Levensloopregeling Artikel 1 Definities 1. Bronnen: door werkgever geselecteerde arbeidsvoorwaarden die de Deelnemer ten behoeve van het Levenslooptegoed kan inzetten. 2. Deelnemer: werknemers van Oasen die aan de levensloopregeling deelnemen. 3. Levensloopbijdrage: de werkgeversbijdrage die eventueel op grond van CAO of bedrijfsregeling voor de Levensloopregeling ter beschikking wordt gesteld. 4. Levensloopinstelling: een door de Deelnemer gekozen erkende kredietinstelling of verzekeraar (conform Wet op de Loonbelasting 1964). 5. Levenslooprekening: een bij de Levensloopinstelling ten name van de Deelnemer geopende geblokkeerde rekening, waarop het Levenslooptegoed wordt gestort. 6. Levenslooptegoed: het tegoed op de Levenslooprekening of het verzekerde kapitaal. 7. Levensloopkorting: heffingskorting, welke jaarlijks door de belastingdienst wordt vastgesteld. 8. Levensloopverlof: verlof zonder behoud van salarisbetaling, waarvoor een uitkering uit het Levenslooptegoed wordt toegekend. 9. Uurloon : het begrip uurloon zoals dat gebezigd wordt in deze regeling, is gelijk aan die zoals deze in de wwb CAO Waterbedrijven is gedefinieerd: 1/165e deel van het salaris.
Artikel 2 Doel 1. Deze Levensloopregeling heeft ten doel het treffen van een voorziening door het sparen van een Levenslooptegoed ten behoeve van het financieren van een periode van (gedeeltelijk) door levensloop gefinancierd verlof. 2. De Levensloopregeling kan worden gebruikt om eerder met pensioen te gaan. 3. Het Levenslooptegoed kan ook worden gebruikt om een bestaand (vroeg)pensioengat te dichten. Definitief / 1 juni 2007
1 van 10
Artikel 3. Deelname 1. Werknemers van Oasen hebben het recht om deel te nemen aan de Levensloopregeling. Zij kunnen dat elk jaar opnieuw besluiten. 2. Aanmelding tot deelname geschiedt op de volgende momenten: •
Nieuwe medewerkers kunnen zich aanmelden binnen 1 maand nadat zij in dienst getreden zijn;
•
Overige medewerkers kunnen zich jaarlijks aanmelden voor deelname aan Levensloop voor het daaropvolgende jaar en wel gelijktijdig aan het moment waarop de keuzeronde voor arbeidsvoorwaarden (cafetariasysteem) plaatsvindt.
3. Werknemers die mee willen doen aan de Levensloopregeling, melden zich bij de salarisadministratie en overhandigen hierbij de gegevens die de Deelnemer hiertoe ontvangen heeft van de Levensloopinstelling. 4. Deelname aan Levensloopregeling en aan spaarloonregeling sluiten elkaar uit. De Deelnemer aan Levensloopregeling overhandigt bij de aanmelding aan de salarisadministratie een schriftelijke verklaring dat hij/zij in datzelfde jaar niet ook aan de spaarloonregeling deelneemt. 5. Deelnemer kan op elk gewenst moment verzoeken om de inhoudingen en stortingen te beëindigen door dit kenbaar te maken aan de salarisadministratie, en wel uiterlijk 1 maand voor de maand waarin Deelnemer de deelname beëindigt wenst te zien. 6. Naast hetgeen in het voorgaande artikel is aangegeven, eindigt het deelnemerschap: •
Door overlijden van de Deelnemer;
•
Bij het beëindigen van de dienstbetrekking met de werkgever;
•
Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Artikel 4 Voorwaarden voor sparen 1. Aan het te sparen Levenslooptegoed zijn voor Deelnemers die op 31 december 2005 jonger dan 51 jaar waren, de volgende voorwaarden gesteld: •
Per jaar geldt een maximum: jaarlijks mag maximaal 12% van het brutoloon over dat jaar gespaard worden;
•
Over het totaal geldt een maximum: totaal mag maximaal 210% van het laatst verdiende bruto jaarloon (het bedrag van het op de jaaropgaaf vermelde loon) gespaard worden. Dit is exclusief het rendement dat op het spaargeld wordt bijgeschreven. De toetst vindt aldus uitsluitend plaats op de door Deelnemer gedane stortingen op de Levenslooprekening.
Definitief / 1 juni 2007
2 van 10
2. Aan het te sparen Levenslooptegoed zijn voor Deelnemers die op 31 december 2005 tussen 51 en 56 jaar waren, de volgende voorwaarden gesteld: •
Het jaarlijks maximum van 12% geldt niet voor hen: zij mogen desgewenst meer dan 12% van het brutoloon over dat jaar sparen;
•
Het totaal maximum geldt voor hen ook: totaal mag maximaal 210% van het laatst verdiende bruto jaarloon gespaard worden.
3. Werkgever kan jaarlijks besluiten bij te dragen aan Levensloopregeling. Dit aandeel telt mee bij de maxima als genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel. 4. Bij opname/verbruik van het Levenslooptegoed kan binnen de grenzen van lid 1 en 2 van dit artikel weer opnieuw gespaard worden tot het maximum van 210% van het laatst verdiende bruto jaarloon. 5. Jaarlijks toetst de salarisadministratie het 210% maximum op basis van de door de Deelnemer aangeleverde informatie over het tot dan opgebouwde Levenslooptegoed van alle instellingen waarbij de Deelnemer aan Levensloop deelneemt.
Artikel 5. Bronnen 1. Ten behoeve van de opbouw van een Levenslooptegoed kan de Deelnemer de volgende bronnen in geld inzetten: •
Bruto loon, mits na aftrek van het Levensloopaandeel minimaal 108% van het wettelijk minimumloon resteert;
•
Vakantiegeld, mits na aftrek van het Levensloopaandeel minimaal 108% van het wettelijk minimumloon resteert;
•
Werkgeversbijdrage Levensloop;
•
Eindejaarsuitkering;
•
Resultaatafhankelijke uitkering;
•
Bonus;
•
Winstuitkering.
2. Onder voorwaarden als genoemd in dit artikel kan Deelnemer ook kiezen voor bronnen in tijd: Bovenwettelijke vakantiedagen tot maximaal het daarvoor beschikbare saldo, omgezet vanuit deze beschikbare vakantiedagen in uren. 3. Inzet van bronnen in tijd kan slechts geschieden met schriftelijke toestemming van de directie. 4. Voor de berekening van de bruto tegenwaarde van de ingezette bron in tijd, is het (Uur)loon, zoals dat geldt voor de Deelnemer in de kalendermaand direct voorafgaand aan de maand waarin de keuze door de Deelnemer wordt gemaakt, bepalend. Definitief / 1 juni 2007
3 van 10
Artikel 6. Opbouw van Levenslooptegoed 1. Deelnemer maakt werkgever kenbaar: •
Dat hij wil deelnemen aan Levensloopregeling;
•
Bij welke Levensloopinstelling dit plaats vindt, en op welke rekening;
•
Welke bronnen hij daarvoor wil inzetten;
•
Met welke frequentie de bijdrage aan het Levenslooptegoed op de Levenslooprekening zal plaatsvinden: vast nominaal bedrag per tijdseenheid (maandelijks/jaarlijks) of percentage van het bruto loon.
2. Bij de storting van de bijdrage op de Levenslooprekening worden wel ingehouden: •
heffing van premies werknemersverzekeringen, die de Deelnemer verschuldigd is op het moment van inleg.
3. Bij de storting van de bijdrage op de Levenslooprekening worden niet ingehouden: •
heffing van loonbelasting;
•
premie volksverzekering.
Deze heffingen worden uitgesteld tot het moment van opname van de inleg van het Levenslooptegoed. 4. Werkgever stort de bruto (tegen)waarde van de bron onder inhouding van de verschuldigde premies (zie 6.2) onmiddellijk op de Levenslooprekening ten name van de Deelnemer bij de Levensloopinstelling.
Artikel 7 Opname van het verlof 1. Deelnemer kan het Levenslooptegoed aanwenden voor de financiering van verlof, zoals: •
Aaneengesloten verlof (langdurig zorgverlof, sabbatical, educatieverlof, verlof voorafgaand aan
•
Parttime verlof (het opnemen van dagen als ware Deelnemer parttime werkt, uren / dagdelen voor
pensioen); zorgverlof, uren / dagdelen voor ouderschapsverlof). 2. Deelnemer kan het Levenslooptegoed niet aanwenden voor het aanvullen van een vermindering van het salaris in verband met (langdurige) ziekte of arbeidsongeschiktheid. Dit is wettelijk gezien niet toegestaan. 3. In beginsel kan Deelnemer Levensloopverlof alleen opnemen na overleg en toestemming van de werkgever. Zorgverlof en/of ouderschapsverlof is echter een uitzondering hierop: hiervoor is wel overleg maar geen toestemming nodig.
Definitief / 1 juni 2007
4 van 10
4. Werkgever stelt geen bijzondere eisen aan de invulling van het verlof anders dan dat tijdens het verlof geen betaalde arbeid voor derden wordt verricht, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever. 5. De omvang van het Levensloopverlof wordt vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde arbeidsduurfactor en wordt toegekend in hele uren. Zonodig wordt het aantal uur naar boven afgerond op hele uren. 6. Met in achtneming van het bepaalde in dit artikel beslaat het op te nemen aaneengesloten Levensloopverlof minimaal 1 maand (165 uur) en maximaal 1 jaar. 7. Wordt het aaneengesloten Levensloopverlof gebruikt om vervroegd te stoppen met werken, dan geldt de in het voorgaande lid genoemde maximum niet. Deze opname van aaneengesloten Levensloopverlof moet in casu wel aansluiten op de ingangsdatum van het ABP pensioen of –voor zover van toepassingde ingangsdatum van de FUR-regeling voor de Deelnemer. 8. Het parttime verlof, als bedoeld in artikel 7.1, kan alleen worden opgenomen in eenheden van 4 uur per week (4 uur, 8 uur, etc.). 9. Deelnemer neemt bij het verzoek tot Levensloopverlof de volgende termijnen in acht: •
Voor overleg inzake aaneengesloten zorgverlof en/of ouderschapsverlof; zo mogelijk 1 maand voor
•
Voor overleg en toestemming inzake aaneengesloten Levensloopverlof voor sabbatical: tenminste 3
•
Voor overleg en toestemming inzake aaneengesloten Levensloopverlof bedoeld voor vervroegd
het geplande verlof, tenzij het moment van aanvang redelijkerwijs niet kon worden voorzien; maanden van te voren; pensioen: tenminste 6 maanden van te voren. 10. Werkgever beslist zo spoedig mogelijk op het verzoek, doch uiterlijk binnen 3 weken. Een afwijzing op het gevraagde Levensloopverlof wordt schriftelijk gemotiveerd. 11. Na toekenning van het Levensloopverlof worden de afspraken vastgelegd in een Levensloopovereenkomst die door werkgever en Deelnemer worden ondertekend.
Artikel 8 Verbruik Levenslooptegoed 1. Voor het opnemen van het Levenslooptegoed doen Deelnemer en werkgever een gezamenlijk schriftelijk verzoek tot deblokkering aan de instelling waar het Levenslooptegoed wordt beheerd.
Definitief / 1 juni 2007
5 van 10
2. Werkgever maakt het Levenslooptegoed, na inhouding van de premies als bedoeld in artikel 6.3 en rekening houdend met de Levensloopkorting (artikel 9), op dezelfde wijze als het salaris periodiek over aan Deelnemer. 3. Het op te nemen Levenslooptegoed gedurende een periode van Levensloopverlof mag, tezamen met een eventuele gedeeltelijke loondoorbetaling door de werkgever, niet meer bedragen dan het brutoloon dat Deelnemer genoot in de maand direct voorafgaande aan de datum van ingang van het Levensloopverlof.
Artikel 9 Heffingskortingen 1. Deelnemer bouwt voor elk jaar dat daadwerkelijk wordt deelgenomen aan de Levensloopregeling het recht op een heffingskorting op: de Levensloopkorting. Het bedrag van de Levensloopkorting wordt jaarlijks door de belastingdienst vastgesteld en wordt toegekend ongeacht het bedrag of percentage dat in dat jaar is gespaard. 2. Werkgever verrekent na deblokkering van het Levenslooptegoed de Levensloopkorting met de in te houden loonheffing. 3. Indien Deelnemer het Levenslooptegoed gebruikt om eerder met pensioen te gaan en het tegoed in eens wordt uitgekeerd, behoudt hij het recht op de Levensloopkorting. Echter, Deelnemer komt niet in aanmerking voor de Levensloopkorting als het saldo Levenslooptegoed wordt gestort in het later te ontvangen ouderdomspensioen. 4. Indien Deelnemer het Levenslooptegoed aanwendt voor ouderschapsverlof komt, mits in datzelfde jaar is deelgenomen aan de Levensloopregeling, in aanmerking voor een additionele heffingskorting: de ouderschapsverlofkorting. De ouderschapsverlofkorting bedraagt maximaal 50% van het minimumloon per dag en wordt via de aangifte inkomensbelasting van Deelnemer verrekend.
Artikel 10. Gevolgen opname Levensloopverlof 1. Over opgenomen uren Levensloopverlof vindt geen opbouw van vakantieverlof of werktijdverkorting plaats. 2. Over de opgenomen uren Levensloopverlof vindt geen opbouw van vakantiegelden plaats, noch gelden deze uren voor eventueel toepasselijke winstdeling, resultaat- of eindejaarsuitkering plaats. 3. Er bestaat over de opgenomen uren Levensloopverlof geen aanspraak op doorbetaling van salaris, toeslagen, toelagen, tegemoetkomingen, uitkeringen, onkosten of andere vergoedingen met uitzondering van de werkgeversbijdrage in de tegemoetkoming van ziektekostenverzekering. Definitief / 1 juni 2007
6 van 10
4. Tijdens het eerste jaar van de Levensloopverlofperiode komt het werkgeversdeel van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen, premie voor het bovenwettelijk invaliditeitspensioen (IPAP) en flexibele uittredingsregeling voor rekening van de werkgever en het werknemersdeel voor rekening van de werknemer. Na het eerste jaar van de Levensloopverlofperiode komen als volgt zowel het werkgeversdeel als het werknemersdeel van deze premies voor rekening van de werknemer: •
Indien de opname van het Levenslooptegoed tijdens het Levensloopverlof tenminste 70% bedraagt van het inkomen voorafgaande aan het verlof, wordt de pensioenopbouw gebaseerd op het pensioeninkomen voorafgaande aan verlof;
•
Indien de opname van het Levenslooptegoed tijdens het Levensloopverlof minder dan 70% van het pensioengevend inkomen voorafgaand aan het verlof bedraagt, wordt de pensioenopbouw gebaseerd op het feitelijk inkomen uit de Levensloop.
5. Indien Deelnemer aaneengesloten Levensloopverlof opneemt zullen verstrekte middelen, zoals bijvoorbeeld laptop en mobiele telefoon, gedurende het Levensloopverlof ter beschikking van de werkgever gesteld worden. Over het gebruik van een eventuele dienstauto maken werkgever en Deelnemer onderling afspraken. 6. De afspraken uit hoofde van dit artikel worden in de Levensloopovereenkomst tussen werkgever en Deelnemer vastgelegd. 7. Deelnemer is gedurende het Levensloopverlof verzekerd krachtens werknemersverzekeringen (ZW, WIA, WW), krachtens de Wet onbetaald verlof en sociale verzekeringen mits het verlof niet langer duurt dan 18 maanden. Indien het verlof gebruikt wordt om eerder met pensioen te gaan en deze Levensloopverlofperiode langer is dan 18 maanden, blijft Deelnemer verzekerd krachtens de werknemersverzekeringen.
Artikel 11 Levensloopverlof en ziekte / zwangerschap 1. Indien Deelnemer na toekenning van het Levensloopverlof, doch voor de datum waarop de Levensloopverlof periode ingaat ziek wordt, kan werkgever de toekenning intrekken en het Levensloopverlof geen doorgang laten vinden. Het bepaalde in dit lid geldt niet voor Deelnemers die het Levensloopverlof opnemen direct voorafgaand aan het (vervroegd) pensioen. 2. In het geval Deelnemer gedurende het levensloopverlof ziek wordt, loopt het verlof in beginsel door. In geval van ziekte gedurende een aaneengesloten periode van vier weken of meer na melding van de ziekte bij de werkgever en naar verwachting van de bedrijfsarts zonder zicht op herstel binnen twee weken, kan Deelnemer verzoeken het Levensloopverlof op te schorten. 3. Voor de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt het Levensloopverlof opgeschort.
Definitief / 1 juni 2007
7 van 10
4. Indien de ziekte doorloopt tot na het einde van de Levensloopverlof periode en er geen sprake is van opschorting van het verlof op grond van artikel 11.2, ontstaat het recht op doorbetaling van loon op de eerste werkdag na de Levensloopverlof periode.
Artikel 12. Functiegarantie 1. Voor zover het Levensloopverlof niet wordt opgenomen direct voorafgaande aan het pensioen, geldt het navolgende inzake functiegarantie: •
Als het Levensloopverlof korter duurt dan 6 maanden, dan keert Deelnemer na afloop van het verlof weer terug in de functie die hij bij aanvang van het verlof bekleedde;
•
Duurt het Levensloopverlof langer dan 6 maanden, dan is terugkeer in de functie niet gegarandeerd, doch heeft Deelnemer wel baangarantie.
2. In beide gevallen als genoemd in voorgaand artikel geldt, dat Deelnemer terugkeert onder gelijkblijvende arbeidsvoorwaarden zoals die van toepassing waren bij aanvang van de Levensloopverlofperiode. Mocht in de tussentijd nieuwe CAO afspraken van kracht zijn, dan gelden deze onverkort ook voor Deelnemer.
Artikel 13. Levenslooptegoed voor extra pensioen 1. Deelnemer die het Levenslooptegoed wil aanwenden voor het opbouwen van extra pensioen, dient daartoe een aanvraag in bij de werkgever. Deelnemer geeft daarbij aan welk deel van het Levenslooptegoed hij wil laten omzetten in een aanspraak ingevolge het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP. 2. De aanvraag bevat een machtiging van Deelnemer om een uitkering ter grootte van het in de aanvraag aangegeven bedrag ten laste van diens Levenslooptegoed aan werkgever te verstrekken op een door de werkgever aangegeven wijze. 3. Werkgever kent de aanvraag toe binnen 30 dagen na de datum waarop deze is ontvangen, als de aanvraag wettig toegestaan is. Dit is het geval als na de omzetting van het Levenslooptegoed de aanspraak ingevolge artikel 16.6 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP nog blijft binnen de in of krachtens hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde grenzen. 4. Zodra werkgever het aangevraagde tegoed heeft ontvangen, maakt deze dit over aan de Stichting Pensioenfonds ABP.
Definitief / 1 juni 2007
8 van 10
Artikel 14. Beëindiging dienstbetrekking 1. In geval van beëindiging van de dienstbetrekking dient Deelnemer bij werkgever een aanvraag in voor beëindiging van de Levensloop en de bijbehorende overeenkomst. Deelnemer en werkgever ondernemen gezamenlijk de nodige acties ten einde de beschikbaarheid en/of overgang van het Levenslooptegoed ten behoeve van Deelnemer correct af te handelen. 2. Werkgever voert de benodigde acties uit binnen vier weken na de datum waarop de aanvraag is ingediend. 3. Indien Deelnemer geheel of gedeeltelijk over het Levenslooptegoed wenst te beschikken, bevat de aanvraag een machtiging van Deelnemer om een uitkering ter grootte van het in de aanvraag aangegeven bedrag ten laste van diens Levenslooptegoed aan de werkgever te verstrekken op een door de werkgever aan te geven wijze. 4. Na ontvangst van de uitkering als bedoeld in het voorgaande lid, wordt deze na inhouding van loonheffing door werkgever uitgekeerd aan Deelnemer. 5. De Levensloopinstelling maakt het in het eerste lid onder b bedoelde bedrag rechtstreeks over naar de nieuwe Levensloopinstelling. 6. In geval van overlijden van Deelnemer wordt conform afspraken tussen Deelnemer en de Levensloopinstelling het van toepassing zijnde Levenslooptegoed aan werkgever uitgekeerd op een door de werkgever aangegeven wijze. Het Levenslooptegoed wordt na inhouding van loonheffing door werkgever uitgekeerd aan de erfgenamen van Deelnemer.
Artikel 15 Afkoopverbod 1. De aanspraken uit Levensloopregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid zijn, anders dan ten behoeve van de in artikel 61k Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 bedoelde verpanding. 2. In afwijking van lid 1 mogen in navolgende gevallen de aanspraken wel worden afgekocht: •
Bij beëindiging van de dienstbetrekking tussen Deelnemer en werkgever;
•
Als de aanspraken worden omgezet in een aanspraak ten behoeve van pensioenregeling.
Definitief / 1 juni 2007
9 van 10
Artikel 16 Slotbepalingen 1. Werkgever verhaalt op Deelnemer eventueel door de belastingdienst opgelegde naheffingen, boetes, rentes als gevolg van het niet naleven van hetgeen in dit reglement is bepaald en/of door Deelnemer is verklaard. 2. Werkgever beoordeelt jaarlijks of de bronnen als bedoeld in artikel 5 nog in overeenstemming zijn met bedrijfsvoering en/of wetgeving. Werkgever kan beslissen om bronnen te wijzigen, te laten vervallen of toe te voegen. 3. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de werkgever.
Artikel 17 Inwerkingtreding 1. Dit reglement treedt in werking op 1 oktober 2006.
Definitief / 1 juni 2007
10 van 10