Annejet van der Zijl
‘Ik wil een tuin in de wildernis maken’ BOEK mei/juni 2010
11
12
mei/juni 2010 BOEK
INTERVIEW
Tekst Marty Langeler Fotografie Tessa Posthuma de Boer
Annejet van der Zijl
Ze houdt van schrijven, puzzelen en mensen. Dat doen er meer, maar in de handen van Annejet van der Zijl groeit die liefde uit tot prachtige verhalen over mensen en hun verwevenheid met de wereldgeschiedenis. Of ze nu Annie M.G. Schmidt, Prins Bernhard of Sonny Boy heten. Daarmee heeft ze het Nederlandse lezerspubliek stormenderhand veroverd. ‘Dat is het allerleukste: lezers gaan graag met mij op reis.’ NOG GEEN HONDERD jaar geleden was Duitsland een verzameling van kleine en grote vorstendommen, samen bekend als het Keizerrijk Duitsland. Een land vol koningen en prinsen, die om de keizer heen zwermden om hun titels en fortuinen te behouden. Een van die vorsten was Leopold zur Lippe-Biesterfeld, een oom van Bernhard, ‘onze’ prins. Bernhard was overigens geen prins van geboorte; zijn vader had zich door een liefdeshuwelijk met de niet-adellijke Armgard buiten de dynastie geplaatst. Dit Duitsland vond Annejet van der Zijl op haar zoektocht naar de achtergronden van het leven van Prins Bernhard. Ze reisde vijf jaar door het land, bezocht bibliotheken en archieven, sprak met oude, nog levende familieleden en luisterde naar hun verhalen. Las schoolkranten, universiteitsblaadjes en vele, vele boeken – zoals De geschiedenis van een Duitser van Sebastian Haffner, dat veel indruk op haar maakte. Ze onderzocht hoe het de oude adel verging, toen die na de Eerste Wereldoorlog werd beroofd van zijn privileges. Vorstendommen werden opgeheven, de keizer verbannen. In een paar maanden werd Duitsland omgevormd tot republiek. In maart verscheen het resultaat van die lange, intensieve zoektocht: Bernhard. Een BOEK mei/juni 2010
verborgen geschiedenis. Het boek kreeg veel aandacht in de pers. Bernhard was, zeker na publicatie van het geruchtmakende interview na zijn dood in de Volkskrant, behoorlijk omstreden. Royaltywatchers en nieuwsjagers concentreerden zich op nieuwe,
hebben op het leven van mensen. Op hoe ze opgroeien, op de keuzes die ze maken’. Dat daar grote belangstelling voor is, bewijzen de verkoopcijfers. Bernhard kwam bij verschijnen direct terecht op de tweede plaats in de top 60 van bestverkochte boeken.
‘ Annie was de schaduwkoningin van Nederland, Bernard de schaduwkoning. Bij beiden wilde ik inzicht krijgen in het verhaal achter de mythe’ smeuïge feiten. Maar daar was het Van der Zijl niet om te doen. Bernhard is een geschiedenisboek in de beste traditie van het woord. Het vertelt de geschiedenis van een tijdperk, aan de hand van een tot de verbeelding sprekende hoofdpersoon. Of liever: het vertelt over de verhouding tussen die geschiedenis en die persoon. Van Zijl: ‘Ik wil laten zien hoe politieke en sociale omstandigheden invloed
EEN STIL MEISJE Annejet van der Zijl (1962) begon haar loopbaan als journalist bij het opinieweekblad De Haagse Post, tegenwoordig HP/De Tijd. Ze studeerde kunstgeschiedenis, later massacommunicatie en deed een journalistieke master in Londen. Ze is geboren in Friesland, was een stil meisje dat graag las, liefst dikke boeken waar ze helemaal in kon wegkruipen. Op de Amsterdamse redactie was 13
INTERVIEW
het wennen: ‘Ik was een tamelijk bedeesde verslaggeefster die met grote ogen keek naar wat zich daar allemaal afspeelde.’ Maar ze deed er ook een ontdekking. ‘Ik merkte dat ik als journalist allerlei dingen kon doen die ik anders nooit zou hebben gedurfd.’ Bij toeval stuitte ze op een verhaal over een vrijgevochten kunstenaarskolonie in een Baarnse villa, kort na de Tweede Wereldoorlog, en schreef daarover haar eerste boek: Jagtlust (1998). Zes jaar later verscheen Anna, de biografie over Annie M.G. Schmidt. Een kleine twee jaar daarna Sonny Boy, over een Surinaams-Nederlands echtpaar in en rond de Tweede Wereldoorlog. Jagtlust ging nog vrij onopvallend de wereld in. Bij Anna veranderde dat: de biografie werd alom geprezen, won in 2003 de Gouden Uil en is inmiddels aan de elfde druk toe. Het boek werd bewerkt tot een televisieserie die begin dit jaar met veel succes werd vertoond, met Annemarie Prins in de hoofdrol als de oude Annie. Maar de echte grote klapper was Sonny Boy: het schrijnende liefdesverhaal over een jonge Surinaamse man en een twintig jaar oudere Hollandse vrouw, moeder van vier kinderen, werd een bestseller. Zesentwintig keer herdrukt, jaren achtereen in de top 60 van bestverkochte boeken, vertaald in
De boeken van Annejet van der Zijl Jagtlust (1998), ook als luisterboek verschenen Anna (2002), ook als luisterboek verschenen. Genomineerd voor Gouden Uil (shortlist) en AKO Literatuurprijs (longlist), winnaar Zeeuwse Boekenprijs Sonny Boy (2004, jubileumeditie 2009), ook als luisterboek verschenen. Genomineerd voor de AKO Literatuurprijs (longlist), NS Publieksprijs, M.J. Brusseprijs, winnaar Littéraire Witte Prijs Bernhard. Een verborgen geschiedenis (2010)
14
onder meer het Engels, Italiaans en Japans, en geliefd bij mensen van 16 tot 96. ‘Niemand had verwacht dat Sonny Boy zo groot zou worden. We dachten: als er van al die mensen die Anna hebben gelezen nog een paar zijn die dit lezen, dan zou dat leuk zijn.’ Ook Sonny Boy wordt verfilmd, door Maria Peters (van Kruimeltje en Pietje Bell). In maart startten de opnamen in Suriname.
Maar het was niet uit angst. Meer uit zorg. Ik ben een vrij nuchtere schrijver; ik ga mijn eigen gang, maar op het moment dat mijn boeken de wereld ingaan, ben ik als een bezorgde moeder Dan denk ik alleen maar aan wat er allemaal mis kan gaan. Bij Bernhard was mijn grootste zorg dat het boek terecht zou komen bij de mensen voor wie het bedoeld was. Niet bij mensen die een
‘ Ik merkte dat ik als journalist allerlei dingen kon doen die ik anders nooit zou hebben gedurfd’
Bernhard is een heel ander boek dan Sonny Boy. Hoe ben je tot die keuze gekomen? ‘Ik ben er eigenlijk een beetje ingerold. Toen ik met Sonny Boy bezig was, ben ik me gaan verdiepen in de Duitse geschiedenis. Tot die tijd kende ik Bernhard alleen als publieke figuur. Toen viel me op hoezeer hij zich van die geschiedenis had losgezongen, en ik kreeg het gevoel: daar moet iemand achter zitten die ik als mens kan begrijpen. Net als bij Annie Schmidt. Zij was de schaduwkoningin van Nederland, Bernard de schaduwkoning. Allebei verbaal heel handig, beiden creëerden een mythe om hun persoon. Bij allebei wilde ik inzicht krijgen in het verhaal achter de mythe.’ Wat was je grootste angst bij het schrijven van Bernhard? ‘Ik besefte dat het een omstreden onderwerp was, dat het een kwetsbaar boek zou worden. Een van mijn meelezers, professor Fasseur, stelde voor dat ik op mijn onderzoek zou promoveren. Dat vond ik een goed idee. Ik dacht: dan staat er een hele commissie achter en kunnen ze dat boek niet zomaar van tafel vegen. Ook omdat veel journalisten al zolang met Bernhard bezig waren en daar allemaal felle ideeën over hadden. Dat heb ik dus gedaan. Ik mag mij nu doctor in de geschiedenis noemen.
royaltyboek willen lezen, want dat is het niet. Het is een Annejet-boek.’ Wat is dat, een Annejet-boek? ‘Dat is een verhalend boek, voor mensen die houden van geschiedenis met een persoonlijke invalshoek. Mensen die In Europa van Geert Mak mooi vinden. Ik heb wel eens gedacht: Bernhard is een boek dat vrouwen voor hun mannen kopen. Vrouwen die van Anna en Sonny Boy hebben genoten en tegen hun man zeggen: nu moet je dit eens lezen. Het is ook wel een mannenonderwerp. Ik krijg buitengewoon veel lezerspost van mannen, dat is me eerder nooit gebeurd. Bij elk nieuw boek vindt men dat ik rare keuzes maak. Bij Sonny Boy verzuchtte mijn uitgever: waarom over onbekende mensen, waarom over de oorlog, daar is toch al genoeg over geschreven? En bij Bernhard zei iedereen: Annejet, dat is niks voor jou. Men vond het onderwerp niet rijmen met de schrijver die ik ben, met de persoon die ik ben. Maar het hoort juist bij mij. Ik word aangetrokken door nieuwe werelden.’ Maar dat is niet het enige. ‘Nee. Uiteindelijk gaat het in al mijn boeken om hetzelfde: hoe mensen worden beïnvloed door hun omgeving, hun milieu, de tijd waarin ze leven. Hoe hun binnenwereld mei/juni 2010 BOEK
Annejet van der Zijl
wordt aangeraakt door de geschiedenis. Dat is wat mij fascineert.’ DE MENS BERNHARD Het is het centrale thema in haar werk: de invloed van de grote geschiedenis op het individu. ‘Mensen zijn vaak geneigd te denken dat ze gevormd zijn door hun familie, het gezin waarin ze zijn opgegroeid. Ze staan nauwelijks stil bij de invloed van de tijd waarin ze leven. Terwijl ik denk dat de tijdgeest, de politieke en sociale omstandigheden waarin je opgroeit, ook je leven sturen. Dat zie je aan Annie Schmidt: die was in de jaren zeventig van de vorige eeuw helemaal uit, maar kon later weer prachtig aanhaken bij de nieuwe tijd, waarbij haar werk en persoonlijkheid zo goed pasten. Het geldt ook voor Bernhard: hoe hij was, werd sterk bepaald door de tijd waarin hij opgroeide. Haffner schrijft in De geschiedenis van een Duitser: “Wie iets van de geschiedenis wil kunnen begrijpen, moet biografieën lezen. En dan niet van bekende staatslieden, maar van gewone mensen, van burgers.” Een prachtig motto, dat ik voor Sonny Boy heb gebruikt. Voor Bernhard gaat het ook op, alleen heb ik het daar andersom gebruikt. Ik heb de mens Bernhard geprobeerd te begrijpen aan de hand van de grote geschiedenis. Ik ben me gaan verdiepen in de sfeer in Duitsland, voor, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog: wat voor land was dat, hoe dachten die Duitsers, hoe dacht de klasse waar hij deel van uitmaakte? Hoe was de streek waarin hij opgroeide: was dat een arme of een rijke streek? Hoe was de sfeer op de universiteit? Zo groeide langzamerhand een andere kijk op Bernhard. Het bijzondere is dat ik op deze manier ook achter allerlei andere waarheden over Bernhard ben gekomen. Zo ontdekte ik bij mijn onderzoek naar de universiteit bij toeval dat Bernhard niet de waarheid had verteld over zijn lidmaatschap van nationaalsocialistische bewegingen. Mensen vroegen mij: hoe krijg jij al die dingen boven tafel waar andere journalisten en historici al jaren naar op zoek waren? Het antwoord is: omdat ik er niet naar op zoek was. Ik ben daar niet als de grote speurder naartoe gegaan, maar uit interesse. Net als bij mijn andere boeken. Dat hebben ze gemeen.’ Een belangrijk onderdeel van je research BOEK mei/juni 2010
zijn gesprekken met oude mensen. Sommige vonden zeer kort voor hun dood plaats. Hoe belangrijk zijn die gesprekken? ‘Voor mijn werk zijn drie dingen nodig: je moet van schrijven houden, van puzzelen en van mensen. Ik houd ervan om te reizen in de voetsporen van mijn hoofdpersonen. Om zo’n verzonken, verdwenen wereld voor ogen te krijgen. De verhalen van mensen zijn daarbij belangrijk. Er zijn onderzoekers die helemaal geen zin hebben om bij oude mensen op de thee te gaan, maar ik vind dat heerlijk.
Jagtlust is ook zo begonnen. Ik weet nog hoe ik voor het eerst over dat huis hoorde, van mensen die daar hadden rondgelopen, en dat ik dacht: wat een prachtig verhaal. Straks zijn al deze mensen dood, en dan is het verhaal weg. Dat vond ik zo jammer. Vanuit die gedachte ben ik dat boek gaan schrijven. Voor Bernhard heb ik gesproken met Bernhards familie. Ik kwam bij zijn neef en ik zei: “Ik heb Haffner gelezen. Ik vind die tijd interessant, ik wil graag weten of die periode ook zijn sporen op Bernhard heeft 15
INTERVIEW
Annejet van der Zijl
kenen zich goed in kunnen vinden. Mensen hebben vaak tegenstrijdige waarheden. Als ik het verhaal goed opschrijf, hoop ik dat ze allemaal kunnen zeggen: ja, zo was het. En dat ze het misschien zelfs, ondanks die tegenstrijdigheden, beter begrijpen. Ze hebben maar een stukje van de puzzel gezien, en nu zien ze de hele puzzel. De tijd eromheen, de context.
‘Ik heb lang rondgelopen met het idee dat ik heel weinig van de wereld snapte. Met mijn werk kan ik een deel daarvan uitzoeken’ Het zou mooi zijn als dat ook bij Bernhard gebeurt. Hij is altijd een onrustige geest gebleven, waar iedereen steeds vreselijk nieuwsgierig naar was. Dat is de afgelopen jaren wel gebleken. Ik hoop oprecht dat ik ook in dit verhaal een soort rust heb kunnen brengen.’
achtergelaten.” Dat intrigeerde hem, het was ook zijn verleden, en hij gaf me allemaal brieven van Bernhards vader. Daar kwam zo’n treffend beeld uit naar voren van dat milieu, van hun verbittering na de Eerste Wereldoorlog, hun anti-Joods-zijn, hun verzet tegen de democratie die hun wereld had vernietigd. En ik kwam bij de familie van Bernhards moeder en ik vroeg: vertel eens hoe het was. Dan komen mensen met fotoalbums en beginnen verhalen te vertellen. Die verhalen maken, samen met mijn research, het boek. Bij Sonny Boy is dat heel goed gelukt. Toen ik het eerste exemplaar 16
aan de echte Sonny Boy gaf – de zoon van het echtpaar, hij leeft nog – zei hij: “Met dit boek heb ik mijn ouders teruggekregen.” Bij Annie Schmidt was dat ook zo. Die had zo’n veelbewogen en grillig leven achter de rug, er waren zoveel mensen met haar aan de haal gegaan. Toen het boek klaar was, zei haar zoon, Flip van Duin: “Het is oké. Dit is het verhaal, dit is mooi.” En hij zei ook: “De nieuwsgierigheid die mensen altijd naar mijn moeder hadden, is nu weg.” Dat heeft hij als heel prettig ervaren. Ik denk dat ik graag een soort closure breng, een afgerond geheel waar alle betrok-
Uit alles wat je zegt spreekt een grote persoonlijke betrokkenheid. ‘Dat is ook zo. Ik ben opgegroeid in de jaren zeventig en tachtig. Ik heb die jaren als heel verwarrend ervaren. Het was de tijd van de polarisatie, iedereen had sterke meningen over alles. Ik warrelde daar maar een beetje tussendoor en begreep er niet zoveel van. Ik heb lang rondgelopen met het idee dat ik heel weinig van de wereld snapte. Met mijn werk kan ik een deel daarvan uitzoeken. Ik kan een klein stukje van de chaos mooi en goed maken – als een tuintje in de wildernis. Dat is de macht die je als schrijver hebt, een fijne macht. Dat je in iets dat eigenlijk al verdwenen is, en vaak ook nog rommelig achtergebleven, een zekere duiding kunt aanbrengen. Een soort afsluiting. mei/juni 2010 BOEK
Willem van Walderveen
Susan Smit Susan Smit (1974) is schrijfster en columniste. Onlangs kwam haar derde roman Vloed uit. Ze maakt deel uit van de jury van de Libris Literatuur Prijs 2010.
Maar het mooiste is die oude verhalen weer tot leven roepen. Een soort tweede werkelijkheid in je hoofd hebben. Die verbeeldingskracht, dat is de grootste luxe. Uiteindelijk schrijf ik om dezelfde reden als waarom ik lees: omdat ik van mooie verhalen houd.’ En dan wordt het zo’n succes. ‘Ja, dat is wel een beetje unsettling. Ik houd van een rustig leven en dan is het merkwaardig om opeens in het middelpunt van de belangstelling te staan. Je merkt dat je zelf een publiek persoon wordt. Dat is af en toe wel stressvol. Wat dat betreft heb ik veel aan Geert Mak, die ook in mijn promotiecommissie zat. Hij heeft het natuurlijk nog veel erger meegemaakt en zegt dan allemaal verstandige dingen. Ik ben blij dat ik nog steeds dezelfde mensen om me heen heb, mijn vrienden en vriendinnen, mijn man. Dat helpt om met je pootjes op de grond te blijven staan. Aan de andere kant vind ik het geweldig dat ik zoveel mensen blij maak met mijn boeken. Het is hartverwarmend als er mensen aan mijn signeertafeltje komen en zeggen: “Ik zou nooit een boek over Bernhard hebben gekocht, maar als jij het schrijft, dan lees ik het.” Nu is het even veel buitenwereld en dat is leuk. Maar straks ga ik alles opruimen: de studieboeken weg, de computer leeg. Ik verheug me er enorm op om weer lekker weg te duiken in een nieuw verhaal.’
Bernhard. Een verborgen geschiedenis (458 p.) Querido, €27,95
www.annejetvanderzijl.com BOEK mei/juni 2010
Vrouwen kunnen niet lezen Als het verzoek om zitting te nemen in een jury voor een literatuurprijs weer eens jouw kant op komt, denk je terug aan de enerverende vergaderingen, de heimelijkheid rondom genomineerden, de prikkelende discussies, de dozen vol boeken die worden bezorgd en de feestelijke bekendmaking van de winnaar. De uren lezen vergeet je wonderlijk genoeg een beetje, zoals je ook de pijn van een bevalling schijnt te vergeten als het kind er eenmaal is. Nu heb ik als recensent en auteur natuurlijk geen hekel aan lezen – met mijn kleren aan doe ik niets liever – maar voor de Libris Literatuur Prijs 2010 heb ik het afgelopen jaar elk vrij moment in treinen, op de bank, in taxi’s, in bed en wachtend op afspraken in cafés Nederlandse romans gelezen. Meer titels dan ooit werden ingezonden: 247, waarvan er 206 reglementair in aanmerking kwamen voor de longlist. En dat is wel wat veel. Over de juryberaden zelf kan ik niets zeggen, want uit de school klappen in positieve of negatieve zin schaadt de sfeer van vertrouwelijkheid die rondom jury’s moet bestaan. Over de reacties van buitenaf mag ik wel schrijven, want dat heeft iedereen kunnen lezen. Zo schijnt het heel bijzonder te zijn dat naast een mannelijke voorzitter drie van de vier juryleden vrouw zijn: dat waren behalve mijzelf auteur en filosofe Joke J. Hermsen en Volkskrant-recensente Aleid Truijens. Een primeur in de geschiedenis van de Libris Literatuur Prijs, wat tragisch is in een land waar fictie voornamelijk door vrouwen wordt gelezen en geschreven. Toch waren we er ons als jury van bewust dat, mochten er toe-
vallig een fiks aantal vrouwelijke auteurs op de shortlist belanden, we de verdenking van positieve discriminatie op ons zouden laden. Een vrouw, hoogstens twee, op een shortlist wordt netjes gevonden – meer is verdacht. Laten we vooral niet overdrijven. Als er helemaal geen vrouwen worden genomineerd kun je, net als Jan Hoet, voorzitter van de AKO Literatuurprijs in 1999, altijd nog triomfantelijk zeggen: ‘Moeten ze maar betere boeken schrijven.’ En je mag ook ongestraft beweren, zoals Cox Habbema in 2007 deed in het rapport van de Libris-prijs, dat ‘vrouwelijke auteurs grossieren in persoonlijke wissewasjes, relatieproblemen, al of niet eindigend in moord of in een cursus’ en vervolgens als drieentwintigste in een reeks Libris-jury’s een man bekronen. Na de bekendmaking van de shortlist van de Libris-prijs in de Nieuwe Kerk in Amsterdam werd de hoofdredacteur van het radioprogramma Knetterende Letteren gevraagd naar een reactie op de nominaties. Hij was kennelijk verrast door de onconventionele lijst: vier Vlamingen en twee Nederlandse vrouwen. ‘Er werd hier in het publiek gezegd dat vrouwen niet kunnen lezen,’ zei hij, waarmee hij zichzelf handig uit de wind hield en toch fijn kon beledigen. ‘Dat zullen we voor ons programma maar eens onderzoeken.’ Ga dat maar eens uitzoeken, ja. Ik kan niet wachten op de bevindingen. Dan ga ik intussen onderzoeken waarom ‘vrouwen niet kunnen schrijven’ als een jury geen vrouwen nomineert, en ‘vrouwen niet kunnen lezen’ als een jury te veel vrouwen bevat.
17