Amsterdam, juli 2013. Productie: Omzien - Levensboeken © Willem Peeters
2
Inhoud
Voorwoord
4
Jeugd
6
Meubelmaken, sport en dansen
15
Oorlog, verzet en arrestatie
22
Sachsenhausen
30
Onderduiken in Amsterdam
37
Bevrijding en de na-oorlogse jaren
44
Gezin, werk, kerk en reizen
55
Terug naar Sachsenhausen
70
Barbarahuis
73
3
Voorwoord Maandagochtend 11.00 uur. Ik ga het gebouw van Sint Jacob binnen en sla rechtsaf richting Barbarahuis. Bij de lift aangekomen draai ik me om en zie een oude man in een rolstoel naderbij komen die zich met moeite vooruit trekt aan de metalen buizen die tegen de wanden zijn gemonteerd. "Gaat u mee?" Ik duw de rolstoel de lift in en druk op de knop voor de vijfde etage. De man woont een paar appartementen voor dat van Joop. Ik rol hem tot aan de deur van zijn kamer en rij hem naar binnen. "Dank u wel", klinkt het zacht en ik loop door naar nummer 540. Ik bel aan en hoor zoals altijd Joop roepen dat de deur open is. Joop zit aan zijn tafel en is druk bezig met zijn paperassen. Ik geef hem een hand. "Dag jongen", zegt hij. Het doet me glimlachen, met jongen te worden aangesproken als je tegen de zeventig loopt, maar goed, Joop is ruim twintig jaar ouder en dan mag dat natuurlijk. Ik leg mijn jas op zijn bed, waarop een oude floret ligt, ooit aan het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw in bezit gekomen van Joops vader bij het opruimen van de woning van de adellijke familie Schaumburg-Lippe in Bonn. We schuiven wat spullen opzij en ik ga tegenover hem zitten aan de hoek van de tafel. Notitieblok en balpen gereed. Joop zet de tv uit en we beginnen. Joop is een goede verteller die de tijd neemt om mijn vragen te beantwoorden. Ik schrijf snel door en hij gunt me pauzes om niet al te veel achterop te raken. Hij laat me een foto zien van een handbalploeg, gemaakt aan het begin van de oorlog. Joop wijst op de foto, zijn hand trilt als gevolg van de ziekte van Parkinson. "Dat ben ik. Zie je mijn turnarmen? Ik kon heel hard gooien". Ik vraag of ik de foto mag meenemen om te scannen.
4
Geen probleem, Joop geeft me alles mee waarvan ik denk dat ik het kan gebruiken. Er wordt geklopt. De dokter komt binnen en ik wacht op de gang. Na tien minuten roept Joop me en verontschuldigt zich. "Ik kan de dokter toch niet wegsturen?" We gaan verder. Joop concentreert zich en wrijft over zijn gezicht. "Even recapituleren". Een aantal dingen zoals zijn oorlogsherinneringen staan natuurlijk in zijn geheugen gegrift, maar soms moet hij nadenken over data. Joop zucht. "Ik heb zoveel spullen over de oorlog bewaard, maar moet het voor je uitzoeken". Na ongeveer een uur stop ik. Joop zou best nog willen doorgaan, maar ik heb genoeg stof voor deze week. Ik sta op, trek mijn jas aan en neem afscheid. Joop staat op uit zijn stoel en schudt me de hand. Daarna loopt hij met me mee naar de deur. "Tot volgende week Joop, hou je goed" zeg ik en hij groet me met "Saludos". Gedurende de maanden maart tot en met augustus 2012 heb ik een aantal gesprekken gehad met Joop. Dit boekje is het resultaat. Het was een genoegen Joop te leren kennen.
Amsterdam, januari 2013. Willem Peeters
5
Hoofdstuk 1 Jeugd Aan het eind van de negentiende eeuw trok Peter Snep - de vader van Joop - de Nederlandse grens over naar Duitsland op zoek naar werk: de Gesellenwanderschaft. Het werd een jarenlange tocht langs vele Duitse, Zwitserse en Italiaanse steden om het vak van meubelmaker in de praktijk te leren, in aanvulling op zijn leerschool. Deze manier om de felbegeerde
meestertitel
te
verwerven
bestond al enkele eeuwen en vormde in Duitsland
de
ruggengraat
van
am-
bachtelijke scholing. Peter Snep deed dit weliswaar op eigen houtje, maar wist zich gesteund door de Sint Jozef Gezellenvereniging, waar hij lid van was. Een katholieke jeugdbeweging, opgericht in 1868 te Amsterdam, die deel uitmaakte van
het
enorme
Duitse
Van Nispenhuis aan de Stadhouderskade
Kolpingnetwerk.
De
Sint
Jozef
Gezellenvereniging kreeg in 1876 onderdak in het zogenoemde Van Nispenhuis aan de Stadhouderskade, dat de naam draagt van de eerste directeur van de vereniging: pastoor jhr. van Nispen tot Sevenaer. Doel van de vereniging was: ‘Het door individueel en sociaal
leven
onder
priesterlijk
vaderschap
het
streven
te
bevorderen naar bekwaamheid, vroomheid en welvaart." In 1968 werd de vereniging opgeheven. Het monumentale van Nispenhuis werd in 1977 door brand verwoest en afgebroken. Peter Snep zwierf ruim twaalf jaar door Europa, behaalde zijn meestertitel en werkte in een aantal steden als meesterknecht. In Duisburg leerde hij zijn vrouw kennen, Gertrud Scheeren, met wie hij in 1907 huwde. Gertrud was net als Peter vroeg wees geworden en opgevoed door een tante die een restaurant dreef. 6
Zo werd zij een uitstekende kokkin van wie de familie later altijd beweerde dat zij van straatstenen nog iets lekkers kon maken. In datzelfde jaar werd hun eerste dochter geboren en er volgden nog zeven kinderen. Joop was de jongste en zag het levenslicht op 24 september 1921 in Bonn waar de Sneppen zich gevestigd hadden na onder andere in Brussel te hebben gewoond.
Geboorte/Doopakte van Joop Snep
Twee van zijn broers, Peter en Henk, heeft hij helaas nooit gekend. Peter werd geboren in 1910 in Brussel waar hij vijf jaar later overleed. Henk was van 1916 (Brussel) en overleed in 1918 in Göttingen. Peter Snep was een goed vakman die na zijn huwelijk werkte voor de meubelmakerij "Onder de Sint Maarten". Dit familiebedrijf uit Zaltbommel dateert uit 1899 en groeide uit tot een van Nederlands grootste interieurfirma's, gevestigd in Haarlem.
7
Peter Snep werkte mee aan de betimmering van een van de vertrekken van het in 1913 opgeleverde Vredespaleis. Een penning met de beeltenis van koningin Wilhelmina getuigt hiervan. Ook maakte hij meubilair voor het paleis van de gouverneur van Indië. Na de Eerste Wereldoorlog verhuisden de Sneppen weer naar Duitsland, Gertrud kon niet aarden in Nederland. Vermeldenswaard is ook de lof die Peter Snep oogstte voor de bouw van een carnavalswagen in Bonn waarop een scene was afgebeeld waarin een rijke geldschieter president Ebert zijn hulp aanbiedt. Een geste die door menige Duitser met argwaan werd bekeken en aanleiding was voor carnavaleske spot. In de jaren twintig had vader Peter een
eigen meubelmakerij annex winkel aan de Stiftsplatz in Bonn. Op de Stiftsplatz kwam het regelmatig tot een treffen tussen knokploegen van de SA en leden van het Rood Front (Roter Frontkämpferbund). Vanuit hun woning hadden de Sneppen daar goed zicht op en de kinderen mochten op zaterdag na het bad altijd even kijken naar de spannende taferelen.
8
Het was een moeilijke tijd en hyperinflatie deed zijn vernietigende werk. Toch kon de familie het hoofd boven water houden. Joop weet van zijn vader dat bestelde meubels in kisten naar de klanten werden vervoerd, die vervolgens volgeladen met bankbiljetten weer terug kwamen. Geld dat snel moesten worden uitgegeven, want het daalde met de minuut in waarde. waardeloze
geld
Het diende
later als speelgoed. Met bankbiljetten,
maar
met
deden
munten
Sneppen 50 Pfennig munt uit 1921 met als opschrift: Sich regen bringt Segen
ook de
spelletjes.
"Münzen", was er één van. Munten,
veelal
van
aluminium, werden in een piramidevorm voor iedere speler op tafel gelegd. Top 1, basis 6. Een worp met de dobbelsteen bepaalde welke rij kon worden weggenomen. Wie al zijn munten had binnengehaald mocht vervolgens bij anderen roven; degene die aan het eind de meeste munten had was winnaar. Joop speelde dit spel als jongetje met zijn familie en later ook met zijn eigen kinderen en kleinkinderen. Toen Joop een jaar of vijf was, verhuisde het gezin naar de Koblenzerstrasse waar zij een bovenwoning hadden met om de hoek een werkplaats. Hoewel de tijd van hyperinflatie voorbij was, bleef het economisch slecht gaan. Toch kwamen er orders binnen. Een speciale opdracht was het leeghalen van de eveneens aan de Koblenzerstrasse gelegen woning van de familie SchaumburgLippe.
9
Peter Snep hield er als aandenken een floret van de adellijke familie aan over, die nog altijd in Joops bezit is. Toen Joop zes werd kreeg hij zijn eerste figuurzaagdoos en vanaf dat moment was hij vaak in de werkplaats van zijn vader te vinden. Als krullenjongen of om boodschappen te doen en gaandeweg leerde hij de kneepjes van het meubelmakersvak.
Ook ging hij naar school, naar de
Hindenburgerschule (een jongensschool) waar hij een uitstekende leerling
bleek.
Joop
herinnert zich dat hij op weg naar school soms
Franse
tairen
mili-
tegenkwam.
Ten westen van de Rijn
was
Duitsland
toen nog altijd bezet als
gevolg
van
de
Eerste Wereldoorlog. Veel van die militairen Klassenfoto Hindenburgschule in Bonn. Rij onder, tweede van rechts: Joop Snep
waren Marokkanen uit het
vreemdelingen-
legioen.
Moren,
zo
wist Joop, waarvoor je een straatje om ging. Als kind had Joop een zwakke gezondheid en twee keer kreeg hij een longontsteking. In 1930 - hij was toen nog geen tien jaar oud - besloten zijn ouders dat het tijd werd weer naar Nederland te gaan. Zij vreesden de opkomst van het nationaalsocialisme, maar ook was de economische nood hoog gestegen en Peter en Gertrud vonden het verstandig naar Nederland te verhuizen. Terwijl Joops vader naar Zwitserland ging, waar hij misschien een betrekking zou kunnen vinden, reisde zijn gezin naar Amsterdam.
10
Joop, die gordelroos had, werd vanuit het ziekenhuis naar het station vervoerd. In Amsterdam aangekomen konden zij tijdelijk inwonen bij een zuster van Joop in de Cabralstraat, maar niet lang daarna - de baan in Zwitserland ging niet door - vestigde het gezin Snep zich in de Bestevâerstraat, net als de Cabralstraat in het huidige stadsdeel Amsterdam-West. Joop sprak toen nog geen woord Nederlands, want in Bonn was thuis het Duits de voertaal. Hij pikte de taal echter snel op en omdat hij dat vooral op straat deed, leidde dat in de klas soms tot pijnlijke momenten. Zo stak hij een keer zijn vinger op om te vragen of hij naar de wc mocht: "Meester, mag ik gaan schijten?" Dat kwam hem op een uitbrander te staan. Zijn ouders werden ontboden op school en kregen de les gelezen. Die
school
katholieke
was
de
rooms-
Boomschool
(Maria
School) aan het eind van de Admiraal De Boomkerk aan de A. de Ruijterweg werd in 1969 op de Monumentenlijst gezet.
de
Ruijterweg,
een
afstand van ruim een kilometer, die Joop dagelijks vier maal liep.
De Boomschool lag vlak naast de Boomkerk die dateert van 1911 en vernoemd is naar een al in de zestiende eeuw in gebruik genomen schuilkerk in de Kalverstraat. Deze schuilkerk bevond zich in een pand waar daarvoor de bierbrouwerij "t Boompje" was gevestigd. In 1915 kreeg de parochie Franciscus van Assisi "De Boom" de bisschoppelijke goedkeuring voor de bouw van de Boomschool die in 1916 werd opgeleverd.
11
Op school werd Joop vaak uitgescholden voor Mof. Niet leuk, maar een klasgenoot van hem, Hans Donk, die de Duitse nationaliteit had en al goed was ingeburgerd, naam het voor Joop op. Tot het overlijden van Hans hebben zij contact gehouden. Joop kon goed leren en was in Bonn altijd de beste van de klas geweest. Dat lukte natuurlijk niet meteen in Nederland, maar in zijn laatste jaar op de lagere school was hij weer nummer één. Een "Eerekaart" getuigde van Joops goede vorderingen. Het was niet verwonderlijk
dat
zowel
de
hoofdonderwijzer als de pastoor erop aandrong dat Joop zou doorleren. Dat zat er echter niet in, want zijn ouders konden dat eenvoudigweg niet betalen en zij besloten dat Joop naar de roomskatholieke ambachtsschool zou gaan. Dat werd de Don Boscoschool, die echter nog in aanbouw was, waardoor Joop gedwongen was om zich nog een jaar te vervelen in de zevende klas van de Boomschool. De Don Boscoschool,
gebouwd
op
het
voormalige
terrein
van
de
Oostergasfabriek, is in 2004 gesloopt vanwege problemen met de verontreinigde grond. Van het feit dat Joop nooit heeft kunnen doorleren heeft hij geen spijt: "Het is gegaan zoals het gegaan is." Begin jaren dertig woonde de familie Snep in de Reinier Claeszenstraat, niet ver van het oude huis, waar zijn vader een werkplaats had in de kelder. In de tuin stond een rekstok waarop Joop en zijn twee jaar oudere broer Wim oefeningen deden. Dat bleef niet onopgemerkt. Meneer van de Wetering, penningmeester van de gymnastiekvereniging "Jong Leven" kreeg de jongens in de gaten en nodigde hen uit lid te worden van de vereniging. 12
Te duur voor de ouders. "Geeft niet," zei Van de Wetering en betaalde voor hen de contributie. En zo kwamen beide broers terecht in het Roothaanhuis aan de Rozengracht, waar op de derde verdieping alle soorten turntoestellen stonden opgesteld.
Het
rooms-katholiek verenigingsgebouw "Joannes Roothaan" ofwel het Roothaanhuis werd ingewijd in 1929 en
dankt
zijn
naam
aan
pater
Johannes Philip Roothaan die in 1785 in de Jordaan het levenslicht zag en in 1829 opklom tot generaal-overste van de Jezuïetenorde, de machtigste jezuïet ter wereld. Het gebouw biedt nu ruimte aan trendy uitgaansleven. Roothaanhuis, Rozengracht
Roothaan zou zich omdraaien in zijn graf.
Joop turnde op alle toestellen, maar was op zijn best op de brug. Hij trainde onder leiding van Piet Olthof, voorzitter van Jong Leven en gymleraar op de Boomschool. Joops kleine gestalte - hij mat 1.68 m en was beresterk gaf voordeel; vrijwel alle goede turners zijn klein en hij deed het zo goed bij de junioren dat hij bij de grote jongens werd ingedeeld, waar zijn broer al bij zat die maar liefst 1.90m lang was. Dat gebeurde een paar weken voordat er onderlinge wedstrijden plaatsvonden in deze groep. De oudere jongens zagen Joop niet staan en probeerden elkaar af te troeven, maar halverwege riep de wedstrijdorganisator Joops moeder bij zich en fluisterde haar in het oor dat Joop al bovenaan stond. Hij won zijn eerste medaille en zou nog tal van prijzen binnenslepen.
13
Zoals vermeld, kon Joop goed leren en had hij zoveel ervaring opgedaan in zijn vaders werkplaats, dat hij de ambachtsschool met gemak aankon. In handtekenen blonk hij uit. Ook nu ging Joop twee keer per dag - op de fiets - naar school omdat het dubbeltje overblijfkosten voor zijn ouders te duur was. Het ging zelfs zo gemakkelijk op school dat Joop er geen been in zag regelmatig te spijbelen.
Het
gezin
was
verhuisd
en
woonde toen op Leliegracht nr. 7 in een huis dat gedeeltelijk verhuurd was aan een Duitser, Fred Klenne, een dertiger die in Amerika had gewoond en goed kon honkballen. Tijdens de spijbelperiodes bracht Fred de leergierige Joop op de gracht de kunst van het werpen bij. Ook nam Fred hem mee naar het Ajaxstadion waar Joop mocht oefenen samen met de Ajaxspelers. Pas later bleek Fred Klenne deel uit te maken van een bende autodieven, maar dat deed niets af aan de prettige herinnering aan het honkballen. Tijdens de zomervakanties
van
de
ambachtsschool was het Roothaanhuis voor turnen gesloten en speelde Joop op het veld van de voetbalvereniging "The Unity" allerlei balspelen. Handbal was er één van, een sport die net uit Duitsland was komen overwaaien. Het viel op dat Joop heel hard kon werpen en hij werd opgenomen in een team van spelers van Jong Leven die gemiddeld wel zo"n tien jaar ouder waren. Joop heeft nog lang voor Jong Leven gehandbald.
14
Hoofdstuk 2 Meubelmaken, sport en dansen Nog tijdens zijn ambachtsschoolperiode maakte Joop kennis met een buurman, de heer Jacobs, een postbode die voor de lol kastjes maakte voor luidsprekerboxen van de draadomroep. Joop hielp hem daarmee en toen Jacobs in 1937 een werkplaats begon, kwam Joop bij hem in dienst. Een wens van zijn vader, die Joop ervaring wilde laten opdoen na het afronden van de ambachtsschool. De zaak liep goed en Joop had als meesterknecht op zestienjarige leeftijd feitelijk de leiding over Jacobs en diens zonen, die nog weinig kaas gegeten hadden van het meubelmakersvak.
Naast
luidsprekerkastjes ging het bedrijf ingewikkelder producten
maken
zoals
pickupkasten. Voor deze kasten zaagde Joop fineer dat
hij
op
de
frontjes
plakte. Dat deed hij 's avonds op zolder na het sporten. Voor Pickupkast uit de jaren dertig
elk frontje beurde hij een stuiver tot een dubbeltje
en zo verdiende hij per week twintig tot vijfentwintig gulden bovenop zijn loon, dat overigens niet uitkwam boven een tientje. Dat tientje droeg hij af aan zijn ouders, de rest mocht hij houden. Medio jaren dertig, terwijl in Duitsland de joden in het nauw werden gedreven, liep het met meubelmakerij van vader Snep niet zo goed. De zaak dreigde failliet te gaan toen een grote klant met de Noorderzon vertrok zonder te betalen.
15
Een oom van Joop, Alois Snep, die - zo bleek later - voor de Engelse geheime dienst werkte en daarmee veel geld had verdiend, kon gelukkig bijspringen. Deze Alois was eerder, in 1914, al eens voor spionage gearresteerd.
Utrechts Nieuwsblad, 9 juli 1914
Joops vader gooide het roer gedeeltelijk om door te solliciteren bij een touringcarondernemer die reizen organiseerde naar Duitsland. Een vorm van vakantiebesteding die in die tijd in opbloei was. Peter Snep werd onmiddellijk aangenomen als reisleider vanwege zijn grote kennis van Europa en zijn perfecte Duits: "Hij sprak die taal beter dan het Nederlands."
16
In augustus 1939 vertrok het gezin Snep naar Zwitserland voor een vakantie van drie weken. Dat was destijds uitzonderlijk, maar zij konden zich dat permitteren omdat Joops vader door zijn reisleiderschap goede connecties had met Zwitserse hotels, waar zij gratis konden overnachten.
Schaffhausen, 1939. Vlnr: Joop, Hetty, Ria, Gertrud, Peter, Wim
Joop had flink vooruit gewerkt zodat hij al die tijd mee kon. Zijn broer Wim kwam een week later; diens verloofde ging ook mee met haar zuster, Hetty Millenaar. Hetty was zes jaar ouder dan Joop met wie zij een hechte vriendschap sloot die nog altijd bestaat, ook al zagen zij elkaar tijdenlang niet. Hetty werkte destijds in Amsterdam en samen maakten ze vaak een wandeling in de middagpauze.
17
Tijdens de vakantie reisde het gezin door heel Zwitserland en Joop genoot volop. Terwijl de ouders nog even in Zwitserland bleven, reisden de anderen op 1 september 1939 per trein terug, geheel onwetend van het feit dat net op die dag de Duitsers Polen waren binnengevallen en de Tweede Wereldoorlog was begonnen. In Keulen moest de familie overstappen, maar dat was vanwege de grote drukte niet eenvoudig en ze waren doodsbenauwd dat zij niet meer terug zouden komen in Nederland. Joop wist een coupé binnen te dringen en schoof het raam omlaag (dat kon nog in de treinen van toen). Zijn broer tilde vervolgens de vrouwen naar binnen en worstelde zich net als Joop de trein in. Veilig arriveerden zij in Amsterdam. Voor de vakantie had Joop zich al ingeschreven bij dansschool Sandman op de hoek van de Ferdinand Bolstraat en de Van Hillegaertstraat. Hij bleek goed te kunnen dansen. Soms ging Joop op bezoek bij zijn peetoom Joop Snep in
Eindhoven
dansinstituut
die
een
had.
Be-
doeling was dat Joop later deze Dansschool Snep in Eindhoven
school
zou
overnemen. Helaas kwam er een kink in de kabel;
Joops oom werd in 1943 gearresteerd wegens spionage, afgevoerd naar Berlijn, opgesloten in de gevangenis en ter dood veroordeeld. Net als zijn 185 medegevangenen hingen de Duitsers hem op in de nacht van 3 op 4 september. Deze moordpartij op gedetineerden die de uitslag van hun gratieverzoek afwachtten - een van de Blutnächte von Plötzensee - werd uitgevoerd nadat de geallieerden de gevangenis hadden gebombardeerd. 18
Van het met het snijden van
kastfrontjes
ver-
diende geld kocht Joop een smoking
om
chic
te
verschijnen op de dansvloer. Gewoonte was om in het
vestzakje
smoking
een
sigarettenkoker
van
de
zilveren te
dra-
gen, waarvan het randje Kerstbal 1939. Vooraan vlnr: Hetty, Joop, Wiesje.
duidelijk
zichtbaar
was.
Hoewel Joop zijn hele leven nooit gerookt heeft, deed
hij mee aan dit ritueel. Na het offreren van een sigaret stak hij er zelf een aan (of deed alsof) om direct richting toilet te verdwijnen en de sigaret weg te gooien. Het waren trouwens dure sigaretten, Egyptische, van het merk Dubec. Joop had een vaste danspartner: Wiesje van Tilburg. Met haar en zijn vriendin Hetty, die ook graag danste, ging Joop naar zijn eerste kerstbal in de wintertuin van Krasnapolsky. Joop leidde in die tijd een druk bestaan. Overdag werkte hij in de meubelmakerij, na het eten sport en meestal daarna nog fineerzagen. Op maandag van half zes tot half elf turnen bij de vereniging ODIN (Onze Daad is Nodig) waar hij les gaf. Dat gebeurde in de gymnastiekhal aan de
Passeerdersstraat,
nu
bekend
als
het
jeugdtheater De Krakeling, een naam ontleend aan de nabijgelegen Koekjesbrug.
19
De Krakeling dateert uit 1887 en is gebouwd nadat het gymnastiekonderwijs voor jongens en meisjes op de lagere scholen verplicht was gesteld. Voor het ontwerp hebben Duitse turngebouwen model gestaan. Bij ODIN was Joop al op zijn achttiende voorzitter van de technische commissie en organiseerde hij het traditionele jaarlijkse ontbijt. Op dinsdagavond tenniste Joop bij de vereniging Gold Star,
een
waar
hij
deftige
club,
geïntroduceerd
werd als aspirant-architect omdat hij als meubelmaker waarschijnlijk cepteerd
niet
zou
geac-
worden.
Tafeltennis op woensdag, de hele avond bij Jong ODIN ontbijt. Achteraan staand Joop Snep
Leven, maar ook voor de
competitie op andere locaties. Weer tennissen op donderdag en op vrijdagavond voorturnen in het Roothaanhuis voor jongens en heren. Op zaterdagmiddag trainde Joop met zijn handbalteam en in de avond ging hij dansen. Zondag stond in het teken van kerkbezoek en het spelen van handbalwedstrijden, dat net als het tennissen, plaats vond in de openlucht, op een voetbalveld met twee keer elf man. Rond die tijd vonden fusies plaats in de sportwereld tussen katholieke en neutrale sportverenigingen. In de voetballerij had dit ertoe geleid dat de katholieke verenigingen op zondagochtend moesten spelen, maar die vergissing maakte men niet toen er in het handbal gefuseerd werd. Joops broer Wim speelde daarin een belangrijke rol als lid van de commissie die de fusie voorbereidde van de Katholieke Turnbond en het Nederlands Handbal Verbond.
20
Daarbij werd bepaald dat wedstrijden van katholieke verenigingen op zondag niet voor 12.00 uur mochten beginnen en was er dus alle ruimte voor de rooms-katholieke spelers om de mis bij te wonen. Door al dit sporten had Joop op het moment dat de oorlog Nederland bereikte een ijzeren conditie. Het zou zijn leven redden.
Het handbalelftal Amsterdam van de Katholieke Turnbond. Knielend tweede van links: Joop Snep. Staand in het witte shirt: Wim Snep; 1941
21
Hoofdstuk 3 Oorlog, verzet en arrestatie Op zijn reizen naar Duitsland voor het touringcarbedrijf bezocht Joops vader in zijn vrije uren tal van oude bekenden uit de tijd dat hij zijn bedrijf had in Bonn. Het waren ex-leveranciers van spullen als lijm, lak en ijzerwaren, waaronder veel mensen van joodse afkomst. Om deze joden naar Nederland te brengen ontwikkelde Peter Snep een slim systeem dat werkte omdat in die tijd de grenscontroles nog niet werden uitgevoerd door SS"ers, maar door douaniers die er niet echt op uit waren joden te arresteren. Bij de grensovergang gebruikte Peter een collectief paspoort, dat wil zeggen, van alle inzittenden van een touringcar stonden de paspoortgegevens op een lijst die maar nauwelijks gecontroleerd werd. Wanneer een bus niet helemaal vol was vulde Peter op de terugweg de lijst - die maximaal veertig namen kon bevatten - aan met de gegevens van joden die meereden naar Nederland. Peter Snep was bekend en populair. Als hij met zijn bus aan de grens kwam, klonk het vaak: "Ah,
der
Peter,
weiter
fahren!" Hoeveel joden op deze
manier
naar
Nederland zijn uitgeweken is niet te schatten, maar het moet een aanzienlijk aantal zijn geweest. Van deze
activiteit
van
zijn
vader wist de familie niets, ook Joop kwam dit pas na de oorlog te weten.
Het bombardement op de Blauwburgwal, 11 mei 1940.
Op 11 mei 1940 - het gezin woonde toen op de Blauwburgwal vlakbij de hoek met de Herengracht - deed Joop zijn eerste oorlogservaring op. Hij herinnert het zich als de dag van gisteren. 22
Lopend op de Prinsengracht zag hij hoe een vliegtuig enkele bommen liet vallen en hij vroeg zich af waar die neer zouden komen. Hij holde naar huis en zag tot zijn schrik dat de bommen het hoekpand
Herengracht
105
totaal
vernield
hadden.
De
zolderverdieping van het huis van de familie Snep, dat enkele panden verderop lag, was weggevaagd en ook de etage daaronder had grote schade. Toen hij binnenkwam in de woonkamer trof hij daar tot zijn grote opluchting zijn moeder en zus ongedeerd aan, afgezien van een paar schrammetjes. De radio op het tafeltje voor het raam was blijven doorspelen, ondanks dat een door de luchtdruk weggeslagen deurpaneel het toestel aan de voorkant had getroffen en daar was blijven staan, een bizarre aanblik. Dit bombardement was geen geplande gebeurtenis. Achteraf bleek een naar alle waarschijnlijkheid Engelse bommenwerper in nood zijn bommen te hebben afgeworpen om hoogte te winnen en één ervan trof net de plek waar Joop woonde. Het gezin Snep heeft geluk gehad en overleefde het bombardement, maar er vielen veel doden. Volgens de berichtgeving waren dat er ongeveer veertig, maar Joop, die behulpzaam was bij de opruimingswerkzaamheden, heeft er veel meer geteld. Dat opruimen was overigens niet
eenvoudig.
Van
de
geraakte huizen waren de hijsbalken vernietigd en alle Gevelsteen De Papiermolen, Herengracht 105
puin moest dus langs de trappen
omlaag
worden
gesjouwd. In 1952 werd op de plek van de verwoeste woningen een nieuw
pand
gebouwd
door
de
koffiehandelsmaatschappij
Matagalpa. Veertig jaar later onthulde burgemeester Van Thijn aan de kant van de Herengracht een gevelsteen: de Papiermolen. Daarbij was Joop aanwezig als enige overlevende van degenen die het bombardement hadden meegemaakt. 23
De steen is afkomstig uit de gevel van het huis van de papierhandelaar Pieter Haack aan het Damrak en dateert uit 1649. In het gebouw was in 1992 het reclamebureau Wunderman Worldwide gevestigd
en
de
steen
kwam
zo
weer
terecht
in
de
papierverwerking. Direct na het begin van de oorlog zette Joops vader een nieuwe vluchtlijn op voor joden, maar dit keer betrof het vervoer van joden uit Nederland via België en Frankrijk naar Zwitserland en moest er gezorgd worden voor valse papieren. Hij bezocht joden die in groepjes bijeen kwamen in de Apollobuurt en die de grens over wilden, noteerde hun gegevens die hij vervolgens bij het ondergrondse verzet bracht. Binnen een paar weken waren de valse papieren klaar. Omdat dit veel tijd vergde, vroeg vader Snep zijn zoon Joop hierbij te helpen. Ook werd Joop ingeschakeld om de joden naar de Belgische grens te begeleiden. Met drie of vier mensen tegelijk reisden zij met Joop per trein naar Eijsden, waar op de grens een boerderij lag met de voordeur in Nederland en de achterdeur in België. Voor de boerderij lag een stuk land op Nederlands gebied dat grensde aan een weg waaraan een café gevestigd was. Voor de vluchtelingen de pleisterplaats waar zij wachtten tot het donker werd. Vervolgens bracht Joop hen één voor één naar de boerderij waar zij aan de andere kant zouden worden afgehaald. Door wie en hoe wist Joop niet. Ook op zijn werk in het bedrijf van Jacobs, wist men van niets. Zijn afwezigheid - Joop was soms wel twee of drie dagen per week op pad - wekte geen verwondering. Joop was immers druk bezig met zijn sport en bovendien was Joop feitelijk de baas in het bedrijf. Maar toch liep het mis. In juni 1942 meldde zich iemand bij Joop die haast had en zei niet te hoeven wachten op valse papieren. 24
Deze persoon zei twee rechercheurs van de Amsterdamse politie te kennen die mee zouden kunnen reizen naar Eijsden en bij controle zouden aangeven dat zij een arrestant bij zich hadden. Tijdens de reis probeerden de rechercheurs Joop uit te horen over hoe alles in zijn werk ging, maar hij gaf geen krimp en vertelde hen niets belangrijks. Nadat alle vluchtelingen waren afgeleverd in het café vertrokken de twee richting Amsterdam en bracht Joop zijn "klanten" naar de boerderij. De volgende ochtend stonden de rechercheurs Joop op te wachten bij het Centraal Station in Amsterdam en wandelden een eindje met hem op. Toen zij de politiepost passeerden bij het station, grepen ze Joop vast en sleurden hem naar binnen. Dit was slim, want een arrestatie in het overvolle station zou waarschijnlijk niet gelukt zijn. Joop: "Ik ben ervan overtuigd dat ik erin geslaagd zou zijn mij los te rukken en in de menigte hebben weten te
ontkomen."
binnen
moest
helemaal
Eenmaal Joop
uitkleden,
zich werd
met een knuppel afgetuigd en ondervraagd, maar hij liet niets los. Vervolgens Bureau Joodse Zaken in de Nieuwe Doelenstraat nr. 13 (tegenover hotel des Pays-Bas), 1942
kwam hij terecht op het Bureau Joodsche Zaken aan de Nieuwe Doelenstraat 13.
Bij binnenkomst zag Joop vanaf de voordeur aan het eind van een lange gang een deur opengaan en merkte tot zijn schrik dat in de kamer erachter zijn moeder en zus zaten. Toeval of opzet - Joop denkt het laatste - het idee dat de Duitsers zijn familie te pakken had, deed hem het ergste vrezen. Anderen waren al gefusilleerd voor vergelijkbare zaken als waarvoor Joop was opgepakt. 25
Er volgde een tweede ondervraging en opnieuw een pak slaag en weer hield hij zijn kiezen op elkaar. Een paar dagen bracht Joop door op het politiebureau aan de Elandsgracht. Opgesloten in een kleine cel met nog vier arrestanten hing hij zo"n beetje tegen de muur. Volkomen beurs geslagen, kon hij niet eens zitten. Kennelijk
was
het
de
Duitsers duidelijk geworden dat Joop hun taal perfect sprak en dat was de reden dat hij in het gebouw van de Sicherheitsdienst toenmalige werd hoofd Lages.
de
Euterpestraat
voorgeleid van
aan
de
Lages
aan SD,
was
het Willy
vrien-
delijk, excuseerde zich voor het brute optreden van de Het bureau van de SD was gevestigd in de meisjesschool en de HBS aan de Euterpestraat, later omgedoopt in Gerrit van der Veenstraat.
politie, bood hem een glas wijn aan en een sigaret - wat Joop
afsloeg
arrestant
-
om
zijn
vervolgens
te
complimenteren met zijn kennis van de Duitse taal en hem te vragen voor de Duitsers te komen werken. Uiteraard weigerde Joop dat.
"Abführen",
was
Lages"
reactie,
waarna
Joop
werd
overgebracht naar het huis van bewaring aan de Havenstraat, waar hij een cel deelde met vier medegevangenen, waaronder een inbreker, een advocaat en een zeeman. De zeeman leerde de anderen hoe je moest dweilen om de cel schoon te houden. In gezelschap van zijn vader, die ook gearresteerd was, werd Joop daarna op transport gezet richting Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort ofwel het PDA. 26
Het fungeerde niet alleen als doorgangskamp voor uitzending naar Duitsland, maar was tevens een werk- en strafkamp, waar gearresteerde
onderduikers
arbeid
moesten
verrichten
in
afwachting van verplaatsing naar een ander kamp of op de Arbeitseinsatz in Duitsland. Bij aankomst in het kamp gingen alle kleren uit en werden er oude uniformen uitgedeeld van het Nederlandse leger. "Met een tondeuse schoren ze een strook haar af midden over je hoofd en vanaf dat moment was je een nummer en kreeg je een kenmerk dat je op je uniform moest naaien." Joden droegen
de
bekende
gele
davidsster, Joop kreeg als politiek Kamp Amersfoort
gevangene een rode driehoek, zwartgeldhandelaren een zwarte,
inbrekers een groene, bijbelvorsers ofwel Jehova's getuigen een paarse en homo's een roze driehoek. Ter dood veroordeelden droegen een rood rondje op de rug, in feite een soort schietschijf. Wie van deze gevangenen te dicht in de buurt van de hekken kwam, werd zonder pardon neergeschoten. In groepen van 20 à 40 man werd buiten het kamp gemarcheerd en moesten de gevangenen stenen van de ene kant van de weg naar de andere kant sjouwen om ze de dag erop weer terug te leggen: het stenencommando. Puur bedoeld om de gevangenen af te matten en murw te maken. Van die weg, de latere Loes van Overeemlaan, is in 1943 een schietbaan meter
gemaakt
lengte,
van
omringd
320 door
wallen van uitgegraven zand. Een van de bewakers van het Schietbaan Kamp Amersfoort
kamp was de gevreesde Joseph Kotälla. 27
Het gesjouw met de stenen viel Joop niet zo zwaar, maar voor veel van de uitgeteerde gevangenen was het ondoenlijk. Een van hen was
de
toen
al
zevenenzestigjarige
Monne
de
Miranda,
oudwethouder van Amsterdam, die net als Joop bij het stenencommando werd ingedeeld. "Ik zag dat mensen als De Miranda dat niet aankonden en hij is na mijn vertrek dan ook bezweken en door de SS"ers van Kotälla in elkaar getrapt. Ze hesen hem in een kruiwagen en kieperden hem van het talud. Aan het eind van de dag haalden medegevangen hem op voor het appel, waarna de bewakers hem in het waslokaal nogmaals aftuigden. De volgende dag bleek hij te zijn overleden." Een paar dagen na de komst van de Miranda gingen vader en zoon Snep weer op transport. Alle gevangenen kregen voor onderweg een brood. Joop ging er verstandig mee om en at telkens een of twee sneetjes, maar er waren gevangenen die zo uitgehongerd waren, dat zij hun brood in één keer opaten. Dat moesten ze bezuren, want het transport zou
nog
dagen
in
beslag
nemen. De eerste dag ging het per trein (een gewone, geen veewagens), naar de gevangenis in Düsseldorf, waar ze in cellen voorzien van houten Gevangenen op weg naar Sachsenhausen
britsen voor enkele nachten zaten ingekwartierd.
De volgende etappe was per vrachtwagen, waar de gevangenen eenvoudigweg werden ingestampt. Bij het dichtklappen van de achterdeuren letten de Duitsers er niet op of er een hand of voet werd afgekneld. Joop: "Het gekraak van botten klinkt me nog steeds in de oren."
28
Uiteindelijk door naar Berlijn, waar de trein stopte op de Alexanderplatz. De gevangenen werden opgewacht door een paar honderd Schupo's, leden van de Schutzpolizei die belast was met de ordehandhaving
in
de
grote
Duitse
Berlijn, Alexanderplatz, 1941
steden. Vastgemaakt aan de polsen van de Schupo's vormden de gevangenen lange menselijke ketens die zich in beweging zetten naar de overkant van het plein, waar het Polizei presidium was gevestigd. Daar werden ze een vreselijk hete kelder ingeduwd, waar het stikte van de luizen. Op straathoogte waren smalle raampjes en Joop slaagde erin met zijn hoofd, gewikkeld in een handdoek die hij nog bij zich had, een van die ramen in te beuken waardoor er wat frisse lucht naar binnen kon stromen. Met de tram ging het vervolgens naar Oraniënburg en vandaar liepen de gevangenen naar het Konzentrationslager Sachsenhausen waar zij aankwamen op 28 oktober 1942. Joop had de reis overleefd en beschikte tot op de laatste dag nog over een enkel stukje brood. Maar veel Kamp Sachsenhausen: wachttoren en barakken
van
zijn
medegevangenen
overleden tijdens de barre tocht. "Ze stierven bij de vleet."
29
Hoofdstuk 4 Sachsenhausen Na aankomst in Sachsenhausen werden alle gevangenen volledig kaalgeschoren. Vervolgens moesten zij zich in een streepjespak hijsen, waarop - net als in Amersfoort - behalve het persoonsnummer, ook een driehoek genaaid diende te worden die aangaf tot welke
categorie
een
gevangene behoorde. Op de tweede dag werden Joop en zijn vader ingedeeld in het Schuhläufer-Kommando, wat inhield dat zij elke dag van zes uur 's morgens tot vijf uur 's avonds moesten marcheren op allerlei soorten schoenen. Deze schoenen
Gevangenen van Sachsenhausen
waren o.a. gefabriceerd door de
fabriek
Salamander,
gevestigd in Kornwestheim, die op hun fabrieksterrein weliswaar
hun
uittestten,
maar
schoenen dat
ook
graag door krijgsgevangenen in Sachsenhausen lieten
Schoenfabriek Salamander in Kornwestheim
doen. Een initiatief van het Reichsamt für Wirtschaftsausbau.
In de schoenenkamer bevonden zich rekken met legerschoenen, lage schoenen, laarzen, sandalen etc. De gevangenen moesten hun schoenmaat opgeven en kregen dan een paar voor zich op tafel gesmeten door een medegevangene.
30
Wie durfde te zeggen dat het paar hem niet beviel of niet paste, kreeg direct een schop of een oplawaai van een SS"er. Joop herinnert zich dat bij gebrek aan sokken de gevangenen lappen om hun voeten wonden of de schoenen aantrokken over hun blote voeten. Vervolgens afmarcheren naar de appelplaats waar zij zich in rijen van zo"n twintig man opstelden en dan kon het aftellen beginnen. Nummer één van de eerste rij begon met tellen: "Eins", tot het eind van de rij bereikt was. Dan de tweede rij, enzovoorts. De rijtotalen werden genoteerd en opgeteld, waarna de gevangenen aan hun eindeloze marsen begonnen. Zij marcheerden over een speciaal aangelegde Schuhprüfstrecke, een strook van 700 meter lengte rond de appelplaats met diverse soorten bestratingen zoals beton (58%), slakken (10%), zand (12%), leem, (8%), steenslag (4%), grind (4%) en kinderkopjes (4%). Het was een doorsnee van alle Europese Duitse
wegen
soldaten
die bij
de hun
veroveringen betraden. Door weer en wind liepen de uitgemergelde
mannen
in
marstempo wel 40 kilometer per dag, waarbij zij Duitse Joop Snep op de Schuhprüfstrecke, 2010
liederen moesten zingen "De Vierdaagse van Nijmegen is
daarbij vergeleken kinderspel", aldus Joop, die eraan toevoegt dat sommige gevangenen ook nog eens een rugzak met stenen kregen omgehangen. In Joops tijd legden 120 gevangen op die manier dagelijks zo"n 4.000 km af. Elke dag kregen de gevangenen andere schoenen om individuele effecten op de slijtage uit te schakelen.
31
Deels versleten zolen werden gerepareerd en opnieuw ingezet totdat ze helemaal op waren. Zo konden de Duitsers voor elke materiaalsoort uitrekenen hoeveel kilometer ermee gelopen kon worden. Indeling bij het schoenencommando betekende eigenlijk een verkapt doodvonnis. Elke dag vielen 10 tot 20 gevangenen erbij neer die werden afgeranseld of direct met een nekschot afgemaakt. Medegevangenen moesten de lijken op een houten kar laden en afvoeren naar het crematorium. Dagelijks controleerden de bewakers of er niemand ontsnapt was en als bleek dat een gevangene erin geslaagd was te vluchten, dan moesten de anderen net zolang wachten tot de SS"ers hem te pakken hadden. "We moesten een keer urenlang in kou en regen op de appelplaats staan omdat de voortvluchtige zich goed verstopt had." Het eten was zeer slecht en bestond uit niet meer twee sneetjes brood en een kom waterige koolsoep. Geen wonder dat Joop veel gewicht verloor; bij aankomst woog hij 72 kilo, maar na een paar maanden nog maar 49. Vier weken later ging er een oproep uit aan vaklieden om zich te melden voor het uitvoeren van allerlei reparatiewerk, want in die tijd werd Berlijn flink gebombardeerd. Joop en zijn vader
Barakken kamp Lichterfelde
kwamen terecht in kamp Lichterfelde - een Außenlager van kamp Sachsenhausen - aan de Wismarer Straße, dat streng werd bewaakt. Eerst bouwden zij daar barakken, maar daarna moesten zij buiten het kamp aan het werk op een bouwterrein aan de Brahmsstraße. Dit werkterrein was niet omheind en dat betekende dat er zich een gesloten ring van SS bewakers omheen bevond die niet verbroken mocht worden.
32
Vader en zoon Snep moesten in een aparte werkplaats gereedschap repareren: kapotte houten stelen van hamers of schoppen vervangen en dergelijke. Met primitieve middelen zaagden zij dit uit hout dat afkomstig was van dissels van paardenkarren. "We hadden mazzel" vertelt Joop, "want wij konden binnen werken, beschermd voor de kou en bovendien mochten SS"ers niet naar binnen", dan zou de bewakingscirkel doorbroken worden. De werkplaats had een raam waarvoor voortdurend SS"ers de wacht hielden. Op een dag tikte zo"n bewaker op het raam. Joop deed open waarop de Duitser tot Joops verbazing vroeg om het speelgoedkarretje van zijn zoontje te repareren. Er was een wieltje afgebroken en zo"n reparatie was voor Joop natuurlijk eenvoudig. Als beloning kreeg hij wat brood. "Niet alle SS'ers waren schoften", vertelt Joop. "Sommigen hadden zich uit idealisme bij de SS gemeld, voelden zich naderhand ernstig teleurgesteld en gedroegen zich niet al te beroerd." Op de vrachtwagens waarmee de gevangenen staand naar
het
werk
werden
vervoerd als haringen in een ton, zaten de bewakers op een houten bank die Joop op een geweldig idee bracht. De houtvoorraad in kamp Lichterfelde was afgesloten
Transport van gevangenen in vrachtwagens
door een hek, maar Joop had de sleutel en er was nooit
controle. Hij pikte een plank uit de voorraad, zaagde deze op maat en spijkerde deze op de bank in de vrachtwagen. Of de bewakers nu op één of op twee planken zaten merkten ze niet. De volgende dag herhaalde Joop dit en in de barak timmerde hij de planken tot een bank. Meer gerief dus voor de gevangenen, want aan banken was groot gebrek. 33
Een volgende tewerkstelling voor Joop en zijn vader was in het Sanitätshauptamt
aan
de
Knesebeckstraße,
het
medische
hoofdkwartier van de SS, waar zij met hulp van twee Russische jongens reparaties uitvoerden aan deuren en ramen. Hun bewakers waren twee jonge Oostenrijkers, "die wel geschikt waren". Er ontstond zelfs een zekere band tussen de gevangenen en de bewakers, "hoe gek dat misschien ook mag klinken", zegt Joop, "er zat geen centje kwaad bij". Op een dag zaten de Oostenrijkers in de kelder, waar Joop en zijn vader aan het werk waren, ontspannen op een kistje en hadden hun geweer tegen de muur gezet. Door het raampje op straathoogte zag Joop plotseling de glimmende laarzen van SS'ers die kennelijk op controletocht waren. Vlug duwde Joop de wegsuffende Oostenrijkers hun geweer in de hand, net op tijd. De SS'ers die waren binnengekomen vonden alles in orde en verdwenen weer. Waren de Oostenrijkers
betrapt
op
nalatigheid dan zou dat voor hen,
maar ook
gevangenen nare
voor de
ongetwijfeld
gevolgen
hebben
gehad. Voormalig hoofdkwartier van de SS
Joop kon het zo goed vinden
met zijn bewakers dat zij hem erop uitstuurden om aan de overkant van de straat in de keuken van het Sanitätshauptamt eten voor hen te gaan halen. Dat was geen probleem, want Joop kon in zijn gevangeniskledij en met zijn kaalgeschoren hoofd immers toch niet ontsnappen. Joop liet een kleine ketel volscheppen uit de resten die in de grote ketels waren achtergebleven. "Het beste van het eten zat onderin de ketels, het zakte uit." Later liet hij gewoon een grote ketel volscheppen: "Ik at me een ongeluk."
34
Voordat de gevangenen vanuit Lichterfelde naar hun werkplaats werden gebracht was er natuurlijk appel, net als in Amersfoort en Sachsenhausen. Joop schrok hevig toen hij op een keer zijn nummer hoorde noemen bij het appel. Dat betekende op rapport komen.
35
"Ik dacht dat ze de diefstal van het hout hadden ontdekt en daarvoor kon je stokslagen krijgen." Naar de rapportführer: "Häftling Nummer 52058 meldet sich." Tot zijn stomme verbazing kreeg Joop te horen dat hij naar Sachsenhausen moest gaan, zijn spullen pakken om zich in Amsterdam te melden voor de Arbeitseinsatz.
Aan
alle
commandanten
van
de
concentratiekampen was al in 1942 door de SS per brief het bevel gegeven om gevangenen die niet strikt noodzakelijk waren in het kamp terug te sturen naar hun land van herkomst. Joops eerste reactie op het bevel naar Amsterdam terug te gaan was: "En hoe moet dat nu met mijn vader?", waarop hij direct een flinke trap kreeg van een bewaker. "Je had niets te vragen, alleen bevelen op te volgen." Op 7 mei 1943 verliet Joop concentratiekamp.
36
het
Hoofdstuk 5 Onderduiken in Amsterdam Nadat Nederland bezet was door de Duitsers, oefenden de Geschäftsgruppe Soziale Verwaltung van het Rijkscommissariaat en het Departement van Sociale Zaken steeds meer druk uit op werklozen om werk in Duitsland te accepteren, op straffe van het stopzetten van de werkloosheidsuitkering. Begin maart 1942 werd de onvrijwillige tewerkstelling in de Duitse industrie van arbeidskrachten uit de bezette gebieden ingevoerd: de Arbeitseinsatz, die gold voor zowel werklozen als niet-werklozen. In Duitsland bestond al vanaf het begin van het Hitlerregime verplichte
de
Reichsarbeitsdienst,
halfjaarlijkse
een
arbeidsdienst
voor
mannen tussen 18 en 25 jaar, voor vrouwen was het vrijwillig. Onder het motto "Mit Spaten und Ähre" trokken deze jonge mensen door Duitsland om moerassen droog te leggen, bouwland te ontginnen of te helpen bij de bouw van de Autobanen en de Westwall. Deze maatregel was oorspronkelijk bedoeld om de hoge
werkloosheid
te
bestrijden,
maar
ontwikkelde zich al snel tot een instelling ter bevordering
van
nationaalsocialistische
opvoedingsidealen,
een
deutschen
Vanaf
Volke".
"Ehrendienst 1939
was
am de
Arbeitsdienst ook verplicht voor vrouwen; zij werkten als hulp in het huishouden, in de landbouw of verrichtten charitatief werk: de Arbeitsmaiden. De mannen werden meer en meer ingeschakeld voor ondersteuning van de Wehrmacht. Voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, trok de Duitse arbeidsmarkt al Nederlanders die in eigen land geen werk konden vinden.
37
En zo ging Joop naar huis, zonder bewaking overigens. "Ik had gewoon een dikke kop gekregen van al dat eten." In zijn eentje per tram en trein naar Nederland, maar al direct toen hij in Berlijn op weg ging werd hij er zich van bewust hoe scherp de bewaking was geworden. Omdat hij moest wachten tot de trein zou vertrekken, wandelde Joop wat rond in het station. De Gestapo hield hem onmiddellijk aan; "Dat was niet zo vreemd, want wat doet een jongeman gekleed in een keurig kostuum daar?" Joop wist echter duidelijk te maken wat er met hem aan de hand was en stapte op de trein. Thuisgekomen moest hij zich onmiddellijk melden en werd hij naar de ambachtsschool aan de Meeuwenlaan in Amsterdam-Noord gestuurd om in een stoomcursus van enkele weken opgeleid te worden tot metaalbewerker. De directeur van de ambachtsschool had de gewoonte de leerlingen in te lichten wanneer ze door de bezetters naar Duitsland zouden worden gestuurd. Toen Joop hoorde dat hij aan de beurt was, liet hij zich om medische redenen ontslaan. Dat gebeurde op grond van een brief die Joop van een arts van het Wilhelmina Gasthuis had gekregen en waarin stond dat hij aan zijn neus zou moeten worden geopereerd. Hij had namelijk permanent last van verkoudheden. De Duitse commissie die belast was met de uitzending van arbeiders en gevestigd in het gebouw Atlanta aan de Stadhouderskade was echter niet onder de indruk: "Met die brief kun je net zo goed naar Duitsland" en Joop werd opgeroepen om te vertrekken. Daar gaf hij geen gehoor aan en de Gestapo stond al heel snel voor de deur van zijn ouderlijk huis om hem op te pakken. Op dat moment waarschuwde een buurmeisje Joop en liet hij zich onmiddellijk opnemen in het Weesperpleinziekenhuis om te worden geopereerd, daarbij gesteund door het hoofd van de GGD, professor Tuntler. 38
Aan deze operatie heeft Joop zijn boksersneus te danken, want het tussenschot werd verwijderd en niet zoals nu vervangen door een van kunststof. De Gestapo hield aan en na een tweede oproep om zich te melden dook Joop onder. Voor de oorlog had Joops vader een opslagruimte gehuurd op de Prinsengracht 204. Dat was een geschikte onderduikplaats. Bovendien kon Joop daar zijn werk als meubelmaker voortzetten. Hij had gezelschap van twee andere onderduikers, John Wagenaar en Henk Ottenga. Henk was tekenaar en John banketbakker. Henk was verloofd met Annie, een nicht van Joop. Later werd John chef in de banketbakkerij van de familie Schäfer. "De Schäfers woonden bij ons om de hoek en ik heb Jan (de latere wethouder en staatssecretaris) zien opgroeien." De drie onderduikers konden het goed met elkaar vinden en wanneer er gevaar dreigde, verborgen zij zich onder de vloer. "Halverwege de werkruimte was een klein trapje naar beneden dat verwijderd kon worden en wanneer je onder de vloer gekropen was trok je het weer op zijn plaats en zekerde je het trapje met een paar flinke knippen." Joops zuster bracht hen steeds te eten. Tot verbazing van de familie keerde vader Snep met de kerst 1943 terug in Amsterdam. Hoe dat kon gebeuren is nooit duidelijk geworden. Wellicht heeft een hoge officier van het Sanitätshauptamt, met wie Peter Snep een band had opgebouwd tijdens zijn werk, daar de hand in gehad. Deze officier was wellicht een sympathisant van Von Stauffenberg, de man die op 20 juli 1944 een (mislukte) aanslag op Hitler pleegde. Joops vader meldde zich weer bij het verzet, maar werd als te oud beschouwd voor actieve dienst. Wel was hij betrokken bij de overval op het Huis van Bewaring aan de Weteringschans te Amsterdam in de nacht van 14 op 15 juli 1944.
39
Peter Snep wist dat er in het Huis van Bewaring een Nederlandse SS'er werkte als gevangenisbewaker die wel iets wilde doen voor het verzet.
Huis van Bewaring aan de Weteringschans. Het werd in 1979 gesloten en later ingrijpend verbouwd. Op de voormalige luchtplaats bevindt zich nu het Max Euweplein.
Het ging om Jan Boogaard die na gewond te zijn geraakt aan het oostfront
teruggestuurd was naar Nederland. Peter gaf deze
informatie door aan de verzetsgroep en het leek een gouden tip te zijn. Er was aarzeling, maar besloten werd met Boogaard in zee te gaan. Na de overval zouden de negentien verzetsstrijders zich melden in de werkplaats van de Sneppen. Zij hadden allemaal een sleutel gekregen. De aanval werd uitgevoerd, maar Boogaard had alles
verraden
aan
Willy
Lages,
wiens
manschappen
verzetsstrijders opwachtten met machinegeweren. 40
de
De ongelijke strijd was snel afgelopen. Vrijwel alle deelnemers aan de overval zijn opgepakt en geëxecuteerd. Slechts één van hen, Jaap Haarsma, wist met een schotwond in zijn been de werkplaats te bereiken. Boogaard wachtte na de oorlog de doodstraf. Prinsengracht 204 diende ook als opslagruimte voor het illegale opiniebulletin Je Maintiendrai en als doorvoerplaats voor voedsel en kolen bestemd voor de deelnemers aan de Spoorwegstaking die duurde van september 1944 tot aan de bevrijding. Joops vader organiseerde deze distributie in opdracht van Je Maintiendrai. De werkplaats werd bevoorraad door schepen die de gracht opvoeren, waarna koeriers zorgden voor verspreiding. Joop werkte vanaf het begin van zijn onderduikperiode tot het eind van de oorlog gewoon door in de meubelmakerij van zijn vader en verdiende goed. Een kennis van de familie Snep uit de tijd dat zij op de Blauwburgwal woonden, had een enorme voorraad lamparmaturen opgekocht en vroeg Joop in de houten armen een kanaal te gutsen voor de bedrading en de lampen volledig af te werken. Per lamp leverde Joop dat 10 gulden op en zo verdiende hij wel 100 gulden per week extra, voor die tijd een enorm bedrag. Soms was het erg spannend. Joop herinnert zich een snikhete dag waarop de ramen wijd open waren gezet, d.w.z. ze werden omhoog geschoven totdat ze klem kwamen te zitten, de contragewichten ontbraken. 's Nachts koelde het wat af en daardoor kwam een raam los dat met een geweldige klap neerkwam. De drie onderduikers vlogen hun bed uit, bang voor een bombardement.
41
Ook weet Joop nog goed hoe zij met z"n drieën in de winter van 1943 de boom tegenover de werkplaats omzaagden om aan brandhout te komen. Midden in de nacht slaagden zij erin in het pikdonker de boom om te zagen en trokken zij hem met de stam vooruit de werkplaats in. "We dachten dat de kruin wel door de deur kon, maar opeens zat alles muurvast". En toen gebeurde waar ze bang voor waren geweest, er naderde een streepje wit licht van een fietslamp. De fietser, die natuurlijk vrijwel niets kon zien, reed op volle snelheid de boomkruin in en constateerde tot opluchting van de
onderduikers
op
geaffecteerde toon: "zo, hier wordt een boom georganiseerd", waarna hij
zijn
fiets
uit
het
gebladerte trok en zijn weg
Fietslamp uit WO II
vervolgde.
De
boom werd uiteindelijk naar binnen getrokken en in stukken gezaagd door Henk en John die alle tijd hadden. Henk Ottenga maakte van een deel van het hout een gerieflijk zitje zodat hij op zijn gemak met een bijl de rest van het hout tot kleiner brandhout kon hakken. Een klus waar hij zich zeer op verheugde, maar juist op die dag kwam Joops vader langs die zich meteen aan deze taak zette. Henk was nijdig, maar wilde vader Snep niet voor het hoofd stoten. Boven de werkplaats woonde een vrouw die in de ogen van Joop al vreselijk oud was. Ze verzekerde de onderduikers dat zij altijd goed oplette of er geen inbrekers aan de slag gingen en zei hen dat het op de gracht altijd erg stil was geweest. Stokdoof dus, concludeerde Joop: "Toen we de boom binnenhaalden veegden de takken een grote stapel lamparmaturen, die opgetast lagen tegen het raam omver, wat een hels kabaal maakte, maar de buurvrouw had niets gemerkt." 42
Vlak na de oorlog kreeg Joop bericht van haar overlijden en bleek zij pas 69 te zijn geweest. "Maar ja", zegt Joop, "het was zo"n echt oud vrouwtje, een beetje krom met een hoofddoekje... ." Joop kan zich natuurlijk nog goed
herinneren
dat
op
5
september 1944 er plotseling berichten opdoken over een aanstaande
bevrijding.
Hij
duikelde de radio op die onder de vloer van de werkplaats lag begraven, stapte op zijn fiets en met de radio op zijn stuur Gerbrandy voor radio Oranje op Dolle Dinsdag
peddelde
hij
fluitend
en
zingend naar zijn ouderlijk huis
in de Trompstraat. Overal enthousiaste mensen en de Duitsers legden hem geen strobreed in de weg. Op de Rozengracht kwam hij een meisje tegen dat lid was van de turnclub. Zij zwaaide naar hem en riep vrolijk hallo. De berichten via radio Oranje uitgesproken door minister-president Gerbrandy over de snel te verwachten bevrijding gaven overal in Nederland aanleiding tot vreugde, emoties en vlagvertoon. Die dag zou de geschiedenis ingaan als Dolle Dinsdag. Onder Duitsers en NSB'ers brak her en der paniek uit, wat tot overhaaste uittochten leidde. Maar het was te vroeg. Radio Oranje had zich gebaseerd op onjuiste informatie en de bevrijding van Nederland was nog ver weg, zeker voor de noordelijke provincies die de barre hongerwinter van 1944 nog voor de boeg hadden. Joop bereikte zijn huis, maar moest snel weer terug, want van bevrijding bleek geen sprake. Radio Oranje had het mis. De radio van Joop bleef achter in de Trompstraat.
43
Hoofdstuk 6 Bevrijding en de na-oorlogse jaren De laatste week van de oorlog woonde Joop weer thuis, het gevaar leek geweken en er vonden al voedseldroppings plaats. Op 5 mei 1945 luisterde Joop bij zijn buurjongen, die een kristalontvanger had, om half negen 's avonds naar een Duitse radiozender te Londen en hoorde van de capitulatie. Daardoor wist hij al vroeg dat de oorlog voorbij was, want radio Oranje bracht het bericht een kwartier later. Hij vloog naar buiten en schreeuwde het nieuws van de daken. In een mum van tijd zag de Trompstraat zwart van de mensen om de bevrijding te vieren. Op de hoek van de straat dirigeerde een politieagent
staande
op
een
vensterbank het gezang. De uitbundigheid was echter van korte duur, want al na tien minuten reed
Schietpartij op de Dam
de SS schietend de straat in en de meeste mensen haastten zich naar binnen. Met een koerierster die Je Maintiendrai distribueerde ging Joop twee dagen later naar de Dam waar hij getuige was van de schietpartij die twintig mensen het leven kostte. Na de bevrijding deed Joop op een motorfiets enkele dagen koerierswerk voor het Bureau Nationale Veiligheid, de voorloper van de Binnenlandse Veiligheids Dienst (B.V.D.). Dit bureau had als taak collaborateurs en oorlogsmisdadigers op te sporen. Joops vriend Jan Couton werkte voor deze dienst en toen men erin was geslaagd een officier te pakken, waarvan men dacht dat het Willy Lages was, werd Joop gevraagd hem te identificeren. Jan wist dat Lages in 1942 Joop had ondervraagd. "Hij zag er heel anders uit, zo zonder uniform, maar ik herkende hem meteen. 44
Soms liet men een Duitser even alleen met degene die hem moest identificeren, wat wel leidde tot blauwe ogen of erger, maar dat was niets voor mij. Je verlaagt je toch niet op die manier?" Na de bevrijding werd in Bellevue een feestavond gehouden om afscheid te van de verzetskrant Je Maintiendrai. Het duo Berry Kievits en Gerard Walden, een broer van Willy Walden van Snip en Snap, luisterden de avond op. Daarna gingen de tafels aan de kant en kon er gedanst worden op muziek van een orkest. "Dat liep stroef, er was geen echte balleiding. Mij werd gevraagd of ik daar ervaring mee had. Ik had dat meer
gedaan
leiding
op
polonaise
en
me."
nam
de
Voor
de
hij
Ko
koppelde
Suurhoff - de latere minister van Sociale Zaken - aan Berry Kievits en liet ze de gracht op zwieren.
Kast gemaakt door Joop in 1946
Voor Joop veranderde er na de oorlog
eigenlijk
niet
veel.
Natuurlijk waren er in het begin de nodige feestjes, maar hij ging gewoon door met de meubelmakerij. Een belangrijke afnemer was de meubelzaak van Drieling in de De Clercqstraat. Al gauw nam hij twee knechten in dienst. Een ervan was zijn broer Wim en de ander Lex Selhorst, een ervaren meubelmaker, met wie hij eerder had gewerkt bij Jacobs. Goede spullen waren destijds schaars, maar zijn vader had voor de oorlog al een flinke voorraad lakken ingeslagen van de firma Zweihorn, een gerenommeerd bedrijf, dat nu deel uitmaakt van AkzoNobel. Alles was destijds op de bon en de Sneppen, die voor de elektriciteit een particulier tarief betaalden, bespaarden flink door dat om te zetten in een zakelijk tarief. Lex heeft bij Joop gewerkt tot 1958, waarna hij marktkoopman werd. 45
Zweihorn wilde zich in Nederland vestigen en vroeg Joop daarvoor. Maar hij kon zijn bedrijf niet in de steek laten. Uiteindelijk in 1950 nam broer Wim deze uitdaging aan. Joop: "Hij was er ook geschikter voor. Wim was erg precies en hij was een geboren organisator." Joops andere broer Hans nam zijn plaats in en heeft tot eind 1961 bij Joop gewerkt.
De vier geslaagden voor de meestertitel. Rotterdam 1948. Geheel rechts Joop Snep
In 1948 haalde Joop zijn meestertitel. Daarvoor moest hij gedurende 24 uur zijn praktische vaardigheden tonen aan de werkbank en werd hij nog eens 24 uur geëxamineerd in theoretische vakken. Het examen legde Joop af in Rotterdam samen met 35 anderen. Er slaagden er maar vier! Volgens Joop hadden veel mensen zich voor het examen gemeld die wel leiding gaven aan een meubelmakersbedrijf, maar de nodige praktische ervaring ontbeerden.
46
Bij de uitslag waren natuurlijk tal van familieleden van de kandidaten aanwezig afkomstig uit het hele land. "Veel huilbuien vanwege de teleurstelling", vertelt Joop, "het was erg jammer voor hen." Na protesten is besloten dit examen nooit meer af te nemen. Naast zijn meestertitel behaalde Joop ook zijn middenstandsdiploma. "Een fluitje van een cent." Het jaar 1948 was ook in ander opzicht bijzonder voor
Joop.
rechercheurs
De die
twee hem
in
1942 verraden hadden aan de
Duitsers
werden
opgepakt en veroordeeld tot tien jaar cel. "Ik weet niet of zij
hun
straf
hebben
uitgezeten, maar verdiend was het wel." Joop was gedurende een deel van
de
oorlog
blijven
handballen bij Jong Leven, maar toen in 1948 zijn veel oudere
teamgenoten
het
voor gezien hielden, ging Joop
over
naar
NILOC
(Nederlands Instituut Lichamelijke Opvoedkunde Club), het toenmalige Mekka van de handbalsport. Joop speelde in het tweede, o.a. met Dick van Rijn, de bekende latere presentator van de Ochtendgymnastiek en van NOS Langs de Lijn. Intussen hadden enkele leden van Jong Leven een nieuwe vereniging opgericht: VDO (Vaardig Door Oefening).
47
Broer Wim was voorzitter en de oprichters trokken aan Joop om voor VDO te gaan spelen. Omdat Joop zich niet echt thuisvoelde bij NILOC speelde hij wel eens voor een andere club, wat hem niet in dank werd afgenomen. Na daarvoor op zijn falie te hebben gekregen hakte Joop de knoop door en verliet hij NILOC in 1952. In de eerste wedstrijd met het team van VDO wist niemand wie hij was en maakte hij tot verbijstering van iedereen meteen vier doelpunten achter elkaar! Met deze vereniging werd Joop diverse keren kampioen. Eén keer gebeurde dat door een beslissend doelpunt van Joop in een van de laatste minuten van de wedstrijd.
Joop turnde bij Jong Leven en maakte deel uit van een keurgroep van
de
rooms-katholieke
turnkring
die
bestond
uit
vier
Volendammers en twee turners uit Amsterdam. In 1949 maakte deze groep een tocht naar Frankrijk om demonstraties te geven in het kastelendistrict langs de Loire. Met een groep uit Genève turnden
de
Nederlanders
voor
veel
publiek
in
prachtige
kasteeltuinen. De communicatie met de Fransen verliep moeizaam, want geen van de Nederlanders sprak Frans, maar er waren FransDuitse woordenboeken en zo kon Joop het naar het Duits vertaalde Frans omzetten in het Nederlands. Onvergetelijk tijdens die trip was de tocht naar een berg waarop een gedenkteken stond uit de eerste wereldoorlog.
48
Joop klom met zijn makkers naar boven en had een geweldig uitzicht op de stroom van honderden in het wit geklede turners die allen
een
bidden.
Als
weesgegroet een
serie
begonnen
te
dominostenen
knielden ze neer. In datzelfde jaar legde Joop met succes de vaardigheidsproef 1e graad af, het diploma voor turners op het hoogste niveau. Niet lang daarna hield de turnafdeling van Jong Leven op te bestaan en ging Joop turnen bij de in 1941 opgerichte club Sport Staalt Spieren (SSS). Een paar keer behaalde hij de tweede prijs tijdens verenigingswedstrijden achter de man die naderhand kampioen van Nederland zou worden.
De meubelmakerij bleef goed draaien en Joop kreeg bijzondere opdrachten. Een ervan was van mevrouw Menco, die een zangopleiding volgde en voor wie Joop een speciale muziekkast maakte. Zij trad begin jaren vijftig in het huwelijk met een Belg, Prins geheten, en verhuisde naar Antwerpen, waar zij door Joop een muziekkamer liet inrichten. 49
Naderhand verhuisde de familie Prins naar een appartement in Ukkel. Het interieur ervan werd ontworpen door een binnenhuisarchitect en Joop kreeg het verzoek voor de uitvoering te zorgen. Alles werd in de werkplaats in Amsterdam voorbereid en per auto in tien ritten naar België overgebracht om te worden gemonteerd.
50
Dat deed Joop samen met zijn werknemer Koen Rigterink in een gehuurde Amerikaans slee. "De eerste keer stopte ik toevallig met die wagen op de Keizerlei voor een groot hotel, waarop de portier van het hotel beleefd de autodeur opende voor Koen, die niet wist wat hem overkwam". Vlak daarna kocht Joop zijn eerste auto, een Ford Taunus voor achthonderd gulden. Dat betaalde hij met het geld dat hij ontvangen had van de verzekering omdat hij per ongeluk een deel van zijn duim had afgezaagd. Een jaar nadat het werk in Ukkel geklaard was, kwam er plotseling een "noodkreet" van de heer Prins. Hij had iemand opdracht gegeven een gordijn op te hangen, maar dat ging niet naar zijn zin Prins stuurde de man naar huis. Of Joop maar even naar België wilde komen om de klus te klaren. "Kennelijk was ik de enige die zoiets kon en ik deed het natuurlijk graag. Maar ja, zij waren ook zeer vermogend." In
die
tijd
leerde
wijkverpleegster
Joop
kennen,
een Leny
Hendriks, afkomstig uit Wijchen, die in Amsterdam een aanstelling had weten te krijgen bij het WitGele kruis en tijdelijk onderdak had gevonden in het kantoor van haar werkgever aan de Paulus Potterstraat. Leny verzorgde Joops vader die
in
hebben.
1956 Peter
kanker Snep
bleek kon
te zich
nauwelijks meer bewegen en om hem enigszins geriefelijk te kunnen laten zitten had Joop een speciale stoel voor zijn vader gemaakt. Omdat Leny het niet in haar eentje voor elkaar kreeg Peter uit zijn stoel in bed te tillen, werd Joop vaak gevraagd haar daarbij te helpen en zo groeide het contact tussen Leny en Joop, maar "er was toen nog niks tussen ons", zo vertelt Joop.
51
Een gebaar van Leny toen Peter Snep overleed in datzelfde jaar zal Joop nooit vergeten. Ze bood aan thuis voor zijn zieke moeder te zorgen, zodat Joop met een gerust hart naar de begrafenis kon gaan. Daarna maakte Joop eigenlijk pas goed kennis met Leny, die enkele maanden ouder bleek te zijn. Enige tijd later vertelde Leny aan Joops zuster Ria dat zij een woning had weten te bemachtigen aan de Marnixkade,
waarop
Ria
haar
aanraadde aan Joop te vragen de woning op orde te brengen. Dat deed zij en Joop heeft toen in een aantal maanden de woning van Leny ingericht. Gedurende die tijd bloeide de liefde op, maar concrete trouwplannen waren er nog niet. In 1958 nodigde Joop Leny uit om met hem naar de wereldtentoonstelling in Brussel te gaan en vanaf dat moment was sprake van vaste verkering. De introductie van Joop door Leny in haar eigen familie verliep prima, alleen begon alles met een merkwaardig misverstand. Een zuster van Leny vroeg wat de achternaam was van Joop. "Snep", zei Leny, waarop haar zus verbaasd uitriep dat ze van zoiets niet gediend was. Het woord snep betekent in het dialect praatzieke vrouw en dat liet zij zich door haar zus niet zeggen. Hoewel Leny en Joop eigenlijk wel wilden trouwen, besloten ze bij wijze van test elkaar een maand niet te zien, maar dat hielden ze niet vol. Elke dag fietsten zij allebei naar hun werk en ze kwamen elkaar steevast tegen. Na een week besloten ze een eind te maken aan deze vertoning en toen kwam een huwelijk snel naderbij. Om voor de wet te kunnen trouwen, moesten ze lang wachten totdat er ruimte was op het stadhuis. 52
Maar op 4 mei 1960 ging de telefoon en vertelde een zwager van Joops broer Hans, die bode was op het gemeentehuis, dat er om half elf 's morgens een gaatje vrij was. Joop en Leny fietsten vanuit hun werk naar het stadhuis op de Oudezijds Voorburgwal om daar snel in de echt te worden verbonden, waarna ze weer gewoon aan de slag gingen. Op 18 juni 1960 werd het kerkelijk huwelijk voltrokken door Pater Beijersbergen van Henegouwen in de kapel van het Ignatiuscollege. Omdat Leny's vader begin van dat jaar overleden was, werd het een sobere plechtigheid waarbij alleen de beide getuigen aanwezig waren: Loes Wagenaar, een goede vriendin van de familie en mevrouw Van Grevenbroek, een patiënt van Leny. Na de inzegening dronken zij met de getuigen een kopje koffie in het café op het Roelof Hartplein (het huidige café Wildschut). Een paar weken later vertrokken zij richting Rijnland. Joop moest daar handballen met zijn elftal en het was een mooie gelegenheid om dat te combineren met uitstapjes als een verlaatte huwelijksreis. Na een dag of vijf moesten zij hun reis afbreken omdat Joop, die naar huis had gebeld, hoorde dat bij zijn moeder een been was afgezet. Zij leed aan suikerziekte Op de Drachenfels 1960
en overleed daaraan in 1969. Na de huwelijksreis trok Joop, die tot
dan toe bij zijn ouders in de Trompstraat had gewoond, in bij Leny op de Marnixkade nummer 89.
53
Hoofdstuk 7 Gezin, werk, kerk en reizen Zoals gebruikelijk in die tijd stopte Leny na haar huwelijk met haar werk als wijkverpleegster, maar zij kon direct aan de slag met het naaien van gordijnen die Joop moest leveren voor de inrichting van een door Jan Couton gebouwde fabriek. Het op maat knippen van de honderden meters stof en het berekenen van waar de plooien
Prinsengracht 198 (het lage huis)
moesten komen was Joops taak. Leny zorgde voor het omzomen en het verdere
stikwerk.
Daarvoor
kocht
Joop
een
industriële
naaimachine. Zij heeft dit werk meer dan 30 jaar gedaan.
Leny en Joop bleven niet lang op de Marnixkade, want op de Prinsengracht 198, vlak naast de werkplaats, kwam met kerst 1960 een woning vrij op de eerste etage. Joop knapte deze op, waarna zij die in april van het jaar daarop betrokken. Leny was toen in verwachting van hun eerste kind, Marjolein, dat was uitgerekend in augustus. 54
Zij werd echter al na zes maanden geboren en woog slechts drie pond. Met loeiende sirene ging het naar het Emma kinderziekenhuis, waar de baby enkele maanden in de couveuse moest blijven. Handballen deed Joop nog steeds bij VDO. Vlak na zijn huwelijk zat Leny op de tribune te kijken naar een wedstrijd, waarbij zij achter zich een supporter van de tegenpartij hoorde zeggen: "Die ouwe (Joop was toen veertig) is wel erg goed, die moeten we in de gaten houden." De familie Prins, voor wie Joop eerder de muziekkamer in het huis in Antwerpen en het appartement te Ukkel inrichtte, had grond gekocht in Chailly in Zwitserland en liet daar Joop, Leny en Marjolein in Zwitserland 1962
in 1961 een nieuwe villa bouwen. Joop en zijn broer Hans kregen een uitnodiging naar Chailly te komen
om ook deze woning voor de Prinsen in te richten. Zij demonteerden daarvoor het interieur van het appartement in Ukkel dat via een verhuisbedrijf op transport ging naar Zwitserland. Oorspronkelijk was het de bedoeling in augustus naar Chailly te gaan, maar door vertraging in de bouw werd het december. Het zou een klus van enkele maanden worden en daarom huurde Prins voor de familie Snep een chalet in Blonay. "Alles was gratis en de betaling prima, van de eerste drie maanden loon kon ik zo een nieuwe auto kopen." Tegen de kerst keerde Hans terug naar Nederland en besloot daar te blijven. De aannemer die de villa had gebouwd had op dat moment geen personeel en Joop kon gebruik maken van zijn werkplaats en vrachtwagen. Het werk vorderde goed en na vier maanden keerde het gezin Snep huiswaarts. Maar niet voor lang. 55
De buren van de familie Prins, het echtpaar Van Crefeld - de man was directeur van Proctor & Gamble - belden direct nadat de Sneps thuis waren gekomen. Of Joop ook hun villa wilde inrichten en dus keerden
ze
weer
terug
naar
Zwitserland.
Het
chalet
was
aangehouden, maar het huis van de Van Crefelds had een personeelsvleugel en op verzoek van de Sneppen konden ze daar wonen. Hierdoor werd het verblijf in Zwitserland opgerekt tot acht maanden. De beide families waren Joods en vanwege de sabbatsvoorbereiding was Joop op vrijdag al om drie uur vrij. Zo had hij gelegenheid om in de weekends met Leny het land te verkennen. Vanaf dat jaar gingen Joop en zijn gezin elk jaar een maand met vakantie in Zwitserland. Dat deden ze totdat de kinderen een jaar of achttien waren. "Ik nam altijd een tas met gereedschap mee en omdat we heel wat kennissen hadden in dat land, die altijd wel wat te klussen hadden, verdiende ik zo onze vakanties."
Op 11 maart 1965 werd Yvonne geboren. Er was niet meer op gerekend dat er nog een kind zou komen, want Leny was al 44, maar Yvonne kwam gezond ter wereld. 56
De meubelmakerij draaide in die jaren goed. In uitbreiding van de zaak had Joop weinig zin en dus waren er nooit meer dan een paar knechts in de zaak. Het gezin had er een goede boterham aan. Toen Yvonne een jaar of tien was, bracht Joop de meisjes naar de gymnastiekvereniging, een flink eind uit de buurt. Vandaar dat Joop maar bleef als Marjolein en Yvonne aan het oefenen waren. Hij had het turnen in die tijd wat laten schieten, maar trainer Gerard Sallee nodigde Joop uit om weer te gaan voorturnen. "Neem je trainingspak mee, dan kunnen we de groep splitsen". Yvonne bleek net als haar vader een turntalent te zijn. In 1978, toen zij bij DOS turnde, werd zij gevraagd kandidaat te zijn voor een mogelijke selectie voor Papendal. "Ze mocht van mij, maar ik heb het haar niet aangeraden, ik vond haar opleiding belangrijker." Tot opluchting van Joop koos Yvonne voor haar studie. "Het zou voor mij ook erg zwaar zijn geworden, want ik werd geacht twee avonden per week en op zaterdag bij de training aanwezig te zijn." Eind jaren zestig woonden de Sneppen tijdelijk in de Bosboom Toussaintstraat. Deze woning was eigendom van Joops vriend Chris Willems, de vader van sopraan en operazangeres Mary Willems (1943). Joop had altijd van muziek gehouden, maar werd vanaf die tijd gegrepen door operamuziek. "Mary had een prachtige stem", vertelt Joop en hij ging vaak met haar mee. Hij is niet alleen een liefhebber, maar ook een kenner. Joop kan al bij het horen van de eerste noten van een aria zeggen uit welke opera deze komt en wie het zong. In de tweede helft van de jaren zeventig had Joop de firma Hapé, aan de Nieuwe Herengracht als klant, waar hij bevriend raakte met Frans Peters, eigenaar van het bedrijf, voor wie Joop een bungalow in Amstelveen heeft ingericht. Naderhand werd Wim de Jong, bedrijfsleider van Hapé, hoofd huishouden bij de firma Agfa-Gevaert dat een nieuw bedrijfsgebouw neerzette in Rijswijk. 57
Joop mocht dit gebouw geheel inrichten: "Vloeren, wanden, gordijnen, alles moesten wij verzorgen", vertelt Joop, die jarenlang dagelijks heen en weer ging naar Rijswijk. Jan van Poorten hielp hem daarbij. Jan was een tapijtlegger, met wie Joop al sinds het begin van de jaren zestig samenwerkte. "Onze eerste gezamenlijk klus - in de barre winter van 1963 - was het maken van 500 reclamebakken
voor
etalages."
Destijds
werkte Jan vaak samen in de werkplaats aan
Jan van Poorten
de Prinsengracht. "Tussen de middag naar boven om bij mij thuis een boterham te eten." De kinderen waren dol op hem. Ze noemden hem Ome Jan. In 1988 overleed hij. Een andere vaste maat was Hans Donk, zijn kameraad van de Boomschool. Na de oorlog had Hans een schildersbedrijf en Joop huurde hem vaak in voor klussen. Toen het werk bij Agfa-Gevaert klaar was Joop heeft er foto- en filmcamera's aan overgehouden - kwam hij via zijn oude vriend Jan Couton aan een nieuwe grote klant: De Hollandse Betonmaatschappij, gevestigd aan de overkant van het IJ, waar Joop regelmatig
Hans Donk
werd opgetrommeld. Net als Hans Donk was Jan Couton na de oorlog voor zichzelf begonnen. Bij gebrek aan een werkplaats werkte Jan in die van Joop, maar later, toen het aannemingsbedrijf van Jan flink groeide, draaiden de rollen om. In 1985 deed Jan een verbouwing aan het Scheepvaartmuseum en legde Joop er linoleum. Ook vroeg Jan aan Joop de leiding op zich te nemen van de inrichting van zes vestigingen van Blokker.
58
Sinds Joop en Leny aan de Prinsengracht woonden, gingen zij naar de mis in de Onze
Lieve
Vrouwekerk
aan
de
Keizersgracht nr. 220, een kloosterkerk in eigendom van de Redemptoristen. Het aantal broeders van deze kloosterorde liep sterk terug en zij verlieten de stad. In 1985 verkocht het bestuur van de orde de De Moeder Godskerk
kerk
aan
de
Syrisch-orthodoxe
gemeente, die haar vanaf dat moment de Moeder Godskerk noemden. Dat konden
de Redemptoristen doen buiten de bisschop om, die geen zeggenschap had over de eigendommen van de kloosterorde. "Waarschijnlijk hebben ze de kerk voor een symbolische gulden verkocht." De rooms-katholieke parochianen woedend
waren
en
be-
sloten om actie te voeren.
Joop,
die
bekend
stond
als
haantje de voorste, werd gevraagd om lid te worden van het comité dat het verzet Joop en Leny Snep in 1980
organiseerde.
Na
lang aarzelen: "als je
toezegt ben je al gauw voor alles de klos", stemde Joop in. Hij woonde pal achter de kerk en omdat daar geen sanitair was, moest alles geregeld worden vanuit zijn huis. Tijdens de actie vroeg bisschop Bomers aan Joop om voor een volle kerk de situatie uit de doeken te doen. 59
Na een bezetting van een maand, waarbij de bezetters overigens wel toestonden dat de Syrisch-orthodoxen hun diensten hielden, gingen de nieuwe eigenaren door de bocht en stonden zij toe dat de rooms-katholieken de kerk ook gebruikten voor erediensten. Er ontstond een goede verstandhouding tussen beide gemeenschappen. Joop maakte zich bemind door een ophanginstallatie te maken voor een altaargordijn en daar geen vergoeding voor te vragen. Wel kreeg hij de sleutel om klussen te kunnen doen en deze heeft hij altijd gehouden. Dat klussen heeft hij vele jaren gedaan. In feite voerde hij het beheer over het kerkgebouw, maar hij zat niet in het kerkbestuur. "De directeur, zo noemden ze me." Pas in 1992 stopte hij ermee. In 1989 vroeg de vereniging Wilskracht Joop of hij bereid was een zestal jongens te coachen die de kneepjes van het turnvak van hem wilden leren. Joop heeft dat met veel enthousiasme opgepakt, maar een ongelukkig voorval maakte een eind aan zijn eigen actieve turnbestaan. Een van de jongens trapte hem tijdens een oefening aan de ringen een liesbreuk, waarna Joop het turnen moest opgeven. Als goede raadgever en coach bleef hij nog lang actief. 60
De dochters van Leny en Joop trouwden vrij snel
na
Marjolein
elkaar. huwde
in
1992 met Jaap Swank en zij betrokken een woning in de Nieuwe Kerkstraat. Ze waren al wat langer op zoek naar een etage in die buurt en toen er boven een werkplaats van een vriend van Joop twee etages vrij kwamen, aarzelden ze geen moment. In 1994 werd het eerste kleinkind geboren: Anne, en in 1997 volgde de tweede: Marije. Yvonne trad in 1993 in het huwelijk met Wim Koopman. Dat gebeurde in de slotkapel van Egmond aan de Hoef, waar bisschop Bomers hen in de echt verbonden heeft. Ze hebben korte
tijd
op
de
Bloemgracht
gewoond, maar verhuisden al snel naar Zaltbommel. Yvonne, die verbonden
was
aan
het
Katholiek
Nieuwsblad, wilde graag in de buurt van 's-Hertogenbosch zitten en Wim had zijn zinnen gezet op een ruim huis met een grote tuin.
61
Tot zijn
drieëntachtigste
hield
Joop
zijn
werkplaats
op
de
Prinsengracht aan, maar toen stopte hij met zijn bedrijf. Materiaal en gereedschappen bracht hij over naar Zaltbommel, waar hij een werkplaats
inrichtte
in
de
grote schuur bij het huis van Yvonne en Wim. Van daaruit nam Joop hun woning onder handen.
Later
kwamen
er
kleinkinderen: in 2002 werd Helena geboren en in 2003 kwam Simon ter wereld. Leny heeft nog een aantal jaren kunnen genieten van haar twee oudste kleinkinde-
Leny Snep met Marije, 1998
ren, maar de twee jongste
heeft zij nooit gekend. Zij overleed een paar jaar voor hun geboorte aan longkanker, na een ziekbed van drie maanden. Joop heeft haar al die tijd thuis verzorgd. Dat het met de gezondheid van Leny mis was, bleek een paar jaar eerder toen zij last kreeg van een etalagebeen. Dit is een populaire naam voor de vernauwing van bloedvaten tijdens het lopen. Stilstaan helpt dan en om niet op te vallen doe je dat natuurlijk voor een etalage. "Leny was een stevige rookster", vertelt Joop, "Als wijkverpleegster maakte ze heel vaak een praatje met klanten en kon ze een kop koffie en een sigaretje niet afslaan." Een paar jaar voor haar overlijden stelde een neuroloog de ziekte vast en moest zij ophouden met roken. "Leny had een sterk karakter, want toen we buiten stonden gaf ze mij haar sigaretten en vroeg me die weg te gooien." Op SintNicolaasdag 1998 kwam de mededeling van de arts dat er niets meer voor haar gedaan kon worden. Zij is toen naar huis gebracht waar Joop haar drie maanden heeft verzorgd. 62
Op 3 maart 1999 kwam zij te overlijden. "Tijdens haar ziekbed ben ik nog een week in het ziekenhuis geweest voor een prostaatoperatie en Yvonne is toen ingesprongen." Het jaar 2001 begon voor Joop met een reis naar
Amerika.
Zijn
schoonzoon Wim werkte als ICT-consultant bij een bedrijf in Bilthoven, dat werd overgenomen door
een
bedrijf
Amerikaans dat
veel
belangstelling had voor Wims
capaciteiten
als
docent. Zo kwam het dat Wim voor een half jaar naar de VS vertrok om werknemers daar te instrueren in het gebruik van programma's. Gelukkig kon Yvonne een deel van haar werk voor het Katholiek Nieuwsblad op afstand voortzetten. Ze lieten Joop overkomen naar Seattle om hem het Olympic National Park te laten zien. Joop maakte kennis met de uitgestrekte wouden, de enorme bomen en de sneeuw die daar in de staat Washington heel lang blijft liggen. Het is een vulkanisch gebied en toen er een keer een aardbeving plaatsvond, belde Yvonne tot geruststelling van Joop direct naar Amsterdam om te vertellen dat met hen alles in orde was. Joop vierde zijn tachtigste verjaardag op 24 september 2001 in Zaltbommel,
waar
de
kinderen
een
enorm
feest
hadden
georganiseerd. "Ik weet niet meer hoeveel mensen er kwamen, maar van de broers en zusters van Leny waren er toen nog 16 in leven die met hun aanhang waren gekomen. 63
Ook waren er veel oude vrienden
en
kortom,
het
tientallen
collega's, moeten
zijn
er
geweest."
Voor Joop was het onvergetelijk. Een buurman had een 80-km verkeersbord in de tuin gezet. Enkele
weken
begrafenis
voor
van
de
Leny,
overleed de moeder van Henk
van
der
Kroon,
iemand die Joop kende uit de kerk. Joop was naar haar begrafenis geweest. Niet veel later overleed ook Henks vader. Joop had de oude man die in een
Joop tachtig jaar. Vlnr: Wim, Yvonne, Joop, Marije, Jaap, Anne en Marjolein.
rolstoel zat vaak geholpen met het manoeuvreren in de kerk. Zo ontstond er een band tussen Joop en Henk. Henk van der Kroon was president van de Federation of European Carnival Cities ofwel FECC en hij vroeg Joop of hij zin had om eens mee te gaan naar een bijeenkomst van de federatie. Hoewel Joop niets heeft of had met carnaval is hij toen met Henk meegegaan op een eendaagse trip - de viering van de dies natalis naar Keulen. Tijdens zo"n bezoek was het dragen van een zwart pak verplicht. Joop herinnert zich dat dat pak hem wat krap zat en hij bij het instappen in de bus uit zijn broek scheurde. Gelukkig kon die gerepareerd worden. In 2001 volgde de dies natalis in Ivrea (Italië), ter gelegenheid waarvan het gezelschap de Fiatfabrieken in Turijn bezocht. 64
Joop en Henk brachten na afloop een bezoek aan oude vrienden van Joop in Zwitserland: zijn buren toen hij met Leny in 1961 in het chalet te Blonay verbleef.
Joop Snep, tweede van rechts, tijdens de conventie van de FECC in Portugal in 2003
Ook vergezelde Joop twee jaar later Henk van der Kroon naar Slovenië. Dit keer niet voor de FECC, maar op uitnodiging van een medelid van deze organisatie die hen meenam naar de viering van de plaatselijke Sint Jorisfeesten. Het was een chic onthaal 's morgens werden Joop en Henk op het plein voor hun hotel opgewacht door twee fanfares, waarna zij per koets de tocht aanvaardden naar het volgende dorp om te genieten van het spel van Sint Joris. "Later gingen we nog een hapje eten, forel, ergens in de bergen 's avonds om een uur of elf."
65
Joop kreeg de smaak te pakken. Sindsdien is hij vele malen meegeweest met Henk naar zowel diesvieringen als de eveneens jaarlijkse conventies van de FECC die wel een week duurden. Zo bezocht Joop landen als België, Duitsland, Bulgarije, Italië, Macedonië, Malta, Kroatië, Montenegro en Portugal. Ook waren er natuurlijk bijeenkomsten in Nederland. In 2003, tijdens de conventie in Portugal, was Joop voor het eerst officieel afgevaardigde van Nederland. Aan het zomercarnaval in Montenegro, eveneens in 2003, heeft Joop mooie herinneringen. De FECC was daar op uitnodiging van de minister van toerisme, die net als Joop uitstekend Duits sprak. De minister zorgde goed voor de Nederlanders: "Omdat hij niet te spreken was over de kwaliteit van ons hotel heeft hij ons midden in de nacht naar een ander hotel laten overbrengen." Diep onder de indruk was Joop van de tocht over de baai van Kotor en van de carnavalsoptocht die de Montenegrijnen speciaal voor het gezelschap hadden georganiseerd. Het was een zomerse reprise van de eerder dat jaar gehouden optocht en Joop zat op de tribune naast Henk van der Kroon en de minister. Toen deze twee werden weggeroepen voor een tv-interview nam Joop in zijn eentje de honneurs waar. Een dikke kus van een deelneemster aan de optocht was zijn beloning. Een bijzondere tocht met de FECC was die naar Pernik in Bulgarije voor de conventie in 2004. Tijdens een van de vergaderingen riep de (vrouwelijke) burgemeester Joop op om zijn verhaal over zijn oorlogservaringen te vertellen aan leerlingen van een plaatselijke opleiding voor tolken en vertalers. "Toen ik het jaar daarop erg ziek werd, kreeg ik een kaart van de burgemeester die mij beterschap wenste." Ook waren er dansfeesten, waar Joop - die toen al 83 was liet zien wat een goede danseur hij was. 66
Voordat Joop ziek werd, bezocht hij in 2005 met de FECC Malta, waar hij optrad als chef d"équipe. Nadien is hij nog meegeweest naar de dies in Zevenaar in 2006 en die in 2008 te Ptuj in Slovenië, maar vanaf dat moment belette zijn verslechterende gezondheid verdere deelname aan de reizen van de FECC. Wel was hij aanwezig bij de uitreiking
van
een
onderscheiding
door
de
Luxemburgse
ambassade aan Henk van der Kroon, een gebeurtenis waarbij ook kardinaal Simonis aanwezig was.
Zittend links: Henk van der Kroon, rechts kard. Simonis, daarachter Joop Snep
67
Hoofdstuk 8 Terug naar Sachsenhausen Na de oorlog ging Joop wel vaak op 4 mei naar de Dam voor de dodenherdenking, maar hij was lange tijd niet betrokken bij herdenkingen in Duitsland. Pas in 1992 zag hij Sachsenhausen weer terug. In dat jaar reed hij in een van Jan Couton geleende bus met Herman, de broer van Leny, naar Polen om geschenkgoederen af te leveren die mevrouw Bonsen had ingezameld. Op de terugweg om Berlijn zag Joop een richtingaanwijzer naar Oraniënburg. Ze sloegen af en zo kwam het dat Joop weer door de toegangspoort met het opschrift "Arbeit macht Frei" het kamp betrad: "Ik realiseerde me dat het precies vijftig jaar geleden was dat ik door deze poort het kamp binnenging." Zeven jaar later ontmoette Joop na de begrafenis van zijn vrouw een kennis uit zijn verzetsperiode, die hem attendeerde op het bestaan van de Stichting Nederlandse Vriendenkring van Sachsenhausen. Deze stichting werd opgericht in 1970 en had ten doel het onderlinge contact tussen de overlevenden in stand te houden en zorg te dragen voor de nagedachtenis van de omgekomen kampslachtoffers. Behalve Joop, die vanuit kamp Amersfoort in Sachsenhausen terecht kwam, waren alle leden van deze vereniging in 1944 via kamp Vught overgebracht naar Sachsenhausen. De vereniging organiseerde een jaarlijkse reünie en heeft zich beijverd voor de realisatie van een monument in het Reeburgpark in Vught. Dat lukte in 1994. Joop heeft sinds 1999 de reünies bijgewoond. Tien jaar later werd de vereniging opgeheven.
68
Na de Wende lag het terrein, waar ooit de barakken van kamp Lichterfelde hadden gestaan, er verlaten bij. Een aannemer uit Bonn kocht het terrein om er woningen op te bouwen voor ambtenaren die van Bonn naar Berlijn
moesten
verhuizen
in
verband met de verplaatsing van de regeringszetel. Het
was
Leutner
de die
historicus de
Klaus
bouwvakkers
vroeg om wat zij vonden op het terrein tijdens de bouw aan hem te geven. Veel van dit materiaal is naar
het
Heimatmuseum
Lichterfelde raakte
in
gegaan. gesprek
Leutner met
de
aannemer die hem beloofde een gedenkzuil te plaatsen op het bouwterrein. De inhuldiging van deze gedenksteen was gepland in 1999 en Leutner had zich voorgenomen voor die gelegenheid alle nog overlevenden van kamp Lichterfelde op te sporen en uit te nodigen. Dat lukte hem niet, maar het jaar daarop had hij na een speurtocht langs Europese archieven de overgebleven elf overlevenden gevonden. Joop was de laatste die hij ontdekte. Leutner belde Joop en was blij verrast toen hij
merkte
dat
hij
vloeiend
Duits
sprak.
Daags
na
het
telefoongesprek stond Leutner al in Amsterdam voor de deur en bleef een week bij Joop logeren. "We zijn boezemvrienden geworden." Leutner wilde een plaquette laten aanbrengen op de gedenksteen van Lichterfelde. Dat gebeurde in 2000. Joop was er bij, evenals de andere tien overlevenden, namens wie Joop spontaan een dankwoord sprak. Sindsdien doet hij dat elk jaar op 8 mei als in Duitsland de oorlog wordt herdacht. 69
Dan worden de overlevenden door de burgemeester ontvangen en krijgen zij een excursie aangeboden naar plaatsen die in de oorlog een rol speelden. Ook bezochten zij de nieuwe parlementsgebouwen.
Joop
kreeg
goed
contact
met
de
Nederlandse
ambassadeur,
Marnix
Krop, die hem uitnodigde om op 4 mei in Berlijn een toespraak te houden. Dat doet Joop nu elk jaar; als op de Dam in Amsterdam de
herdenking
vindt,
spreekt
plaatsJoop
in
Berlijn. Klaus Leutner en Joop Snep in Lichterfelde
In 2004 kwam Joop in contact met de directeur van de Stichting Nationaal Monument Kamp Amersfoort, die hem vroeg aanwezig te zijn bij de jaarlijkse herdenking. Samen met zijn
kleindochter
Anne
heeft Joop toen een krans gelegd bij het monument "Gevangene staand voor het vuurpeloton" dat in de volksmond Man"
"De
wordt
genoemd.
Minister-president Drees
Stenen
onthulde
W. het
monument in 1953. De Stichting heeft een video laten maken op dvd waarin Joop zijn oorlogservaringen verhaalt. Voor al zijn verdiensten heeft Joop in 2007 een onderscheiding gekregen. Burgemeester Cohen ontving hem samen met anderen in de Beurs van Berlage en spelde Joop in aanwezigheid van familie en vrienden de versierselen op: lid van de Orde van Oranje Nassau. 70
Joop is trots op zijn onderscheiding en heeft indertijd een klein exemplaar van het lintje besteld, dat hij op zijn smoking kan dragen. Voor het laatst gebeurde dat in 2011 toen hij aan koningin Beatrix werd voorgesteld tijdens haar staatsiebezoek aan Duitsland in april. "We waren bijeen in de Berlijnse Philharmonie, waar het Concertgebouworkest een concert had gegeven en dachten dat Beatrix al weg was, maar plotseling tikte ambassadeur Marnix Krop mij op de arm en zei dat hij me nog even aan de koningin wilde voorstellen. "Daarvoor had ik al een interessant gesprek gehad met Alexander en Maxima". In 2010 vond overal de 65e dodenherdenking plaats. Op 19 april was Joop in Amersfoort en begin mei in Berlijn, waar de voorzitter van het Internationale Sachsenhausen Comité (ISK) hem vroeg om als
vicepresident
namens
Nederland toe te treden. Dit comité
streeft
ernaar
de
herinneringen aan concentratiekamp
Sachsenhausen
levend te houden en de morele en
materiële
rechten
van
overlevenden en hun familie te waarborgen. Het is opgericht in Herdenking Berlijn 2010 Joop werd vergezeld door zijn kleindochters Anne (r) en Marije.
1974 en formeel gevestigd in Parijs. Omdat er steeds meer oudgevangenen wegvallen, is
na de opheffing van Stichting Nederlandse Vriendenkring Sachsenhausen
op
verzoek
van
Vereniging
Kinderen
van
Verzets-
deelnemers 1940-1945 een commissie opgericht onder voorzitterschap van Joop om niet alleen de herdenking in Vught te kunnen voortzetten, maar ook de betrokkenheid van jongeren te vergroten. 71
De taal is voor het Sachsenhausen Comité altijd een probleem en met de komst van Joops dochter Marjolein, naar de herdenking in 2011 waren de ex-gevangenen dan ook erg blij. "Marjolein spreekt vloeiend Frans en zij heeft toen veel vertaald voor de aanwezigen, die voor een flink deel uit Franssprekenden bestond". Joop is al sinds jaren een gewaardeerd spreker op scholen, waar jonge kinderen geboeid luisteren naar zijn verhalen over de verschrikkingen van de drie kampen die hij heeft overleefd. Door Duitse en Nederlandse scholen wordt regelmatig een beroep op hem gedaan. "Vorig jaar nog sprak ik op een Amsterdamse school. Toen ik klaar was met mijn verhaal, werd alle leerlingen gevraagd mij een brief te schrijven en ik heb er tientallen ontvangen. Het ontroert mij altijd weer als ik ze lees."
72
Hoofdstuk 9 Barbarahuis Joop heeft tot zijn 84e eigenlijk nooit iets ernstigs gemankeerd. Het enige waarvan hij af en toe last had, was zijn maag en dat dateerde van vlak na de bevrijding. Af en toe speelde die zo op dat hij zijn werk niet goed kon doen. "Ik zat een keer bij een klant en zei tegen de bedrijfsleider dat we maar beter konden stoppen, ik voelde me zo beroerd."
Familie Snep in 2008. Vlnr, achter: Wim en Jaap; midden: Marije, Yvonne, Anne, Joop en Marjolein; voor: Simon en Helena.
73
Ook Leny maakte zich daar voortdurend zorgen over. Poeders die hij slikte werkten soms, maar het gebeurde wel dat zo"n medicijn van de markt verdween en dan moest er iets nieuws gezocht worden. In 1980
werd
ontdekt
wat
de
oorzaak
was
van
deze
vaak
voorkomende kwaal. Het was een reeds op jonge leeftijd opgelopen besmetting met een bacterie, maar het zou nog tien jaar duren voor er een oplossing kwam: een prednisonkuur van een week die hem in één klap afhielp van zijn kwaal. In 2005 vierde Joop zijn 84e verjaardag met de familie in Zaltbommel. 's Nachts, na een gezellige avond met kinderen en kleinkinderen werd Joop wakker, er was echt iets aan de hand met hem, voor het eerst in zijn leven. Een vreemde ervaring. De kinderen ondernamen direct actie en brachten Joop naar het ziekenhuis. Daar constateerde de arts dat hij hartritmestoornissen had die, zo bleek later, te wijten waren aan een niet goed werkende schildklier. Joop knapte op, maar toen er een longontsteking bijkwam, vreesden allen het ergste en kreeg hij de laatste sacramenten toegediend. Gelukkig krabbelde hij overeind. Joop heeft nog maanden gerevalideerd. In een woonzorgcentrum te Kerkdriel en bij Yvonne en Wim thuis om vervolgens naar Amsterdam terug te keren. Toen bleek al gauw dat er voor hem thuiszorg moest komen. Niet lang na zijn thuiskomst kreeg Joop
bezoek
van
projectontwikkelaars
een die
paar plannen
hadden met de grond waarop Joops huis
stond.
Of
hij
maar
wilde
vertrekken, zij zouden zorgen voor een
vervangende
woning.
"Kom
volgende week maar terug", zei Joop "dan is mijn dochter erbij." 74
Marjolein, een ervaren juriste, handelde de zaken af en sleepte er voor haar vader een flink bedrag uit. Joop verliet na zevenenveertig jaar zijn vertrouwde stek en verhuisde in het vroege voorjaar van 2008 naar het Barbarahuis aan de Plantage Middenlaan. Daar woonde toen ook al zijn oude schoolkameraad Hans Donk, die inmiddels is overleden. Het Barbarahuis maakt onderdeel uit van Sint Jacob, een woonzorgcentrum van de OsiraGroep. De geschiedenis van de op rooms-katholieke leest geschoeide ouderenverzorging in Sint Jacob gaat terug tot 1839, toen vier Zusters van de Liefde zich vestigden in Amsterdam ter verzorging van ‘zieklijke of oude vrouwen’ en zich beijverden voor de bouw van het huidige Sint Jacob, dat in 1866 haar poorten opende. Het is een monumentaal pand waarin zich meer dan 250 appartementen bevinden. Een klein kerkmuseum geeft een
indruk
van
hoe
vroeger
de
ouderenverzorging in zijn werk ging. Joops appartement bevindt zich aan de achterzijde van het gebouw op de vijfde etage en hij heeft volop zon. Het is een klein appartement met sanitair en voor de maaltijden kan Joop gebruik maken van de eetzaal of het eten vanaf de gang door een luikje laten klaarzetten, zodat hij het alleen hoeft op te warmen. "Ik eet liever op mijn kamer" zegt Joop, die zich slecht op zijn gemak voelt tussen ouderen die niet meer netjes met mes en vork kunnen eten. "Maar ja, het kan mij ook overkomen." Joop heeft last van Parkinson en dat speelt hem natuurlijk parten. In zijn kamer staat behalve een bed ook een tafel met stoelen, een groot wandmeubel en een tv die op een door Joop zelf gemaakt kastje staat. "Ik zal je het wonder laten zien", waarna hij het deurtje openklapt. 75
Een soort carrousel komt tevoorschijn met een aantal ronde schappen waarop tientallen achtenzeventigtoerenplaten liggen. Joop heeft heel veel platen bewaard, waaronder natuurlijk de opnamen van Mary Willems. De ooit door schoonzoon Wim geplaatste hifi-installatie doet goede diensten. De bezoeken aan Duitsland vallen Joop steeds zwaarder. Hij loopt moeilijk en met een rollator over perrons sjouwen is lastig:
"Vooral
als
er
zo"n
omroepbericht komt dat de trein vanaf een ander perron vertrekt,
dan
is
het
heel
vervelend, want de perrons zijn
Familiereünie in 2010
zo lang." Gelukkig zijn familie-
leden vaak bereid hem te rijden, maar: "Zij hebben ook kun werk en het lukt niet altijd." Eddy Wijnhof, een vriend van Joop, rijdt hem elke zondagochtend naar de kerk op de Keizersgracht. Daar is Joop blij mee. In 2010 vond er op initiatief van Joops nicht Bernadette een familiereünie plaats. Het was een succes en voor herhaling vatbaar. Op 24 september 2011 vierde Joop zijn 90e verjaardag en net als tien jaar eerder pakte de familie uit. In de zaal naast de kerk ontving hij zijn familie en tal van vrienden uit Duitsland en Nederland. Een bijzonder moment was de uitreiking van een bisschoppelijke onderscheiding
aan
Joop
door
vicaris
Steinkamp namens bisschop Punt voor
zijn
verdiensten
voor
het
bisdom. Het buffet werd verzorgd door de dochter van Jan van Poorten Joop 90 jaar. Links: Bernadette
en haar echtgenoot.
76
Joop is van plan om de paperassen die hij heeft bewaard te ordenen. "Maar ik heb nu weinig tijd." Het is augustus 2012 en de Olympische spelen zijn in volle gang. Joop kijkt er dikwijls naar. Vanzelfsprekend trekt het turnen zijn aandacht. "In mijn tijd lag de nadruk op een perfecte uitvoering, nu is het allemaal veel acrobatischer." De oefening van de Nederlandse turner op de brug - ooit Joops specialiteit - heeft hij aandachtig bekeken. "Prachtig, ik herkende veel dingen die ik ook deed en zag toch wat oneffenheden." Joop is en blijft turner in hart en nieren. Als
laatste
herinnering
vertelt Joop over de op zaterdag 1 september 2012 gehouden tweede familiereünie, weer door zijn nicht Bernadette georganiseerd. "Vooral
mijn
kleinkind
Marije was dolenthousiast; ze
maakte
kennis
met
familieleden
die
ze
nog
nooit
gezien."
De
had
volgende dag komt hij in de middag thuis. Hij is moe, maar blij dat hij dit nog kan doen.
77
78