ARPS - BUNDEL 548
RGPS - FASCICULE 548
SOCIETE NATIONALE DES CHEMINS DE FER BELGES
RGPS FASCICULE 548 Relations syndicales
NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN
ARPS BUNDEL 548 Syndicale betrekkingen
ARPS
BUNDEL 548
ALGEMEEN REGLEMENT VOOR DE
SYNDICALE BETREKKINGEN
TABEL VAN DE IN VOEGE ZIJNDE WIJZIGINGEN AAN BUNDEL 548 GEPUBLICEERD BIJ BERICHT 54 PS VAN 1995.
Deze tabel vervangt de vroeger uitgegeven tabel. Een afzonderlijke oplage ervan wordt uitgereikt volgens code 01. Nr. van de wijziging
Nr. en jaar van het bericht
1
18 PS/1996
2
PP/1998
Te wijzigen (deel, hoofdstuk, paragraaf, bladzijde)
Bijlage I. Inhoudstafel Deel I - Hoofdstuk III, par. 7 Deel II - Groen tussenblad Deel II - Hoofdstuk I, par. 17 en 26.7 Deel II - Hoofdstuk II, par. 28, 29 en 33 Deel II - Hoofdstukken III en IV Deel III - Hoofdstuk III, par. 49 Deel III - Hoofdstuk IV Deel III - Hoofdstuk VI, par. 65 Deel III - Hoofdstuk VII, par. 70 Deel III - Hoofdstuk IX Deel IV - Hoofdstuk II Deel IV - Hoofdstuk III, par. 86, 87 bis, 88, 89 en 90 Deel IV - Hoofdstuk IV, par. 92 Deel IV - Hoofdstuk V Bijlage I
2e bijvoegsel
548 ALGEMEEN REGLEMENT VOOR DE SYNDICALE BETREKKINGEN. _________ INHOUDSTAFEL. Nr. van de paragrafen Deel I
Deel II
Deel III
Deel IV
-
-
-
-
ALGEMENE BEPALINGEN. Hoofdstuk
I
- Vrijheid van vereniging ...................................................
1 tot 4
Hoofdstuk
II
- Erkende syndicale organisaties .......................................
5 en 6
Hoofdstuk
III
- Aanneming ......................................................................
7 tot 9
PARITAIRE ORGANEN. Hoofdstuk
I
- Nationale Paritaire Commissie ........................................
10 tot 26
Hoofdstuk
II
- Gewestelijke Paritaire Commissies .................................
27 tot 33
Hoofdstuk
III
- Paritaire Overlegcomités bij de bedrijfseenheden en service-eenheden ............................................................
33 bis tot 33 septies
Hoofdstuk
IV
- Andere paritaire organen .................................................
34
SYNDICALE ACTIVITEIT. Hoofdstuk
I
- Betrekkingen met de overheden ......................................
35 tot 45
Hoofdstuk
II
- Aanbevelingen ................................................................
46
Hoofdstuk
III
- Toegang tot de werkplaatsen ...........................................
47 tot 49
Hoofdstuk
IV
- Administratieve onderzoeken ..........................................
50 tot 62
Hoofdstuk
V
- Afvaardiging bij de examencommissies ..........................
63 en 64
Hoofdstuk
VI
- Aanplakken van syndicale berichten in de werkzetels ....
65 tot 69
Hoofdstuk
VII
- Syndicale vergaderingen in de werkzetels .......................
70 tot 75
Hoofdstuk
VIII
- Inhouding bij de bron van de syndicale bijdrage ............
76
Hoofdstuk
IX
- Aflevering van administratieve onderrichtingen .............
77
Hoofdstuk
X
- Werkonderbrekingen
77bis
BEPALINGEN BETREFFENDE DE SYNDICALE AFGEVAARDIGDEN. Hoofdstuk
I
- Bestendige syndicale afgevaardigden .............................
78 tot 83
Hoofdstuk
II
- Legitimatiekaarten ...........................................................
84
Hoofdstuk
III
- Vrijstelling van dienst en syndicaal verlof ......................
85 tot 90
Hoofdstuk
IV
- Verplaatsingsvergoedingen .............................................
91 tot 93
Hoofdstuk
V
- Verkeersvoordelen ..........................................................
94 tot 98
________________
2e bijvoegsel
548
Algemeen Reglement voor de Syndicale Betrekkingen. _____________
DEEL
I.
DEEL
II.
- Algemene bepalingen. - Paritaire organen.
DEEL III.
- Syndicale activiteit.
DEEL IV.
- Bepalingen betreffende de syndicale afgevaardigden.
Oktober 1995
548
Deel I.
ALGEMENE BEPALINGEN. ________
Hoofdstuk
I.
Hoofdstuk
II.
Hoofdstuk
III.
- Vrijheid van vereniging. - Erkende syndicale organisaties. - Aanneming.
Oktober 1995
548 DEEL I.
ALGEMENE BEPALINGEN.
HOOFDSTUK I.
VRIJHEID VAN VERENIGING. 1
[Aangezien de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen een zelfstandig nijverheidsbedrijf uitmaakt, is zij aan het gemeen recht (1) onderworpen wat de vrijheid van vereniging betreft] .
2
[De vrijheid van vereniging is aan het personeel toegekend overeenkomstig de wet van 24 mei 1921, waarvan artikel één luidt als volgt : "De vrijheid van vereniging op elk gebied is gewaarborgd. Niemand kan gedwongen worden van een vereniging deel uit te maken of daarvan niet deel uit te maken"] (2). De personeelsleden van de Maatschappij hebben dus het recht een syndicale organisatie te vormen; zij mogen zich aansluiten bij een organisatie naar keus of van aansluiting afzien, zonder dat zij rechtstreeks of onrechtstreeks gevaar lopen stoffelijk of moreel benadeeld te worden.
(1) (2)
3
De personeelsleden mogen geenszins, willen ze niet gestraft worden, collega's die al dan niet bij een syndicale organisatie zijn aangesloten, vrees aanjagen, bedreigen, beledigen, plagen, of gewelddadig behandelen.
4
Anderzijds zijn in de lokalen en in de aanhorigheden van de Maatschappij verboden, alle uitingen en handelingen welke aanleiding kunnen geven tot rivaliteit of woordenwisseling of kunnen schaden aan het rendement of aan de goede verstandhouding onder het personeel zoals, bijvoorbeeld, alle propaganda.
Wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de NMBS, artikel 13. Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel één. Oktober 1995
548 DEEL I.
ALGEMENE BEPALINGEN.
HOOFDSTUK II.
ERKENDE SYNDICALE ORGANISATIES.
(1)
5
[Worden door de Maatschappij erkend, de organisaties die de leden van het personeel groeperen en in de Nationale Paritaire Commissie zetelen] (1) .
6
De lijst van de thans erkende syndicale organisaties is opgenomen in bijlage I.
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 2. Oktober 1995
548 DEEL I.
ALGEMENE BEPALINGEN.
HOOFDSTUK III.
AANNEMING. 7
Worden door de Maatschappij aangenomen, de niet-erkende organisaties die de leden van het personeel groeperen en die aan de volgende criteria beantwoorden : - in hun vereniging al de statutaire bedienden van de NMBS toelaten, ongeacht hun administratieve betiteling; - aangesloten zijn bij een nationale en interprofessionele organisatie die ten minste 50 000 leden groepeert, organisatie die zelf moet vertegenwoordigd zijn in de Nationale Arbeidsraad en in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven of in alle andere organismen die in hun plaats zouden komen of met hun taak zouden belast worden; - bij de centrale en coördinatie-eenheid “Personeelspolitiek” twee exemplaren van hun statuten deponeren alsmede de lijst van hun verantwoordelijke leiders en van hun gemachtigde afgevaardigden; die lijst moet de naam, de voornamen, de administratieve betiteling en standplaats vermelden. Elke wijziging aan die documenten moet binnen de drie maand aan de centrale en coördinatie-eenheid “Personeelspolitiek” medegedeeld worden; - hun leiders en afgevaardigden kiezen uitsluitend onder het statutair personeel in dienst.
8
De aangenomen organisaties genieten hetzelfde regime als dat voor de erkende organisaties behalve dat zij geen bestendige afgevaardigden mogen hebben en niet vertegenwoordigd zijn in de paritaire organen.
9
De lijst van de thans aangenomen organisaties is opgenomen in bijlage I.
2e bijvoegsel
548
Deel II.
PARITAIRE ORGANEN. ________
Hoofdstuk I.
- Nationale Paritaire Commissie.
Hoofdstuk II.
- Gewestelijke Paritaire Commissies.
Hoofdstuk III.
- Paritaire Overlegcomités bij de bedrijfseenheden en service-eenheden
Hoofdstuk IV
- Andere paritaire organen.
2e bijvoegsel
548 DEEL II.
PARITAIRE ORGANEN.
HOOFDSTUK I.
NATIONALE PARITAIRE COMMISSIE. 10 [Het statuut van het personeel voorziet in het bestaan van een Nationale Paritaire Commissie, voorgezeten door de voorzitter van de Raad van Bestuur en bestaande uit twintig leden. Tien leden worden benoemd door de Raad van Bestuur. De overige tien leden worden, volgens de nadere regelen welke het statuut vaststelt, benoemd door de organisaties die onder de in het statuut vastgestelde voorwaarden geacht worden de meest representatieve voor het gezamenlijke personeel te zijn, zowel op het interne vlak van de Maatschappij als op het nationale en interprofessionele vlak] (1). 11 [Een Nationale Paritaire Commissie is ingesteld. De zetel ervan is te Brussel] (2) .
A BEVOEGDHEID.
12 [Onverminderd bijzondere bepalingen opgenomen in de wet van 21.03.1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, is de Nationale Paritaire Commissie bevoegd om : 1° al de kwesties te onderzoeken betreffende de arbeidsovereenkomst, met inbegrip van de regelen inzake de vergoeding van schade naar aanleiding van arbeidsongevallen, ongevallen op de wet naar of van het werk en van beroepsziekten, alsmede die betreffende de veiligheid, de hygiëne en over het algemeen al de kwesties die voor het personeel rechtstreeks van belang zijn, kwesties die haar worden overgemaakt door de Minister tot wiens bevoegdheid de spoorwegen behoren, de Raad van Bestuur, het Directiecomité of de gewestelijke commissies, waarvan er hierna sprake is; 2° haar advies uit te brengen over al de kwesties van algemene aard, die de Minister die de spoorwegen in zijn bevoegdheid heeft, de Raad van Bestuur of het Directiecomité menen haar te moeten voorleggen, onder meer in de gevallen waarin die hoge overheden oordelen dat die zaken voor het personeel onrechtstreeks van belang kunnen zijn; 3° deel te nemen aan het beheer van de ten behoeve van het personeel opgerichte of op te richten instellingen] (3).
13 [Onverminderd de toepassing van artikel 49 van de wet van 21.03.1991 SAMENSTELLING betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, wordt de Nationale Paritaire Commissie om de zes jaar op 1 december vernieuwd.
B. VORMING EN
(1) (2) (3)
Wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de NMBS, artikel 13. Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 4. Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 5, alsmede Wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de NMBS, artikel 13. 2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel II - Hoofdstuk I. Bladz. 2.
14 De Nationale Paritaire Commissie bestaat uit tien afgevaardigden van de Maatschappij, benoemd door de Raad van Bestuur, en tien afgevaardigden die overeenkomstig de bij onderstaande letter C vermelde voorwaarden en modaliteiten benoemd zijn door de personeelsorganisaties welke, op grond van de hierna opgesomde criteria, de meest representatieve zijn voor het geheel van het personeel] (1). 15 [Om beschouwd te worden als de meest representatieve voor het geheel van het personeel en om zich kandidaat te kunnen stellen voor één van de zetels van de Nationale Paritaire Commissie, moeten de personeelsorganisaties : - in hun vereniging al de statutaire bedienden van de NMBS toelaten, ongeacht de administratieve betiteling die ze hebben; - aangesloten zijn bij een nationale en interprofessionele organisatie met ten minste 50 000 leden, die zelf moet vertegenwoordigd zijn in de Nationale Arbeidsraad en in de Centrale Raad voor het bedrijfsleven of in alle andere organismen die in hun plaats zouden komen of met hun taak belast worden] (1). C. TOEKENNING VAN DE ZETELS AAN DE PERSONEELSORGANISATIES.
1. Mededinging. 16 [Voor de toekenning van de zetels in de Nationale Paritaire Commissie mogen mededingen, de organisaties die erkend zijn in de zin van Deel I, Hoofdstuk II, alsmede de niet-erkende organisaties die beantwoorden aan de criteria opgesomd bij de voorgaande letter B. 17 Om mede te dingen, moeten de hiervoor bedoelde niet-erkende organisaties bovendien : a) op de eerste van de achttiende maand welke de voor de vernieuwing voorziene datum voorafgaat, een aantal individueel betalende aangeslotenen tellen dat ten minste gelijk is aan 10 % van het totaal effectief van het statutair personeel van de Maatschappij dat op dezelfde datum in actieve dienst is; b) uiterlijk de eerste van de zestiende maand welke de voor de vernieuwing van de Nationale Paritaire Commissie voorziene datum voorafgaat, hun kandidatuur indienen, bij de centrale en coördinatie-eenheid “Personeelspolitiek”, twee exemplaren van hun statuten deponeren en daarbij de namen van hun verantwoordelijke leiders en van hun gemachtigde afgevaardigden opgeven, de onder a) hiervoor bedoelde betalende effectieven aangeven en het bewijs leveren dat ze voldoen aan de criteria vastgesteld bij de voorgaande letter B; c) zich onderwerpen aan de controle op de aangegeven effectieven in de loop van een periode van vier maand volgend op de uiterste datum gesteld voor het deponeren van de statuten] (2).
(1) (2)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 6. Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 7, § 1. 2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel II - Hoofdstuk I. Bladz. 3.
2. Toekenning van de zetels. 18 [De zetels worden toegekend overeenkomstig de volgende bepalingen : a) uiterlijk de eerste van de vijfde maand welke de voor de vernieuwing van de Nationale Paritaire Commissie gestelde datum voorafgaat moeten de organisaties die regelmatig mededingen voor de toekenning van de zetels, indien ze voor die toekenning willen in aanmerking komen, hun verzoek richten tot het Directiecomité en tevens het bewijs leveren dat ze voldoen aan de criteria opgegeven bij de voorgaande letter B. Het verzoek moet ondertekend zijn door de voorzitter, de ondervoorzitter, de secretaris en de penningmeester; het moet het individueel betalend effectief van de organisatie vermelden; b) de in aanmerking te nemen aangegeven effectieven zijn die welke bestaan op de eerste van de zevende maand welke de voor de vernieuwing van de Nationale Paritaire Commissie gestelde datum voorafgaat; c) die effectieven worden uiterlijk twee maanden vóór de voor de vernieuwing van de Nationale Paritaire Commissie gestelde datum gecontroleerd, tenzij al de organisaties de door elk van hen aangegeven effectieven aanvaarden met een verklaring ondertekend door de voorzitter, de ondervoorzitter, de secretaris en de penningmeester; d) de magistraat of het Directiecomité aangewezen overeenkomstig de bepalingen van de eerste alinea van paragraaf 20, brengt verslag uit aan de Raad van Bestuur. Deze bepaalt, op grond van dat verslag en volgens de regels van een evenredige vertegenwoordiging, de verdeling van de tien zetels onder de organisaties die voldaan hebben aan de hiervoren opgegeven criteria en modaliteiten en die ten minste 10 % groeperen van het totaal effectief van het statutair personeel van de Maatschappij dat in actieve dienst is. Bedoeld totaal effectief is het effectief dat bestaat op de datum opgegeven onder b) hiervoren. 19 De verdeling geschiedt naar onderstaand voorbeeld : Voorbeeld van toepassing : Uit de opneming van de gecontroleerde effectieven is gebleken dat de mededingende verenigingen onderscheidenlijk tellen : Vereniging A : 39 000 leden B : 16 000 leden C : 11 000 leden Totaal : 66 000 leden Het verdelingscijfer is 66 000 : 10 = 6 600.
2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel II - Hoofdstuk I. Bladz. 4.
Dienvolgens : - bekomt de vereniging A (39 000 leden) 5 zetels + een overschot van 6 000 leden; - bekomt de vereniging B (16 000 leden) 2 zetels + een overschot van 2 800 leden; - bekomt de vereniging C (11 000 leden) 1 zetel + een overschot van 4 400 leden. Acht zetels zijn aldus begeven; de 9e wordt toegekend aan het grootste overschot, namelijk aan A; de 10e komt toe aan C en de eindverdeling zal zijn : A : 6 zetels; B : 2 zetels; C : 2 zetels = 10 zetels] (1). 3. Controleverrichtingen. 20 [De onder par. 17-c) en 18-c) bedoelde controleverrichtingen worden uitgevoerd onder leiding van een magistraat of van het Directiecomité, daartoe aangewezen door de Raad van Bestuur. Die magistraat of dat Comité wijst twee bedienden van de Maatschappij aan om al de voor de controle vereiste verrichtingen uit te voeren en verstrekt hun al de richtlijnen die daartoe nodig zijn. De aangewezen personen beschikken ter plaatse over al de vereiste onderzoekings- of controlemiddelen. Zo kunnen ze vanwege de verenigingen mededeling vergen van de bijgehouden lijsten van de geïnde bijdragen, de steekkaarten, registers opgemaakt door de centrales, gewestelijke afdelingen of secties] (2). 4. Uitsluiting. 21 [Elke organisatie die kandidaat is voor één van de zetels van de Nationale Paritaire Commissie, en niet voldoet aan de criteria opgegeven in de paragrafen 16, 17 en 18 of weigert zich aan de daarin bepaalde formaliteiten te onderwerpen of bij wie een bedrog of poging tot bedrog zou vastgesteld worden, kan hetzij van de mededinging, hetzij van de toekenning van de zetels uitgesloten worden, bij een beslissing van de Raad van Bestuur, genomen op grond van het verslag van de persoon die door de Raad is aangewezen om de controleverrichtingen uit te voeren] (3). 5. Algemene bepalingen. 22 [De effectieven van om het even welke van de personeelsverenigingen worden niet medegedeeld aan de mededingende organisaties. 23 In afwachting dat de Raad van Bestuur de nieuwe toekenning van de zetels heeft vastgesteld, blijft de Nationale Paritaire Commissie geldig fungeren (4) zonder wijziging in haar samenstelling] .
(1) (2) (3) (4)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 7, § 2. Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 7, § 3. Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 7, § 4. Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 7, § 5. 2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel II - Hoofdstuk I. Bladz. 5.
24 De huidige zetelverdeling is opgenomen in bijlage I.
D. PLAATSVERVANGENDE AFGEVAARDIGDEN.
25 [De Maatschappij en de erkende organisaties wijzen zoveel plaatsvervangende afgevaardigden aan als werkelijke; kan de werkelijke afgevaardigde de vergadering niet bijwonen, dan laat hij zich vervangen door zijn plaatsvervanger. De plaatsvervangers mogen al de vergaderingen (1) bijwonen, doch zonder beslissende of raadgevende stem] .
E. HUISHOUDELIJK REGLEMENT.
26 1. [De Nationale Paritaire Commissie wordt voorgezeten door de voorzitter van de Raad van Bestuur. De voorzitter is niet stemgerechtigd. De Nationale Paritaire Commissie vergadert om de drie maand. Is er geen agenda dan mag een normale zitting verdaagd of afgelast worden. De voorzitter mag uit eigen macht of op aanvraag van de leden der Commissie bijzondere vergaderingen doen beleggen. De bijeenroepingen worden ten minste 8 dagen van te voren opgezonden; voor de bedienden in dienst worden zij door bemiddeling van de onmiddellijke chef gestuurd. De agenda wordt binnen dezelfde termijn medegedeeld. De leden mogen uiterlijk 5 dagen vóór de zitting, de inschrijving op de agenda vragen van zaken waarin zij belang stellen en die onder de opdracht vallen waarmee de Commissie belast is] (2). 2. De Nationale Paritaire Commissie mag zelf zaken die onder haar bevoegdheid vallen aanhangig maken. 3. De Nationale Paritaire Commissie kan maar geldig beraadslagen indien de afvaardigingen volledig zijn; daartoe werd er bepaald dat de plaatsvervangende leden de beraadslagingen bijwonen om zich op de hoogte te kunnen houden van de gang der werken van de Commissie en daarin dadelijk de afwezige werkelijke leden te kunnen vervangen. 4. Aan ieder werkelijk of plaatsvervangend lid wordt een exemplaar bezorgd van de documentatie betreffende de op de agenda voorkomende kwesties en een exemplaar van de notulen der vergaderingen. 5. [De Nationale Paritaire Commissie mag in haar schoot oprichten : -
(1) (2)
een bureau dat tot opdracht heeft haar werkzaamheden te programmeren en te coördineren, alsmede de geschillen te onderzoeken in geval van dreigend sociaal conflict, indien mogelijk voorafgaandelijk aan een eventuele stakingsaanzegging en in ieder geval vóór de staking;
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 10. Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 9. 2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel II - Hoofdstuk I. Bladz. 6.
-
één of meer subcommissies welke belast zijn bepaalde kwesties voor (1) te bereiden die haar voorgelegd worden.]
6. Het bij toepassing van par. 26-5 opgericht Bureau is als volgt samengesteld : -
5 afgevaardigden van de Maatschappij;
-
5 afgevaardigden van de erkende organisaties.
Het Bureau wordt voorgezeten door de voorzitter van de Nationale Paritaire Commissie. De bestuurders die het personeel vertegenwoordigen nemen deel aan de werkzaamheden van het Bureau. 7. De bij toepassing van par. 26-5 opgerichte Paritaire Subcommissie is als volgt samengesteld : − 5 effectieve en 5 plaatsvervangende afgevaardigden van de erkende organisaties; − een aantal afgevaardigden van de Maatschappij dat niet hoger mag zijn dan het aantal afgevaardigden van de erkende organisaties. De Paritaire Subcommissie wordt voorgezeten door de leider van de centrale en coördinatie-eenheid “Personeelspolitiek” of zijn afgevaardigde. 8. De leden van het Bureau en van de Paritaire Subcommissie worden gekozen onder de effectieve en plaatsvervangende leden van de Nationale Paritaire Commissie. De Nationale Paritaire Commissie bepaalt om de zes jaar, na haar vernieuwing, de organisaties die in het Bureau en in de Paritaire Subcommissie zullen vertegenwoordigd zijn, alsmede het aantal van de aan ieder van deze organisaties toegekende zetels; deze toekenning moet geschieden volgens dezelfde regels als die welke bepaald zijn voor de toekenning van de zetels bij de Nationale Paritaire Commissie, met dien verstande dat elke erkende organisatie in elk van die organen ten minste één effectief lid moet hebben. De afgevaardigden van de Maatschappij bij het Bureau en bij de Paritaire Subcommissie worden aangewezen door het Directiecomité. 9. Het huishoudelijk reglement van het Bureau en van de Paritaire Subcommissie worden vastgesteld door de Nationale Paritaire Commissie.
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 8. 2e bijvoegsel
548
DEEL II.
PARITAIRE ORGANEN.
HOOFDSTUK II.
GEWESTELIJKE PARITAIRE COMMISSIES.
A. ZETEL.
27 [Een Gewestelijke Paritaire Commissie zetelt bij het centraal bestuur, bij ieder van de districtsdirecteurs en bij elke leidende chef van de centrale (1) werkplaatsen Cuesmes, Gentbrugge, Mechelen en Salzinnes] .
B. BEVOEGDHEID.
28 1. [De Gewestelijke Paritaire Commissies hebben tot opdracht de voorstellen en klachten van het personeel betreffende de gezondheid, de veiligheid, de inrichting van de arbeid en de verbetering van de produktie te (2) (3) . onderzoeken] Zij brengen advies uit over de kwesties die hun worden voorgelegd. [Die adviezen en klachten worden, ingeval er door de bevoegde overheid geen gevolg aan gegeven wordt, langs de hiërarchische weg overgezonden aan de Raad van Bestuur. Die overzending geschiedt zonder verwijl, zodat het hoger bestuur zijn beslissingen uiterlijk binnen vijftien dagen kan bekend maken] (2) (3). 2. [De Gewestelijke Paritaire Commissies geven, buitendien, hun advies over al de kwesties van arbeidsregeling telkens als deze hun door de gewestelijke chef worden voorgelegd en, inzonderheid, ingeval deze laatste oordeelt dat die kwesties onrechtstreeks het personeel kunnen aanbelangen] (2) (3). De Gewestelijke Paritaire Commissies moeten dus niet ambtshalve of vooraf kennis krijgen van de kwesties van arbeidsregeling, behalve in de bij het reglement voorziene gevallen. 3. [De Gewestelijke Paritaire Commissies oefenen sommige in het reglement voorziene bevoegdheden uit, inzonderheid wat betreft de dienst- en rusttijden, de verloven en de speciale arbeidsstelsels. Zij zijn eveneens belast met het opvolgen van de evolutie van de tewerkstelling op gewestelijk vlak.] (3). Bovendien oefent de Gewestelijke Paritaire Commissie gevestigd bij het centraal bestuur, in voorkomend geval, voor de centrale en coördinatieeenheden de bevoegdheden uit die overeenkomstig par. 33 ter aan de Paritaire Overlegcomités zijn toegekend. 4. [De Gewestelijke Paritaire Commissies werken samen met de dienstchefs om de lijsten van deelneming in de winst, de anciënniteitsbonificaties, chevrons en bevorderingstabellen op te maken](2)(3). Wat de werkzaamheden met betrekking tot de bevordering betreft, geschiedt deze samenwerking op de wijze voorzien in het reglement "Biografisch overzicht, aanschrijving en bevordering".
(1) (2) (3)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 11. Wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de NMBS, artikel 13. Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 12. 2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel II - Hoofdstuk II Bladz. 2.
5. De Gewestelijke Paritaire Commissies mogen aan de Nationale Paritaire Commissie alle kwesties overmaken in verband met de arbeidsovereenkomst, de veiligheid, de gezondheid en, over het algemeen, alle kwesties die het personeel rechtstreeks aanbelangen. De kwesties van algemene aard en de beginselkwesties vallen dus onder de bevoegdheid van de Nationale Paritaire Commissie.
C. SAMENSTELLING
29 [Het aantal afgevaardigden van de Maatschappij enerzijds, en van de erkende organisaties anderzijds, waaruit de Gewestelijke Paritaire Commissies samengesteld zijn, is als volgt vastgesteld : - 8 voor elk van de commissies gevestigd bij de districtsdirecteurs; - 5 voor elk van de commissies gevestigd bij het centraal bestuur en bij de leidende chefs van de centrale werkplaatsen Mechelen en Salzinnes; - 3 voor elk van de commissies gevestigd bij de leidende chefs van de (1) centrale werkplaatsen Cuesmes en Gentbrugge.] . De afgevaardigden van de Maatschappij in de Gewestelijke Paritaire Commissie gevestigd bij het centraal bestuur worden aangewezen door het Directiecomité, dat onder die afgevaardigden tevens de voorzitter aanwijst. De Gewestelijke Paritaire Commissies gevestigd bij de districtsdirecteurs worden voorgezeten door de districtsdirecteur. De afvaardiging van de Maatschappij in die commissies bestaat verder uit : − de 3 volgende ambtenaren : • de leider van de zone Instandhouding infrastructuur; • de leider van de gewestelijke verkeersleiding Netwerk; • de lokale leider van de activiteit Loopbanen en bezoldigingen-PS; − 5 leden aangeduid door de districtsdirecteur in overleg met de leiders van de bedrijfseenheden of service-eenheden. Het secretariaat van laatstgenoemde commissies wordt verzekerd door de lokale dienst Loopbanen en bezoldigingen-PS. De afgevaardigden van de Maatschappij in de Gewestelijke Paritaire Commissies gevestigd bij de leidende chefs van de centrale werkplaatsen worden aangewezen door de leider van de bedrijfseenheid waarvan de centrale werkplaats afhangt; deze laatste wijst onder die afgevaardigden tevens de voorzitter aan. De werkelijke en de plaatsvervangende afgevaardigden moeten deel uitmaken van het statutair personeel in dienst; zij moeten echter niet behoren tot het personeel van het ressort der Gewestelijke Paritaire Commissie.
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 13. 2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel II - Hoofdstuk II. Bladz. 3.
[De Nationale Paritaire Commissie bepaalt om de zes jaar, na haar vernieuwing, de organisaties die in de Gewestelijke Paritaire Commissies zullen vertegenwoordigd zijn, alsmede het getal aan ieder van deze organisaties toegekende zetels; deze toekenning moet geschieden volgens dezelfde regels als die welke bepaald zijn voor de toekenning van de zetels bij de Nationale Paritaire Commissie, met dien verstande dat elke erkende organisatie ten minste één zetel in iedere Gewestelijke Paritaire Commissie moet hebben] (1) . De lijst van de leden van de Gewestelijke Paritaire Commissies moet worden voorgehangen in de berichtenramen bestemd voor de dienstmededelingen aan het personeel. 30 De huidige zetelverdeling is opgenomen in bijlage I.
D. PLAATSVERVANGENDE AFGEVAARDIGDEN
31 [De Maatschappij en de erkende organisaties wijzen zoveel plaatsvervangende afgevaardigden aan als werkelijke afgevaardigden; kan de werkelijke afgevaardigde op de vergadering niet aanwezig zijn, dan laat hij zich door zijn plaatsvervanger vervangen] (2). De plaatsvervangers wonen de vergaderingen slechts bij om de afwezige werkelijke afgevaardigden te vervangen.
E. TECHNISCHE RAADGEVERS
32 [De werkelijke afgevaardigden mogen, in bepaalde bijzondere gevallen waarin de aanwezigheid van een specialist gerechtvaardigd is, een technisch raadgever nemen .] (2) De voorzitter moet, ten laatste 3 dagen vóór de vergadering, kennis krijgen van de punten der agenda waarvoor de tussenkomst van een technisch raadgever ingeroepen wordt
F. HUISHOUDELIJK REGLEMENT
33 1. De voorzitters van de Gewestelijke Paritaire Commissies gevestigd bij de districtsdirecteurs zijn niet stemgerechtigd. De voorzitters van de andere Gewestelijke Paritaire Commissies zijn wel stemgerechtigd, doch hebben bij staking van stemmen geen beslissende stem. 2. [Iedere Gewestelijke Paritaire Commissie vergadert eens om de twee maand. De voorzitter mag over de bijzondere vergaderingen beslissen hetzij op eigen hand, hetzij op verzoek van één of meer leden der commissie.
(1) (2)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 14. Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 16 2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel II - Hoofdstuk II Bladz. 4.
De oproepingsbrieven worden ten minste acht dagen van te voren verzonden; voor bedienden in dienst, worden ze gestuurd door bemiddeling van de onmiddellijke chef. De agenda's worden binnen (1) dezelfde termijn medegedeeld] . Voor de nieuwe kwesties die op de agenda voorkomen moet er door de betrokken diensten een beknopte verklarende nota worden opgemaakt welke bij de oproepingsbrief wordt gevoegd. [De leden mogen uiterlijk vijf dagen vóór de vergadering, de inschrijving op de agenda vragen van zaken waarin zij belang stellen en die onder de opdracht vallen waarmee de commissie belast is] (1) . 3. Om op de agenda te worden vermeld moeten de voorstellen of klachten waarvan er sprake is in de eerste alinea sub B van onderhavig hoofdstuk : -
wel bepaalde en controleerbare feiten aangeven; door een lid ondertekend zijn; vooraf schriftelijk voorgelegd zijn aan de onmiddellijke chef en vervolgens aan de eerste ingenieur of de eerste inspecteur.
4. Het feit dat een bepaalde kwestie op de agenda wordt gebracht sluit niet a priori in zich dat de commissie bevoegd is. Is er twijfel, dan doet de commissie uitspraak over de bevoegdheid alvorens tot een onderzoek van de grond der kwestie over te gaan. Is de kwestie ter stemming gelegd, dan wordt ze, bij staking van stemmen, afgewezen. 5. De Gewestelijke Paritaire Commissies kunnen maar geldig beraadslagen indien de afvaardigingen paritair, voltallig, regelmatig samengesteld en opgeroepen zijn. Alvorens de debatten te openen moet de voorzitter de regelmatige samenstelling van de vergadering nagaan. 6. Opgeheven. 7. Ten einde de controle van de samenstelling der vergaderingen te vermakkelijken, is het nodig dat de notulen der vergaderingen op rationele en eenvormige wijze opgemaakt worden naar het model dat opgenomen werd in bijlage II. De notulen moeten op een klare en beknopte wijze opgesteld worden. Zij moeten alleen de besproken punten en de genomen beslissingen met de redenen daartoe vermelden. Het is overbodig een verslag te geven van de besprekingen en de groepering aan te duiden van wie de vraag uitgaat. Het gestelde voorbehoud wordt evenwel vermeld zo een organisatie zulks vraagt. (1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 15.
2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel II - Hoofdstuk II. Bladz. 5.
De notulen der vergaderingen worden gedurende 8 dagen aangeplakt in de standplaatsen die onder de bevoegdheid van de Gewestelijke Paritaire Commissies vallen en waar ten minste 50 bedienden tewerkgesteld zijn. Ze worden aangeplakt in de berichtenramen die voor de dienstmededelingen aan het personeel bestemd zijn. 8. Een exemplaar van de notulen der vergadering wordt gezonden aan elk lid (werkelijk of plaatsvervangend), aan het secretariaat van de centrale en coördinatie-eenheid “Personeelspolitiek” en de betrokken bedrijfseenheden en/of service-eenheden, alsmede aan de Interne Audit. De voorzitter doet al het nodige om het onderzoek en de oplossing van de in de Gewestelijke Paritaire Commissie opgeworpen kwesties te bespoedigen. Voor de kwesties waarbij de tussenkomst van de directie vereist is, zendt hij ambtshalve een volledig en omstandig verslag aan het bevoegd bureau, met afschrift aan het secretariaat van de centrale en coördinatie-eenheid “Personeelspolitiek”. In dat opzicht is het, voor een spoedig onderzoek van de zaken, niet voldoende de notulen aan het secretariaat der bedrijfseenheden of service-eenheden te zenden. De bevoegde eenheid legt in elk geval de door haar genomen beslissingen, voor visum aan de centrale en coördinatie-eenheid “Personeelspolitiek” voor. Voor de kwesties waarvoor de directie niet moet tussenbeide komen, wordt niettemin een afschrift van of een uittreksel uit de notulen ter kennisneming aan het betrokken bureau van de directie gezonden.
2e bijvoegsel
548
DEEL II.
PARITAIRE ORGANEN.
HOOFDSTUK III.
PARITAIRE OVERLEGCOMITES BIJ DE BEDRIJFSEENHEDEN EN SERVICE-EENHEDEN
A. ZETEL.
33 bis [Een Paritair Overlegcomité zetelt bij elke bedrijfseenheid en bij elke (1) service-eenheid.]
B. BEVOEGDHEID
33 ter [De Paritaire Overlegcomités zijn belast met : − het onderzoek van de economische en financiële informatie betreffende de bedrijfseenheid of service-eenheid; − het onderzoek van de evolutie en van de aard van de tewerkstelling binnen de bedrijfseenheid of service-eenheid; − het onderzoek van het ontwerp van bedrijfsplan van de bedrijfseenheid of service-eenheid, alvorens dit ontwerp aan het Directiecomité ter goedkeuring wordt voorgelegd; − het toezicht op de uitvoering van de aktiviteiten van de
bedrijfseenheid of service-eenheid, voor wat de benuttiging van het spoorwegpersoneel betreft, zowel voor de werken binnen de eenheid als voor eventueel door andere eenheden te verrichten werken.](1) In hun interne betrekkingen en bij de informatieverstrekking, zowel op het vlak van de bedrijfs- en service-eenheden als in de paritaire instanties, dienen de verantwoordelijken alles in het werk te stellen teneinde het personeel steeds meer te betrekken in een klantgerichte productie, wetende dat de tevredenheid van de cliëntele leidt tot een succesvolle spoorwegexploitatie. C. SAMENSTELLING
33 quater
[Het aantal afgevaardigden van de Maatschappij enerzijds, en van de erkende organisaties anderzijds, waaruit de Paritaire Overlegcomités samengesteld zijn, is als volgt vastgesteld : −
8 voor elk van de Paritaire Overlegcomités gevestigd bij de eenheden Netwerk, Bestuurders en treinmaterieel, Instandhouding van de infrastructuur, Onderhoud lange termijn locomotieven, motorrijtuigen en rijtuigen, Onderhoud korte en middellange termijn locomotieven, motorrijtuigen en rijtuigen, en Binnenlands vervoer reizigers; − 5 voor elk van de Paritaire Overlegcomités gevestigd bij de eenheden Patrimonium, Onderhoud wagens, Internationaal vervoer reizigers, Vracht en Personeelsadministratie/Beheer sociale zaken;
− 3 voor elk van de Paritaire Overlegcomités gevestigd bij de eenheden Facility management, Informatica, Aankopen en Telecom.](1). [De Nationale Paritaire Commissie bepaalt om de zes jaar, na haar vernieuwing, de organisaties die in de Paritaire Overlegcomités zullen vertegenwoordigd zijn en het aantal aan ieder van deze organisaties (1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 17
2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel II - Hoofdstuk III Bladz. 2.
toegekende zetels; deze toekenning moet geschieden volgens dezelfde regels als die welke bepaald zijn voor de toekenning van de zetels in de Nationale Paritaire Commissie met dien verstande dat elke erkende organisatie tenminste één zetel zal hebben in ieder Paritair Overlegcomité].(1) De Paritaire Overlegcomités worden voorgezeten door de leider van de bedrijfseenheid of service-eenheid. De afvaardiging van de Maatschappij bestaat verder uit : − het personeelslid dat binnen de bedrijfseenheid of service-eenheid het beheer van het personeel in zijn bevoegdheid heeft; − andere personeelsleden van de bedrijfseenheid of service-eenheid (ten getale van respectievelijk 6,3 of 1) die worden aangeduid door de leider van de betrokken eenheid.
D. PLAATSVERVANGENDE AFGEVAARDIGDEN
33 quinquies
[De Maatschappij en de erkende organisaties wijzen zoveel plaatsvervangende afgevaardigden aan als werkelijke afgevaardigden; kan de werkelijke afgevaardigde op de vergadering niet aanwezig zijn, dan laat hij zich door zijn plaatsvervanger vervangen. Een plaatsvervangend lid van elke erkende organisatie woont de vergaderingen van het Paritair Overlegcomité permanent bij teneinde de continuïteit te verzekeren.](1)
E. TECHNISCHE RAADGEVERS
33 sexties
F. HUISHOUDELIJK 33 septies REGLEMENT
[De werkelijke afgevaardigden mogen, in bepaalde bijzondere gevallen waarin de aanwezigheid van een specialist gerechtvaardigd is, een technisch raadgever nemen.](1) 1. De voorzitter van het Paritair Overlegcomité heeft bij staking van stemmen geen beslissende stem. 2. [De Paritaire Overlegcomités vergaderen minstens 2 maal per jaar. In functie van de noodwendigheden mag de voorzitter bijzondere vergaderingen bijeenroepen](1), hetzij op eigen hand, hetzij op verzoek van een erkende organisatie. De oproepingsbrieven worden ten minste acht dagen van te voren verzonden. De agenda wordt binnen dezelfde termijn medegedeeld. 3. Aan ieder werkelijk of plaatsvervangend lid van het Paritair Overlegcomité wordt een exemplaar bezorgd van de documentatie betreffende de op de agenda voorkomende kwesties.
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 17. 3e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel II - Hoofdstuk III. Bladz. 3.
4. De leden mogen uiterlijk vijf dagen vóór de vergadering, de inschrijving op de agenda vragen van zaken waarin zij belang stellen en die onder de opdracht vallen waarmee het Paritair Overlegcomité belast is. Het feit dat een bepaalde kwestie op de agenda wordt gebracht sluit niet a priori in zich dat het Paritair Overlegcomité bevoegd is. Is er twijfel, dan doet het Paritair Overlegcomité uitspraak over de bevoegdheid alvorens tot een onderzoek van de grond der kwestie over te gaan. Is de kwestie ter stemming gelegd, dan wordt ze, bij staking van stemmen, afgewezen. 5. De Paritaire Overlegcomités kunnen maar geldig beraadslagen indien de afvaardigingen paritair, voltallig, regelmatig samengesteld en opgeroepen zijn. Alvorens de debatten te openen moet de voorzitter de regelmatige samenstelling van de vergadering nagaan. 6. De notulen worden opgemaakt door de door de voorzitter aangeduide secretaris. De notulen geven een klaar en beknopt verslag van de vergadering met voor elk van de besproken punten, de door elke partij aangevoerde argumenten en de besluiten. 7. Een exemplaar van de notulen der vergadering wordt gezonden aan elk lid (werkelijk of plaatsvervangend), alsmede aan het secretariaat van de centrale en coördinatie-eenheid “Personeelspolitiek”.
2e bijvoegsel
548 DEEL II.
PARITAIRE ORGANEN
HOOFDSTUK IV
ANDERE PARITAIRE ORGANEN. 34 A.
(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7)
Nationaal Comité der Sociale Werken (1).
B.
Nationaal Subcomité en Gewestelijke Comités der Sociale Werken (1).
C.
Raad van Beroep
D.
Nationale Commissie, Comités, Subcomités en Technische Commissies (3) voor Preventie en Bescherming op het Werk .
E.
Comité voor de Arbeidsgeneeskunde (4).
F.
Comité voor de Bestuursgeneeskunde (5).
G.
Comité van het Kledingfonds (6).
H.
Beheerscomité van het Fonds der sociale documentatie (7).
(2)
.
Statuut van het personeel, Hoofdstuk X, alsmede Bundel 580. Statuut van het personeel, Hoofdstuk XIV. Reglement "Arbeidsveiligheid en hygiëne" - Bundel ARAD 06. Reglement voor de arbeidsgeneeskunde - Bundel 577. Reglement voor de bestuursgeneeskunde - Bundel 578. Algemeen reglement voor levering van kledingstukken aan het personeel - Bundel 561. Reglement van de sociale documentatie. 2e bijvoegsel
548
Deel III.
SYNDICALE ACTIVITEIT ___________
Hoofdstuk
I.
- Betrekkingen met de overheden.
Hoofdstuk
II.
Hoofdstuk
III.
- Toegang tot de werkplaatsen.
Hoofdstuk
IV.
- Administratieve onderzoeken.
Hoofdstuk
V.
Hoofdstuk
VI.
- Aanbevelingen.
- Afvaardiging bij de examencommissies. - Aanplakken van syndicale berichten in de werkzetels.
Hoofdstuk VII.
- Syndicale vergaderingen in de werkzetels.
Hoofdstuk VIII.
- Inhouding bij de bron van de syndicale bijdrage.
Hoofdstuk
IX.
- Aflevering richtingen.
Hoofdstuk
X.
van
administratieve
onder-
- Werkonderbrekingen.
2e bijvoegsel
548
DEEL III.
SYNDICALE ACTIVITEIT.
HOOFDSTUK I.
BETREKKINGEN MET DE OVERHEDEN. 35 Onder overheid wordt verstaan de chef van een administratieve eenheid alsmede zijn meerderen. 36 [De tussenkomst van de erkende organisaties is toegelaten op al de trappen van de hiërarchie; die tussenkomst geschiedt schriftelijk of mondeling; bij een mondelinge tussenkomst moeten de syndicale afgevaardigden die geen legitimatiekaart bezitten, houder zijn van een kaart van afgevaardigde die door hun syndicale organisatie wordt afgeleverd. De onmiddellijke chef laat zijn opwerpingen of zijn beslissing kennen; moet een kwestie bestudeerd worden, dan wordt de vraag, het voorstel of de wens onderzocht; aan de betrokken organisatie wordt daarvan kennis gegeven. Aan weerszijden moeten die betrekkingen doordrongen zijn van de regelen der hiërarchie, welke de basis vormen van een goede administratieve inrichting. In dat verband worden de individuele klachten of vragen door de belanghebbenden of door de erkende organisaties aan de onmiddellijke chef voorgelegd. De belanghebbenden mogen zich laten bijstaan door een in dienst zijnd lid van het personeel. De klachten of vragen van collectieve aard worden bij de onmiddellijke chef ingediend door de erkende organisaties. Tegen de door de onmiddellijke chef genomen beslissing mogen zij achtereenvolgens in beroep gaan bij de eerste ingenieur of eerste inspecteur, chef van de dienst, bij de Directie, bij de Algemene Directie en, ten slotte, bij de Raad van Bestuur. Het in de vorige alinea bedoeld beroep moet, op straffe van uitsluiting, ingediend worden binnen de twee maand te rekenen van de dag dat de bediende schriftelijk kennis heeft gekregen van de beroepen beslissing. Voor de aangelegenheden in verband met de hygiëne, de arbeidsinrichting en de produktieverbetering mogen de erkende organisaties indien zij het met de onmiddellijke chef niet eens zijn, zich wenden tot de Gewestelijke Paritaire Commissie. De hiervoren aangehaalde rechten ontslaan de bedienden niet van hun dienstverplichtingen, zoals die bepaald zijn in het hoofdstuk "Lasten en plichten van het personeel"] (1).
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 3. 2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel II - Hoofdstuk III Bladz. 2.
37 De klachten of aanvragen die klaarblijkelijk tot de bevoegdheid hetzij van de eerste ingenieur of de eerste inspecteur, hetzij van de Directie behoren, mogen rechtstreeks gezonden worden aan de overheid die er in de eerste plaats bij betrokken is. De klachten of verzoeken waarvoor de hierboven vermelde weg niet werd gevolgd, worden teruggezonden aan de bedienden of organisaties waarvan ze uitgaan. 38 De overheden van alle graad onderzoeken de aanvragen, klachten of voorstellen die hun toekomen en oordelen of zij daaraan op eigen hand, gevolg mogen geven. Zij antwoorden rechtstreeks en zo spoedig mogelijk, indien het hun bij de onderrichtingen toegelaten is een beslissing te nemen. De aanvragen die slechts een advies vergen, worden langs de hiërarchische weg aan de bevoegde overheid overgemaakt. 39 De antwoorden op vragen nopens interpretatie van de onderrichtingen worden door de Directie gegeven. 40 Gaat het om aanvragen die geen onmiddellijke beslissing vergen, zoals aanvragen om overplaatsing, dan deelt de bevoegde overheid de belanghebbenden langs hiërarchische weg mee dat er van hun verzoekschrift aantekening genomen werd. 41 Het personeel moet het tastbaar bewijs hebben dat zijn aanvragen steeds snel en nauwgezet onderzocht worden, en dat ze worden ingewilligd telkens als ze gegrond en billijk zijn. De aandacht van de onmiddellijke chef wordt gevestigd op het belang van het onderzoek der individuele gevallen die zij moeten behandelen. Iedereen moet er zich rekenschap van kunnen geven, dat in het beheer van het personeel de meest volstrekte rechtvaardigheid heerst. Wanneer een bediende zich benadeeld acht, heeft hij recht op uitleg; een eenvoudige weigering kan een indruk van willekeur geven. Daarentegen wordt met een hoffelijke uitleg de genomen beslissing gewillig aanvaard. Het spreekt vanzelf, dat op al de trappen van de hiërarchie de welwillendheid regel moet zijn, in die zin dat de verzoeken niet mogen onderzocht worden met een ongunstig vooroordeel maar dat daarentegen, in elk geval de oplossing dient gezocht die het best beantwoordt aan de geuite wensen, wanneer ze kunnen ingewilligd worden zonder de goede gang van de dienst te hinderen, zonder nadeel voor de Maatschappij en zonder bevoorrechting.
3e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel II - Hoofdstuk III. Bladz. 3.
42 De antwoorden op de aanvragen of klachten moeten kort en bondig zijn doch duidelijk genoeg om door de organisatie en de betrokken bediende gemakkelijk te worden verstaan. 43 De syndicale werking beperkt geenszins het recht van elke bediende om persoonlijk elk voorstel, elke vraag of klacht met betrekking tot zijn persoonlijke toestand in te dienen, en zich daartoe te laten bijstaan door een personeelslid in dienst dat al dan niet afgevaardigde is van een erkende organisatie. 44 De bediende die door zijn onmiddellijke chef wenst ontvangen te worden, vraagt daartoe vooraf de toelating. Indien hij zich door een personeelslid in dienst wenst te laten vergezellen vermeldt hij zulks uitdrukkelijk in zijn aanvraag en duidt de naam en de hoedanigheid van dit personeelslid aan. * *
*
45 Het personeel moet wel voor ogen houden dat de waarborgen voorzien bij de syndicale reglementering, onder meer bescherming tegen willekeur en favoritisme, de algemene verplichtingen inzake werk en tucht op generlei wijze verminderen.
2e bijvoegsel
548
DEEL III.
SYNDICALE ACTIVITEIT.
HOOFDSTUK II.
AANBEVELINGEN. 46 [Geen enkele aanbeveling ten gunste van kandidaten voor om het even welke betrekking of van bedienden in dienst wordt toegelaten of mag in de dossiers voorkomen. Voor elke inbreuk op die regel worden er strafmaatregelen getroffen (Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIV) tegen de bediende die voorschrijft de aanbevelingen in aanmerking te nemen, of duldt dat zulks geschiedt of bedoelde aanbeveling in het dossier legt] (1). De kwesties betreffende de administratieve toestand van het personeel in alle graden vallen uitsluitend onder de bevoegdheid van de Maatschappij. Krachtens dit beginsel werd er besloten de personen of niet erkende noch aangenomen organisaties die bij haar tussenkomen, te verzoeken de kandidaat of de betrokken bediende aan te zetten zich persoonlijk te wenden tot de onmiddellijke chef wie de zaak aangaat. Er wordt geen gevolg gegeven aan aanvragen die langs een andere dan de voorgeschreven weg worden ingediend. Geen enkele aanbeveling, van welke aard ook, zal enige invloed op de beslissingen hebben; deze zullen genomen worden met de bekommering de rechten van iedereen te vrijwaren.
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk I, artikel 9. 2e bijvoegsel
548
DEEL III.
SYNDICALE ACTIVITEIT.
HOOFDSTUK III.
TOEGANG TOT DE WERKPLAATSEN. 47 Met het oog op een snelle en vruchtbare verstandhouding mogen de bij paragraaf 35 bedoelde overheden de afgevaardigden van de erkende organisaties, houders van een legitimatiekaart waarvan het model in bijlage I werd opgenomen, in hun bureau ontvangen. Bij afwezigheid van de onmiddellijke chef, mogen die afgevaardigden ontvangen worden door de tijdelijke plaatsvervanger. Zodra de titularis weerkomt, wordt hij op de hoogte gebracht van het doel van het onderhoud en, behalve bij hoogdringendheid, wordt de te nemen beslissing steeds aan hem overgelaten. De bedienden die de hoedanigheid van onmiddellijke chef niet hebben, onder meer de toezichtsbedienden, moeten er zich eventueel voor elk dienstfeit toe beperken elke syndicale afgevaardigde die zich bij hen mocht aanbieden, met hun overste in betrekking te stellen. 48 [Houders van een legitimatiekaart waarvan er in paragraaf 84 sprake is hebben toegang tot de werkplaatsen met de toestemming van de onmiddellijke chef; die toestemming mag enkel om dwingende dienstredenen geweigerd worden] (1). Ze moeten de veiligheidsregels in acht nemen die bij het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming voorgeschreven zijn. 49 1. [De onmiddellijke chefs of hun plaatsvervangers verschaffen de leden der paritaire commissies (optredend in groep of afzonderlijk bij machtiging van de commissie) vrije toegang tot de bureaus, werkplaatsen, stapelplaatsen en aanhorigheden, en laten hun toe in betrekking te komen (2) met de bedienden, ten einde alle nuttige inlichtingen in te winnen] . Ingeval een afgevaardigde van een paritaire commissie afzonderlijk optreedt, moet hij in het bezit zijn van een door de voorzitter van die commissie ondertekende volmacht. 2. De bepalingen van punt 1 hiervoor gelden eveneens voor de leden van de Paritaire Overlegcomités en van de Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk. 3. Bovendien kunnen de leden van de Comités en Subcomités voor Preventie en Bescherming op het Werk individueel de werkplaatsen bezoeken op vertoon van hun identificatiekaart PBW mits het akkoord van hun onmiddellijke chef om de werkzetel te verlaten en het akkoord van de onmiddellijke chef van de te bezoeken werkplaats. Deze toelatingen mogen enkel om dwingende dienstredenen geweigerd worden.
(1) (2)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 22. Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 21. 2e bijvoegsel
548
DEEL III.
SYNDICALE ACTIVITEIT.
HOOFDSTUK IV.
ADMINISTRATIEVE ONDERZOEKEN.
A. ALGEMENE BEPALINGEN
50 Een administratief onderzoek kan worden aangevraagd ofwel door een bediende ofwel door een erkende organisatie. De aanvraag voor een administratief onderzoek wordt ingediend bij de onmiddellijke chef. 51 Elke aanvraag voor een administratief onderzoek dient degelijk gemotiveerd te zijn, met vermelding van de feiten die eraan ten grondslag liggen. De onmiddellijke chef maakt de aanvraag, samen met zijn gemotiveerd advies over aan zijn hiërarchische meerdere die uiteindelijk beslist nopens de ontvankelijkheid van de aanvraag; de bediende wordt daarover binnen de 14 dagen vanaf het indienen van zijn aanvraag ingelicht. 52 Wordt niet beschouwd als een administratief onderzoek : − de uitvoering van een door de overheid gegeven opdracht in het kader van het toezicht op de naleving van de reglementering; − de onderzoeksverrichtingen die plaatsvinden met het oog op de samenstelling van het dossier voor de Raad van Beroep. 53 Er wordt een onderscheid gemaakt tussen : 1° de administratieve onderzoeken waarin slechts één bediende betrokken is, zoals onder meer die betreffende een onregelmatigheid of inbreuk, een onderzoek van een verzoek of klacht van individuele aard, een mondelinge rechtvaardiging; 2° de administratieve onderzoeken waarin meer dan één bediende betrokken is of kan betrokken worden, zoals onder meer die betreffende een ongeval, een diefstal, een onregelmatigheid of een inbreuk. Indien tijdens een administratief onderzoek waarin aanvankelijk slechts één bediende betrokken was, een tweede bediende of verschillende andere bedienden in de zaak betrokken worden, wordt het voortgezet volgens de procedure welke voorzien is voor de administratieve onderzoeken waarbij meer dan één bediende betrokken is, desnoods na een onderbreking om aan de betrokken bedienden toe te laten een verdediger aan te wijzen. 54 Een administratief onderzoek wordt geleid door de onmiddellijke chef waarbij de aanvraag, hetzij door de bediende, hetzij door een erkende organisatie wordt ingediend, tenzij de hogere overheid oordeelt een andere ambtenaar met die taak te moeten belasten, onder meer in het geval de onmiddellijke chef persoonlijk te nauw zou betrokken zijn bij de kwestie die het voorwerp is van het administratief onderzoek.
2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel III- Hoofdstuk IV Bladz. 2.
De leider van het onderzoek stelt de datum ervan derwijze vast dat behoudens uiterst dringend geval - de te horen bedienden over voldoende tijd beschikken om eventueel een verdediger aan te wijzen. Hij geeft de te horen bedienden en desgevallend hun verdedigers en, indien het gaat om een aanvraag van een erkende organisatie, die organisatie tijdig kennis van datum, uur en plaats van het onderzoek. 55 De bediende die een administratief onderzoek aanvraagt, evenals deze die bij een administratief onderzoek ontboden wordt, mag een beroep doen op een verdediger die tot het personeel in dienst behoort. 56 De verdediger helpt de bediende bij het verstrekken van zijn rechtvaardiging; met toestemming van de bediende mag hij in zijn plaats zijn verweermiddelen doen gelden; hij mag de leider van het onderzoek verzoeken dat er vragen zouden gesteld worden. [Hij verbindt zich ertoe, niets bekend te maken van de feiten die zouden kunnen aanleiding geven tot gerechtelijke tussenkomst] (1).
B. RECHTEN VAN DE VERDEDIGING
57 Bij de administratieve onderzoeken waarin slechts één bediende betrokken is, kan aan de verdediger toegestaan worden aanwezig te zijn bij het horen van de getuigen, getuigen ter ontlasting inbegrepen, met uitzondering van de rechtstreekse meerderen van de verdediger. 58 Bij de administratieve onderzoeken waarin meer dan één bediende betrokken is, mag de verdediger slechts zolang aanwezig zijn als de verschijning van de door hem verdedigde bediende duurt, de eventuele confrontaties inbegrepen. 59 Er worden aan de verdedigers geen mededelingen verstrekt. Evenwel mag de verdediger, mits schriftelijk verzoek ingediend vóór het afsluiten van het onderzoek, kennis nemen van het verslag en zijn besluiten, en binnen de 24 uren een nota met opmerkingen over de gevolgde rechtspleging en over de geformuleerde besluiten indienen.
C.
AANWEZIGHEID VAN WAARNEMERS
60 [Een werkelijk of plaatsvervangend lid van de Nationale Paritaire Commissie, van een Gewestelijke Paritaire Commissie of van een Paritair Overlegcomité, of een bestendig syndicaal afgevaardigde mag als waarnemer ambtshalve aanwezig zijn bij de administratieve onderzoeken. Hij wordt toegelaten op eenvoudig vertoon van zijn legitimatiekaart] (1).
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 24 _________________________________ 2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel III- Hoofdstuk IV. Bladz. 3.
61 Hij mag aanwezig zijn bij het horen van al de getuigen, getuigen ter ontlasting inbegrepen, met uitzondering van zijn rechtstreekse meerderen. Die uitsluiting geldt niet voor de waarnemer die bestendig syndicaal afgevaardigde is. Hij komt niet tussenbeide in de debatten, doch na het horen van één of meer bedienden en bij afwezigheid van de bedienden en hun verdedigers, mag hij zijn opmerkingen aan de leider van het onderzoek voorleggen en hem verzoeken vragen te stellen. Daartoe mag hij vragen dat een ondervraging even geschorst wordt. [De leider van het onderzoek, hoort in voorkomend geval zijn opmerkingen, doch oordeelt alléén, zo over de te volgen methoden als over de te stellen vragen](1) De waarnemer mag noch bij de beraadslagingen van de onderzoekscommissie, noch bij het opstellen van het verslag aanwezig zijn.
62 Bij het sluiten van het onderzoek bepaalt de leider van het onderzoek waar en wanneer de waarnemer(s) die het onderzoek bijwoonde(n), kennis kan (kunnen) nemen van het verslag en de bijlagen ervan. Deze mededeling geschiedt vóór de opzending van het verslag aan de overheid die bevoegd is om uitspraak te doen over de besluiten welke bij het onderzoek aangenomen werden. [De waarnemer(s) mag(mogen) binnen de 24 uren een nota met opmerkingen over de gevolgde rechtspleging en over de uitgebrachte besluiten indienen](1). Deze nota wordt bij het verslag gevoegd. [De waarnemer(s) verbindt(verbinden) zich ertoe, niets bekend te maken van de feiten die zouden kunnen aanleiding geven tot gerechtelijke tussenkomst.](1)
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 24
2e bijvoegsel
548
DEEL III.
SYNDICALE ACTIVITEIT.
HOOFDSTUK V.
AFVAARDIGING BIJ DE EXAMENCOMMISSIES. 63 De erkende organisaties mogen één of twee afgevaardigden aanwijzen om : a) bij de verrichtingen der schriftelijke proeven aanwezig te zijn; b) de antwoordbladen te viseren alvorens ze aan de kandidaten worden uitgereikt; c) aanwezig te zijn bij de mondelinge en praktische proeven, zonder aan de ondervraging van de kandidaten deel te nemen; d) vast te stellen dat de proeven hun naamloos karakter behouden tot na de verbetering van al de werken en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van de visa; e) in de zetel van de Examencommissies kennis te nemen van de "naamloze processen-verbaal", opgemaakt vóór het openen van de omslagen (aannemelijke kandidaten) en, na goedkeuring en officiële kennisgeving aan de kandidaten, zich ervan te vergewissen dat de bekomen punten en de rangschikking, in vorenbedoelde aangevulde processen-verbaal volkomen overeenstemmen met de proefwerken; f) aanwezig te zijn bij elke herziening van de proefwerken na het sluiten van het proces-verbaal. Deze controle mag het werk van de Examencommissie niet vertragen. 64 De afgevaardigden mogen op geen enkel ogenblik wijzigingen veroorzaken in de inrichting van aan de gang zijnde proeven; het is hun niet toegelaten de examenzalen te verlaten zolang de kandidaten nog binnenkomen en zij mogen, noch met de kandidaten in verbinding staan, noch in hun bijzijn de gestelde vragen bespreken.
2e bijvoegsel
548
DEEL III.
SYNDICALE ACTIVITEIT.
HOOFDSTUK VI.
AANPLAKKEN VAN SYNDICALE BERICHTEN IN DE WERKZETELS. 65 De erkende organisaties mogen syndicale berichten aanplakken in de werkzetels, buiten het zicht van het publiek en uitsluitend in de berichtenramen bestemd voor de dienstmededelingen aan het personeel. 66 De berichten moeten vooraf geviseerd zijn door het Nationaal bureau van de betrokken syndicale organisatie; ze mogen niet langer dan vijf werkdagen voorhangen. 67 Opgeheven. 68 De berichten moeten zich beperken tot de syndicale bedrijvigheid op het gebied van de beroepsbelangen van het personeel en mogen niet indruisen tegen de bepalingen vermeld in paragraaf 4. 69 Opgeheven.
2e bijvoegsel
548
DEEL III.
SYNDICALE ACTIVITEIT.
HOOFDSTUK VII.
SYNDICALE VERGADERINGEN IN DE WERKZETELS. 70 Op schriftelijke aanvraag van een bestendige afgevaardigde (Deel IV, Hoofdstuk I) kan aan de erkende syndicale organisaties toelating verleend worden om in de werkzetels voorlichtings- en discussievergaderingen te beleggen. De vergaderingen moeten van lokale aard zijn en mogen slechts plaatshebben met toestemming van : - de leider van de centrale en coördinatie-eenheid “Personeelspolitiek” of zijn gemachtigde wanneer het gaat om vergaderingen bij het centraal bestuur; - van de districtsdirecteur of zijn gemachtigde in de andere gevallen. 71 De toelating wordt verleend indien de onmiddellijke chef een lokaal ter beschikking kan stellen dat van de dienstlokalen gescheiden is, buiten het zicht van het publiek en waar dit laatste geen toegang heeft. 72 De aanvraag, samen met vier exemplaren van de agenda, wordt ten minste drie dagen vooruit aan de bevoegde ambtenaar overgezonden. In geval van goedkeuring : - wordt een exemplaar aan het Nationaal Bureau en aan de betrokken bestendige afgevaardigde teruggezonden met de vermelding : "Vergadering toegelaten overeenkomstig de bepalingen van het algemeen reglement voor de syndicale betrekkingen. Volgnummer : Datum : Visum van de bevoegde ambtenaar :
";
- wordt een afschrift van dat exemplaar aan de onmiddellijke chef overgezonden aan wie tevens de naam van de bestendige syndicale afgevaardigde die de vergadering voorzit, medegedeeld wordt. 73 Die vergaderingen, waartoe personen die niet tot de Maatschappij behoren, niet toegelaten zijn, hebben uitsluitend buiten de diensturen plaats; geen enkele dienstvrijstelling wordt verleend. 74 Voor de agenda van die vergaderingen alsmede voor de besprekingen waartoe zij aanleiding geeft, gelden de voorschriften vermeld in paragraaf 68. 75 De betrokken syndicale organisatie is verantwoordelijk voor de orde op die vergadering.
2e bijvoegsel
548
DEEL III.
SYNDICALE ACTIVITEIT.
HOOFDSTUK VIII.
INHOUDING BIJ DE BRON VAN DE SYNDICALE BIJDRAGE. 76 De facultatieve inhouding bij de bron van de maandelijkse bijdrage ten voordele van de erkende syndicale organisaties is toegelaten voor de statutaire personeelsleden op voorwaarde dat zij zulks aanvragen door bemiddeling van een bestendige afgevaardigde (Deel IV, Hoofdstuk I) van de erkende syndicale organisatie waartoe zij behoren.
2e bijvoegsel
548 DEEL III.
SYNDICALE ACTIVITEIT.
HOOFDSTUK IX.
AFLEVERING VAN ADMINISTRATIEVE ONDERRICHTINGEN. 77 [Elke erkende organisatie ontvangt een Nederlands en een Frans exemplaar van de algemene reglementen en 5 exemplaren van de gewone onderrichtingen (berichten, omzendbrieven, enz.). Die onderrichtingen worden gestuurd naar de Hoofdcomités. De afgifte van een groter aantal exemplaren van de administratieve verordeningen is tegen betaling van de kostprijs toegelaten] (1). De districtsdirecteurs maken aan de bestendige afgevaardigden der erkende organisaties, aangewezen door het Centraal Comité van die organisaties, een exemplaar over van de districtsberichten die uitsluitend handelen over algemene kwesties van het personeel en de sociale zaken. Een groter aantal exemplaren mag worden verstrekt tegen betaling van de kostprijs. De aanvragen van de erkende organisaties met het oog op de aflevering van andere administratieve bescheiden dan die welke hiervoren vermeld zijn, moeten aan het secretariaat van de centrale en coördinatie-eenheid “Personeelspolitiek” worden overgemaakt.
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 25. 2e bijvoegsel
548
DEEL III.
SYNDICALE ACTIVITEIT.
HOOFDSTUK X.
WERKONDERBREKINGEN. 77bis Bij een dreigend sociaal conflict zullen de nationale instanties van de erkende syndicale organisaties een stakingsaanzegging indienen bij de voorzitter van de Raad van Bestuur en bij de voorzitter van het Directiecomité. Behalve voor de dringende gevallen zal de stakingsaanzegging ingediend worden met inachtneming van een termijn van minimum 10 kalenderdagen. Een stakingsaanzegging kan niet langer geldig zijn dan voor een periode van maximum één maand te rekenen vanaf de erin vermelde vervaldag. Deze regels gelden eveneens voor de aangenomen syndicale organisaties.
2e bijvoegsel
548
Deel IV.
BEPALINGEN BETREFFENDE DE SYNDICALE AFGEVAARDIGDEN ______________
Hoofdstuk
I.
-
Bestendige syndicale afgevaardigden.
Hoofdstuk
II.
-
Legitimatiekaarten.
Hoofdstuk III.
-
Vrijstelling van dienst en syndicaal verlof.
Hoofdstuk IV.
-
Verplaatsingsvergoeding.
Hoofdstuk
-
Verkeersvoordelen.
V.
2e bijvoegsel
548 DEEL IV.
BEPALINGEN BETREFFENDE DE SYNDICALE AFGEVAARDIGDEN.
HOOFDSTUK I.
BESTENDIGE SYNDICALE AFGEVAARDIGDEN. 78 Onder bestendige syndicale afgevaardigde verstaat men de statutaire bediende van de Maatschappij die mandataris is van een erkende syndicale organisatie en die op bestendige wijze van dienst vrijgesteld is opdat hij zijn syndicale opdracht zou kunnen vervullen. 79 [Iedere erkende organisatie mag bestendige afgevaardigden aanwijzen]
(1)
.
Het aantal van die afgevaardigden wordt aan het oordeel van de erkende organisaties overgelaten. Ieder van hen mag eveneens drie gepensioneerde bedienden aanduiden om dit mandaat te vervullen. 80 [De bestendige afgevaardigden, behalve de gepensioneerden, genieten al de voordelen toegekend aan hun collega's in actieve dienst, ook alle rechten op bevordering en verbetering van aanschrijving] (1). Een speciaal hoofdstuk van het reglement "Aanschrijving en Bevordering" is aan de bestendige afgevaardigden gewijd. 81 [De bestendige afgevaardigden blijven deel uitmaken van de kaders van het personeel en worden verder door de zorgen van de Maatschappij betaald] (1).
82 1° De brutobezoldiging van de bestendige afgevaardigden wordt om de drie maanden aan de betrokken syndicale organisaties aangerekend. Wordt evenwel niet aangerekend, de bezoldiging van : a)
de bestendige afgevaardigden die lid zijn van de Nationale Paritaire Subcommissie;
b)
de bestendige afgevaardigden die in de Raad van Bestuur zetelen;
c)
een aantal bestendige afgevaardigden dat in de onder par. 83-1° voorziene overeenkomst wordt bepaald.
Voor de hierboven voorziene aanrekening, worden niet beschouwd als deel uitmakende van de bezoldigingen der bestendige afgevaardigden : - de kinderbijslag; - het kraamgeld; - de vergoedingen uitbetaald ten laste van het Fonds der Sociale Werken.
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 22. 2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel IV - Hoofdstuk I. Bladz. 2.
2° De Maatschappij kent in het raam van de onder par. 83-1° voorziene overeenkomst een jaarlijkse dotatie toe aan de erkende syndicale organisaties waarvan het bedrag vastgesteld wordt in functie van het nominaal bedrag van de door die organisaties toegekende syndicale premie, en het aantal statutaire en niet-statutaire personeelsleden in actieve dienst. 83 1° Bij overeenkomst tussen de Maatschappij en de erkende organisaties worden vastgesteld : - het maximumbedrag voor de syndicale premie dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de jaarlijkse dotatie; - het aantal in aanmerking te nemen personeelsleden, met het oog op de berekening van deze dotatie en de vaststelling van het aantal door de Maatschappij ten laste genomen bestendige afgevaardigden; - de verdeelsleutel betreffende voormelde dotatie en het aantal bestendige afgevaardigden; - de wederzijdse verplichtingen van de contracterende partijen. 2° De dotatie wordt, bij vervallen termijn, bij driemaandelijkse vierden gestort aan de erkende organisaties. Het bedrag van de bezoldiging van de aan te rekenen bestendige afgevaardigden, alsmede de door de erkende organisaties verschuldigde sommen inzake syndicaal verlof worden in mindering gebracht van de in de vorige alinea bedoelde storting. Ingeval de totaliteit van de aan een erkende organisatie aan te rekenen bedragen hoger zou zijn dan de door de Maatschappij te verrichten storting, beschikt die organisatie, voor de vereffening van het verschil, over een termijn van een maand te rekenen van de eerste dag van de halve maand die op de verzending van de rekeningen volgt. 3° De dotatie mag niet aangewend worden voor andere doeleinden dan de betaling van de syndicale premies en de vorming en informatie van de leden. Zij mag onder meer niet gebruikt worden om: - onroerende investeringen te doen; - een stakingskas te stijven; - verzekeringen van welke aard ook af te sluiten; - aanvullende pensioenen te vestigen; - bijkomende premies toe te kennen. De Maatschappij mag ten allen tijde bij de erkende organisaties, door tussenkomst van de door de Algemene Vergadering benoemde leden van het College van Commissarissen, inzage nemen van alle documenten ter staving van de besteding van de dotatie.
2e bijvoegsel
548
DEEL IV.
BEPALINGEN BETREFFENDE DE SYNDICALE AFGEVAARDIGDEN.
HOOFDSTUK II.
LEGITIMATIEKAARTEN. 84 [Er wordt aan de leden van de Nationale Paritaire Commissie, van de Gewestelijke Paritaire Commissies en van de Paritaire Overlegcomités, alsmede aan de bestendige syndicale afgevaardigden een legitimatiekaart bezorgd naar het model opgenomen in bijlage I, om hun betrekkingen met de onmiddellijke chefs en de vervulling van hun opdracht te vergemakkelijken] (1) . Die kaart wordt niet afgeleverd aan de afgevaardigden van de Maatschappij bij die paritaire organen.
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 23. 2e bijvoegsel
548
DEEL IV.
BEPALINGEN BETREFFENDE DE SYNDICALE AFGEVAARDIGDEN
HOOFDSTUK III.
VRIJSTELLING VAN DIENST EN SYNDICAAL VERLOF
A. VRIJSTELLING VAN DIENST
85 [De Maatschappij verleent aan de afgevaardigden van de organisaties bij de Paritaire Commissies (werkelijke, plaatsvervangers), het nodige verlof en faciliteiten om de vergaderingen van die commissies te kunnen bijwonen, (1) zonder dat hun enige tegenprestatie mag opgelegd worden] . Zo die vergaderingen plaatshebben op de dagen en uren dat de belanghebbenden normaal van dienst zijn, worden zij van dienst vrijgesteld, met behoud van bezoldiging, voor de tijd die voor het vervullen van de opdracht strikt nodig is. Zo één van de belanghebbenden normaal met rust is op de dag die voor de vergadering is vastgesteld, moet de onmiddellijke chef de datum van de rust wijzigen en een dienst vaststellen welke door die bediende die dag dient verricht. Het geval wordt alsdan geregeld zoals hiervoren. Zo die wijziging aan de diensttabel niet mogelijk is, heeft de belanghebbende recht op een compensatierust waarvan de duur gelijk is aan de tijd die strikt nodig is om de vergadering bij te wonen. Zo de vergadering plaats heeft tussen twee opeenvolgende prestaties, b.v. een vergadering te 15 u terwijl de afgevaardigde van 6 tot 14 u gewerkt heeft, moet een compensatie verleend worden gelijk aan de tijd die strikt nodig is om naar de vergadering te gaan en ervan terug te keren. Die bepalingen die zowel gelden voor de afgevaardigden van de Maatschappij als voor die der erkende organisaties zijn eveneens van toepassing : - op de leden van de andere paritaire organen; - op de bijzitters van de Raad van Beroep; - op de technische raadgevers die in sommige bijzondere gevallen de werkelijke afgevaardigden bij de paritaire organen vergezellen. 86 Zijn eveneens van dienst vrijgesteld voor de tijd die voor het vervullen van hun opdracht strikt vereist is en zonder uit dien hoofde het verlof te verminderen dat jaarlijks mag toegekend worden : a) de bedienden, afgevaardigden van een erkende organisatie, die de verrichtingen van de examencommissies bijwonen (Deel III, Hoofdstuk V);
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 18. 2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel IV - Hoofdstuk III. Bladz. 2.
b) de bedienden afgevaardigden van een erkende organisatie en de in dienst zijnde leden van het personeel : - die zich, op verzoek van een bediende, belasten met zijn verdediging voor de Raad van Beroep; - die op zijn aanvraag, een bediende bijstaan bij een administratief onderzoek (Deel III, Hoofdstuk IV); - die op zijn aanvraag, een bediende vergezellen die een mondeling verzoek te doen of een mondelinge verantwoording aan een meerdere te verstrekken heeft. c) de leden der Paritaire Commissies, Paritaire Overlegcomités en Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk die optreden overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 49 - punten 1 en 2. Geen enkele vergoeding, noch in loon, noch in tijd, wordt verleend wanneer die opdrachten uitgevoerd worden op een dag dat de belanghebbenden normaal met rust zijn.
87 De bovengenoemde dienstvrijstellingen worden door de onmiddellijke chef toegestaan op vertoon van de oproepingsbrief; om hun afwezigheid te wettigen, overhandigen de betrokken bedienden aan hun onmiddellijke chef een bewijs van aanwezigheid dat het uur vermeldt waarop hun opdracht eindigde. 87 bis
B SYNDICAAL VERLOF
De leden van de Comités en Subcomités voor Preventie en Bescherming op het Werk die het personeel vertegenwoordigen, bekomen dienstvrijstelling om met de leider van de eenheid PBW of met diens afgevaardigden, de hiërarchische lijn, alsmede met de betrokken bedienden, de contacten te hebben die nodig zijn voor de uitvoering van hun taak.
88 [De leden van de Studiecommissies der erkende organisaties kunnen, indien dienstredenen er zich niet tegen verzetten, verlofdagen zonder bezoldiging bekomen op voorlegging van een bewijs van het Hoofdcomité waarop de datum van de vergaderingen is vermeld. De onmiddellijke chefs zijn gemachtigd dergelijke verlofdagen toe te kennen, (1) onder het voorbehoud telkens de betrokken Directie ervan te verwittigen] . Tijdens het syndicaal verlof bekomen de betrokkenen een premie-toelage gelijk aan de productiviteitspremies die zij zouden verworven hebben op basis van de normale premie-elementen en maaltijdcheques. 89 De brutobezoldiging (met inbegrip van de onder par. 88, 3e alinea voorziene premie-toelage en maaltijdcheques), betreffende het syndicaal verlof wordt driemaandelijks aan de betrokken organisaties aangerekend (zelfde opmerking als die vermeld in de laatste alinea van paragraaf 82, 1°).
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 27. 2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel IV - Hoofdstuk III. Bladz. 3.
90 Op het einde der vergadering moet op het bewijs van aanwezigheid de stempel van de syndicale organisatie alsmede de handtekening van de voorzitter aangebracht worden. Het wordt vervolgens aan de onmiddellijke chef overhandigd. Deze laatste zendt het over aan het betrokken baremeerbureau dat het nodige doet met het oog op de terugvordering van de brutobezoldiging. Er is geen terugvordering wanneer de opdracht uitgevoerd wordt op een dag waarop de betrokken bediende normaal met rust is.
2e bijvoegsel
Bundel 548 - Deel IV - Hoofdstuk III. Bladz. 4.
DEEL IV.
BEPALINGEN BETREFFENDE DE SYNDICALE AFGEVAARDIGDEN.
HOOFDSTUK IV.
VERPLAATSINGSVERGOEDINGEN. 91 [De werkelijke en plaatsvervangende leden van de Nationale Paritaire Commissie bekomen een forfaitaire verplaatsingsvergoeding van 350 BEF per vergadering die ze bijwonen] (1). Dit bedrag geldt volgens het indexcijfer der consumptieprijzen van de maand januari 1979; het wordt per schijven van 50 BEF aan de schommelingen van dit indexcijfer aangepast. Die vergoeding wordt niet toegekend aan de afgevaardigden van de Maatschappij. Genieten eveneens die vergoeding : - de werkelijke en plaatsvervangende leden van het Nationaal Comité der Sociale Werken, van het Nationaal Subcomité der Sociale Werken en van de Nationale Paritaire Subcommissies, uitgezonderd de afgevaardigden van de Maatschappij; - de secretarissen van deze organen. De secretariaten van deze commissies en comités zijn belast met het uitbetalen van die vergoeding. 92 [De werkelijke en plaatsvervangende leden van de Gewestelijke Paritaire Commissies bekomen een verplaatsingsvergoeding overeenkomstig de reglementaire bepalingen.] (1) . Die vergoeding wordt eveneens verleend : - aan de afgevaardigden van de Maatschappij bij de sub. 91 hiervoor vermelde organen; - aan de leden (werkelijke en plaatsvervangende) en aan de secretarissen van de paritaire organen andere dan die vermeld sub. 91 hierboven; - aan de technische raadgevers die in sommige bijzondere gevallen de werkelijke afgevaardigden bij de paritaire organen vergezellen. De afgevaardigden, de technische raadgevers en de secretarissen, die tot het rijdend personeel behoren, hebben recht op de reglementaire verplaatsingsvergoedingen in dezelfde voorwaarden als hun collega's van het sedentair personeel. 93 Geen vergoeding wordt toegekend voor de verplaatsingen in de in paragraaf 86 bepaalde gevallen.
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikel 19.
2e bijvoegsel
548
DEEL IV.
BEPALINGEN BETREFFENDE DE SYNDICALE AFGEVAARDIGDEN.
HOOFDSTUK V.
VERKEERSVOORDELEN.
VRIJKAART
94 [De werkelijke en de plaatsvervangende afgevaardigden van de organisaties bij de Nationale Paritaire Commissie alsmede de bestendige syndicale afgevaardigden (Deel IV, Hoofdstuk I), hebben een algemene vrijkaart 1e (1) klas] . Die bepalingen gelden eveneens voor de werkelijke en plaatsvervangende leden van de organisaties bij het Nationaal Comité der Sociale Werken en bij de Nationale Commissie voor Preventie en Bescherming op het Werk, alsmede voor de afgevaardigden van de Maatschappij en voor de secretarissen. 95 [De werkelijke en plaatsvervangende afgevaardigden bij de Gewestelijke Paritaire Commissies gevestigd bij de districtsdirecteurs, en bij de Paritaire (1) Overlegcomités krijgen een algemene vrijkaart 1e klas. ] . De werkelijke en plaatsvervangende afgevaardigden bij de Gewestelijke Comités der Sociale Werken en bij de Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk, waarvan het werkingsgebied zich over minstens één district uitstrekt, genieten hetzelfde voordeel. 96 Opgeheven. 97 Opgeheven.
. 98 Opgeheven.
(1)
Statuut van het personeel - Hoofdstuk XIII, artikelen 20 en 22.
2e bijvoegsel
548 BIJLAGE I. I. -
LIJST VAN DE ERKENDE SYNDICALE ORGANISATIES 1.
De Algemene Centrale der Openbare Diensten "Sector Spoor", Fontainasplein 9-11, 1000 Brussel.
2.
Het ACV-Transport en Communicatie (ACV-Transcom), Agoragalerij, Grasmarkt 105 - bus 40, 1000 Brussel.
II. - LIJST VAN DE AANGENOMEN SYNDICALE ORGANISATIES 1. Het Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt - groep "Spoor", Lang Levenstraat 27/29, 1050 Brussel. 2. Onafhankelijke Vakbond voor Spoorwegpersoneel (OVS), Bischoffsheimlaan 36 (2e verdieping), 1000 Brussel III. - VERDELING VAN DE ZETELS TOEGEKEND AAN DE ERKENDE ORGANISATIES IN DE SCHOOT VAN DE NATIONALE PARITAIRE COMMISSIE EN VAN DE GEWESTELIJKE PARITAIRE COMMISSIES in de Nationale Paritaire Commissie -
-
IV.
in de Gewestelijke Paritaire Commissies
Algemene Centrale der Openbare Diensten "Sector Spoor"
7 zetels
5, 3
of
2 zetels
ACV-Transport en Communicatie (ACV-Transcom)
3 zetels
3, 2
of
1 zetels
LEGITIMATIEKAART
NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN LEGITIMATIEKAART Ondergetekende verklaart dat de heer (1) .................................................... ..................................................................................................................... ..................................................................................................................... ..................................................................................................................... (2) .............................................................................................................is . De leider van de centrale en coördinatie-eenheid “Personeelspolitiek”,
(1) (2)
Naam en beginletters der voornamen. Lid van de Nationale Paritaire Commissie, lid van een Gewestelijke Paritaire Commissie of lid van een Paritair Overlegcomité, of bestendig syndicaal afgevaardigde. 3e bijvoegsel
548 BIJLAGE II. _____________________________________________________________________ MODEL VOOR HET OPMAKEN DER NOTULEN VAN DE GEWESTELIJKE PARITAIRE COMMISSIES NMBS Gewestelijke Paritaire Commissie van ..................................................................... Volgnummer ....................................................... Notulen der vergadering van ................................... Zijn aanwezig : de hh.
X ................................., XX .............................., XX .............................., XX ..............................,
Voorzitter; afgevaardigden van de Maatschappij; afgevaardigden van ................. ; afgevaardigden van ................. .
Wonen de vergadering bij : de hh. XX ..............................................
, technische raadgevers (1) .
Afwezig met kennisgeving : de hh. XX .............................................,
1. Goedkeuring van de notulen nr. ................. der vergadering van ............ Die notulen worden goedgekeurd. (Eventueel voorbehoud of rechtzettingen opgeven). 2. .............................................. (opgave van het volgende punt van de agenda). (Het gegeven gevolg vermelden). 3. ................................................................................ (En zo verder voor de verschillende punten die op de agenda voorkomen).
De Secretaris,
(1)
De Voorzitter,
Vermelden : - of het gaat om een technisch raadgever van de Maatschappij of van een erkende organisatie; - de punten van de agenda waarvoor hij werd toegelaten. 2e bijvoegsel