Arbeidsongeschiktheidsverzekering
Ongelijkheid mannen en vrouwen door bepalingen zwangerschaps- en bevallingsverlof
drs. P.J.M. Vroonhof drs. R. Braaksma Zoetermeer, 4 juni 2007
Dit onderzoek is gefinancierd door de Commissie Gelijke Behandeling.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave 1
Inleiding
4
2
Verzekeraars en polissen
5
2.1
Verslag van een zoektocht – met onzekere afloop
5
2.2
Overzicht verzekeraars die zwangerschapsverlof dekken
5
2.3
Polissen zonder uitkering zwangerschapsverlof
6
3
Relevante bepalingen per polis
8
3.1
Inleiding
8
3.2
Wachttijd
8
3.3
Dagwaarde
3.4
Eigenrisicotermijn en wachtdagen
10
3.5
Duur uitkering
12
3.6
Vereisten minimale duur van de zwangerschap
12
3.7
Melden zwangerschap
12
3.8
Afwezigheidsperiode
13
3.9
Hoogte premie
13
3.10
Additionaliteit
14
3.11
Tijdstip uitbetaling
14
3.12
Wijziging verzekerd bedrag
14
3.13
Wijziging eigenrisicotermijn (tijdens wachttijd)
15
3.14
Wijzigingen polis na aanspraak op uitkering
15
3.15
Eisen aan het ao-verzekeringspakket
15
3.16
Combinatie zwangerschap en arbeidsongeschiktheid
16
3.17
Vastekostenverzekering
16
4
Maatschappelijke context
17
4.1
Inleiding
17
4.2
Aantal vrouwelijke ondernemers
17
4.3
Aantal zwangerschappen / bevallingen
18
4.4
Invulling ondernemerschap door vrouwen
18
4.5
Inkomen uit ondernemingsactiviteiten
20
4.6
Arbeidsongeschiktheidsverzekering
21
4.7
Blik in de toekomst
22
5
Internationale vergelijking
23
5.1
Inleiding
23
5.2
Publieke verzekering in de EU-lidstaten
23
5.3
Nadere uitwerking publieke verzekering België, Ierland en
9
Luxemburg
26
5.4
Private verzekeringen België, Ierland en Luxemburg
29
6
Conclusies
31
3
1
Inleiding A c h te r gr o nd e n b e l e i ds c o n te x t Eind april 2006 heeft de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) een (gevraagd) advies uitgebracht aan minister De Geus (SZW) over afschaffing van de zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor zelfstandigen, voorheen onderdeel van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen, in relatie tot Europese regelgeving en internationale verplichtingen. Volgens dat advies zijn de huidige private verzekeringspolissen – voor zover bekend - niet toereikend en zelfs in strijd met de gelijke behandelingswetgeving. Naast dit advies heeft de CGB ook relatief veel uitspraken gedaan op dit terrein. Een deel daarvan heeft een vervolg gekregen bij diverse rechtbanken. De CGB wil nu onderzoek uit eigen beweging (OUEB) verrichten naar de betreffende regelingen bij alle verzekeraars. Het OUEB moet, als de conclusies (bevinding/beoordeling) daar aanleiding toe geven, uitmonden in een concreet advies van CGB aan de minister van SZW over de publieke maatregelen die nodig zijn om veilig te stellen dat er een adequate uitkeringsvoorziening bestaat. Deze kan zowel privaat als publiek georganiseerd zijn.
D o e l - e n pr o b l e e m st e lli n g De CGB wil het OUEB en het daaruit volgende advies baseren op een grondig onderzoek van alle relevante polissen. Het gaat daarbij om het verkrijgen van inzicht in de mate waarin de huidige verzekeringspolissen van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen bij verzekeringsmaatschappijen onderscheidmakende bepalingen bevatten betreffende zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen die ongelijkheid tussen vrouwen en mannen in zelfstandige beroepen bewerkstelligen. Daarbij kan een rol spelen of voor andere vormen van arbeidsongeschiktheid andere of geen bepalingen bestaan die op dezelfde onderwerpen of gebeurtenissen betrekking hebben. Dit doel kan worden uitgewerkt in de volgende onderzoeksvragen. 1 Welk soort bepalingen zijn opgenomen in arbeidsongeschiktheidsregelingen betreffende de uitkeringsverzekering gedurende een periode van zwangerschap en bevalling (ca. 12-16 weken) bij alle verzekeringsmaatschappijen, en zijn er gerelateerde bepalingen die consequenties op langere termijn hebben? 2 In welke mate zijn deze bepalingen specifiek voor zwangerschap en bevalling omdat voor andere vormen van arbeidsongeschiktheid andere of geen vergelijkbare bepalingen gelden? 3 Zijn deze bepalingen (financieel) nadelig voor vrouwen? 4 Wat is het economisch-maatschappelijk belang van het opheffen van deze ongelijkheid? 5 Hoe is de verzekering van zwangerschaps- en bevallingsverlof geregeld in andere lidstaten van de EU?
4
2
Verzekeraars en polissen
2.1
Verslag van een zoektocht – met onzekere afloop Gedurende het onderzoek zijn 21 verzekeraars geïdentificeerd die een of meer arbeidsongeschiktheidsverzekeringen aanbieden die voor vrouwelijke zelfstandigen voorzien in een uitkering bij bevalling en zwangerschap. Deze worden in paragraaf 2.2 opgesomd. Dit overzicht is het resultaat van een uitgebreide internet-search en van een telefonische rondvraag bij het Verbond van Verzekeraars, individuele verzekeraars en verzekeringsadviseurs (assurantie-intermediairs, tussenpersonen). Volgens hen is met de 21 verzekeraars het beschikbare aanbod volledig of vrijwel volledig genoemd 1 . De belronde heeft ons ook alle gezochte polissen opgeleverd. Eerder zijn grotere aantallen genoemd: 25 of 27. Geen van de partijen die deze aantallen noemen, kan hieraan echter concrete namen van verzekeraars en/of polissen verbinden. Het verschil met de gerapporteerde 21 kan in de eerste plaats verband houden met fusies en overnames in de afgelopen paar jaar waardoor enkele voorheen zelfstandige aanbieders van een aov-polis van de markt zijn verdwenen. Ook is het mogelijk dat verschillende polissen van een verzekeraar afzonderlijk geteld zijn. Ten derde is het denkbaar dat we enkele verzekeraars missen. Het gaat dan waarschijnlijk om zogenoemde ‘B-merk’-polissen 2 , afkomstig van een van de ‘A-merken’ van de lijst, maar onder een eigen naam, met doorgaans een beperktere dekking en striktere voorwaarden, en vooral: tegen een lagere premie. Het merendeel hiervan zal geen dekking voor zwangerschap- en bevallingsverlof bieden.
2.2
Overzicht verzekeraars die zwangerschapsverlof dekken De volgende verzekeraars en hun relevante polissen die dekking bieden voor zwangerschaps- en bevallingsverlof zijn geïdentificeerd: 1
Aegon Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor de Ondernemer nr. 1387 www.aegon.nl
2
Allianz Arbeidsongeschiktheidsverzekering / Interval arbeidsongeschiktheidsverzekering www.allianz.nl
3
Amersfoortse Arbeidsongeschiktheidsverzekering www.amersfoortse.nl
4
Avéro Arbeidsongeschiktheidsverzekering www.avero.nl (Avéro is doch-
(Amersfoortse is dochter van Fortis ASR) ter van Achmea)
1
Eén van de geraadpleegde intermediairs stelt zich ten doel alle aanbieders van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen in portefeuille te hebben.
2
O.a. Phizur (http://www.phizur.nl/), gebaseerd op de aov-verzekering van Avéro (Achmea). Deze verzekering voorziet NIET in dekking bij zwangerschap en bevalling, en keert alleen uit bij arbeidsongeschiktheid van ten minste 55%, met uitsluiting van psychische aandoeningen en aandoeningen waarbij geen objectiveerbare lichamelijke afwijkingen aantoonbaar zijn.
5
5
Axa Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ondernemers www.axa.nl
6
Axa / Unim Polis Langlopende verzekering, Beroeps-AOV www.axa.nl
7
Centraal Beheer Arbeidsongeschiktheidsverzekering (individueel) http://www.centraalbeheer.nl/ (Centraal Beheer is dochter van Achmea)
8
Confior Arbeidsongeschiktheidsverzekering www.confior.nl (Confior is dochter van Menzis 1 )
9
DeltaLloyd Arbeidsongeschiktheidsverzekering (met verhogingsrecht) voor zelfstandig ondernemers www.deltalloyd.nl
10 Fortis ASR Arbeidsongeschiktheidsverzekering Basis / Uitgebreid www.fortis.nl 2 11 Generali Basis AOV / Beroeps AOV www.generali.nl 12 Goudse Zelfstandig Verzekerd www.goudse.nl 13 Groene Land Arbeidsongeschiktheidsverzekering (individueel) www.groeneland-achmea.nl (Groene Land is dochter van Achmea) 14 Interpolis Voorwaarden InkomensZekerPlan Beroepsarbeidsongeschiktheid www.interpolis.nl (Interpolis is dochter van Rabobank) 15 Klaverblad Arbeidsongeschiktheidsverzekering www.klaverblad.nl 16 Movir Tweede Carrière Polis www.movir.nl (Movir is onderdeel van ING) 3 17 Nationale-Nederlanden Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen met volledige dekking www.nn.nl 18 Reaal Inkomensverzekering Opstap / Zakelijk, Uitgavenverzekering www.reaal.nl 19 Univé Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen http://www.unive.nl/ 20 Zilveren Kruis http://www.zilverenkruis.nl/ (Zilveren Kruis is dochter van Achmea) 21 ZLM Arbeidsongeschiktheidsverzekering (individueel) http://www.zlm.nl/ (ZLM is uitsluitend actief in Zeeland en NoordBrabant).
2.3
Polissen zonder uitkering zwangerschapsverlof Er zijn naar schatting ruim dertig andere aanbieders van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen. Deze bieden geen dekking voor zwangerschaps- en bevallingsverlof. Een voorbeeld is het genoemde Phizur (http://www.phizur.nl/), gebaseerd op de aov-verzekering van Avéro (Achmea). Daarnaast bieden enkele van de bovengenoemde verzekeraars een instap-polis, gericht op startende zelfstandigen waar dat ook voor geldt. Een voorbeeld hiervan is Fortis ASR Arbeidsongeschiktheidsverzekering Instap www.fortis.nl. Hoewel het voor de CGB relevant is welke polissen geen dekking bieden, is besloten hier geen diepgaand onderzoek naar te verrichten. De wijze waar-
1
Confior Arbeidsongeschiktheidsverzekering is voortzetting van Rijnmond Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2
Door Fortis overgenomen: (o.a.) Amev, Falcon, Stad Rotterdam.
3
In een reactie op de concept-versie van dit rapport geeft Movir aan dat deze polis bijna niet meer verkocht wordt. Het was beter geweest de Langlopende verzekering te gebruiken (voorwaarden LKDV art. 13). Inhoudelijk is volgens Movir de zwangerschapsregeling identiek. In verband met verwijzingen naar artikelnrs. e.d. is er daarom voor gekozen dit niet aan te passen.
6
op in de polis, al dan niet specifiek, wordt aangegeven dat deze dekking niet bestaat, is van minder belang dan de algemene constatering dat er veel van dergelijke polissen bestaan.
7
3
Relevante bepalingen per polis
3.1
Inleiding Dit hoofdstuk bevat een overzicht van bepalingen in de polissen die (mogelijk) ongelijkheid tussen mannen en vrouwen veroorzaken. Daarbij is het uitgangspunt geweest dat er in de werkwijze van de CGB twee soorten van ongelijke behandeling bestaan: formele ongelijkheid en het ontbreken van materiële gelijkheid. De beslissing of de verzekeraars daadwerkelijk handelen in strijd met de Wet Gelijke Behandeling laten we nadrukkelijk aan de CGB en (eventueel) de rechter. Deze notitie levert wel bouwstenen voor dergelijke beslissingen. In het vervolg van deze notitie inventariseren we voor een aantal relevante aspecten, afzonderlijke elementen van (sommige) polissen, de bepalingen per verzekeraar. Bij de tekst hoort een overzicht in tabelvorm, terug te vinden in Bijlage I. Bij deze tabel is ook een gelijkvormige tabel opgesteld die verwijzingen bevat naar de relevante artikelnummers per polis. Deze is opgenomen in Bijlage II.
R e a c ti e v e r z e ke r a ar s Een concept-versie van dit rapport is voorgelegd aan het Verbond van Verzekeraars en aan alle betrokken verzekeraars ter becommentariëring (de bevindingen blijven uiteraard voor rekening van EIM). Het commentaar op de details in dit hoofdstuk (waarvoor dank en waardering) is grotendeels overgenomen. Op deze plaats past het nog om enkele algemene kanttekeningen te schetsen die door verzekeraars en/of het Verbond worden aangegeven: − Het aanbieden van een dekking voor zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt gezien als extra service; verzekeraars zijn niet verplicht hiervoor dekking te bieden. − Voor deze ‘extra service’ wordt geen premie in rekening gebracht. − Het wordt daarbij belangrijk geacht om anti-selectierisico en het risico op calculerend gedrag (wensverzekeringen) te beperken (zie ook de toelichting bij diverse aspecten in dit hoofdstuk). − Arbeidsongeschiktheid die samenvalt met of het gevolg is van complicaties tijdens de zwangerschap maakt onderdeel van de arbeidsongeschiktheidsdekking. − De afgelopen jaren is een aantal rechtszaken gevoerd waarin de rechter gevraagd werd het gedrag van verzekeraars op dit terrein te toetsen op het bestaan van ongelijke behandeling (diverse aspecten, maar vooral wachttijd). In een ruime meerderheid hiervan heeft de rechter de verzekeraar(s) in het gelijk gesteld.
3.2
Wachttijd Er zijn in de polisvoorwaarden tamelijk opvallende verschillen in wachttijd: variërend van minder dan een jaar tot drie jaar. De gebruikelijke wachttijd is twee jaar voorafgaande aan de door een arts of verloskundige vastgestelde vermoedelijke bevallingsdatum: aangetroffen
8
bij 14 van de 21 in paragraaf 2.1 genoemde verzekeringsmaatschappijen met een arbeidsongeschiktheidsverzekering op grond waarvan een uitkering wordt toegekend bij zwangerschap en bevalling. Centraal Beheer, Groene Land en Zilveren Kruis (alledrie Achmea) hanteren als enige criterium dat de verzekerde niet zwanger is op het moment van acceptatie. Tussen aanvraag en acceptatie ligt doorgaans een periode van zes weken, waarmee de feitelijke wachttijd rond de tien maanden ligt. Goudse en Generali hanteren een wachttijd van één jaar. Fortis ASR hanteert voor zijn Arbeidsongeschiktheidsverzekering Basis een wachttijd van drie jaar 1 (een van de uitzonderingen waarvoor een langere wachttijd geldt), Nationale-Nederlanden een van twee jaar plus 90 dagen voorafgaande aan de vermoedelijke bevallingsdatum. De wachttijd geldt doorgaans niet voor de overige vormen van arbeidsongeschiktheid. In een geval (Fortis Basis) bestaan verschillende wachttijden voor een verschillende mate van arbeidsongeschiktheid. Zwangerschap/bevalling valt daarbij in de categorie met de langste wachttijd. Het nadeel voor vrouwen die zwanger (kunnen) worden in vergelijking met mannen (die dat uiteraard niet kunnen) is dat zij pas na verloop van tijd een uitkering kunnen ontvangen. Zoals bij meer polisvoorwaarden in dit hoofdstuk geldt dat deze voorwaarde verzekeraars garandeert dat geen verzekering wordt afgesloten die specifiek beoogd een uitkering te ontvangen tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof en daarna wordt beëindigd.
Commentaar bij wachttijd: volgens sommige verzekeringsadviseurs kan na onderhandeling worden afgeweken van de standaardvoorwaarden van verzekeraars, en kan in individuele gevallen bijvoorbeeld een kortere wachttijd overeengekomen worden. Volgens andere verzekeringsadviseurs komt dit in de praktijk betrekkelijk weinig voor.
3.3
Dagwaarde De dagwaarde is het uitgekeerde bedrag bij zwangerschap en bevalling: bij op één na alle bestudeerde aov-polissen is dat 100% van het verzekerde bedrag voor het eerste jaar arbeidsongeschiktheid 2 , gedurende de in de polis genoemde periode (zie § 3.5). Voor het verzekerde bedrag kunnen overige bepalingen gelden, als bijvoorbeeld besproken in § 3.11. De 100% uitkering is ook het maximum bij overige vormen van arbeidsongeschiktheid. Bij beperkte arbeidsongeschiktheid gelden doorgaans lagere percentages. De ene uitzondering is Axa, dat 50% uitkeert van de dagwaarde voor het eerste jaar arbeidsongeschiktheid, met 70% van het minimumloon als maximum. Een uitkering van 50% wordt in geval van arbeidsongeschiktheid gegeven bij een percentage arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
1
Voor Fortis Arbeidsongeschiktheidsverzekering Uitgebreid is de wachttijd twee jaar.
2
Tijdens de wachttijd overeengekomen verhogingen van de uitkering of verlagingen van de eigenrisicotermijn worden bij een aantal aov-aanbieders met een dekking bij zwangerschap en bevalling expliciet uitgesloten (zie §3.12 en §3.13).
9
Voor de te verzekeren dagwaarde geldt doorgaans een maximum van 80% van het gemiddelde inkomen over de afgelopen drie jaar 1 . Bij de Interval Arbeidsongeschiktheidsverzekering van Allianz is dit voor het eerstejaarsrisico 100% 2 . De maximaal te verzekeren jaaruitkering is doorgaans € 75.000. Met uitzondering van AXA resulteert de dagwaarde niet in verschillen tussen vrouwen en mannen.
Commentaar bij de verzekerde dagwaarde: er wordt uitgegaan van de feitelijke inkomsten in de voorafgaande drie jaar. ‘Inleveren’ als gevolg van zwangerschap (minder werken dus minder inkomen) kan dus leiden tot een lager verzekerbaar bedrag, en dus tot een lagere uitkering bij eventuele arbeidsongeschiktheid en bij een volgende zwangerschap 3 . Dit is een risico dat alleen vrouwelijke zelfstandigen lopen.
3.4
Eigenrisicotermijn en wachtdagen E i g e n r i s ic o te r m ij n in mi n d e r i n g o p d u u r u i t ke r i n g Doorgaans wordt de overeengekomen eigenrisicotermijn in mindering gebracht op de duur van de uitkering (meestal 16 weken, zie § 3.5). Het gaat hierbij om de eigenrisicotermijn voor de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. Deze termijn geldt óók voor de uitkering bij zwangerschap en bevalling. Het enkele geval waarin voor de uitkering bij zwangerschap en bevalling een (van de voorwaarden bij overige arbeidsongeschiktheid) afwijkende eigenrisicotermijn wordt gehanteerd, is dat een afwijking in het voordeel van de verzekerde: zie Reaal en Movir. Veel zelfstandigen kiezen voor eerstejaars-arbeidsongeschiktheid een forse eigenrisicotermijn, voornamelijk omdat bij een lange eigenrisicotermijn de premie fors lager is. Dit is een vrije keuze die door de individuele verzekerden gemaakt wordt. In geval van zwangerschaps- en bevallingsverlof is het verschil tussen de nominale uitkeringsduur en de feitelijke duur na aftrek van eigen risico relatief substantieel. De termijn is weliswaar hetzelfde voor eerstejaarsarbeidsongeschiktheid, maar de uitkeringsperiode zal in die gevallen vaak langer zijn, waardoor het relatieve gewicht van het eigen risico lager is. U i t z on d e r i n g e n Reaal trekt als enige de eigenrisicotermijn niet af van de periode waarover een uitkering gegeven wordt (mits die voor het eerstejaarsrisico hoogstens 30 dagen is – in andere gevallen bestaat überhaupt geen recht op zwangerschapsuitkering). In een reactie op een concept-versie van dit rapport gaf
1
Het verzekerde bedrag (contractueel overeengekomen) kan ook lager liggen dan 80%.
2
Voor de overige verzekeraars is niet uitputtend onderzocht in hoeverre men hogere percentages hanteert dan 80% van het gemiddelde inkomen over de afgelopen drie jaar.
3
In een reactie op de concept-versie van dit rapport geeft Movir aan dat exceptionele, eenmalige afwijkingen, waaronder tijdelijk inkomensverlies door zwangerschap, daarbij buiten beschouwing blijven. Het is denkbaar dat dit in de praktijk voor meer maatschappijen geldt, maar de polisvoorwaarden geven daarover geen uitsluiting.
10
ook ZLM aan de eigenrisicotermijn niet af te trekken van de 16 weken uitkering, maar dat niet duidelijk in de voorwaarden te hebben opgenomen (wordt per 1-1-08 gedaan, aldus ZLM). Movir telt de eerste twee weken van de eigenrisicotermijn niet mee. De uitkeringsperiode is daardoor twee weken langer dan zonder deze bepaling 1 . Het is overigens wel zo dat bij deze polis standaard 31 wachtdagen van kracht zijn 2 . E é n e i ge nr is i c o t e r m i jn i n d i e n a r b e id s o n g e s ch ik t é n z w a ng e r Deltalloyd en Interpolis bepalen in hun voorwaarden voor uitkering dat één eigenrisicotermijn geldt wanneer arbeidsongeschiktheid en zwangerschap samenvallen. Bij Interpolis is dit het geval wanneer de verzekerde hoogstens vier weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum arbeidsongeschikt was. In het algemeen geldt dat als de verzekerde binnen vier weken, 30 dagen of een maand (verschilt per verzekeraar, binnen deze marge) wéér arbeidsongeschikt wordt door dezelfde oorzaak, dit telt als één periode van arbeidsongeschiktheid, waarbij de eigenrisicotermijn slechts één keer in aanmerking wordt genomen. Dergelijke clausules zijn aanwezig in de polisvoorwaarden van alle verzekeraars. Dit is nog wel afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid (zwangerschap=100%). Een voorbeeld (Allianz): “Indien de arbeidsongeschiktheid gedurende de uitkeringsperiode toeneemt, wordt het uitkeringspercentage hieraan aangepast na het verstrijken van de in de polis genoemde eigen risicoperiode.” In andere woorden: de eigenrisicotermijn is nog steeds relevant, tenzij de verzekerde al 100% arbeidsongeschikt was, in welk geval de uitkering al maximaal was. De eigenrisicotermijn resulteert in een evident financieel nadeel voor vrouwen. Gedurende deze periode ontvangen zij immers geen uitkering.
Commentaar bij wachtdagen en eigenrisicotermijn: verzekeringsadviseurs (intermediairs) wijzen op het feit dat met name startende, jonge en (nog) weinig verdienende zelfstandigen / zzp’ers 3 geneigd zijn om een flink eigen risico voor lief te nemen om zo de premie te drukken. Dat reduceert de duur van de uitkering bij zwangerschap en bevalling vaak zodanig dat die nauwelijks nog de moeite waard is. Dit treft vrouwelijke zelfstandigen méér dan mannen: wie jong is wordt minder gauw arbeidsongeschikt (m/v), maar eerder zwanger (v). De verzekeraars merken hierbij op dat het volgens hen een eigen keuze is om een kortere of langere eigenrisicotermijn te kiezen; volgens hen is daarbij geen sprake van onderscheid op grond van geslacht.
1
Tweede Carrière Polis, art. 14.3.
2
Tweede Carrière Polis, art. 3.3.1 en 3.3.2.
3
Zelfstandigen Zonder Personeel: een groeiende groep ondernemers die voornamelijk hun eigen arbeid verkopen, van thuiskapsters en bouwvakkers tot bedrijfsadviseurs.
11
Overigens wijzen de verzekeringsadviseurs op een vraagstuk dat huns inziens veel zwaarder weegt dan dat van de (tekortschietende) uitkering bij zwangerschap: dat van de grote aantallen niet of ontoereikend tegen arbeidsongeschiktheid verzekerde zzp’ers.
3.5
Duur uitkering De standaard-uitkeringsduur is 16 weken of 112 dagen, met aftrek van de eigenrisicotermijn (zie paragraaf 3.4). Movir keert alleen gedurende 16 weken (minus eigenrisicotermijn) uit bij een zwangerschap van ten minste 32 weken. Van 25 tot en met 31 weken is er een uitkering voor 8 weken. Op dit punt lijkt geen sprake van een specifiek financieel nadeel voor vrouwen.
3.6
Vereisten minimale duur van de zwangerschap Zoals in de vorige paragraaf aangegeven, kent Movir geen uitkering als de zwangerschap minder dan 25 weken geduurd heeft. De overige maatschappijen stellen in de helft van de gevallen geen voorwaarden aan de duur van de zwangerschap, en in de overige gevallen een minimale duur van 25 tot 28 weken. Een minimum van 28 weken komt het vaakst voor. Bij vier maatschappijen ligt de grens lager: bij Reaal op 25 weken, bij Aegon, Avéro en Fortis op 26 weken of 180 dagen. Zoals vermeld, keert Movir gedurende een beperkte periode uit bij een zwangerschap die tussen 25 en 31 weken geduurd heeft. Hoewel op dit punt natuurlijk discussies mogelijk zijn over de genoemde termijnen en de impact van zwangerschap, lijkt er geen sprake van een specifiek financieel nadeel voor vrouwen.
3.7
Melden zwangerschap Bij de helft van de bestudeerde polissen dient de zwangerschap minimaal drie maanden vóór de vermoedelijke bevallingsdatum aan de maatschappij te worden gemeld, vastgesteld door arts of verloskundige. Bij vijf is dat minimaal vijf maanden 1 . Voor Deltalloyd en Interpolis volstaat melding twee maanden van tevoren. Aan melding van de zwangerschap vóór de termijn van de polisvoorwaarden wordt naar de indruk van verzekeringsadviseurs niet keihard de hand gehouden (in de zin van: één dag te laat, dan geen uitkering). Uitzondering hierop zijn verzekeraars met een korte wachttijd (paragraaf 3.2). Dit is echter niet meer dan een indruk. Verzekeringsmaatschappijen zouden hierover definitief uitsluitsel kunnen geven, maar zullen dat waarschijnlijk niet willen doen om dergelijk gedrag van verzekerden niet aan te moedigen. Hoewel deze voorwaarden anders zijn bij andere vormen van arbeidsongeschiktheid, lijkt er praktisch gezien geen sprake van een specifiek financieel nadeel voor vrouwen. 1
Unim, Movir, Centraal Beheer, Groene Land en Zilveren Kruis.
12
3.8
Afwezigheidsperiode K e u z e vr i jh e i d Niet meer dan vier polissen geven (enige) keuzevrijheid bij het opnemen van het ‘zwangerschapsverlof’: Aegon (eenmalige uitkering, naar keuze tussen 4 en 6 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum), Goudse (verzekerde kan kiezen tussen uitkering vanaf vier of vanaf zes weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum), Generali en Reaal (verzekerde kan kiezen tussen uitkering vanaf zes of vanaf acht weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum). Bij eveneens vier polissen is dit niet gespecificeerd. De overigen gaan uit van vier, zes of acht weken zónder keuzemogelijkheid, met in enkele gevallen de expliciete kanttekening dat dan de eigenrisicotermijn ingaat. Fortis ASR bepaalt dat vier weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum de eigenrisicotermijn ingaat. B e v a l l i n gs d a t u m In de polisvoorwaarden gaat het om de vermoedelijke bevallingsdatum, óf de dag van de bevalling als deze eerder plaatsvindt (dan de in de voorwaarden gespecificeerde periode tot de vermoedelijke bevallingsdatum). Dat laatste heeft géén gevolgen voor de totale duur van de uitkering. Overigens betreffen deze bepalingen in de praktijk uitsluitend het moment waarop de uitkering ingaat. In welke mate dit ook betekent dat de zelfstandige stopt met werken is onduidelijk. In de polisvoorwaarden staat hier niets over, en volgens intermediairs dénken verzekeraars er zelfs niet over om dat te gaan controleren. Op dit punt lijkt er geen sprake van een specifiek financieel nadeel voor vrouwen.
3.9
Hoogte premie Over de hoogte van de betaalde premie geven de standaardvoorwaarden van de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen geen uitsluitsel: die premie hangt af van het individuele keuzemenu wat betreft verzekerd bedrag, eigenrisicotermijn, overige voorwaarden en persoons- en sectorkenmerken. Geslacht maakt hier volgens de tussenpersonen geen deel van uit. Aanpassing van de premie ná aanspraak op een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid gebeurt niet. Wél ‘sturen’ maatschappijen volgens verzekeringsadviseurs met hun acceptatie- en premiebeleid op het weren van bepaalde als verhoogd risico gedefinieerde categorieën, zoals bepaalde beroepen (voor categorieën bouwvakkers geldt bijvoorbeeld een gedwongen langere eigenrisicotermijn). Vrouwen zijn in de meeste ‘zware beroepen’ waarvoor dergelijke eisen gelden juist minder sterk vertegenwoordigd. Verder worden individuele risico’s zoals bijvoorbeeld blijkend uit een eerdere aanspraak, vaak uitgesloten van verhogingen van het uit te keren bedrag: zie paragraaf 3.14. Op dit punt lijkt geen sprake van een specifiek financieel nadeel voor vrouwen.
13
3.10
Additionaliteit Wat betreft additionaliteit – moet men zich aanvullend verzekeren of extra premie betalen voor de dekking bij zwangerschap en bevalling? - kan worden vastgesteld dat voor geen van de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen extra premie betaald hoeft te worden voor dekking met het oog op bevalling en zwangerschap. Op dit punt is dan ook geen sprake van een specifiek financieel nadeel voor vrouwen. Door de verzekeraars wordt opgemerkt dat in hun visie hier sprake is van een voordeel.
3.11
Tijdstip uitbetaling De gebruikelijke voorwaarde voor uitbetaling is: maandelijks (in twee gevallen: vierwekelijks) achteraf. Zes maatschappijen berekenen de uitkering maandelijks, en keren ‘zo spoedig mogelijk daarna’ uit. Klaverblad noemt maandelijkse berekening zonder het tijdstip van uitbetaling. Axa en Unim (ook Axa) keren het hele bedrag in één keer uit na overleggen van een uittreksel uit het geboorteregister. Aegon betaalt een eenmalige uitkering, tussen 4 en 6 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum; bij overige arbeidsongeschiktheid vindt maandelijks betaling achteraf plaats. Het tijdstip van uitbetalen is grosso modo hetzelfde voor andere vormen van arbeidsongeschiktheid. Op dit punt lijkt er geen sprake van een specifiek financieel nadeel voor vrouwen.
3.12
Wijziging verzekerd bedrag Zeven verzekeraars bepalen dat bij zwangerschap het verzekerde bedrag geldt van vóór de eerste dag van de wachttijd (meestal twee jaar: zie paragraaf 3.2) of dezelfde termijn als de wachttijd al voorbij is. Na die tijd overeengekomen verhogingen van het verzekerde bedrag worden derhalve niet meegerekend. Dergelijke bepalingen zijn opgenomen in de polisvoorwaarden van Interpolis, Goudse, Nationale-Nederlanden, Avéro, Fortis, Reaal en Movir. Deze voorwaarde geldt niet voor andere vormen van arbeidsongeschiktheid. Wanneer binnen de gestelde termijn een aanpassing van het verzekerde bedrag is overeengekomen, geldt een duidelijk financieel nadeel voor vrouwen. Deze regel geldt immers niet voor andere vormen van arbeidsongeschiktheid. Waarschijnlijk geldt voor de verzekeraars de redenering dat een zwangerschap in zekere zin vaak gepland is, waar dat voor andere vormen van arbeidsongeschiktheid niet het geval is. Binnen die redenering zou de verhoging van het bedrag gericht zijn op een hogere uitkering bij zwangerschapsen bevallingsverlof. In een reactie op de concept-versie van dit rapport geeft Nationale Nederlanden aan dat het inderdaad de bedoeling is om consequent te zijn (wachttijd in ruime zin altijd 2 jaar) in het minimaliseren van ‘wensverzekeringen’. Waarbij de kanttekening geplaatst wordt dat overeengekomen indexeringen (klim) wel worden doorgevoerd.
14
Ook de verzekeraars kunnen overigens een wijziging (verlaging) van het verzekerde bedrag initiëren, als het gemiddelde inkomen daar aanleiding toe geeft.
3.13
Wijziging eigenrisicotermijn (tijdens wachttijd) Bij vijf arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die dekking bieden voor zwangerschap en bevalling geldt de hierboven beschreven bepaling ook voor de eigenrisicotermijn; eventueel aangebrachte verlagingen van die termijn zijn gedurende de genoemde periode niet van toepassing. Dit is het geval bij Interpolis, Avéro, Fortis, Reaal en Movir. Ook hier geldt dat deze bepalingen uitsluitende worden aangetroffen in het artikel / de artikelen gewijd aan de voorwaarden voor uitkering bij zwangerschap en bevalling. Zie echter ook de volgende paragraaf voor de acceptatiepraktijk bij gevraagde wijzigingen van uitkeringsbedrag en eigenrisicotermijn. Wanneer binnen de gestelde termijn een aanpassing van de eigenrisicotermijn is overeengekomen, geldt een duidelijk financieel nadeel voor vrouwen. Deze regel geldt immers niet voor andere vormen van arbeidsongeschiktheid. Waarschijnlijk geldt ook hier voor de verzekeraars de redenering dat een zwangerschap in zekere zin vaak gepland is, waar dat voor andere vormen van arbeidsongeschiktheid niet het geval is. Binnen die redenering zou de verlaging van de eigenrisicotermijn gericht zijn op een hogere uitkering bij zwangerschaps- en bevallingsverlof.
3.14
Wijzigingen polis na aanspraak op uitkering Wie door de verzekeringsmaatschappij als ‘risico’ wordt beschouwd wordt niet actief benaderd om het bedrag te verhogen of de eigenrisicotermijn te verlagen: hij of zij moet er dan zelf om vragen. Wanneer de verzekerde dat doet, vraagt de verzekeraar om een medische verklaring of keuring, en worden medische risico’s die eerder hebben geresulteerd in aanspraak op een aov-uitkering vaak uitgesloten van de gevraagde verhoging van het uit te keren bedrag. Een normale zwangerschap wordt niet gezien als een extra risico. Een met de zwangerschap of bevalling samenhangende klacht die heeft geleid tot aanspraak op een arbeidsongeschiktheidsuitkering wel. Voorbeeld: een vrouwelijke verzekerde met een postnatale depressie na haar eerdere zwangerschap werd voor deze specifieke arbeidsongeschiktheidsoorzaak uitgesloten van een verhoging van het uit te keren bedrag. Op dit punt lijkt er geen sprake van een specifiek financieel nadeel voor vrouwen.
3.15
Eisen aan het ao-verzekeringspakket Als voorwaarde voor een uitkering bij zwangerschap en bevalling geldt bij negen van de 21 verzekeraars dat men zowel verzekerd is tegen arbeidsongeschiktheid in het eerste jaar (rubriek A) als daarná (rubriek B): Amersfoortse, Avéro, Deltalloyd, Fortis, Generali, Klaverblad, Movir, Reaal en ZLM.
15
In de praktijk geldt dat wie zich uitsluitend verzekert voor het náeerstejaarsrisico (rubriek B) geen recht heeft op een uitkering bij zwangerschap en bevalling: er geldt dan feitelijk een eigenrisicotermijn van een jaar. De voorwaarde dat A is verzekerd is dan ook ‘logisch’. Er zijn volgens intermediairs echter geen of nauwelijks zelfstandigen met uitsluitend een dekking voor het eerstejaarsrisico (rubriek A), hoewel dat theoretisch wel mogelijk is bij de meeste verzekeraars. Niet alle verzekeraars hanteren overigens de termen rubriek A en B.
3.16
Combinatie zwangerschap en arbeidsongeschiktheid In de voorwaarden voor dekking bij zwangerschap en bevalling regelen 15 van de 21 verzekeraars ook de aanspraak op een uitkering voor wie arbeidsongeschikt én zwanger is. In dat geval geldt de hoogste van de twee, of vervalt het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering voor de duur van de uitkering voor zwangerschap en bevalling. De overige zes hebben geen bepalingen over samenloop met zwangerschap en bevalling.
3.17
Vastekostenverzekering Bij enkele verzekeraars bestaat de mogelijkheid vaste kosten en waarnemingskosten te verzekeren (het betreft twee gescheiden aanvullingen op de hoofdverzekering). Volgens de tussenpersonen waar wij mee gesproken hebben, bestaat deze mogelijkheid bij Movir en bij Nationale-Nederlanden. Interpolis geeft in een reactie op een conceptversie van dit rapport aan ook deze verzekeringen aan te bieden, maar stelt dat zowel Interpolis als Movir daarbij niet uitkeren in geval van zwangerschap. Bij Movir kan het bestaan van deze verzekeringen gekoppeld worden aan de vrij specifieke soort klanten (medici, juristen) die zich bij deze maatschappij verzekert. Leden van een maatschap verplichten zich vaak tot het afsluiten van deze verzekering om ook bij ziekte te kunnen bijdragen aan de vaste lasten. De ‘maandlasten-aov’ van Nationale-Nederlanden is een Rubriek B polis en daarmee (ook) niet relevant voor zwangerschap en bevalling.
16
4
Maatschappelijke context
4.1
Inleiding De vrouwelijke ondernemer verschilt op een aantal vlakken van de mannelijke ondernemer. Zo kan het volgende profiel geschetst worden van vrouwelijke ondernemers: “vrouwelijke ondernemers starten kleinschaliger, zijn minder bereid risico te nemen, starten vaker in de dienstverlenende sector, hebben minder ervaring met financieel management, ondernemen vaker parttime en besteden minder tijd aan netwerken dan mannelijke ondernemers” (Stigter & Verheul). Ondernemerschap maakt een voor Nederlandse begrippen ongekende groei door. Het aantal starters was in 2006 groter dan het de afgelopen decennia geweest is; hetzelfde gold voor het aantal vrouwelijke starters. Voor deze ontwikkeling zijn allerlei factoren aan te wijzen. Een belangrijke factor is de toegenomen behoefte aan flexibiliteit, zowel bij vragers (klanten stellen individuele eisen aan producten en diensten) als bij aanbieders (ondernemers werken zoveel als en op die momenten die zij willen). Het combineren van arbeid en zorg is in dat opzicht een element dat specifiek voor vrouwelijke ondernemers van belang blijkt te zijn. Onder meer vanwege de nog steeds toenemende behoefte aan flexibiliteit is het reëel te veronderstellen dat ondernemerschap, ook vrouwelijk ondernemerschap, de komende tijd nog aan belang zal winnen. Waar hebben we het nu eigenlijk over? Het vorige hoofdstuk liet zien dat bepalingen in polisvoorwaarden een financieel nadeel opleveren voor zwangere en bevallende zelfstandigen. Hoeveel vrouwen betreft het nu, en wat is de economisch maatschappelijke betekenis van het ondernemerschap van en voor deze groep? Op basis van beschikbare literatuur wordt in dit hoofdstuk een beeld geschetst.
4.2
Aantal vrouwelijke ondernemers Kijkend naar CBS-statistieken over de verhouding man/vrouw onder zelfstandigen in de periode 1999-2004 kan geconstateerd worden dat deze relatief stabiel is gebleven op een verhouding van 70 staat tot 30. Onderstaande tabel geeft de opbouw weer van deze categorie vrouwelijke ondernemers naar leeftijdscategorie. Het cijfer van 30% is overigens internationaal bezien zeker geen slechte score; volgens de Labour Force Survey (Eurostat, 2001) kende in de EU-15 alleen Luxemburg een duidelijk hoger percentage vrouwelijke ondernemers. Het gemiddelde van de EU lag ongeveer 6 procentpunten lager dan dat van Nederland. De Nederlandse cijfers liggen op een vergelijkbaar niveau met die van de Verenigde Staten.
17
Tabel 1
Opbouw leeftijdsklassen vrouwelijke ondernemers (%)
1999
2000
2001
2002
2003
2004
15 tot 25 jaar
2
2
2
2
2
2
25 tot 35 jaar
21
20
20
19
17
16
35 tot 45 jaar
32
32
33
33
33
33
45 tot 55 jaar
30
30
30
29
29
29
55 tot 65 jaar
12
13
14
15
16
17
65 tot 75 jaar
2
2
2
2
2
2
75 jaar en ouder
1
1
1
1
1
1
100
100
100
100
100
100
264,0
269,1
268,5
265,8
268,4
259,5
Totaal (%) Totaal aantal (x 1.000)
Bron: CBS-Statline, bewerking EIM. Wegens afrondingsverschillen tellen de kolommen niet altijd op tot 100.
Uit de tabel blijkt dat ruwweg de helft van de vrouwelijke zelfstandigen deel uitmaakt van de leeftijdsklassen waar het krijgen van kinderen een reële mogelijkheid kan zijn (15 tot 45 jaar); het gaat dan om ongeveer 130.000 vrouwen.
4.3
Aantal zwangerschappen / bevallingen We hebben geen cijfers kunnen vinden over het aantal zwangerschappen van vrouwelijke ondernemers, of over het aantal kinderen dat zij krijgen. Een cijfer dat enige informatie geeft, betreft het aantal WAZ-uitkeringen: ten tijde van de WAZ werden er jaarlijks ongeveer 5.500 zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen, met een waarde van € 25 miljoen (ruwweg € 4.500 per uitkering), verstrekt aan WAZ-verzekerden (Eerste Kamer der StatenGeneraal, Vergaderjaar 2003–2004). Daarbij moet wel bedacht worden dat waarschijnlijk niet alle vrouwelijke zelfstandigen verzekerd waren voor de WAZ. 5.500 uitkeringen op een totaal van grofweg 130.000 vrouwen met een leeftijd tussen 15 en 45 is bovendien aan de lage kant. Cijfers van het CBS laten zien dat, in 2005, de ruim 3,3 miljoen vrouwen in deze leeftijdsgroep in Nederland samen bijna 190.000 kinderen levend ter wereld brachten. Dat is een verhoudingsgetal van 5,6/100. Zelfs als bedacht wordt dat hierbij ook meerlingen tellen, is dat duidelijk hoger dan het vergelijkbare cijfer van 4,2/100 dat de WAZcijfers laten zien.
4.4
Invulling ondernemerschap door vrouwen Net als hun mannelijke collega’s starten vrouwen doorgaans uit positieve overwegingen hun bedrijf. In ruwweg 3 van de 4 gevallen is sprake van ‘opportunity based’ starten (starten vanwege mogelijkheden), in 1 op de 4 is sprake van ‘necessity based’ starten (starten uit noodzaak).
18
Voor ongeveer de helft van de startende vrouwen is de mogelijkheid om zorgen en werken te combineren naar eigen behoefte (mede) een reden om deze stap te zetten. Hun ervaringen na enkele jaren stemmen hiermee overeen. Wanneer we vrouwelijke en mannelijke ondernemers vergelijken, valt op dat deze bepaald niet evenredig over de sectoren van het bedrijfsleven verdeeld zijn. Zo blijkt uit een onderzoek naar zelfstandigen zonder personeel in vijf sectoren (Vossen & Bouwmeester, 2002) dat de verschillen tussen de sectoren groot zijn: − in de zorg is 56% vrouw; − in de detailhandel is 35% vrouw; − in de industrie is 27% vrouw; − in de zakelijke dienstverlening is 15% vrouw; − in de bouw is 1% vrouw. Deze verschillen spelen een belangrijke rol bij het interpreteren van andere verschillen tussen vrouwelijke en mannelijke ondernemers, zoals verschillen in inkomen of in de behoefte aan personeel. Uit verschillende EIM-publicaties (Stigter, 1999; Hulshoff, Kerste &, Snel, 2001; Evers, De Muijnck & Overweel, 2002) blijkt dat vrouwelijke ondernemers in verhouding tot mannelijke ondernemers vaker parttime werken. Bij de vrouwen werkt 70% minder dan 40 uur in de onderneming, bij mannen is dat 50%. Tien jaar na de start is dat verschil nog groter: 50% van de vrouwen werkt dan (nog steeds) in deeltijd, tegen 20% van de mannen. Vrouwen combineren vaker zelfstandig ondernemerschap met andere activiteiten. Het kleinschaliger starten door vrouwen blijkt ook uit andere gegevens: − 87% van de vrouwen start zonder personeel, tegen 80% van de mannen − 66% van de vrouwen heeft een startkapitaal onder 10.000 euro, tegen 25% van de mannen − 47% van de (startende) vrouwen geeft aan activiteiten (waaronder zorg) te verrichten naast hun werkzaamheden in de onderneming, tegen 31% van de (startende) mannen. Vrouwelijke ondernemers van jonge bedrijven (3 tot 8 jaar) hebben ook vaker dan mannen andere activiteiten naast de onderneming. Van deze vrouwelijke ondernemers heeft 33% andere activiteiten naast de onderneming, terwijl dit percentage 18% is bij de mannen. Onderstaande tabel geeft aan wat de andere activiteiten mogelijk kunnen zijn. Combineren we de informatie uit de tabel met het aandeel vrouwen dat andere activiteiten verricht, dan blijkt dat ongeveer 16% van deze groep vrouwelijke zelfstandigen een baan in loondienst heeft. Doorgaans zullen zij op basis van die baan een (beperkte) ziektewetuitkering ontvangen tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof.
19
Tabel 2
Andere activiteiten vrouwelijke ondernemers van jonge bedrijven naast het ondernemerschap (%; meerdere antwoorden mogelijk)
man
vrouw
baan in loondienst
57
48
ondernemer in ander bedrijf
25
20
andere betaalde of freelance werkzaamheden
10
2
6
17
10
20
verzorging van het gezin overige activiteiten
Bron: EIM-Jongebedrijvencohort 1994, meting 2000 in Hulshoff, Kerste & Snel, 2001.
De relatieve kleinschaligheid van de ondernemingen van vrouwen blijft ook op langere termijn zichtbaar. Dat heeft, maatschappelijk gezien, zowel voor- als nadelen. Een nadeel is dat de kans op snelle groei en substantiële werkgelegenheid relatief beperkt is. Daar staat echter tegenover dat mannelijke ondernemers een aanzienlijk grotere kans hebben failliet te gaan, wat maatschappelijke kosten met zich meebrengt, bijvoorbeeld in de vorm van niet of gedeeltelijk betaalde rekeningen. Vrouwen en mannen hebben ook een duidelijk verschillende manier van omgaan met het (moeten) stoppen met een bedrijf. Het EIM Jongebedrijvencohort 1994 1 , meting 2000, toont aan dat 15% van de vrouwen die recentelijk zijn gestopt met hun onderneming plannen hebben om in de toekomst weer te kiezen voor het zelfstandig ondernemerschap. Van deze groep vrouwen denkt 62% niet meer te kiezen voor zelfstandig ondernemerschap. 23% weet het nog niet. Bij mannen liggen deze percentages heel anders. Van de mannen denkt 48% er aan om weer te kiezen voor het zelfstandig ondernemerschap, 26% denkt van niet en 26% weet het nog niet.
4.5
Inkomen uit ondernemingsactiviteiten Het bruto-inkomen van vrouwelijke zelfstandig ondernemers 2 bedroeg in 2004 volgens het CBS € 16.300. Wanneer er wordt gekeken naar de verschillende leeftijdscategorieën, geeft dit het volgende beeld over 2004.
1
Het betreft een meting in 2000, zes jaar nadat deze bedrijven waren opgericht.
2
Zelfstandigen zijn eigenaar van een persoonlijke onderneming, dus niet van een onderneming die een rechtspersoon is (bv, nv, etc.).
20
Tabel 3
Bruto-inkomen vrouwelijke zelfstandigen naar leeftijdsklasse in 2004
Leeftijdsklasse
Bruto-inkomen in €
15 tot 25 jaar
7.900
25 tot 35 jaar
13.700
35 tot 45 jaar
16.800
45 tot 55 jaar
17.900
55 tot 65 jaar
16.700
65 tot 75 jaar
11.500
75 jaar en ouder
9.700
Bron: CBS-Statline, bewerking EIM.
Uit de Emancipatiemonitor van het CPB (2006) blijkt verder dat het persoonlijk inkomen van vrouwelijke zelfstandigen in 2004 ongeveer 64% van het persoonlijk inkomen van hun mannelijke collega’s bedroeg. Dat is al aanzienlijk meer dan in 1990; toen was het 53%.
4.6
Arbeidsongeschiktheidsverzekering Vrouwelijke zelfstandigen hebben, in verhouding tot mannen, minder vaak voorzieningen getroffen in het kader van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (Westhof, Bruins & Vroonhof, 2006). Onderbreking of beëindiging van het werk wordt in dit geval meestal opgevangen door het inkomen van de partner van de vrouwelijke zelfstandige zonder personeel. Een mogelijke verklaring voor het schijnbaar hoge percentage vrouwen zonder arbeidsongeschiktheidsverzekering is dat het eerder sectorafhankelijk is dan geslachtsafhankelijk (Evers, De Muijnck & Overweel 2002). Vrouwen zijn in bepaalde sectoren relatief sterk aanwezig. Binnen een aantal van deze sectoren (waaronder de detailhandel) hebben relatief weinig mensen, zowel mannen als vrouwen, een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Dit kan deels verklaard worden uit de constatering dat het gaat om een minder fysiek riskante sector. Verder blijven de hoge prijs van de verzekering en de mogelijkheid om terug te vallen op het inkomen van de partner belangrijke motivaties voor het niet afsluiten van een verzekering. Van de zelfstandigen zonder personeel heeft ongeveer de helft een arbeidsongeschiktheidsverzekering (Brouwer & Zwinkels, 2006). Wanneer de situatie voor de afschaffing van de WAZ wordt vergeleken met de situatie na de afschaffing is er relatief weinig verandering waar te nemen. De zelfstandigen zonder personeel die voor de afschaffing (aanvullend) particulier verzekerd waren, zijn ook na de afschaffing particulier verzekerd. Het belangrijkste motief om zich niet aanvullend te verzekeren is de hoge prijs van de verzekering (Evers, De Muijnck & Overweel 2002).
21
4.7
Blik in de toekomst Globalisering, individualisering en flexibilisering krijgen een almaar groeiende invloed op de maatschappij. Een van de gevolgen is een toenemend aantal ondernemers. Bovendien zal de scheidslijn tussen werknemers en ondernemers meer en meer gaan vervagen, door de opkomst van ‘werknemende ondernemers’ die hun eigen arbeid verkopen en ‘ondernemende werknemers’ die worden afgerekend op hun prestaties. Deze trend is al enige jaren zichtbaar. Steeds vaker zullen personen ook afwisselend werknemer en ondernemer zijn. In het licht hiervan is het wenselijk om de verschillen tussen ondernemers en werknemers, bijvoorbeeld in termen van sociale zekerheid, verder te beperken. Dat kan op verschillende manieren: het (verder) inperken van de sociale zekerheid van werknemers is er een van, maar ook het individualiseren van keuzes en het uitbreiden van de sociale zekerheid van ondernemers (Scandinavisch model) kunnen zo opgevat worden. Zoals in dit hoofdstuk gebleken is, is er geen reden om te veronderstellen dat deze ontwikkelingen specifiek zouden gelden voor mannen. Net zo goed als voor mannen, is ook voor vrouwen ondernemen vaak een serieuze bezigheid; de verschillen tussen vrouwen en mannen waar het gaat om ondernemerschap doen daar niets aan af. In veel gevallen is daarbij sprake van een bewuste keuze, bijvoorbeeld voor het krijgen en verzorgen van kinderen. Gelet op het maatschappelijke belang (vergrijzing, emancipatie, rolmodellen, etc.) zou het begrijpelijk zijn als de overheid daar een (nog) wat grotere bijdrage aan levert.
22
5
Internationale vergelijking
5.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de mogelijkheden die publieke verzekeringen in andere EU-lidstaten bieden voor zelfstandigen, voor zover het betrekking heeft op zwangerschaps- en/of bevallingsverlof. Daarbij is vooral gebruik gemaakt van gegevens uit Missoc 1 . Om een beter beeld te krijgen van (de samenhang tussen) publieke en private verzekeringen die zwangerschaps- en bevallingsverlof dekken, heeft de CGB aan EIM gevraagd een beknopte inventarisatie op te stellen van de mogelijkheid voor zelfstandigen in België, Luxemburg en Ierland om, zowel privaat als publiek, een verzekering af te sluiten die dekking biedt voor zwangerschaps- en bevallingsverlof. EIM heeft daartoe samenwerking gezocht met Mercer Humkan Resource Consulting (vestiging in Brussel, onderdeel van het grote internationale bedrijf Marsh & McLennan Companies) waar EIM eerder mee samengewerkt heeft. Mercer heeft eerder een soortgelijk onderzoek uitgevoerd voor de Vlaamse Autoriteit. Mercer heeft voorts de tussenresultaten besproken met verzekeraar DKV, een wereldwijde specialist.
A a n p a k g e ge ve n s ve r z am e l i n g Voor het publieke deel is nader uitwerking gegeven aan de eerder geleverde gegevens op basis van Missoc aangaande België, Luxemburg en Ierland (zie ook de genoemde Bijlagen). Voorts is, op basis van een vragenlijst die door Mercer (Brussel) is opgesteld en uitgezet de zusterorganisatie in Ierland, en op basis van parate kennis van Mercer aangaande de situatie in België en Luxemburg, informatie vergaard aangaande de mogelijkheid om privaat een (aanvullende) verzekering af te sluiten op dit gebied.
5.2
Publieke verzekering in de EU-lidstaten
5.2.1 Inleiding We geven in deze paragraaf een korte weergave op hoofdpunten van de publieke verzekering van zwangerschaps- en bevallingsverlof in de lidstaten van de EU. Het resultaat is een schematisch overzicht, dat opgenomen is in Bijlage III. In het vervolg van dit hoofdstuk worden de resultaten kort samengevat voor de belangrijkste aspecten: − generieke en specifieke systemen sociale zekerheid − sociale verzekering zwangerschaps- en bevallingsverlof − verplichte deelname zelfstandigen of niet − deelname meewerkende gezinsleden
1
Missoc is een jaarlijks verschijnende database van de Europese Commissie waarin rubrieksgewijs het sociale zekerheidsstelsel van de lidstaten en van de overige landen in de Europese Economische Ruimte beschreven wordt. Sinds enkele jaren wordt daarbij apart aandacht besteed aan zelfstandigen. Voor het rapport is gebruik gemaakt van MISSOC 2005 (gepubliceerd in 2006).
23
− wachttijd − eigenrisicotermijn − duur uitkering − omvang uitkering. Voor het onderzoek is voornamelijk gebruik gemaakt van Missoc (overzicht sociale zekerheid in de 25 lidstaten van de EU, aangevuld met IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland) en een eerder in opdracht van CGB uitgevoerd onderzoek 1 . 5 . 2 . 2 G e ne r ie ke e n s p e c if i e ke s y s te m e n so c i a l e z e ke r he i d In zeven van de 29 landen is de sociale zekerheid voor zelfstandigen geregeld in een specifiek systeem. In de overige landen vallen zelfstandigen onder het systeem dat geldt voor alle werkzame personen, of zelfs voor de gehele bevolking. Denk bij dat laatste bijvoorbeeld aan het Scandinavische systeem, of de AOW en de Bijstand in Nederland. Het is daarbij wel zo dat in een meerderheid van de landen zelfstandigen zijn uitgesloten van specifieke regelingen, waaronder vaak werkloosheidsuitkeringen, of dat aspecten van regelingen voor zelfstandigen anders zijn vormgegeven. Vaak hangt dat samen met het soort inkomen, winst vs. loon/salaris, en met het ontbreken van een werkgever, bijvoorbeeld werkgeversbijdragen aan premies of loondoorbetaling bij ziekte of zwangerschap. In acht landen is het verder zo dat de groep zelfstandigen nader onderverdeeld wordt aan de hand van de bedrijfssector waarin hun ‘bedrijf’ opereert. Vooral voor zelfstandigen in de agrarische sector gelden vaak afwijkende regels. Daarvoor bestaan verschillende achtergronden. 5 . 2 . 3 S o c i a l e v e r z e ke r in g z wa n g e r s c h a ps - e n be v a l li n g s ve r l o f z e l f s t an d i gen Nederland is het enige land waar in het geheel geen publieke uitkering bestaat die zelfstandigen ontvangen tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof. In Zwitserland bestaat geen federale regeling, en is alleen in het kanton Genève sprake van een sociale verzekering die dat dekt. In Duitsland kunnen specifieke groepen zelfstandigen zich vrijwillig verzekeren of gezamenlijk een sociale verzekering opzetten (vrije beroepen). Hierbij past wel direct de kanttekening dat het bestaan van een publieke regeling natuurlijk niet betekent dat deze ook riant is. Sterker nog, in veel gevallen kan gerust gesproken worden van een beperkte uitkering, die soms bestaat uit een eenmalige uitkering. In sommige landen bestaat zowel een periodieke als een eenmalige uitkering. 5 . 2 . 4 V e r p l ic h te d e e l n am e z e l f s t an d i g e n o f n ie t In de twee landen waar (alleen) een eenmalige uitkering bestaat, is dit een uitkering die alle moeders ontvangen. De vraag of deelname verplicht is, is in die context niet relevant. Voor de overige 24 landen waar zelfstandigen
1
Eleveld (2005).
24
deel uitmaken van het publieke systeem voor zwangerschaps- en bevallingsverlof geldt dat in de meeste (20) deelname verplicht is. In een daarvan is deelname alleen op vrijwillige basis voor zelfstandigen in de agrarische sector. 5 . 2 . 5 D e e l n a me m e e we r k e nd e g e z i n sl e d e n Meewerkende gezinsleden zijn de partners van zelfstandigen die onbezoldigd (geen loon en ook geen (officieel) aandeel in de winst) arbeid verrichten in de onderneming van hun partner. In veel landen is hun positie binnen de sociale zekerheid erg onduidelijk; ook Missoc verschaft vaak informatie die voor meerdere interpretaties vatbaar is. Het is wel duidelijk dat de verschillen tussen landen op dit punt groot zijn. In tien landen krijgen meewerkende gezinsleden geen uitkering in het kader van zwangerschaps- en bevallingsverlof. In vier landen ontvangen zij wel een eenmalige uitkering. Ook komt het voor dat meewerkende gezinsleden óf volledig gelijkgesteld worden met werknemers, óf altijd beschouwd worden als zelfstandige. In elf landen kunnen meewerkende gezinsleden een periodieke uitkering ontvangen bij zwangerschaps- en bevallingsverlof; deels gaat het daarbij om vrijwillige deelname. 5 . 2 . 6 W a c h tt i j d Onder wachttijd wordt hier verstaan: de periode dat men premies betaald moet hebben of inkomen gegenereerd moet hebben alvorens aanspraak gemaakt kan worden op een uitkering. Het voornaamste verschil met de wachttijd in hoofdstuk 3 is dat het in veel landen geen aaneengesloten periode hoeft te zijn (zoals bij een WW-uitkering in Nederland). In de meeste landen ligt de wachttijd tussen zes maanden en een jaar. Inkomen moet daarbij gegenereerd zijn in een periode van een tot vijf jaar. In tien landen is in het geheel geen sprake van een wachttijd. 5 . 2 . 7 E i g e n r i s i c o te r m i j n De eigenrisicotermijn in relatie tot uitkeringen wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof in het kader van de publieke arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen is doorgaans beperkt. Waar voor ziekteuitkeringen vaak een strenger regime geldt dan voor werknemers, is in dit verband in bijna alle landen geen sprake van een eigen risico. Alleen in Denemarken bestaat een eigenrisicotermijn. Deze bedraagt twee weken. 5 . 2 . 8 D u ur u it k e r i n g De uitkeringsduur varieert sterk tussen de landen waar zelfstandigen zich publiek kunnen verzekeren voor inkomensderving tijdens zwangerschapsen bevallingsverlof. In het merendeel ligt deze tussen 13 en 26 weken. België valt op omdat de uitkering daar slechts zes weken duurt (voor werknemers is dat 15). Verder springen de Scandinavische landen eruit, met uitzondering van Denemarken. In Finland en Noorwegen duurt de uitkering bijna een jaar, waarbij bijzondere omstandigheden nog voor verlenging kunnen zorgen. In Zweden duurt de uitkering zelfs 480 dagen.
25
Verder valt op dat een aantal landen ook uitkeringen voor vaders kent. Soms heeft dat de vorm van een gezamenlijk aantal dagen voor moeder en vader, vaak met een vastgesteld minimum per persoon. In andere gevallen is een uitkeringsduur specifiek voor vaders vastgelegd. Dit kan variëren van 5 dagen (Portugal) tot 3 maanden (IJsland en Slovenië). Het gaat met name om de Scandinavische en Baltische landen, maar het komt ook in andere landen voor. In sommige landen is de uitkeringsduur afhankelijk van het aantal kinderen (dat geboren wordt en/of al deel uitmaakt van het gezin), van medische omstandigheden voor, tijdens of na de bevalling, of van de ‘zwaarte’ van de werkzaamheden die de persoon doorgaans verricht. 5 . 2 . 9 O m v a n g u i tk e r in g Het is niet eenvoudig om uit de beschikbare literatuur nauwkeurig de omvang van de uitkering vast te stellen. Vaak is sprake van een percentage (meestal tussen 70 en 100 procent) van een grondslag, vaak het eerder verdiende inkomen. Daarbij zijn echter ook vaak minimale en maximale bedragen gedefinieerd, wat het beeld vertroebelt. Verder is ook vaak niet helder wat de grondslag precies omvat. Bovendien geldt ook voor de omvang dat deze soms afhankelijk is van het aantal kinderen (dat geboren wordt en/of al deel uitmaakt van het gezin). In sommige landen kunnen zelfstandigen zelf de grondslag vaststellen. De te betalen premies en de (eventueel) te ontvangen uitkeringen zijn hieraan gerelateerd. Het gaat hierbij vooral om landen uit het voormalige Oostblok. In enkele landen bestaat een uitkering in principe uit de middelen die nodig zijn om een vervanger in het bedrijf te plaatsen. Dat is voornamelijk het geval in de agrarische sector.
5.3
Nadere uitwerking publieke verzekering België, Ierland en Luxemburg
5.3.1 België S t e l se l s oc ia l e z e ke r he i d België kent een apart sociale zekerheidsfonds voor zelfstandigen en meewerkende gezinsleden. De premies zijn, voor zelfstandigen voor wie de onderneming de voornaamste bron van inkomsten vormt, gebaseerd op het gemiddelde inkomen in de laatste drie jaar. Voor de eerste drie jaar geldt een forfaittair bedrag of een hoger bedrag na keuze. Na drie jaar vindt correctie achteraf plaats op basis van de gerealiseerde inkomens. In totaal dekken de premies ongeveer 2/3 van de kosten, de overige inkomsten van het fonds betreffen belastinggelden. De verplichte premies zijn procentueel aanzienlijk lager dan voor werknemers (20 tegen 50 procent (alles inbegrepen: verzekering tegen inkomensverlies door ziekte en invaliditeit, faillissementsverzekering, staatspensioen, aanvullend pensioen)), en de uitkeringen zijn dat daarmee doorgaans ook. Het is voor zelfstandigen mogelijk zich binnen het fonds additioneel te ver-
26
zekeren. Tot een inkomen van ongeveer 50.000 euro is de betaling voor allen procentueel gelijk. Bij hogere inkomens is de procentuele bijdrage iets hoger. Enigszins gegeneraliseerd kan gesteld worden dat de dekking die de sociale zekerheid aan zelfstandigen biedt inhoudelijk hetzelfde is als voor werknemers. Daarop zijn slechts enkele uitzonderingen. Zoals aangegeven is de omvang van uitkeringen en premies wel verschillend, evenals uiteraard praktische zaken zoals inkomensdefinities en doelgroepomschrijvingen. Z w a n g e r s c ha p s - e n b e va l l i n g s ve r l of Zelfstandigen zijn verplicht verzekerd voor moederschapsverlof. Dat geldt in beperktere mate ook voor meewerkende echtgenoten. Alvorens men aanspraak kan maken op een moederschapsuitkering geldt een wachttijd van 6 maanden, die ook voor werkneemsters van kracht is. De moederschapsuitkering bestaat voor zelfstandigen uit een vast bedrag wat neer komt op 347 euro per week in 2007. De uitkering duurt 6 weken (uitgangspunt 3 voor en 3 na de bevalling). Het totale bedrag komt daarmee op bijna 2100 euro. Voor een meerling wordt een bijkomende week rust toegekend (met bijbehorende uitkering). Er geldt geen eigenrisicotermijn. Voor werkneemsters is de moederschapsuitkering aanzienlijk gunstiger. Deze bedraagt 75 tot 82 procent van het inkomen (gemaximeerd), en duurt 15 weken. Naast de genoemde uitkering hebben alle moeders recht op kraamgeld. Voor het eerste kind en meerlingen is dat ongeveer 1000 euro, voor volgende kinderen 800. Het kraamgeld staat los van het bovengenoemde fonds. Bovendien ontvangen moeders 70 gratis dienstencheques na afloop van de moederschapsuitkering. Voor kraamzorg geldt een systeem met eigen bijdragen (inkomensafhankelijk), ook voor zelfstandigen. Het is onduidelijk welk deel van de premies betrekking heeft op de moederschapsuitkering; de financiering van het fonds is niet direct gekoppeld aan uitkeringen en premies, zeker niet per aspect. Duidelijk is wel dat andere inkomensrisico’s een veel groter aandeel in de premie hebben. 5.3.2 Ierland S t e l se l s oc ia l e z e ke r he i d Net als Nederland kent Ierland een stelsel van sociale zekerheid waarin zowel gebeurtenis- en inkomensgerelateerde uitkeringen een rol spelen (Pay Related Social Insurance (PRSI), in Nederland zou de WW een voorbeeld zijn) als sociale bijstand. Voor de bijbehorende premies geldt hetzelfde: de PRSI-premies zijn inkomensafhankelijk (gestort in een fonds), de premies voor de tweede categorie niet (onderdeel overheidskas). Als geheel is het systeem relatief ingewikkeld. Sociale zekerheid voor zelfstandigen is een vrij recente toevoeging aan het stelsel, en bestaat minder dan 10 jaar. Hoewel vergelijkbaar met het stelsel voor werknemers, bestaan er duidelijke verschillen. Zo voorziet het niet in
27
een uitkering bij ziekte. Het stelsel voor zelfstandigen wordt PRSI Class S genoemd, en voorziet in dekking voor nabestaandenpensioenen, pensioen, moederschapsverlof, en nog wat kleinere elementen. Arbeidsongeschiktheid is niet verzekerd (voor werknemers deels wel). Zelfstandigen met een inkomen tot ruim 3000 euro per jaar en meewerkende gezinsleden zonder eigen inkomen betalen geen premies, maar zijn wel verzekerd. Andere zelfstandigen betalen 3% premie over hun belastbaar inkomen (met een minimum van 253 euro). Boven 20.800 euro komt daar nog een 2%-zorgverzekeringspremie bovenop.
Z w a n g e r s c ha p s - e n b e va l l i n g s ve r l of De uitkering tijdens moederschapsverlof behoort bij de genoemde gebeurtenis- en inkomensgerelateerde uitkeringen. De uitkeringen worden uit het fonds betaald. Daarvoor geldt als vereiste dat er gedurende een volledig kalenderjaar premies betaald zijn (dus 52 keer de wekelijkse premie). In 2007 mag dat het refertejaar (2005) zijn of een jaar eerder (2004) of later (2006). Voor werknemers is deze regel duidelijk lichter (39, of 2 keer 26 premiebetalingen in plaats van 52). Voor inkomens onder 3000 euro geldt dat 52 weken inkomen verworden moet zijn (wat niet zo waarschijnlijk is). In Ierland kan een zelfstandige vrouw tot 26 weken moederschapsverlof krijgen. Daarvoor geldt geen eigenrisicotermijn. Het bedrag dat tijdens deze periode wekelijks wordt uitgekeerd, komt neer op 80 % van het gemiddelde bruto inkomen in het relevante aanslagjaar, met een minimum van 207,80 euro en een maximum van 280,00 euro. Voor specifieke groepen (lage inkomens) geldt bovendien een eenmalige aanvulling op de uitkering. Over de uitkeringen zijn geen belastingen en premies verschuldigd. 5 . 3 . 3 L u x e m bu r g S t e l se l s oc ia l e z e ke r he i d Luxemburg kent een stelsel dat in zeer grote mate hetzelfde is voor werknemers en zelfstandigen. De dekking is vrij uitgebreid, en omvat zelfs een verzekering tegen werkloosheid. Zelfstandigen betalen dezelfde premies als werknemers, zij het dat de werkgever een substantieel deel op zich moet nemen. Doorgaans gelden de verzekeringen ook voor meewerkende echtgenoten.
Z w a n g e r s c ha p s - e n b e va l l i n g s ve r l of Voor zwangerschaps- en bevallingsverlof gelden exact dezelfde regels voor werknemers en zelfstandigen. De regels voor meewerkende echtgenoten wijken af. In Luxemburg kan een zelfstandige vrouw 16 weken moederschapsverlof krijgen. Als daarbij sprake is van inkomensverlies (normaliter inkomen ten gevolge van verrichte arbeid), wordt 100% uitgekeerd in deze periode (moederschapsuitkering). Voor zover bekend, geldt daarvoor geen maximum.. Als geen sprake is van inkomensverlies kan de nieuwe moeder aan-
28
spraak maken op een moederschapstoelage (flatrate), van 189,29 euro per week. Hiertoe worden onder meer ook meewerkende echtgenotes gerekend. Alle vrouwen kunnen bovendien aanspraak maken op een geboorteuitkering van ruim 1700 euro (eenmalig). Het moederschapsverlof vormt een deel van de (verplichte) sociale verzekering voor ziekte (uitkering, niet medische kosten). In totaal wordt hiervoor een premie betaald van 5,6% tot 10,1% van het bruto inkomen. Het percentage hangt af van het type werk dat wordt uitgevoerd. Er geldt een wachttijd van 6 maanden. Voor moederschapsverlof geldt geen eigenrisicoperiode.
5.4
Private verzekeringen België, Ierland en Luxemburg Mercer Human Resource Consulting komt tot de bevinding dat verzekeraars noch in België, noch in Luxemburg aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen aanbieden in het kader van zwangerschaps- en/of bevallingsverlof voor zelfstandige vrouwen. Een particuliere verzekering, bijvoorbeeld van het type gewaarborgd inkomen, blijkt enkel mogelijk voor ziekte en ongeval waaruit een periode van werkonbekwaamheid resulteert. Zwangerschap en bevalling worden door de verzekeringsmaatschappijen niet gelijkgeschakeld met ziekte of ongeval. Enkel indien de vrouw tijdens de zwangerschap geconfronteerd wordt met complicaties, worden deze gelijkgesteld met het risico ziekte en wordt de periode van werkonbekwaamheid wel gedekt. Hierop wordt in dit rapport niet verder ingegaan, aangezien dit buiten het bestek van het onderzoek valt. Ter informatie: DKV gaf ons volgende verklaring bij bovenstaande bevindingen: “De definitie van ‘bevalling’: het gebeuren zowel tijdig, voortijdig als laattijdig en ongeacht de toegepaste techniek waarbij een vrouw zich bevrijdt of wordt bevrijd van het product der conceptie (foetus en aanhangsels) op een ogenblik waarop de foetus levensvatbaar is. In het geval dat de bevalling aanleiding geeft tot een periode van werkonbekwaamheid (ten gevolge van een ziektebeeld - complicaties) wordt de oorspronkelijk gekozen eigenrisicoperiode (bijv. 30 dagen) verlengd met 120 dagen. Dit uiteraard om te vermijden dat van het doel van de verzekering wordt afgeweken en er misbruiken zouden ontstaan. Bevallen op zich wordt aldus verondersteld niet gelijkgeschakeld te worden met een ziektebeeld! Deze formule wordt door de meeste maatschappijen gehanteerd. Echter indien de vrouw tijdens de zwangerschap geconfronteerd wordt met complicaties, worden deze gelijkgesteld met het risico ziekte. Indien deze zwangerschapscomplicaties aanleiding geven tot een situatie van werkonbe-
29
kwaamheid geschiedt de uitkering op basis van het risico ziekte en wordt de oorspronkelijk gekozen eigenrisicoperiode gerespecteerd. Het is niet mogelijk een verzekering te nemen met het doel tijdens de periode van het zwangerschapsverlof 6 (België) of 16 (Luxemburg) weken een uitkering te ontvangen enkel op basis van het feit dat de aanstaande moeder recht heeft op moederschaprust.” Gezien het hoge uitkeringsniveau (publiek) in Ierland (80 % van het loon gedurende meer dan een half jaar), kan het niet verbazen dat Mercer ook voor dit land tot dezelfde bevindingen kwam: een particuliere aanvullende verzekering blijkt enkel mogelijk voor ziekte en ongeval waaruit een periode van werkonbekwaamheid resulteert. Zwangerschap en bevalling worden door de verzekeringsmaatschappijen niet gelijkgeschakeld met ziekte of ongeval. Enkel indien de vrouw tijdens of na de zwangerschap geconfronteerd wordt met complicaties, worden deze gelijkgesteld met het risico ziekte en wordt de periode van werkonbekwaamheid wel gedekt.
30
6
Conclusies
Nederland kent een toenemend aantal zelfstandigen; het aantal starters is de laatste jaren sterk gestegen. Het aandeel vrouwen in deze groepen blijft door de jaren heen ruwweg constant. Gelet op algemene trends als flexibilisering, individualisering en globalisering mag verwacht worden dat deze ontwikkelingen zich nog jaren voort zullen zetten. Ook tussenvormen als hybride ondernemerschap (zelfstandige en werknemer tegelijk) en afwisselende perioden van werkzaamheden als zelfstandige en als werknemer zullen in belang toenemen. De motivatie om te starten is voor veel zelfstandigen gelegen in de mogelijkheid werkzaamheden ‘op de eigen manier’ te verrichten. Daarbinnen past ook de wens arbeid en zorg (flexibel) te combineren. Het is niet helemaal duidelijk waarom, maar het is een feit dat het gemiddelde inkomen van zelfstandigen al jaren aan het dalen is. Dat kan zeker niet in zijn geheel toegeschreven worden aan de toenemende diversiteit van zelfstandigen of het toegenomen aantal starters; er is ook sprake van een autonome daling. Deels ten gevolge van deze daling verzekert een substantieel deel van de zelfstandigen zich niet voor inkomensrisico’s. Vaak worden de hoge verzekeringspremies als belangrijkste reden daarvoor aangegeven. Zeker in de eerste jaren na de bedrijfsstart investeren veel zelfstandigen het geld liever in hun onderneming. De afschaffing van de WAZ lijkt aan deze situatie bijna niets veranderd te hebben. Sinds de afschaffing van de WAZ is er geen publieke verzekering meer voor arbeidsongeschiktheid van zelfstandigen. Daarmee is ook de uitkering wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof verdwenen voor deze groep. Nederland neemt daarmee een afwijkende positie in, in vergelijking met bijna alle Europese landen. Hierbij past overigens wel de kanttekening dat de voorwaarden (wachttijd, eigen risico, niveau uitkering) van de publieke verzekering in sommige landen bepaald niet gunstig zijn. Hoofdstuk 5 geeft hiervan een overzicht. Er zijn private alternatieven; een kleine helft van de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen dekt ook (de inkomensgevolgen van) zwangerschap gerelateerd aan zwangerschaps- en bevallingsverlof. In totaal zijn 21 van dergelijke polissen geïdentificeerd. Waarschijnlijk hebben deze polissen samen een zeer groot marktaandeel, waarbij aangetekend dat ruim de helft van de zelfstandigen niet verzekerd is voor arbeidsongeschiktheid. Voor zover bekend wordt wel altijd dekking gegeven voor ‘overige arbeidsongeschiktheid’ die het gevolg is van zwangerschap en/of bevalling (bijvoorbeeld gerelateerd aan complicaties). Verzekeraars zijn niet verplicht een dekking te bieden voor zwangerschapsen bevallingsverlof. Zij zien dit vooral als extra, gratis service. De feitelijke ‘waarde’ van deze service hangt voor een groot deel af van door individuele verzekerden zelf gekozen condities (verzekerd bedrag, eigenrisico, etc.).
31
In hoofdstuk 3 van dit rapport wordt uitgebreid ingegaan op de bepalingen van de polissen die mogelijk (financiële) verschillen veroorzaken tussen mannen en vrouwen, in die zin dat er sprake van kan zijn dat deze bepalingen niet resulteren in materiële gelijkheid. Er bestaan daarbij verschillen tussen de diverse polissen. Zoals ook aangegeven in hoofdstuk 3 is het uitgangspunt geweest dat er in de werkwijze van de CGB twee soorten van ongelijke behandeling bestaan: formele ongelijkheid en het ontbreken van materiële gelijkheid. De beslissing of de verzekeraars daadwerkelijk handelen in strijd met de Wet Gelijke Behandeling laten we nadrukkelijk aan de CGB en (eventueel) de rechter. Deze notitie levert wel bouwstenen voor dergelijke beslissingen. Voor de volledigheid ook op deze plaats een ingekorte weergave van de (algemene) kanttekeningen die door verzekeraars en/of het Verbond van Verzekeraars worden aangegeven: − Het aanbieden van een dekking voor zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt gezien als gratis extra service; verzekeraars zijn niet verplicht hiervoor dekking te bieden. − Het wordt daarbij belangrijk geacht om anti-selectierisico en het risico op calculerend gedrag (wensverzekeringen) te beperken, vooral in relatie tot de wachttijd. − Arbeidsongeschiktheid die samenvalt met of het gevolg is van complicaties tijdens de zwangerschap maakt onderdeel van de arbeidsongeschiktheidsdekking. − De afgelopen jaren is een aantal rechtszaken gevoerd waarin de rechter gevraagd werd het gedrag van verzekeraars op dit terrein te toetsen op het bestaan van ongelijke behandeling (diverse aspecten, maar vooral wachttijd). In een ruime meerderheid hiervan heeft de rechter de verzekeraar(s) in het gelijk gesteld. Het onderzoek naar de polisvoorwaarden heeft geresulteerd in de volgende bevindingen: − Wachttijd; de tijd na afsluiting dat de verzekerde geen aanspraak kan maken op een uitkering wegens zwangerschaps- of bevallingsverlof. In een groot deel van de gevallen is deze termijn twee jaar. Voor overige vormen van arbeidsongeschiktheid geldt doorgaans geen wachttijd. − Dagwaarde; het uitgekeerde bedrag bij zwangerschap en bevalling: bij op één na alle bestudeerde aov-polissen is dat 100% van het verzekerde bedrag voor het eerste jaar arbeidsongeschiktheid 1 , wat ook het maximum is bij overige vormen van arbeidsongeschiktheid. − Eigenrisicotermijn in mindering op duur uitkering; de eigenrisicotermijn voor de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid geldt meestal óók voor de uitkering bij zwangerschap en bevalling. In de twee gevallen waarin daarvoor afwijkende eigenrisicotermijnen worden gehanteerd, is dat een afwijking in het voordeel van de verzekerde. In een geval geldt geen eigenrisicotermijn (onder voorwaarden). − Eén eigenrisicotermijn indien (overig) arbeidsongeschikt én zwanger; als de verzekerde binnen ongeveer een maand wéér arbeidsongeschikt
1
Tijdens de wachttijd overeengekomen verhogingen van de uitkering of verlagingen van de eigenrisicotermijn worden bij een aantal aov-aanbieders met een dekking bij zwangerschap en bevalling expliciet uitgesloten (zie verder).
32
wordt, telt dat als één periode van arbeidsongeschiktheid, waarbij de eigenrisicotermijn slechts één keer in aanmerking wordt genomen. − Wijziging verzekerd bedrag; zes verzekeraars bepalen dat bij zwangerschap het verzekerde bedrag geldt van vóór de eerste dag van de wachttijd (meestal twee jaar) of dezelfde termijn als de wachttijd al voorbij is. Na die tijd overeengekomen verhogingen van het verzekerde bedrag worden derhalve niet meegerekend. Deze regel geldt niet voor andere vormen van arbeidsongeschiktheid. − Wijziging eigenrisicotermijn; hiervoor geldt ongeveer hetzelfde, maar bij een kleiner aantal polissen. Ook hier geldt dat deze bepalingen uitsluitende worden aangetroffen in het artikel / de artikelen gewijd aan de voorwaarden voor uitkering bij zwangerschap en bevalling. − Eisen aan het ao-verzekeringspakket; als voorwaarde voor een uitkering bij zwangerschap en bevalling geldt bij negen verzekeraars dat men zowel verzekerd is tegen arbeidsongeschiktheid in het eerste jaar (rubriek A) als daarná (rubriek B). In alle gevallen is verzekerd zijn voor rubriek A een voorwaarde. Alle polissen leiden in enige mate tot financiële nadelen voor zelfstandige vrouwen die een kind krijgen. De mate waarin verschilt per polis. Opgemerkt moet worden dat in de praktijk de eigenrisicotermijn, die vaak aanzienlijk is (3 maanden is het meest gebruikelijk), ervoor zorgt dat de overige bepalingen voor de meeste verzekerden niet veel effect hebben. De effectieve uitkeringsduur wordt door deze termijn immers zeer beperkt.
33
Literatuurlijst
Brouwer, P. & W. Zwinkels (2006). Verzekerd van een vangnet na de WAZ? Gevolgen van afschaffing van de WAZ voor verzekerden van arbeidsongeschiktheidsrisico’s door ZZP’ers. Hoofddorp: TNO. Commissie Gelijke Behandeling (2006). De afschaffing van de publieke regeling voor zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor zelfstandigen in relatie tot de Europese regelgeving. CGB-Advies/2006/06. Utrecht: CGB. Eerste Kamer der Staten-Generaal, Vergaderjaar 2003–2004. Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de beëindiging van de toegang tot die verzekering voor diegenen die op of na de inwerkingtreding van deze wet arbeidsongeschikt worden (Wet einde toegang verzekering WAZ). 29 497 c, memorie van antwoord. Eleveld, A. (2005). Een zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor zelfstandigen en meewerkende echtgenoten in Europees perspectief. Utrecht. Evers, G., J. de Muijnck & M. Overweel (2002). ZZP’ers in de tijd gevolgd. Zoetermeer: EIM & TNO-Arbeid. Geus, H. de (2006). Help, het bedrijf is zwanger; Een onderzoek naar de gevolgen van de afschaffing van de publiek geregelde zwangerschapsuitkering voor zelfstandigen. Hessels, J.,& K. Suddle, (2006). Global Entrepreneurship Monitor; 2005 Nederland. Zoetermeer: EIM. Hulshoff, H., R. Kerste & D. Snel (2001). Jonge ondernemingen in 2000. Zoetermeer: EIM. Stigter, H.W. (1999). Vrouwelijk ondernemerschap in Nederland 1994-1997: Een studie naar overeenkomsten en verschillen tussen vrouwelijke en mannelijke ondernemers in de eerste jaren na de start. Zoetermeer: EIM. Stigter, H.W. & I. Verheul, (1999). Financiering van startende vrouwelijke ondernemers: Een onderzoek naar factoren die van invloed zijn op de financiering van bedrijven van startende vrouwelijke ondernemers. Zoetermeer: EIM. Vossen, M. & J. Bouwmeester (2002). Zelfstandigen zonder personeel en sociaal-economische voorzieningen, Onderzoek onder zzp-ers in vijf sectoren. Leiden: Research voor Beleid. UWV (2006). Januarinota financiële ontwikkeling UWV-fondsen 2005-2006. Amsterdam: UWV. Westhof, F., A. Bruins & P.J.M. Vroonhof (2006). Behoefte aan een regeling voor levensloopverlof bij zelfstandigen. Zoetermeer: EIM.
34
BIJLAGE I
Overzicht bepalingen per verzekeraar
Verzekeraar / polis
wachttijd
min. duur zwangerschap
melding
start afwezi ghei d
dagwaarde
duur uitk. en eigen risico
A= 100% rubriek A (cf. eerste jaar ao)
w= weken, d=dagen , ert = eigenrisicotermijn
3.5
3.6
3.9
180d
>=3mn d
4w6w
28w
>=3mn d
v.a. 6w
relevante paragraaf in het rapport:
3.2
3.3
Aegon Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor de Ondernemer nr. 1387
2 jaar
A
3.4 + 3.5 16w-ert
Allianz Verzekeringsvoorwaarden AOV 06
2 jaar
A
112d-ert
Amersfoortse Arbeidsongeschiktheidsverzekering
2 jaar
A
16w-ert
Avéro Voorwaarden modelnummer ZZP-M106
2 jaar
A
16w-ert
AXA Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ondernemers
2 jaar
50% * A
16w-ert
35
wijziging bedrag
wijziging eigen risico
eisen aan pakket
zwanger èn arb.ong.
JA = binnen de 'wachttijd' overeengekomen verhoging telt NIET mee
JA = binnen de 'wachttij d' overeengekomen verlaging telt NIET mee
niets vermeld betekent impliciet: A (eerstejaarsrisico)
3.11
3.12
3.13
3.14
JA = polis bevat bepaling voor samenloop arbeidsongeschiktheid en zwangerschap 3.15
eenmalig, 4-6 w voor bev. mnd. achter af
nee
nee
A
ja
nee
nee
A
ja
4wek achter af mnd. achter af ineens
nee
nee
A+B
ja
ja
ja
A+B
ja
nee
nee
A
ja
uitbetaling
tijd vóór vermoedelijke bevallingsdatum
>=3mn d 26w
>=3mn d nvt
v.a. 4w ert
andere voorwaarden
Géén omzettingsrecht indien aouitkering in de laatste 6 maanden
betaling achteraf tegen 'bewijs'
Verzekeraar / polis
wachttijd
dagwaarde
duur uitk. en eigen risico
A= 100% rubriek A (cf. eerste jaar ao)
w= weken, d=dagen , ert = eigenrisicotermijn
min. duur zwangerschap
start afwezi ghei d
3.2
3.3
3.4 + 3.5
3.5
Unim-Polis Langlopende verzekering Beroeps-AOV 0801
2 jaar
A
16w-ert
Centraal Beheer Achmea Arbeidsongeschiktheidsverzekering (individueel) 0106
< 1 jaar
A
16w-ert
Confior Voorwaarden van verzekering Model AOV 04 R Deltalloyd Arbeidsongeschiktheidsverzekering (met verhogingsrecht) voor zelfstandig ondernemers Model OE 03.2.30 B Fortis Arbeidsongeschiktheidsverzekering Basis Algemene Voorwaarden
2 jaar
A
16w-ert
2 jaar
A
16w-ert
28w
3 jaar (polis Uitgebreid: 2 jaar) 1 jaar
A
16w-ert
26w
A
Goudse Zelfstandig Verzekerd Algemene Voorwaarden 2005
1 jaar
Groene Land Arbeidsongeschiktheidsverzekering, Algemene Verzekeringsvoorwaarden (individueel) 0106
< 1 jaar
3.6
3.9
>=5mn d
>=5mn d
v.a. 6w
>=3mn d >=2mn d
v.a. 6w v.a. 6w
>=3mn d
v.a. 4w ert
16w-ert
>=3mn d
6w óf 8w
A
112d-ert
>=3mn d
4w óf 6w
A
16w-ert
>=5mn d
v.a. 6w
36
wijziging bedrag
wijziging eigen risico
eisen aan pakket
zwanger èn arb.ong.
JA = binnen de 'wachttijd' overeengekomen verhoging telt NIET mee
JA = binnen de 'wachttij d' overeengekomen verlaging telt NIET mee
niets vermeld betekent impliciet: A (eerstejaarsrisico)
3.11
3.12
3.13
3.14
JA = polis bevat bepaling voor samenloop arbeidsongeschiktheid en zwangerschap 3.15
ineens
nee
nee
ja
mnd. achter af
nee
nee
nee
nee
nee
ja
mnd. achter af mnd. achter af
nee
nee
A+B
ja
ja
ja
A+B
ja
mnd. achter af mnd. achter af mnd. achter af
nee
nee
A+B
ja
ja
nee
nee
nee
nee
nee
uitbetaling
tijd vóór vermoedelijke bevallingsdatum
relevante paragraaf in het rapport:
Generali basis AOV Bijzondere Voorwaarden
melding
28w
28w
andere voorwaarden
zie art. 5.g (betaling achteraf tegen 'bewijs')
Verzekeraar / polis
wachttijd
min. duur zwangerschap
melding
wijziging bedrag
wijziging eigen risico
eisen aan pakket
zwanger èn arb.ong.
JA = binnen de 'wachttijd' overeengekomen verhoging telt NIET mee
JA = binnen de 'wachttij d' overeengekomen verlaging telt NIET mee
niets vermeld betekent impliciet: A (eerstejaarsrisico)
3.11
3.12
3.13
3.14
JA = polis bevat bepaling voor samenloop arbeidsongeschiktheid en zwangerschap 3.15
v.a.8 w ert
mnd. achter af
ja
ja
mnd. achter af mnd. achter af
nee
nee
A+B
nee
ja
ja
A+B
ja
ja
nee
ja
ja
A+B
ja
nee
nee
A
nee
nee
nee
nee
nee
start afwezi ghei d
dagwaarde
duur uitk. en eigen risico
A= 100% rubriek A (cf. eerste jaar ao)
w= weken, d=dagen , ert = eigenrisicotermijn
3.5
3.6
3.9
28w
>=8w
tijd vóór vermoedelijke bevallingsdatum
relevante paragraaf in het rapport:
3.2
3.3
Interpolis Voorwaarden InkomensZekerPlan Beroepsarbeidsongeschiktheid Model 30604
2 jaar
A
3.4 + 3.5 16w-ert
Klaverblad Voorwaarden van Verzekering nr. AO 06
2 jaar
A
16w-ert
28w
>=3mn d
v.a. 6w
Movir (Tweede Carrière Polis (TCP) + LKDV-polis, zie ook noot §2.2)
2 jaar
A
8w-16wert
25w / 32w
>=5mn d
Nationale Nederlanden Polisvoorwaarden Polismantel 440-04
2 jaar NB
A
112d-ert
Reaal Inkomensverzekering Zakelijk AOVIZ01 (zelfde voor Inkomensverzekering Opstap en Uitgavenverzekering) Univé Reglement Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen AOV-4
2 jaar
A
16w
v.a. 8w ert2w v.a. 28d ert 6w óf 8w
2 jaar
A
16w-ert
Zilveren Kruis Achmea Algemene verzekeringsvoorwaarden (individueel) 0106
< 1 jaar
A
16w-ert
ZLM Reglement arbeidsongeschiktheidsverzekering (A.O.V.) Algemene voorwaarden
2 jaar
A
16w-ert (polis), 16w (ZLM)
>=90d 25w
37
uitbetaling
28w
nvt nvt
v.a. 8w
>=5mn d
v.a. 6w
>=3mn d
mnd. achter af mnd. achter af mnd. achter af mnd. achter af 4wek. achter af
ja
ja
nee A+B
ja
andere voorwaarden
BIJLAGE II
Verwijzing naar artikelnummers per polis
Verzekeraar / polis
Wachttijd
dagwaarde
duur uitk. en eigen risico
min. duur zwanger -schap
melding
duur afwezigheid
uitbetaling
Wijziging bedrag
relevante paragraaf in het rapport: Aegon Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor de Ondernemer nr. 1387 Allianz Verzekeringsvoorwaarden AOV 06 Amersfoortse Arbeidsongeschiktheidsverzekering Avéro Voorwaarden modelnummer ZZP-M106 AXA Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ondernemers Unim-Polis Langlopende verzekering Beroeps-AOV 0801 Centraal Beheer Achmea Arbeidsongeschiktheidsverzekering (individueel) 0106 Confior Voorwaarden van verzekering Model AOV 04 R Deltalloyd Arbeidsongeschiktheidsverzekering (met verhogingsrecht) voor zelfstandig ondernemers Model OE 03.2.30 B Fortis Arbeidsongeschiktheidsverzekering Basis Algemene Voorwaarden Generali basis AOV Bijzondere Voorwaarden Goudse Zelfstandig Verzekerd Algemene Voorwaarden 2005
3.2 2.1.5.1
3.3 2.1.5.2
3.4 + 3.5 2.1.5
3.5 2.1.5
3.6 2.1.5.1
3.9 2.1.5.1
3.11 4.8.2
3.12
53.2 6.3 41.1 4.5 5.a 8.2a
53.1 6.3 41.5 4.5 5.d 9.1
53.1 6.3 + 6.4 41.2 +41.3 4.5 5.b 9.1
53.2
53.2
41.1
53.2 6.3 41.4
9.2
5.e 9.4
9.3
13 16 7.B.2 9 5.g 11
20.8 3.4
20.8 3.4
20.8 3.4
3.4
20.8 3.4
20.8 3.4
15.h 6.4
4
27.5
27.1
27.4
27.6
11
16.1 16.2
16.1 16.2
27.2 + 27.3 16.1 16.2
16.3 16.2
16.2 16.2
8.2a
9.1
9.1
9.2
9.4
9.3
13 19 (fout in polis) 11
14.2
14.6
14.3
14.2
14.1
14.4
20
1.5 14.1 25 13.1 35.2 8.2a
1.5 14.4 25 13.2 35.2 9.1
1.5 14.2 +14.3 25 13.1 35.2 9.1
1.5 14.2 25 13.2
1.5 14.5/14.7 25
1.5 14.5 25 13.2 35.2 9.3
5.10 14.8 16 23 26 11
6.c
6.c
6.c
Groene Land Arbeidsongeschiktheidsverzekering, Algemene Verzekeringsvoorwaarden (individueel) 0106 Interpolis Voorwaarden InkomensZekerPlan Beroepsarbeidsongeschiktheid Model 30604 Klaverblad Voorwaarden van Verzekering nr. AO 06 Movir (Tweede Carrière Polis (TCP) + LKDV-polis, zie noot §2.2) Nationale Nederlanden Polisvoorwaarden Polismantel 440-04 Reaal Inkomensverzekering Zakelijk AOVIZ01 Univé Reglement Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen AOV-4 Zilveren Kruis Achmea Algemene verzekeringsvoorwaarden (individueel) 0106 ZLM Reglement arbeidsongeschiktheidsverzekering (A.O.V.) Algemene voorwaarden
38
9.2
35.2 9.4 6.c
41.6
18
41.5
wijziging eigen risico 3.13
41.3
eisen aan pakket
zwanger èn arb.ong.
3.14 2.1.5
3.15 2.1.5.3
30.4/47/57 6.3 41.1 4.5 5.g
35.2 6.3 41.7 4.5 5.h
20.8 3.4 27.5
27.3
27.1
27.7
16.1 / 24.4
16.4
16.2
14.7
14.4 25 13.2
14.3 13.2
1.5 14.1 27 13.1
14.6 25 13.3
6.c
6.c
BIJLAGE III
Land
Overzicht Europese landen
Kenschets systeem sociale zekerheid Verzekerd?
Verplicht verzekerd?
Inkomstenderving (benefits in cash) zwangerschap/bevalling Wachttijd EigenrisicoOmvang en duur uitkering Meewerkend (wn=werknemers) termijn gezinslid verzekerd?
België
specifiek systeem voor zelfstandigen
ja
ja
ja
6 mndn (wn: gelijk)
Cyprus
generiek systeem zonder onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers
ja
ja
nee (concept bestaat niet, altijd werknemer, dus verzekerd)
26 weken (voor start uitkering). (wn: gelijk)
Denemarken
generiek systeem zonder onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers (behoudens enkele inkomensgerelateerde zaken)
ja
ja
ja
6 mndn (in laatste 12 mndn) (wn: 120 uur in laatste 13 wkn)
Duitsland
deelname (veelal vrijwillig) in generiek systeem met uitzonderingen voor zelfstandigen in handel en ambachten, apart systeem voor agrariers, semi-privaat (verplicht eigen fonds) systeem voor vrije beroepen generiek systeem met enkele afwijkende bepalingen voor zelfstandigen
nee, klein deel vrijwillig of via semiprivaat systeem ja
nvt
ja
12 mndn (in laatste 36 mndn) verzekerd (premie betaald) (wn: 0)
ja
nee (wel eenmalig bedrag)
14 dgn (wn: gelijk)
0
generiek systeem met enkele afwijkende bepalingen voor agrariërs
ja
ja
ja (andersoortige uitkering)
0 (eis: 180 dagen woonachtig in Finland, gelijk voor wn)
0
Estland
Finland
39
0 (minder lang uitkering dan werknemers) 0
2 weken (werknemers 0), zelfstandigen kunnen vrijwillig bijverzekeren 0
ongeveer 2000 euro (flatrate) bij geboorte, en 6 weken uitkering (% inkomen) (duurt 15 weken voor werknemers). inkomensafhankelijke uitkering (inkomen moeder òf vader naar keuze). Uitkering (min. 75% voorgaand inkomen) gedurende 16 weken, eenmalige betaling (405) bij geboorte. mits voldaan wordt aan eisen mbt tijdsbesteding en inkomen ondernemerschap gelden dezelfde regels als voor werknemers. 18 weken uitkering (moeders, 2 weken voor vaders), berekend adhv voorgaand inkomen. als vrijwillig (onderdeel ziektekosten) dan vast bedrag (beperkt)
uitkering is 80% van inkomen in vorig jaar (anders bij werknemers). Duurt 140 dagen. Daarna ouderschapsverlof (ook betaald) tot kind 14 maanden is. 105 kalenderdagen excl zondagen, vader 15 (idem), zorgverlof 158 (idem) (vader of moeder). Uitkering inkomensafhankelijk (degressief), laagste klasse 70% inkomen.
Land
Kenschets systeem sociale zekerheid Verzekerd?
Verplicht verzekerd?
Inkomstenderving (benefits in cash) zwangerschap/bevalling Wachttijd EigenrisicoOmvang en duur uitkering Meewerkend (wn=werknemers) termijn gezinslid verzekerd?
Frankrijk
specifieke systemen voor zelfstandigen, verschillend voor agrarische sector, en voor overige zelfstandigen incl. vrije beroepen
ja
ja
ja
Onduidelijk. (wn: 10 mndn)
0
Griekenland
specifiek systeem voor agrariërs en specifiek systeem voor overige zelfstandigen
ja (eenmalig vast bedrag)
nvt
ja (geen premies)
Hongarije
generiek systeem met uitzonderingen voor zelfstandigen
ja (agrariers vrijwillig)
ja (agrariers niet)
Ierland
generiek systeem zonder onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers
ja
IJsland
generiek systeem zonder onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers
Italië
nee (wel eenmalig bedrag)
180 dgn verzekerd (laatste 2 jr). wn: idem
0
ja
nee
1 jaar met 52 wkn inkomen (in 3 voorgaande jaren. (wn: minder wkn)
0
er geldt een vrij beperkte uitkering die hetzelfde is voor werknemers en zelfstandigen. Exacte omvang en termijn zijn onduidelijk.
ja
ja
ja
0
in totaal 9 maanden uitkering voor ouders, waarvan minimaal 3 voor moeder en minimaal 3 voor vader (80% voorgaand inkomen)
deels generiek systeem met uitzonderingen zelfstandigen en enkele specifieke regelingen
ja
ja
ja (vrijwillige keuze zelfstandige)
Onduidelijk; periode met werk… (wn: 6 mndn minstens 25% tijd gewerkt per mnd) 0 (wn: gelijk)
0
Letland
generiek systeem zonder onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers (uitgezonderd een harde eis dat premies betaald moeten zijn, en een minimale inkomens-eis)
ja
ja
nee
0 (wn: gelijk)
0
uitkering bij zwangerschap/bevalling van 80% van het minimumloon voor landarbeiders gedurende 5 maanden, deels aan te vullen of flexibel in te richten 112 dagen moeder, 100% grondslag laatste 6 maanden, 10 dagen vader, 80% grondslag laatste 6 maanden
Liechtenstein
generiek systeem zonder onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers, deels afhankelijk van waar economische activiteit plaatsvindt
ja (eenmalig vast bedrag)
nvt
nee
9 mndn verzekerd in jaar voor geboorte (wn: gelijk)
0
alle vrouwelijke zelfstandigen woonachtig in Liechtenstein, krijgen een eenmalige moederschapsuitkering (hoogte afh. van inkomen en aantal kinderen)
Litouwen
generiek systeem met uitzonderingen voor zelfstandigen
ja
nee
nee
3mndn in laatste jaar of 6mndn in laatste 2 jaar (wn:
0
moeder: 126 dagen (kan verlengd), 100% grondslag. Er is ook een ouderschapsuitkering voor moeder of vader (max 3 jr, 70% grond-
40
agrariërs: 18 weken salaris vervangend personeel moeder, 11 dagen vervangend personeel vader. Overige zelfstandigen: daguitkering 50% normaal inkomen, min. €16,77 en max. €41,93. Moederschapsuitkering van €2.516 ineens, of daguitkering van €42 voor 30-60 dagen, de laatste onder voorwaarde van daadwerkelijk stoppen met werk. Onder die voorwaarde ook 11 dagen uitkering vaders. flatrate uitkeringen: moederschapsuitkering (€169) en geboorteuitkering (€338 agrariërs, €735 overig) (onderdeel ziektekostenverzekering) uitkering 24 weken, 70% gemiddeld inkomen. Daarnaast eenmalig 226 bij geboorte
Land
Kenschets systeem sociale zekerheid Verzekerd?
Verplicht verzekerd?
Inkomstenderving (benefits in cash) zwangerschap/bevalling Wachttijd EigenrisicoOmvang en duur uitkering Meewerkend (wn=werknemers) termijn gezinslid verzekerd? gelijk)
slag).
0
uitkering 16 weken, evt 4 weken verlengd, 100% grondslag, daarnaast eenmalig bedrag bij geboorte.
ja
6 mndn verzekerd (uitkering), wn: 6 mndn in voorgaand jaar. woonachtig (eenmalig bedrag). wn: idem 0 (wn: idem)
0
uitkering 13 weken, 50 per week
nvt
nee
nvt
nvt
nvt
ja
ja
nee (wel eenmalig bedrag)
6 mndn (in laatste 10 mndn), een van de ouders. (wn: gelijk)
0
uitkering 100% 42 weken of 80% 52 weken (te verdelen over ouders, minstens 4 wkn vader, 9 wkn moeder). Extra uitkering mogelijk (voor andere) bij 'gevaarlijk' werk.
specifiek systeem voor zelfstandigen en meewerkende gezindsleden in de agrarische sector en overige zelfstandigen, wel sterk vergelijkbaar met systeem voor werknemers
ja
ja
nee
0 (wn: gelijk)
0
salaris vervangende kracht bij zwangerschap/bevalling óf €23,40/dag moederschapsuitkering, 8 weken vóór t/m 8 weken ná de bevalling
Polen
generiek met speciale bepalingen voor de agrarische sector
ja
nee
0 (wn: gelijk)
0
Portugal
specifiek systeem voor zelfstandigen, enkele bijzonderheden, deelname vrijwillig bij inkomen lager dan 50% minimun loon, deelname uitkering bij ziekte vrijwillig voor zelfstandigen generiek systeem zonder onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers generiek systeem zonder onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers
ja
ja
ja (als vrijwillig deelgenomen wordt) nee (wel eenmalig bedrag)
6 mndn verzekering en inkomen. Onduidelijk of aansluitend. (wn: gelijk)
0
in agr.sector bevallingsuitkering van 8 weken, overig 16 tot 26 weken, afhankelijk van aantal kinderen. Omvang afhankelijk van voorgaand inkomen. 120 dagen uitkering (daarnaast nog veel additionele mogelijkheden, ook voor vaders) a 100% gemiddeld inkomen (minimaal 50% minimum loon). Ook eenmalige uitkering
ja
ja
ja (vrijwillig)
0
0
ja
ja
ja (vrijwillig)
270 dagen verzekerd (inkomen) gedurende 2 jaar (wn: gelijk)
0
Luxemburg
generiek systeem zonder onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers met speciale bepalingen voor de agrarische sector en enkele spcifieke aspecten voor alle zelfstandigen
ja
ja
ja (andersoortige uitkering)
Malta
generiek systeem zonder onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers generiek met uitzonderingen voor zelfstandigen generiek
ja
ja
nee
Oostenrijk
Nederland Noorwegen
Slovenië Slowakije
41
uitkering 105 dagen. Daarna zorg-uitkering (260 dagen moeder, 90 vader (wv 75 allleen premies als uitkering)), 100% inkomen. 28 weken uitkering, 55 % grondslag (onder restricties zelf te bepalen)
Land
Kenschets systeem sociale zekerheid Verzekerd?
Verplicht verzekerd?
Inkomstenderving (benefits in cash) zwangerschap/bevalling Wachttijd EigenrisicoOmvang en duur uitkering Meewerkend (wn=werknemers) termijn gezinslid verzekerd?
Spanje
specifieke systemen voor zelfstandigen, verschillend voor agrarische sector, en voor overige zelfstandigen
ja
nee
ja
180 dagen (gedurende 5 voorgaande jaren) (wn: gelijk)
0
uitkering 16 weken (18 bij meerling) ter hoogte van premiegrondslag. Additionele dekking (75% premiegrondslag) voor risico's (zwangeren die tijdelijk niet meer kunnen werken)
Tsjechië
generiek systeem met uitzonderingen voor zelfstandigen
ja
nee
nee (worden altijd beschouwd als zelfstandige)
180 dagen verzekerd (inkomen) in jaar voor geboortedatum (wn: 270 dgn in 2 jaar)
0
niveau afhankelijk van assessment base, deels zelf te kiezen (min-max). Uitkering is 69% daarvan, doorgaans gedurende 28 weken.
Verenigd Koninkrijk
generiek systeem met uitzonderingen voor zelfstandigen
ja
ja
nee
0
€145/week of 90% feitelijk inkomen als dat lager was, gedurende 26 weken
Zweden
generiek (geen onderscheid zelfstandigen-werknemers)
ja
ja
nee
0
Zwitserland
generiek systeem met uitzonderingen voor zelfstandigen
nee (behalve in kanton Genève)
nee (behalve in kanton Genève)
nee
26 weken werkzaam als zelfstandige in laatste 66 weken (wn: als aansluitend hogere uitkering) 240 dagen aansluitend verzekerd voor de uitkering aanvangt (wn: hetzelfde) nvt
uitkering totaal 480 dagen (390 tegen 80% inkomen, 90 tegen minimum van 20 per dag). Te verdelen over ouders, minstens 60 dagen ieder. Extra uitkering mogelijk (vóór andere) bij 'gevaarlijk' werk. nvt
42
nvt
BIJLAGE IV
Overzichtstabel moederschapverlof in België, Ierland en Luxemburg België
Luxemburg
Ierland
Private verzekering
Niet aangetroffen (wel bij complicaties)
Niet aangetroffen (wel bij complicaties)
Niet aangetroffen (wel bij complicaties)
Publieke dekking
Ja
Ja
Ja
Een fonds, sterk vergelijkbaar voor zelf-
Aparte klasse in algemeen fonds
Aspect
Categorie
Land
moederschapverlof Vormgeving
Apart fonds zelfstandigen
standigen en werknemers Financiering
2/3 premies, 1/3 staatsbijdrage
Onbekend
100% premies
347 euro/week
100% inkomen (geen max. gevonden)
80% bruto inkomen, min. 207,80 max 280,00 p.w.
Omvang uitkering
- zelfstandigen - werkneemsters
75 tot 82 % inkomen (met max.)
Idem
Idem
Duur uitkering
- zelfstandigen
6 weken
16 weken
26 weken
- werkneemsters
15 weken
16 weken
26 weken
- zelfstandigen
6 maanden
6 maanden
52 weken in kalenderjaar (t-1, t-2 of t-3) premie
- werkneemsters
6 maanden
6 maanden
39 weken in kalenderjaar (t-1, t-2 of t-3) premie
Wachttijd
betaald of 26 weken in 2 van de genoemde jaren Totaal uitkering
Omvang premie
- zelfstandigen
2082 euro
Variabel
Min: 5400 euro, Max: 7280 euro
- werkneemsters
Variabel
Variabel
Min: 5400 euro, Max: 7280 euro
- zelfstandigen
Totale premie 20 % inkomen voor ziek-
5,6 tot 10,1% bruto inkomen voor inko-
3% bruto inkomen, (nabestaanden)pensioen, moe-
te/invaliditeit, pensioen, faillissement.
mensverzekering tegen ziekte (percenta-
derschapverlof en kleine elementen, min. 253 per
ge afhankelijk van type werk)
jaar, tot 3000 euro p.j. geen premie (wel verzekerd)
5,6 tot 10,1% bruto inkomen, inkomens-
Aanzienlijk hoger voor uitgebreider pakket
- werkneemsters
50%, met uitgebreider pakket
verzekering tegen ziekte (percentage afh. van type werk), incl. bijdrage werkgever Eigenrisico
Nee
Nee
Nee
Overige uitkeringen
Alle moeders: 800 tot 1000 euro eenmalig, 70
Alle moeders:
Eenmalige extra uitkering voor lage inkomens
gratis dienstencheques
1700 euro, eenmalig
Overige bijzonder-
Premies zelfstandigen eerste 3 jaar forfaitair,
heden
correctie achteraf
Geen premies en belastingen over uitkering
43