Arbeidsparticipatie Laatste wijziging: 28 december 2009
Artikelen uit dit dossier: Zware beroepen 22/12/2009 Arbeidsparticipatie 28/12/2009
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. © APS Pensioenteam / Joop van Beek
Zware beroepen ‘De meest fundamentele manier om te zorgen dat zware beroepen worden ontzien als de AOW-leeftijd wordt verhoogd, is te voorkomen dat er zware beroepen zijn. Werknemers mogen niet op hun zestigste ‘op’ zijn. Het is een vorm van beschaving om ervoor te zorgen dat niemand kapot gaat aan werk.’ (Wouter Bos op 19 september 2009 tijdens een PvdA-bijeenkomst in Venlo)
Inleiding De discussie over ‘zware beroepen’ is in het debat over de verhoging van de AOW-leeftijd naar 65 jaar opnieuw opgelaaid. Toch is ze niet nieuw. Ook in 2004 werd hierover in het kader van Wet Vut, prepensioen en levensloop al uitbundig over gediscussieerd. Ik schreef in mijn boek uit 2004 daarover het volgende… Snel slijtende beroepen/Bijzondere regelingen Hoewel in Nederland de officiële pensioenleeftijd al sinds 1918 65 jaar is, werd op grond van arrest 27.565 van 2 december 1992 door de Hoge Raad geoordeeld dat ‘…regelingen welke
voorzien in uitkering na beëindiging van de dienstbetrekking welke ingaan bij of na de 60-jarige leeftijd steeds worden aangemerkt als een regeling die de verzorging van werknemer of gewezen werknemer bij ouderdom ten doel hebben…’
Indien vóór de leeftijd 60-jaar pensionering plaatsvindt zou moeten worden aangetoond dat gelet op de zwaarte van de functie van andere, qua niveau vergelijkbare werknemers die een vergelijkbare werkbelasting ervaren binnen de onderneming dan wel de branche, een lagere pensioenleeftijd gebruikelijk dan wel te rechtvaardigen is. Middels de resolutie van 6 april 1993, BNB 1993/177, een hernieuwde bevestiging van de resolutie van 13 augustus 1987 (..) heeft de toenmalige staatssecretaris indertijd formeel een mogelijke pensioenleeftijd van 60 jaar ‘bekrachtigd’. De meeste pensioenregelingen in Nederland kennen een pensioenleeftijd van 65 jaar. In een aantal gevallen echter werd en wordt een lagere pensioenleeftijd geaccepteerd: voor militairen, brandweerlieden, ambulancepersoneel, politiefunctionarissen, profvoetballers, piloten en dergelijke zijn specifieke regelingen van kracht. Functioneel leeftijdsontslag (FLO) heet het veelal in de regelingen voor deze categorieën, een andere naam voor VUT zo u wilt. Tussen 50 (bij de Koninklijke Marine) en 55 jaar (Brandweer, Luchtmacht, Landmacht, Ambulancepersoneel), op leeftijd 60 jaar (Politie). Met uitkeringen van 80% (of meer, afhankelijk van het aantal dienstjaren) van de laatstgenoten bezoldiging. Het FLO wordt in de praktijk beschouwd als een VUT of pensioenregeling maar is dat persé niet. Het FLO is een ontslagregeling voor mensen in een slijtend beroep die lichamelijk en psychisch zwaar werk verrichten en om die reden niet hoeven door te werken tot ze 65 jaar oud zijn. Het FLO is ingevoerd nadat in de zestiger jaren wetenschappelijk werd aangetoond dat het werk van de brandweerman lichamelijk en geestelijk zo zwaar is, dat langer doorwerken na het 55e levensjaar onverantwoord zou zijn. De commissie Witteveen oordeelde in 1995 al dat het fiscaal regime voldoende mogelijkheden bood om deze regelingen fiscaal te (blijven) begeleiden: het toenmalige kabinet heeft vervolgens in haar reacties op het rapport Witteveen geen expliciete mening uitgesproken over deze regelingen, zij het dat ook zij voldoende (fiscale) argumenten zag om deze regelingen verder te gedogen. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
© APS Pensioenteam / Joop van Beek
Naast de geïnstitutionaliseerde snelslijtende beroepen die hiervoor zijn genoemd bestaan er natuurlijk tal van beroepen en bezigheden die min of meer als slopend te kwalificeren zijn. Eentonigheid, fysieke belasting of een combinatie hiervan die we met name in de laagstbetaalde beroepen terugzien maken dat werknemers in deze beroepen eerder dan hun collega’s in andere minder belastende beroepsgroepen het gevoel hebben ‘op te zijn’. Het is dan ook op zijn zachtst gezegd vreemd dat hetgeen decennia lang min of meer algemeen aanvaard is, nu ter discussie staat. Ik zie twee 63-jarige ambulancemedewerkers zo gauw nog niet tien keer per dag of meer sjouwen met een brancard, of een brandweerman achter zijn rollator een brandje blussen. Een vuilnisman hoeft wat mij betreft écht niet vijf jaar langer honderden kliko’s per dag te ledigen. En wees eerlijk, zou u in een vliegtuig stappen als (met alle verschuldigde respect) een met auditieve en visuele hulpmiddelen uitgedoste piloot u voor zou gaan bij het boarden? Ik dacht ’t niet. Uit onderzoek van TNO Arbeid blijkt overigens dat de gezondheid van ouderen niet per definitie slechter is dan die van jongeren. Een overgrote groep oudere werknemers is tot de leeftijd van 65 en 70 (!) jaar lichamelijk en geestelijk gezond en kan het werk goed aan. De Universiteit van Tilburg voert momenteel op verzoek van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) onderzoek uit naar de vraag welke sectoren en functies zwaar belastend zijn. In de discussie over het verlengen van de arbeidsparticipatie zou in mijn beleving een gedifferentieerde uittredingsleeftijd een welkome aanvulling zijn. Gegeven het Kabinetsbeleid om óók de vervroegde uittredingsdatum van politie, ambulancepersoneel en dergelijke op te rekken lijkt mij dat echter vooralsnog wishful thinking. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft inmiddels laten weten niet voorbij te kunnen gaan aan de maatschappelijke noodzaak om langer door te werken. Het collectieve ontslag op basis van leeftijd is bovendien in strijd met de wet tegen leeftijdsdiscriminatie. De VNG heeft volgens haar woordvoerster een flinke plicht om mensen na hun 55e om te scholen en vervangend werk aan te bieden (..) De vraag is en blijft uiteraard wat je een 55-jarige brandweerman of ambulancemedewerker aan vervangende arbeid moet of kunt aanbieden. Zoals ik in mijn voorwoord al heb laten weten is ook in deze discussie (weer) een rapport verwelkomd door de beleidsmakers. De uitkomst van het rapport staat in schril contrast, maar ook hier kan uiteraard sprake zijn van voortschrijdend inzicht, tot de bevindingen op basis waarvan indertijd het FLO in het leven is geroepen. Uit onderzoek van het aan het AMC verbonden Coronel Instituut voor arbeid en gezondheid is gebleken dat er geen specifieke leeftijd aan te geven is waarop in dit geval ambulancepersoneel het werk niet meer aankan. Ambulancepersoneel kan nu op zijn vroegst op de leeftijd 55 jaar met functioneel leeftijdsontslag: ambulancepersoneel in dienst van een particuliere onderneming kan op zijn 59e jaar. De betrokken onderzoekers constateren als volgt: - de fysieke belasting van ambulancepersoneel is nog steeds zwaar, maar door nieuwe technologie lichter dan enkele jaren geleden; - de psychische belasting is toegenomen, onder meer door agressie en onveiligheid; - de gezondheidsrisico’s nemen na het veertigste levensjaar toe, hoewel de een daar beter mee omgaat dan de ander (en dus een eenduidig punt niet te bepalen valt); - één op de tien werkers op de ambulance heeft problemen met schokverwerking en toont verschijnselen van posttraumatische stressstoornis; - een op de negen vertoont verschijnselen van burn-out; - de fysieke belasting wordt gekenmerkt door het vele tillen; - het ziekteverzuim is relatief (..) hoog.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
© APS Pensioenteam / Joop van Beek
De werkgevers zien het gepubliceerde rapport (augustus 2004) als een aanmoediging om te komen tot een ouderenbeleid, periodieke individuele keuringen en mogelijkheden tot herplaatsing voor mensen die niet langer op de ambulance kunnen. Collectief uittreden, lees functioneel leeftijdsontslag, hoeft dan niet meer. De discussie zal ongetwijfeld de komende maanden nog in verhevigde mate gaan worden gevoerd, en niet alleen voor ambulancepersoneel. De kabinetsplannen in 2009 en ‘zware beroepen’ Het kabinet stelt in haar voorstel om de AOW-leeftijd te verhogen naar 67 jaar de zogenoemde ‘zware beroepen’ te zullen ontzien: probleem daarbij is mijns inziens dat het begrip ‘zwaar beroep’ nooit is geregistreerd en dat, zie hierboven, de geleerden het er niet over eens zijn wat dat nou precies inhoudt. Ook anno 2009 is de vraag of een beroep zwaar is afhankelijk van de fysieke en mentale gesteldheid van de individuele werknemer, ondernemer of ZZP’er. Wat voor de één zwaar is, is voor de ander makkelijk te behappen. Vergelijk in dat kader de uitgebluste leraar van 32 en de vitale docent van 58 jaar die ook na meer dan twintig jaar er nog dagelijks in slaagt zijn leerlingen aan zijn lippen te laten hangen. Ik bedoel maar. Als het aan het kabinet ligt mogen werknemers straks maximaal dertig jaar een zwaar beroep uitoefenen. De voornaamste opgave nu is om het begrip ‘zwaar werk’ te definiëren. En dat wordt nog verdraaid lastig, om niet te zeggen onmogelijk. Om te beginnen: hebben we het over fysiek of psychisch ‘zwaar werk’? Een bouwvakker en een leraar zullen beiden zeggen dat ze een ‘zwaar beroep’ hebben. Desgevraagd zal iedereen die daar naar gevraagd wordt, want zo zijn we dan ook wel weer, vinden dat hij/zij een ‘zwaar beroep’ heeft. Het, in de komende tien jaar, nog uit te werken voorstel roept vooralsnog meer vragen dan antwoorden op: - Welke instantie gaat bepalen of je ‘zwaar werk’ hebt? - Hoe lang achter elkaar moet je ‘zwaar werk’ hebben gedaan? - Hoe gaan we om met de ‘deeltijdfactor’? - Hebben bedrijven wel licht werk en/of werk voor oudere medewerkers? - Wat als je niet kunt doorwerken tot je 67e: arbeidsongeschikt? Het (politieke) proces 18 oktober 2009 In het televisieprogramma ‘Buitenhof’ laat Bernard Wientjes, voorzitter van VNO-NCW, weten dat wat hem betreft het begrip ‘zware beroepen’ heel beperkt moet worden gehouden. ‘Anders had je het hele circus niet hoeven te organiseren’; met ‘het circus’ bedoelde hij de verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar. Wientjes kon vrijuit praten, want de FNV-voorzitter Jongerius die ook was uitgenodigd voor het programma had ‘...weinig trek Wientjes te ontmoeten...’ en liet verstek gaan. Wientjes noemde de verhoging van de AOW-leeftijd een ‘moedig en historisch akkoord’.
Zware beroepen anno 2009 zijn heel iets anders dan de zware beroepen van 52 jaar geleden toen de AOW werd ingevoerd. ‘Mensen komen later van school, je mag niet meer dan 25 kilo tillen, we leven langer. Dan is er met die twee jaar niets mis. De Arbowet voorkomt uitzonderlijke slijtage en écht beschadigingen veroorzakend werk is zo goed als voorbij.’ 27 oktober 2009 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
© APS Pensioenteam / Joop van Beek
Voorafgaand aan de vergadering van de PvdA-top in de Utrechtse Jaarbeurs waar deze vergadert met de achterban over de kabinetsplannen om de AOW-leeftijd te verhogen naar 67 jaar, laat Mariëtte Hamer fijntjes weten dat de werkgevers na het mislukken van het overleg over de AOW in de SER iets ‘goed te maken hebben’. Ze verwacht dat de besparingen die de kabinetsplannen voor hen opleveren worden geïnvesteerd in pensioenfondsen en een ‘regeling voor mensen met zware beroepen’. Citaat: ‘Ik zeg Bernard Wientjes, voorzitter van VNO-NCW, kom uit die VNO-toren en ga werken aan een nieuwe arbeidsmarkt’. Hamer verwacht dat ondernemers gaan samenwerken, zodat ook kleine bedrijven hun personeel met zware beroepen tijdig kan omscholen en helpen bij het vinden van een andere baan. De tijd dat werkgevers ‘hoog vanuit hun kantoortoren kunnen toekijken op het volk’ is wat haar betreft voorbij… Half november 2009 worden twee moties aangenomen in de Tweede Kamer: - De motie Rutte (VVD) Bij het ontzien van werknemers die vroeg zijn begonnen met werken en zwaar werk doen wordt ten onrechte geen rekening met de ZZP’ers gehouden: de motie vraagt om een oplossing voor deze zelfstandig ondernemers die in het AOW-plan van het kabinet tussen wal en schip dreigen te vallen; - De motie Pechtold (D’66) Werknemers moeten meer om- en bijscholing krijgen om ze daadwerkelijk langer inzetbaar te houden op de arbeidsmarkt. 3 december 2009 Minister Donner laat weten dat wat hem betreft beroepen in de verpleging niet kwalificeren als ‘zware beroepen’. Dit dossier wordt op regelmatige basis aangevuld met de verdere ontwikkelingen. Binnenkort meer.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
© APS Pensioenteam / Joop van Beek
Arbeidsparticipatie ‘Het verhogen van de arbeidsparticipatie is een simplistische en kortzichtige doelstelling’ Mathijs Bouman, econoom en publicist, FEM Business, 9 september 2006
Bouman bekritiseert in het bewuste artikel, dat de titel ‘SER kleunt mis’ draagt, het rapport van de SER waarin werkgevers en werknemers ambitieuze doelen hebben gesteld voor het verhogen van de arbeidsparticipatie. ‘De verzorgingsstaat kan worden vervangen door de
participatiemaatschappij waarin iedereen die kan werken dat ook doet.’ Hét antwoord op alle economische vragen.’ ‘Mis’ zegt Bouman en vergelijkt dit streven met een financieel adviseur
die zijn klanten aanraadt om toch vooral in alle broekzakken te zoeken naar vergeten bankbiljetten en tussen de kussens van de bank te speuren naar verloren euro’s. Wie het advies opvolgt wordt mogelijk een paar tientjes rijker, maar het trucje werkt maar één keer. Als alle broekzakken leeg zijn is het geld op. Aldus Bouman. Voor langdurige economische groei moet Nederland volgens hem manieren verzinnen om meer te maken met evenveel mensen. Anders gezegd: de arbeidsproductiviteit moet omhoog. En om dat te bereiken moet er een advies komen dat werknemers en werkgevers pijn doet. Dat dwingt tot opofferingen. Minder regels, meer subsidies en het opgeven van oude rechten als ontslagbescherming. Op 14 juni 2001 vond het symposium ‘Een tweede eeuw sociale zekerheid: sociale integratie in de 21e eeuw’ plaats. De toenmalige minister van SZW Vermeend betoogde tijdens dat symposium dat Nederland in de komende decennia moet inzetten op een forse stijging van de arbeidsdeelname. Deze moet volgens hem in 2030 zeker zijn toegenomen tot meer dan 80 procent van de bevolking. In de prognose voor de komende dertig jaar vallen vooral de gevolgen van de sterke vergrijzing op. Nu (2001) heeft één op de zeven Nederlanders recht op AOW. In 2030 zal dat naar schatting ongeveer één op de vier zijn (..). Zonder nadere maatregelen zal het aantal arbeidsongeschikten in 2030 zijn opgelopen tot 1,2 miljoen. Ook de werkloosheid loopt verder op. Deze verwachtingen onderstrepen de noodzaak van een ondubbelzinnige inzet op het vergroten van de arbeidsdeelname. Aldus toentertijd Vermeend. Aardig dat je onder het motto ‘langer en gezonder doorwerken’ bijna éénderde van de Nederlandse bevolking met fiscale en ‘arbeidsmarktflankerende maatregelen’ dwingt om te blijven participeren in het arbeidsproces, maar dan moet er wel arbeid zijn. En niét alleen arbeid, er moet ook een klimaat zijn waarbinnen ouderen dat ook kúnnen. En dat is er niet. Als 42-jarige werkloze is je kans op een baan op dit moment zeer gering, als 52-jarige kun je in plaats van te voldoen aan je sollicitatieplicht je maar beter op de mantelzorg of vrijwilligerswerk storten, want je kans op een nieuwe baan is bijna gelijk aan nul. De vakbonden willen wel akkoord gaan met versoepelen van het ontslagrecht (ook zo’n modegril), maar eisen als tegenprestatie van de werkgevers dat zij investeren in human capital. Waarom? Om ze langer in dienst te houden? Dat gelooft toch niemand? Ik overdrijf? Leg mij dan maar eens uit wat de zin is van een sollicitatieplicht voor 57-plussers als je op je 52e al kansloos bent op de arbeidsmarkt. En leg aan die 57-plusser dan ook even uit waarom duizenden overheidsdienaren in het kader van de ‘verjongingspolitiek’ van minister Remkes vervroegd met pensioen mogen. Overtuig mij dan maar eens van de zin van een Taskforce jeugdwerkloosheid als we in een jaar tijd 25.000 medewerkers tijdens de supermarktoorlog ontslaan, omdat ze te oud en te duur zijn. (Joop van Beek, november 2005, ‘De leprozen van de arbeidsmarkt’)
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
© APS Pensioenteam / Joop van Beek
Arbeidsparticipatie. Het toverwoord van de 21e eeuw. Verhoging van de arbeidsparticipatie welteverstaan. Iedereen moet aan de slag. Elk handje is nodig. Ziek, zwak of misselijk is geen excuus meer. Wajongers en bijstandsvrouwen: geen gezeik, werken. Mensen die ‘sedert geruime tijd een aanzienlijke afstand tot de arbeidsmarkt hebben opgelopen’ (politiek jargon voor langdurig werklozen), aan de slag. Na veertig jaar gedoogbeleid en afvloeien via WW, WAO en VUT is het menens. Alle hens aan dek want de babyboomers gaan met pensioen en in hun kielzog de volgende generatie. Dus is elk handje nodig als we ons welvaartspeil op niveau willen houden. Er zit krapte aan te komen op de arbeidsmarkt, de effecten van Wet Vpl willen we niet afwachten en dan is er nog dat onverwachte (en uiteraard tijdelijke) dipje dat economische, zo u wilt financiële crisis heet. De werkloosheid loopt nu even op maar dat is maar tijdelijk. Een jaar, of twee, of misschien drie, wie zal het zeggen. Je kunt dus maar beter goed voorbereid zijn. Tijd dus om eens te kijken hoe het met de arbeidsparticipatie in Nederland is gesteld en hoe zich die verhoudt tot ‘de rest van de wereld’.
Hoe hard werken we in Nederland?
‘Nederland blijft kampioen vrije tijd’ (Minister Zalm in de Miljoenennota 2006) De informatie van Zalm in september 2005 Land Nederland EU-15 Verenigde Staten
Arbeidsuren per jaar 1.338 1.588 1.588
De afgelopen vijftig jaar is de jaarlijks overeengekomen arbeidsduur van fulltimers aanmerkelijk, zij het stapsgewijs, verkort als gevolg van een combinatie van verkorting van de werkweek en een toename van het aantal verlofdagen. 1950 1980 2005
2.280 uur 1.820 uur 1.720 uur
De bedrijfstakken met de hoogste arbeidsduur zijn de delfstoffenwinning (1.774 uur) en de zakelijke dienstverlening (1.765 uur). Ook in de horeca en de vervoer- en telecomsector is de arbeidsduur bovengemiddeld. De industrie en bouwnijverheid zitten onder het gemiddelde.
Nederland kampioen deeltijdwerken -
50% van alle werkende Nederlanders werkt in deeltijd; Nederland is daarmee koploper in Europa, Zweden 2e (26% parttimers), Duitsland 3e (25% parttimers); het gemiddeld in de EU: minder dan één op de vijf;
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
© APS Pensioenteam / Joop van Beek
-
de koppositie van Nederland is voornamelijk te danken aan de vrouwen: in 2008 was 75 procent van alle vrouwen van 15 tot 65 jaar parttimer; in andere landen EU: minimaal de helft van de vrouwen heeft een voltijdbaan, gemiddeld één op de drie is parttimer; van de mannen in Nederland is één op de vier parttimer: ook hier Europees kampioen: 2e zijn de Deense en Zweedse mannen met 12%; parttimer in Nederland zijn vooral jonge mannen: in de categorie 25-50 jaar is één op de acht parttimer, in de categorie 50+ (50-59 jaar) is één op de vijf parttimer; in 1993 werkte een kwart van de Nederlandse beroepsbevolking in deeltijd; de helft van de werkende vrouwen was toen parttimer, 9% van de mannen.
En tóch blijft de Nederlandse man volgens Eurostat de nijverste man van de gehele Europese Unie: acht van de tien Nederlandse mannen doet betaald werk. Het EU-gemiddelde ligt op zeven. Tellen we ook de vrouwen mee dan werkt EU-breed 63,3 procent. Werken maakt gelukkig. Ook voor vrouwen? Volgens de Britse econoom Sir Richard Layard is de liefde het belangrijkst voor ons geluksgevoel. Voor de meesten is dit echter niet genoeg: ook werk (betaald en vrijwilligerswerk) draagt aan ons geluksgevoel in hoge mate bij. Blijkbaar geldt dat voor mannen meer dan voor vrouwen: anno 2009 is het ‘anderhalfverdienersmodel’ namelijk tamelijk dominant op de arbeidsmarkt: de man werkt fulltime en de vrouw heeft er een ‘klein’ baantje bij. Slechts één op de zeven mannen heeft een baan van 12 tot 35 uur per week, terwijl zeven op de tien vrouwen in deeltijd werkt. Gevolg: in Nederland is slechts 42% van de vrouwen economisch zelfstandig. Is dat erg? Vrouwen zitten daar niet zo mee. Dat blijkt uit het rapport ‘Verdeelde tijd, waarom vrouwen in deeltijd werken’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau (2009). Veruit de meeste vrouwen geven daarin aan zelf voor een deeltijdbaan te hebben gekozen en geen behoefte te hebben aan meer uren. Ze houden liever tijd over voor het huishouden, kinderen en hobby’s. En dat moet anders…? Volgens journaliste Marike Stellinga, auteur van ‘De mythe van het Glazen Plafond’ niet. Vrouwen willen niet meer werken, zijn tevreden met hun bestaan en houden hun hand niet op. Daar helpt ook de bemoeienis van de ‘Taskforce DeeltijdPlus’, onder aanvoering van mevrouw Pia Dijkstra, niet aan. De Taskforce, die op 1 januari 2008 voor twee jaar aan de slag gaat, wil vrouwen stimuleren om meer te gaan werken. Desnoods geforceerd. Zelfs de maatschappelijke relevantie en acceptatie van ‘vrouwen die meer gaan werken’ wordt in stelling gebracht in het persbericht van de RVD op 28 september 2007: ‘Wel vindt het kabinet het belangrijk dat de
samenleving meer accepteert dat vrouwen een grote deeltijdbaan of een volledige baan hebben.’ Op 5 november 2009 laat minister Plasterk van Emancipatie tijdens de internationale
wetenschappelijke conferentie ‘24orMore’ weten te gaan onderzoeken welke fiscale maatregelen Nederlandse vrouwen stimuleren of belemmeren om meer uren te gaan werken en economisch zelfstandig te zijn.
De ‘Nuggers’ ‘Wij bevelen u broeders en zusters, in naam van onze Heer Jezus Christus, iedere broeder te mijden die de arbeid schuwt. Iemand die niet wil werken zal ook niet eten.’ Apostel Paulus
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
© APS Pensioenteam / Joop van Beek
Een kleine half miljoen mensen die thuis zitten zonder uitkering, willen graag aan het werk. Werkgevers en de overheid moeten veel meer doen om hen op de arbeidsmarkt te krijgen. Nederlanders zónder uitkering (WW, WAO, Bijstand) die werk zoeken hebben een goede uitgangspositie voor een baan. Deze groep, inmiddels bekend als Nugger’s, bestaat voor tweederde uit relatief jonge vrouwen met een hoge opleiding die niet staan ingeschreven bij het CWI. Zij missen vaak alleen recente werkervaring, omdat zij de laatste jaren de zorg voor de kinderen verkozen boven een baan. De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) benadrukt in een advies aan het kabinet eind 2007 dat alleen het terugdringen van het aantal uitkeringsgerechtigden niet voldoende is om de krapte op de arbeidsmarkt te vervangen. Met het inschakelen van niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden kan een grote stap worden gezet in het bestrijden van de personeelstekorten. Deze tekorten dreigen de economische groei in Nederland te belemmeren aldus de raad. Werkgevers op hun beurt moeten bereid zijn hun arbeidsproces aan te passen aan deze groep die voor het grootste deel aangeeft in deeltijd te willen werken en dan nog het liefst vanuit een thuiswerkplek. Dan zeggen zelfs 175.000 mensen vandaag nog aan het werk te willen. Deeltijdwerk wordt overigens niet alleen gewenst door deze groep: maar liefst de helft van de werknemers in Nederland wil minder dan 35 uur werken (Arbeidsmonitor Randstad). Slechts 20% weet dat de werkgever verplicht is het verzoek om parttime te werken in te willigen. Arbeidsparticipatie van 55+ Een van de belangrijkste, zo niet dé belangrijkste doelstelling van het kabinet met Wet Vpl, was een arbeidsparticipatie voor 55-plussers van 50% in 2030. Zonder oude koeien uit de sloot te willen halen: al in 2003, 2004 en 2005 zijn er talloze rapporten verschenen waaruit bleek dat dit ook zónder Wet Vpl realiseerbaar was. Eén daarvan wil ik nog even in herinnering roepen: de ‘Studie Pensioen én Participatie’ van de economen Blank, van Hulst en van Selm van het onderzoeksbureau Ecorys die indertijd al stelden:
‘De door het kabinet voorgestelde maatregelen schieten hun doel voorbij. De arbeidsdeelname groeit veel sneller dan de regering aanneemt. Vergaande ingrepen in pensioenen zijn niet noodzakelijk. Het door het kabinet beoogde doel van veertig procent arbeidsparticipatie voor 55-plussers wordt in 2030 eenvoudig gehaald.’
Enkele cijfers uit het rapport. - in 2030 bereikt de zogenoemde ‘vergrijzing’ zijn top; - in 2030 komt de arbeidsparticipatie onder 55-plussers, zónder Vpl, uit op 40,9%; - in 2030 heeft ruim 67% van de dan 54-jarigen een baan; - als VUT en prepensioen worden afgeschaft zal desondanks de arbeidsparticipatie onder 55plussers oplopen tot 45,3%. Ook voor de onderbouwing van de AOW-maatregel(en) van het huidige kabinet wordt de verhoging van de arbeidsparticipatie opnieuw als een absolute must genoemd om de gevolgen van de vergrijzing het hoofd te kunnen bieden. Sterker nog: met een verhoging van de AOWleeftijd zal dit zowel impliciet als expliciet ‘gaan gebeuren’. Onderstaand een aantal cijfers over de ontwikkeling van de arbeidsparticipatie van 55-plus: sta mij toe op te merken dat in Nederland, na Finland, de sterkste stijging van de arbeidsparticipatie waar te nemen is sinds 1995 en dat volgens de rapporteurs in 2010 Nederland ruimschoots voldoet aan de Europese norm van vijftig procent arbeidsparticipatie in de groep 55-64 jaar. Cijfers SZW op 19 oktober 2007. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
© APS Pensioenteam / Joop van Beek
Jaar 1997 1997-2007 -
55-60 ( in %) 32 47
60-65 (in %) 32 47
in 2006 werkten er meer mannen en vrouwen tussen de 55 en 64 jaar dan jongeren tussen de 15 en 24 jaar; vrouwen tussen de 55 en 60 jaar werken vaker dan tien jaar geleden: 45% van alle vrouwen van deze leeftijd heeft werk ten opzichte van 77% van alle mannen; van de vrouwen tussen de 60 en 65 jaar werkt nog 14% ten opzichte van 30% van de mannen; sinds 2002 is arbeidsparticipatie van ouderen hoger dan het gemiddelde van de Europese Unie: Zweden heeft het hoogste percentage, Polen en Malta het laagste.
Hoe lang de Chinezen en de Indiërs werken durf ik hier niet eens te vermelden. Toegegeven, de arbeidsparticipatie van vrouwen in Nederland (na de eerste bevalling daalt het aantal fulltimers van 60 naar 20%) behoort met uitzondering van Portugal waar de arbeidsflexibiliteit helemaal dramatisch is, tot de laagste in Europa. Toegegeven, in tegenstelling tot 45 jaar geleden werken we tien jaar minder en ‘genieten’ we vervolgens acht jaar langer van ons pensioen. Allemaal waar, maar in die periode hebben we, in tegenstelling tot de ons omringende landen, een enorm moddervet lijfrente- annex pensioenvarken gemest.
Kansen op de arbeidsmarkt Tijdens de vorige ‘crisis’ konden we een aantal tendensen waarnemen: anno 2004 was je als 45-jarige al ‘te oud en te duur’: de helft van álle werkzoekenden was toen echter veertig jaar of ouder en slechts 14% van álle 40-plussers die in 2004 naar een nieuwe baan solliciteerden is daarin geslaagd. De conclusie van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) in 2005 was dat de sollicitatieplicht voor ‘oudere’ werklozen zinloos was. Voor de groep 57,5 tot 64-jarigen geldt een sollicitatieplicht en een algemene acceptatieplicht, maar het CWI moest indertijd al bekennen dat het voor werklozen vanaf 45 jaar al verdraaid lastig was om aan een baan te komen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de sollicitatieplicht ‘geen enkel positief effect’ heeft en alleen maar tot irritatie bij de ‘oudere cliënt’ leidt. Het mag dan zo zijn dat bedrijven door de ontgroening en vergrijzing uiteindelijk zullen worden gedwongen om oudere werknemers te accepteren, maar daar vallen grote groepen nog steeds buiten. In een advies over leeftijdsdiscriminatie door supermarkten (14 februari 2006) stelde de Commissie Gelijke Behandeling dat de ketens de Wet gelijke behandeling naar leeftijd bij de arbeid overtraden. Sinds de start van de prijzenoorlog in 2003 waren maar liefst 25.000 medewerkers van achttien jaar of ouder vervangen door medewerkers van vijftien of zestien jaar. Tegenstrijdigheden te over. De korte en lange termijn strijden om voorrang. We zullen ze nog hard nodig hebben, de jongeren én de ouderen. Het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt voorspelde al jaren geleden dat tot 2010 de vraag naar personeel groter zal zijn dan het aanbod; tot 2010 vallen 1,1 miljoen banen vrij wegens uittreding of baanwissel en
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
© APS Pensioenteam / Joop van Beek
ontstaan er 360.000 nieuwe banen. Een conclusie die overigens werd gedeeld door de Taskforce Ouderen in haar eindrapport in 2003. Sommige sectoren van de economie zijn inmiddels sterk vergrijsd, zoals het onderwijs en de publieke sector. Wordt daar ingekrompen dan ontstaat bijna als van nature een druk op de ouderen, wat haaks staat op wat de overheid met haar maatregelen beoogt. Het beleid dat zij de afgelopen jaren heeft gevoerd is, in combinatie met de onverschilligheid van werkgevers ten opzichte van de ‘oudere werknemer’, weinig effectief geweest. Er wordt te veel gekeken naar ouderen als ‘probleem’. In 2008 was er een voorzichtig positieve houding. Rijkelijk laat. Leeftijdsbewust personeelsbeleid heeft nog een lange weg te gaan. Dat heeft ook de regiegroep GrijsWerkt, ingesteld om ‘…de cultuuromslag te bevorderen die nodig is om ouderen
langer aan de slag te houden. Een belangrijke taak voor de commissie is om werkgevers en werknemers te overtuigen van de noodzaak om langer te blijven weken en vooroordelen over oudere werknemers aan te pakken’ al laten weten.
De crisis lijkt uitstel te bieden, maar dat kan morgen anders zijn. De houding van werkgevers ten opzichte van oudere werknemers was, is en blijft cruciaal: blijft het ontzien of wordt langer doorwerken aangemoedigd met leuk en uitdagend werk? Als ‘de baas’ doorwerken aanmoedigt wordt het pensioen gemiddeld met een half jaar uitgesteld. Laat hij merken de ‘oudere’ liever kwijt dan rijk te zijn, dan wordt het pensioen met driekwart jaar vervroegd. Financiële prikkels zijn daarbij uiteindelijk beslissend: weggaan met een slechte regeling is voor niemand een optie. Toch is dat momenteel het uitzicht voor veel ‘oudere werknemers’: het risico om tijdens de crisis met een slechte regeling af te vloeien. Het lijkt er veel op dat er niet zozeer sprake is van een vergrijzingsprobleem, maar eerder van een arbeidsmarktprobleem. Begin november 2009 is bijna de helft van de 490.000 werkzoekenden die bij het UWV Werkbedrijf staan ingeschreven 45 jaar of ouder: 60 procent van de 45-plussers is al langer dan een jaar op zoek naar werk. Voor 55-plussers zijn de kansen op een baan nóg kleiner.
Januari 2008, drie maal is scheepsrecht In de laatste week van januari 2008 worden de vakbonden tot het uiterste getergd. Eerst verschijnt er een rapport van de OESO waarin wordt aanbevolen om de AOW-leeftijd te verhogen tot 67 jaar om de krappe arbeidsmarkt te ontlasten. Op 30 januari bepleit minister Donner een ‘levenslange leerplicht’: Nederland leeft volgens hem ‘in een sprookje’ want de gemiddelde leeftijd waarop wordt gestopt met werken is 61 jaar. De Regiegroep GrijsWerkt van voorzitter Ed Nijpels doet ook nog een duit in het zakje en roept de meeste woede op. In Dagblad Trouw laat Nijpels bewust uitlekken dat hij staatssecretaris Aboutaleb van SZW zal aanbevelen de bestaande overgangsregelingen voor prepensioen voor 58-plussers zo snel mogelijk af te schaffen. De Regiegroep wordt overigens 6 februari opgeheven. De reactie van het FNV (Agnes Jongerius): ‘GrijsWerkt heeft in vier jaar niets weten te bereiken. En dan nu
aanbevelen om ouderen uit hun prepensioenregeling te gooien terwijl duidelijk is dat zij nergens aan de bak komen?’ CNV-woordvoerder: ‘Het is trekken aan het verkeerde eind van het touw. Er zijn genoeg ouderen die willen doorwerken maar geen werkgever wil ze hebben, met allerlei misplaatste argumenten.’
De populariteitsprijs wint de Regiegroep GrijsWerkt niet met haar voorstellen: - verhogen van de AOW-leeftijd met telkens één maand per jaar; - het schrappen van de extra verlofdagen voor 55-plussers; Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
© APS Pensioenteam / Joop van Beek
-
het vastleggen van het recht om door te werken na het 65e levensjaar.
Prinsjesdag 2009 De maatregelen van het kabinet om de arbeidsparticipatie onder ouderen te verhogen in 2010: - werkgevers krijgen drie jaar lang een jaarlijkse korting van € 6500 euro WW- en arbeidsongeschiktheidspremies als zij een werkloze 50-plusser in dienst nemen; - werkgevers die iemand van 62 jaar in dienst houden krijgen een premiekorting van € 2.750 per jaar: in 2013 wordt dit bedrag verhoogd naar € 6.500; - werknemers die na hun 62e blijven werken krijgen een inkomensafhankelijke doorwerkbonus van maximaal € 4.591; - 65-plussers die doorwerken kunnen hun recht op (verhoogde) AOW uiterlijk op hun 70e laten ingaan.
Japan Wel eens gehoord van Karoshi? Nee? Karoshi is het Japanse woord voor ‘dood door overwerk’. Het mag ons nuchtere westerlingen absurd voorkomen, maar het aantal Japanners dat zelfmoord heeft gepleegd, of een poging daartoe heeft gedaan, vanwege stress en te veel werk, is de afgelopen vijf jaar verdubbeld, zo blijkt uit een rapport van de Japanse overheid in mei 2008. In 2007 pleegden 81 overwerkte en gestresste Japanners zelfmoord of deden een poging, vergeleken met veertig personen in 2003. Vooral dertigers en veertigers lopen risico op werkstress. Dat komt onder meer omdat veel Japanse bedrijven de laatste jaren betalen op basis van de prestaties van hun werknemers. Veel van de Japanners die zelfmoord pleegden werkten tussen de tachtig en honderd uur per maand extra. Ongeveer tien procent werkte honderdzestig uur per maand extra, oftewel vijf uur per dag inclusief de weekends.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
© APS Pensioenteam / Joop van Beek