ARR 2009 BWK
PAPAVERWERF en recreëren in de Buiksloterham
PAPAVERWERF Wonen, werken en recreëren in de Buiksloterham
door:T.J. de Laat_0611423 afstudeerdatum: 11-06-2009 commissie: prof. dr. ir. Pieter van Wesemael di pl. ing. Hüsnü Yegenoglu arch d.p.l.g. Sophie Rousseau
Inleidend woord vooraf
Voor u ligt een afstudeerverslag met als titel 'Papaverwerf: wonen, werken en recreëren in de Buiksloterham'. Dit verslag is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de unitArchitectural Design and Engineering, faculteitArchitecture, Building and PlanningTechnische Universiteit Eindhoven. Het afstudeerproject is doorlopen binnen de leerstoel Architectural design and Urban Cultures. Het verslag is het resultaat van een studie naar een wijze waarop de hedendaagse collectieve woonvorm condominium kan worden vertaald naar de context van de herontwikkeling van een specifiek gebied aan het water. Het onderzoek is opgedeeld in drie delen: analyse, opgave en ontwerp. Het eerste deel bestaat uit een analyse naar de historie, ontwikkelingen en trends, en de huidige situatie van de projectlocatie. Het tweede deel van het verslag bevat een omschrijving van de opgave die ik voor mijzelf geformuleerd heb, op basis van het voortraject van het afstuderen en enkele bevindingen uit de analyse. Het derde en laatste deel is een beschrijving van de uitwerking van de opgave in een stedenbouwkundig voorstel en een gebouwontwerp. Met veel inspanning en plezier heb ik aan dit afstudeerproject gewerkt. Ik wil mijn begeleiders dhr.Van Wesemael, dhr.Yegenoglu en mevr. Rousseau bedanken voor hun deskundige begeleiding en kritische blik tijdens mijn afstuderen. Ik ben ervan overtuigd dat dit project een waardevol leertraject is geweest - vooral ook op stedenbouwkundige schaal - voor mijn verdere toekomst als architect. Ik hoop dat mijn visie en ontwerp een zinvolle bijdrage leveren aan de actuele discussie over 'ruimtelijke exclusiviteit' van hedendaagse collectieve woonvormen (leefstijl gemeenschappen) zoals het condominium en aan de manier waarop dergelijke woonconcepten kunnen worden vertaald naar de Nederlandse context.
Thomas de Laat
's-Hertogenbosch, 02-06-2009
Inhoud
ANALYSE
ONTWERP
Historie Amsterdam-Noord en de Buiksloterham >1900 1900> Bevindingen
Stedenbouwkundig voorstel 9 15 37
Strategie Planconcept Programma: wonen, werken en recreëren Ruimtelijke invulling Inversie: een uitzondering
Ontwikkelingen en trends Revitalisering haven- en oeverzones Zuidelijke ljoever Noordelijke ljoever Amsterdam-Noord Bevindingen
43 46 46 50
Papaverwerf 95 96
55 62
Nabeschouwing
127
67
Verantwoording
69
Literatuur Websites Illustraties
52
OPGAVE
Opgave omschrijving Aanloopprojea Locatie afstudeeropgave Aanknopingspunten analyse Doelstellingen De opgave
83 90
Visie en doelstelling condominium Condominiumconcept Van inversie naar een bewerking van een extrusie Architeaonische uitwerking
Buiksloterham Huidige situatie Cultuurhistorische waarde lnvesteringsbesluit Bevindingen
77 80 80
73 73
74 74 75
7
/OI 103
129 130 131
Historie Amsterdam-Noord en de Buiksloterham
De historie van de Buiks/oterham maakt een belangrijk onderdeel uit van de ontwikkeling van Amsterdam op de Noordelijke IJ oever. Deze ontwikkeling is grofweg in te delen in een periode vóór 1.900 en de periode ná 1.900 . Rond deze eeuwwisseling gaat de stad namelijk voor het eerst uitbreiden aan de overzijde van het IJ. Het accent van deze historische analyse ligt in de eerste helft van de :;.oe eeuw. Dit was een belangrijke periode, omdat toen de eerste plannen werden gemaakt voor het gebied. In de tweede helft van de :;.oe eeuw ontwikkelde de Noordelijke /Joe ver zich landinwaarts. Deze periode wordt wel beschouwd, maar komt veel minder uitgebreid aan bod. Het is namelijk niet direct van belang voor de project/ocatie, maar in brede zin wel bepalend voor het huidige karakter van Amsterdam-Noord. De analyse is breed opgezet om zo een goed beeld te schetsen van de zaken die een rol speelde bij de 'stap naar de overzijde' en de problematiek die daaruit is ontstaan. Dit is zoveel mogelijk op chronologisch wijze gedaan, aan de hand van verschillende gebeurtenissen en ontwikkelingen. Enige overlapping bleek hierbij onvermijdelijk.
>1900 Het eerste stukje Amsterdam benoorden het IJ Sinds ongeveer 1200 werd Amsterdam begrensd door de Zuidoever van het IJ.Aan de overzijde van het IJ lag de streek Waterland, met de dorpen Zunderdorp, Ransdorp. Holysloot, Buiksloot, Nieuwendam, Schellingwoude en Durgerdam. Dit was een drassig veenweidegebied waar men vooralleefde van de handel, visserij en in enige mate van de veeteelt. (Donkers, 2007) Het IJ vertoonde een grillig verloop en stond nog in open verbinding met de Zuiderzee. De Noordelijke IJoever werd gevormd door de Waterlandse Zeedijk, die hetWaterland beschermde tegen overstromingen van het IJ .Ten zuiden van deze zeedijk lagen enkele kleine stukken buitendijks land.AIIeen ter plaatse van Buiksloot lag een grote landtong in het IJ, de Volewijk. Het IJ was op deze plek, recht tegenover Amsterdam, op haar smalst. De Valewijk was belangrijk voor Amsterdam, omdat het voor stroomgeleding van het IJ zorgde en daarmee het dichtslibben van de haven voorkwam. Ook een westelijker gelegen smalle landtong. de Kale Nes (Nesserland), had zo'n functie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat
Amsterdam allereerst dit stukje ten Noorden van het IJ binnen haar gemeentegrenzen wilde brengen. (Bureau Monumenten &Archeologie, 2003) In 1393 verleende graaf Albrecht van Beijeren de stad het recht van ambachtsheerlijkheid overValewijk en gaf de stad toestemming om het stuk land door een dijk te omgeven. Enkele jaren later werdValewijk door Albrechts zoon, graafWillem VI, tevens onder de jurisdictie van Amsterdam gebracht.Ais gevolg hiervan installeerde de stad een galgenput op het uiteinde van de Volewijk, goed zichtbaar vanuit de stad. Hier werden de lichamen opgehangen van veroordeelden, die op de Dam of de Nieuwmarkt ter dood waren gebracht. Het galgenveld in Valewijk werd van 1409-1795 gebruikt. Om te voorkomen dat de kaden van de Valewijk zouden afkalven en de stroomgeleiding van het IJ zou afnemen, kocht Amsterdam vanaf 1617 grond aan in Volewijk. Men kocht allere€rst de percelen die aan de kade grensden. In 1663 had Amsterdam alle particulieren uitgekocht en was ze eigenaar geworden van de landtong. In 1660 sloten Amsterdam, Hoorn, Purmerend, Manniekendam en Edam een overeenkomst om het Buiksloterveer, een deel van de verbinding tussen deze steden, te verbeteren. De dijken rondValewijk
, . ( lo' 11/. J.'
Galgenveld
Waterland I 288
bron· htt.p·Jinl,wikipedta org/wtki!Waterland_(regio)
Amsterdam 1616 bron: http:llwww.wi/mkt!breek.nil(otoslkoart%20 /616gr.jpg
bron: http:llbee/dbonk.amsterdom.n/1
werden verhoogd en het stadsbestuur liet een trekvaart (Buikslotertrekvaart) graven vanaf de Zuidpunt naar Buiksloot.Vanaf Buiksloot konden reizigers overstappen op een trekvaart naar Purmerend en Hoorn. Om de kosten van de vaart te dekken werd er een tolheffing ingesteld voor de Buikslotervaart. Hiertoe bouwde de gemeente Amsterdam een Tolhuis, dat gebruikt werd voor de inning van de tol en als woonhuis voor de tolgaarder.Ais snel werd het tevens een belangrijke herberg voor reizigers die op weg waren naar Amsterdam en pas 's avonds, na het sluiten van de stadspoorten bij het Tolhuis arriveerde. Later kwamen er ook veel dagjesmensen, voor een uitstapje naar het galgenveld. HetTolhuis groeide uit tot een populair trekpleister voor mensen uit de stad en werd nog enkele malen uitgebreid, met onder meer een theekoepel die later vervangen werd door een theehuis, en diverse recreatieve voorzieningen, zoals een tuin en een muziektent. (Donkers, 2007; Bureau Monumenten & Archeologie, 2003) Tussen 1819 en 1824 werd het Noordhollandsch Kanaal gegraven, tussen Amsterdam en Den Helder. Het kanaal was bedoeld om de verbinding tussen de haven van Amsterdam en de Noordzee te verbeteren. Het werd daarom geschikt gemaakt voor zeeschepen. In 1826 werd ook de Buikslotervaart verbreed en de Willemsluizen met een aantal gebouwen gerealiseerd. Een groot deel van de Valewijk werd in deze tijd nog steeds door boeren gepacht. (Bureau Monumenten &Archeologie, 2003)
van de gemeente staat zij in 1844 haar rechten af aan Amsterdam. Pas in 1848 werd besloten om de Buiksloterham daadwerkelijk in te polderen.ln dat jaar braken in verscheidene Europese landen revoluties uit die ertoe leidde dat de burgerij aan de macht kwam. Ook in Nederland (Amsterdam) braken opstanden uit, die echter vooral te maken hadden met de slechte economische omstandigheden en armoede. Desalniettemin stelde koningWillem 11 een nieuwe liberale grondwet (Thorbecke 1848) in om grotere opstanden in Nederland te voorkomen. De onrust onder de lagere sociale klassen werd daarmee echter niet weggenomen en het Amsterdamse stadsbestuur besloot op zoek te gaan naar werkverschaffingsprojecten. De inpoldering van de Buiksloterham was één van die werkverschaffingsprojecten. Voor de financiering van het project zamelde de gemeente geld in bij particulieren en ook de koning deed een bijdrage. Na een jaar kwam het werk echter stil te liggen wegens geldgebrek. Als gevolg hiervan verkoopt de gemeente in 1851 de concessie voor de inpoldering en de rechten op de (nieuwe) gronden aan de heer F.W.J. Beukman. Beukman voltooide de inpoldering in 1952 en werd eigenaar van de Buiksloterham. De polder bleef bestuurlijk onderdeel uitmaken van de gemeente Amsterdam, ondanks een geschil dat hierover ontstond met de gemeente Buiksloot in 1877. De Buiksloterhampolder was 224 hectare groot en had een traditionele structuur van een middenweg met haaks daarop gelegen kavels. De afwatering van de polder vond plaats door een stelsel van sloten, dat in verbinding stond met een (stoom)gemaal. Vanaf 1883 kocht Amsterdam stukken van de polder aan en in 1910 was het grootste deel van de Buiksloterham weer in bezit van de gemeente. Na inpoldering van de Buiksloterham nam de gemeente de Nieuwendammerham in gebruik voor het storten van bagger. Nadat ook deze inham gedempt was, omstreeks 1879, kocht de gemeente de polder van de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij. (Swart, 2007; Bureau Monumenten & Archeologie, 2003)
Het Galgenveld, Tolhuis en de Willemsluizen trok veel publiek en activiteiten aan. Tot aan het einde van de 19e eeuw was het Tolhuis het enige gebouw in Volewijk, de landtong was zelfs lange tijd het enige stukje Amsterdam benoorden het IJ. Daar kwam pas in de tweede helft van de negentiende eeuw snel verandering in, toen de stad op grote schaal gebieden ging verwerven aan de overzijde van het IJ, zoals de Buiksloterham.
Buiksloterham De Buiksloterham was een inham van het IJ, tussen de landtong Valewijk en de Kale Nes, ten Zuiden van de gemeente Buiksloot.Vanaf 1819 werd deze watervlakte gebruikt voor het dumpen van bagger, dat vrijkwam uit de grachten en bij de havenwerken in de Ooster-, Wester-, en het Enterpotdok. Toen de stortplaats in 1842 vol was geraakt, ontstonden de eerste plannen voor de inpoldering van de Buiksloterham. De watervlakte was echter eigendom van het Rijk, maar op verzoek
Brug over het IJ De Amsterdamse aannemer en waterbouwkundige Jan Galman ( 1807-1891) presenteerde in 1857 zijn plan voor een brug over het IJ. Tussen 1851 en 1886 maakte Galman in zijn vrije tijd diverse ontwerpen voor bruggen over het IJ. Geen van zijn ontwerpen werden ooit 11
Buiksloterham binnen gemeentelijke grenzen Amsterdam /86 7 bron: http.llwww.kuijsten.dela t•U()\"1 ~ ( ' 11•:
Tolhuis omstreeks 1900
rolhuis 19 I 2
bron: http·lfstodsarchlefamsterdamn/londeJWijslbuurt_f!ll_stodlnoordl
bron: hr:tp:llbee/dbonl<..amsterdam.n/1
12
~OOHU
· II O LI.. NU.
.BISTt. llltAM .I :-i ~ l.d• li••• •·l
Na een periode van landwinning gebeurde er lange tijd niet veel met de nieuw verworven gronden aan de noordzijde van het lj. Het gebied werd vooral gebruikt voor agrarische doeleinden met uitzondering van enkele industriële activiteiten. Hier kwam eind 19e eeuw begin 20e eeuw verandering in, toen er steeds meer geluiden opgingen om de gronden aan de overzijde van het ij in exploitatie te brengen.
uitgevoerd. De Noord- en Zuidoever van het IJ bleven slechts door een veerpont verbonden. De mogelijkheid en zelfs noodzaak om het noorden en zuiden van Amsterdam te verbinden door middel van een brug over het IJ zou hierna nog vele malen ter discussie komen te staan. (website Stadsarchief Amsterdam, 2008)
Noordzeekanaal en de Noorder ljpolder Het Noordhollandsch Kanaal was aangelegd om de verbinding tussen Amsterdam en Noordzee te verbeteren, maar het voldeed al snel niet meer door de toename en schaalvergroting van het scheepvaartverkeer. Daarom werd besloten om op de kortste route naar de Noordzee (Amsterdam-Velsen) het Noordzeekanaal aan te leggen. In 1872 werden als onderdeel van dit project de Oranjesluizen in gebruik genomen. Dit sluizencomplex zorgde samen met de sluizen in IJmuiden dat het IJ werd afgesloten van de Zuiderzee, hierdoor kon men voortaan een waterpeil handhaven in het IJ en NoordzeekanaaL Vanaf dat moment spreekt men ook wel van het 'binnen-IJ' of 'afgesloten IJ'. Voor de aanleg van het 1\Joordzeekanaal werden grote delen van het IJ en het Wijkermeer ingepolderd, en enkele afwateringskanalen aangelegd (zijkanaal A t/m I) . Eén van de polders aan de noordzijde van het IJ was polderVIl I, ofwel de Noorder IJ polder. Deze polder werd in 1880 aangekocht door de gemeente Amsterdam en vervolgens verpacht aan boeren. Tot aan de Eerste wereldoorlog werd de Noorder IJpolder uitsluitend gebruikt voor agrarische doeleinden.Vanaf 1919 werden delen van de polder in gebruik genomen als baggerdepot. Het gebied werd geleidelijk opgehoogd, bouwrijp gemaakt en bebouwd. (Bureau Monumenten & Archeologie, 2003)
Centraal Station Amsterdam In 1889 werd het Centraal Station van Amsterdam in gebruik genomen. Het station, ontworpen door P.J.H. Cuypers en A.L. van Gendt, was gebouwd op enkele aangeplempte eilanden in het IJ. De grond die hiervoor gebruikt werd kwam vrij bij de aanleg van het NoordzeekanaaL Er was veel kritiek op de locatie van het station in het Open Havenfront, omdat de (visuele) verbinding van het stadscentrum met IJ werd verbroken. Bovendien vormde het gebouw een barrière tussen de binnenstad van Amsterdam en de overzijde van het IJ. 13
VAII IIIIU
~IIIIRDz•:•:I\A~.\.\1.•: ~ \ "li P
J.r
VJ.;R
I
UtJUIC
G. V.lN DER STOK. Dl'llt;n:J1 RU 1111 IV'
Mllllll'fU~ ' \.II,I.IAT31'11.1hou
.ff"IIH!t .i 1•-• IM .
Kaart Noordzeekanaal 18 75
bron. Gemeentearchief Zoonstod
Centraal Station Amsterdam gezien naar het Noorden bron: httf>.llbeeldbonk. omsterdom.n/1
1900>
de pontverbindingen, de arbeiders kwamen immers bij de fabrieken te wonen. Of de overzijde van het IJ ooit een wezenlijk onderdeel van Amsterdam zou worden werd betwijfeld, aangezien er veel vooroordelen bestonden over dit gebied. De voordracht van het rapport van de IJ-commissie leidde tot veel discussie binnen het stadsbestuur van Amsterdam. Burgemeester en wethouders twijfelden over de financiële haalbaarheid, er moesten namelijk grote investeringen worden gedaan om het gebied geschikt te maken (ophogen en draineren) voor industrie en woningbouw. De gemeente· raadsleden konden het nauwelijks eens worden over de voorgestelde maatregelen. Er werd veel gediscussieerd over het belang van de infrastructurele ontwikkeling van het gebied. Daarnaast sprak men al over de bouw van arbeiderswoningen in de vorm van tuinsteden. Opvallend is het terugkerende pleidooi voor een vaste oeververbinding. Ondanks onenigheid werd het rapport van de IJ-commissie tóch door een ruime meerderheid van de gemeenteraad aangenomen. (Swart, 2007; Donkers, 2007) Stadsingenieur J.G. van Niftrik was een van de meeste prominente tegenstanders van het rapport.Volgens hem was er in het gebied alleen een uitbreiding mogelijk als er een kanaal werd aangelegd, zodat de scheepvaart op het IJ kon worden omgeleid en er een vaste verbinding met het stadscentrum mogelijk werd. Zonder deze verbinding, alsmede een rechtstreekse aansluiting op het spoorwegnet, zou de ontwikkeling van de overzijde gedoemd zijn om te mislukken. (Donkers, 2007) Door vele jaren van discussie kwam er pas in 1906 een officieel uitbreidingsplan voor het gebied aan de noordzijde van het IJ. In dit plan was onder meer een hoofdkanaal opgenomen,Van Niftrik's protest had blijkbaar gehoor gekregen. Voor de aanleg van dit kanaal zouden de Wiltemsluizen verplaatst moeten worden naar Buiksloot. Het gebied werd voor 80% bestemd voor industrie en slechts een klein deel voor wonen. Men dacht dat de meeste mensen toch liever ten zuiden van het IJ wilde wonen.
Rapport Ij-commissie en uitbreidingsplan 1906 Aan het begin van de 20e eeuw heerste er grote woningnood in Amsterdam. Dit terwijl de gemeente een groot grondgebied had verworven aan de noordzijde van het IJ, dat nauwelijks gebruikt werd voor het ontwikkelen van industrie of woningbouw. Vooral gemeenteraadslid Van Nierop pleitte voor de bouw van arbeiderswoningen in het gebied. De gemeente zou door de instelling van de Woningwet ( 190 I) immers verplicht worden zich te bemoeien met de stadsuitbreiding, zo stelde hij. Op zijn verzoek werd er een IJ-commissie samengesteld die een uitbreidingsplan moest ontwerpen voor het enorme gebied van 770 hectare aan overzijde van het IJ. In 1903 bracht deze commissie een rapport uit dat vooral inging op de exploitatiemogelijkheden van de Buiksloterham en Nieuwendammerham. De Noorder IJpolder kwam hierin niet aan bod. Volgens de IJ-commissie moest het grootste deel van de polders geschikt worden gemaakt voor industriële doeleinden. De Buiksloterham moest hiertoe worden opgehoogd en gedraineerd. Men dacht dat de industrie wel naar het Noorden zou verhuizen. In de binnenstad waren nauwelijks nog vestigings- of uitbreidingsmogelijkheden en de industrie veroorzaakte hier veel overlast. Aan de overzijde was echter ruimte genoeg, bovendien was de grond hier veel goedkoper. Men realiseerde zich dat er een goede infrastructuur nodig was om het gebied aantrekkelijk te maken voor de industrie. Er werd overwogen een treinverbinding tot stand te brengen, de haven te verplaatsen en een kanaal Uohan van Hasseltkanaal) te graven in oost-westelijke richting dwars door het gehele gebied. In verband met de investeringskosten bleef alleen deze laatste optie overeind. In de buurt van de fabrieken zouden arbeiderswoningen gebouwd moeten worden, zodat de arbeiders dicht bij hun werk konden wonen. Men was er van overtuigd dat er woningen moesten komen aan de overzijde van het IJ, gezien de hoge woningnood in de stad. De commissie overwoog de realisatie van een vaste oeververbinding. De grond zou dan wellicht meer geld op leveren, bovendien kon het wonen aan de overzijde hierdoor aantrekkelijker worden gemaakt. Een efficiënte verbinding met de overzijde werd wel van belang geacht, maar voorlopig hield men het bij de uitbreiding van de pontverbindingen. Men dacht dat slechts weinig mensen gebruik gingen maken van
In de Buiksloterhampolder werd vanaf 1906 begonnen met ophogen en bouwrijp maken van de gronden, en de aanleg van een hoofdstructuur van kanalen, insteekhavens en wegen. Haaks op de deze structuur werden voornamelijk grote percelen verkaveld. De oorspronkelijke polderstructuur ging hierbij volledig verloren.AIIeen de zuidelijk gelegen Grasweg volgde nog de loop van de ringdijk, die rond de BuiksloterIS
- ~-
VlRI.EGQ
-·--
--
--
-- ~- ~ ---
. .,
-Q
-----
'"HANDIL~
---------~--------.------.--.'
'AARWATER !J. O~~,.~
-
--- ___ .___ F'._ ____..,. INEN,.~.'
.. 0
•
,.
•.
--~- --~ - --
•
•
/' -? I•
Voorstelij-commissie 1903 bron: De Noordelijke ljoever Een rultuumistonsche effeaenrapportage
Uitbreidingsplan I 906 bron.· De Noordelifke ljoever Een rultuurhistorische effectenrapportage
.·.--·r
f.
Rond 1860-1870 komt in Nederland, relatief laat in vergelijking tot andere landen, de industriële revolutie op gang. Het platteland verloor de concurrentie met de opkomende industrie en de bevolking trok massaal naar de steden om daar in de fabrieken te gaan werken. De gevolgen van deze 'volksverhuizing' waren enorm. Er ontstond een grote woningnood in de steden. Tussen 1870 en 1900 verdubbelt het aantal inwoners van Amsterdam. In Amsterdam komen veel fabrieksarbeiders in volksbuurten te wonen als de Jordaan en de Westelijke- en Oostelijke eilanden. Men woonde hier onder erbarmelijke omstandigheden. De regering, onder leiding van Koning Wiffem 111, deed echter niets aan de woonsituatie van de arbeiders. Huisvesting van de bevolking werd nog niet gezien als een taak voor de overheid. Ook de gemeente Amsterdam deed weinig.Voor huisvesting waren de arbeiders vooral aangewezen op particulieren die vaak hoge huren rekenden. Met de opkomst van het socialisme in de tweede helft van de 19e eeuw kwamen de arbeiders steeds meer op voor hun belangen. Zij eisten loonsverhoging, stemrecht en sociale wetgeving. De overheid ging zich steeds meer met het volk bemoeien en geleidelijk kwam er sociale wetgeving. Zo werden in 1901 Woningwet en de Gezondheidswet ingevoerd. (Swart, pag 11-16) De Woningwet markeerde het begin van de overheidsbemoeienis met de woningbouw. Met de invoering van de wet wilde men de bewoning van slechte woningen onmogelijk maken en de bouw van goede woningen bevorderen. Gemeenten konden voortaan woningen bouwen met een lening (voorschot) van de overheid. Dit geld werd door gemeenten aan woningcorporaties verstrekt, voor de bouw van zogenaamde woningwetwoningen. Daarnaast mochten de gemeenten voortaan woningen onbewoonbaar verklaren. Tevens werden zij verplicht om onder meer een bouwverordening op te stellen en een uitbreidings- en bestemmingsplan, dat iedere tien jaar moest worden herzien. (website Ministerie van VROM)
hampolder was aangelegd. De gemeente twijfelde voortdurend over de financiële haalbaarheid van de plannen. Grote investeringen in het gebied bleven hierdoor uit, waardoor de industrie wegbleef en de uitvoering van het uitbreidingsplan al in 1910 stagneerden. Delen van het plan werden gewijzigd, zoals de verplaatsing van de Willemsluizen, waardoor het hoofdkanaal niet werd voltooid. Bovendien werden woningen gebouwd op plaatsen die voor industrie waren bestemd. Door alle wijzigingen die plaatsvonden werd het uitbreidingsplan in 1914 herzien, door de toenmalige directeur van Bouw- en Woningtoezicht,J .C.WTellegen. ln het nieuwe plan was onder andere meer ruimte gereserveerd voor wonen. Het doortrekken van het hoofdkanaal werd achterwege gelaten, wardoor twee doodlopende kanalen ontstonden, het hoofdkanaal (later Johan van Hasselkanaal) Oost en West. Daarnaast werd er een terrein voor tentoonstellingen gepland in de Buiksloterham en een park langs het Noordhollandsch Kanaal. Maar het gemeentebestuur bleef overheerst door twijfels of de investeringen aan de overzijde wel de verwachte opbrengsten op zouden leveren, waardoor de plannen steeds inconsequent werden uitgevoerd. In de jaren na de herziening van het uitbreidingsplan lagen grote delen van de Buiksloterhampolder nog steeds braak, op een enkel bedrijf na. Dit had voornamelijk te maken met de slechte ontsluiting van het gebied. Het aantal bedrijven nam rond 1920 pas verder toe, waarop men besloot de infrastructuur te verbeteren door de Buiksloterveerhaven te verbinden met het Buiksloterkanaal en tevens het Papaver- en Buiksloterhamkanaal te gegraven. Tussen de Grasweg en de Tolhuistuin werd een nieuwe brug gebouwd. De Buiksloterham werd geleidelijk verder opgehoogd en bouwrijp gemaakt en het aantal industriële bedrijven groeide uit naar het noorden en westen van de polder. De percelen die werden uitgegeven aan de Noordzijde van het Johan van Hasseltkanaal West waren groter dan die aan de Distel- en Asterdweg. Hier vestigden dan ook bedrijven die veel ruimte nodig hadden, zoals de Amsterdamse Vuilverbrandingsinstallatie en de Elektriciteitscentrale Noord. (Donkers, 2007; Bureau Monumenten & Archeologie, 2003)
17
Herzien uitbreidingsplan van tellegen 1914 bron· De Noordelijke ljoever Een cultuurl!istorische effectenrapportage
Fokkerfabriek 1938 bron: http://beeldbank.amsterdam.nll
Vuilverbrandingsinstallatie urt De Noordel/;ke ljoever: Een cultuurl!lstortsche effectenrapportage 18
Elektriciteitscentrale Noord 1932 bron:http://beeldbank.amsterdam.nll
Gemeentelijke woningbouw aan de overzijde van het IJ Niet de industrie, maar juist woningnood, gaf aanleiding voor de eerste 'grootschalige' bebouwing van de overzijde van het IJ. Aan het begin van de 20e eeuw wint de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP) steeds meer terrein in de gemeenteraad. De socialisten brachten de woonomstandigheden van arbeiders regelmatig onder de aandacht. De laaggeschoolde arbeidersklasse kon de huur van woningen nauwelijks nog betalen en woonde onder slechte omstandigheden in kleine of zelfs afgekeurde woningen. Vooral socialistisch raadslid F. Wibaut pleit daarom voor de bouw van woningen door de gemeente, om zo het woningprobleem op te lossen. In 191 I diende de SOAP-fractie een voorstel in (voorstel van Wollring) waarin zij de gemeente vroeg woningen te bouwen voor de arme arbeiders. Zij stelden dat volgens de Woningwet de gemeente woningen kon bouwen, met financiële steun van het Rijk. Het voorstel vond echter geen bijval in de gemeenteraad. Hier kwam verandering in toen in 1914 Wibaut werd aangesteld als wethouder van Volkshuisvesting. Arbeidszaken en Pensioenen. Dit was een nieuw wethouderschap dat was ingesteld op aandringen van de SDAP.Wibaut liet de directeur van Bouw- en Woningtoezicht,J.W.C.Tellegen, een advies uitbrengen over het eerdere voorstel van Wollring. Ook Tellegen vond dat er iets gedaan moest worden aan de slechte woonomstandigheden van de arbeiders. In zijn rapport adviseerde hij de bouw van sobere woningen tegen lage huren. Hij had geen enkel bezwaar tegen gemeentelijke woningbouw. Aan de hand van het rapport van Tellegen, die inmiddels burgemeester van Amsterdam was geworden, stelde Wibaut een voordracht op. Hij vroeg de raad akkoord te gaan met de bouw van 3.500 woningen om de meest ernstige woningnood op te lossen. En de bouw van 800 woningen per jaar, over een periode van zes jaar, zodat de woningvoorraad kon worden vernieuwd. Hij ging er daarbij van uit dat het Rijk de helft van de exploitatiekosten op zich zou nemen. De bouwkosten zou de gemeente van het rijk moeten lenen. Wibauts voordacht leidde tot veel commotie in de gemeenteraad van Amsterdam. De raadsleden waren het er inmiddels over eens dat er iets gedaan moest worden aan de woonsituatie van de arbeiders, maar er was nog veel verdeeldheid over de aanpak van het probleem. Daarnaast was het nog helemaal niet zeker of het Rijk wel geld wilde lenen voor de bouw van de woningen. Ook de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog ( 1914-1918) speelde een rol bij besluitvorming over de gemeentelijke woningbouw, want on-
danks het feit dat Nederland neutraal was, waren de financiële gevolgen voelbaar. Uiteindelijk werd de voordracht toch door een meerderheid van de raad aangenomen, waardoor Amsterdam kon beginnen met de bouw van woningen. Er werd een gemeentelijke Woningdienst in het leven geroepen die verantwoordelijk werd voor de besteding van de rijksgelden. Deze dienst verstrekte het geld voor de bouw van de woningen (aan woningbouwverenigingen) en werd verantwoordelijk voor de exploitatie hiervan. De dienst Publieke Werken werd verantwoordelijk voor de uitvoering en onderhoud. De Gemeentelijke Woningdienst kwam onder de bezielende leiding van ingenieur A. Keppler, die eerder al voor Tellegen werkte bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Het rijk verstrekte de gemeente een lening en zou de helft bijdragen aan de exploitatiekosten. Maar door de Eerste Wereldoorlog waren de prijzen van bouwmaterialen gestegen en vielen de bouwkosten veel hoger uit dan begroot. De bouwplannen vonden desondanks voortgang. maar liepen veel vertraging op. (Swart, 2007, Donkers, 2007) Nooddorpen Het duurde lang voordat de gemeente daadwerkelijk begon met de bouw van woningen. De voorbereidingen namen veel tijd in beslag, terwijl de woningnood maar bleef toenemen. Op andere plaatsen in Nederland werden al noodwoningen gebouwd. In eerste instantie waren Keppler en het gemeentebestuur van Amsterdam tegen de bouw van dergelijke woningen, maar ook zij begrepen dat er sprake was van een schrijnende situatie waar snel iets aan gedaan moest worden. Aan de overzijde van het IJ, in de Buiksloterham, werd een terrein gevonden voor de bouw van de noodwoningen (nabij badhuis Obelt). Het terrein zou na ophoging geschikt zijn voor de bouw van woningen met een goedkope fundering van ongewapende betonplaten. In korte tijd werd er een bouwplan opgesteld. De voorgenomen bouw van noodwoningen leidde tot veel onenigheid in de gemeenteraad, maar Wibaut was vastberaden de woningen te bouwen. In Juni 1917 werden de eerste noodwoningen opgeleverd van het Erica-dorp. Dit dorp kwam later vooral bekend te staan als de 'sinaasappelkistjes van Wibaut' of 'nooddorp Obelt'. Het waren eenvoudige woningen van halfsteens (baksteen)wanden en/ of hout, met enkele vertrekken, een spoelhok en een toilet. De woningen waren van slechte 19
Nooddorp Obell 1917
Groeikaarten Amsterdam bron: http:llwwwbronnenuttoms~Prdam. n/1
Nooddorp Obell/924
20
bron: hrtp:llbeeldbank.amsterdam .nlf
kwaliteit en al snel ontstonden er problemen door vochtoverlast en wandluis. Het nooddorp was bedoeld voor een periode van 15 jaar, maar in 1929 waren alle bewoners al verhuisd naar de nieuwbouwwoningen in tuindorp Buiksloterham (Bloemen buurt), dat ook wel Floradorp genoemd werd. Niet veellater werden de sinaasappelkistjes van Wibaut gesloopt. (Swart, 2007)
zaan dorp. Ze waren namelijk gebouwd op grond van de Woningnoodwet, waardoor ze noodwoningen werden genoemd. Maar in overleg met de overheid waren de woningen voor een veel langere periode gebouwd. De woningen waren dus eigenlijk nooit als noodoplossing bedoeld. (Swart, 2007) In 1934 werd tuindorp Oostzaan aan de zuidzijde nog uitgebreid naar een ontwerp van C. van Eesteren. (Bureau Monumenten & Archeologie, 2003)
Noodwoningen in de Buiksloterham en Nieuwendammerham In 1916 besloot de gemeente woningen te bouwen in de Buiksloterham. De woningen werden ontworpen door j . van der Pek, wiens naam aan de buurt werd verbonden. Maar de bouwplannen werden niet zonder meer goedgekeurd en gefinancierd door het Rijk, omdat zij de woningen veel te ruim vond voor arbeiders. De plannen moesten worden aangepast. Er kwamen meer woningen, waaronder woningen met een lichte draagconstructie en noodwoningen. De woningen met een lichte draagconstructie konden op betonplaten gefundeerd worden en waren daardoor goedkoop. Omdat de uitvoering van het bouwplan nog jaren zou duren, werd zo snel mogelijk begonnen met de bouw van de eerst noodwoningen. In de periode 1918-1919 werden twee wijken (en enkele voorzieningen) aan de overzijde van het Ij gebouwd, voor een tijdsbestek van tien jaar. Disteldorp in de Buiksloterham en Vogeldorp in de Nieuwendammerham. De wijken werden bewust op afgelegen terreinen gerealiseerd die eigenlijk een andere bestemming hadden. De gemeente was er zo van verzekerd dat de woningen zouden worden afgebroken als het terrein voor haar de oorspronkelijke (industriële) functie in gebruik werd genomen. (Swart, 2007)
Tuindorp Nieuwendam Bègin 1923 werd besloten om Tuindorp Nieuwendam te bouwen. Het bouwplan bestond uit I 000 woningen voor grote gezinnen en voor jonggehuwden. Er werd een terrein aangewezen boven de Nieuwendammerham nabij de industrie, zodat de arbeiders zich in het tuindorp konden vestigen . (Swart, 2007) Bloemenbuurt in de Buiksloterham In 1926 werd besloten nog meer woningen te bouwen aan de overzijde van het Ij. De woningen werden gebouwd in de Bloemenbuurt en aan de Asterweg (uitbreiding Asterdorp). De sombere woningen werden voorzien van een voor- en achtertuin die de gemeente zelf bekostigde, omdat het Rijk hier geen geld voor uittrok. Het bouwplan voor de Bloemenbuurt bestond uit ruim 600 woningen, waarvan woningen voor grote gezinnen en enkele winkelwoningen. (Swart, 2007) Bloemenbuurt en Tuindorp Buiksloot In 1927 ging de gemeenteraad akkoord met de bouw van nog eens 1550 woningen. Het plan bestond uit tweegezinswoningen en enkele winkelwoningen in de Buiksloterham (Bioemenbuurt) en woningen met enkele winkelwoningen nabij de Buikslotermeerpolder (tuindorp Buiksloot). Ook deze woningen werden uitgevoerd met een voor- en achtertuin, die door de gemeente werden bekostigd.AIIe woningen werden voorzien van meerdere slaapkamers, maar de woningen in het tuindorp Buiksloot waren groter dan die in de Bloemenbuurt. Deze was namelijk vooral bedoeld om grote gezinnen te huisvesten. De regering verstrekte een lening voor de bouw van het tuindorp Buiksloot op voorwaarde dat vooral 'paupers', afkomstig uit afgekeurde woningen, daar zouden komen wonen. Hierdoor ontstond er in de gemeenteraad veel weerstand tegen de plannen, men was namelijk bang
Tuindorp Oostzaan In 1919 stelde de Woningdienst vast dat, ondanks de lopende bouwprojecten, er nog steeds een groot tekort aan woningen zou blijven. De gemeenteraad besloot daarom nog meer tijdelijke woningen te bouwen. In de Noorder Ij polder, nabij de NSM en NDM werf, werd het tuindorp Oostzaan gebouwd. De woningen werden net als de noodwoningen in Vogel- en Disteldorp onder de Woningnoodwet gebracht, die een jaar eerder van kracht werd. Hierdoor konden de woningen gebouwd worden met financiële steun van het Rijk. Er was veel onduidelijkheid over de status van de woningen in Oost21
Tuindorp Nieuwendam 1928 bron· http:llbee/dbank.amsterdam.n/1
Disteldorp
bron: http://beeldbank amsterdam.nll
Asterdorp 1928
bron: http://beeldbank.omsterdam.nll
Tuindorp Oostzaan 192 7 bron. http:llbee/dbank.amsterdam.n/1
Bloemenbuurt 1920 bron.· http:llbeeldbank.omsterdam.nll
22
was onder meer verantwoordelijk voor de bouw van de tuindorpen aan de overzijde van het lj. Deze dorpen bestonden uit ruime laagbouwwoningen voor arbeiders, met (voor- en) achtertuin, in een groene omgeving. In het centrum van de dorpen lagen enkele gemeenschappelijke voorzieningen en winkels. Keppler was waarschijnlijk geïnspireerd door de ideeën van Ebenezer Howard's ( 1850-1928) 'Garden Cities'. Hij wees de architecten aan voor diverse woningbouwprojecten in Amsterdam. In deze rol werd hij stimulator van de Amsterdamse School, waarvan de invloeden tevens zichtboor zijn in enkele tuindorpen die aan de overzijde van het Uwerden gebouwd. Keppler was daarnaast omstreden vanwege zijn betrokkenheid bij de bouw van woningen voor 'reclasseerbare gezinnen', zoals in het Asterdorp. (website BWSA; website Wikipedia)
dat de verplaatsing en zelfs isolering van maatschappelijke paupers aan de rand van de stad voor veel problemen zou zorgen. (Swart, 2007) Asterdorp Er was één bevolkingsgroep waar de gemeente Amsterdam geen raad mee wist. Mensen die buiten de maatschappij stonden door bijvoorbeeld drankgebruik, onfatsoenlijk gedrag en verwaarlozing van het gezin. Deze mensen werden ook wel asocialen of onmaatschappelijken genoemd. Dit deel van de bevolking werd niet meteen geschikt geacht voor de bewoning van gemeentewoningen. De gemeente besloot daarom voor deze groep enkele reclasseringsinrichtingen te bouwen. Hierin werden zij heropgevoed onder leiding van een speciale woningopzichter die de gezinnen moest leren leven en wonen. Eén zo'n reclasseringsinrichting werd gebouwd in de Buiksloterham, het Asterdorp.ln 1927 werden de woningen voor het eerst in gebruik genomen. Het dorp was gebouwd in de vorm van een vijfhoek, omringt door een muur. De straten hadden geen namen, dus men woonde simpelweg in hétAsterdorp. Er was slechts één toegangspoort met daarboven de woning van de opzichter. HetAsterdorp was, bij wijze van experiment, afgesloten van haar omgeving. Bewoners van het Asterdorp voelde zich gestigmatiseerd omdat zij in een dorp woonden met een specifieke bestemming. In 1932 probeerde de gemeente het imago van dorp nog te verbeteren door de straten te benoemen en de bouw van een tweede ingang. Desondanks bleef er veel weerstand bestaan om er te wonen. In 1937 werd daarom besloten dat iedereen in het Aster- en Zeeburgerdorp mocht wonen. Het reclasseringsexperiment werd als mislukt beschouwd en het dorp werden niet meer bestemd voor de heropvoeding van gezinnen. Ondanks de woningnood hadden echter weinig mensen belangstelling om in het dorp te wonen. (Swart, 2007), HetAsterdorp werd in 1940 nog gebruikt om Rotterdamse vluchtelingen op te vangen. In de Tweede Wereldoorlog gebruikte de Duitsers het dorp om Joodse Amsterdammers op te sluiten en daarna af te voeren naar kamp Westerbork. In 1955 werd het dorp afgebroken, alleen het poortgebouw is blijven staan. (website Stadsarchief Amsterdam)
Annexatie landelijk Noord Tot 1921 werd de Noordgrens van Amsterdam gevormd door de Waterlandse Zeedijk. In datzelfde jaar werd de gemeentegrens in het Noorden echter uitgebreid door annexatie van de dorpen Buiksloot, Nieuwendam (met Zunderdorp) en Ransdorp (Schellingwoude, Durgerdam, Holysloot). (website Wikipedia) Hierdoor kon de stad zich ook in deze gebieden uitbreiden. In eerste instantie gebeurde dit met de bouw van de tuindorpen Nieuwendam en Buiksloot. De IJveren Lange tijd werd de overtocht naar de overzijde van het IJ verzorgd door een betaalde veerdienst tussen Amsterdam en Buiksloot. De pont voer vanuit Amsterdam naar hetTolhuis en van daar over de Buiksictertrekvaart naar Buiksloot. Tot 1830 gebruikte men voor de overtocht een zeil- of roeischuit daarna werd een paarden-radarboot gebruikt, die later werd vervangen door een stoomboot. De exploitatie van de veerdienst was wisselend in handen van particulieren en de gemeente. In 1877 werd de gemeente Amsterdam voor het eerst verzocht het vervoer over het IJ gratis te maken. Het gemeentebestuur gaf echter geen gehoor aan dit verzoek, omdat zij de tarieven al laag genoeg vond. Maar niet alle raadsleden waren het hier mee eens. Met de toekomstige uitbreiding van het woon- en werkgebied aan de overzijde van het IJ, zou ook het verkeer toenemen. Een gratis verbinding zou dan juist goed zijn voor de ontwikkeling van het gebied en dus ook in het belang zijn van de gemeente. In 1880 werd besloten voorlopig alleen de
Vooral Keppler heeft als directeur van de Gemeentelijke Woningdienst veel invloed gehad op de volkshuisvesting van Amsterdam aan het begin van de 20e eeuw. Keppler was lid van de SDAP en had het ideaal om voor iedere arbeider een 'ruime' woning te bouwen, liefst met voor- en achtertuin. Hij 23
KaartAmsterdam-Noord /930
bron: Stadsplan Amsterdam
24
stoomboot te vervangen door een modernere kettingboot. Aan het einde van de 19e eeuw besloot de gemeente de dienstregeling en tarieven aan te passen, zodat deze geen belemmering meer zouden vormen voor de ontwikkeling van de overzijde. De tarieven werden verlaagd en in 1899 werd er een tweede pont in gebruik genomen. (Swart, 2007) Lange tijd waren de veertarieven onderwerp van discussie binnen de gemeenteraad. Na jaren van gesteggel werd pas in 1921 besloten om enkele nieuwe pontverbindingen in te stellen en alle Ijveren geheel gratis te maken. Het argument dat dit een positieve bijdrage zou leveren aan ontwikkeling van de overzijde, gaf uiteindelijk de doorslag voor deze beslissing. (Swart, 2007; Donkers, 2007)
tentoonstellingshal met vliegtuigen uit de hele wereld, een kermis, vliegdemonstraties en bezoekers konden tegen betaling een rondvlucht maken. Er kwamen maar liefst 500.000 mensen op het evenement af. En er was nog een succes, want korte tijd na de tentoonstelling opende Fokker een fabriek op het terrein. Vooral tijdens de tentoonstellingen deed het ljpaviljoen goede zaken maar het succes was maar van korte duur. Diverse ondernemers probeerde het paviljoen nog te exploiteren, maar in 1932 moest ook de laatste huurder zijn deuren sluiten. Het paviljoen lag nu eenmaal ongunstig ten opzichte van centrum, aan de overzijde van het IJ en de achterzijde van het Centraal Station. In 1936 werd het gebouw nog verhuurd aan enkele verenigingen. Niet veel later werd het paviljoen verkocht aan de Dordtsche Petroleum Maatschappij (later Koninklijke Shell). Dit bedrijf had het paviljoen bijna 40 jaar in gebruik als personeelskantine. In 1977 werd het ljpaviljoen afgebroken. (Swart, 2007; website Stadsarchief Amsterdam)
Het ljpaviljoen en de tentoonstellingen In 1912 besloot het gemeentebestuur het in verval geraakte Tolhuisterrein wat meer cachet te geven. Er was inmiddels een begin gemaakt met de ontwikkeling van de gebieden aan de overzijde van het IJ en men vond hetTolhuisterrein een geschikte locatie voor recreatie. Op het zuidelijke deel van het terrein werd het ljpaviljoen gebouwd met een terras aan het water en er werd een openbare tuin aangelegd. In de zomer van 1913 werd op het Noordelijke deel van het Tolhuisterrein en een terrein in de Buiksloterham, de Eerste Nederlandse Tentoonstelling voor de Scheepvaart (ENTOS) gehouden. De gemeente dacht hier wel profijt van te hebben en verleende haar volledige medewerking. Het terrein werd kosteloos beschikbaar gesteld en er werden enkele wegen en een kanaal aangelegd in de Buiksloterham. Op de ENTOS waren verschillende exposities, er werden modellen van moderne boten getoond en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van scheepsmotoren. Daarnaast waren er roeiwedstrijden en werden er concerten gegeven. In 1919 vond er nog een tentoonstelling plaats aan de overzijde van het IJ. Op een terrein in de Buiksloterham, aan het Johan van Hasseltkanaal West. werd de Eerste Luchtverkeer Tentoonstelling Amsterdam (ELTA) gehouden. Ook voor deze tentoonstelling was de gemeente bereid te investeren, zo werd onder mee het tentoonstellingsterrein opgehoogd en de benodigde infrastructuur aangelegd. Het (commerciële) succes van de ELTA was enorm. De organisatie had een grote reclamecampagne opgezet. met onder andere vliegtuigjes, om de bevolking naar de overzijde van het IJ te lokken. Er was een
Badhuis Obelt In 1881 opende Theodorus van Heemstede Obelt een, voor die tijd hypermoderne, bad- en zweminrichting aan de De Ruyterkade. Hij wilde zwemmen populair en voor iedereen toegankelijk te maken. In 1911 moest de bad- en zweminrichting op last van de gemeente plaats maken voor de uitbreiding van de haven. De gemeente wilde het zwembad echter niet kwijt en zorgde voor een nieuwe vestigingsplaats aan de overzijde van het IJ. Nabij een dorp met noodwoningen (dat later naar Obelt vernoemd werd) en de Dortsche Petroleummaatschappij (later Koninklijke Shell). Volgens de gemeente was er aan de overzijde nog voldoende ruimte en bovendien was het water daar veel schoner. Obelt nam het terrein in erfpacht en de gemeente verstrekte hem een gunstige lening. Op de nieuwe locatie maakte Obelt een grote bad -en zweminrichting met een gescheiden mannen- en vrouwenafdeling. In de vrouwenafdeling kwam een zwembad, 20 kuip- en douchebaden en 80 kleedkamers. In de mannenafdeling kwamen drie zwembaden (waarvan één wedstrijdbad), 25 kuip- en douchebaden en I00 kleedmakers. Door de kuip- en douchebaden dacht Obelt ook in de winter bezoekers te trekken. De nieuwe bad- en zweminrichting werd Badhuis Obelt genoemd. Binnen het gemeentebestuur was er onenigheid over de negatieve ge25
Badhuis Obelt met op de achtergrond nooddorp Obelt en de oliedepots van She/1 bron: http:llwww.overhoeks.nll
Terras ljpaviljoen met zicht op de veerpont en achterzijde van het Centraal Station bron:http:llbee/dbanl<.amsterdam.n/1
ELTA /9/9
ENTOS /913
bron: http://beeldbank.omsterdam.nll 26
bran http:llbee/dbank..amsterdam.n/1
dustrie (en aanverwante industrieën), evenals de (petro)chemische industrie spelen hierin een belangrijke rol. In de tweede helft van de 19e eeuw vestigden de eerste bedrijven zich op een strook buitendijks land ten zuidwesten van de Buiksloterhampolder (ten zuiden van de huidige Grasweg).Van daaruit ontwikkelde de industrie zich geleidelijk landinwaarts. (Bureau Monumenten & Archeologie, 2003) Verschillende grote bedrijven trokken naar de overzijde van het ij, zoals een olieopslag (later She/1) en de ADM. In 1900 vestigde chemiebedrijf Ketjen (later Akzo Nobel) zich in de Nieuwendammerham. De bedrijven die zich vestigden op de Noordelijke ljoever hadden een sterke relatie met het water. Zij hadden in tegenstelling tot de bedrijven op de zuidelijke ljoever alleen beschikking over het water als transportmiddel, want er was geen vaste aansluiting op het spoorwegnet
volgen van de nieuwe locatie. Vanuit het centrum was het alleen bereikbaar via het veerpont en bovendien maakte men zich toch wel zorgen over de kwaliteit van het zwemwater in verband met de nabijgelegen petroleummaatschappij. Het badhuis bleek al snel moeilijk te exploiteren op de nieuwe locatie aan de overzijde van het IJ. Nadat Obelt in 1919 overleed ging het steeds slechter. Eind jaren twintig kwam er een definitief einde aan het badhuis, toen het terrein in erfpacht werd uitgegeven aan de Koninklijke Shell. (Swart, 2007)
Het Vliegenbos de parken en Sixhaven Al vanaf 1907 pleitte wethouder VV.H.VIiegen (SOAP) voor de aanleg van een bos aan de overzijde van het IJ, voor de bewoners van Amsterdam. De stad had nog geen bos en in hetVondelpark was het op zondagen veel te druk geworden. Het geplande Volewijkspark,langs het Noordhollandsch Kanaal, was volgens Vliegen bovendien veel te klein. De plannen van Vliegen kregen aanvankelijk weinig bijval in de gemeenteraad, maar naar jarenlang aandringen kreeg hij uiteindelijk zijn zin. Tussen 1912 en 1915 werd er een groot bos aangelegd in de Nieuwendammerham. De officiële naam was IJbosch, maar het werd vanaf het begin Vliegenbos genoemd. Na het overlijden van Vliegen werd de officiële naam van het bos in 1950 gewijzigd naarVIiegenbos. In 1925 werd in de Buiksloterham (tegen het Noordhollandsch Kanaal) ook nog het Florapark aangelegd. (Swart, 2007, website Stadsarchief Amsterdam) Omdat er steeds meer behoefte ontstond aan recreatieve voorzieningen voor welgestelde Amsterdammers, werd in 1920 de Sixhaven aangelegd in het zuidoostelijke deel van de Volewijk. De plezierhaven was bestemd voor de Koninklijke Nederlandse Roei- en Zeilvereniging (KNRZ). (Bureau Monumenten & Archeologie, 2003) De KNRZ verhuisde enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog naar Muiden. Daarna werd de haven gebruikt door Rijkswaterstaat, voor de aanleg van de IJ-tunnel. In 1974 werd het weer als plezierhaven in gebruik genomen door de WatersportVereniging Dok- en Scheepsbouw (WVDS). Dit was een vereniging van een aantal dokwerkers van de Nederlandse Dok en Scheepsbouwmaatschappij (NDSM). (website Sixhaven)
Van olieopslagplaats tot Scheilterrein In 1866 werd de zuidelijke hoek van een buitendijkse strook land in de Buiksloterham door de gemeente Amsterdam aangewezen als olieopslagplaats. Dit was de eerste industriële uitbreiding aan de overzijde van het IJ. In 1905 startte op deze plek de Dordtsche Petroleum Maatschappij (Bataafsche Petroleum Maatschappij), die later in 191 I opging in de Koninklijke Shell. Het bedrijf hield zich (op deze locatie) vooral bezig met (petro)chemisch onderzoek en groeide uit tot een van de belangrijkste bedri jven in de Buiksloterham. Vanaf 1920 verwierf Shell voor haar onderzoeksactiviteiten een terrein van ruim 22 hectare. Zo werd onder meer het terrein van Badhuis Obelt, een deel van hetTolhuisterrein, het IJpaviljoen, het ENTOSterrein en een terrein aan het Buiksloterkanaal verworven. Op deze gronden werden een aantal grote gebouwen (laboratoria) opgericht. In de tweede helft van de 20e eeuw breidde men het aantal gebouwen nog verder uit. Het westelijke deel van het terrein bleef grotendeels onbebouwd en werd voornamelijk gebruikt voor proefinstallaties. (Bureau Monumenten & Archeologie, 2003).
De scheepsbouw In 1877 werd de Amsterdamse Droogdok Maatschappij (ADM) opgericht. Het bedrijf vestigde zich aan de noordzijde van het IJ in de Volewijkslanden, op een terrein dat in 1878 van de gemeente werd gekocht. De scheepswerf hield zich bezig met scheepsreparatie, scheepsverbouwingen en machinebouw. Enige tijd werden er ook nieuwe schepen gebouwd.
Aan het einde van de 19e eeuw begint een lange periode van industriële ontwikkelingen aan de overzijde van het lj. Vooral de metaal-en scheep sin27
Vliegenbos 1962
bron http:lfbee/dbank.omsterdom nlf
Sixhaven 1953
bron http:llbeeldbonk amtterdam.n/1
ADM in de Nieuwendammerhom
Shellterrein bron: http://beeldbonk.amscerdom.nll
28
bron. http:l/beeldbank..amscerdam.n/1
In 1920 vestigde de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij (NSM) zich als eerste bedrijf in de Noorder IJ polder (westelijk deel van de Noordelijke IJoever). De NSM hield zich bezig met de nieuwbouw van schepen. In hetzelfde jaar als de NSM vestigt ook de Nederlandse Dok Maatschappij (NDM) zich in de Noorder IJpolder, op een terrein ten westen van de NSM. De NDM hield zich naast de nieuwbouw van schepen ook bezig met de reparatie van schepen, de bouw van bruggen, en productie van machines en scheepsschroeven. Een groot deel van de Noorder IJpolder werd opgehoogd voor de vestiging van beide bedrijven. De NSM en NDM namen samen ongeveer 2 kilometer van de Noordelijke IJoever in beslag en ongeveer 90 hectare grond in de Noorder IJ polder. Door een groeiende concurrentie in de scheepsindustrie, werden de NSM en NDM in 1946 samengevoegd. De nieuwe werf ging verder onder de naam Nederlandse Dok en Scheepsbouw Maatschappij (NDSM). De westelijke werf (NDM) werd voortaan gebruikt voor de reparatie van de schepen en het Oostelijke deel van de werf (NSM) werd gebruikt voor de nieuwbouw van schepen. 1\IDSM ging voornamelijk vrachtschepen en tankers bouwen. Eind de jaren zestig verslechterde de concurrentiepositie van het bedrijf, ondanks overheidssteun. In 1968 werd de NDSM overgenomen doorVerolme Verenigde Scheepswerven (YYSW) uit Rotterdam. Niet veel later verslechterde ook de financiële positie van dit concern. Het bedrijf werd in 1971 door de overheid gedwongen zich samen te voegen met Rijn-Schelde Machinefabrieken en Scheepswerven (RSMS), hieruit ontstond Rijn-Schelde-Verolme Machinefabrieken en Scheepswerven (RSV).Aanvankelijk ging het goed met dit bedrijf en er werd zelfs winst gemaakt, maar de economische omstandigheden verslechterde (oliecrisis) en men moest in 1978, op last van de overheid, de nieuwbouwwerf van de NDSM sluiten. Ook de ADM was inmiddels in moeilijkheden geraakt en in een poging van de overheid om de Nederlandse scheepsbouw te redden, werd het bedrijf gedwongen te fuseren met de reparatiewerf van de NDSM. Het nieuwe scheepsreparatiebedrijf ging verder onder de naam ADM. En vestigde zich op de westelijke werf van het voormalige NDSM terrein in de Noordelijke IJ polder. Het oude terrein van de ADM werd verlaten. De 'nieuwe' locatie werd nog gemoderniseerd, maar het mocht niet baten, de A DM-werf werd in 1985 gesloten. De reparatiewerf werd deels overgenomen door Shipdock Amsterdam, dat op deze locatie nog steeds schepen verbouwt en repareert. In 1979 werd onder de naam NSM ook nog een nieuwe scheepswerf
opgericht. Met financiële steun van de overheid en de gemeente Amsterdam kon het bedrijf enkele jaren voortbestaan, maar in 1984 ging dit bedrijf al failliet. De sluiting van de ADM en NSM betekende het einde van een bewogen en roemruchte periode van scheepsbouw aan de Noordelijke IJoever. Vele jaren domineerde de scheepsindustrie de functie en skyline van de Noordelijke IJoever. Vooral de jaren na de Tweede Wereldoorlog werden gekarakteriseerd door deze industrie. Lange tijd bestond er een sterke relatie tussen de arbeiders die aan de overzijde woonden en de scheepsindustrie op de Noordelijke IJoever. (Swart, 2007; website Wikipedia; Bureau Monumenten &Archeologie, 2003)
Algemeen Uitbreidingsplan 1935 In de periode voor de invoering van de Woningwet ( 190 I) werden uitbreidingsplannen steeds gemaakt voor delen van de stad, zonder daarbij 'voldoende' rekening te houden met de onderlinge samenhang van die partiële plannen. Dit gold eveneens voor de uitbreidingsgordel die tussen 1920 en 1940 tot stand kwam en waarvan onder meer het Plan Zuid van H.P. Berlage en de tuindorpen in Amsterdam Noord onderdeel uitmaakten. Het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) uit 1935 is te beschouwen als een reactie op de fragmentarische wijze waarop de stadsuitbreidingen van zowel voor als na 1900 tot stand waren gekomen. Het was bedoeld om de toekomstige ontwikkeling (groei) van Amsterdam in hoofdlijnen vast te leggen en te reguleren in een integraal plan. Het AUP 1935 is eigenlijk het eerste 'échte' uitbreidingsplan van Amsterdam, daarna volgden nog 8 structuurplannen. Qolles, 2003) Tot het einde van de jaren dertig was men bezig met de bouw van woningen aan de overzijde van het IJ. Er was echter veel kritiek ontstaan op het huisvestingsbeleid in het gebied. In hetAlgemeen Uitbreidingsplan (AUP) dat de dienst Publieke Werken in 1935 publiceerde, kwam deze kritiek tot een hoogtepunt. Men vond dat de overzijde van het IJ zich niet ontwikkeld had volgens het oorspronkelijke plan van de IJ-commissie uit 1906. Het werd zelfs een stedebouwkundige fout genoemd. Veel bewoners van het gebied werkten in de stad en in de stad woonden mensen die in de industrieën van Noord werkten. Dit had geleid tot een toename van de verkeersdrukte op de veerponten. 29
A/gemeen Uitbreidingsplan 1935
bron: Stadsplan Amsterdam
30
Het eveneens toegenomen scheepvaartverkeer op het IJ ondervond hier veel overlast van. Men vond bovendien dat de woonwijken aan de overzijde niet gunstig lagen ten opzichte van de industrie. In hetAUP wilde men Noord daarom niet verder uitbreiden. (Donkers, pag. 38-39) HetAUP was ontworpen door C. van Eesteren in samenwerking met Th. K. van Lohuizen.Van Eesteren was hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling, een onderdeel van de dienst Publieke Werken. Als protagonist van de 'functionele stad', was hij verantwoordelijk voor de strikte scheiding van wonen, werken, verkeer en recreatie, in het uitbreidingsplan. Voor het eerst werd een uitbreidingsplan gebaseerd op grondig wetenschappelijk onderzoek en daaruit voortgekomen groeiprognoses. (website Wikipedia) In hetAUP werd duidelijk gekozen voor een uitbreiding van de stad in westelijke en zuidelijke richting. Belangrijkste reden hiervoor was de onmogelijkheid om het Oostelijk Havengebied uit te breiden, met als gevolg dat nieuwe havens en infrastructuur in het westen van de stad werden gepland.Aismede de uitbreiding van het woongebied. Nadat hetAUP was goedgekeurd door de gemeenteraad, kon men beginnen met de uitvoering van het plan, ware het niet dat de sociaaleconomische omstandigheden de realisering ernstig zouden vertragen. Door de wereldwijde economische crisis kwam de bouw vrijwel geheel tot stilstand en enige jaren later brak de Tweede Wereldoorlog uit. Na de oorlog werden verschillende onderdelen van hetAUP alsnog uitgevoerd, maar de oorspronkelijke uitgangspunten moesten grotendeels plaatsmaken voor de eisen van de na-oorlogse wederopbouw. Tijdens de uitvoering van het AUP bleek al snel dat men de ruimtebehoefte voor de groei van Amsterdam had onderschat. Dit ruimtetekort werd in eerste instantie opgevangen door de bouw van twee nieuwe wijken in Noord. Dit was een duidelijke breuk met hetAUP, aangezien hierin geen uitbreidingen van het woongebied aan de overzijde van het IJ waren opgenomen. En er was blijkbaar nog veel meer woonruimte nodig, want in 1958 werd hetAUP deels herzien met een structuurplan voor Noord. (Jolles, 2003)
gebied.Veel werd overgelaten aan de latere uitwerking van de deelgebieden. Het was een merkwaardige ommekeer in de opvatting over welke richting Amsterdam zich moest ontwikkelen. Men had de ontwikkeling van de overzijde van het IJ immers een stedebouwkundige fout genoemd, vanwege de barrière die het IJ vormt en de ontbrekende verbindingen. Jaren van discussies over vaste oeververbindingen (brug of tunnel) en het tracé van een 'kanaal om Noord', resulteerde in tal van plannen die echter nooit werden uitgevoerd/voltooid. Maar nu stond de ontwikkeling van Noord weer centraaLWederom was woningnood de belangrijkste reden om de stad uit te breiden aan de overzijde van het IJ. Bovendien was de ruimtebehoefte voor woningbouw aanzienlijk toegenomen. Er werden een aantal argumenten aangedragen voor de verdere ontwikkeling van de overzijde van het IJ.AIIereerst was de werkgelegenheid in Noord sterk toegenomen, waardoor men wederom woonruimte wilde realiseren in de buurt van de industrie. Meer woningen zou bovendien het draagvlak vergroten van enkele ontbrekende voorzieningen aan de overzijde. Daarnaast bood de uitbreiding een mogelijkheid om de gespreide structuur van het gebied op te 'vullen' en als het ware 'af te ronden' met nieuwe bebouwing.Als laatste zag men een mogelijkheid om de ontsluiting van de stad te verbeteren door een deel van een toekomstige ringweg om Noord aan te leggen. Een aantal elementen, zoals het tracé van 'het kanaal om Noord' en de wegenstructuur, dienden als uitgangspunt voor het plan en waren bepalend voor de hoofdopzet en vorm van de stadsuitbreiding. De complexiteit van de opgave lag voornamelijk in het feit dat de nieuwe bebouwing diende te worden ingepast en aangesloten op de bestaande versnipperde ruimtelijke structuur. Het plan was opgebouwd uit enkele grote woongebieden, waarin men een mix van laagbouw, middelhoogbouw en eventueel hoogbouw voorstelde. De woongebieden waren van zodanige omvang dat zij autonome delen vormden, die onderling gescheiden werden door brede groenstroken en parken. Het Florapark en Volewijkspark vormden het belangrijkste recreatiegebied. In het midden van het plan was een soort centrumgebied gereserveerd voor voorzieningen (ten zuiden van het huidige Buikslotermeerplein). Een bijzonder element was het IJ plein dat rondom het sluizencomplex van het Noordhollandsch Kanaal was gepland. Dit was eigenlijk de eerste aanzet tot het doorbreken van de industriële IJoever en een
Structuurplan stedelijk gebied ten noorden van het IJ 1958 Het structuurplan voor Noord was een partiële herziening van het AUP, dat specifiek inging op de uitbreiding van het stedelijk gebied ten noorden van het IJ. Het was een soort globaal bestemmingsplan. Er werden nauwelijks uitspraken gedaan over de ruimtelijke en structurele invulling van het
31
\
- ______
Struàuurplan I 958
bron. Stadsplan Amsterdam:
32
_.... ~~
\
'kanaal om Noord'. Bnd jaren '80 werd het oude ADM terrein in de Nieuwendammerham herbestemd voor woningbouw, waardoor de plannen van een ljplein navolging kregen. Het gelijknamige woningbouwproject, naar ontwerp van Rem Koolhaas (OMA). was het eerste (en voorlopig enige) stukje woongebied in noord, dat aan het lj kwam te liggen. In de jaren hierna vonden er voornamelijk kleinschaligere stadsinbreidingen plaats aan de overzijde van het lj. In de loop der jaren verschoof het zwaartepunt van sociale woningbouw, naar een gevarieerd aanbod met onder andere meer koopwoningen. Vanaf 1981 is Amsterdam-Noord een zelfstandig stadsdeel van de gemeente Amsterdam, met momenteel ongeveer 90.000 inwoners.
'verbinding' tot stand te brengen met het IJ (water) en het centrum. Oolles, 2003)
Brug- tunnel -ringweg In de uitbreidings-fstructuurplannen voor Amsterdam was tot en met 1958 een 'kanaal om Noord' opgenomen, om de binnenvaart te scheiden van de zeevaart. Deze verkeerstromen ondervonden namelijk veel overlast van elkaar op het smalle deel van het IJ, achter het Centraal Station. Het kanaal werd in de plannen steeds verder naar het noorden geschoven en werd uiteindelijk nooit aangelegd. Men had niet voorzien dat het vervoer over de weg zou toenemen in tegenstelling tot het vervoer over het water. Toch hield het structuurplan van 1958 hier wel degelijk rekening mee door drie vaste oeververbindingen: de Schellingwouderbrug. IJtunnel en de Coentunnel. Oolles, 2003) De Schellingwouderbrug werd al in 1957 in gebruik genomen en was de eerste vaste oeververbinding. Later volgde de Coentunnel ( 1966) en de IJtunnel ( 1968), waardoor de overzijde van het IJ in belangrijke mate bereikbaar werd vanuit het zuiden van Amsterdam. In 1990 werd met de bouw van de Zeeburgertunnel de ringweg (A I0) rond Amsterdam voltooid. Hiermee kwam er een einde aan een langslepende discussie over de verbindingen tussen het zuiden en noorden van Amsterdam. Amsterdam benoorden het IJ was eindelijk een 'vast' onderdeel van de stad geworden. Alleen de fietsers en voetgangers blijven voorlopig nog afhankelijk van het vervoer middels de veerponten (of bus). Maar ook hier komt in de toekomst verandering in door de aanleg van de Noord/Zuid metrolijn.
In 1966 werd het Noorden van Amsterdam nog verder uitgebreid door annexatie van een deel van de gemeente Landsmeer en Oostzaan. Deze gebieden lagen binnen de grenzen van het struauurplan, maar moesten nog bij de stad worden gevoegd om uitbreiding hier mogelijk te maken. Tot eind jaren '80 werden grote delen van het struauurplan uitgevoerd. Zo verrezen in de jaren '60 enkele grootschalige hoog- en middelhoogbouw projeaen in de Buikslotermeer, zoals de Weren- en Markengouw, het Plan Van Goot en de Molenwijk in de Oostzanerwerf In de jaren '70 werd er een groot winkel(stadsdeel)centrum gerealiseerd in de Buikslotermeer. Later volgden enkele kleinschaligere middelhoog -en laagbouwprojeaen, zoals de Bonne Buiksloot en enkele wijken in de Oostzanerwerf Daarnaast werd de infrastruauur bijna geheel volgens plan uitgevoerd, met uitzondering van het 33
1800
landwinning in het IJ
1900
1929
1955
1969
Kaarten zijn samengesteld op basis van diverse afbeeldrngen en bronnen. waaronder Noord aan het lj: Mosterplan 34
-
-
bebouwing Waterlandse Zeedijk ringweg Amsterdam A 10 verbindingswegen toekomstige Noord-Zuidlijn (2015)
2000 35
Omwikkeling Amsterdam aan het lj
.. '
bouwperioden:
-tot 1917 -
1917-1930 1930-1945 1945-1960 1960-1980 1980- heden
Uitbreiding woongebieden Amsterdam-Noord
36
Bevindingen Aanplempen - inpolderen - ophogen - uitgraven - dempen De Noordelijke IJoever is in de tweede helft van de 19e eeuw ontstaan door het aanplempen en inpolderen van het IJ, voor verschillende doeleinden. De Buiksloterham werd in eerste instantie gebruikt als baggerstortplaats en vervolgens ingepolderd. Het was de eerste landwinning aan de overzijde van het IJ. Toen Amsterdam rond het begin van de 20e eeuw besloot om haar stad uit te breiden aan de overzijde, werd de Noordelijke IJoever geleidelijk opgehoogd en bouwrijp gemaakt. Het hele gebied kwam hierdoor boven het waterpeil van het IJ te liggen. In deze periode werden tevens een groot aantal kanalen, scheepsdokken en insteekhavens gegraven, waarvan later enkelen gedempt zijn.Ais deze werkzaamheden hielden direct verband met de industriële ontwikkelingen op de Noordelijke IJoever. Het gebied kent hierdoor een rijke historie van aanplempen, inpolderen, ophogen, uitgraven en dempen.
dempen
2000
ophogen - uitgraven
1950
aanplempen - inpolderen
1900
inham van het IJ
1800
De stad keerde zich van de wate.r kant en haar overzijde Met de bouw van het Centraal Station keerde de binnenstad van Amsterdam zich van IJ . De relatie met het water werd abrupt verbroken. Bovendien vormde het station een enorme barrière tussen de binnenstad en het gebied aan de overzijde van het IJ. Een barrière die zowel letterlijk als figuurlijk, niet te overbruggen was. De overzijde van het IJ werd een achterzijde van de stad. Industriële barrière naar de waterkant Niet alleen het Centraal Station, maar vooral ook de industriële ontwikkelingen op de IJoevers, zorgde ervoor dat de Amsterdam zich volledig afkeerde van het IJ. De noordelijke IJoever werd in het uitbreidingsplan 1906 volledig bestemd voor industrie, waardoor er een duidelijke scheiding tussen het werk- en woongebied tot stand kwam. Dit had tot gevolg dat er een monofunctionele industriële oeverzone ontstond, die een barrière vormt tussen de woongebieden en het IJ . De waterkant werd een achterzijde van de woongebieden, waar alleen gewerkt werd.
37
Ontstaansgeschiedenis Buikstoterham
Teloorgang recreatie aan de overzijde Tot en met de beginperiode van de 20e eeuw was de Valewijk een aantrekkelijke en groene recreatieplek voor veel Amsterdammers. Het Tolhuis, het IJpaviljoen en de tentoonstellingen trokken veel publiek uit de stad naar de overzijde van het IJ. Ook Badhuis Obelt, het Vliegenbos en Sixhaven vervulde een rol als stedelijke voorziening aan de overzijde van het IJ. Maar deze overzijde was door de bouw van het station een achterzijde van de stad geworden, waar men slechts met enkele betaalde veerdiensten kon komen. Bovendien had de Noordelijke IJoever zich, net als de zuidelijke oever, ontwikkeld tot industriegebied. De overzijde van het IJ verloor hierdoor haar recreatieve functie voor de stad en het Tolhuis raakte in verval. Ook de voorzieningen aan het water, zoals Badhuis Obelt en het IJpaviljoen, raakte in verval en hielden op te bestaan. De stad verloor hiermee haar enige plek 'plek aan het IJ'. Gebrekkige 'verbinding' met de overzijde Reeds voordat de eerste gebouwen werden opgericht aan de overzijde van het IJ, werden er al plannen gemaakt voor een vaste oeververbinding tussen het noorden en het zuiden van Amsterdam Uan Galman). Bij iedere stadsuitbreiding kwam de verbinding weer ter sprake en leidde het onderwerp tot veel discussie binnen de gemeenteraad. Door technische obstakels (scheepvaart), maar ook een gebrek aan politieke besluitvaardigheid, hield men het lange tijd bij enkele pontverbindingen. Deze werden in de loop der tijd weliswaar gratis, maar het bleef een gebrekkige verbinding. Bovendien werd mede hierdoor een hardnekkige mentale scheiding in stand gehouden tussen beide delen van Amsterdam. Aan de ene kant lag de stad en aan de andere kant de 'naamloze' overzijde met daartussen de 'onoverbrugbare' grens van het IJ. De verbindingen tussen het noorden en het zuiden van de stad werden in de stadsuitbreiding na 1958 in belangrijke mate verbeterd. Toch leeft de mentale scheiding tussen beide stadshelften nog steeds voort in gedachte van menig Amsterdammer.
Amsterdam keerde zich van waterkant, er ontstond een industriële barrière
Plaats voor ongewenste elementen In de loop van de geschiedenis werden diverse 'ongewenste elementen' uit de stad geweerd en aan de overzijde van het IJ ondergebracht. Het vroegste voorbeeld hiervan was het Galgenveld in Volewijk. Een ander voorbeeld was de industrie die in het centrum van de stad niet meer gewenst was, maar aan de overzijde 'vrij baan' kreeg. Daarnaast was er de huisvesting van onmaatschappelijken en 'paupers' in de woonwijken aan de overzijde van het IJ. Het Asterdorp in de Buiksloterham is daarvan het meest sprekende voorbeeld. Hier was zelfs sprake van een experimentele isolering van een specifieke groep mensen die in de stad voor problemen zorgde. De overzijde was vaak een 'afvalputje' voor ongewenste elementen uit de stad. Mede hierdoor kreeg Amsterdam-Noord een slecht imago, waar het nog steeds last van heeft.
Buiksloterham In de Buiksloterham is in de loop der tijd een duidelijke functiescheiding tot stand gekomen. De grens hiervan wordt gevormd door het Buiksloterkanaal en de Klaprozen- en KlimopwegTen westen hiervan kwamen industrieterreinen, ten oosten daarvan woningen (Van der 38
Pek- en Bloemenbuurt) en in het zuiden en oosten recreatieve voorzieningen (ljpaviljoen, Sixhaven,Yolewijks- en Florapark). De ontwikkeling van het industriegebied in de Buiksloterham werd gekenmerkt door een voortdurend graven en dempen van insteekhavens en kanalen. De hoofdstructuur die vanaf 1906 tot stand kwam is hierbij grotendeels intact gebleven. Opmerkelijk hierin is het onvoltooide hoofdkanaal Uohan van Hasseltkanaal Oost en West). Lange tijd was het transport over water belangrijker dan het transport over de weg, veel bedrijven in de Buiksloterham waren dan ook op de waterzijde gericht. In de loop der tijd werd het vervoer over de weg juist belangrijker, waardoor de bedrijven zich op de weg oriënteerden. Hierdoor ging de historische (bedrijfsmatige) relatie met het water grotendeels verloren.
Bedrijven op de waterzijde gericht 1936 (links). op de weg gericht 1989 (rechts) bron. http:!lbee/dbonk.amsterdom.n/1
Industrieterrein Buiksloterham omstreeks 1970
Onsamenhangend gebied met verschillende gezichten Het uitbreidingsplan van de Ij-commissie en vooral de uitvoering daarvan, heeft veel invloed gehad op de ontwikkeling van AmsterdamNoord. Het plan was moeizaam tot stand gekomen en de uitvoering verliep op inconsequente wijze of onvolledig. Dit kwam doo r verschillende omstandigheden, waaronder de hoge woningnood aan het begin van de 20e eeuw. De vooroorlogse (woon)uitbreidingen hadden daardoor tot gespreide ruimtelijke structuur geleid. De naoorlogse uitbreidingen, die eveneens door hoge woningnood tot stand kwamen, veranderde hier feitelijk niet veel aan. Het gebied werd alleen maar 'afgerond' met nog meer fragmenten zonder de beide stadsuitbreidingen met elkaar te verbinden in bijvoorbeeld een duidelijk centrumgebied. Hierdoor is een onsamenhangende stedelijke structuur ontstaan, een soort mozaïek van uitbreidingen. Wellicht had dit ook te maken met het behoud van enkele historische structuren, zoals de Waterlandse Zeedijk en het Noordhollandsch Kanaal. De moeizame totstandkoming van Amsterdam-Noord en de hieruit voortgekomen gebrekkige samenhang, heeft wel tot een bijzonder specifiek karakter geleid. Het is een gevarieerd en contrastrijk gebied geworden dat gekenmerkt wordt door: industrie, landelijke gebieden, idyllische tuindorpen en dijkwoningen, grootschalige (hoge) woningbouw en vooral veel groen, ruimte en water.
bron: lnvestènngsbeslwt Bulksloterham
39
Wilmkebreekpolder:'landelijk' gebied met ruimte, groen en water Buiksloterdijk: idyllische dijkwoningen
Molenwijk: grootschalige hoogbouw in het groen
Vliegenbos: groen stadsbos
Tuindorp Oostzaan
NDSM-werf: voormalig terrein scheepsindustrie
40
Shellterrein Noordelijke /}oever
41
Ontwikkelingen en trends
In ongeveer ~oo jaar tij'd had de Noordelij'ke /Joe ver zich ontwikkeld tot een industrieel havengebied (of industriële oeverzone). Dit gold eveneens voor de Zuidelij'ke /Jo ever. De afgelopen decennia onderging vooral de Zuidelij'ke IJ oever echter een enorme transformatie naar een woon- en werkgebied, die nog steeds gaande is. De dynamiek van deze ontwikkeling is inmiddels ook 'overgeslagen' naar de Noordelij'ke IJ oever. De herontwikkeling van de Iloevers past duidelij'k binnen de internationale trend van revitalisering van binnenstedelijke haven- en oeverzones in diverse zeehavensteden. Hieronder zal kort worden ingegaan op de achtergronden en inhoud van deze trend, en de relatie daarvan met de Amsterdamse context. Daarnaast zal worden beschouwd welke ontwikkelingen er momenteel gaande zij'n op de Noordelij'ke IJ oever en AmsterdamNoord. Ten slotte zal worden ingegaan op de betekenis van al deze ontwikkelingen voor de Buiksloterham. Onder invloed van de expansie van de (wereld)handel en industrialisering treedt er een schaalvergroting van de haven op, waardoor de relatie tussen de stad en haven verandert in de tweede fase (halverwege 19e eeuw- begin 20e eeuw). Verschillende uitvindingen leiden tot een revolutie in de goederenoverslag en een enorme toename in de grootte van schepen. De haven moet hierdoor worden aangepast en uitgebreid, en verschuift buiten de stad. De innige relatie tussen de haven, werken en wonen valt hierdoor uiteen . In de derde fase (begin 20e eeuw- halverwege 20e eeuw) groeit de handel wederom, wat gepaard gaat met een verdere uitbreiding van de haven en industriegebieden. De zeehaven ontwikkelt zich tot een moderne industriële haven, door een verdere mechanisering en modernisering van de goederenoverslag. De grootte van schepen blijft toenemen en het schip bepaalt steeds meer de vorm en maat van de haven. De import van ruwe grondstoffen leidt tot opkomst van bulktransport wat een verdere schaalvergroting van de haven tot gevolg heeft. De vierde fase Garen 60-80 van de 20e eeuw) wordt gekenmerkt door het wegtrekken van havenfuncties uit de havengebieden rondom het centrum van de stad. Er treedt een daling van activiteiten en deïndustrialisatie van het havengebied op. Veel havens verliezen hun vroegere functie als handelsplaats en goederenoverslag, maar ook als industriegebied, door de toegenomen internationale concurrentie en de teloor-
Revitalisering haven -en oeverzones Vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw is er een internationale trend op gang gekomen van revitalisering van haven- en oeverzones in verschillende zeehavensteden. De term revitalisering wordt gebruikt om het proces aan te duiden, waarbij men tracht in verval geraakte gebieden te doen 'opleven'. Het is een complexe opgave van functieverandering die zich afspeelt op het raakvlak van de stad en haven. Revitalisering is synoniem aan herontwikkeling of herbestemming. Havengebieden en oeverzones worden ook wel aangeduid als havenrand of waterkant. Hiermee worden gebieden bedoeld die bestemd zijn/ waren voor havengerelateerde activiteiten en industrie. De 'revitaliseringstrend' van haven- en oeverzones hangt sterk samen met de historische ontwikkeling van de relatie tussen de stad en de haven, en het gebruik daarvan. Deze ontwikkeling is grofweg in te delen in vijf fasen. De eerste fase (middeleeuwen - halverwege 1950) wordt gekenmerkt door een eenvoudige stadshaven. De zeehaven was in deze periode een stapel- en handelsplaats die vaak binnen de stadsmuren lag en dus innig met de stad verbonden was. De gebouwen stonden direct aan het water en werden gebruikt voor zowel wonen, als werken 43
Periode
1. middeleeuwen - halverwege 19e eeuw
2. halverwege 19e eeuw- begin 20e eeuw
3. be.] in 20e eeuw- halverwege 20e eeuw
4. jaren 60 tot 80 in de 20e eeuw
5. vanaf de jaren 80 in de 20e eeuw
stad
Q
haven
u
eénenkele stadshaven
C>-·······0
Cr······O 0
•
het IJ, waardoor het We ster- en Oasterdok ontstonden.Aan het eind 19e eeuw breidde de haven verder uit en werd het Oostelijk Havengebied aangeplempt in het IJ. Bovendien werd in deze periode het Noordzeekanaal gegraven. Langs het l\loordzeekanaal en in Amsterdam-Noord werden nieuwe havens gegraven. Door de aanleg van het Centraal Station verloor de oorspronkelijke haven, aan de monding van de Amstel, zijn functie. Vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw werd hetWestelijk havengebied, langs het Noordzeekanaal, sterk uitgebreid, waardoor het Oostelijk Havengebied (en Handelskade) geleidelijk zijn functie verloor. Veel bedrijven trokken in de jaren zeventig weg uit het gebied, omdat het niet meer voldeed vanwege de schaalvergroting en veranderingen in havenactiviteiten (zoals reeds omschreven). De haven schoof in de loop der tijd steeds verder naar het westen (buiten de stad), waardoor grote delen van het Oostelijk Havengebied en -Handelskade braak kwamen te liggen. Na de teloorgang van de scheepsbouw (en aanverwante industrie) in de jaren tachtig van de vorige eeuw, kwamen tevens grote gebieden op de Noordelijke IJoever braak te liggen.
Stad-en havenonrwlkkeling
Aanduiding •
0
uitbreidende haven
moderne industriële zeehaven
wegtrekken havenrand
revitali sering havenranden
Fasering stad- en havenontwikkeling op basis van schema ui Ha(en- und U(erzonen lm Wandel
In verschillende zeehavensteden zijn in de afgelopen decennia binnenstedelijke havengebieden en oevers braak komen te liggen. Ondanks de unieke potenties van deze gebieden worden ze vaak pas als laatst aangewend om in het kader van binnenstedelijke stadsuitbreiding een nieuwe invulling te geven. De revitalisering van haven- en oeverzones verloopt vaak traag vanwege de complexe samenstelling van actoren en belanghebbenden, die een rol spelen bij de herontwikkeling. Er is al jaren een duidelijke 'revitaliseringstrend' gaande. De doelstellingen die schuilgaan achter de revitalisatie zijn uiteenlopend. Zo kan een stad bijvoorbeeld haar economische positie willen versterken, een stedelijke reorganisatie tot stand willen brengen door stedebouwkundige integratie en/ of opwaardering van stadsdelen of bijvoorbeeld haven- en oeverzones herwaarderen door het doorbreken van industriële barrières en het openbaar toegankelijk maken van de waterkant door nieuwe functies te introduceren. Zeehavensteden vormen tegenwoordig bovendien internationale knooppunten op het gebied van werkgelegenheid en goederentransport, die onderling sterk concurreren. En deze concurrentie vindt niet alleen meer plaats op basis van de groei van goederentransport en containeroverslag, maar ook op het gebied van het vestigingsklimaat voor bedrijven en werknemers. Revitalisering van braakliggende haven-
gang van de scheepsbouw in Europa. De uitvinding van de zeecontainer leidde bovendien tot een revolutie in het vrachtvervoer en de haven. Nieuwe gebieden moesten worden ingericht voor de goederenoverslag middels containers. De vijfde fase (vanaf de jaren 80 van de 20e eeuw) wordt gekenmerkt door buiten de stad gelegen (container)terminals en braakliggende binnenstedelijke haven- en oeverzones. Er zijn nieuwe en grotere havengebieden in gebruik genomen, waardoor de haven steeds verder buiten de stad is komen te liggen. Daarnaast zijn veel scheepswerven failliet gegaan, waardoor 'oude' havengebieden grotendeels ongebruikt zijn achtergebleven. In verschillende steden komt er een revitalisatie van deze braakliggende havengebieden en oeverzones op gang. (Schubert, 2002). De relatie tussen Amsterdam en haar haven heeft zich grotendeels ontwikkeld in de lijn van de hiervoor omschreven fasering. De haven lag oorspronkelijk midden in de stad, aan de monding van de Amstel en breidde zich van daar uit. In de 17e eeuw met de Westelijke en Oostelijke Eilanden. Begin 19e eeuw werd de haven afgesloten van
44
en oeverzones speelt hierin een belangrijke rol. Met deze ontwikkeling komt er geleidelijk een einde aan de verwaarlozing van dergelijke gebieden die tegenwoordig juist worden gezien als uitgelezen mogelijkheden voor de integratie van water, haven en stad. Door de introductie en menging van diverse nieuwe functies, zoals wonen, werken, recreatie en cultuur probeert men deze gebieden aantrekkelijk te maken. De voorbeelden van revitalisering van havengebieden en oeverzones zijn inmiddels talrijk. Enkele belangrijke voorbeelden in Europa zijn de herontwikkeling van de Doeklands in Londen, De Kop van Zuid in Rotterdam, Hafencity in Hamburg, PortVeil en Moll de la Fusta in Barcelona, het Expo-terrein in Lissabon, Noord- en Zuidhavens in Kopenhagen. (Schubert, 2002)
Sydhavn Kopenhagen
bron. http.llwww.doc.dkl
London Dock/ands: Urnehouse Basin
bron: http·llwww.fftckr.com/
Ook Amsterdam kreeg in de jaren tachtig van de vorige eeuw te maken met een behoorlijk areaal aan braakliggende haven- en oeverzones aan het IJ, in de nabijheid van de stad. Hierdoor kwam er een grootschalige herontwikkeling of revitalisatie op gang, die nog steeds gaande is en nog vele jaren door zal gaan. De herontwikkeling begon op de Zuidelijke IJoever en met een 'kleine' voorbode (IJ plein) is ook de Noordelijke IJoever inmiddels 'in beweging' gekomen.
Hafencity Hamburg
bron: http:llwww.fltckr.coml
45
Zuidelijke IJoever
Luchtfoto Oostelijk Havengebied
Borneo- (links) en java-€Uand (rechts)
Vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw verandert de Zuidelijke IJoever geleidelijk van een havengebied naar een stedelijk woon- en werkgebied. Een groot deel van het oude havengebied is al aanzienlijk van karakter veranderd zoals het Oostelijk Havengebied, de Oostelijk Handelskade en Silodam.Andere ontwikkelingen zijn nog volop in gang, zoals hetWester-en Oosterdokseiland en het Stationseiland.ln de toekomst komt er tevens een nieuwe woonwijk (en bedrijfsruimten) in de voormalige Houthavens, met op de pontsteiger een 'landmark' (Arons en Gelauff architecten). Bij de herontwikkeling van de Zuidelijk IJoever heeft men bewust gekozen voor een hoge bebouwingsdichtheid. De nabijheid van het centrum was een belangrijk argument voor deze keuze. Het Oostelijk Havengebied (KNSM- en Java-eiland, Rietlanden, Entrepot West, Sporen burg, Borneo en het Cruquis-eiland) was het eerste deelgebied op de zuidelijke IJoever, dat herontwikkeld werd. Hierbij lag het accent voornamelijk op wonen. De 'eilanden' zijn op verschillende manieren ingevuld, waardoor een diversiteit aan 'bebouwingskorrels' en woonmilieus is ontstaan. Gezinswoningen worden afgewisseld door enkele grote woongebouwen en -torens, die een visuele relatie tot stand brengen tussen de eilanden. Een aantal historische gebouwen (en structuren) zijn bewaard gebleven, maar hun context is sterk veranderd. De openbare ruimte bestaat uit een aaneenschakeling van 'harde' kades en pleinen aan het water. Door het water als 'groenvoorziening' te beschouwen en het daadwerkelijke groen op enkele plaatsen te concentreren, heeft het gebied een stenig karakter behouden. Het water werd als woon- en recreatiegebied ingezet, door de situering van diverse aanlegplaatsen voor woonboten en pleziervaartuigen.
bron: Plan Amsterdam
bron: http:l!www.pickr.com/
Noordelijke ljoever
Maquette Houthavens met landmark op de Ponsteiger bron: www.aronsengelauff.nl
In de jaren 80 van de vorige eeuw werd het terrein van de voormalige Amsterdamse Droogdok Maatschappij (ADM), in de Nieuwendammerham, herontwikkeld tot een nieuw woongebied, het IJ plein. Dit was het eerste en voorlopig enige stukje woongebied op de Noordelijk IJoever dat aan het IJ kwam te liggen. Het stedebouwkundige plan voor het IJplein was één van de eerste projecten van Rem Koolhaas (OMA). De bouwstroken werden haaks
46
Luchtfoto ljplein
den, waardoor het woongebied afgesloten bleef van het water en de IJoevers onbereikbaar waren. Om deze industriële barrière te 'doorbreken' werd een gemengd gebied voorgesteld van wonen, werken, recreëren en voorzieningen. Een gebied met zowel stedelijke als suburbane woonmilieus, waarin groen en water een belangrijke rol spelen. De ontwikkeling van de Noordelijke IJoever werd vastgelegd aan de hand van drie gedetailleerd uitgewerkte hoofdstructuren (of raamwerken), namelijk: groen (en openbare ruimte), water en verkeer. Deze zijn te beschouwen als een soort strategische basis voor de invulling van het gebiedVoor deze invulling werden bedrijventerreinen, kerngebieden en transformatiegebieden aangewezen. De deelgebieden Shellterrein en NDSM-stad (deels Buiksloterham) werden als kerngebieden aangemerkt. Deze gebieden kregen het grootste aandeel wonen en voorzieningen toegewezen en zouden als eerst moeten worden ontwikkeld. Het deelgebied Buiksloterham (en Papaverhoek) werd in het plan aangeduid als transformatiegebied. Dit wilde zeggen dat het aandeel wonen hier kleiner moest zijn dan in de kerngebieden en meer ruimte voor werken. Bovendien ging men hier uit van een lagere bebouwingsdichtheid dan in de zogenaamde kerngebieden.
bron: http:II'NWW.fllckt.coml
op de IJoever geplaatst, waardoor het achterliggende woongebied een duidelijke visuele relatie kreeg met het water en de zuidelijke IJoever. Daarnaast werd een 'wandelboulevard' langs het water aangelegd, waardoor een deel van de Noordelijke IJoever voor het eerst openbaar toegankelijk werd. Na de ontwikkeling van het IJplein gebeurde er lange tijd niks met de Noordelijke IJoever. Dit terwijl een groot deel van het gebied, zoals de voormalige NDSM werf, niet meer in gebruik was na de teloorgang van de scheepbouw. Daarnaast was een deel van de industrie wegens schaalvergroting naar het westelijk havengebied vertrokken. Bovendien had Shell aangekondigd driekwart van haar terrein te willen afstoten/ verkopen. Deze situatie in combinatie met de grote vraag naar woningen en werkgelegenheid in de stedelijke regio was aanleiding om de ontwikkelingsmogelijkheden te onderzoeken van de Noordelijke IJoever.
Masterplan Noordelijke ljoever In 2003 verscheen, in opdracht van het stadsdeel AmsterdamNoord, een masterplan voor de Noordelijke IJoever 'Noord aan het IJ'. Dit plan was opgesteld door adviesbureau BVR (Riek Bakker) in samenwerking met de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam. Het was bedoeld om een visie te ontwikkelen voor de toekomst van het westelijke deel van de Noordelijke IJoever, van Sixhaven tot aan de Noorder IJplas.
- ~,." ~ - ~
...........
- ~OI' ~
- ~
-~-
-
---
r::JI•f'?OP1IIIIII ~
=~ ~OI' ~
_.. _.....,_, ~
-
Eén van de doelstellingen van het masterplan was om Noord weer aan het IJ te leggen. Het westelijk deel van de Noordelijke IJoever kende namelijk nog steeds een monofunctionele invulling met industriegebie-
~~~
Deel van het planconcept Noordelijke ljoever met weergave Overhoeks op basis van kaarten utt Noord aan het Ij Masterplan
47
- het Oeverpark uitlopend in een promenade langs het water; - het nieuwe Filmmuseum (Delugan Meissl Associated Architects), met bibliotheek en horeca; - en het New Technology Centre, een nieuw onderzoekscentrum voor Shell.
Het 1'1asterplan Noordelijke IJoever is nooit aangenomen door het gemeentebestuur van Amsterdam, omdat diverse deelgebieden al in ontwikkeling waren. De ontwikkelingsvisie werd wel overgenomen in het gemeentelijke Structuurplan 2003 'Kiezen voor Stedelijkheid'. Hierin wordt het plangebied aangewezen als stedelijk woon- en werkgebied. Dit betekende dat een geleidelijke transformatie van het gebied mogelijk werd en dat de eerste delen ontwikkeld konden gaan worden. Bovendien heeft het masterplan als basis gediend voor verschillende projecten die door Projectbureau Noordwaarts (bestuurlijke coalitie Amsterdam-Noord en Centrale Stad) ontwikkeld worden op Noordelijke IJoever, zoals Overhoeks, NDSM-werf, Buiksloterham en Sixhaven. De uitvoering van het plan Overhoeks is momenteel volop in gang.
In totaal beslaat Overhoeks een oppervlakte van 27 ha, waarvan 7 ha in beslag wordt genomen voor het NewTechnology Centre van Shell. Het plan bestaat uit 2.200 woningen (20% sociale huur en 80% vrije markt), 70.000 m2 kantoor- en bedrijfsruimte, 33.750 m2 commerciële voorzieningen (winkels, restaurants etc.) en 26.500 m2 niet-commerciële voorzieningen (filmmuseum, onderwijs, gezondheidszorg etc.) Overhoeks moet een gemengde stadswijk worden, met ruimte voor wonen, werken en uitgaan. Men heeft de ambitie om het centrum van Amsterdam als het ware naar de overkant van het IJ te brengen, door de introductie van stedelijke voorzieningen zoals het Filmmuseum en het Oeverpark.
Overhoeks Sinds het begin van de 20e eeuw was het onderzoekscentrum van Shell gevestigd op een afgesloten gebied in de Buiksloterham. Doordat de onderzoeksmethoden steeds kleinschaliger werden, was een groot deel van het terrein en bedrijfsgebouwen overbodig geworden. Shell besloot daarom het grootste deel van het terrein af te stoten en haar onderzoeksactiviteiten te concentreren op een veel kleiner deel van het terrein. In 2003 besloten de gemeente Amsterdam en Shell Nederland, alsmede ING R.eal Estate,Ymere,Vesteda, Filmmuseum. Stadsdeel AmsterdamNoord en Projectbureau Noordwaarts, om het vrijkomende terrein te herontwikkelen tot een nieuw stuk Amsterdam aan het IJ. Het Shellterrein is daarmee het eerste deelgebied dat ontwikkeld wordt op de Noordelijke IJoever. De herontwikkeling van het Shellterrein gaat schuil onder de naam Overhoeks. Deze naam is ontleend aan de Shelltoren (architectArthur Staal), die gedraaid staat ten opzichte van het IJ. Het plan Overhoeks bestaat uit: - herbestemming van de Shelltoren tot bedrijfs(verzamel)gebouw met een horecavoorziening onderin; - herbestemming van het Groot Lab tot hotel, met horeca en bedrijf ruimten; - ontwikkeling van 'De Strip' met hoogbouw van appartementen en bedrijfsruimten, met publieke functies in de plint en pleinen rondom; - het Residentieel kwartier (Geurst & Schultze Architecten) met grote woongebouwen in een raster van wegen en groen (hoge dichtheid van 150-200 wo/ha);
Impressie Overhoeks
48
bron:http:/lwww.noordwoarts.nllprojeetenloverhoeks
NDSM-werf Na de teloorgang van de scheepsbouw in de jaren 80 van de vorige eeuw, bleef een groot deel van de NDSM-werf ongebruikt achter. Het terrein werd in gebruik genomen door kunstenaars (en krakers) en groeide uit tot een vrijplaats voor artistiekelingen. Om te voorkomen dat dit karakter verloren zou gaan (door toekomstige ontwikkelingen), diende een groep kunstenaars, theatermakers, skaters en architecten onder de naam Kinetisch Noord, in 1999 een plan in bij het stadsdeel Amsterdam Noord, voor de herontwikkeling van de voormalige scheepswerf. Stichting Kinetisch Noord presenteerde in 2002 een Plan van Aanpak voor de ontwikkeling van de NDSM-werf tot dé 'broedplaats' (creatief centrum) van Amsterdam. Het gebied wordt de komende I0-15 jaar waarschijnlijk ook ontwikkeld tot een stuk stad, met wonen, werken en recreëren. In de tussentijd worden verschillende initiatieven ontplooid op de NDSM-werf. Enkele daarvan zijn al of worden momenteel uitgevoerd. Hierna volgt een korte beschouwing van enkele ontwikkelingen in het gebied.
Kraanspoor
Kunststad In de NDSM-Ioods, van maar liefst 20.000 m2, heeft Kinetisch Noord ateliers en werkplaatsen gebouwd, die verhuurd worden aan kunstenaars en kleine bedrijfjes in de creatieve sector. In de loods zijn tevens een skatepark en aanverwante voorzieningen gerealiseerd, een multifunctionele (evenementen)hal en een voorstelling- en tentoonstellingshal.
bron· httpJiwww(rickr.caml
MTV studios (links) en Kunststad (rechts)
Het eerste uitgevoerde project is het hergebruik van een oude timmerwerkplaats, door MTV Networks Benelux.
Kraanspoor Op initiatief van architect Trude Hooykaas werd een oud kraanspoor op de NDSM-werf hergebruik als basis voor een kantoorgebouw van maar liefst 270 meter. Het gebouw werd in 2007 in gebruik genomen door o.a.ldtV en Discovery Channel.
De NDSM-werf wordt momenteel gekenmerkt door een culturele invullingen. Het industriële karakter van gebied heeft een enorme aantrekkingskracht op de creatieve sector. De huidige ontwikkelingen komen dan ook allemaal uit deze richting en gaan uit van het hergebruik van het bestaande historische erfgoed. In de toekomst zal het gebied echter tot een stadswijk ontwikkeld worden met als pijlers: cultuur, wonen, water(recreatie) en horeca.Voor het gebied is een ontwikkelingsvisie opgesteld door de Architecten Cie en de Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam. Het is afwachten wat de 'nieuwe' invulling voor invloed zal hebben op de culturele 'broedplaats' of'hotspot' die de NDSM-werf momenteel is voor Amsterdam.
Mediawharf Op initiatief van Red Concepts wordt er een zogenaamde Mediawharf ontwikkeld op de NDSM-werf. Dit is een clustering (concentratie) van verschillende mediabedrijven, die zich kunnen vestigen in de oude loodsen op het terrein. Het concept gaat uit van een combinatie van publiekstoegankelijke studios, expositieruimten, evenementen, theaters en (film)productieruimten, waardoor er een levendige plek ontstaat op de voormalige werf. 49
0
Voor Amsterdam-Noord betekent de metrolijn niet alleen een extra verbinding met het centrum en zuiden van de stad, maar ook de ontwikkeling van de gebieden rondom de twee nieuwe stations. Centrum Amsterdam Noord Rondom het toekomstige station Buikslotermeerplein wordt het Centrum Amsterdam Noord (CAN) ontwikkeld, op basis van het stedenbouwkundige plan van Soeters van Eldonk architecten. In 2007 is men begonnen met de bouw van een nieuw stedelijk centrum in Amsterdam-Noord: Centrum Amsterdam Noord . Het plan is opgedeeld in drie deelgebieden: -woonwijk Elzenhagen, met appartementen en grondgebonden woningen; - het Stationsgebied, met het metro- en busstation Buikslotermeerplein, woningen, kantoren en diverse voorzieningen; - en het gebied rondom het winkelcentrum Boven 't Y, dat wordt uitgebreid en vernieuwd tot een winkel-, woon- en uitgaansgebied. In totaal komen er zo'n 3.000 woningen in het gebied. Met de bouw van het CAN wil men in het Noorden van Amsterdam duidelijk centrumgebied ('hart') creëren.
Upto,:in
0)
Oo6liifl;k J~
,•
G)
S!lodllm
1\Mt - 7002
•
~,
0
OC;lllriilij6Cal l~
IM -2005
@
Wasto.-~
I !JI.J 0 -2012
(!)
Oos ~
100J - 2010
(!)
s~
2001-20tl
®
0vorhoek'5o
1'0().,1 • ?.020
@
NDSM werf
200 I -
0
Bulkslotort'lam
2007 -
®
Su::haY&nn c.iltusaull'l
1
C
HouthiJV9(1S
20 11 -
Ontwikkelingen in oostwestelijke richting
Sixhaven Het Sixhavengebied bestaat uit de jachthaven Sixhaven, de Willemsluizen en de Tolhuistuin, gelegen aan weerszijde van de monding van het Noordhollandsch Kanaal. De historische Tolhuistuin is momenteel nog eigendom van Shell, en niet openbaar toegankelijk. In 2009, als het New Technology Centre van Shell klaar is, wordt het terrein overgedragen aan de gemeente, waardoor het weer net als vroeger publiek toegankelijk kan worden. Voordat er definitieve plannen worden gemaakt voor het gebied, krijgt de Tolhuistuin een tijdelijke invulling. Er komt een culturele voorziening in combinatie met horeca.
Noorderpark Het Florapark en Volewijkspark werden aan het begin van de 20e eeuw aangelegd aan weerszijde van het Noordhollandsch Kanaal tussen de (tuin)dorpen in Amsterdam-Noord. De parken werden aangelegd in de Engelse landschapsstijl. Momenteel worden het Flora- en Volewijkspark heringericht en samengevoegd tot één park, naar een ontwerp van West 8 Urban Design and Landscape Architecture. Het nieuwe park van ruim 30 ha gaat het Noorderpark heten en zal in 20 I I gereed zijn.
Amsterdam-Noord Winkelcentrum Oud-Noord In 2006 heeft de stadsdeelraad Amsterdam-Noord besloten om een wijkwinkelcentrum te ontwikkelen op het Mosveld in 'Oud-Noord'. Door de ontwikkeling van Overhoeks en de Buiksloterham, ontstaat er namelijk behoefte aan nieuwe winkelruimte. Het gebied heeft een centrale ligging tussen de 'tuindorpen' (Van der Pekbuurt en Floradorp), langs de Johan van Hasseltweg en in het verlengde van het Johan van Hasseltkanaal West. Het plan voor het winkelcentrum is gemaakt door Multi-Vastgoed in samenwerking met SeARCH architecten. Boven het winkelcentrum
Naast de ontwikkelingsdynamiek op de IJoevers, in oostwestelijke richting, zijn er ook diverse ontwikkelingen gaande rondom de Buikslaterham in noordzuidelijke richting. Hieronder volgt een korte beschouwing van de belangrijkste ontwikkelingen in deze 'richting'.
Noord/Zu ldlijn In 2003 is begonnen met de aanleg van de Noord/Zuidlijn. Deze metrolijn gaat het Noorden van Amsterdam verbinden met het Zuiden (Zuid-as), om zo de bereikbaarheid van de stad te verbeteren.
50
komen woningen en de openbare ruimte bied plaats voor de wekelijkse markt op het Mosveld. Het ontwerp zorgt voor de begrenzing van het gebied, waardoor een duidelijk plein ontstaat. Men verwacht dat het winkelcentrum in 20 12 opgeleverd wordt.
Stedelijke vernieuwing Rondom de Buiksloterham vinden momenteel ook enkele stedelijke vernieuwingsprojecten plaats in de wijken De Banne en NieuwendamNoord. Ten noordwesten van de Buiksloterham wordt op een voormalig bedrijvens- industrieterrein bovendien een nieuwe woonwijk gebouwd, De Bongerd.
(D
Noot'd/Zuid~
0
Centrum Amster13.1m NOOI'd
G)
NOCWOO<..,.
0
WijkVI'Inktle4ntrum0udNoord
Ontwikkelingen in noordzuidelijke richting
Impressie en massastudie winkelcentrum Oud Noord
Plankaart Centrum Amsterdam Noord (links) en Noorderpark (rechts) bron: http·J/www.noordwaarts.nllprojectenloverhoeks, http·!Jwww.noorderpark.amsterdom.nll
bron: http://www.noord.amsterdam.nllsmarrsne.shtml?ld=20542
SI
Bevindingen De stad keert terug naar de waterkant en haar overzijde Ruim een eeuw lang was het centrum en het Noorden van Amsterdam afgesloten van het IJ. Het Centraal Station en de haven- en industrie gebieden vormden een enorme barrière tussen de stad en het water, zowel aan op de Noordelijke als Zuidelijke IJ oever van de stad.Amsterdam had zich van het IJ en van haar overzijde gekeerd. Door het wegtrekken van de haven en industrie naar het westen van de stad en de teloorgang van de scheepsbouw, is echter een geleidelijke revitalisatie van de achtergebleven haven- en (industriële) oeverzones langs het IJ op gang gekomen. De waterkant, die vanaf het einde van de 19de eeuw een achterkant werd, wordt door deze revitalisatie opnieuw een voorkant.Amsterdam is als het ware weer van haar waterkant gaan houden! Het IJ gaat steeds meer een verbindende in plaats scheidende rol spelen tussen het noorden en het zuiden van stad. Beide IJoevers worden momenteel door verschillende ontwikkelingen met elkaar verbonden. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van Overhoeks en het Stationseiland. Het plan Overhoeks is te beschouwen als een poging om het centrum van Amsterdam naar de overzijde van het IJ uit te breiden. Door het streven naar een mix van wonen, werken en recreëren, een hoge bebouwingsdichtheid en de introductie van stedelijke functies zoals het filmmuseum en het oeverpark. De ontwikkeling van het Stationseiland is te beschouwen als een poging om barrière die het Centraal Station (CS) vormt, tussen het noorden en het zuiden van Amsterdam, op te 'opheffen'. Door het station zowel op de stad (zuiden) als op het water( noorden) te richten met een autovrije onderdoorgang die beide zijden verbindt. Het centrum van Amsterdam breidt zich dus in zekere zin uit naar het Noorden van de stad. In dit scenario is het IJ een verbindend element in plaats van scheiding en is het es een knooppunt in het centrum in plaats van een barrière.
Amsterdam keert terug naar de waterkant
Twee verschillende oevers
De noordelijke IJoever krijgt een ander karakter als de zuidelijke IJoever, wat zalleiden tot twee duidelijk verschillende oevers. De zuidelijke IJ oever wordt gekenmerkt door een hoge bebouwingsdichtheid (stedelijk) die aansluit op het centrum van Amsterdam. Het gebied ligt op de schaduwzijde van het IJ en heeft een onmiskenbaar Impressie Stationseiland
52
bron.· http·llwww.stationselland.amsterdam.nl
'stenig' karakter, dat past bij het havenverleden. De noordelijke IJoever wordt gekenmerkt door een ruimere opzet en een achterland dat bestaat uit een mozaïek van tuindorpen en ruime woonwijken (suburbaan), begrensd door veel groen en water. Het gebied ligt op de zonzijde van het IJ en krijgt juist een groen karakter, dat past bij Amsterdam-Noord.
Masterplan NoordeUjke ljoever Het masterplan Noordelijk IJoever heeft in belangrijke mate als basis/uitgangspunt gediend voor de ontwikkeling van de Noordelijke IJ oever. Omdat het te ver gaat het gehele masterplan tot in detail te behandelen/beschouwen is dit slechts globaal gedaan. Desondanks is het wel zinvol hier enkele opmerkingen bij te maken. In het kerngebied NDSM-stad (deels Buiksloterham) wordt een hoge bebouwingsdichtheid voorgesteld en bovendien veel hoogbouw. Dit is een harde breuk met de suburbane woonmilieus kenmerkend voor Amsterdam-Noord. De raamwerken groen, water en verkeer uit het plan bieden goede uitgangspunten. In het raamwerk water stelde men een meer en een veelzijdiger gebruik van water voor, hiertoe werden voornamelijk programmatische voorstellen gedaan. In de voorbeelduitwerkingen werd het water echter nauwelijks ingezet als structurerend en/of ruimtelijk element.
Gebied tussen twee ontwikkelingsrichtingen De Buiksloterham bevindt zich tussen twee ontwikkelingsgebieden. In oostwestelijke richting is deze gericht op de herontwikkeling (revitalisatie) van de IJoevers, in noordzuidelijk richting op het 'versterken' (verbeteren) van Amsterdam-Noord. Feitelijk maakt het gebied onderdeel uit van de ontwikkelingsdynamiek in oostwestelijke richting. Dit betekent dat deel uitmaakt van de revitalisatie van de IJoevers. Ook de ontwikkelingsdynamiek in noordzuidelijke richting is van belang voor de Buiksloterham. De toekomstige Noord/Zuidlijn zal bijdragen aan een betere ontsluiting en bereikbaarheid van het gebied. Het toekomstige Winkelcentrum Oud Noord is een belangrijke uitbreiding van het voorzieningenniveau en het nieuwe Noorderpark wordt een hoogwaardige recreatieve voorziening binnen bereik van de Buiksloterham.
Ontwikkelingsdynamiek rondom Buiks/oterham
53
Buiksloterham
Huidige situatie De oorspronkelijke Buiksloterhampolder is in de loop der tijd opgedeeld in de Van Der Pekbuurt, Bloemen buurt, de Buiksloterham (centraal), de Papaververhoek en het voormalige Scheilterrein (toekomstige Overhoeks). Het gebied wordt grofweg begrensd door de Buiksloterdijk (onderdeel Waterlandse Zeedijk) en het NoordHollands Kanaal. De Van der Pekbuurt (met het voormalige nooddorp Disteldorp) en de Bloemenbuurt zijn kenmerkende woonwijken uit de beginperiode van de woningbouw in Amsterdam-Noord. De Buiksloterham Centraal met de Papaverhoek is een haven- en industriegebied.Veel grootschalige industriële bedrijven zijn het laatste decennium uit het gebied wegtrokken. Op sommige plaatsen vestigden zich nieuwe kleinschaligere bedrijven. Desondanks liggen grote delen van het industriegebied braak. Het Shellterrein was lange tijd een afgesloten deel van de Buiksloterham. Momenteel wordt hier de nieuwe woon- en werkwijk Overhoeks gebouwd. In verdere beschouwingen van de Buiksloterham zal worden uitgegaan van de toekomstige situatie. Hierna volgt een beknopte beschouwing van enkele belangrijke aspecten van het gebied. Ligging en bereikbaarheid De waterwegen in de Buiksloterham staan in directe verbinding met enkele doorgaande vaarwegen voor zowel de beroepsvaart als de pleziervaart. Het gebied is over het water te bereiken via enkele veerdiensten. De Buiksloterham ligt uiterst gunstig ten opzichte van de binnenstad en de ontsluitingswegen in Amsterdam-Noord. Via verschillende wegen is er een directe aansluiting op de ringweg AIO. De toegangen tot het industrieterrein in de Buiksloterham zijn echter beperkt (Distel- en
Buikstoterham
55
bron· Goag/e Earth
\ Papaverweg) en onderling niet verbonden. Door de nabijgelegen IJ-tunnel, de veerpont (en de toekomstige Noord-Zuidlijn) is de binnenstad binnen 10 minuten bereikbaar.
Water-, wegen- en groenstructuur De ontwikkeling van de Buiksloterham(polder) is nog duidelijk terug te zien aan de stedenbouwkundige structuur en de ruimtelijke invulling van het gebied. De hoofdstructuur, die aan het begin van de 20ste eeuw ontstond, is grotendeels in tact gebleven. Deze structuur wordt bepaald door enkele kanalen, insteekhaven en wegen. Opvallend hierin is het maar liefst I00 meter brede Johan van Hasseltkanaal West. Bedrijven in het gebied zijn in de loop der tijd steeds meer op de weg gericht. De waterstructuur werd in de afgelopen decennia dan ook voornamelijk dichtgezet. Enkele jaren geleden is nog een deel van het Papaverkanaal gedempt. In de huidige situatie bepalen de water- en wegenstructuur op min of meer gelijkwaardige wijze de stedenbouwkundige structuur ven het gebied.
Buiksloterham binnen wegenstruauur van Amsterdam
Water is een belangrijk structurerend element in Amsterdam-Noord . Het verbindt de verschillende wijken onderling en Amsterdam-Noord met het achterliggende Waterland. Ook het groen is een belangrijk structurerend element in AmsterdamNoord. Het vervult eenzelfde verbindende rol als het water. Ter plaatse van de Buiksloterham loopt het groen nagenoeg tot aan het IJ . In het plan voor Overhoeks wordt dit doorgezet in een park en oeverzone. De Buiksloterham heeft zelf nauwelijks een groenstructuur. v ~nn•u l "" h•lt ttlllll ov~ r, 1111111 tnU"U lll ldJ u4l"' 11
Veren Amsterdam bron: http://www.gvb.nllrelzlgerslplattegronden/Pogeslverenkaartaspx
Hoofdstruauur van water en wegen in de Buiksloterham
56
Naast het water en groen is ook de historische Waterlandse Zeedijk een belangrijk structurerend element in Amsterdam-Noord. Deze voormalige zeedijk loopt ten Noorden van de Buiksloterham en is vrijwel geheel in tact gebleven. De dijk verbindt de wijken in AmsterdamNoord met elkaar en loopt verder door langs zowel het Noordzeekanaal als het IJsselmeer. Het is tegenwoordig een geliefde fietsroute. Functies De Buiksloterham centraal wordt voornamelijk gekenmerkt door (industriële) bedrijven. Slechts op enkele plaatsen wordt gewoond in woonboten of bedrijfswoningen. Het gebied heeft een grootschalig industrieel karakter. Langs de Klaprozenweg zijn enkele concentraties van detailhandel aanwezig. Het gaat hier vooral om relatief grootschalige (perifere) detailhandel, zoals bijvoorbeeld een tapijtcentrum, bouwmarkt, autohandel, etc. Enkele grote panden in het gebied staan leeg of worden voor opslag gebruikt. De Papaverhoek vormt een uitzondering in de Buiksloterham. Hier zijn in de loop der tijd allerlei kleinschalige bedrijven gevestigd. Er staan voornamelijk opslagloodsen en kleine werkplaatsen. De bedrijven zijn zowel op het water als op de weg gericht. De functies in de Papaverhoek lijken aan te sluiten op de aangrenzende woonbuurten, vanwege de aanwezige voorzieningen (o.a. een school, horeca, detailhandel). Het gebied is te beschouwen als een soort overgang tussen de kleinschalige woonbuurten en de grootschalige bedrijventerreinen in de Buiksloterham. Op het einde van het Johan van Hasseltkanaal West is een hotel gevestigd in het voormalige ziekenhuis van Amsterdam-Noord. Het gebouw staat met de achterzijde naar het kanaal. De woonbuurten hebben voornamelijk een woonfunctie, met uitzondering van enkele concentraties van detailhandel en horeca langs de Van der Pekstraat en rondom het Mosveld (marktplein).
Vaarwegen Amsterdam
Bebouwing De percelen in de Buiksloterham (centraal) liggen haaks ten opzichte van de water- en wegenstructuur en lopen van de weg tot aan het water. Hierdoor zijn de kaden vrijwel nergens openbaar toegankelijk. De Percelen in het zuiden en oosten (Asterweg) zijn kleiner dan die in het westen en noorden (Distel- en Papaverweg). Op de grote percelen stonden vroeger enkele imposante fabrieken, zoals de Fokkerfabriek,
-
Watertandse Zeedijk
Groen- en waterstruauur Amsterdam-Noord
57
•
IJ
Bebouwd versus onbebouwd, grote legen plekken in centrale deel Buiksloterham
D
D D -
l
de Amsterdamse Vuilverbrandingsinstallatie en de Elektriciteitscentrale Noord. In de huidige situatie zijn deze percelen ongebruikt achtergebleven. Grote delen van de Buiksloterham centraal liggen dan ook braak. In het centrale deel van de Buiksloterham staan voornamelijk grote fabrieken en bedrijfsgebouwen, met uitzondering van de Papaverhoek. Veel van deze gebouwen zijn zowel op het water als op de weg georiënteerd. Dit heeft geleidt tot een vrij rommelig beeld van versprin-
Globale weergave perceelsgrenzen
58
Korrelgrootte
gende gevels. De bebouwing in de Buiksloterham centraal heeft 'grove' korrel en vertoont nauwelijks samenhang in schaal, vorm, hoogte en/of esthetica. De Bloemen- en de Van der Pekbuurt ligt in 'radialen' om het centrale deel van de Buiksloterham heen. De wijken bestaan uit kleinschalige voornamelijk laagbouwwoningen in rijverkaveling of gesloten bouwblokken (met privétuinen). De grenzen van de bouwkorrels worden hier bepaald door een diagonaal wegenstelseL In tegenstelling tot de Buiksloterham centraal, is er in de woonbuurten een sterke samenhang in schaal, vorm, hoogte en/of esthetica. Grenzen en relaties Het centrale deel van de Buiksloterham is duidelijk gescheiden van de omliggende woonbuurten. Ten zuiden van het Johan van Hasseltkanaal West is deze scheiding het sterkst. Hier wordt de grens gevormd door het water van het Buiksloterkanaai.Ten noorden van hoofdkanaal wordt de grens gevormd door de Klaprozen- en Papaverweg en een soort groene 'bufferzone'. De Papaverhoek vormt een soort schakel tussen het industriegebied en het woongebied in de Buiksloterham. Deze schakelfunctie heeft betrekking op zowel de schaal, functie als (kleinschalige) structuur van het gebied (zie ook functies) . De bebouwing wordt hier slechts gescheiden door een smalle weg.
Grenzen en relaties
De Buiksloterham centraal heeft een aantal bijzondere zichtlocaties langs het IJ, zoals ter plaatse van de opstapplaats voor de veerpont (Distelweg). Verder is het gebied weinig transparant, vanwege de gebrekkige doorzichten (korte zichtlijnen).Vanuit de achterliggende gebieden/woonwijken, alsmede het industrieterrein, is nauwelijks zicht op het water. Met name het hoofdkanaal ligt volledig verborgen achter de bebouwing (hotel en de Papaverhoek). Karakter De Buiksloterham centraal heeft een industrieel, grootschalig en rommelig karakter. De Papaverhoek heeft eveneens een rommelig, maar juist kleinschalig karakter. Het industrie- en bedrijventerrein maakt op sommige plaatsen een uitgestrekte, gesloten en verlaten indruk. De waterkant is vrijwel overal onbereikbaar. De buurten bestaan uit kleinschalige wooneenheden en hebben een groen karakter en een samenhangende uitstraling..
Zichtlijnen
59
Zicht op het ij vanaf de Distelweg
Smalle weg tussen Papaverhoek en Bloemenbuurt
Groene buffer langs Klaprozenweg
Johan van Hasseltkanaa/: zicht vanaf achterzijde hotel
Buiks/oterkanaa/1}. v.Hasseltkanaa/ West grens tussen Buiksloterham en Disteldorp
60
Johan van Hasseltkanaa/: wa!erkant is 'onbereikbare' achterkant
Uitgestrekte en verlaten industrieterreinen
Rommelig straa!beel.
Buikstoterham centraal: industrieel, grootschalig gesloten
Papaverhoek kleinschalig en rommUg
Woonbuurten: kleinschalig. groen en samenhangene
61
Cultuurhistorische waarde In verband met de planontwikkelingen voor de Noordelijke IJoever is in 2003, in opdracht van stadsdeel Amsterdam-Noord, een Cultuurhistorisch Effectrapportage (CHER) gemaakt. In het rapport werden verschillende waardevolle bouwwerken, stedebouwkundige structuren en archeologische vindplaatsen aangeduid en gelokaliseerd, zodat men hier bij toekomstige planontwikkelingen rekening mee kan houden. Daarnaast werd de CHER ingezet om de historisch gegroeide identiteit van het gebied te doorgronden. Het onderzoeksgebied van de CHER omvat het westelijke deel van de Noordelijke IJoever (van Sixhaven tot de Noorder IJplas) Dit gebied werd opgedeeld in drie deelgebieden: Volewijk, Buiksloterhampolder (Shellterrein, Buiksloterham Centraal en Papaverhoek) en de Noorder IJpolder. In het kader van dit afstudeerproject is vooral het onderzoek van de Buiksloterhampolder en specifiek dat van de Buiksloterham Centraal en de Papaverhoek van belang. De Buiksloterham maakt geen onderdeel uit van een cultuurhistorisch kerngebied. Wel worden er verschillende aanbevelingen gedaan voor het behoud van diverse historische elementenen/of karakteristieken die in de loop der tijd zijn ontstaan in het gebied. De belangrijkste hiervan zijn: - de stedebouwkundige (hoofd}structuur van (insteek)kanalen en wegen; - de verkaveling van percelen haaks op de infrastructuur en de toename daarvan in grootte van zuidoost naar zuidwest; -visuele en structurerende kwaliteiten van het Johan Van Hasseltkanaal West, noordelijke Kop Buiksloterkanaal en de Distelhaven; -gedraaide richting stedebouwkundige structuur (kruising Aster-Distelweg); - het gevarieerde (rommelige) straatbeeld; - en de 'schakelfunctie' van de Papaverhoek;
Kaart met cultuurhistorische waardevolle bouwwerken op bast van kaarten uit De NoordeNjke ljoever Een a;/tuurhistorische effectenrapportage I.Woning en hal Hollandse Beton Groep
bouwjaar: woning (villa) 1918, oostelijke hal 1932 functie: oorspronkelijke werd gebouw/terrein gebruikt door Hollandse Betongroep (HBG).Tegenwoordig heeft hal geen functie, woning antikraak bestemming. stedebouwkundige en architectonische betekenis: woning en hal nemen beeldbepalende plaats in bij toegang tot de Buiksloterham.Woning vertoont een karakteristieke detaillering voor bouwperiode, hal bestaat uit grote ononderbroken ruimte met bijzondere lichtinval. constructiewaarde: hal heeft een constructie van (ranke) vakwerkspanten karakteristiek voor bouwperiode. cultuurhistorische betekenis: complex is een van de weinige nog aanwezige combinaties van bedrijfshal en woning, uit het begin van de 20ste
Naast de bovenstaande aanbevelingen werden nog een aantal specifieke waardevolle bouwwerken aangewezen.
62
eeuw. Bedrijf was gunstig gelegen voor de af- en aanvoer van materiaal, over zowel het water als de weg. Werf werd in eerste decennia gebruikt voor opslag en verwerking van betonijzer, later ook productie asfalt. Na de Tweede Wereldoorlog werd terrein door Hollandse Beton en Waterbouw Maatschappij (tegenwoordig HBG) gebruikt voor opslag en onderhoud van zwaar materieel.
4. Loods aan de Distelweg
bouwjaar: 1920 architect: G. van Arke! en H.J. Breman functie: oorspronkelijk werd loods door N.V. Blaauwhoedenveem-Vriesseveem gebruikt om goederen op te slaan.Tegenwoordig werkplaats van verzinkerij Johan Vis & co. stedebouwkundige en architeaonische betekenis: gebouw is in loop der t ijd ingesloten door uitbreidingen en niet meer zichtbaar. construaiewaarde: bijzondere (zeldzame) gewapende betonconstructie van vierendeelliggers uit 1920. cultuurhistorische betekenis:gebouw is en ige overblijfsel van eerste industriële bebouwing in dit deel van Bu iksloterham. Overige gebouwen van Blaauwhoedenveem-Vriesseveem en AGA Electrazuurfabriek zijn al verdwenen.
2. Poortgebouw structuur voormalige Asterdorp
bouwjaar: 1926-1955 architea: J.H. Mulder funaie: oorspronkelijk toegangspoort met woning woonopzichter,later atelierwon ing.
stedebouwkundige en architeaonische betekenis: vijfhoekige vorm Asterdorp is nog duidelijk afleesbaar in wegenstructuur.Van oorspronkelijke dorp is alleen poortgebouw overgebleven, dat architectonische kenmerken heeft van de Amsterdamse School en landelijke bouwkunst Amsterdam-Noord. cultuurhistorische context: enige fysieke overblijfsel van socialistisch idealisme van het Amsterdamse stadsbestuur aan het begin van de 20ste eeuw, dat leidde tot de bouw zg. 'woon scholen ' voor de heropvoeding 'a-sociale' gezinnen. Poortgebouw is een gemeentelijk monument.
5. Eland-Brandt
bouwjaar: meerdere gebouwen vanaf circa 1942 functie: oorspronkelijk productie van stalen kozijnen , later aluminium kozijnen. Tegenwoordig o.m. fitnesscentrum en bouwmarkt.
stedebouwkundige en architeaonische betekenis: perceel is geleidelijk volledig ingevuld met verschillende uitbreidingen. Gebouwen zijn deels op de straat deels op water gericht. Complex bestaat uit serie voornamelijk bakstenen gebouwen van verschillende hoogten.Architectonische waarde betreft verzameling van bouwwerken, transparante hal en het verhoogde kantoorgebouw met uitkragend dak en doorlopende vensters. cultuurhistorische betekenis: Eland Brand is één van de weinige overgebleven bedrijven aan deze zijde van Distelweg. Bedrijf begon als smederij en groeide later uit tot een fabriek voor stalen ramen en constructies. Later massaproductie aluminium kozijnen.
3. De Vries-Lentsch werf: De Groene Draeek
bouwjaar: 1953 architea: P. Groenhart funaie:oorspronkelijk scheepsbouwloods.Tegenwoordig bedrijfsverzamelgebouw (herbestemming anno 1995 door architect WJ. Klein)
stedebouwkundige en architeaonische betekenis:gebouw staat op een markante zichdocatie aan IJ. Bouwwerk is nog intact, maar door verbouwing ingrijpend gewijzigd. construaiewaarde: betonconstructie is aan bu itenzijde duidelijk zichtbaar. Uitvoering in beton is voor scheepsbouwloods van deze grote afmetingen ( 18x70 m) zeer bijzonder. cultuurhistorische betekenis: gebouw is enige overblijfsel van scheepsbouwwerf De Vries-Lentsch die zich in 1917 in dit deel van Buikslaterham vestigde. Gebouwencomplex van werf was oorspronkelijk aan beide zijde van de grasweg gelegen. De qroene Draeek is enige resterende gebouw van complex. Loods werd gebouwd om Groene Draeek te bouwen. Dit schip was geschenk van het Nederlandse volk voor de 18de verjaardag Koningin Beatrix.
6.Transformatorgebouwen Elektriciteitscentrale Noord
bouwjaar: ISO kV station 1948, spoorspoelengebouw 1949, 50 kV station 1960, I OkV station 1982.
architea: Publieke Werken gemeente Amsterdam functie: sinds bouw nog steeds in gebruik als transformatorgebouwen . stedebouwkundige en architeaonische betekenis: ruime perceel is kenmerkend voor dit deel van Buiksloterham. Bakstenen gebouwen ogen sober en zijn nauwkeurig vormgegeven. Het oudste bouwwerk (aan Papaverkanaal) is bijzonder vanwege het gesloten karakter en schaal. 63
I.Woning en hal Hollandse Beton Groep
2. Poortgebouw Asterdorp
3. De Vries-Lentsch werf De Groene Draeek
5. Eland-Brandt
6. Transformatorgebouwen Elektriciteitscentrale Noord
4. Loods aan de Diste/weg, foto uit 1925 bron. De Noardel~ke ljoever Een cultuumfstonsche effectenropport
64
constructiewaarde: constructie gewapend beton is kenmerkend voor
bijzondere ruimtewerking door de knik in gebouw. cultuurhistorische betekenis:architect ontwierp ( 1950) aangrenzende bebouwing.
bouwperi ode.
cultuurhistorische betekenis: tegenover centrale lag vuilverbrandingcentrale van Amsterdam. Deze is jaren geleden afgebroken, waardoor elektriciteitscentrale enige overgebleven grote 'fabriek' is aan Papaverweg. Niet duidelijk of het type centrale bijzonder is in vergelijking tot andere centrales in Nederland.
9. Sectiepost Stadsreiniging bouwjaar: dienstgebouw en silogebouw 1933, nieuwe silo 1955 architect: Publieke Werken gemeente Amsterdam functie: oorspronkelijk dienstgebouwen. Dienstgebouw wordt tegenwoordig gebruikt als kantoor, silo als woning. stedebouwkundige en architectonische betekenis: Bouwwerken passen binnen het kleinschal ige karakter Papaverhoek. Dienstgebouw is zorgvuldig gedetailleerd en vertoont invloeden van de architectuur van F. Lloyd Wright (prairiestiji).Terrein is als één geheel ontworpen, gebouwen inclusief afscheidingen . cultuurhistorische betekenis: waarschijnlijk is complex enige overgebleven bouwwerk van stadsreiniging uit deze periode.
7. Firma GroeneveldVan der Poll & co bouwjaar: vanaf 1920, bedrijfshallen en kantoor onbekend functie:oorspronkelijk fabrieks- en reparatiegebouw voor elektrotechnisch bedrijf. Tegenwoordig in gebruikt door GTI, voor elektrotechnische reparatie , onderhoud en opleiding. stedebouwkundige en architectonische betekenis:gebouwen verspringen ten op zicht van de straat en zijn zowel hierop als op water gericht. Industrieel gebouwencomplex heeft karakteristieke bedrijfsstraten en grote ruimten voor laden, lossen. Westelijke bedrijfshal heeft symmetrische opbouw met een zichtbare constructie en originele detaillering. Overige gebouwen zijn karakteristiek voor bouwperiodes. constructiewaarde: hal met gebogen schaaldak en aan weerszijde een hal met zaagdak is van bijzondere waarde. Er zijn maar weinig voorbeelden van gebogen zaagdaken. Hele en halve tonschalen van daken zijn van gewapend beton gemaakt. In gevel is betonconstructie zorgvuldig (plastisch) gedetailleerd. cultuurhistorische betekenis: in 1887 begonnen Groeneveld en Van der Poll een electrisch-installatiebedrijf, dat later opging in Groep Technische Installaties (GTI).Aan Papaverweg bouwde het bedrijf een fabriek voor productie en reparatie van diverse elektrotechn ische installaties. In de jaren 50 breidde gebouw uit.AIIe bedrijfsgebouwen die sinds 1920 aan zijn gebouwd bestaan nog steeds.
I0. Scheepswerf Ceuvel-Volharding
bouwjaar: vanaf 1919 functie: oorspronkelijk werd terrein gebruikt als scheepsreparatiewerf. Tegenwoordig niet meer gebruikt.
stedebouwkundige en architectonische betekenis: kleinschalige werf draagt bij aan voormalige scheepsbouwkarakter van Amsterdam-Noord. Lage kades en hellingen geven dit deel van Johan van Hasseltkanaal West een watergerelateerd karakter. cultuurhistorische betekenis:sinds 1919 was hier een scheepswerf gevestigd (Nanniga & Meyer en de Groot). In begin werden er schepen gebouwd, later werden er voornamelijk kleine schepen gerepareerd. Naam van de werf veranderde in 1968 in Ceuvel-Volharding na overname van andere werf. Er was een droogdok (40m) en schepenlift (BOm) bij de werf aanwezig. Geen bouwwerken overgebleven, alleen scheepshellingen en kraan.
8. Papaverweg 14-16 bouwjaar: 1949 architect: C. Paans functie:oorspronkelijk werden gebouwen gebruikt als bedrijfsruimten en garage. Tegenwoordig deels in gebruik als bedrijfsverzamelgebouw en autowerkplaats. stedebouwkundige en architectonische betekenis:gebouw loopt door tussen twee straten en past binnen kleinschaligheid van de Papaverhoek. Gebouw heeft industrieel karakter door zichtbare constructie en
I I. Scholen Papaverhoek
bouwjaar: 1923-24 architect: Publieke Werken gemeente Amsterdam functie: oorspronkelijke school, tegenwoordig eveneens school (ROC) . stedebouwkundige en architectonische betekenis: bouwwerken vertonen duidelijke invloeden van Amsterdamse School in detaillering.
cultuurhistorische betekenis: scholen zijn gebouwd voor onderwijsvoorziening tuindorpen Amsterdam-Noord. 65
7. Gebouwen firma Groeneveld Van der Poll & co
I 0. ScheepswerfCeuvei-Volharding
9. Sectiepost Stadsreiniging
8. Papaverweg 14-16 (links) 11 . Scholen Papaverhoek (rechts)
bron De Noordelijke ljoever &n cu/tuurfl/stonsche effeaenrapportDge
66
Investeringsbeslu it
L.egenda
e.,. __
In 2005 stemde het gemeentebestuur in met het Projectbesluit Buiksloterham.ln dit besluit zijn de ruimtelijke, programmatische en financiële kaders van het plangebied (industrieterrein Buiksloterham) globaal omschreven. Hierop volgend werd in 2006 een lnvesteringsbesluit Buiksloterham aangenomen. Dit besluit is een verdere uitwerking van de plannen in het projectbesluit. Met de vaststelling van het lnvesteringsbesluit werden 'gemeentelijke gelden' vrijgemaakt voor de aanleg van de noodzakelijke infrastructuur en openbare ruimte. Er is geen stedebouwkundig plan uitgewerkt voor de Buiksloterham. Aan de hand van een aantal randvoorwaarden en spelregels wordt er ruimte geboden aan diverse initiatieven voor de invulling van het gebied. Met deze 'bottom up' benadering streeft men naar een gemengd stedelijk gebied voor wonen en werken, in verschillende gradaties. De ambitie is om een gebied te creëren met diverse woon- en werkmilieus, voor mensen met uiteenlopende leefstijlen. Naast deze ambitie wil men meer binding met het water realiseren door beter en veelzijdiger gebruik daarvan. Net als in het Masterplan Noordelijke ljoever gaat men uit van een transformatie van de Buiksloterham. In het investeringsbesluit geldt dit zelfs voor het gehele plangebied. De huidige industrieterreinen moeten geleidelijk plaats maken voor nieuwe vormen van bedrijvigheid.
=-·--
Planconcept Projectbesluit Buikstoterham
bron ProJectbes/ur( BUI.ksloterharn
-ll... __._ ---=-=-= ----_ ..____ -""" _ ... -------................
~
...
.........'ICI'IIIII'I
-.. .....
De eerste voorbeelden van de bovenstaande ontwikkelingsstrategie zijn inmiddels tot stand gekomen. Het gaat dan met name om kleinschalige bedrijven o.m. in de creatieve sector, die zich gevestigd hebben in enkele 'nieuwe' bedrijfsverzamelgebouwen, zoals Kaap Noord en Boomerang CASA aan de Asterweg.
~........-~
* --·--
_,...
.... ....
Plankaart lnvesteringsbesluit
67
bron lnvesteringsbesluit 8ulks/otemom
Bedrij(sverzamelgebouw Boomerang CASA
Bedrijfsverzamelgebouw Kaap Noord
68
Cultuurhistorische waarde?
Bevindingen
De Buikstoterham (centraal) en de papaverhoek zijn geen bijzondere gebieden met veel waardevolle historische gebouwen. De oudste, meest markante en karakteristieke gebouwen zijn al jaren geleden afgebroken. Wel zijn er veel historisch gegroeide structuren bewaard gebleven die in belangrijke mate de ruimtelijke structuur en karakter van het gebied bepalen.
Knooppunt van vaarwegen De Buikstoterham ligt op een knooppunt van verschillende vaarwegen voor zowel de beroepsvaart als pleziervaart. Het gebied zelf kent geen doorgaande vaarwegen, omdat de kanalen doodlopend of deels ontoegankelijk zijn voor boten, zoals het BuikstoterkanaaL
Transformatiestrategie Buiksloterham In het lnvesteringsbesluit Buikstoterham wordt een ontwikkelingstrategie gevolgd die uitgaat van een geleidelijke transformatie van het gebied. Hierbij wordt ruimte geboden aan particuliere initiatieven en speelt de gemeente een sturende rol ('bottom up' benadering). Deze strategie is een breuk met het 'traditionele' herontwikkelingsproces, waarin de gemeente juist van bovenaf ('top down') de ruimtelijke invulling van een gebied bepaalt. De reden voor het volgen van een transformatiestrategie is gelegen in de versnippering van grondeigendommen en het voorkomen van gedwongen verplaatsing van bedrijven. Dit heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat een groot deel van waterkant niet openbaar toegankelijk wordt (waaronder de IJoever), doordat de percelen/kavels tot aan het water lopen en/ of een bedrijfsbestemming behouden blijft. In het geval van de IJoever betekent dit dat de groene oever in het plan Overhoeks niet kan worden doorgezet. Een ander gevolg van de transformatiestrategie is dat niet zeker is wat het eindbeeld van het gebied gaat worden. De strategie zou kunnen leiden tot allerlei ad hoc invullingen, zonder enige samenhang.
Waterstructuur Het water heeft een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van de Buiksloterham. De waterstructuur werd in de eerste helft van 20ste eeuw voornamelijk uitgebreid, later keerde deze trend echter om en werd er vooral gedempt (zie ook bevindingen historie Buiksloterham). Deze omkering is tot stand gekomen doordat bedrijven in de loop der tijd op de weg gericht werden i.p.v. op het water. Er trad een verschuiving op van hoofdzakelijk watergerelateerde bedrijvigheid naar weggerelateerde bedrijvigheid. Hierdoor nam het belang en de noodzaak van de waterwegen af. De hoofdstructuur van het water is echter grotendeels in tact gebleven. De dynamische ontwikkeling van de waterstructuur is één van de belangrijkste kenmerken van de Buiksloterham.
Waterkant is onbereikbare achterkant Doordat de meeste percelen in het centrale deel van de Buiksloterham tot aan de waterkant lopen, zijn de kaden vrijwel nergens openbaar toegankelijk. Bovendien zijn veel bedrijven vanwege de omkering in gerichtheid (zie hierboven) met de achterzijde aan het water gelegen. Dit heeft ertoe geleidt dat de waterkant een onbereikbare en vaak tevens onzichtbare achterkant is geworden.
In het investeringsbesluit is verder een belangrijke rol weggelegd voor het water. Deze rol is echter alleen van programmatische aard. Water wordt niet ingezet als structurerend element.
Geïsoleerd industriegebied Het centrale deel van de Buikstoterham (met uitzondering van Papaverhoek) wordt ruimtelijk gezien sterk gescheiden van de omliggende woonwijken, ter plaatse van het Buikstoterkanaal en de Klaprozenweg. Doordat het gebied bovendien een monofunctionele (industriële) invulling kent, dat een groot contrast (schaal, vorm, esthetiek) vormt met zijn omgeving, ligt het grotendeels geïsoleerd. Dit 'isolement' wordt nog eens versterkt door de gebrekkige doorzichten (transparantie) vanuit de omgeving naar de Buikstoterham en het water.
69
Buikstoterham op een knooppunt van vaarwegen
•
Geïsoleerd industriegebied: Buikstoterkanaal vormt ruimtelijke scheiding
Waterkant is onbereikbare achterkant
70
.-
_j
Samengestelde luchtfoto huidige siWatie Buiksloterham
71
bron· http://maps.live.coml
Opgave omschrijving
Aanloopproject Het vertrekpunt voor deze afstudeeropgave wordt gevormd door het aanloopproject 'Live to the max'. In dit project is, binnen een afstudeeratelier, een internationaal vergelijkend onderzoek gedaan naar het condominium. Het begrip condominium kan als woonconcept het meest treffend omschreven worden als 'common interest development' (CID). Dit is een verzamelnaam voor woonvormen waarin het individuele eigendom van een wooneenheid gecombineerd wordt met het gedeelde eigendom van gemeenschappelijke ruimten en/of voorzieningen. De voorzieningen vertegenwoordigen hierin een gemeenschappelijke interesse of belang en zijn uiteenlopend (zie voor onderzoekspublicatie literatuurverantwoording). Naast het condominium is er een beschrijvende analyse verricht naar een gebied, dat wordt gevormd door het water van het Noordzeekanaal, het IJ en het Ij meer. Het thema water maakt dus eveneens onderdeel uit van de afstudeeropgave. Het condominiumonderzoek, de gebiedsanalyse en het thema water, hebben als uitgangspunten gediend bij de formulering van de afstudeeropgave. Dit betekent dat een deel van de opgave bestaat uit de ontwikkeling van een woonconcept in relatie tot het begrip condominium, op een locatie aan of op het water van het Noordzeekanaai-IJIjmeer.
Buikstoterham binnen analysegebied Noordzeekanaal-ij-ijmeer
bron: Google Earth
Plangebied in de Buikstoterham
bron· Googl! &lrth
Locatle afstudeeropgave De locatie voor de afstudeeropgave wordt gevormd door een gebied in de Buiksloterham, op de noordelijke oever van het IJ in Amsterdam. Het plangebied is ongeveer 90 hectare groot. Voor dit gebied is gekozen, omdat het een betrekkelijk verlaten industrieterrein is zonder woonprogramma en met veel mogelijkheden in relatie tot het water. Amsterdam wil het IJ weer bij de stad betrekken en op de noordelijke ljoever ligt momenteel de grootste uitdaging om dit te bereiken. 73
tussen een woon- en een werkgebied. Deze scheiding is niet alleen programmatische van aard, ook ruimtelijk gezien zijn de gebieden sterk van elkaar gescheiden. Het plangebied ligt hierdoor min of meer geïsoleerd ten opzichte van de woongebieden en heeft vanwege haar éénzijdige invulling nauwelijks verblijfskwaliteiten. Door het creëren van een gemengd gebied voor wonen, werken en recreëren kan er echter een divers en aantrekkelijk verblijfsklimaat ontstaan. Een gemengd programma kan bovendien een geleidelijkere overgang (en betere aansluiting) tot stand te brengen tussen het plangebied en haar omgeving. Daarnaast is er het streven om het plangebied aan te sluiten bij de belangrijkste karakteristieken en structurerende elementen van Amsterdam-Noord, namelijk: groen en water (en ruimte). Met de bedoeling om het gebied een karakter te geven dat past bij Amsterdam-Noord en aansluit bij de tegenstelling tussen de 'groene' Noordelijke en de 'stenige' Zuidelijke IJoever.
Aanknopingspunten analyse De bevindingen uit de analyse hebben tal van aanknopingspunten opgeleverd. De belangrijkste daarvan zijn: - afkering waterkant - functiescheiding -recreatie - relatie water - waterstructuur -ontstaansgeschiedenis - cultuurhistorische waarden - ontwikkelingen omgeving - huidige planontwikkeling -verschil Noordelijke en Zuidelijke IJoever - samenhang Amsterdam-Noord
Creëren publieke en recreatieve waarde Lange tijd was de Velewijk op de Noordelijke IJoever een geliefde uitgaanspiek voor veel Amsterdammers. Maar door de industriële ontwikkeling, de bouw van het Centraal Station en de gebrekkige oeververbindingen, werd de overzijde van het IJ een achterzijde van de stad en verloor het gebied haar recreatieve functie. De stad verloor hiermee haar enige 'plek aan het IJ'. Door het introduceren van publieke en recreatieve voorzieningen in het plangebied, kan de Noordelijke IJoever weer een aantrekkelijke plek worden voor zowel Noord als de gehele stad, aan de zonzijde van het IJ. Verschillende ontwikkelingen en bestaande structuren in en rondom het plangebied bieden uitstekende aanknopingspunten voor het creëren van publieke en recreatieve waarde.
Doelstellingen Op basis van de aanknopingspunten uit de analyse zijn enkele doelstellingen geformuleerd, die samen het kader vormen voor de afstudeeropgave. Noord aan het water (IJ) leggen De historische ontwikkeling van de Noordelijke IJoever heeft ertoe geleid dat er een industriële oeverzone ontstond in de Buiksloterham. Deze zone vormt een enorme barrière tussen de woongebieden in de Buiksloterham alsmede Amsterdam-Noord, en het IJ. De doelstelling om Noord weer aan het water te leggen maakt onderdeel uit van verschillende ontwikkelingen op de IJoevers, met het gezamenlijke doel om Amsterdam terug aan het IJ te leggen. Het grotendeels braakliggende industrie- en bedrijventerrein in de Buikslaterham vormt hierin een belangrijke schakel. Door een herontwikkeling (-bestemming) van het gebied kan de barrière naar IJ doorbroken worden en de waterkant weer bij Noord (en de stad} betrokken worden.
Versterken relatie met het water De ontstaansgeschiedenis van het plangebied werd gekenmerkt door een opeenvolging van aanplempen, inpolderen, ophogen, uitgraven en dempen (zie analyse historie). De waterstructuur werd in de loop der tijd uitgegraven maar later voornamelijk gedempt. Deze werkzaamheden hielden direct verband met de ontwikkeling van de bedrijvigheid. Het plangebied had vroeger een sterke relatie met het water. Veel watergebonden bedrijven verdwenen echter in de loop der tijd en maakte plaats voor bedrijven die juist op de weg georiënteerd waren. Verschil-
Creëren gemengd gebied met jQrakteristieken Amsterdam-Noord Door de monofunctionele (industriële) invulling van de Noordelijke IJoever, kwam er in de Buiksloterham een duidelijke scheiding tot stand
74
lende waterwegen werden gedempt en de historische (bedrijfsmatige) relatie met het water ging grotendeels verloren. Daarnaast had de verandering in gerichtheid van de bedrijven tot gevolg dat de waterkant een onzichtbare achterkant werd en doordat de perceelsgrenzen tot aan het water lopen is de waterkant bovendien onbereikbaar. Door de historisch gegroeide fysieke en visuele barrières naar het water te doorbreken, kan de relatie met het water versterkt worden. Het plangebied ligt op een knooppunt van verschillende doorgaande vaarwegen, en de aanwezige waterstructuur biedt uitstekende mogelijkheden om niet alleen de belevingswaarde, maar ook de gebruikswaarde van het water te vergroten. De historische dynamiek van het uitgraven en dempen van waterwegen kan daarbij als uitgangspunt worden gebruikt.
Binnen deze strategie hoeft de gemeente niet over te gaan tot het uitkopen van grondeigenaren en gedwongen verplaatsing van bedrijven. Nadeel hiervan is dat de waterkant op veel plaatsen privaat eigendom blijft, waardoor de kaden grotendeels ontoegankelijk blijven en de belevingswaarde minimaal is. Daarnaast wordt in de huidige planvorming voor de Buiksloterham een belangrijke programmatische rol weggelegd voor het water. Het water wordt echter niet als structurerend element ingezet, terwijl dat juist de gebruikswaarde van het water kan vergroten en bovendien zou passen bij de ontstaansgeschiedenis van de Buiksloterham (dynamiek van uitgraven en dempen van waterwegen) en natuurlijk ook van Amsterdam (waterstructuur grachtenstel). Als reactie op de huidige planvorming is het een uitdaging om een alternatief plan te ontwikkelen, waarin het water juist wel als structurerend element wordt ingezet en waardoor de gebruiks- en belevingswaarde van het water kan worden gemaximaliseerd. Bovendien kan daarmee een positieve bijdrage worden geleverd aan de bergings- en ontwateringscapaciteit van het gebied. Hier zal in deze afstudeeropgave echter niet de nadruk op te liggen.
Behoud cultuurhistonsche waarden Het plangebied heeft niet bijzonder veel cultuurhistorische waarde. Toch is het belangrijk om de stedenbouwkundige hoofdstructuur, richtingen en een groot deel van de voornamelijk karakteristieke bebouwing te behouden, zodat het industriële verleden van het gebied niet zomaar wordt uitgewist maar leesbaar blijft. De cultuurhistorische waarden kunnen dan juist als inspiratiebron/uitgangspunten dienen voor de ontwikkeling van het gebied.
Naast deze doelstellingen die voortkomen uit de aanknopingspunten van de analyse, is er nog een afzonderlijke doelstelling geformuleerd met betrekking tot het condominiumconcept. Deze komt voort uit de kennis die is opgedaan in het aanloopproject.
Aansluiten en reageren op huidige ontwikkelmgen Het plangebied ligt tussen twee ontwikkelingsrichtingen. In oostwestelijke richting is deze gericht op de herontwikkeling van de IJoevers en in noordzuidelijke richting (langs Noord-Zuidlijn) is deze gericht op het verbeteren van de bereikbaarheid en voorzieningenstructuur in Amsterdam-Noord. Feitelijk maakt het gebied onderdeel uit van de (her)ontwikkelingsdynamiek in oostwestelijke richting. De plannen die in daar nu en in de toekomst worden uitgevoerd kunnen als aanknopingspunt dienen, zoals plan Overhoeks en de toekomstige ontwikkeling van de NDSM-werf. In noordzuidelijke richting is vooral de ontwikkeling van het winkelcentrum Oud-Noord een belangrijk aanknopingspunt (zie analyse trends en ontwikkelingen) De toekomstige situatie van de omgeving van het plangebied, dient als uitgangs- en aanknopingspunt.
Open woonvorm verankert in lijn omgeving Bij de ontwikkeling van het condominiumconcept wordt er gestreefd naar een toegankelijke woonvorm, in tegenstelling tot de gesloten 'gated communities'. Waarin de gemeenschappelijke voorziening (drager) niet uitsluitend voor de bewoners is, maar ook een betekenis heeft voor de omgeving.
De opgave Op basis van de atelieropgave en analyse is de volgende opgave geformuleerd:
Herontwikkeling van het plangebied -met inpassing van een condominiumconcept- binnen het kader van de bovenstaande doelstellingen, uitgewerkt in een stedenbouwkundig voorstel en een architectonisch ontwerp van het condominiumconcept.
In de huidige planvorming voor de Buiksloterham gaat men uit van een geleidelijke transformatie van het gebied, waarbij ruimte wordt gegeven aan particuliere initiatieven en de gemeente een sturende rol speelt.
75
Stedenbouwkundig voorstel
Binnen het kader van de doelstellingen uit de opgave is er een stedenbouwkundig voorstel voor het plangebied gemaakt. Dit voorstel wordt hierna toegelicht aan de hand van een strategie, planconcept, programma en een ruimtelijke invulling die uiteindelijk de context vormt voor een architectonisch ontwerp van het condominiumconcept
Strategie De stedenbouwkundige strategie is er op gericht om de gebruiksen belevingswaarde van het water te vergroten/maximaliseren, met behoud van een groot deel van de cultuurhistorische waarde van het gebied. Concreet houdt dit in dat er gestreefd wordt naar: - het doorvaarbaar maken van het gebied voor diverse vaartuigen, waardoor vervoer over het water een belangrijke rol kan gaan spelen en het netwerk en recreatieve vaarroutes voor (kleine) boten in Amsterdam wordt uitgebreid; - creëren van meer openbare voornamelijk groene oevers, zodat de visuele en fysieke relatie met het water versterkt wordt en het gebied een groen karakter krijgt dat past bij Amsterdam-Noord; - verbeteren visuele relatie vanuit omgeving plangebied, door het verhogen van 'transparantie' met doorzichten naar het water; - vergroten van de programmatische mogelijkheden van het water, voor verschillende mogelijkheden/combinaties van wonen/werken en recreëren op/aan het water; - behoud van cultuurhistorische waarden, zoals: de hoofdstructuur van insteekhavens, kanalen en wegen; haakse verkaveling op waterstructuur, gedraaide richting (Asterweg-Distelweg) en een groot deel van de karakteristieke bebouwing. Om dit te bereiken is een strategie ontwikkeld die een nieuwe waterlaag aan het gebied toevoegt. De ontstaansgeschiedenis van de Buiksloterham werd gekenmerkt door een opeenvolging van aanplempen, inpolderen, ophogen, en het
Plaats- en naamsaanduidingen
77
~~-·' ,1,1 ~~~
I
I. Oude waterstructuur
3. Historische structuren, richtingen en bebouwing
2. Waterraster
3. Historische struauren, richtingen en bebouwing
uitgraven en dempen van waterwegen. Het uitgraven en dempen had een directe relatie met ontwikkeling van de bedrijvigheid in het gebied, van watergebonden naar weggebonden. Deze werkzaamheden waren pragmatisch van aard, omdat ze vooral op het nut en de bruikbaarheid van de waterstructuur waren gericht. De gehanteerde strategie is gebaseerd op het voorzetten van de historische dynamiek van het uitgraven en dempen van waterwegen. Het geleidelijke proces van dempen wordt hierin omgekeerd en een stelsel van nieuwe waterwegen wordt aan het gebied toegevoegd. De geschiedenis herhaalt zich als het ware - 'history repeats'. In de volgende stappen wordt de strategie toegelicht.
De cultuurhistorische waarden van het gebied worden in kaart gebracht en blijven behouden.
4.Verstoring en bewerking van het basisraster De aanwezige (historische) structuren, richtingen en karakteristieke bebouwing, verstoren het basisraster. Het raster wordt onderbroken, bewerkt en aangepast, zodat de historische waarden behouden blijven en de nieuwe waterstructuur aansluit op de omgeving en onderdeel wordt van oude waterstructuur.
5. Nieuwe waterstruauur De oude waterstructuur is aanzienlijk uitgebreid. De oeverlengte is toegenomen en waterwegen staan in verbinding met elkaar, waardoor en er een stelsel is ontstaan van bevaarbare waterwegen. Evenwijdig aan de waterstructuur zijn ruimtelijke relaties met de omgeving ontstaan, waardoor het plangebied in belangrijke mate 'transparanter' is geworden. Het stelsel van waterwegen speelt zowel een scheidende als verbindende rol.
I. Oude waterstruauur De huidige waterstructuur is een 'overblijfsel' van wat eens een uitgebreider stelsel was van insteekhavens en kanalen, die onderling verbonden waren. Waterwegen zijn nu overwegend doodlopend, onderling niet verbonden en deels onbevaarbaar (Buiksloterkanaal).
2. Waterraster Een rationele basisstructuur van waterwegen, wordt haaks op de hoofdrichting van het plangebied geprojecteerd. 78
Water als struaurerend element Het Nieuwe Water Waterstudio.nl
bron: http:llwww.waterstudio.nl
4. Verstoring en bewerking van het basisraster
Varen in Amsterdam bron http://www. ~lckr:coml
Doorzichten naar het water. /]burg bron: http://www.f/ICkr.com/
5. Nieuwe waterstructuur
79
Openbare groene oevers bron: http:llwww.doelbeelden.nl/
Planconcept In het planconcept zijn de belangrijkste verbindende elementen en 'zwaartepunten' van het plangebied vastgelegd. Deze elementen verankeren het plan in de huidige, maar vooral ook (toekomstige) context van het gebied. Oeverpromenade De oeverpromenade is een voortzetting van het toekomstige Oeverpark in het plan Overhoeks. Het vormt een verbinding tussen twee 'groenaders' in Amsterdam-Noord (die bijna tot aan het IJ lopen) en tussen Overhoeks, de NDSM-werf en de Waterlandse Zeedijk. In de huidige planvorming voor de Buiksloterham wordt een directe oeververbinding helaas onderbroken door het behoudt van enkele bedrijfslacaties aan het IJ (zie analyse Buiksloterham, en trends en ontwikkelingen). In het planconcept wordt voorgesteld om juist een rechtstreekse doorgaande route langs het water te realiseren in de vorm van een 'groene' promenade, waaraan verschillende programma's kunnen worden ondergebracht. De Noordelijke IJoever ligt op de zonzijde van het IJ en heeft de potentie om een belangrijke publieke/recreatieve voorziening te zijn voor hele stad.
\
Kale Nes De Kale Nes ligt op het knooppunt van de Oeverpromenade en de Blauwe as. De naam is ontleend aan de landtong die vroeger op deze plaats in het IJ lag. Hier wordt een programmatisch knooppunt (concentratie) voorgesteld, met aansluiting op het watervervoer en een openbare 'plek aan het IJ' (met panoramisch uitzicht over Amsterdam)
Planconcept
Programma: wonen, werken en recreëren Het programmatische voorstel voor het gebied is erop gericht om de huidige monofunctionele invulling te 'vervangen' door een gemengd programma en koppelingen tot stand te brengen met de omgeving van het plangebied. Hierbij is een centrale rol weggelegd voor het water, het wordt ingezet als bindend programma element. Er wordt gestreefd naar verschillende typen en gradaties van woonwerkmilieus en een geleidelijkere overgang naar de omliggende woongebieden (i.t.t. de harde functiescheiding in huidige situatie). De combinaties van wonen en werken kunnen plaatsvinden op het niveau van de woning (werkruimte in/bij woning), het gebouw (werk- en woonruimten in één gebouw), of het bouwblok (woongebouw naast werkgebouw).
Blauwe As De Blauwe As is een verbinding tussen de Oeverpromenade en het toekomstige centrum van Oud-Noord, langs de oever van het Johan van Hasseltkanaal West. Aan deze as wordt een watergerelateerd programma voorgesteld, waardoor de belevings- en gebruikswaarde van het kanaal worden vergroot. Papaverhoek Op het doodlopende einde van het Johan van Hasseltkanaal West wordt een programmatische concentratie en grote openbare ruimte voorgesteld, waardoor de gehele Blauwe As betekenis krijgt en er een koppeling ontstaat met het toekomstige winkelcentrum en OudNoord.
80
Door toevoeging van een 'locatieoverstijgend' recreatief programma, ontstaat er een programmatische koppeling met de omgeving van het plangebied (Buiksloterham/Amsterdam-Noord). De programmatische basis van het plan wordt dus gevormd door wonen, werken en recreatie, met een centrale rol voor het water. Hierna wordt beschreven op welke manier invulling wordt gegeven aan de verschillende programmaonderdelen. Enige overlapping bleek daarbij onvermijdelijk. Woonarken, Zijkanaal/ Amsterdam Noord
Wonen Het voorgestelde woonprogramma bestaat uit de volgende woontypen: - wonen aan het water: grondgebonden kade-/oeverwoningen, appartementengebouwen aan het water - wonen op het water: drijvende woningen, woonboten en -arken - wonen met/bij bedrijfsruimte: woon-werkwoningen of appartementen, appartementengebouwen gecombineerd met bedrijfsruimten (bijvoorbeeld in plint) - bovenwoningen/appartementen: woningen boven bijvoorbeeld detailhandel (winkelruimten) - Solids: bestaand gebouwconcept van de Amsterdamse woningcorporatie Het Oosten. In een gebouw met een ruim en duurzaam casco kunnen mensen een vrij indeelbare ruimte huren die bestemd kan worden voor wonen, werken of een combinatie daarvan.
Drijvende woningen, ljburg architeaenbureau Art Zaaijer bron: http:llwwwzaayer.n/1
Werken Het voorgestelde werkprogramma bestaat voornamelijk uit kantoorachtige bedrijvigheid en kleinschalige bedrijven, eventueel gecombineerd met werkplaatsen en/of opslagruimten, die zich goed laten combineren met wonen. Enkele bedrijfsverzamelgebouwen die vrij recentelijk in het plangebied gevestigd zijn blijven behouden en dienen deels als uitgangspunt (zie analyse Buiksloterham) Daarnaast wordt er gestreefd naar het onderbrengen van sterk watergerelateerde of -gebonden bedrijvigheid*, om zo de gebruikswaarde van het water te verhogen. Deze bedrijven verhouden zich niet vanzelfsprekend met wonen. Hier wordt bij de het type bedrijvigheid en locatiekeuze rekening mee gehouden. - werken in kantoren (kantoorachtig) aan het water: kantoorgebouwen voor (middel) grote ondernemingen, kantoorruimten in combinatie
Kade-loeverwoningen, ljburg bron: http://www.fllckr.coml
81
met appartementen (solids, zie hiervoor) -werken in bedrijfsverzamelgebouwen aan het water: kleinschalige bedrijven met kantoorfunctie in combinatie met werkplaatsen en opslagruimten (zie ook voorbeelden analyse Buiksloterham) - detailhandel/commerciële voorzieningen: kleinschalige winkels en commerciële voorzieningen (zonnestudie, sportschool, horeca, etc.) onder woonruimte, bijvoorbeeld de in plint van woongebouwen - watergerelateerde bedrijvigheid: watersportwin kei, opleidingsinstituut (watersportcursussen vaarbewijsopleidingen), nautisch evenementenbureau, etc. - watergebonden (nautische) bedrijvigheid: jachthaven en/of -werf (kleinschalig), botenbouwbedrijf (kleinschalig), watervervoersbedrijven (koeriersbedrijf, watertaxicentra Ie, rederij rondvaartboten), Waternet (o.a. schoonmaakdienst voor grachtenstelsel, momenteel ook in het plangebied gevestigd)
Kleinschalig botenbouwbedrij(. Jachtwerf de Jong in Joure bron.·http://www.panoramto.com/
* watergerelateerde bedrijvigheid is in tegenstelling tot watergebonden bedrijvigheid niet afhankelijk van vervoer over water; maar is wel gericht op nautische activiteiten. Recreatie Het recreatieve programma bestaat uit verschillende voorzieningen voor vrijetijdsbesteding (aan het water), zowel openbaar als privaat (commercieel). De volgende voorzieningen worden voorgesteld: - park of groene openbare ruimten - openbare sport- en speelvelden aan het water: basketbal en/of voetbalveld - zwembad met stadsstrand - fiets- en wandelroute - openbare plekken langs het water op steigers en pieren (voor vissen, zitten en lunchen) - boot-, kano- en kajakverhuur (watersportcentrum) - zeil- jacht- en/of roeivereniging - bar/caféfrestaurant - hotel, met bijeenkomstvoorzieningen - openbaar plein en plekken aan het water (lunchplekken) - uitkijktoren - jachthaven(s): voor zeewaardige schepen (marina) en/ of kleinere pleziervaartuigen eventueel met passantenvoorzieningen - aanlegplaatsen voor pleziervaartuigen
Bedrijfsruimten met werkplaats/ opslag in de Buiksloterham
Koeriersbedrijf op het water bron hrtp:llwww.flrckr.com/ 82
Water Het woon-, werk- en recreatieprogramma, zoals hiervoor omschreven, is sterk verweven met het waterprogramma. Het waterprogramma is dus al grotendeels omschreven.Ais aanvulling daarop moet echter nog vermeld worden dat er diverse nieuwe aanlegplaatsen worden voorgesteld, voor de aansluiting op en uitbreiding van het watervervoersnetwerk. Zoals aanlegmogelijkheden voor watertaxi's, rondvaartboten en de waterbus/ferry Amsterdam-Velsen. Op die manier kan de bereikbaarheid van het plangebied over het water aanzienlijk worden verbeterd. Voorwaarde daarbij is dat ook het Buiksloterkanaal toegankelijk/doorvaar wordt.
Ruimtelijke invulling Op basis van het hiervoor omschreven programma is er een ruimtelijk voorstel gemaakt voor het plangebied. Deze bestaat uit een specifieker programmatisch voorstel (gemengd) en een ruimtelijke vertaling daarvan. Bij de ruimtelijke vertaling worden voornamelijk bouwstructuren voorgesteld, waarvan de contouren worden aangegeven in het plangebied. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke invulling waarin een belangrijke rol is weggelegd voor de (zicht)relatie met het water en het creëren van een (groen) karakter dat past bij Amsterdam-Noord. Dus veel groene 'zachte' oevers in plaats van harde stenige kades, zoals in het Oostelijk Havengebied en toekomstige Houthavens. Daarnaast wordt niet gestreefd naar hoogstedelijke bebouwingsdichtheden met veel hoogbouw, maar naar (woonwerk)milieus die meer te maken hebben met Amsterdam-Noord dan met de Zuidelijke IJoever (en centrum Amsterdam). De gewenste uitstraling en sfeer wordt hier en daar toegelicht aan de hand van enkele referentiebeelden. De zone langs de Papaverweg is wat verder uitgewerkt. Hiervoor zijn enkele spelregels/randvoorwaarden opgesteld. De reden hiervoor komt later aan bod.
Overige voorzieningen Overige benodigde voorzieningen in het gebied, zoals onderwijs-, zorg- en welzijnsvoorzieningen worden gespreid voorgesteld, in de historische (karakteristieke) gebouwen die zijn behouden. Het streven is om deze gebouwen hiervoor te herbestemmen (aanpassen/uitbreiden), zodat het 'erfgoed' een rol gaat/blijft spelen in het maatschappelijke leven. Vanwege de nabijheid van het toekomstige winkelcentrum Oud-Noord, wordt er geen concentratie van winkels voorgesteld in het plangebied.
Recreatieve route Het recreatieve programma wordt geconcentreerd langs de hoofdrichtingen en op de 'zwaartepunten' van het planconcept. Hierdoor ontstaat er een route van diverse voorzieningen. die wordt aangesloten op routes en toekomstige ontwikkelingen (voorzieningen) in de omgeving van het plangebied.
Watertaxicentra/e,
Kop van Zuid Rotterdam
De oeverpromenade verbindt de Tolhuistuin met de Waterlandse Zeedijk en de NDSM-werf, via een langzame route voor fietsers en voetgangers. Op de Waterlandse Zeedijk sluit deze aan op verschillende (fiets)routes, zoals de Holland Route. Dit is een route langs het industriële erfgoed in Noordzeekanaal gebied, die per fiets, te voet of met de boot kan worden afgelegd. Langs de oeverpromenade worden het volgende programma voorgesteld: - enkele openbare plekken aan het water op steigers die bovendien
bron: http:llwww.fllckr.com/
83
aanlegmogelijkheden bieden voor watertaxi's; - openbare sportvelden (basketbal en/ of voetbal) aan het water; - een plein aan het water met panoramisch uitzicht over Amsterdam; - passantenhaven/marina voor (zeewaardige) schepen. - hotel met bijeenkomstvoorzieningen, café/restaurant. Ter vervanging van het hotel dat momenteel aan het einde van het Johan van Hasseltkanaal ligt; - buitenzwembad met stadsstrand; -groene openbare ruimte; - uitkijkpunt in de oude scheepskraan op de NDSM-werf. Ter plaatse van de Kale Nes wordt een concentratie van voorzieningen voorgesteld, zodat het een levendige openbare plek wordt aan het IJ.
\
De Blauwe As verbindt de Oeverpromenade met Oud-Noord, eveneens via een langzame route voor fietsers en voetgangers. Deze route 'rijgt' de voorzieningen, die steeds op de koppen van de eilanden zijn geplaatst, aaneen. Door het pad samen te stellen uit diagonalen ontstaat er een 'dansende' gevellijn, waardoor een directe zichtlijn wordt onderbroken en de route een 'menselijke maat' krijgt. Langs de Blauwe As wordt op de verschi !lende eilanden het volgende programma voorgesteld: - enkele locaties voor een café/restaurant; - jachtclub of zeilvereniging; -roeivereniging; -jacht- en/ of sloepenhaven; - boot-, kano- en/of kajakverhuur (watersportcentrum) -grote openbare (markt) ruimte aan het water, aan einde van hetVan Hasseltkanaal, op de plaats waar nu een hotel staat. Met het toeko stige winkelcentrum Oud-Noord vervalt namelijk een groot deel van het huidige marktplein (en ruimte); - openbaar sport- en speelveld met skate-voorziening op het plein. Ter plaatse van de Papaverhoek wordt een concentratie van nautische voorzieningen in combinatie met horeca voorgesteld, zodat de gehele as betekenis krijgt en er een programmatische koppeling tot stand komt met Oud-Noord.
••
Recreatieve route
Holland route bron; http:llwww.hollandroute. n/1
84
Plekken aan het water, Riverside Park New York
Aanlegplaatsen watertaxi, Rotterdam
Bar/cafèlrestaurant aan het water, Wilhe/minadok Amsterdam
Voorziening aan het water
Plein aan het water, Muziekgebouw Amsterdam
Haven, Scheveningen
Stadsstrand, Hamburg Oeverpromenade over het water, Lissabon
openbare plek aan het water, Kopenhagen
Uitkijkpunt in scheepskraan NDSM-werf
85
Sportveld aan het water
Grote openbare ruimte aan het water, Hamburg bron· http:llwww.fllckr.com/
Gebouw ensemble Ter plaatse van de Floraweg, is een extra verbindingsweg opgenomen, om het plangebied beter te ontsluiten. Deze weg vormt een lange as die bij het Tolhuiskanaal afbuigt richting het IJ en vervolgens aansluit op de Grasweg. Bij de aansluiting op de Grasweg is er een doorzicht naar de Silodam op de Zuidelijke IJoever. Er wordt voorgesteld om deze verbindingsas extra betekenis te geven door er enkele markante (afwijkende) gebouwen langs te plaatsen. Zonering Om een diversiteit aan (woonwerk)milieus te creëren is het enorme plangebied opgedeeld in enkele zones. Binnen deze zones worden verschillende typen, gradaties en combinaties van wonen en werken voorgesteld. Daarbij kan het accent liggen op wonen, werken of een min of meer gelijkwaardige verhouding. Hierna volgt een globale omschrijving van de zones, met voorstellen voor een ruimtelijke vertaling.
Markante gebouwen: boven: woongebouw, Orestad Kopenhagen door Lundgaard & Tranberg Arkitekter onder: woongebouw, Oostelijk Havengebied Amsterdam door Neutelings Riedijk Architecten
Grasweg· wonen en werken in schijven en torens in het groen langs het water Aan de grasweg wordt de verhouding tussen wonen en werken min of meer gelijkwaardig voorgesteld. De mix van wonen en werken vindt plaats op bouwblokniveau.Werkgebouwen staan naast woongebouwen. De gebouwen langs het IJ zijn in schijven haaks op de waterkant geplaatst, om doorzicht naar het water te behouden en de structuur van het NewTechnology Centre (zie ook analyse Buiksloterham) door te zetten. De 'torens' staan verspreid in een groene omgeving aan hetTolhuiskanaaL Door hun hoogte rijken ze boven de schijven en bieden ze zicht op Amsterdam en het IJ. Het gebied aan de Grasweg krijgt een 'open' (transparant) karakter. Ruimtelijke vertaling programma: - kantoorschijven en -torens langs het water, met een zakelijke uitstraling - appartementenschijven en -torens langs het water
bron:http:llwww.panoromio.com/
boven: schijven langs het water; Kristianhavn Kopenhagen door Henning Larsen Architects bron:http://www.panoromio.com/
Asterweg; werken in verzQmelg.ebouwen wonen in appartementenblokken aan en langs het water
onder: Torens' in het groen, Rietlandpark Amsterdam door Venhoeven CS bron: http://www.flickr.coml
Aan de Asterweg wordt een programma voorgesteld waarbij het accent op werken ligt. In dit deel van het plangebied zijn in de huidige situatie recentelijk enkele grootschalige bedrijfsverzamelgebouwen
86
...:" .
····~
···....
Groot bedrijfsverzamelgebouw, Oostelijk Havengebied Amsterdam door Dedato Architeaen bron:http:flwww.dedato.com/
.·. ... ..
Bedrijfsverzamelgebouw, Osdorp Amsterdam door Studio Y Architeaen bron:http:llwww.rtudlo-y.nl/
Zones
gevestigd, deze blijven behouden. Soortgelijke gebouwen worden toegevoegd in combinatie met enkele appartementengebouwen. De mix van wonen en werken vindt plaats op bouwblokniveau. Gebouwen langs het Buiksloterkanaal krijgen een trapsgewijze opbouw, zodat er een geleidelijke overgang ontstaat naar de laagbouw aan de overzijde van het kanaal. De structuur wordt hier aangepast op de gebouwen die behouden blijven. Aan het Tolhuiskanaal krijgen de bouwblokken een verhoging met zicht over Amsterdam en het IJ. Ruimtelijke vertaling programma: - (grote) bedrijfsverzamelgebouwen eventueel met werkplaatsen en opslagruimten, met een robuust industriële uitstraling - woongebouwen langs en aan het water
Woongebouw langs het water, Oostelijk Havengebied Amsterdam door Frits van Dongen Architeaen Oe bron. http:llwww.fltckr.coml
87
Distelweg· wonen in stroken aan het water werken in de plint op de kop Aan de Distelweg wordt er voornamelijk woonprogramma voorgesteld. De woonstroken worden hier haaks op de weg gepositioneerd, zodat er een serie zijwaartse doorzichten over het water en naar de omgeving ontstaan. De woonstroken die niet aan het water liggen krijgen een appartementenblok (verhoging) op de kop, met (winkel-) bedrijfsruimte in de plint. In het Johan van Hasseltkanaal worden enkele clusters met waterwoningen voorgesteld. De mix van wonen en werken vindt voornamelijk plaats op gebouwniveau. Ruimtelijke vertaling programma: - clusters/groepjes drijvende woningen op het water Hasseltkanaal; - grondgebonden rijwoningelil nabij of aan het water eventueel met een werkruimte aan huis - appartementenblok op de kop van de binnenste woonstroken - kantoorachtige werkruimten en kleinschalige winkels in de plint van appartementenblokken (aan Distelweg) Aan het einde van de Distelweg wordt een groot gebouw (hotel) voorgesteld dat een landmark vormt vanuit diverse richtingen, en een relatie aangaat met het toekomstige gebouw op de Pontsteiger in de Houthavens (zie analyse trends en ontwikkelingen)
Woonstroken aan het water, Oostelijk Havengebied Amsterdam
Klaprozenweg· woonwerkstrQ~n langs perifere zone en aan groene waterk!mt.
Woonstroken aan groene waterkant, ljburg bron:http:llwww.panoromlo.com /
Aan de klaprozenweg wordt de verhouding tussen wonen en werken min of meer gelijkwaardig voorgesteld. Er wordt gestreefd naar een geleidelijke overgang tussen het bedrijventerrein ten Noorden van de weg, met voornamelijk perifere detailhandel, en de nieuwe invulling ten zuiden van de weg. Het voorstel is om een strook van bebouwing op enige afstand van de weg te plaatsen, met op een aantal plekken openingen (doorzichten) naar het water. De mix van wonen en werken vindt plaats op zowel het niveau van de woning als het gebouw. Ruimtelijke vertaling programma: - detailhandel, commerciële voorzieningen en werkruimten langs rand (klaprozenweg) met woningen daarboven - grondgebonden woningen en appartementen in stroken aan een groene waterkant - appartementengebouwen en kantoorpanden aan het water op de hoeken van woonstroken
Groepje drijvende woningen, ljburg bron: http://www.fllckr.coml
88
Pa(>ave/Weg· wonen en werken in bouwblokken op 'eilanden' in het water Aan de Papaverweg wordt een evenwichtige mix voorgesteld van wonen en werken. De combinatie van beide functies vind plaats op gebouw- en bouwblokniveau. Dat wil zeggen dat woongebouwen worden afgewisseld door werkgebouwen, maar ook dat er gebouwen komen waarin zowel woon- als werkruimten (of combinatie) kunnen worden ondergebracht, volgens het zogenaamde Solids concept (zie voorgaande). Ruimtelijke vertaling programma: - bouwblokken voor wonen of werken, langs, aan of deels in het water met afwisselend groene (zachte) oever en (harde) stenige kaden - bouwblokken voor een mix van wonen en werken, Solids - ligplaatsen voor woonboten en -arken aan het begin van het Papaverkanaal, als aansluiting op de huidige 'woonbotencultuur' in het Zijkanaal! -groot woongebouw aan het einde van de Papaverweg ter beëindiging van het kanaal en bekroning van het 'blokkenpatroon'
Impressie Solid I I Amsterdam West bron: http·llwww.sollds.nl
Voor deze zone van het plangebied is een principe opgesteld van regels en voorwaarden, waarbinnen de bouwblokken op de 'eilanden' gepositioneerd kunnen worden. Hierbij wordt gestreefd naar een diversiteit aan relaties tussen het bouwblok en het water (langs, aan of deels in het water). Daarnaast wordt er gestreefd naar een gevarieerd (verspringend) gevelbeeld met een beperkt doorzicht naar de andere eilanden, om zodoende het aantal lange zichtlijnen in het plangebied te beperken en de eilanden meer op zichzelf te betrekken. De regels en voorwaarden zijn gebaseerd op een symmetrisch stelsel van banen (ca. 7,5m), waarbinnen de contouren van de bouwblokken moeten worden bepaald. De minimale maat tussen de bouwblokken moet twee banen zijn (breed genoeg voor een straatprofiel) en mag maximaal vier banen zijn. Eén van de bouwblokken mag deels in het water komen te staan en minstens één bouwblok moet langs het water komen te staan (ca. Sm), zodat er een openbare groene oever behouden blijft waarlangs men een 'blokje' om kan maken en/of een boot kan aanleggen. Binnen het systeem van regels en voorwaarden kunnen de bouwblokken (op de verschillende eilanden) variëren in hoogte en op elkaar reageren. Parkeren voor bewoners/werknemers moet plaatsvinden binnen het bouwblok, aangevuld met openbare parkeerplaatsen langs de straten.
Woonblokken langs het water met groene tussenruimte, ljburg bron· http://www.(llckr.com/
Bouwblokken langs groene oever; ljburg bron: http://www.(licl
Bouwblokken aan en in het water met stenige kade, ljburg bron http:l fwww.(TICkr coml
89
Inversie: een uitzondering
min 2
1 .-:-::-::-:-:-:-::-:±~.~ I
Op twee plaatsen in het plangebied worden concentraties van watergebonden en -gerelateerde bedrijvigheid voorgesteld (nautisch programma), om zo de ten doel gestelde gebruikswaarde (betekenis) van het water te vergroten. Eén concentratie aan het einde van de Papaverweg en één ter plaatse van de Papaverhoek (zie blauwe stippen zones). Voor deze locaties is gekozen omdat zij nabij een knooppunt of op een eindpunt/startpunt van enkele vaarwegen liggen. Aan Papaverweg wordt voorgesteld om een programma onder te brengen dat bestaat uit watergebonden bedrijven, zoals: een botenbouwbedrijf (kleinschalig/ambachtelijk), watervervoersbedrijf (koeriersbedrijf, watertaxicentra Ie, rederij rondvaartboten) en Waternet (zie ook programma werk) In de Papaverhoek wordt voorgesteld om een programma onder te brengen dat bestaat uit een combinatie van watergebonden en -gerelateerde bedrijven, die aansluiten op het voorgestelde recreatieve programma dat hier is ondergebracht (zie ook recreatieve route) Hier wordt een programma voorgesteld dat bestaat uit: een jacht- en sloepenhaven met werf en passantenvoorzieningen, en een boten makelaar. Aangevuld (en verweven) met de geplande recreatieve voorzieningen, zoals een boot-, kano- en/of kajakverhuur en een café/restaurant.
I I I I I I
--- t
max4 ~= =t
-- - +
max 4 ----
-- + J I I I I I I I
L-----
Regels en voorwaarden bouwblokken op eiland
Inversie
++++++++++ +++++++++ +++++++++ +++++++++ +++++++++ +++++++++ M~,,~,m~"'+ + +t t +++
De voorgestelde bebouwingstructuur in de Papaverweg zone is niet direct geschikt voor het huisvesten van nautische bedrijven en activiteiten, omdat deze structuur slechts minimale mogelijkheden biedt in relatie tot het water.Aan het einde van de Papaverweg en in de Papaverhoek wordt daarom voorgesteld om de bebouwingstructuur om te keren en een zogenaamde inversie te maken. Hierdoor ontstaan kruisvormige volumes in het water, die zich kunnen vormen binnen dezelfde regels en randvoorwaarden als de bebouwing op de eilanden (zone Papaverweg). Met het toepassen van een inversie van het blokkenpatroon in de Papaverweg zone, ontstaan twee verbijzonderingen (verruimingen) in de waterstructuur. De kruisvormige volumes die door de omkering van het blokkenpatroon overblijven, moeten aan dezelfde regels voldoen als de blokken op de eilanden.
90
Dit betekent dat er maar liefst 64 (6 mogelijkheden/poot)= 1296 kruisvormige volumes mogelijk zijn. Een definitieve vorm moet dus tot stand komen door invulling van de specifieke ruimtebehoefte van het programma.
als binnenhaventjes een aantrekkelijke omgeving kunnen zijn voor zowel wonen als werken. Daarnaast is het kruis te beschouwen als extravert. Het is een open vorm die een sterke ruimtelijke (zicht)relatie aangaat met zijn omgeving. Dat levert vooral ter plaats van de Papaverhoek een nieuwe (open) relatie op tussen het water en de omgeving.
De Inversie (of omkering) is niet alleen een formalistisch 'spel' (uiterlijke vorm) dat enkel gebaseerd is op het onderbrengen van een nautisch programma. Door de kruisvorm is het bouwvolume namelijk alzijdig op het water gericht, waardoor iedere zijde van het volume een ruimtelijke relatie met het water heeft. Deze relatie is op verschillende manieren uit te spelen en/of zichtbaar te maken. Bovendien ontstaan er door de kruisvorm vier waterkwadranten, die
....I
,,
~
0
'
''
, '
J
I I
"
-)
<-
0
0
,' , , I
I
"
....I Alzijdig op water gericht
'"\
''
Extraverte vorm
Binnenhavens 91
" \
\ \ \ \ \
lf
-
Woonwerl!strol<en langs perifere zone en groene waterlfant
Planschema
Karakterisering zones en vaarnetwerk
92
Zichtplekken aan het lj, gezien vanaf NDSM-werf (Westen)
Zicht vanafJohan van Hasseltweg (Oosten)
I gebouw ensemble langs as vanuil Floraweg (Noorden)
Doorzichten naar het plan gebied, gezien vanaf Floraweg (Noorden)
93
Papaverwerf
Het stedenbouwkundige voorstel vormt de context voor het architectonische ontwerp van een condominiumconcept Dit concept en het gebouwontwerp dat hieruit is voortgekomen wordt hierna toegelicht aan de hand van een doelstelling en visie op het condominium, het condominiumconcept, ontwerpstrategie en de architectonische uitwerking van het gebouw. Enige overlapping in de beschrijving van het ontwerp bleek helaas onvermijdelijk.
Visie en doelstelling condominium In de opgave is een korte doelstelling geformuleerd met betrekking tot het condomiuniumconcept. De doelstelling bestaat uit het creëren van een 'open' en toegankelijke woonvorm. Waarin de gemeenschappelijke voorziening niet uitsluitend voor de bewoners is, maar ook een betekenis heeft voor de omgeving. De achtergrond van deze doelstelling is echter niet beschreven in de opgave, omdat dit tot een uitweiding in de omschrijving zou hebben geleid. Hieronder zal alsnog beknopt worden uitgelegd hoe de doelstelling tot stand is gekomen.
The Villages in Florida (VS): 'aaive adult community' met diverse voorzieningen bron:hrt.p:llwww.thevillages..com/
De beweegredenen om een 'open' woonvorm te creëren die 'verankert' ligt in zijn omgeving, komen voort uit de kennis die is opgedaan in het aanloopproject (zie voor publicatie literatuurverantwoording) en een zelfgeschreven essay over het condominium, "Het condominium als contemporaine collectieve woonvorm" (in het kader van het vak Filosofie&Kritiek) In het essay wordt duidelijk dat het condominium als woonvorm een privaat beheerd woondomein is met één of meerdere gedeelde voorzieningen. De ruimte rondom de wooneenheden zijn gemeenschappelijk (privaat) eigendom van de bewoners van een condominium. Feitelijk privatiseren dit soort woonvormen openbare ruimte. Ze zijn te beschouwen als introverte woonmilieus (compleet met voorzieningen) voor een selecte groep (welgestelde) mensen. In sommige gevallen wordt het woondomein zelfs fysiek afgesloten van zijn omgeving, zoals bij de zogenaamde 'gated communities'.
Sea Gate: 'gated community' in Coney /s/and NY (VS)
95
bron: http:llwww.fllck.r.com/
Door het 'insluiten' van voorzieningen en/ of fysiek afsluiten van de woonomgeving, gedraagt het condomiunium zich als een soort enclave of zelfs capsule. Dit kan een bedreiging vormen voor de kwaliteit van de openbare ruimte, omdat deze simpelweg minder toegankelijk wordt. Daarnaast kan het condomiunium (privaat woondomein) tot een vergroting van maatschappelijke tegenstellingen leiden. Zij, die zich bepaalde voorzieningen kunnen veroorloven, sluiten zich (soms letterlijk) af van overige bevolkingsgroepen. Dit zou in een slecht scenario kunnen leiden tot een vergroting van maatschappelijke tegenstellingen met eventuele onrust tot gevolg. De hiervoor omschreven (mogelijke) gevolgen van privaat beheerde woondomeinen (zoals het condominium) zijn reëel en niet bepaald wenselijk, maar vormen geen acute bedreiging in de Nederlandse context. In ons land is nog maar weinig sprake van privaat beheerde woondomeinen, zoals het condominium. Maar er is wel een trend waarneembaar in deze richting, die niet ontkend mag worden . De Nederlandse woonconsument heeft namelijk steeds meer behoefte aan woonomgevingen die aansluiten bij een eigen identiteiten/of leefstijl, waarop men bovendien controle kan uitoefenen. Het is dus een actuele uitdaging om dit juist mogelijk te maken in een 'open' en toegankelijke woonvorm. Waarin gemeenschappelijke voorzieningen niet exclusief voor de bewoners zijn, maar ook een betekenis hebben voor de omgeving (en/of daar zelfs hun bestaanrecht aan ontlenen) Deze visie en doelstelling zijn vertaald in een condominiumconcept op een locatie in het plangebied, dat hierna omschreven wordt.
'Aaive adult' concepten in Arizona (VS) bron lmp:llwww.merltagehomes.com/
Condominiumconcept Het stedenbouwkundige voorstel vormde het kader/uitgangspunt voor de ontwikkeling van een condominiumconcept. Hierdoor is er een duidelijke relatie met het stedenbouwkundige voorstel tot stand gekomen. Deze relatie komt o.m . tot uiting in de keuze van een locatie binnen het plangebied en het programma. Locatie Als locatie voor een condominiumconcept is gekozen voor de inversie (uitzondering) in het stedenbouwkundige voorstel, ter plaatse van de Papaverhoek. Op deze plek is een concentratie van recreatieve
'Wonen bij je paard" een Nederlands condominiumconcept in Emme/oord (NBP Makelaardij) bron: http://www.wonenb/jJepoard.n/1
96
PAPAVERHOEK jacht- en stoepenhavan boot-, kano- anlof kajakvarhu café/restaurant plein openbaaar sportvaldlskatev
••.
~
···..11;. .A
toekomstig winkelcentrum Oud-Noord
•
'
Locatie in de Papaverhoek
en! of nautische voorzieningen voorgesteld, die de recreatieve route betekenis geven en bovendien een programmatische koppeling tot stand brengt met Amsterdam-Noord (zie stedenbouwkundig voorstel). Er wordt hier een programma voorgesteld met o.a. een horecavoorziening, een jacht-en sloepenhaven en een boot- kano- en/of kajakverhuur. Door inpassing van een nautisch condominiumconcept in de Papaverhoek ontstaat er een aanvulling op en versterking van de voorgestelde voorzieningen en wordt er een woonprogramma aan de locatie toegevoegd. De nautische en recreatieve voorzieningen kunnen dan zowel een rol spelen voor het wonen als voor de omgeving. Op deze manier ontstaat er een 'open' en toegankelijke woonvorm, waarin voorzieningen voor het condominium ook een betekenis hebben voor de omgeving en vice versa. De combinatie van nautische en recreatieve voorzieningen brengt dus een gewenste wisselwerking tot stand tussen het condominium en zijn omgeving. In de Papaverhoek ontstaat hierdoor een bijzondere mix van wonen, werken en recreëren; de programmatische elementen uit het stedenbouwkundige voorstel. Het woonconcept De basis van een condominium wordt gevormd door wonen + een gemeenschappelijk belang of 'drager' ('common interest'), in de vorm van één of enkele voorzieningen waar bewoners gebruik van kunnen maken en die bijvoorbeeld een bepaalde leefstijl mogelijk maken. Het voorgestelde programma op de locatie (zie voorgaande) en het water
vormde de belangrijkste aanknopingspunten voor het bepalen van de gemeenschappelijke drager in het woonconcept. Het concept is gericht op een bootjes cultuur in Amsterdam (-Noord). De doelgroep bestaat uit bootliefhebbers die graag bij hun boot wonen, in combinatie met een werf voor het onderhouden, opknappen en/ of bouwen van bootjes (actieve waterwoners). Het woonideaal bestaat uit bootje voor de deur, klussen om de hoek en varen door stad en waterland. Het condominium komt in het woonconcept tot uiting in een 'common interest' voor boten, varen en klussen. De bewoners delen een werf met bijhorende voorzieningen, zoals een boothelling/botenkraan, afspuitplaats, botenstalling, en een kantoortje. Net als bij een 'gewone' werf kunnen mensen uit de omgeving (tegen betaling) terecht voor het bouwen, repareren, onderhouden, te water laten en/ of stallen van hun boot. Bewoners en omgeving zorgen samen voor voldoende draagvlak voor de werf en voorzieningen. Er worden diverse woningtypen ondergebracht, zodat het woonconcept voor verschillende mensen (sociale klassen) bereikbaar is. De woningen komen direct aan het water te liggen, bij of boven een eigen bootstalling.
Het woonideaal: Bootje voor de deur, ...
bron: hnp·llwww.deJ
97
CONDOMINIUM
Condominiumconcept
~I
... klussen om de hoek, ...... 1. bewoners gebruiken werf
~ AMSlEFIDAM-NOORD
2. niet-bewoners get?ruiken werf
~ AM5 TERDAM-NOORD
..... en varen door stad en waterland' 3. be-NOners en niet-bewoners gebruiken overige nauttsche en recreatieve voorzieningen
bron: lltt.pllwww.(l/ckr.roml
Gebruiksscenario's Papaverwerf
98
Het volledige programma wordt onder één dak gebracht in het kruisvormige gebouwvolume dat is ontstaan door de inversie van het stedenbouwkundige voorstel ter plaatse van de Papaverhoek (zie stedenbouwkundig voorstel). Dit biedt de mogelijkheid om het programma aan alle zijden op het water te oriënteren en vier havens met ligplaatsen te creëren, die een ruimtelijke relatie aangaan met de omgeving.
De Papaverwerf De voorgestelde recreatieve en nautische voorzieningen in de Papaverhoek, vormen samen met het woonprogramma en de werf uit het condominiumconcept, de programmatische basis.Ais aanvulling hierop wordt een watersportwinkel, een botenmakelaar (-verhuur) en een klein hotel met kamers en appartementen voor passanten (en toeristen) toegevoegd aan het programma. Op deze manier ontstaat er een verdere versterking van het nautische thema en van de wisselwerking tussen gebouw en omgeving. Samengevat bestaat het programma uit: - woningen aan het water, bij of boven een privé ligplaats of bootstalling met een bootberging; - werfloods en -plaats met kraanbaan, voor het onderhouden, repareren, opknappen en/ of bouwen van bootjes, met enkele doe-het-zelf (DHZ) boxen (voor niet-bewoners) en ruimte voor workshops en instructie; - boothelling voor trailerboten en een botenkraan; - haven met 'openbare' ligplaatsen huurbaar voor niet-bewoners en ligplaatsen voor passanten (met bijbehorende voorzieningen); - watersportwinkel (havenshop) o.m. met spullen voor onderhoud/ reparatie van boten; - botenmakelaar voor de verkoop en verhuur van boten, kajaks en kano's; - bar/café/restaurant met buitenterras en bijeenkomstvoorzieningen; - kleinschalig hotel voor passanten en toeristen in de vorm van kamers en enkele appartementen; - openbaar zonnedek; - binnenstalling voor kleine trailerbare boten; - bootbergingen (huur); - parkeerplaatsen voor bewoners en bezoekers. Het hotel en het café/bar/restaurant vullen elkaar aan.Voor bijeenkomsten zijn er overnachtingplaatsen nabij en bij overnachting kan men eten in het restaurant. Daarnaast zijn allerlei (vakantie-)arrangementen denkbaar in combinatie met het huren van een boot.
De Papaverwerf is vernoemd naar haar locatie in de Papaverhoek en de werf die centraal staat in het woonconcept. De werf vormt de schakel tussen het condominium, het gebouw en de omgeving.
Enkele voorbeelden van werfloodsen (met kraanbaan) bron: dJVe~e websites jachtwerven 99
Binnenstalling trailerboten bron:http://www.bootverhuurwes
Watersportwinkel bron: http:/lwww.ol/roundwatersportn/1
Botenmakelaar bron: http:lfwww.desloepenmarl
Hotel en een bar/café/restaurant met buitenterras bron· http://www.goldentullploosdrechtnl/
Zonnedek bron: http://www.flickrcoml
min 2
min 2 I '
.. ---
I I
1
I
I
I
I I I I
Van inversie naar een bewerking van een extrusie
::J
-- 1
max 4
De gebouwvorm van de Papaverwerf is tot stand gekomen door een serie van architectonische bewerkingen van een hoofdvolume. Dit hoofdvolume is voortgekomen uit de inverse strategie in het stedenbouwkundige voorstel, ter plaatse van de Papaverhoek. De vorm van de inversie wordt bepaald aan de hand van dezelfde (primaire) spelregels als voor het bepalen van de bouwblokken op de 'eilanden' (zie ook stedenbouwkundig voorstel). Ter plaatse van de Papaverhoek geldt er een extra (secundaire) voorwaarde, omdat op deze plek de fiets- en wandelroute passeert die de verschillende recreatieve voorzieningen op de 'koppen' van de eilanden met elkaar verbindt. De plaats van de route 'overruled' de primaire spelregels, waardoor de bouwblokken worden 'afgesneden' en er een openbare kade ontstaat met een recreatieve voorziening op de kop. Deze ligt deels in het water en kan langs de hele oever geplaatst worden. Ter plaatse van de inversie (Papaverhoek) kan de recreatieve voorziening slechts op één plaats komen te liggen, waardoor het onderdeel wordt van het gebouwvolume.
-
~ j-'- -~- -T"
max 4 ---
I I I
I I I t.; ____ ,:-~·"" -
Bouwblokken op eiland
1. primaire spelregels en voorwaarde
2. secundaire voorwaarde
De vorm of grondvlak van de inversie vormt de basis van het hoofdvolume. Deze is tot stand gekomen door invulling van de specifieke eisen en ruimtebehoefte van het programma. Hierna wordt stap voor stap beschreven hoe het gebouw gevormd is, vanuit een inversie naar een bewerking van een extrusie.
Secundaire voorwaarden inverse strategie
/.Inversie Het programma van de Papaverwerfwordt'geprojecteerd' op de locatie, waardoor het grondvlak van de inversie kan worden bepaald. In de vier waterkwadranten die zijn ontstaan door de inverse strategie, worden openbare en private ligplaatsen gecreëerd aan een stelsel van steigers. Hierdoor ontstaan vier min of meer gelijkwaardige (kleinschalige) havens rondom het grondvlak. De steigers liggen in de aanvaarrichting van de bootjes, haaks op de hoofdrichting van het grondvlak. Aan de steigers kunnen boten liggen tot een lengte van ongeveer IOm. De werf wordt in de linker 'poot' ondergebracht in de vaarrichting van het bootjes verkeer en op een centrale positie ten opzicht van het overige programma. Op deze plaats is het grondvlak breder, zodat er voldoende ruimte is voor de werfactiviteiten.Aansluitend op de werf wordt het woonprogramma ondergebracht in de bovenste en rechter poot. De
/ . Inversie
101
Inversie
5.Aansluiting openbare en private ligplaatsen Op een aantal plaatsen zijn gangen en kadetrappen uit het hoofdvolume gesneden. Deze leiden vanaf de openbare wandelpromenade naar de aanlegsteigers in de haventjes. Gangen leiden naar de privé steigers (en bootbergingen) van de bewoners en de botenmakelaar(-verhuur), kadetrappen leiden juist naar de openbare aanlegsteigers. De gangen zijn in principe vrij toegankelijk, maar hebben door hun ruimtelijke versmalling een privaat karakter. De kadetrappen liggen evenwijdig aan de wandelpromenade en hebben juist een openbaar karakter. Op deze manier worden de openbare en private ligplaatsen op subtiele (ruimtelijke) wijze van elkaar gescheiden.
woningen worden tweezijdig op het water georiënteerd waardoor het grondvlak hier smaller is. Aansluitend op de werf worden de nautische voorzieningen gesitueerd. De horecavoorzieningen worden ondergebracht in onderste poot. Het café/bar/restaurant is onderdeel van de recreatieve fiets- en wandelroute en wordt daarom op de 'kop' ondergebracht. Aangrenzend komt het hotel, vanwege de relatie tussen beide voorzieningen. De onderste en bovenste poot van het grondvlak liggen verschoven ten opzicht van elkaar, zodat er meer ruimte beschikbaar is voor de werfplaats en een boothelling.
2. E.xtrusie* De vorm van het grondvlak wordt geëxtrudeerd, waardoor er een driedimensionaal volume ontstaat met een gelijke hoogte (5-6 lagen). Ter plaatse van de (recreatieve) fiets- en wandelroute blijft een uitsparing in het hoofdvolume, die de richting en het begin- en eindpunt van de route definieert.
* extrusie betekent uitpersing of uittrekking van een vlak 3. Wandelpromenade In de hoofdrichting van het volume wordt een wandelpromenade uitgesneden die door het gebouw slingert, waardoor een ruimtelijke wisseling langs de route tot stand wordt gebracht. Deze openbare promenade zorgt voor een verbinding met het 'vaste land' en sluit aan op de recreatieve fiets- en wandelroute. De promenade verbindt de verschillende programmaonderdelen en verzorgt de ontsluiting van de woningen en het overige programma. 4. Programma, woningtypen en bezonning Op basis van specifieke eisen (ruimtebehoefte) van het programma, de verschillende woningtypen en de bezonning, is er een verdere uitsnijding (en verfijning) van het hoofdvolume tot stand gekomen. De horecavoorziening op de kop heeft bijvoorbeeld minder ruimte nodig en een betere bezonning van het terras en het nabijgelegen zonnedek. De werfloods heeft minder hoogte nodig ter plaatse van de doehet-zelf boxen. Overige uitsnijdingen komen voort uit de diversiteit aan woningtypen.
102
Architectonische uitwerking Door een extrusie van de inverse strategie is er een gebouwvorm ontstaan die als een object of'baken' in het water ligt. Op de Papaverwerf wonen, werken en recreëren de mensen op het water en tussen de bootjes. Wandelpromenade en routing De wandelpromenade is te beschouwen als hét hoofdelement voor de ruimtelijke organisatie van het gebouw. Het is een openbaar dek dat het gebouwprogramma verbindt en de ontsluiting verzorgt. De wandelroute slingert door het gebouw, langs de haventjes, de werfplaats en het zonnedek. Het dek ligt anderhalve bouwlaag boven het waterniveau, waardoor men dus altijd van bovenaf op de bootjes in de havens en de activiteiten in werfplaats kijkt. De promenade zorgt voor een ruimtelijke beleving van het gebouw; "promenade architectural" (Le Corbusier).Vanaf het begin (of einde) is geen direct zicht mogelijk door het gebouw. Gaandeweg wordt men in veranderende perspectieven met het gebouw en het programma geconfronteerd. Door een tweetal 'ruimtewissels' ontstaan er veranderende zichten op de haventjes. Op enkele plaatsen langs de promenade zijn verassende doorzichten in de gangen die naar het water en de private aanlegsteigers leiden.
3. Wandelpromenade
4. Programma, woningtypen en bezonning
Aan en boven het promenadedek ligt het woon-, nautisch- en recreatieve programma. Deze gebouwfuncties zijn alleen bereikbaar vanaf het dek, dat tevens toegang biedt tot de kadetrappen en gangen die naar de openbare en private aanlegsteigers leiden (zie voorgaande). Onder het dek zijn twee lagen opgenomen. In de bovenste laag komt het autoverkeer binnen dat naar de werf of parkeergarage gaat. Hierin zijn tevens de bootbergingen en binnenstalling (voor trailerboten) opgenomen. Vanuit deze laag is de onderste laag met parkeerplaatsen (voor bewoners en bezoekers) bereikbaar. De parkeergarage ligt in de lengte(hoofd)richting van het gebouw, deels boven het waterniveau zodat deze op natuurlijke wijze kan worden geventileerd. In de dwarsrichting zijn de bootstallingen opgenomen die onderdeel uitmaken van de boat-inn woningen. Het autoverkeer is door de opbouw van het gebouw aan het zicht ootrokken en ondergeschikt gemaakt aan de voetgangers op het promenadedek en het bootjes verkeer in de havens.
S.Aansluiting openbare en private ligplaatsen
103
De verticale ontsluiting van het gebouw vindt plaats in een tweetal kernen met een lift en trappen. Op enkele plaatsen zijn extra trappen opgenomen, die de onderste twee bouwlagen met het promenadedek verbinden. In het bar/café/restaurant is aparte lift opgenomen voor bezoekers en goederentransport.
Ruimtelijk scenario promenadedek
5
2
4
6
8 104
Constructie De constructie van het gebouw bestaat uit een structuur van betonnen schijven op kolommen in de korte richtingen. De onderste twee lagen vormen een bak die op palen in het water staat. Deze bak bestaat uit stalen damwanden die als een 'verloren bekisting' gebruikt worden voor de waterkerende wanden. De kolommenstructuur is hoofdzakelijk zichtbaar onder het promenadedek, in de onderste twee lagen van het gebouw. Op een aantal plaatsen 'prikken' de kolommen echter door het dek, zodat bovenliggende schijven ondersteund kunnen worden . Dit is o.m. het geval bij de horeca voorziening op de 'kop' van het gebouw. Hier is de schijvenstructuur ongeschikt vanwege de gewenste 'open' plattegronden. Bij de werfplaats komen verschillende constructierichtingen samen. De betonschijven worden hier doorgetrokken en met elkaar verbonden. Het dak van de werfplaats vormt een soort intermediaire constructie die bestaat uit vakwerkliggers, waardoor een grote vrije werkruimte overblijft in het hart van het gebouw.
WONEN - NAUTISCHE BEDRIJVEN OPENBAAR PROMENADEDEK
HOTEL- CAFÉ/BAR/RESTAURANT
ENTREE AUTO- WERFPLAATS BOOTBERGINGEN EN -STALLING
AUTO- EN BOOTGARAGE
I
Principedoorsnede gebouwprogramma
----N!Vb\U
~
-
-
- 11
I
I
I
NM:;AU 2
..,...,,
I! I I
-----
. """'.
I
li I I
I I
I
I
!
I
I
------
i
lI .I
i
""""'" '
--
I
I
I -I
I
I ----- ----
I
--
-----
l
Woningen en overige voorzieningen In de Papaverwerf zijn diverse woningtypen ondergebracht (totaal 30 stuks) die verschillen in grootte en opbouw. In de rechter 'poot' van het gebouw zijn 5 zogenaamde boat-inn woningen opgenomen (type G-K). Deze woningen zijn noord-zuid georiënteerd. Bewoners van de boat-inn woningen kunnen hun boot, via een garagedeur aan de noordzijde, onder de woning stallen. De bootstall ing met berging is direct vanuit de woonkamer bereikbaar middels een trap naar beneden. In de woning is een vide opgenomen, waardoor de boot in de lagergelegen bootstalling zichtbaar is vanuit de woning. Op de boat-inn woningen zijn bovenwoningen gesitueerd (type H-L). Deze woningen zijn vanaf het dek bereikbaar via een opgang. De bovenwoningen hebben een bootberging en een ligplaats in het haventje (aan de zuidzijde), die bereikbaar is via een gang vanaf het dek. Zowel de boat-inn woningen als de bovenwoningen hebben een woongedeelte met een dubbele verdiepingshoogte, waardoor de ruimtelijke relatie tussen woonlagen versterkt wordt. Het woongedeelte is op de zuidzijde (zonzijde) gericht. De bovenwoningen hebben een eigen inpandige buitenruimte die voor extra lichtinval zorgt achter het relatief gesloten gevelvlak (zie verder bij materialisering).
Nf'IFAU·I
I
I
I
· ~
I
i~
~
I
--
---1
~~ Principedoorsnede construaie
105
In de bovenste 'poot' van het gebouw zijn de woningen direct aan de hoofdrichting van het promenadedek gelegen. Deze woningen zijn oostwest georiënteerd. Ook hier zijn de woningen opgedeeld in een beneden- en bovenwoningen (type A-B-C-D). De woonruimten zijn aan het dek gelegen, waardoor er een ruimtelijke relatie tussen beiden ontstaat. Om deze relatie ook voor bovenwoning tot stand te brengen is de vloer deels verlaagd. Hierdoor ontstaat er een 'split level' etage, die een visuele relatie met het promenadedek mogelijk maakt. Beneden- en bovenwoningen 'grijpen' als het ware in elkaar. Ook deze bovenwoningen hebben een eigen inpandige buitenruimte die voor extra lichtinval zorgt achter het relatief gesloten gevelvlak (zie verder bij materialisering). De benedenwoningen zijn op het niveau van het promenadedek in een voor- en achterkamer verdeeld die gescheiden zijn door middel van een schuifpui; kamer en suite. De voorkamer van de woning ligt aan het promenadedek en kan daarbij betrokken worden door middel van een vouwpui. Deze ruimte is te beschouwen als een soort intermediair tussen de openbaarheid van het promenadedek en de private ruimte van de woning (zie verder bij materialisering). Boven het dek zijn enkele kleinere woningen (type E-F en M) gelegen, die bereikbaar zijn via een open trap vanaf het promenadedek. Het zijn kleine appartementen die op twee manieren geschakeld zijn, waardoor 3 verschillende woningtypen ontstaan. De overige voorzieningen zijn net als de woningen aan het promenadedek gelegen. Het hotel is onderverdeeld in 3 hotelappartementen (twee etages) en 20 hotelkamers. Op deze plaats is een 'openbaar' zonnedek opgenomen, waar hotelgasten en passanten kunnen genieten van zonnige dagen.
lsometrische projectie programma en woningtypen 106
-.
..,.,
.. I I
OOXI•I"
I
"""'"'
I
llWl·P~·
i
I
I
.....H
....._i
raD·"-t
......",
I I
I I
I I
I
....._.
TYPE D
'lUD•I'_ _..
I
I I
I
+I
r
I
I
......",
I
~
- ·'-tI
......,,
ll
I I
,...,.-+ I
I I
"""'"'
I '•hr '
I
I !'W a l ...,
..........
-..u '
I
-·-+
----· I
.........
......... 0 I ~ ' 'llillo ~
107
--""' 1 TYPE C
-t
'"""'-·tI
I!IOll ...
I I I ~
-..., ,
......
I I
I
I I
•:tta ..._ ,
I
""""'- ~ ~I
TYPE F
TYPE E
'ZOlof·~
I
I
I I
I
I
ml"'-t
""""'-tI
I I
'"'""''
I
-··+ I I
-·-41,- - - - , N'o'EAU ·•
I
-~--+t--IL..J-~--....-.1--- -
""'"'
] ~~ ~
]~I
108
- · ~I I I
1201 •" .
-·· I
I
-· tI I
!~ <·--+ I
TYPE H
--
UI:XI4'_ .
TY PE L
I I I
-~-~
I I I -~i
I
I I
TYPEG
I I
4
I
~ =<· ·
il
I
TYPE K
I
~ ··-+ -..., .,
-·
I
. . -+'
Ij ~~l ~I - ~
·-
">.
./
\_
·-
109
~,\ I
I
I
' I
/
)
-tI
\!ml.P
'""'"'
15Dl .,._
I I
'"""'"'
\;m::J-f'_ !
~U3
•:xm ....
I I I
'"""'"'
t()Tl:l ~
I II
----~I
8(0).P_J,
I '""'"'
l I t
'""'"'
II
OCUI •I'
II t
~- ·
Ir-t.____j < '
I
'""'"'
1
•nu~
_.... ,
I I
.....J
,..-e...u1
..
~~ I l '
110
I I I
I .,. .,. . .
.. ,.,
-·
WONINGEN
110 m2
lypoA
lypoC lypoO lypo E
00 m2
""'""'
$5 in2 115 1112
._a """'
10$012
,_ H
100 m2
!ypoK
190 m].
-
150m2
lypol lypoM
rs ml
3D
beworlfW!.
NAUTISQIL DEDRIJVEN
lbO m2 (Pel 75m2 I'I'\8Q&Zl1\)
~· lll-=ciGIIh9rhiA..
.....
35 "''
HOT n .
~111111
-_
20 ::1
35--40 m2 BO m2
200m2 200m2
PARKEREN
• appeMllifiOil oxd bootboXging
80011. ·1-K'.If-.GF N
bofgn,m 'Wil
--
3D
bOfgltii~ VOffiwr
"
WERFLOODS
790m2
WERFPlAATS
555m2
"""""
-.... -
STAUlNGSPlAATSEN OOff:N
_,_
IQIIAben ~!o ~ ~l!llf·viJfflv\11
~ PftS$011100
bilnlmiiiU:.ng IIIJII9fbolon (lol S S m)
..
JO (Jld. 5 boolgal!~Uft') 17 10
311 18 1:;7
Totale programma Popoverwerf
I 11
____
_.
----------- --
NIVEAU -1
Situatie Papoverwerf
lil
-------:::---------
-----
-----::::==--·:=-----
NIVEAU 0
NIVEAU 1
112
I
I
!
1
I
I
I
- r- - ~ -~t- ~-i
------
NIVEAU 3
NIVEAU 2
113
Materlalisering Bij de materialisering van het gebouw speelde de 'leesbaarheid' van de architectonische bewerkingen en het contrast met de veelkleurigheid (en veelvormigheid) van de bootjes een belangrijke rol. Het streven was om het gebouw als één geheel te materialiseren, zodat het als een object in het water wordt ervaren. Er is gekozen voor een combinatie van cortenstaal, hout en beton. Dit zijn vrij sobere materialen die enerzijds een verwijzing zijn naar het industriële verleden van het plangebied (locatie) en/of anderzijds een associatie oproepen met (scheeps)werven of nautische bedrijvigheid. Onderling contrasteren de materialen maar er is ook sprake van een zekere harmonie, omdat het allemaal'ruwe' materialen zijn.
- ----=:_
De bewerking van het hoofdvolume is zichtbaar gemaakt door een gevelopbouw die zowel transparante, semi-transparante als dichte delen kan bevatten, zonder daarbij de materialiteit van de gevels (het geheel) aan te tasten. Bij te veel transparante delen kan de eenheid van het gevelvlak namelijk uiteen vallen, waardoor de architectonische bewerkingen nauwelijks nog leesbaar zijn. Het hoofdvolume wordt zichtbaar gemaakt door een gevel van geperforeerd cortenstaai.Van een afstand geeft dit het gebouw een 'gesloten', sculpurale uitstraling. Dichterbij worden de perforaties en de open delen achter het materiaal zichtbaar. Deze perforaties maken het mogelijk om semi-transparante delen op te nemen. Hierdoor konden relatief gesloten gevelvlakken worden gecreëerd, die toch voldoende licht toelaten in de woningen. In de bovenwoningen zijn hiertoe tevens inpandige buitenruimten opgenomen voor extra lichtinval achter de corten gevels. Ondanks de relatief gesloten gevelvlakken zijn hierdoor uiterst 'lichte' woningen tot stand gekomen. De gevelopeningen die achter het geperforeerde cortenstaal liggen (semi-transparant) zijn willekeurig over het gevelvlak 'gestrooid', zoals ter plaatse van de woonkamers. Overdag wordt hier het verstrijken van de dag zichtbaar op de muren van het interieur. 's-Avonds ontstaat er een omgekeerd spel van verschillende mate van lichtdoorlatendheid in het gebouw.
-------
Op de plaatsen waar de uitsnijdingen in het hoofdvolume (extrusie) zijn gemaakt, bestaan de gevels uit houten delen. Er is gekozen voor vergrijzende delen, zodat het (kleur)contrast met het cortenstaal in de loop der tijd vergroot, terwijl het contrast met het beton (in de uitsnijdingen)
NIVEAU 4
114
juist verkleint. Met de houten gevels wordt een soortgelijk spel gespeeld als met de cortenstalen gevels. Door op verschillende plaatsen houten delen weg te laten, ontstaan er semi-transparante vlakken. Deze vlakken vormen een soort lamellenstructuur die licht toelaat in de achterliggende ruimten, zonder de materialiteit (geheel) van de gevels té veel aan te tasten. Daarnaast biedt deze opbouw de mogelijkheid om de mate van privacy te regelen. Dit is vooral van belang ter plaatse van de voorkamers van de woningen die aan het openbare promenadedek liggen (zie verder detail). De houten gevels geven een zelfde soort spel van lichtdoorlatendheid (overdag en 's-Avonds) als de corten gevels. Het promenadedek bestaat net als de aangrenzende gevels en plafonds, uit houten delen. De richtingen van deze delen zijn op elkaar afgestemd, waardoor een duidelijke relatie tussen de vlakken ontstaat.
Vergrijzende houten gevels met transparante, semi-transparante en dichte delen bron lmp;llwww.f/lckrcoml bron: http·lfwww doelbeelden n/1
Door het contrast tussen de buiten- en binnengevel is er een soort 'binnenwereld' gecreëerd langs de wandelpromenade. Deze ruimte is veel 'zachter' gematerialiseerd en nodigt uit om te worden betreden. Daar waar de 'uitsnijdingen' uit het hoofdvolume evenwijdig aan de constructierichting liggen worden de betonnen schijven zichtbaar, zodat de interne structuur van het gebouw afleesbaar wordt. Op de plaatsen waar de verschillende materialen elkaar ontmoeten, komen zij in verstek samen. Het ene materiaal krijgt als het ware geen voorrang op het andere, waardoor de plasticiteit (beeldende kracht) van de architectonische bewerkingen versterkt wordt. De steigers in de haventjes zijn van hout en zijn losgelaten van de hoofdvorm, zodat zij geen onderdeel uitmaken van het gebouw.
Geperforeerde cortensta/en gevel met transparante, semi-transparante en dichte delen bron; http.Hwww vptversteeg nl bron.· http)lwww.fllckr.coml
Associatie scheepswerf en nautisch bedrijvigheid bron· hrtp:Jfwww.jachtwerfdejong.nll
115
OOSTGEVEL
ZUIDGEVEL
116
~~----------------~
~:--------------~
117
WESTGEVEL
NOORDGEVEL
118
..
_, ' -
.-.
-
• . 1-----t
- --
119
Detail: apenbaar vs. privé Ter plaatse van woningtype A-B is de gevel verder in detail uitgewerkt. Deze snede is exemplarisch voor de gevelopbouw van het gebouw en de relatie tussen het openbare promenadedek en de private woningen (type A-B-C en D) De cartengevel is opgebouwd uit een 'licht' binnenblad van geïsoleerde houtskelet elementen. Hierop wordt een systeem van beugels en profielen gemonteerd, waarin de geperforeerde cortenstalen cassetten worden geklemd. De houten gevel is opgebouwd uit een voorzetstructuur van houten delen op een stalen frame. Terugliggend achter deze gevel zijn houten kozijnen/puien geplaatst. Houten steigers en toegangswegen over het water Teglvaerkshavnen Kopenhagen door Vankunsten Architecten bron:hap./fwww.vondkunsten coml
De beneden- en bovenwoning hebben een visuele en of ruimtelijke relatie met het openbare promenadedek, door zowel een transparant als semi-transparantgevelvlak.ln de benedenwoning (type A) is de onderste etage verdeeld in een voor- en achterkamer; kamer en suite. De pui achter de houten gevel kan volledig naar binnen worden 'opengevouwen' en het semi-transparante gevelvlak naar buiten, waardoor de voorkamer bij de het dek kan worden betrokken. Op deze manier is de gevel ter plaatse van de voorkamer deels regelbaar en kan er een zekere mate van privacy worden bepaald. Doordat de houten gevelpanelen naar buiten worden gevouwen ontstaat er bovendien een afscherming van de ruimte voor de woning, waardoor de bewoners een soort semi-openbaar domein kunnen claimen op het promenadedek. Op warme en zonnige dagen kan de leefruimte (en woongenot) dan verruimd worden tot op het dek. De voorkamer en gevel functioneren, in combinatie met elkaar, als intermediair tussen de openbaarheid van het promenadedek en de privaatheid van de woning.
Materiaalcombinatie cortenstaal, hout en beton Maaskade Cuijk door Buro Lubbers bron: http:llwww.burolubbers.nl/
120
,. 15000•P _
lll".n 4l f• 4tull•ll'll} ~ l•
,.., --
"'"""
$1lOOO•P
won tng type 8
"'"""'
... """'' w•u••.,'••Jtla
.. ""''"'
~-4-eooo•P
won ingtype A
...,XIOO •P
"'"""' -!t~·o
aanzicht
Schema apenbaar (wit + arcering). semi-openbaar/collectie( (lichtgrijs). privaat (donkergrijs) Voorkamer is intermediair!
PRINCIPEDETAIL GEVEL
121
doorsnede
JD impressie gevelfragment overdag en 's avonds 122
JO impressie wandelpromenade
123
3D impressies gang naar private steiger
124
Object in het water'
125
JO impressie Papaverwer(. gezien vanaf Papaverweg
Nabeschouwing
Het hiervoor beschreven ontwerp is het resultaat van de opgave, zoals die in het tweede deel van het verslag is geformuleerd. Deze opgave is gebaseerd op enkele doelstellingen met betrekking tot de projectlocatie en het condominium-/woonconcept. Het stedenbouwkundige voorstel en architectonisch ontwerp van het condominiumconcept hebben invulling gegeven aan deze doelstellingen. Het belangrijkste doel op de locatie was om de het plangebied (Noordelijke IJoever) weer aan het water (IJ) te leggen en bij Amsterdam-Noord te betrekken, door het creëren van een gemengd programma van wonen, werken en recreëren. Dit doel op zich is niet uniek, maar in wezen onderdeel van een transformatieproces van het Noordzeekanaalgebied (Noordzeekanaal en IJ). Dit proces wordt gekenmerkt door het wegtrekken van de Amsterdamse haven naar het westen van de stad en de daarop volgende herontwikkeling of revitalisatie van de IJoevers. Met dit afstudeerproject is een eigen invulling gegeven aan het transformatieproces van het Noordzeekanaalgebied. Bij deze invulling is een versterking van de relatie met het water en het behoud van de geringe cultuurhistorische waarde van het plangebied ten doel gesteld. Om dit te bereiken is een strategie gevolgd waarin water als structurerend element wordt ingezet. Deze strategie sluit aan bij de dynamiek van uitgraven en dempen van waterwegen, dat zo kenmerkend is voor de historische ontwikkeling van de Buiksloterham en bovendien past bij een waterrijke omgeving als Amsterdam(-Noord).ln de nieuwe (water)structuur blijft een groot deel van de karakteristieke (historische) bebouwing behouden. Daarnaast sluit deze structuur aan op aanwezige structuren en richtingen waardoor de geschiedenis van het gebied leesbaar blijft. De stedenbouwkundige strategie heeft als het ware een laag aan het gebied toegevoegd. Hierdoor is de voorgestelde structuur niet zomaar een projectie van een concept, maar juist onderdeel van 'het huidige'. Door de nieuwe waterstructuur is de Buiksloterham een 'transparanter' gebied geworden (open naar het water) en zijn er veel openbare (groene) waterkanten gecreëerd. Er is een watergerelateerd programma (recreatieve voorzieningen en nautische bedrijvigheid) toegevoegd dat eveneens een betekenis heeft voor de omgeving van het plangebied alsmede Amsterdam. Het ten doel gestelde gemengde woon-werkprogramma is slechts globaal uitgewerkt op basis van een zonering van het plangebied, waarbinnen voorstellen zijn gedaan voor de relatie tussen beide programma-elementen en de ruimtelijke vertaling daarvan. In het stedenbouwkundige voorstel ligt het accent vooral op de structurering van het gebied, de tot stand gebrachte verbindingen door het recreatieve- en/of watergerelateerde programma en de inverse strategie waarmee de stap naar gebouwniveau is gemaakt.
De doelstelling voor het condominiumconcept was gericht op het creëren van een open en toegankelijke woonvorm, waarin gemeenschappelijke voorzieningen ook een betekenis hebben voor de omgeving. Het condominium-/woonconcept heeft een duidelijke relatie met het stedenbouwkundige voorstel. Programmatisch gezien vormt het een schakel tussen de nieuwe invulling van het gebied en Amsterdam-Noord. De concentratie van nautische en recreatieve voorzieningen in de Papaverwerf dienen immers ook de omgeving van het plangebied. Daarnaast is de vorm van het gebouw tot stand gekomen door een architectonische bewerking van de inverse strategie (uitzondering) in het stedenbouwkundige voorstel. Juist deze strategie bood uitstekende mogelijkheden voor het onderbrengen van het nautische programma en het tot stand brengen van een extravert gebouw (in tegenstelling tot omsluitende gebouwvorm). 127
De programmatische elementen wonen, werken en recreëren uit het stedenbouwkundige voorstel, komen in de Papaverwerf onder één dak samen. Door de koppeling van het woonconcept met enkele andere nautische en/of recreatieve voorzieningen, heeft het condominium een duidelijke betekenis en zelfs bestaansrecht gekregen voor haar omgeving. Het gebouw en dus ook het condominium zijn openbaar toegankelijk, maar geleidelijk privaat ter plaatse van het wonen en de woonvoorzieningen. Exemplarisch hiervoor zijn de gangen naar de aanlegsteigers van bewoners (collectief/ semi-openbaar) en de ruimtelijke opbouw van de benedenwoningen met een voor- en achterkamer. Het universele concept van het condominium is in het plangebied, op basis van een eigen visie, vertaald naar een 'open' en toegankelijk woonvorm zowel op ruimtelijke als programmatisch niveau. Bij deze vertaling speelde mijn eigen opvatting tégen exclusiviteit van ruimte en voorzieningen, in condominium woonvormen, een belangrijke rol. De moeilijkheid van de opgave was gelegen in de schaal van het plangebied en de inpassing van een condominiumconcept (thematiek). Dit is niet altijd even gemakkelijk geweest, maar uiteindelijk denk ik dat ik erin geslaagd ben om een opgave voor mijzelf te formuleren en die uit te werken in een architectonisch ontwerp van een condominiumconcept dat past binnen zowel het stedenbouwkundige voorstel als de context van de locatie.
Thomas de Laat
128
Verantwoording
Literatuur -Hamers, D., Nabielek, K., Schluchter, S., Middelkoop, M. van. (2007) Afgeschermde woondomeinen in Nederland. Rotterdam: NAi Uitgevers. Den Haag: Ruimtelijk Planbureau.
- Breen,A., Rigby, D. ( 1996). The new waterfront A worldwide urban success story. London:Thames & Hudson.
-)olies, A., Klusman, E.., Teunissen. 8. (2003). Stadsplan Amsterdam:Toekomstvisies op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad 1928-2003. Rotterdam: NAi Uitgevers .
- Bureau Monumenten & Archeologie Gemeente Amsterdam. (2003). De Noordelijke ijoever: Een cultuurhistorische effecten rapportage. In mei 2008 ontleend aan http://www.bma.amsterdam.nllpublicaties_Oipublicaties/noordelijke_ij-oever
- Kloos, M., De Korte, Y. (2007). Ugplaats Amsterdam: Leven op het water. Amsterdam:ARCAM/Architectura&Natura Press.
- BVRAdviseurs Ruimtelijke Ontwikkeling. (2003) . Noord aan het ij: Masterplan Noordelijke ijoever. In april 2008 ontleend aan http:/!w.wt.noordc:msterdam.ni/Docs/beeldvannoordlprqectenlpe.eri!J-Oevers-deell.pdf
-Projectbureau Noordwaarts Gemeente Amsterdam. (2005). Projectbesluit Buiksloterham:Transformatie naar stedelijk wonen en werken. In januari 2009 ontleend aan http://www.noordwaarts.nllprojecten/buiksloterham/downloads
-Dienst Ruimtelijke Ordening Gemeente Amsterdam. (2008). Plan Amsterdam: Amsterdam terug aan het ij: Wonen en werken op de ijoevers. In augustus 2008 ontleend aan http://www.dro.amsterdam.nl/@ 1403 13/amsterdam_terug_aan/
- Projectbureau Noordwaarts Gemeente Amsterdam. (2006). Stedenbouwkundig plan Houthavens 2006. In september 2008 ontleend aan http://www.noordwaarts.nllprojecten/ndsm-werfldownloads
- Donkers.). (2007). Zo dicht bij Amsterdam (Se druk) . Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Atlas.
-Projectbureau Noordwaarts Gemeente Amsterdam. (2007). lnvesteringsbesluit Buiksloterham: Transformatie naar stedelijk wonen en werken. In januari 2009 ontleend aan http://www.noordwaarts.nllprojecten/buiksloterham/downloads
- E.TIN adviseurs. (2006). Een uniek vestigingsklimaat in de Buiksloterham: Economische visie. In september 2008 ontleend aan http://www.etin.nllpublicaties/economische_visie_buiksloterham.pdf
-Provoost M. ( 1997). Re-Urb: Nieuwe plannen voor oude steden. Rotterdam: Uitgeverij 0 I0.
- Gastil, R. W (2002) Beyond the edge: New York's waterfront New York: Van Alen lnstitute I Princeton Architeau ral Press. 129
- Schubert, D. (2002). Ha(en- und U(erzonen im Wandel: Analysen und Planungen zur Revitalisierung der Waterfront in Ha(enstaedten. Berlijn: Leue Verlag.
Websites -BiografiSche woordenboek socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland (BWSA): http:l/www.iisg. nl/bwsa/bioslkeppler.htmf\
- StadsdeeiWesterpark Gemeente Amsterdam. (2006). Stedenbouwkundig plan Houthavens 2006. In april 2009 ontleend aan http://www.westerpark.amsterdam.nl/stedelijkelspaarndammerhoutlhet__plan
- Centrum Amsterdam Noord (CAN): http:l/www.centrumamsterdamnoord.nllhome.php - Data Archiving and Networked Services (DANS), voor kadastrale kaarten: http:llwww.dans.knaw.nl/nl/
- Swart, W (2007).Amsterdam-Noord 1850-1930 (4e druk). Maastricht: Uitgeverij Boekenplan. -Ter Poorten,).)., De jong, C. (2003). Bouwen met water: Wonen, werken en recreëren. Wormer: lnmerc.
- Dienst Ruimtelijke Ordening Gemeente Amsterdam: http://www.dro.amsterdam.nl/ http:/162.192.111.1 72/Functiekaart/Functiekaart.aspx
-Vos, E (2008). Europan 9: Europese stedelijkheid: De duurzame stad en nieuwe openbare ruimte. Rotterdam: NAi Uitgevers.
- Europan 9 http:llwww.europan.nl/nlleuropan09/index.html - Flickr Photosharing http://www.flickr.com/
-Yegenoglu, H.H., Van Wesemael, P.j. V. (2008). Het condominium:a(studeeratelier Uve to the Max. Eindhoven:Technische Universiteit Eindhoven.
- Geurts & Sc huize Architecten http://www.geurst-schulze.nl/ http://nl.wikipedia.org/wiki/Nederlandsche_Dok_en_Scheepsbouw_Maatschappij http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Amsterdam - Ministerie van VROM: http:l/www.vrom.nllpagina.html?id= I0869 - Monumentaal aan de Zaan: http://www.zaans-1ndustrieel-er(goed.nllpages_4/reportage_ndsm_geschiedenis.html - NDSM werf http:l/www.ndsm.nl/ - Noorderpark http:llwww.noorderpark.amsterdam.nl/ - NoordZuidlijn Gemeente Amsterdam: http://www.noordzuidlijn.amsterdam. nl/ 130
- Overhoeks: http:llw.vw.overhoeks.nll
Illustraties Alle illustraties zijn in het verslag voorzien van een bronvermelding. Illustraties zonder bronvermelding komen uit eigen bestand. De analysekaarten (tekeningen) zijn gemaakt op basis van digitale kadastrale kaarten, die verstrekt zijn door het instituut Data Archiving and Networked Services (DANS). Illustraties afkomstig van de websites: w.vw.flickr.com, w.vw.doelbeelden.nl en w.vw.panoramio.com zijn in principe vrij te gebruiken indien voor persoonlijk en niet-commercieel gebruik.
- Projectbureau Noordwaarts Gemeente Amsterdam: http:llw.vw.noordwaarts.nll - SeARCH http:llwww.search.nll - Sixhaven: http:llwww.sixhaven.nll - Stadsarchief Gemeente Amsterdam: http:llstadsarchie(amsterdam.nl/home.nl.html http:/lbeeldbank.amsterdam. n/1 http:llstadsarchie(amsterdam.nllonderwijslbuurt_en_stadlnoordl http:/lw.vw.bronnenuitamsterdam. n/1 - Stadsdeel Amsterdam Noord Gemeente Amsterdam: http:llw.vw. noord.amsterdam.nll -Wikipedia online Encyclopedie: http:lInl. wikipedia. orglwikiiTuinstad http:llnl.wikipedia.orglwiki IAmsterdam-Noord
131