro. Dan liggen ze liever op een rooster dan op een gesloten vloer, als surrogaat voor een modderbad. Stro is goed, maar niet een hele stal vol. Een varken wil een plek hebben waar het kan mesten, het wil wroeten, het wil een aparte voerplaats en genoeg ruimte om te liggen, te spelen en te stoeien. Varkens zijn nieuwsgierige dieren. Ze willen hun omgeving verkennen, zeker als ze jong zijn. Die drang maakt ook dat ze gaan staartbijten. Ze steken overal hun neus in, knabbelen aan alles. Een ketting helpt trouwens niet tegen staartbijten. Daarvoor is stro juist goed: organisch, vezelrijk materiaal met voedingswaarde. En anders een wroetbak of een molentje waarmee ze de voerbak in werking kunnen stellen. Het feit dat couperen routine is, toont aan dat het welzijn van varkens nog steeds onvoldoende is. Met de staart verwijder je een belangrijk uitleesinstrument voor dierenwelzijn.’ Wat bedoelt hij daar nou toch mee? ‘Staartbijten ontstaat door een complex van factoren. Onbeschadigde staarten vertellen ons dat een varkens46
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 47
houder al die factoren goed op orde heeft.’ Ik stel een ander onderwerp aan de orde: de castratie. ‘In Noorwegen hebben ze daar onderzoek naar gedaan. Er zijn twee methodes om de zaadstreng te verwijderen, scheuren of snijden. Scheuren bloedt minder, maar schijnt meer pijn te veroorzaken. Het is overigens niet alleen de pijn tijdens het castreren zelf waar de biggen last van hebben. Ook de dagen erna gedragen ze zich anders. Een betere methode — als je al wilt castreren — is algehele verdoving en pijnstillers achteraf geven.’ ‘De boer mag toch niet zelf pijnstillers geven?’ ‘Niet zonder overleg met de veearts. Maar het mag wel. Ze doen het alleen niet. Niet uit eigen beweging. Er is trouwens nog een manier waarop gecastreerd kan worden en dat is de immunocastratie.’ Wat is dat nu weer? ‘Een soort inenting, waardoor het varken antistoffen maakt, die de vorming van manlijk hormoon in de testikels tegengaan. Ze komen dan niet in de puberteit. Er is nog een voordeel: beren die met een inenting zijn gecastreerd groeien efficiënter en ze verteren calcium en fosfor beter, wat dan weer goed is voor het milieu.’ Is castratie echt noodzakelijk? ‘Als er eerder wordt geslacht, zou je geen problemen hebben met de berengeur.’ Ik breng het argument van de baas van de vleesvarkens naar voren, dat ongecastreerde beertjes aan het verkrachten slaan op het moment dat hun seksualiteit ontwaakt. Hans Hopster knikt. ‘Op een van onze proefstations is inderdaad geconstateerd dat er meer onrust is wanneer er ongecastreerde beertjes in een koppel zitten. Toch is het maar de vraag of dat alleen aan de ontwakende hormonen ligt. Prenatale stress zou ook een oorzaak van onrust kunnen zijn. Daar wordt momenteel onderzoek naar gedaan en er is een aanwijzing dat die stress optreedt door de 47
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 48
wijze waarop de zeugen worden gehouden. Onaangename levensomstandigheden van de zeugen zouden van invloed kunnen zijn op de ongeboren biggen. Het bleek dat allerlei slachteigenschappen, zoals vetbedekking en spekdikte, gunstiger zijn bij biggen van wie de moeder onder betere omstandigheden worden gehouden. Dat zou een overweging voor de boeren kunnen zijn om zeugen een beter leven te gunnen.’ Ik herhaal wat de boeren mij hebben verteld over problemen met de innesteling als de zeugen in groepen op stro worden gezet na de inseminatie. ‘Het kan ook aan de voedingstoestand liggen. Zeugen krijgen veel voer zolang ze biggen zogen. Zodra die worden gespeend, is het uit met het gulle voer. Dan mogen ze juist niet veel eten. Niet alleen vanwege de kosten, maar een zeug mag ook niet te dik worden. Dan houdt het beendergestel het niet. Ze heeft immers bijna geen beweging. Als er weinig voedsel is, in een beperkte omgeving, gaan de dieren knokken.’ Ik beschrijf de groepsstallen die ik heb gezien, met het halfnatte stro en de rustende zeugen. De kale kraamkamers, met de ijzeren beugels waardoor de moeders ternauwernood aan hun biggen kunnen snuffelen. ‘Wij weten niet hoeveel leed wij zeugen aandoen door de manier waarop ze worden gehuisvest. Ik zou er bijvoorbeeld voor pleiten dat zeugen gelegenheid krijgen een nest te maken van stro. Daar hebben ze behoefte aan. Dat weten de boeren wel, maar voor een nest heb je twee keer zoveel ruimte nodig. En het varken klaagt niet. Varkens passen zich altijd aan. Daarom zijn ze ook zo geschikt voor de bio-industrie.’ Zou er een verbetering mogelijk zijn die uitvoerbaar is voor de boeren? ‘Biggen zouden iets later moeten worden gespeend. Doordat ze zo snel bij de moeder worden weggehaald, moeten ze al erg jong volledig vast voer leren eten. Maar 48
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 49
als je ze te lang bij de moeder laat, krijg je weer problemen met de melkgift. Er zijn zoveel biggen per worp, dat de moeder al gauw niet genoeg melk heeft. Het is zoeken naar een evenwicht.’ Ik denk niet dat de boeren hard mee zullen zoeken. Want alle veranderingen kosten geld. Daar houdt de bereidwilligheid op. Varkens zijn er voor het vlees, voor de winst en de rest telt niet. En dan vertelt Hans Hopster iets opmerkelijks, een economisch feit waar vegetariërs erg van in verwarring zullen raken: de winst die slachterijen maken, komt niet eens zozeer uit de worst, de ham en de karbonades. Het grote geld wordt vooral verdiend in de divisie die géén vlees produceert. Gelatine, varkenshaar, dat zijn pas winstgevende producten! Met tofu eten, red je dus geen varkens. Voor het varken maakt het natuurlijk niets uit. Dat is al dood. Zelfs terwijl het leeft, is een varken al een beetje dood.
Ontwerpster Christien Meindertsma heeft uitgezocht wat er zoal van een varken wordt gemaakt, behalve varkensvlees: van het vet wordt zeep gemaakt, antivries en verf. Collageen wordt gebruikt voor schoonheidsinjecties, kogels, bier en aspirine. In sigarettenfilters zitten delen van het varken, in insuline en lijm. In kauwgom, drop, tandpasta, haarconditioner, bodylotion, wasverzachter en lucifers. Van de huid worden trommels gemaakt. Zelfs de as van varkensbeenderen wordt gebruikt. Porselein wordt er doorzichtig van. Van varkensharen worden haarborstels gemaakt, penselen, scheerkwasten en broodverbeteraar. Echt waar, broodverbeteraar is gemalen varkenshaar.
49
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 50
De politiek Politici hebben geen tijd. Een halfuurtje is ons toegezegd door Annie Schreier-Pierik, kamerlid voor het cda. Maar als ze eenmaal bij ons zit in de kantine van de Tweede Kamer, heeft ze geen haast. Ze vindt het onderwerp belangrijk want ze heeft zelf een varkenshouderij, samen met haar man. Ze is de oudste uit een gezin van negen kinderen. Haar ouders hadden een kleine boerderij met melkkoeien in pacht. De ouders van haar man Jan waren varkensboeren, dus is ze varkensboerin geworden. Met hart en ziel. ‘De mensen praten over de intensieve varkenshouderij alsof het om criminelen gaat, maar het zijn vaak gewone gezinsbedrijven. Zoals dat van ons. Wij zitten ’s ochtends geregeld aan de keukentafel te bespreken hoe wij het allemaal zullen aanpakken, welke soort varkens we willen hebben, wat we zullen doen met het voer, over de indeling van de stalruimte. Wij werken volgens de normen, wij houden ons aan de regels, maar het lijkt wel of we het nooit goed kunnen doen.’ Mijn assistente kijkt haar inderdaad achterdochtig aan. Ze vertrouwt Annie Schreier-Pierik niet. Bovendien heeft de politica in een interview ooit trots verklaard dat ze honderd biggen in een uur kan castreren. Daar kun je Leontien niet mee vertederen. ‘Door alle strenge verordeningen is het voor de gewone Nederlandse varkensboer bijna onmogelijk om te overleven,’ zegt Annie Schreier-Pierik, ‘veel bedrijven redden het niet. Er zijn zelfs boeren die zelfmoord hebben gepleegd omdat ze diep in de schulden kwamen door de wet- en regelgeving die steeds verandert. Dat doet verdriet in mijn hart. En wat krijg je ervan? Straks is er geen Nederlandse 50
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 51
boer meer die varkens wil houden. Dan komen de multinationals en nemen de boel over. Dacht je dat die zich aan onze regelgeving houden? Niks ervan! Die kijken alleen naar productie, naar winst en naar groei.’ Leontien heeft een vraag: ‘Wat vindt u van de klepcontrole?’ Annie Schreier-Pierik wordt meteen kwaad. ‘Belachelijk!’ Ik heb op dat moment nog geen idee wat een klepcontrole is en luister verbaasd naar de emoties die het woord oproept. Leontien legt uit dat het gaat om controles bij een transport dat langer duurt dan acht uur. Ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit moeten bepalen of varkens gezond genoeg zijn om vervoerd en geslacht te worden. Er zijn controles mogelijk op het moment dat de varkens op de transportverzamelplaats in de vrachtwagen worden geladen, de zogenaamde klepcontroles, maar er kan ook een veearts op de boerderij langskomen. Die bepaalt dan of een varken mee mag of ter plekke moet worden geëuthanaseerd omdat het wrak is. Een dier is wrak als het niet zelfstandig de laadklep op kan lopen. ‘Jij begrijpt er niets van!’ zegt Annie Schreier-Pierik verontwaardigd tegen Leontien, ‘zo’n controle kost 250 euro of nog méér. Dat betekent dat je je winstmarge kwijt bent.’ ‘Bij een stalcontrole kunnen boeren de transporteur dwingen eventueel wrak vee toch mee te nemen,’ weerlegt Leontien. ‘Wat is wrak vee?’ roept de politica. ‘Als het hele varken goed is, maar er mankeert iets aan zijn poot, moet je hem dan af laten keuren? Ze willen de boeren uit Nederland weg hebben, dat is wat er aan de hand is! Toen ik trouwde, hadden we zeshonderd vleesvarkens en veertig zeugen. Die lagen in het stro. Toen mocht je geen stro gebruiken want dat was belastend voor het milieu in verband met de 51
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 52
emissie van ammoniak. Toen moesten de hokken groter en moest weer strooisel gebruikt worden. Tegenwoordig hebben ze het over de nadelen van fijnstof. Ze verzinnen elke keer wat anders. Nooit krijgen wij eens een aai over onze bol. We zijn topvoorlopers, dat zijn we! De Nederlandse varkensboer zou aangemoedigd moeten worden. Wij proberen een goed product te leveren en de dieren een goed leven te gunnen. Zo is dat in Nederland. Kijk maar uit! Als de multinationals het voor het zeggen krijgen, zit er aan geen een varken nog een staart.’ Na het gesprek met Annie Schreier-Pierik spreken we Henk Jan Ormel, ook al van het cda. Hij is dierenarts en christelijk. ‘De christelijke waarden gelden voor ons allemaal. Dieren zijn ook bezielde wezens,’ verklaart Henk Jan Ormel resoluut. Maar hij ontkent dat er een goddelijke vonk in een varken zit. Die is voorbehouden aan de mens. Hij raadt mij aan op zijn website te kijken voor de details van zijn visie op het Hogere en de positie van de dieren. Over de Nederlandse varkensboeren is hij tevreden: ‘Zij zijn professionals en voeren hun bedrijf op deskundige wijze. Wij hebben de Europese Unie en moeten met onze regelgeving niet te veel afwijken van de ons omringende landen.’ Henk Jan Ormel wil ook graag van de castratie van biggen af. Het zou beter zijn als varkens iets vroeger in hun bestaan werden geslacht, zolang ze nog niet seksueel actief zijn. Ik herhaal wat de boer op het gesloten bedrijf zei, dat de jonge beren met zijn allen aan het verkrachten slaan als er één seksueel ontwaakt. En dat gebeurt volgens hem al na een paar weken. Henk Jan Ormel wuift het argument weg: ‘Gecastreerde biggen doen het ook.’ 52
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 53
Zijn het dan toch de Duitsers die de castratie afdwingen met hun weigering vlees te importeren van ongecastreerde beren? ‘Er is een Zwitsers onderzoek waaruit bleek, dat maar 1 tot 2 procent van de beren berengeur verspreidt. Bovendien schijnt minder dan de helft van de mensen die geur te ontwaren. Maar ja, als Nederland als enig land zou ophouden met castreren, gaan de boeren failliet.’ En dan zijn we weer waar we waren. Hoe kan er ooit iets in het leven van varkens veranderen als iedereen zich maar neerlegt bij misstanden? ‘Er is al veel verbeterd. Vroeger lagen zeugen hun hele leven aangebonden, nu worden ze in groepen gehouden. Maar daar zijn ook negatieve aspecten aan. Je ziet meer klauwproblemen, meer kreupelheden. En er zijn rangordegevechten.’ ‘Ja inderdaad,’ zegt Leontien boos, ‘als je niet loopt kun je niet uitglijden. Als je aan een halsband zit, kun je niet vechten. Is dat dan een reden om ze dan maar een leven lang op te sluiten?’ Ik breng naar voren dat de boeren zich helemaal niet zo keurig aan die groepshuisvesting houden. Ze mochten eens een innesteling missen. ‘Een zeug werpt gemiddeld 2,2 keer per jaar. Als het minder zou zijn, is dat economisch niet rendabel.’ Langzamerhand krijg ik een vermoeden dat het leven van een zeug nog zwaarder is dan dat van een vleesvarken. Het duurt langer en het is ongerieflijker. Daar is Henk Jan Ormel het wel mee eens. ‘Het aantal biggen per worp stijgt. Vroeger waren het er vier tot zeven. Tegenwoordig is een worp van dertien normaal. Dat is een probleem, want dan komen de kleinste biggen niet aan voldoende voeding. De achterste tepels liggen aan het eind van een slagader en geven te weinig melk. Die tepels zijn ook moeilijker te bereiken. Ze steken niet naar voren.’ 53
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 54
Henk Jan Ormel is door de varkens in de politiek gekomen. Hij werkte als dierenarts in de Achterhoek toen daar de varkenspest toesloeg, in Toldijk, in 1996. Zodra de ziekte werd geconstateerd, moesten alle varkens in de omtrek worden geruimd. ‘Het was verschrikkelijk. We konden vaccineren maar het mocht niet. Europese regelgeving. Dierenartsen hebben toen duizenden biggen doodgespoten. De boeren wilden geen vreemden op hun terrein hebben, behalve de dierenarts. Zelf kwamen ze ook nergens meer. Kinderen mochten niet naar school. En dan, wat die beesten werd aangedaan! Toen ik dat had meegemaakt, wilde ik niet aan de keukentafel blijven zitten praten en ben ik lid geworden van het cda.’ Waarom het cda? Ik zie die partij eigenlijk niet zoveel doen voor de varkens. Het cda heeft destijds vóór castratie van biggen gestemd, vóór het couperen van staarten zonder verdoving en vóór het ruimen van gezonde dieren in tijden van epidemieën. Dat was een ontgoocheling, want in het verkiezingsprogramma stond dat het cda er juist tegen was. ‘Het cda komt niet alleen op voor de dieren maar ook voor de boeren. Die zorgen namens de Nederlandse samenleving voor de dieren. Een beleid dat boeren wegpest uit Nederland is slecht voor het dierenwelzijn, want varkens zijn er over de grens slechter aan toe.’ Ik houd niet van dat argument: beter geen leven dan helemaal geen leven. Het doet mij ook denken aan het verweer van mensen die fout waren in de oorlog: als ik het niet had gedaan, was er wel een ander geweest. Ik heb nog meer slechte herinneringen aan het cda. In de Europese Unie worden binnenkort de stalen kooien afgeschaft en moeten alle zeugen in groepen worden gehuisvest. Vanaf 2013 zijn ligboxen verboden. In Nederland zou dat verbod al vanaf 2008 gelden, maar de toenmalige minister van Landbouw, meneer Veerman van het 54
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 55
cda, heeft dat besluit teruggedraaid. Ruimere behuizing hoefde van het cda dus ook niet. ‘Politiek gaat met kleine stapjes. Nederland dringt wel degelijk aan op nieuwe wetten. Wij mogen nu wel vaccineren tegen varkenspest. Maar er zijn nog steeds landen waar men voorstander is van ruimen.’ Hoe is dat mogelijk! ‘Er is een risico van 0,001 procent als je vaccineert dat de ziekte toch uitbreekt. Bovendien dood je met vaccinatie het virus niet. Het duikt als het ware onder.’ Volgens Henk Jan Ormel bestaat er een Noord-Zuid tegenstelling; hoe zuidelijker je komt, hoe minder belangstelling men heeft voor dierenwelzijn. Ik denk onmiddellijk aan de Duitsers. Die wonen tamelijk noordelijk. En zijn Nederlandse varkensboeren nu werkelijk zo begaan? Ik ben inmiddels bij vijf bedrijven geweest, waaronder één zichtstal. Dat is een modelboerderij waar schoolklassen heen kunnen om te leren hoe de varkentjes leven. Het is er hartstikke mooi, maar achter de zichtstal ligt de gewone stal en daar word je dan weer niet uitgenodigd. Op talloze andere varkenshouderijen was ik ook niet welkom om een kijkje te nemen. ‘Onze boeren zijn werkelijk betrokken bij hun dieren!’ weerlegt Henk Jan Ormel. ‘Ze kunnen het niet aanzien als ze lijden en dat ze er dan niet bij mogen vanwege het risico van besmetting van de rest van de veestapel.’ Kom kom. ‘Ze moeten ploeteren om rond te komen en bezoek van een dierenarts is duur. Daar moet je ook begrip voor hebben. Het is toch een economisch bedrijf. Kijk, ideaal zou het zijn als er tien varkens in het bos eikeltjes lopen te zoeken. Maar dat kan nu eenmaal niet.’ ‘Hypocrisie!’ is het laconieke oordeel van Krista van Velzen, kamerlid voor de sp. ‘Het cda heeft juist veranderingen tegengehouden. De 55
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 56
vrije markt heeft voorrang boven het dierenwelzijn. Als je gaat wachten op Europese regelgeving, gebeurt er niets. Het zou veel beter zijn hier in Nederland besluiten te nemen die de varkensboeren beschermen. Je zou de grenzen kunnen sluiten voor vlees dat niet voldoet aan onze normen. Want het is pervers dat een Nederlandse boer moet concurreren met vlees dat wordt geproduceerd in landen waar de lonen laag liggen en niemand zich bekommert om het lot van de dieren.’ En dan hebben we het weer over de kleine winstmarges die zo fel worden bevochten. Nederland is afhankelijk van de export van varkens en op die transporten wordt niet gecontroleerd. Alleen binnen Nederland worden eisen gesteld. De Algemene Inspectie Dienst en de Voedsel en Waren Autoriteit moeten toezien op de juiste bejegening van varkens die naar de mesterijen en slachthuizen worden vervoerd. Maar ook die controle laat aan alle kanten te wensen over. Er zijn heel veel cda-kiezers onder de varkensboeren. Die willen geen regels die hun magere winst nog eens onder druk zetten. Het cda komt voor hun belangen op. Het ministerie van Landbouw valt onder het cda. Langzamerhand krijg ik zicht op een bijzonder lelijke kant van de varkenshouderij. Die heeft te maken met de instanties die nu juist zouden moeten zorgen dat het dierenwelzijn wordt bewaakt: de Algemene Inspectie Dienst en de Voedsel en Waren Autoriteit. Vlak bij het gebouw van de Tweede Kamer spreek ik alweer een dierenarts. Hij is een beetje zenuwachtig en wil niet zeggen hoe hij heet. Dan hij begint haastig te vertellen. ‘Begin 2008 kreeg Varkens in Nood een rapport toegezonden waaruit bleek dat de vwa de keuringen van vlees en export niet goed uitvoerde. De minister gaf de opdracht aan R.J. Hoekstra om uit te zoeken of het waar was wat in het rapport stond. Hij kwam tot de conclusie dat de bewe56
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 57
ring dat de vwa ontoereikend is waar was. Vervolgens gaf de minister opdracht aan P. Vanthemsche te onderzoeken waar en onder welke omstandigheden de keuringen onder de norm waren. Zijn conclusies waren niet mals. Ondertussen gaf de minister van Landbouw opdracht degene die het rapport verspreid had, te vervolgen.’ ‘Wie is R.J. Hoekstra?’ vraag ik, ‘en wie is P. Vanthemsche?’ ‘Rein Jan Hoekstra is de voormalige voorzitter van het Wetenschappelijk Instituut van het cda en is lid van de Raad van State. Piet Vanthemsche is voormalig Chief Veterinary Officer van België. Dat is de hoogste veterinair van een land en degene die het land in Europa vertegenwoordigt. Hij is ook voorzitter van de Boerenbond in België.’ De dierenarts haalt nog eens adem en stort dan een verhaal over Leontien en mij uit, dat we gelukkig op een band hebben opgenomen, want anders was ik gestikt in de opsomming van afkortingen die allemaal naar ambtelijke instanties verwijzen: vws, lnv, vwa, aid, kds en dan natuurlijk altijd cda. Dit is wat ik ervan heb begrepen: er zijn twee momenten waarop varkensvlees wordt gekeurd: als het nog leeft en direct na de slacht. Twee overheidsorganen houden toezicht, de Algemene Inspectie Dienst en de Voedsel en Waren Autoriteit. Daarnaast is er de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector, een dienst van de vleesindustrie zelf. Dat die instantie bestaat, is natuurlijk raar: de slachter keurt zijn eigen vlees. Ook zijn de vleeskeurders van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector niet terdege opgeleid. Ze hebben een cursus van vier maanden gevolgd. Voorheen waren ze stratenmaker of iets anders waar je pijn van in je rug krijgt, maar voor het overgrote deel waren ze niet eens werkzaam in de vleesindustrie. De Voedsel en Waren Autoriteit is trouwens ook geen krachtige poortwachter. Dat komt ten dele door haar geschiedenis. 57
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 58
Voor de verkiezingen van 2003 waren er twee organisaties: een keuringsinstantie en een inspectiedienst. De eerste ressorteerde onder Landbouw, de andere onder Volksgezondheid. Ze moesten fuseren en daarmee verdween het toezicht van de inspectiedienst op de keuringsinstantie. Die nieuwe organisatie werd door Balkenende bij de formatie van zijn tweede kabinet in een bijzinnetje in een brief aan de koningin toegewezen aan Landbouw. Landbouw is van het cda. Landbouw heeft vanzelfsprekend veel meer begrip en geduld voor oneffenheden die optreden bij de teelt en het transport van slachtvee dan Volksgezondheid. Daar houdt men niet zo van halfdode dieren die nog best mee kunnen op de wagen en abcessen op vlees, die gegarandeerd niet gevaarlijk zijn voor de gezondheid van de consument. Maar nu de inspectiedienst eenmaal onder Landbouw valt, hebben de ambtenaren die vroeger van Volksgezondheid waren niet veel meer in te brengen. Er staan wel boetes op misstanden, maar die zijn niet hoog. En vergunningen worden zelden ingetrokken. Er is nog een reden waarom de Voedsel en Waren Autoriteit niet veel vermag. Ze is arm. Eigenlijk moet de vleessector betalen voor de keuringen, maar het lukt de successieve ministers van Landbouw niet om dat voor elkaar te krijgen. Ze durven geen maatregelen te nemen die veel kiezers kosten of de belangen van de sector schaden. Er is dus geprobeerd om de kosten in te dammen door de keuringen te vereenvoudigen. De professionele keurmeesters zijn ontslagen of weggelopen en de assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector zijn voor hen in de plaats gekomen. De Voedsel en Waren Autoriteit is niet alleen werkzaam in de slachthuizen. Zij moet ook toezicht houden op correct transport. Voor ieder transport gelden regels. De ruimte die elk varken nodig heeft, de rusttijden, de watervoorziening, alles staat in de wet. De Voedsel en Waren 58
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 59
Autoriteit stuurt een dierenarts die moet controleren of alle vijfhonderd vrachtauto’s die dagelijks vanuit Nederland naar Duitsland, Italië en Oost-Europa vertrekken water aan boord hebben en of er geen wrak vee mee gaat. Als alles in orde is, geeft hij een stempel en kan de reis beginnen. Maar soms is de dierenarts iemand die in de buurt woont en werkt. Die kan zich geen ruzie met zijn klanten veroorloven, niet alleen vanwege zijn broodwinning, maar ook omwille van het dierenwelzijn. Hij is allang blij als de boer opbelt als er een varken ziek is en niet wacht of het vanzelf beter wordt of het maar halfziek laat doorhobbelen tot de slacht. De dierenarts die op de boerderij controleert, is vaak ook degene die op andere momenten als behandelend veearts komt vaccineren of genezen. De controletaak wil zich nog wel eens slecht verhouden tot de vertrouwensband die de arts met de boer heeft. Vooral met de beoordeling van zeugen gaat het er vaak slordig aan toe, blijkt uit het onderzoek van Vanthemsche: ‘Als daar de normen op zouden worden toegepast, zouden er teveel worden afgekeurd,’ zegt mijn geheime informant. Zeugen worden geslacht als ze te weinig biggen produceren of als ze iets mankeren. Eerder niet. De kans dat ze ziek zijn of anderszins wrak is dus tamelijk groot. Van Lesley Moffat, een jonge vrouw die ik via Animals’ Angels heb leren kennen, heb ik gehoord dat het soms tenhemelschreiend is hoe zeugen eraan toe zijn tegen de tijd dat ze naar het abattoir worden gestuurd. Animals’ Angels is een internationale, vreedzame actiegroep, die slachthuizen bezoekt, soms meerijdt met transporten of komt kijken als er geladen wordt. Lesley Moffat heeft oude zeugen gezien die bijna niet meer konden lopen van de artritis. Sommigen hadden een baarmoederverzakking of infecties. Ik heb alleen maar met varkenshouders gesproken die met klem verklaren dat ze van hun beesten houden. Zou 59
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 60
hun hart niet breken als ze dergelijke misstanden zouden zien? ‘De meeste varkenshouders zijn niet de eigenaar van de varkens,’ zegt de dierenarts. ‘Ze krijgen van de veevoederfabriek zoveel kilo big, waar ze zoveel kilo varkensvlees van moeten zien te maken. Daar verdienen ze niet veel mee. Ieder varken dat niet mee gaat op de wagen, is een verliespost. Als een varken de stal uit weet te strompelen, is het officieel op weg en is de boer ervanaf.’
60
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 61
Varkens in Nood ‘Nederland is de grootste exporteur van varkens in Europa. Mondiaal gezien staat ons land op nummer twee,’ zegt Hans Baaij, de directeur van Varkens in Nood. We spreken elkaar op het kantoor van de stichting, een grote kamer met zeven bureaus, die allemaal vol mappen, papieren, tijdschriften en dvd’s liggen, met hier en daar een broodtrommeltje naast de computer. In het midden van de kamer staat de houten vergadertafel. Daar zitten we bij een grote pot thee en een schaal koekjes. De stichting is in 1997 opgericht door de schrijver J.J. Voskuil in samenwerking met fiscaal jurist Hans Baaij. Het was het jaar van de varkenspest. Miljoenen varkens werden geëlektrocuteerd en afgevoerd in kadaverwagens. Ruimen heet dat. Han Voskuil kon de beelden die op de televisie werden getoond niet aanzien en verzamelde handtekeningen om te protesteren tegen de onbarmhartige massa-executies. De schrijver is in mei 2008 overleden, maar het werk gaat door. Varkens in Nood voert campagne om te bewerkstelligen dat mannetjesbiggen niet meer worden gecastreerd. De supermarktketen coop verkoopt al vlees van ongecastreerde varkens en Aldi en Lidl hebben toegezegd dit snel te zullen doen. Super de Boer en Plus hebben hun Duitse slachterij Tönnies gezegd dat ze zo snel mogelijk over willen stappen. Tönnies ontwikkelt nu een elektronische neus waarmee op berengeur getest kan worden. De bedrijven Albert Heijn en C1000 zijn onlangs door Varkens in Nood gedagvaard om ook hen te dwingen over te stappen op vlees van ongecastreerde varkens. ‘Varkens hebben geen rechten,’ legt Hans Baaij uit, ‘ze 61
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 62
vallen onder de term productiemiddelen. Wij zullen voor de rechter het argument naar voren brengen, dat het onrechtmatig jegens onze stichting is om varkens te castreren, omdat het percentage varkens dat berengeur veroorzaakt bijzonder klein is. Wij doen dat dan op grond van artikel 3:305A bw. Mensenrechtenorganisaties gebruiken dat artikel wanneer zij het opnemen voor bijvoorbeeld onmondige gevangenen. Het zal voor het eerst in de geschiedenis zijn dat de rechter het belang van de supermarkt afweegt tegen dat van de varkens.’ Is Varkens in Nood een soort Superman, die alle kwaad bestrijdt? ‘Niet alles lukt. Sommige dingen zijn verbeterd, andere zijn slechter geworden. Veel varkensstallen zijn schoner dan voorheen. Vroeger sloeg de ammoniakgeur je tegemoet als je een varkensstal binnenkwam. Moderne stallen worden beter geventileerd, maar vaak is dat vooral om te zorgen dat de stank niet naar buiten kan treden. Het gaat dan niet in de eerste plaats om de slechte kwaliteit van de lucht binnen. En nog steeds staan de meeste gangbare varkens in stallen die niet zijn berekend op de massaliteit en de intensiteit van de varkenshouderij.’ Er zijn ook veranderingen die juist een achteruitgang betekenen. ‘Toen Varkens in Nood werd opgericht, kregen de Nederlandse zeugen tweeëntwintig à drieëntwintig biggen per jaar. Dat aantal is inmiddels opgelopen tot zesentwintig en het streven is er dertig van te maken. Daar is geen zeug bij gebaat.’ De laatste tijd heeft Varkens in Nood het druk met de commotie rond mrsa. Dat is de ziekenhuisbacterie Methicilline Resistente Staphylococcus Aureus. Een paar dagen voor ons gesprek hoorde ik Hans Baaij op de radio waarschuwen voor het gevaar. ‘Kunnen mensen besmet worden door varkens?’ vroeg de interviewster. Ik schrok van het antwoord dat hij gaf: 62
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 63
‘Deze bacterie kan zich via de lucht en via de uitwerpselen verplaatsen. Als een varkenstransport langs de snelweg rijdt, kunnen er mrsa-bacteriën uitwaaien. En vanzelfsprekend kunnen varkensboeren ermee worden besmet.’ Moesten Leontien en ik daarom telkens onder de douche? ‘Varkens zijn erg bevattelijk voor allerlei aandoeningen. Ze moeten zo goed mogelijk worden beschermd tegen besmettingen. Vaak gebeurt dit preventief en dat is nu juist een probleem. In Nederland zijn artsen bijzonder terughoudend met het voorschrijven van antibiotica, uit angst voor mutaties in bacteriën, die hen langzamerhand resistent maken. Als infecties niet meer te bestrijden zijn, is de narigheid niet te overzien. In de bio-industrie worden antibiotica onbeperkt toegediend. Varkensboxen hebben een vloer die ten dele open is, zodat de urine en de mest via een rooster kunnen afvloeien. De dieren staan dus boven een open riool. Door de ammoniakdampen worden hun longen aangetast. Daarvan gaan ze hoesten en dan worden meteen antibiotica ingezet. Op een dag werken die dus niet meer.’ Terwijl wij praten hoor ik een van de medewerkers van Varkens in Nood aan de telefoon overleggen over de rondreizende fototentoonstelling. Ik heb die foto’s gezien, toen ze op het Waterlooplein in Amsterdam hingen. Het zijn grote afbeeldingen van de tegenstelling tussen het natuurlijke gedrag van een varken en het leven in de bioindustrie. Hans Baaij ziet dat ik meeluister. ‘We zijn met verschillende projecten tegelijk bezig. Op dit moment zijn we prijsvergelijkingen aan het maken tussen de supermarkten, zowel voor biologisch geproduceerd vlees als voor vegaburgers en dergelijke. Ik ben ook een notitie aan het schrijven voor het Hof in Den Haag om de zaak te heropenen tegen een vee63
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 64
transporteur die niet is vervolgd, terwijl hij op een verschrikkelijke manier tekort is geschoten. Hij reed naar Barcelona met een vrachtauto vol varkens. Jouw Leontien was toevallig ook op reis en zag het transport. Ze besloot erachteraan te rijden. Toen de wagen bij een benzinestation ging tanken, heeft ze naar binnen gekeken. Er was geen water aan boord, de wagen was overvol. In Barcelona bleken bij het uitladen dertien varkens te zijn overleden, de papieren die de chauffeur bij zich had waren vervalst, de certificaten klopten niet en daar kwam nog bij dat het niet de eerste keer was dat deze transporteur werd betrapt op verregaande overtredingen. Minister Verburg heeft in de Tweede Kamer zwaar onder vuur gelegen vanwege dit veetransport, maar desalniettemin is de transporteur er met een schikking van vierhonderd euro vanaf gekomen en is hij niet vervolgd. Wij denken dat hij de wagen op weg heeft gestuurd met te veel varkens en dat de chauffeur onderweg nog heeft bijgeladen. Er waren 972 varkens aan boord. Van de chauffeurs is er één onvindbaar, de andere kennen we wel. Hij heet Sjefke, maar meer weten we niet. En de tachograaf, het instrument waarop je kunt zien hoe vaak er is gepauzeerd en hoe ver er is gereden, is zoek. Het is toch te gek voor woorden dat Varkens in Nood inspecties moet doen omdat de overheid geen mankracht heeft, dat wij kant-en-klare aangiften indienen met beeldmateriaal, getuigen- en deskundigenverklaringen en dat justitie de zaak niet eens wil onderzoeken?’
64
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 65
De transportverzamelplaats Ik wil naar een transportverzamelplaats. Ik wil zien hoe het daar toegaat. Leontien maakt een afspraak voor ons met Toon Wassenberg, de directeur van Animo. We mogen op een zaterdag komen, maar niet voor elf uur. ‘Wat gebeurt er vóór elf uur dat we niet mogen zien?’ vraag ik wantrouwig. ‘En daarna is er vast niks meer te doen!’ ‘Hartstikke druk is het dan,’ verzekert de directeur ons. Maar als we ons melden bij het bedrijf, wordt juist de laatste wagen geladen. We zijn erin gelopen. Het is ook niet te zeggen of er altijd zo rustig wordt gewerkt, of dat er ten behoeve van de visite een toneelstuk Diervriendelijk Gedrag wordt opgevoerd. Het gaat er keurig aan toe. De wagens worden opgestrooid met zaagsel, alle waternippels doen het, de werknemers, ten dele Brabanders, ten dele Oost-Europeanen, werken kalm en doen de dieren geen pijn. Ik vraag aan een van de werknemers of dit de gebruikelijke gang van zaken is. ‘Zaterdag doen we alleen het nawerk,’ antwoordt hij. ‘Normaal werken we van vier uur in de ochtend tot zes uur ’s avonds.’ Het was dus inderdaad niet de bedoeling dat Leontien en ik iets zouden meemaken van het dagelijks bedrijf. De laatste vrachtauto staat klaar om naar Hongarije te vertrekken. Zestien uur duurt de reis. ‘Van het rijden hebben varkens geen last,’ zegt Toon Wassenberg, die naderbij is gekomen om ons te begroeten, ‘onderweg gaan ze zelfs liggen.’ Hij zou liever zien dat er tijdens de reis, in de pauze, wat gevoerd werd, op de wagen. 65
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 66
‘Drinken doen ze ook pas als er wordt gestopt. Zolang de wagen rijdt, drinken ze niet.’ Vechten doen ze wel, heb ik van Lesley Moffat gehoord: ‘Als er één vechtjas op de wagen staat, wordt het voor de andere varkens in dat compartiment een hel.’ Ook zij zegt dat het rijden met varkens niet het ergste is en zelfs de afstand niet. ‘Waar varkens echt niet tegen kunnen, is haast maken. Ze willen rustig verkennen waar ze zijn. Varkens zijn géén prooidieren. Ze lopen niet weg, ze onderzoeken alles. Als ze opgedreven worden, hebben ze het slecht.’ Maar dat is precies wat varkens geregeld overkomt. Als ze ingeladen worden, als de vrachtwagen wordt gelost, als ze het slachthuis binnen moeten en als ze de lopende band op worden gestuurd voor de slacht, alles moet snel, snel, want ieder oponthoudt kost geld, de smal bemeten winstmarge moet binnengesleept, ten koste van alles. En wat een varken nodig heeft, staat onder aan de lijst van prioriteiten. Een varken is vlees, ook al haalt het vooralsnog adem. Lesley Moffat heeft eens een vrachtwagen op haar eigen manier mogen laden. Daar deed ze tweeënhalf uur over, wat natuurlijk onaanvaardbaar is. Dat weet ze zelf ook wel. ‘Maar de varkens liepen kalm en uit eigen beweging de wagen op. Ze waren nieuwsgierig.’ Haast is slecht, beaamt Toon Wassenberg. Maar vaak kan het niet anders. Op de dagen dat er varkens voor transport worden opgehaald, is het druk en wil de boer opschieten. Het is op die dag dan ook niet prettig als er een keuringsarts op de boerderij komt. Dierenartsen zijn duur, dus dan wordt er extra voortgemaakt om het bezoek zo kort mogelijk te houden. Het zou beter zijn, zegt hij, als de controle op het terrein van de transporteur plaatsvindt, vanaf de brug. Dat is een stellage waar de vrachtauto met varkens naast gepar66
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 67
keerd kan worden. De brug kan op en neer bewegen, zodat de dierenarts op beide verdiepingen van de vrachtwagen naar binnen kan kijken. Volgens de transporteur ziet de arts op die manier net zo goed of het vee gezond is of wrak. Maar de regel is dat de arts de dieren moet zien lopen. Ik vraag de jonge dierenarts van de Voedsel en Waren Autoriteit die uit het kantoor komt lopen wat hij ervan vindt. Hij heeft zojuist de certificaten voor transport getekend. Hij bloost en kijkt ongemakkelijk. ‘In de stal zie je ze beter,’ zegt hij en beent dan snel naar zijn auto. De laatste varkens zijn geladen. Als de vrachtwagen het terrein afrijdt, is alleen nog het geluid van de schoonmaakploeg te horen. De stallen worden schoongespoten. We gaan naar het doodstille kantoor om na te praten bij een plastic bekertje koffie. Volgens Toon Wassenberg gaat het in Nederland ordelijk, volgens de regels. ‘De boeren durven geen wrak vee aan te leveren, want ze weten dat ik die dieren dan niet meeneem. Als een varken te vermoeid is om te reizen, mag hij niet mee.’ Vermoeid. Je zou warempel denken dat hier toeristen naar hun vakantiebestemming worden gebracht. ‘Burgers denken dat ze het goed voorhebben met de varkens, maar ze weten er niks van,’ zegt Toon Wassenberg geïrriteerd. ‘Ze willen een varken in de wei zien lopen. Maar varkens in de wei is een ramp. Die krijgen allemaal ziektes, die je dan weer moet bestrijden. Onze varkens zijn heel teer. Die kun je echt niet zomaar loslaten.’ Wat zou hij dan graag verbeterd zien? ‘De smaak,’ antwoordt hij onmiddellijk, ‘de smaak van varkensvlees. Je zou moeten proeven hoe het Italiaanse varkensvlees smaakt. Dat is zoveel beter dan wat er bij ons wordt geproduceerd.’ Hoe zou Toon Wassenberg de smaak van varkensvlees willen verbeteren? 67
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 68
‘Door de varkens langzamer te laten groeien.’ Ik knik hem enthousiast toe. Het lijkt mij een uitstekend plan. Anders nog wensen? ‘Ik zou alle onnodige ingrepen willen afschaffen, zoals castratie, hoektanden knippen, staarten afbranden. Verder wil ik dat er toestemming komt om varkens ook over langere afstanden te vervoeren, met voer aan boord en drinken, zodat ze rustig op de wagen kunnen blijven staan.’ Maar dan krijg je problemen met de mest. ‘Dan geef je wat dunnere brij, die minder afval geeft. Dat kan allemaal. Kijk, vroeger was transport problematisch. Maar nu hebben we moderne vrachtauto’s waar geen scherpe uitstekende delen aan zitten. We hebben hydraulische bruggen, water en luchtkoeling. Vroeger moest je die beesten zelf de wagen intillen. We gaan naar steeds grotere slachterijen. Die worden gebouwd waar varkensmesterijen zijn. En die zijn weer op de plaatsen waar veevoederfabrieken staan, in Hamburg, Antwerpen, Rotterdam.’ Ik zie een uitgestrekt landschap met veevoedersilo’s, varkensflats en abattoirs waar een baaierd van varkens wordt gefokt, vetgemest en verwerkt tot een eenheidsworst die zijn weerga niet kent. ‘De varkenshandel is een sector waarin veel geld rondgaat. Dat is natuurlijk interessant voor mensen die snel en veel willen verdienen. Het heeft geen zin om kleinschalig te werken. Maar je moet wel zorgen dat je het systeem bewaakt en controleert. Het kan ook best op grote schaal, dat maakt in principe niets uit. En dat gezeur over varkensflats. Ik slaap ook boven.’
68
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 69
Het transport Er bestaan verschrikkelijke verhalen over transporten. Ik heb een rapport gelezen van een chauffeur die vijfentachtig zeugen vervoerde die een ruimte van 100 vierkante meter moesten delen. Ze zaten met zijn zevenen in een compartiment. Dat is krap. Bovendien kwamen ze van verschillende bedrijven en kenden ze elkaar niet. Dat betekent dat er gevechten uitbraken om de rangorde te bepalen. De chauffeur deed zijn best en had de dieren op grootte gesorteerd om ruzies te voorkomen. Maar er kwam evengoed narigheid van. Er was wel water aan boord, maar de zeugen hadden niet genoeg ruimte om bij de nippels te komen. Volgens deze chauffeur was het altijd ellende met zeugen. Hij had een paar keer meegemaakt dat er na een uur al een dier dood was, bezweken aan overspanning. Sommige dieren konden niet meer op hun poten staan en moesten eigenlijk op de wagen worden afgemaakt, maar dat wilde het management van het slachthuis niet. Ze werden met elektrische prikkers gedwongen zelf de wagen af te lopen. Dit gebeurde in Duitsland. Over Nederlandse transporteurs meldde hij dat bijna alle vrachtwagens te vol waren. Ik heb nog een rapport gezien, van een gesprek met een chauffeur die inmiddels een andere baan heeft. Hij zei dat er veel wordt geschopt en geslagen bij varkenstransporten. Dat er geregeld varkens met gebroken ribben en bloedingen uit de wagen komen. Ook hij zei dat de wagens veel te vol waren. Dergelijke transportbedrijven nodigen geen toeschouwers uit. 69
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 70
Van de firma Beckers, die veel samenwerkt met Houbensteijn, mogen Leontien en ik gerust komen kijken. We mogen ook een ochtend meerijden naar het slachthuis. Het bedrijf van Jan Willem Beckers, de directeur, heeft dan ook het keurmerk Dierwaardig Vervoer. Om die kwalificatie te verdienen moet een transporteur een duidelijke administratie voeren, gebruikmaken van opgeleid personeel en beloven geen dieren te vervoeren die verwondingen hebben, zoals doorligplekken, baarmoederverzakkingen, gebroken ledematen, infecties en open wonden. Houdt de transporteur zich zorgvuldig aan deze normen, dan hoeft er geen klepkeuring plaats te vinden en kan hij volstaan met de veel goedkopere stalkeuring. Er worden steekproeven genomen. Als die tot twee keer toe ongunstig uitvallen, is hij zijn privilege kwijt. ‘Het gaat om levende have,’ is het eerste wat Tonny van den Hoven zegt als Leontien en ik ons om kwart over vijf ’s ochtends in Noord-Limburg komen melden, ‘varkens zijn geen stukgoed.’ Het kantoor is een bouwkeet. Overal staan miniatuurvrachtauto’s uitgestald. ‘Transporteurs zijn gek op vrachtauto’s,’ legt Tonny van den Hoven uit, ‘ze willen allemaal de mooiste.’ De wagen waarin wij vandaag mogen meerijden is van zijn collega en heeft geen water of een koelsysteem voor de varkens. Hij wordt alleen voor korte ritten gebruikt. In de cabine hangt een kalender met een foto van een jonge meid die wel zulke rare neptieten heeft, dat ik mijn ogen er niet van af kan houden. Zou de chirurg een strandbal in tweeën hebben geknipt? Bij Houbensteijn moeten we vleesvarkens in een vrachtwagen met oplegger laden en dan naar vion, het slachthuis in Boxtel rijden. Tonny van den Hoven is een tamelijk zwijgzame jongeman. Hij is op een boerderij geboren en zijn hele leven met vee in aanraking geweest. Dat zie je als hij aan het 70
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 71
werk gaat. Kalm en behendig duwt hij de eerste groep van tien varkens op de laadklep en voorziet hen met een tang van een blikken nummer in een oor. Het schijnt geen pijn te doen. Sommige varkens reageren op de aanraking en duiken weg. De werknemer van Houbensteijn die de varkens uit de stal moet halen en naar de vrachtauto drijft, heeft oordoppen in en een neuskap op. ‘Het is stoffig op stal,’ zegt hij, ‘en ze schreeuwen.’ Ik hoor niks. Het laden gaat rustig. De varkens scharrelen vanzelf naar de buitendeur. Ze zijn jong en nieuwsgierig. Pas als ze de klep opgedreven worden, protesteren ze. Varkens zijn niet stil, want het zijn geen roof- of prooidieren. Roofdieren moeten hun mond houden, anders loopt hun maaltijd weg. Prooidieren maken geen geluid om niet te verraden waar ze zich schuilhouden. De ene groep varkens na de andere wordt op de wagen geladen. Soms moeten ze extra aangeduwd worden. Tweemaal verschijnt de elektrische prikstok. Dat de varkens nerveus zijn, zie ik aan de stroompjes urine die van de laadklep druipen. ‘Het gaat de ene dag beter dan de andere,’ vertelt Tonny van den Hoven, ‘dat ligt ook aan het weer. Als het waait willen ze voor geen prijs naar buiten. Dan moet je soms een prikstok gebruiken. Varkens zijn eigenwijs.’ Hij weet ook wel dat het er lang niet altijd zachtzinnig aan toegaat. En dat sommige transporteurs veel te veel varkens op de wagen laden. Of een deel van het drinkwater laten weglopen, zodat ze nog wat beesten bij kunnen laden. Bij bedrijven die aangesloten zijn bij Dierwaardig Vervoer gebeurt dat niet. Daar gelden regels. Veel regels, vindt Tonny van den Hoven, maar voor de varkens is het prettig. Er wordt nog een groepje de laadklep opgedreven. Ze hebben onenigheid en schreeuwen. 71
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 72
‘Ze hebben ruzie om wie er bij het raampje mag zitten,’ zegt Tonny van den Hoven. Opnieuw verschijnt de prikstok. De ruzie is meteen afgelopen. De omheining wordt dichtgeschoven en het lastige varken verheft zich en kijkt luid roepend om zich heen. ‘Valt er wel eens een van de laadklep?’ vraag ik. ‘Jawel, een doodenkele keer. Niet vaak.’ ‘En dan?’ ‘Dan moet-ie toch mee. Als ze eenmaal op de klep zijn geweest, moeten ze mee. De boer neemt ze dan niet terug.’ In de gang zie ik ineens een ongecastreerde beer. Wat zullen we nu hebben? De man met het neuskapje haalt zijn schouders op. ‘In het slachthuis wordt die wel apart gezet. Dan gaat ie naar Engeland.’ Het laden duurt al meer dan een uur. Aan de manier waarop de varkens de gang in komen, kun je zien dat het allemaal verschillende persoonlijkheden zijn. De een is schuw, de ander juist brutaal. Ze spelen een beetje of ze blijven wantrouwig staan. Dat vind ik precies zo hartverscheurend. Ze hebben een leventje, hoe krap bemeten ook, ze hebben een karakter en bezigheden waar ze aardigheid in hebben. Ze willen de baas van het hok worden of voegen zich naar anderen. Maar hoe verschillend ze ook zijn, hun lot is onontkoombaar eender: hun leven duurt zesentwintig weken, terwijl ze van het ene kot naar het andere verhuizen. Ten slotte wachten de wagen en de dood. Als de ene aanhanger is geladen, gaan we naar een andere stal, waar varkens met een paarse streep op hun rug in de gang klaar staan. Zij zijn de zwaarste uit elk hok. Over twee weken gaan hun leeftijdgenoten. Alle compartimenten zijn vol, we vertrekken naar Boxtel. Leontien zit voorin, naast Tonny van Hoven. Ik leun tegen de achterwand van de cabine en kijk via de grote 72
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 73
zijspiegel naar de twee aanhangwagens die we meevoeren. Roze oren steken hier en daar naar buiten en flapperen in de wind. Bij de rotondes mindert de chauffeur voorzichtig vaart. Als we langzaam gaan, zie ik ook af en toe een neus. Dit is de eerste en enige keer dat deze jonge dieren buiten komen. De snelweg naar het slachthuis is alles wat ze meemaken van het leven, buiten zes hokken op stal. Bij vion is het druk. Een trage rij vrachtauto’s is op weg naar de toegangspoort van het slachthuis. We moeten allemaal wachten op toestemming om te lossen. Ik kijk naar de afbeeldingen die bij de namen van de firma’s horen. Gloudemans heeft achter op de laadklep een vrolijk galopperend varken, op een andere vrachtauto staat een schaterende big met een cowboyhoed en een koffer. Het varken op de vrachtauto van de firma Voss heeft ook al zo’n pret. Net als het varken achter op de Knorexpress. De optocht kruipt voorwaarts. ‘We zullen er waarschijnlijk niet uit mogen van het vion-personeel,’ voorspelt Leontien. Ze krijgt gelijk. vion wil ons niet zonder afspraak op het terrein hebben. We moeten op de wagen blijven, terwijl Tonny van den Hoven de lading lost. Via de zijspiegel zie ik een dood varken op zijn kop in de aankomstloods hangen. Dat is kennelijk meteen geslacht. Er zal iets mee aan de hand zijn geweest, een poot gebroken, uitgeput geraakt, over zijn toeren of buiten adem. Vermoeid. Ik denk aan cda-kamerlid Joop Atsma, die het over ‘liggend vee’ had, toen hij slachtdieren beschreef die niet meer zelfstandig de loopplank af konden strompelen. Ten slotte wordt de wagen schoongespoten. Dat duurt De grootste slachterijen ter wereld zijn: p Smithfield Foods USA — 30 miljoen varkens per jaar p Danish Crown Denemarken — 22 miljoen varkens per jaar p VION Nederland — 19 miljoen varkens per jaar
73
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 74
bijna twee uur. Landerig hangen Leontien en ik in de cabine. De meid met neptieten kijkt op ons neer. Overal om ons heen worden vrachtauto’s gereinigd. Ik zie de mannen ieder hoekje van het laadruim minutenlang schoonspuiten. De angst voor besmetting is groot. Als Tonny van den Hoven zich eindelijk bij ons voegt, ben ik chagrijnig en moe. Ik wil naar huis, maar we moeten nog een bezoek afleggen aan de directeur van het transportbedrijf, Jan Willem Beckers. Hij is jong, nog geen veertig. De dag tevoren is hij vader geworden van een zoon. Er staat een felicitatie op het mededelingenbord in de kantine. Jan Willem Beckers praat in het overdonderende tempo dat kennelijk gebruikelijk is in de varkensbranche en rekent ons voor hoeveel vierkante meter ideaal zou zijn voor het varkensvervoer. Er is een verschil tussen de Nederlandse regels en de voorschriften die voor het buitenland gelden. Transporten naar Duitsland, Frankrijk en Italië mogen niet zwaarder zijn dan 40 ton. In Nederland geldt 50 ton, in België 42. ‘Het beste zou zijn als je 44 ton mocht vervoeren,’ zegt Jan Willem Beckers, ‘want dan heb je precies 210 varkens op de wagen.’ Ik knik instemmend, maar eigenlijk begrijp ik er geen Transport p Varkens van 25 kilo worden uitgevoerd naar landen als Spanje, Roemenië en Italië om daar verder vetgemest en geslacht te worden. p Biggen van 10 tot 12 kilo, die nauwelijks een maand oud zijn, worden naar Sardinië getransporteerd om daar als speenvarken, de lokale specialiteit, geroosterd en opgegeten te worden. p Vleesvarkens en zeugen gaan op transport naar Zuid-Italië en Polen om daar geslacht te worden en als vers vlees verkocht.
74
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 75
donder van. Het maakt me ook niet uit. Ik wil alleen weten of de dieren het min of meer goed hebben onderweg. ‘Varkens hebben meer last van zo’n ritje naar Boxtel, met al die rotondes en stoplichten, dan van een lange rit naar Spanje. Als er maar water aan boord is. Eigenlijk zou ik liever zien dat de varkens van tevoren wat te eten en te drinken krijgen. Dan hebben ze lekker iets in hun buik en gaan ze liggen. Lange ritten zijn vermoeiender voor de chauffeur dan voor de varkens. Je moet niet te veel dieren in een compartiment hebben, maar ook niet te weinig. Want dan verliezen ze hun evenwicht. De slachthuizen vragen steeds meer naar ordentelijke transporten. Gewoon, netjes laden, niet proppen.’ En dan slaat hij weer aan het cijferen: ‘Vroeger, zo’n zes of zeven jaar geleden, waren de vrachtauto’s kleiner. Toen konden er honderddertig varkens mee. Op de moderne truck met oplegger zou je twee keer honderdzeventien varkens kunnen laden, tweehonderdvierendertig, dat is goedkoper. Maar je kunt die beesten niet mengen, want dan breken er gevechten uit. Dus als de boer er honderddertig heeft, moet hij er dertien vasthouden tot de volgende dag. Dat vindt hij niet prettig, maar zo zijn de regels nu eenmaal. De boeren wennen er wel aan. Het is net zoals met het rookverbod in cafés. Eerst vinden de mensen het een veel te strenge regel, maar na een poosje is het heel gewoon.’ Zoals alle werknemers in de varkensbranche heeft Jan Willem Beckers suggesties voor verbetering. Voor hem is het onbegrijpelijk dat de boeren niet zelf mogen euthanaseren. ‘Zij kunnen dat heel goed, misschien wel beter dan de veearts. Ze weten precies hoe varkens in elkaar zitten. Ze kunnen recht in het hart steken. Als een beest moet wachten tot de dierenarts langskomt, moet hij veel langer lijden. Bovendien gaan dierenartsen om vier uur naar huis. Of ze nemen vakantie zonder een vervanger te regelen.’ 75
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 76
Maar een transporteur gaat niet over de regels die op de boerderijen gelden. Hij kan alleen zijn eigen bedrijf zo goed mogelijk leiden. ‘Dat doe ik!’ verklaart Jan Willem Beckers met de hand op het hart. ‘Er passeren hier twaalfhonderd biggen en tweeduizendvijfhonderd vleesvarkens per dag. Ik wil niet dat die beesten leed hebben.’ Ik denk aan zijn pasgeboren zoon. Zal die het bedrijf later overnemen? Of zijn er dan geen bio-industrie, geen megastal en geen massatransporten meer?
p Er zijn bijna 1 miljard varkens op de wereld, waarvan bijna de
helft in China. p De productie van varkensvlees is bijna 100 miljoen ton per
jaar. p China is de grootste producent ter wereld. Het land is goed
voor een productie van 44,7 miljoen ton. p De grootste importeurs van varkensvlees zijn Japan en Rus-
land. p In de Verenigde Staten zijn varkensboerderijen met meer dan
250 000 varkens. p In voormalig Oost Duitsland hebben Nederlandse varkensfok-
kers boerderijen van 100 000 en 200 000 varkens. p Veel varkensboeren emigreren naar Canada; daar hebben
ze de ruimte. Niet voor de varkens, maar om de mest uit te rijden.
76
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 77
De dood De ochtend dat wij naar de firma Compaxo in Zevenaar gaan, ben ik op van de zenuwen. Compaxo is een vleesverwerkingsfabriek en een abattoir. Het ligt in een industriewijk en aan de buitenkant zie je niets. Er is geen geween te horen, er ligt geen bloed. Ze zouden op het eerste gezicht hier ook koffiefilters kunnen vervaardigen of deurknoppen. Tijje de Vries, de man van de pr, die hier ook het dierenwelzijn behartigt, ontvangt ons. ‘Ik ben bang,’ meld ik meteen. ‘Die angst ga ik helemaal weghalen,’ belooft hij. We gaan praten. In een klein kamertje naast het portiershok drinken we koffie uit de koffiemachine, met voor ons een grote ordner vol opgewekte gegevens over het bedrijf, met kleurrijke foto’s. Ik wil niet naar al die keurige salami’s en hammen kijken, ik heb nu al verdriet. Tijje de Vries is een knappe, breedgeschouderde dertiger met een gulle glimlach en twinkelende ogen. Hij neemt de tijd om mij op mijn gemak te stellen. Bovendien vertelt hij allemaal schattige dingen over de werknemers in het bedrijf. Zo is daar Jan Wieleman. Werkt al zestien jaar voor Compaxo, steekt dagelijks meer dan vijfduizend varkens dood. Zijn hobby is dwerghamsters fokken. Tijje de Vries zelf werkt hier twaalf jaar en houdt ook al zo van knaagdieren, konijnen in zijn geval, en hij heeft thuis kippen. Dierenliefde heeft hij van huis uit. Zijn vader was dierenarts. Dat kan allemaal wel waar zijn, maar als je dag in dag uit varkens de dood in jaagt, stomp je op den duur af, zou ik denken. Je kunt niet bij ieder dier dat je doodsteekt bidden. 77
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 78
Tijje de Vries geeft het toe. Maar er wordt in het bedrijf wel voortdurend toezicht gehouden door de Voedsel en Waren Autoriteit, zegt hij. Het personeel wordt ook getraind en er zijn regels waar de boeren en de transporteurs zich aan moeten houden. Er mag maar een bepaald aantal varkens tegelijk op transport. Twaalf uur voor vertrek krijgen ze hun laatste voer. Ze kunnen onderweg misselijk worden van de spanning en dan wordt het een bende. Water krijgen ze wel. Wie varkens aanlevert voor Compaxo moet een speciaal diploma hebben. Het lossen gebeurt onder toezicht van een dierenarts en moet kalm, zonder geschreeuw gebeuren. En daarna worden de varkens in een hok bijeengezet, waar ze natgesproeid worden. Dat is voor een betere geleiding van de stroom bij de verdoving, maar ook voor de rust. ‘Het blijft natuurlijk akelig,’ zegt Tijje de Vries, ‘maar het gaat heel snel. Alleen vlak voor de bedwelming is een naar stuk. Dat duurt zeven of acht seconden. Dan moet het varken in zijn eentje de band op. Dat wil hij niet en het moet. Direct daarna valt de klap. Een machine dient hem eerst een stroomstoot toe in de hersenen en direct erop een in het hart. Dan is hij bewusteloos en valt naar beneden op de lopende band, waar Jan Wieleman hem doodmaakt.’ Varkens doodmaken, zo heet het onomwonden en zo noemt Tijje de Vries het ook. We hebben het even over de verdoving. Er zijn twee methoden: elektrocutie of vergassing met co2. Het voordeel van vergassing is, dat de varkens niet van de groep worden gescheiden. Ze gaan met kleine groepen tegelijk in een gondel. Die verdwijnt 7 meter de diepte in en wordt even later omhoog gehaald. Dan zijn de varkens bewusteloos en worden ze geslacht. Het nadeel van co2-verdoving is, dat het lang duurt voor de dieren bewusteloos raken, misschien wel een halve minuut. Dat is lang genoeg om ademnood en paniek te veroorzaken. 78
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 79
Mijn vader vertelde vroeger dat de lijken in de gaskamers in de concentratiekampen opeengestapeld werden gevonden. De mensen waren over elkaar heen geklommen en hadden elkaar vertrapt voor een laatste ademteug. ‘Ik heb geen ervaring met co2,’ zegt Tijje de Vries afwerend. Leontien aarzelt even en neemt dan het woord: ‘Ik heb het gezien, in een andere slachterij. Het was afschuwelijk. De varkens verloren hun evenwicht en de controle over hun spieren. Ze raakten helemaal overstuur, gilden en probeerden de gondel uit te springen. Ze vochten om lucht.’ Ik heb in een artikel gelezen dat het beter zou zijn als 30 procent co2 werd gemengd met 70 procent argon en stikstof. Dan merken de varkens niet direct dat ze vergast worden en hebben ze minder angst voor ze bewusteloos raken. Maar dat duurt langer en kost meer geld. In abattoirs is geen tijd voor sentimentele overwegingen. ‘Doet elektrocutie pijn?’ vraag ik. ‘Néé!’ antwoordt Tijje de Vries resoluut. Hij heeft zich verdiept in het dierenwelzijn en zit ook in een werkgroep die zich teweerstelt tegen de castratie van biggen. En dan hoor ik voor de zoveelste keer dat er alleen omwille van de Duitsers wordt gecastreerd. ‘Daar moet toch iets aan te doen zijn!’ zeg ik geërgerd. Tijje de Vries vouwt zijn handen uiteen. ‘Schrijf maar een boek in het Duits,’ zegt hij laconiek. Het wordt tijd om de fabriek in te gaan. We krijgen bedrijfskleding, grote laarzen en een witte jas. Bij Compaxo worden wekelijks zesentwintigduizend varkens geslacht. Dat is veel, maar niet zoveel als bijvoorbeeld bij vion. Daar slachten ze er iedere week honderdvijfenvijftigduizend. vion importeert ook varkens, Compaxo niet. 70 procent van het varkensvlees wordt uitgevoerd, vooral naar Duitsland, maar ook naar Enge79
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 80
land, waar ze vooral spek willen, naar Italië, waar ze ham en worst maken, naar Polen, Tsjechië en Hongarije. Varkensbuiken gaan naar Korea, Japan en Rusland, de poten, staarten en oren naar China en Taiwan. ‘Alles van het varken wordt gebruikt,’ zegt Tijje de Vries, ‘alleen de knor blijft over.’ We wandelen de verwerkingsafdeling binnen. Die ziet eruit als een enorme slagerij. Grote stukken varkensvlees liggen in het gelid. Roze koteletten zoals in de supermarkt, maar dan in schrikbarende hoeveelheden. Dan komen we bij een kolossale ton met vlees dat door een grote oude man wordt overgeschept in een molen. Piet heet de man en hij is halverwege de zeventig. Zijn achternaam kan ik in de herrie niet verstaan. Wat hij zegt trouwens ook niet, maar dat ligt niet zozeer aan het lawaai. Hij heeft het over buikranden en broeken, over knars en grover. Over gewone wolf en bader. Wat zijn handen de molen in harken, zijn middenrifjes. Naast hem staat een Pool. Die bedient de molen en hevelt de gestage stroom gemalen vlees over in bakken. Tegen hem praat Piet ook en het stoort hem helemaal niet dat die hem evenmin kan volgen. Hij is een gelukkig mens, want hij houdt van zijn beroep. ‘Ik zit al zestig jaar in dit vak,’ roept hij boven de machines uit. ‘Een prachtig vak is het. Het is mooi, het is levendig en geen stukje vlees is hetzelfde!’ Maar het is juist de anonieme eentonigheid waardoor ik bevangen raak, als wij even later verder lopen, tegen de slachtlijn in, van vlees naar varken. We passeren bakken met identieke stukken vlees. Dan de levers en harten, die uit de karkassen worden losgesneden. We gaan langs de lijn halve varkenslijven, die in een gestage stroom worden aangevoerd, de kop aan een haak, als hoeden bij een kledingstuk. Ten slotte hangen er opengesneden hele lichamen en gaan wij de ruimte in waar de slacht plaatsvindt. 80
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 81
‘Gaat het wel?’ vraagt Tijje de Vries. Het gaat helemaal niet, ik ben geschokt, maar ik loop wel door. Op een lange lopende band liggen dode varkens, met de poten allemaal in dezelfde richting. Ik laat mijn blik langzaam in de richting van de laatste seconden voor de dood gaan. Daar stuiptrekken de lichamen nog, terwijl het bloed weggutst in de goot langszij. ‘Ze zijn echt bewusteloos, hoor,’ verzekert Tijje de Vries mij. Hij beweegt zijn hand boven de ogen. De pupillen reageren niet. Ik kijk naar het gat waar de varkens uit vallen. De automatische tang die de elektrische schok geeft, sluit zich eerst om het hoofd, dan om de borstkas. ‘Eén, twee,’ telt Tijje de Vries mee, ‘dan is het gebeurd. Eén, twee.’ De varkens vallen één voor één met een plof naar beneden, waar Jan Wieleman hen met een mes in de halsslagader steekt. ‘Het gaat ook wel eens verkeerd,’ zegt Leontien, ‘dan mist de tang en rent het varken in paniek door de fabriek.’ Ze heeft het eerder gezien, in een andere slachterij. Tijje de Vries geeft toe dat het inderdaad een paar keer per dag misgaat. Dan moet zo’n varken met de hand worden verdoofd. Ook met de tang, maar je kunt niet zo goed mikken als hun kop niet door een gat steekt. En de beesten zitten niet stil. We verlaten de slachtplaats en gaan naar de ruimte waar de varkens hun laatste gang maken. Er is een grote stal met in het plafond douchekoppen waar een zachte nevel van water uitvalt. Daar heerst rust. De varkens zitten kalm te wachten. De groep die aan de beurt is wordt een gang in gedreven. Daar gaat het er ook nog tamelijk rustig aan toe. Het zijn de laatste meters die wreed zijn. Varkens worden niet graag gescheiden van de anderen en dat is precies wat daar gebeurt. Met stroomschokken worden ze in de richting 81
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 82
van de band geprikt. Je ziet hoe ieder dier rechtsomkeert wil maken: dáár niet heen! Maar er is geen keus. ‘We doen er zoveel mogelijk aan om het te verzachten,’ zegt Tijje de Vries verontschuldigend. ‘Ze lopen van donker naar licht, wat voor een varken prettig is, ze gaan van laag naar hoog. Ook dat is belangrijk. Maar het blijft moeilijk als je dit voor het eerst ziet. Dat komt ook doordat jij denkt dat het varken weet wat er gaat gebeuren. Maar als er boven aan de band een stukje bos zou wachten zou het er evenmin heen willen.’ Misschien ruikt een bos ook anders. Later hoor ik dat Temple Grandin heeft voorgesteld om de varkens op twee lopende banden naast elkaar naar boven te transporteren. Dat voelt beter voor hen. Temple Grandin is een Amerikaanse vrouw die zich in de belevingswereld van dieren kan verplaatsen. Met mensen heeft ze meer moeite, ze is autistisch. Ze heeft al veel voorstellen voor veranderingen in slachthuizen aangereikt. Wanneer die worden uitgevoerd, leveren ze een grote verbetering op. Zo zijn de scherpe hoeken uit de toegangspaden gehaald. Die zijn griezelig voor dieren. Ze lopen beduidend rustiger naar hun dood toe als ze alleen flauwe bochten hoeven te nemen. Ook hier zijn de schotten zo geplaatst dat de varkens vrijwel rechtdoor lopen. We gaan naar de plek waar de vrachtauto’s worden gelost. In een apart hokje zit één miezerig varkentje. ‘Die is te klein,’ legt Tijje de Vries uit, ‘hij kan niet op de band, want dan grijpt de verdovingsmachine mis.’ ‘Kan hij dan niet naar een kinderboerderij?’ smeek ik. Tijje de Vries schudt resoluut het hoofd. ‘We hebben er elke dag een paar. Zo moet je niet denken. We maken hier varkens dood. Dat is wat we hier doen.’
82
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 83
p Jaarlijks worden er voor iedere Nederlander 16 dieren gep
p p
p
p
p
p
p
p
slacht. Iemand die 80 jaar wordt, eet 1250 dieren: 5 runderen, 40 varkens, 5 schapen en 1200 vleeskippen. Gemiddeld eet een Nederlander 40 kilo vlees per jaar. Volgens de normen voor gezonde voeding krijgen we bijna 50 procent teveel dierlijke eiwitten binnen. De afgelopen vijf jaar is het aantal keren dat er vlees bij de warme maaltijd werd gegeten gedaald van 5,5 keer per week naar 4,9 keer. Het aantal strikte en gedeeltelijke vegetariërs in Nederland bedraagt 3,5 miljoen. Voor het voeden van de Nederlandse veestapel is een gebied zo groot als België nodig. Ieder jaar produceert de Nederlandse veestapel 70 miljard kilo mest. De Verenigde Naties stellen dat minder vlees eten de enige maatregel is die het verlies aan natuur in de wereld direct helpt. De Food and Agriculture Organisation stelt dat 18 procent van het broeikaseffect komt door de productie van vlees. Dat is meer dan al het gemotoriseerde verkeer bij elkaar.
83
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 84
De zeugenslachterij Ik had gehoopt dat ik nooit meer naar een slachthuis zou hoeven gaan. Maar ik wil toch zien hoe het zeugen vergaat. Op een kille ochtend rijd ik naar Son en Breugel, waar een van de vestigingen van de firma vion staat. Ik ben alleen, want Leontien mag niet mee. Ze is bij een vorig bezoek aan vion brutaal geweest. Ze stelde kritische vragen en trok alles in twijfel. Directeur communicatie Marc van der Lee is er duidelijk over: ‘Als de mensen al met een vooropgezet oordeel binnenkomen, voor ze ons productieproces hebben gezien, zitten we alleen elkanders tijd te verdoen.’ De kwestie ging over de co2-bedwelming. Leontien heeft gezien hoe de varkens die op die manier werden verdoofd in paniek raakten door ademnood. Ernstige excitatie tijdens de inductie van de narcose met 80 procent co2, heet dat in een onderzoek van de Animal Sciences Group (Martoft 2001) en het is een rotgezicht. Meer dan verschrikkelijk vond Leontien deze methode en dat heeft ze de directie laten weten. Ik begin ook maar meteen over de co2-bedwelming. Bert Urlings, dierenarts en directeur kwaliteitsbewaking neemt het woord: ‘Op de aorta, de grote lichaamsslagader, zitten receptoren, die meteen reageren wanneer er zuurstoftekort optreedt. De reflex is dan: extra diep inademen, met als gevolg dat er nog meer co2 binnenkomt. Het zijn allemaal reflexen. Je kunt meten dat de hersenactiviteit wegzakt. Maar je ziet wel bewegingen. Dat zijn spiertrekkingen.’ ‘Die dieren hebben het toch waanzinnig benauwd!’ breng ik ertegen in. ‘En die hersenactiviteit zakt pas na zesentwintig seconden weg. Ze stikken!’ 84
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 85
‘Nee,’ verbetert Bert Urlings geduldig, ‘ze stikken niet. Hoe kun je stikken binnen een halve minuut! Wij kunnen toch ook met gemak zo lang onze adem inhouden? Ze worden bedwelmd. Het is een prikkelend gas. Wat aversief kan zijn, is de inductie.’ Hij bedoelt dat het geen lolletje is om naar lucht te happen. ‘Het nadeel van de co2-bedwelming is, dat het dier niet direct het bewustzijn verliest. Het duurt ongeveer vijftien seconden. Maar het voordeel is, dat er groepsgewijs wordt verdoofd.’ Ik denk dat varkens in ademnood niet zoveel groepsgevoel meer beleven. Hoogstens dat ze elkaar aansteken met hun doodsangst. En zo’n co2-bedwelming duurt eindeloos. Ik breng het onderzoek ter sprake waaruit naar voren kwam dat het voor het varken minder verschrikkelijk is als de co2 wordt gemengd met zuurstof of argon, tot de bewusteloosheid intreedt. Bert Urlings schudt resoluut het hoofd. ‘Zuurstof werkt niet bij varkens. Argon ook niet. De diepte van de analgesie is dan niet goed.’ Hij bedoelt de verdoving. ‘Waar men van schrikt, zijn de spiertrekkingen. Maar het varken merkt daar niets van.’ Ik geloof hem niet. Ik denk dat het domweg te duur is om er argon of zuurstof bij te mengen. Of dat het dan te veel tijd kost voor de daadwerkelijke slacht kan beginnen. Later hoor ik dat co2 altijd akelig is, wat je er ook bij doet. Bert Urlings ontkent stellig dat het een economische overweging is waarom ze geen zuurstof of argon geven. ‘Het is niet duurder! En de varkens hebben echt geen ontoelaatbare stress. Dat zou economisch ook onvoordelig zijn, want hoe meer stress een varken heeft, des te slechter is de kwaliteit van het vlees.’ ‘Als ik een varken was,’ valt Marc van der Lee in, ‘dan 85
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 86
was ik maar ’t liefst een Nederlands varken. Dan zou ik in Nederland geslacht en verwerkt willen worden.’ Maar de twee mannen tegenover mij aan de vergadertafel zijn geen varkens. Het zijn veertigers, boerenzonen, allebei. De een uit Brabant, de ander uit Limburg. Bij Marc van der Lee hadden ze koeien en paarden, bij Bert Urlings koeien, varkens en kippen. De boerderijen waar ze opgroeiden waren middelgrote bedrijven. ‘Zoveel liefde, aandacht en zorg als mijn ouders aan die dieren gaven!’ zegt Marc van der Lee. Die emotionele band heeft hij niet met de zeugen en speenvarkens die in deze slachterij binnenkomen. ‘Wij transformeren dieren tot vleesproducten,’ zegt hij zakelijk, ‘en de kwaliteit van dat product is afhankelijk van hoe wij omgaan met die dieren. Die verantwoordelijkheid nemen wij.’ Dat is nog eens andere koek dan een liefdevolle band met de dieren. In een opwelling vraag ik: ‘Staan mensen boven dieren?’ Daar hebben de mannen geen enkele twijfel over. ‘Een varkensoog lijkt wel op dat van de mens,’ zegt Bert Urlings, ‘en het gedrag soms ook.’ Dat is een grapje. ‘Natuurlijk staan de mensen boven de dieren,’ verklaart Marc van der Lee, ‘anders zou de wereld er raar uitzien.’ Ik vind hun wereld er raar uitzien. Ik vind het moeilijk om mij voor te stellen dat iemand iedere dag onbekommerd een gebouw betreedt waar een rivier van bloed golft. Waar levende wezens worden getransformeerd tot vleeswaren en niemand ooit nadenkt over wie dat zijn geweest. En ik geloof niet eens in een Schepper. Zij wel. ‘Ik ben trots op wat ik doe,’ zegt Marc van der Lee. ‘Wij staan aan de basis van een mondiale behoefte.’ Hij bedoelt dat iedereen in de wereld vlees wil eten. Ik breng het gesprek op een televisie-uitzending die ik 86
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 87
heb gezien, een documentaire over de Nederlandse varkensindustrie. Die is bezig haar mondiale afzetmarkt uit te breiden door vlees dat de Europeaan niet lust op de Afrikaanse markt te dumpen. Het wordt daar verkocht voor een prijs die de lokale varkensboeren in één klap van hun inkomen afhelpt. De film liet wanhopige Afrikaanse varkensboeren en hun noodlijdende families zien en een grijnzende Nederlander uit de vleessector, die zei dat het jammer was voor de Afrikanen, maar dat de markt nu eenmaal vrij was. ‘Er is daar kennelijk behoefte aan dat vlees,’ zegt Marc van der Lee, ‘en de mensen hier eten het niet. Het is toch ook niet goed om het weg te gooien?’ ‘Het ruïneert de economie daar.’ ‘Kom kom, dat volume stelt niks voor. Het is maar een héél klein percentage van de export!’ Over dat argument kan ik zó kwaad worden. Het is wat mannen die vreemdgaan zeggen als ze betrapt worden: ‘Het heeft niets te betekenen.’ Als het niks voorstelt, doe het dan niet!! Ze moeten lachen om dat vreemdgaan. Maar ze geloven niet dat de Afrikaanse boeren last hebben van het Nederlandse varkensvlees. Zo’n klein beetje. We maken aanstalten om naar de slachterij gaan. Maar eerst heb ik nog een vraag: in een andere televisie-uitzending werden twee oud-werknemers van vion geïnterviewd. Zij vertelden dat de ambtenaren van de Algemene Inspectie Dienst in de maling worden genomen wanneer ze een slachterij bezoeken. Zodra ze zich melden bij de portier, belt die naar achteren en geeft een code: 888. Dan weet iedere werknemer wat hem te doen staat. De slachtlijn wordt langzamer gezet, de prikstokken verdwijnen en ook de haast. Er wordt keurig gewerkt en zodra de ambtenaar uit het zicht is, gaat de machine weer op volle toeren en wordt er weer bezuinigd op alle details die het dierenwelzijn horen te bewaken maar die het productieproces 87
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 88
duurder maken. Dat gebeurt in alle slachterijen van vion, zei de man. ‘Daar worden wij wel eens flauw van,’ zegt Marc van der Lee verontwaardigd. ‘In de eerste plaats kan het niet en waarom zouden we het doen? Alsof wij ons maar snel even kunnen aanpassen. Er werken hier continu controleurs van de Voedsel en Waren Autoriteit. Als zij willen kunnen ze het slachtproces stilzetten of ophouden met certificeren.’ ‘En dan staat er een slager met een mes achter ze die hoezo? zegt,’ weerleg ik. ‘Dat is onzin!’ zegt Marc van der Lee. ‘Wij slachten zeshonderdvijftig varkens per uur, of er iemand van de inspectie naar staat te kijken of niet.’ We gaan naar beneden. Daar krijg ik een steriele celstof overall, een muts en klompen. ‘Wil je de vleesverwerking ook zien?’ biedt Marc van der Lee aan. Ik schud ontkennend mijn hoofd. Karbonades hoef ik niet te zien en ook geen hamlappen. Ik ben ervan overtuigd dat hier zindelijk wordt gewerkt. Ik wil alleen weten of die zorgvuldigheid ook in acht wordt genomen zolang het vlees nog leeft. Het eerste geluid dat zich aandient zijn de doffe ploffen waarmee zijden zwoerd in een laadbak vallen. ‘Alles van het varken wordt optimaal benut,’ roept Bert Urlings boven het lawaai uit, ‘ieder deel heeft waarde.’ Aan ijzeren haken hangen enorme karkassen. Zeugen zijn groot. De koppen zijn losgesneden, de oogleden gesloten. Dan valt mijn oog op een nietig dood biggetje. Er worden hier ook speenvarkens geslacht. Het beestje gaat door een grote gang met branders, die de haren van zijn vel schroeien. Even verderop staat een vrouw bloed en haren onder een machine vandaan te vegen en dan sta ik ineens op de plaats waar de zeugen bedwelmd worden met een elektrische tang. Ik had verwacht dat ik hier de co2-verdoving 88
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 89
zou zien. Later hoor ik dat die in Boxtel wordt gebruikt, hier niet. Een voor een steken de zeugen hun snoet door een opening. Een jongeman omvat het hoofd met de tang, waarna de zeug verstijft en omvalt. Dan wordt de tang op het hart gezet en wordt de zeug door een machine opgetild aan de achterpoten en meegevoerd naar de eigenlijke slachtplaats, een paar meter verderop. Daar duwt een andere jongeman een mes met een slang eraan in haar keel. Het bloed verdwijnt grotendeels in de slang. ‘Hier wordt op de meest humane manier geslacht,’ vertelt Marc van der Lee, ‘we hebben het laten controleren door de Universiteit van Bristol.’ ‘Goed,’ knik ik bedrukt. Marc werpt een snelle blik op mij. ‘Dit is voor zeugen de beste vorm,’ zegt hij, ‘we werken hier netjes. Als wij er hier een bende van zouden maken, krijg je stress. Die werkt door in de kwaliteit van het vlees.’ Een stille, bescheiden man met een witte jas heeft zich bij ons gevoegd. Hij heeft zich voorgesteld maar ik heb zijn naam niet verstaan in de herrie. Ik nam aan dat hij de leiding op de werkvloer heeft of zoiets, maar als wij achter de slachtlijn komen, waar de zeugen besproeid worden, blijkt dat hij de directeur van het hele abattoir is. Eric van Asselt heet hij en hij neemt zijn werk bijzonder serieus. ‘Het team dat de bedwelmingen uitvoert wordt speciaal opgeleid. Wij willen dat het zo rustig mogelijk gebeurt. De slachters worden om de drie kwartier afgelost, zodat hun aandacht niet verslapt. De apparatuur wordt geregeld gecontroleerd en er zijn waarschuwingslampjes. Dat is ook vanwege de taalverschillen. Er werken nogal wat buitenlanders aan de slachtlijn. We doen veel met kleurcodes.’ Zijn verhaal wordt onderbroken door commotie in het hok met zeugen. Er wordt gevochten. ‘Dat gebeurt soms,’ zegt Marc van der Lee, ‘ze komen van verschillende bedrijven. Ze hebben elkaar niet eerder 89
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 90
gezien. Er moet een rangorde worden bepaald dus wordt er gevochten.’ We lopen verder. Achter de omheining ligt een grote zeug te hijgen. Die voelt zich duidelijk niet goed. Eigenlijk wil Eric van Asselt liever dat ik doorloop, maar als ik koppig blijf staan, laat hij het toe. ‘Wat is er met haar?’ vraag ik. ‘Ze heeft het benauwd gekregen doordat ze zich te veel heeft opgewonden. Ze komt straks wel weer bij,’ zegt Bert Urlings. Ik besef dat het niets uitmaakt of ze bijkomt of niet. Dit is het eind van haar leven, of ze nog bijtrekt of niet. Hoe kan een dierenarts dit werk doen? Zou hij niet veel liever een leuke cavia helpen? Maar nee hoor, voor Bert Urlings géén cavia’s. ‘Ik heb altijd al in de levensmiddelen willen werken. Ik vind voedsel belangrijk.’ Dat zou je niet zeggen als je zijn gestalte ziet. Hij is lang en slank, bijna mager. ‘Ik vind gezelschapsdieren vreselijk,’ lacht hij. ‘Niet omwille van de dieren, maar vanwege de eigenaren.’ Later, als we onze steriele kleren hebben uitgetrokken en theedrinken, zetten wij ons gesprek voort. Ik probeer niet te denken aan al die brave zeugen die zich bij de slachter kwamen melden, een voor een, zonder enig besef van wat hun wachtte. ‘Eten jullie vlees?’ vraag ik. Marc van der Lee eet alleen biologische kip, geen industriële, en koopt zijn vlees bij de horecagroothandel. Bert Urlings koopt vlees uit de personeelswinkel van vion in Boxtel. Hij maakt zijn eigen bloedworst. Hij brengt een emmer mee van thuis en laat hem met varkensbloed vullen. Samen met zijn vrouw maakt hij de worst. Ze koken het bloed en voegen kruiden en spek toe. Eric van Asselt eet weinig vlees maar het maakt hem niet uit of het biologisch geteeld is of uit de bio-industrie komt. 90
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 91
Dan informeer ik hoe Marc van der Lee en Eric van Asselt in de zeugenslachterij terecht zijn gekomen. ‘Mijn vader werkte als inkoper van runderen,’ vertelt Marc van der Lee, ‘hij bezocht slachterijen en ik mocht mee de boer op. Dat vond ik hartstikke spannend. Toen ik een jaar of veertien was, kreeg ik een vakantiebaan in het gemeentelijke slachthuis. Ik zat niet in de slachtploeg, hoor! Ik haalde de dieren die geslacht moesten worden uit de stal en ik maakte het vlees klaar voor de grossier.’ En Eric van Asselt? ‘Zeugen slachten is mijn specialisme,’ zegt hij ernstig, ‘ik wil dat de werknemers zorgvuldig zijn. Dat ze niet alleen hun best doen als mijn auto er staat. Het mag geen kunstje zijn dat ze alleen vertonen als er controle is. Op ieder moment van de dag moet de inspectie binnen kunnen komen. Nederland exporteert 70 procent van alle varkens die worden geslacht. Dat is heel veel. We spelen als het ware in de Champions League. Dat moet je dan wel waarmaken. Als exportland moet je beter zijn dan het land waarheen je exporteert.’ Ik hef mijn hand op. Dit gaat weer over prestaties. Ik wil maar één ding: een beter leven voor de varkens en een pijnloze dood. ‘Onze werknemers worden iedere twee jaar bijgeschoold. Maar wij lopen steeds tegen vooroordelen op. Daar moeten wij dan tegenin gaan. Wij zijn met een kruistocht bezig om uit te leggen dat wij hier met een prachtig proces bezig zijn. Ja, dat heeft met de dood te maken. Maar evengoed is het een prachtig proces.’
91
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 92
De karbonade Het lijkt zo langzamerhand wel een catechismus die ik uit mijn hoofd ken: Waarom hebben de varkens geen stro? Omdat de boeren het niet kunnen betalen. Waarom hebben de boeren geen geld? Omdat de afnemers van vleesvarkens hun niet genoeg geven. Waarom betalen de afnemers niet? Omdat de supermarkten niks willen betalen. Waarom betaalt de supermarkt niet voor vlees? Omdat de klanten dan naar de concurrentie lopen. Waarom betalen de klanten niet wat meer? Omdat vlees eeuwig en altijd in de aanbieding is. ‘Waarom is het vlees altijd in de aanbieding?’ vraag ik aan de category manager van Albert Heijn. Category manager is Nederlands bedrijfs-Engels voor hoofd vleesinkoop. Met hem en met het hoofd kwaliteit en productintegriteit heb ik een afspraak op het hoofdkantoor van Albert Heijn. Het hoofd kwaliteit en productintegriteit is er nog niet, maar wij beginnen vast. Het hoofd voorlichting schuift ook aan. Ze zal het hele uur onbewogen zwijgen. ‘Vlees is een basisproduct,’ antwoordt het hoofd vleesinkoop, ‘de consument eet vrijwel iedere dag vlees. Maar het is duur. Het kost meer geld om dieren te houden dan om een komkommer te telen. Van alle ingrediënten voor de hoofdmaaltijd is vlees de duurste post, dus heeft het zin om dat goedkoper aan te bieden.’ ‘Goedkoper dan een kilo tomaten.’ ‘Dat is niet zo!’ reageert het hoofd vleesinkoop gepikeerd. 92
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 93
Het is waar, de tomaten zijn wat goedkoper. Maar diezelfde ochtend hoorde ik over de intercom in het filiaal van Albert Heijn waar ik boodschappen doe, dat de schouderkarbonades minder dan vier euro per kilo kostten. Een huisvrouw (m/v) met een gezin van vier personen die iedere dag boodschappen doet, is gevoelig voor zulke reclames. En geef haar ongelijk. Misschien had ze zich voorgenomen biologisch vlees te kopen. Maar dan ziet ze die stuntkarbo’s liggen en direct daarnaast in het schap de biologische variant, die ruim twee maal zoveel kost. Dat gaat ze niet redden. Waarom legt Albert Heijn het biologische vlees niet apart? ‘Dan koopt helemaal niemand het meer,’ zegt het hoofd vleesinkoop. ‘Wij bieden de klanten de keus. En als wij vlees in de bonus doen, gaat er ook een biologisch product in de reclame. Wij hebben ook altijd een vegetarisch product in de bonus.’ Ik ken die producten. Ze heten groenteschijf of broccoliburger. Er zit een beetje soja in en drie doperwten en ze kosten net zoveel als een biefstuk. Maar daar gaat het natuurlijk niet om. Een vegetariër hóórt niet eens dat er iets wordt omgeroepen over karbonades. En biologische champignons hebben niets te maken met varkens uit de bio-industrie. Albert Heijn is domweg niet bezig met de bevordering van een goede behandeling van boerderijdieren. Het is een supermarkt. Ze verkopen plakjes vleeswaren. Die knorren niet. Nederlandse consumenten behoren in de Europese Unie tot de groep die relatief het minste geld uitgeeft aan vlees en vleeswaren. Gemiddeld geeft de EU-consument 3,8 procent uit aan vlees en vleeswaren, maar Nederlanders geven 2,2 procent uit. In de voormalige Oostbloklanden loopt het percentage op tot 12 procent.
93
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 94
Jaren geleden, toen Robert Long nog leefde en ambassadeur was voor Varkens in Nood, heeft een bijeenkomst op het hoofdkantoor van Albert Heijn plaatsgevonden. Het voornemen was toen, dat er aandacht aan dierenwelzijn zou worden besteed. Aarde en Waarde heette het project en na de belofte dat er een nieuwe tijd zou aanbreken, heeft niemand er meer iets van vernomen. ‘Albert Heijn verkoopt veel meer biologische en vegetarische producten dan welke supermarkt dan ook in Nederland!’ weerlegt het hoofd vleesinkoop verontwaardigd. ‘Landelijk is dat gemiddeld 2 procent van het totale aanbod, bij Albert Heijn 3 procent. Wij voeren ook gesprekken met de Dierenbescherming. En wij hebben de Verklaring van Noordwijk mede ondertekend. Alle supermarkten staan erachter dat er niet langer onverdoofd wordt gecastreerd. En wij willen zelfs verder gaan en vlees verkopen van varkens die niet gecastreerd zijn. Maar eigenlijk zijn wij maar een kleine speler. 70 procent van het vlees is voor de export bestemd. En in het buitenland accepteren ze nu eenmaal geen ongecastreerd vlees. Het ligt niet aan ons.’ Die uitspraak ken ik al. Hij staat woordelijk in een interview met persbureau Novem. Zo gedragen woordvoerders van supermarkten zich als je hen aanspreekt op hun beleid. C1000, de supermarkt die zichzelf de grootste slager van Nederland noemt, heft ook al de machteloze handen als er gevraagd wordt waarom wij nog steeds vlees van onverdoofd gecastreerde varkens voorgezet krijgen. Maar het is natuurlijk onzin. Toeleveringsbedrijven voor grote supermarktketens doen precies wat zo’n keten wenst. Als Albert Heijn geen vlees van gecastreerde varkens wil, is er geen groothandel die zegt dat er voor Albert Heijn geen lieverkoekjes worden gebakken. Er zijn ook wel supermarkten die dat toegeven. Op de website van Super de Boer staat: ‘Supermarkten zijn in de westerse samenleving verreweg het belangrijkste kanaal voor het kopen van levensmiddelen. Zodoende oefenen 94
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 95
supermarkten een aanzienlijke maatschappelijke invloed uit.’ Ik heb nog een sterkere uitspraak over de macht van supermarktketens gelezen, van Gino van Ossel, professor marketing en retail: ‘Albert Heijn dicteert zelfs de prijs van Coca-Cola. Als Coca-Cola een te hoge inkoopsprijs zou berekenen, komt het artikel niet meer in de rekken. Ja, inderdaad, zelfs als het om Coca-Cola gaat.’ In november 2007 is in Noordwijk een bijeenkomst geweest van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Nederlandse Vakbond Varkenshouders, de Centrale Organisatie voor de Vleessector en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel. Ze hebben een convenant opgesteld, de Verklaring van Noordwijk. Daarin staat dat er vanaf 1 januari 2009 niet meer onverdoofd gecastreerd zal worden en dat het vanaf het jaar 2015 niet meer mag. De supermarkten hebben zich achter het streven geschaard en vanaf dat ogenblik bleek het een uitvoerbaar plan. Even eenvoudig zou het zijn om de hele castratie meteen af te schaffen. coop is al begonnen met de verkoop van vlees van ongecastreerde varkens. Van Lidl is het vrijwel zeker dat ook zij zullen overstappen. Zij testen het vlees dat van beren afkomstig is door het even te schroeien. Aldi, Super de Boer en Plus gaan binnenkort volgen. Maar supermarkten zoals Albert Heijn en C1000 hebben nog niet kenbaar gemaakt dat zij het initiatief zullen volgen, ook al belooft het hoofd vleesinkoop van wel. ‘Supermarkten hebben er op het ogenblik geen enkel belang bij om volledig over te stappen op vlees van ongecastreerde varkens,’ heeft de voorzitter van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel gezegd. Ik neem aan dat hij niet zomaar wat beweert. Er bestaat ook een brief van Albert Heijn waarin wordt verklaard dat de vleesindustrie niet kan garanderen dat er géén berengeur aan varkensvlees hangt. En daarmee is 95
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 96
het onderwerp afgehandeld, want supermarkten nemen geen risico’s. Het hoofd kwaliteit en productintegriteit is inmiddels binnengekomen. Ze is een goedgeklede, lichtgrijzende vrouw van middelbare leeftijd. Met een zacht gemompelde verontschuldiging heeft ze aan de tafel plaatsgenomen. Tot nu toe heeft zij zwijgend zitten luisteren naar mijn vruchteloze pogingen om door te dringen tot de ziel van het hoofd vleesinkoop. Ik ben vooralsnog niet verder gekomen dan de buitenkant van zijn colbert. ‘Kijk,’ zegt het hoofd kwaliteit en productintegriteit, terwijl ze vooroverleunt op de vergadertafel, ‘zeventienduizend jaar geleden leefden de mensen van de jacht, van de visserij en van de knollen en vruchten die ze verzamelden. Die tijd komt niet meer terug.’ Ik kijk haar stomverwonderd aan. Dit is geen goed gesprek. Hebben deze mensen het idee dat ze een vredesvrouwtje hebben binnengehaald, dat straks een spandoek omhoog gaat houden en Actie! Actie! gaat roepen? Of ben ik iemand uit de Media, een geslepen journaliste, die ze moeten wantrouwen omdat zij misschien iets onwelgevalligs in de krant zal zetten? ‘Wij hebben in het verleden wel degelijk wat gedaan!’ zegt het hoofd vleesinkoop. ‘Albert Heijn heeft boeren benaderd en hen verzocht om over te stappen op biologische veehouderij. Daarbij werd hun een garantie gegeven dat hun producten door Albert Heijn zouden worden afgenomen. Die boeren hebben hun investering gedaan, maar toen ontstond er een economische recessie. De consument wilde geen biologisch vlees meer kopen, want dat was te duur. Daarmee is een hoop geld verloren, want die boeren konden niet meer terug naar de gangbare productie.’ Misschien is deze mislukte onderneming de oorzaak van de grote terughoudendheid van de woordvoerders van Albert Heijn als ik het woord dierenwelzijn uitspreek. 96
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 97
‘Wij zijn volstrekt niet terughoudend!’ protesteert het hoofd kwaliteit en productintegriteit. ‘Wij willen voor elke diersoort een duurzaamheidsprogramma maken.’ ‘Wij breiden ons assortiment biologische producten voortdurend uit,’ zegt het hoofd vleesinkoop. Dat laatste is waar. Er liggen tegenwoordig wilde tomaten in het schap van Albert Heijn, biologisch geteelde winterwortels en komkommers met een groene verpakking. Maar een schamel schaaltje sojaballetjes kost 2,49 euro. En daarnaast, even voorbij de lamscarrés en de rosbief, ligt dat grote pak hamlappen van 4,75. Beseffen ze wel dat zo’n klantenlokkertje het verschil maakt tussen stro in het hok en kale vloeren? Denken ze nooit aan de dieren? Maakt het hun geen bal uit? ‘Als ik in dit bedrijf alleen uit was op winst ten koste van alles, dan zat ik hier niet!’ valt het hoofd kwaliteit en productintegriteit heftig uit. ‘Ik stel prijs op integriteit. Maar je moet diervriendelijk ook weten te koppelen aan gezondheid en duurzaamheid.’ ‘Wij willen de keus niet opleggen. De consument moet zelf kiezen,’ verklaart het hoofd vleesinkoop met nadruk. Ik knik moedeloos. Ik ben huisvrouw. Het heeft mij jaren gekost om de goedkope troep te laten liggen en — als ik al vlees koop — de dure biologische producten in mijn winkelwagen te leggen. Want alle supermarkten hebben maar één soort reclame: voordeel!! De ene is goedkoop, de andere goedkoper. Op de ramen staan de aanbiedingen al, zodat je vast kunt bedenken hoe je geld kunt besparen op de boodschappen: de streep door het oorspronkelijke bedrag dat je normaal zou betalen en de spotprijs in grote cijfers ernaast. En de consument mag kiezen. Het uur dat mij was toegezegd is om. Het hoofd voorlichting brengt mij naar de uitgang. Zij heeft al die tijd aan onze vergadertafel gezeten, maar geen woord gezegd. ‘Ik vond niet dat ik er iets aan toe te voegen had,’ legt ze uit. 97
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 98
Misschien had ik ook beter niks kunnen zeggen. Dat had net zoveel effect gehad.
98
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 99
Het paradijs Het paradijs ligt in het noorden, in Nieuw Scheemda om precies te zijn. Als ik het terrein van het Swieneparredies oprijd, staat een man met grote werkhanden bij een tafel appeltjes te snijden. Dat is Jan Straat. Hij werpt een korte blik op mij en gaat onverstoorbaar verder. Appeltjes voor de zwijnen. Ik heb inmiddels zoveel miserie gezien dat de tranen me in de ogen springen om het contrast. Jan Straat kijkt er niet van op. Zorgvuldig deelt hij een appel in vieren, laat de partjes in een schaal vallen en pakt een nieuwe. ‘Mag ik er een geven?’ vraag ik. Hij knikt in de richting van een halfwas roze varken dat al verwachtingsvol bij de omheining van haar wei staat te bedelen. Dat is Belle. Ze is van een mevrouw in Lelystad geweest en ze is nogal verwend. Ik vind dat je een varken niet te veel kunt verwennen en aai haar enthousiast. Ze kwispelt met haar krulstaart en knort naar me. Ik wist niet dat varkens aan lichaamstaal deden. ‘Jazeker,’ zegt Jan Straat, ‘ze laten zien hoe ze zich voelen. Ze kwispelen als ze blij zijn. Als ze boos zijn, gaan hun rugharen overeind staan en maken ze een blaffend geluid. Als ze bang zijn, laten ze de staart slap hangen.’ Jan Straat is de vriend van Violette Sanders, die in 2005 is overleden. Zij was de oprichtster van het Swieneparredies. Jan Straat en Milan Sanders, Violettes zoon, beheren de boerderij. Het complex bestaat uit een woonhuis met daaraan vast een grote schuur met houten boxen voor de varkens, een klein museum met een winkeltje en een bibliotheek. Milan is opgegroeid te midden van de varkens. Jan Straat was vroeger bouwvakker. Nu heeft hij alle tijd nodig 99
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 100
voor de verzorging van de vijftien varkens die hier wonen. De dag begint vroeg, om zeven uur. Dan komen de dieren uit hun nachtverblijf. Ze staan, voor zover mogelijk, samen in een stalletje. Maar ook de varkens die alleen zijn gehuisvest kunnen elkaar horen, ruiken, en als ze een beetje moeite doen, zien. Op de bodem van de stallen ligt een dikke laag stro. Als het buiten niet te koud of te nat is, gaan alle varkens naar buiten. Sommigen hebben een eigen wei, anderen staan twee aan twee of met z’n drieën. ‘Hoe tam zijn ze?’ vraag ik. Jan Straat haalt zijn schouders op. ‘Een varken heeft een eigen wil,’ antwoordt hij, ‘maar ze luisteren allemaal naar hun naam en ze weten ook precies in welke wei ze horen. Vroeger hadden we Tony, een Groot Yorkshire-zeug. Zij liep in huis rond. Dat was hartstikke leuk, maar Tony was veel te dik. Eigenlijk is dat niet goed. En we hadden Pippa, die was heel tam. Ze was opgeleid voor de film. Pippa is ook al dood.’ We lopen naar de wei. Achterin staat Sophia Jacquelina Barka van Bentheim, een Duitse Bonte Bentheimer. Zij had slechte manieren toen ze hier kwam, vertelt Jan Straat. Aanvankelijk wilden Milan en hij haar niet opnemen. Violette was nog maar pas dood en ze waren radeloos van verdriet. Sophia had een slechte staat van dienst: in haar vorige huis dacht ze dat zij de bedrijfsleidster was en had ze een van haar verzorgers in zijn bil gebeten. Maar het Swieneparredies kreeg een extra stukje land en toen mocht Sophia toch komen. Ze is hier inmiddels drie jaar en nog steeds is ze stout. Ze steelt appels uit de bijkeuken en ze is nogal happerig. Je kunt geen kinderen bij haar in de wei laten. Die gooit ze omver. Bij Joeliska en Imca, de Hongaarse wolvarkens, kun je ook maar beter niet op visite gaan. Ze zijn veel te wild. Bovendien heeft Joeliska er bezwaar tegen als Imca te veel aandacht krijgt. Dat komt ze meteen duidelijk maken als ik Imca ook een appeltje gun. 100
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 101
Bij het Kune Kune-zwijntje Moa kunnen kinderen wel in de wei komen om haar te aaien. Zij is lief. En ook lekker, vinden de Maori’s, die dit ras fokken omwille van het sappige vlees. Kune betekent vet. ‘Heb jij een lievelingsvarken?’ vraag ik aan Jan Straat. Hij maakt een ontwijkend gebaar, maar als ik aandring, wil hij wel vertellen dat hij Duke het leukst vindt. Duke is een kleine gecastreerde beer van het Berkshireras, die zich niets aantrekt van de regels. Hij is zo klein dat hij onder het draad van de omheining door kan glippen en dan zelf voor toerist gaat spelen. Dat mag natuurlijk volstrekt niet, maar hij doet het lekker toch en Jan Straat moet er heimelijk om lachen. We gaan bij de Chinese Meishan-varkens langs, twee dikke donkergrijze dames. Ze liggen tevreden in hun hoek luie varkens uit te beelden. Ik kan niet zien of ze wakker zijn. Hun ogen zitten verstopt tussen de huidplooien van hun gezicht. Ze kunnen daardoor vrijwel niets zien. Het maakt voor henzelf niet uit, hun gehoor is uitstekend en hun reukvermogen subliem. Ze botsen wel eens ergens tegenop, maar zo heel vaak gaan ze niet uit wandelen. Ik streel de donkere huid van de een. Ze snuffelt even en droomt dan verder. In het paradijs hoef je niet te werken. Niet alle varkens nemen het ervan. Flits en Vlo, twee wilde zwijnen in het weitje naast Duke, zijn beslist niet tam en lui. Ze hebben het druk, want ze moeten zich schuilhouden. Ze willen niets van de mensen weten. Ze zijn in het Swieneparredies gekomen toen ze een halfjaar oud waren, als cadeautje van een Groninger die van jagen houdt. Tot het jachtseizoen begint, houdt hij wilde varkens aan huis. Zodra de hoorn schalt, laat hij ze los in het bos en gaat er met een geweer achteraan. Deze twee zwijnen waren voor de familie Sanders. Maar ze laten zich niet temmen. Ze slapen niet in de schuur, zoals de anderen. Ze hebben een eigen verblijf, een prachtig gebouwtje, waar ze al evenmin in willen. 101
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 102
Ze zijn verhuisd en daar kunnen ze maar niet aan wennen. Vroeger woonden ze in de koeienstal. Daar hebben ze een paar jaar gebivakkeerd, tot de blokhut en de omheining klaar waren. Onder narcose zijn ze erheen gebracht. Aanvankelijk liepen ze met een boog om het huisje heen. Voor geen prijs gingen ze binnen kijken. Milan heeft nog overwogen het aan toeristen te verhuren: slapen tussen de wilde zwijnen. Maar ten slotte stapten de schuwe dieren toch de drempel over. Nu gaan ze wel eens binnen zitten, alleen in het voorportaal, niet verder dan de ingang. Ze hebben een reputatie op te houden, ze zijn tenslotte wild. Milan Sanders maakt een berustend gebaar. ‘Eigenlijk zijn ze zo tam als wat. Ze zijn heel vriendelijk.’ Ik ga nog even bij Pumba langs, geen rasvarken, maar een asbakkenhangbuik. Zijn alle varkens lief? ‘Welnee,’ lacht Milan, ‘vooral die Göttinger minivarkens kunnen flink chagrijnig doen als ze ouder worden. Er zijn zat mensen die zo’n schatje kopen. En als de lol er na een paar jaar vanaf is, bellen ze ons op. Of we nog belangstelling hebben. Maar dan kun je er niets meer mee beginnen.’ Ik ken twee Göttinger minivarkens, Billy en Bessie. Ze wonen niet zo ver uit de buurt van Scheemda, in Ter Apelkanaal, op het bedrijfsterrein van Tinley, het Dierengedragscentrum. Debbie Rijnders, de oprichtster van Tinley, houdt daar allerlei dieren. Ze heeft papegaaien, uilen, ganzen, paarden, cavia’s en zelfs een beverrat. Die beesten heeft ze niet alleen voor de lol. Ze bestudeert hun gedrag en kijkt in hoeverre ze het kan beïnvloeden. Ze organiseert en ontwerpt opleidingen voor diergedragstherapeuten. Als ik binnenkom in de ruime stal van Billy en Bessie, komen de zwijntjes onmiddellijk aanrennen. Bessie gaat maar vast zitten. Ze heeft geleerd dat daar druiven mee 102
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 103
te verdienen zijn. Billy kan niks. Die krijgt af en toe zomaar een druif, omdat hij zo stom is. Dit tweetal is een paar weken oud. Ze komen van een boerderij waar ze verwaarloosd werden. Göttinger minivarkens worden als proefdier gebruikt. Billy en Bessie zouden ook naar een laboratorium gaan, maar ze hebben geluk gehad. Toen Debbie Rijnders kennis met hen maakte, waren ze doodsbang voor mensen. Nu laten ze zich graag aaien. Vooral Bessie is toeschietelijk. Als ik over de omheining klim en in de stal kom zitten, wil ze wel op schoot. Billy vraagt om een druif, maar hij wordt liever niet aangehaald. Hij heeft het trouwens te druk voor menselijke omgang. Hij moet de veters van mijn schoenen nog lostrekken. Bessie heeft de ritssluiting van mijn jack ontdekt. ‘Zit!’ commandeer ik. Ze gaat héél even zitten, krijgt een druif en gaat dan een eindje door de stal rennen. Er ligt speelgoed waar ze mee kunnen sjouwen en een bal om tegen te duwen. Van mensen hebben ze, sinds de verhuizing, een bijzonder goede indruk: die brengen fruit mee. Je kunt varkens van alles leren, ze zijn intelligent, waarschijnlijk nog slimmer dan honden. Ze zijn alleen minder gemotiveerd om kunstjes uit te voeren. Als ze een paar keer voor circusartiest hebben gespeeld, verveelt het ze en vertikken ze het verder. Voor de film Babe zijn meer dan veertig actrices ingezet, deels omdat ze te snel groot werden, maar ook omdat de ene Babe na de andere geen zin meer had in de voorstelling. Een varken wil liever varken zijn dan filmdiva.
103
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 104
De nabespreking Als ik mijn ogen sluit, zie ik de gezichten van varkens voor me: blauwe ogen, bruine ogen, korte snuiten of brede, lange smalle of wipneuzen, varkens lijken op elkaar, maar niet meer dan toeristen. Ik heb ze leren kennen door de welwillendheid van de boeren die mij toelieten in hun bedrijf, door de voorlichters van de slachterijen, door de directeuren en werknemers van de transportbedrijven die Leontien en ik hebben bezocht. Toen ik klaar was met schrijven, heb ik alle gesprekspartners het gedeelte van het boek dat over hen ging toegestuurd. Daar kreeg ik antwoord op. Vaak betrof het een verbetering, maar er waren ook verontwaardigde reacties. Ik had Onze-Lieve-Heer beledigd. Of Albert Heijn. Het hoofd voorlichting van die supermarktketen vond dat ik mij niet had gehouden aan de afgesproken vragenlijst, die ik van tevoren had moeten inleveren. Daar had ze groot gelijk in. Zij verzocht mij in ieder geval de namen van degenen met wie ik heb gesproken niet te noemen. Ik heb haar verzoek ingewilligd. De directeur van de transportverzamelplaats bezwoer mij dat het toeval was dat Leontien en ik net voor sluitingstijd werden uitgenodigd: ‘Meestal is het juist druk tussen halfelf en twaalf.’ We mochten nog eens komen kijken. Dat hebben wij niet gedaan. We zijn de inspectiedienst niet. De eigenaar van het gesloten bedrijf verbood mij zijn naam te gebruiken. Het ging eigenlijk om de naam van de Heer, geloof ik, maar hij kwam ook op voor zijn beroeps104
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 105
groep. Hij vond mijn benadering negatief, cynisch zelfs. Er waren meer mensen die vonden dat ik een negatieve toon had aangeslagen. Dat betreurden ze en ze hadden het niet verwacht. Ze zijn trots op wat ze doen en denken in het groot. Zij zien een veestapel en een voedselbehoefte, geen individuen. Ze tellen nooit tot één. ‘Ik begrijp niet waarom je naar varkensboerderijen, naar transportbedrijven en slachterijen wilt gaan,’ schreef een van hen, ‘als je zo’n emotionele moeite hebt met het dierenwelzijn, met dieren doden en eten. Waarom schrijf je dan zo’n boek?’ Het is een terechte vraag en ik heb een antwoord. Dit boek draagt een boodschap uit en dat is een verandering. Met alle eerdere boeken die ik heb geschreven, had ik geen ander doel voor ogen dan het plezier dat ik heb in het werk. Ik hoefde geen sokken, ik wilde breien. Van dit boek hoop ik dat het de mensen vleesvrezend zal maken, zoals een gelovig mens godvrezend is. Dat betekent dat ze eerbied zullen voelen voor het leven dat aan hun maaltijd voorafging en dat ze beseffen dat ze invloed hebben op de omstandigheden waarin een varken leeft en sterft. Daar had ik de aanblik van de ellende voor over. Amsterdam 2008
105
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 107
Verklarende woordenlijst abattoir slachthuis abortus provocatus moedwillig opgewekte afdrijving
van een ongeboren vrucht afspenen een zuigeling weghalen bij de zogende moeder analgesie bedwelming androstenon geurafgevend hormoon in het vlees van mannetjesvarkens argon edelgas artritis gewrichtsontsteking bader — Baader merknaam van een machine in de vleesfabriek beer manlijk varken biest de eerste melk die na de geboorte uit de tepels komt biggen (ww) biggen werpen broek de vet of vleeslaag bij de achterpoten buikrand lange repen vlees die van de buik worden gesneden CO 2 kooldioxide, een stof die vrijkomt bij verbranding van organische producten. In de slachterij gebruikt als bedwelmend gas. comfort class strostal dekken bevruchten embryo ongeboren vrucht fijnstof zeer kleine stofdeeltjes frisling pasgeboren big gelt jonge zeug gesloten bedrijf varkensboerderij waar biggen worden gemest gierkelder kelder waar vloeibare mest wordt opgeslagen 107
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 108
grover vergrotende trap van grof indol geurafgevend hormoon in het vlees van mannetjes-
varkens inductie toevoer insemineren kunstmatig bevruchten ketel varkensnest klepcontrole controle die plaatsvindt voordat een diertransport vertrekt knars kraakbeen luzerne klaver megastal zeer grote veeteeltboerderij MRSA Meticilline Resistente Staphylococcus Aureus prenatale stress ongezonde spanning die van invloed kan zijn op de ongeboren vrucht Rompun verdovingsmiddel, de werkzame stof heet Xylazine roofvlieg insectenetende vlieg ruwvoer veevoer met veel vezels schietmasker toestel met een pin erin, om vee mee te doden scrotum balzak skatol geurafgevend hormoon spenen een zuigeling weghalen bij de zogende moeder spreidzit spierzwakte bij biggen waardoor ze niet kunnen staan tapioca zetmeel van de cassaveknol toom groep biggen van dezelfde moeder vermeerderingsbedrijf varkenshouderij met zeugen en biggen vleesvarken varken dat wordt vetgemest voor de slacht wolf — Wolff merknaam van een machine in de vleesfabriek wrak kreupel of ziek vee zeug damesvarken
108
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 109
Gebruikte literatuur Animal Sciences Group, Samen werken aan dierenwelzijn Aarnink, A.J.A., K.W. van der Hoek, Opties voor reductie van fijn stof emissie uit de veehouderij. rivm, 2004 Ahold, Corporate Social Responsibility 2007. Amsterdam: 2007 Ahold, Ahold’s Global Code of Professional Conduct and Ethics. Gevonden op http://www.ahold.com Animal Sciences Group, Pleuritis op Vleesvarkensbedrijven. Wageningen: 2005 Animal’s Angels, Infobrief 2005. Gevonden op www.animals-angels.com Animal’s Angels, Infobrief 2008. Gevonden op www.animals-angels.com Baltussen, W.H.M., E.B. Oosterkamp, E.M. van Mil, G. Hegelaar, Kansen en belemmeringen in duurzame ketenvorming: primair bedrijf in ketens? Den Haag: lei, 2008 Eikenaar, Albert, ‘Verdacht Vlees’, in: hp/de Tijd, 18 juli 2008 Fokkinga, Anno, Marleen Felius. Het Varkensboek. Bussum: thoth, 2004 Hesterman, Jinke, Het varken als hobbydier. Stichting Levende Have: 2008 Hulsen, Jan, Kees Schepens, Varkenssignalen, praktijkgids voor diergericht varkenshouden. Zutphen: Roodbont, 2005 Kremer, Frits, Het boodschappenbolwerk: macht en onmacht van de Nederlandse supermarkt. Amsterdam: Bert Bakker, 2008 Lugt, Hans van der, ‘Intimidatie van artsen bij controle veevervoer’, in: nrc Handelsblad, 29 januari 2008 109
Alleen de knor.indd | Sander Pinkse Boekproductie bv | 09-02-09 / 18:50 | Pag. 110
Lugt, Hans van der, ‘Op de lopende band is het een bloederig rommeltje’, in: nrc Handelsblad, 18 maart 2008 Lugt, Hans van der, ‘Wat is de natuurlijke houding van een varken?’, in: nrc Handelsblad, 26 april 2008 Meindertsma, Christien, Pig 05049. Flocks, 2007 Mheen, H.W. van der, H.A.M. Spoolder, Rustige of ruige omgang met varkens. Lelystad: Praktijkonderzoek Veehouderij, 2003 Ossel, Gino van, Karbonades, speklappen, hamlappen en schnitzels zijn in de Nederlandse supermarkt goedkoper dan in 1995. Gevonden op http://www.distrifood.nl, 12 augustus 2008 Planbureau voor de Leefomgeving, Vleesconsumptie en klimaatbeleid. Bilthoven: 2008 Prunier, A., A.M. Mounier, M. Hay, ‘Effects of castration, tooth resection, or tail docking on plasma metabolites and stress hormones in young pigs’, in: Journal of Animal Science 2005, 83, p. 216-222 Ramahat-Langendoen, J.C., J.A. van Vliet, E.A. van Lier, Staat van infectieziekten in Nederland 2007. rivm, 2008 Sanders, Violette, Het varken als gezelschapsdier. NieuwVennep: Etiko Uitgevers, 2000 Siebelink, Jeroen, ‘Vleeskeuring’, in: Vrij Nederland, 9 februari 2008 Zonderland, J.J.; M. Fillerup; C.G. Reenen, H. van Hopster, H.A.M. Spoolder, ‘Preventie en behandeling van staartbijten bij gespeende biggen’, in: Praktijkrapport Varkens 18, p. 31. Lelystad: Praktijkonderzoek Veehouderij, 2003