Amazones Op Attische zwart- en roodfigurige vazen uit de zesde en vijfde eeuw v. C. Een bijdrage tot de Iconografie
I. Tekstgedeelte Lieve Mahieu
2007 - 2008
Amazones Op Attische zwart- en roodfigurige vazen uit de zesde en vijfde eeuw v. C. Een bijdrage tot de Iconografie
Rijksuniversiteit Gent Scriptie voorgelegd aan de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Archeologie, voor het verkrijgen van de graad van licentiaat.
Amazones Op Attische zwart- en roodfigurige vazen uit de zesde en vijfde eeuw v. C. Een bijdrage tot de Iconografie
II. Platenalbum Lieve Mahieu
2007 - 2008
Amazones Op Attische zwart- en roodfigurige vazen uit de zesde en vijfde eeuw v. C. Een bijdrage tot de Iconografie
Rijksuniversiteit Gent Scriptie voorgelegd aan de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Archeologie, voor het verkrijgen van de graad van licentiaat.
Voorwoord. Het idee om mijn scriptie te wijden aan de Amazones, de legendarische krijgsvrouwen uit de Oudheid, ontstond door een documentaire over de opgravingen van de Amerikaanse archeologe Jeanine Davis - Kimball in 2004. 1 Deze archeologe ontdekte in 1994 een ronde grafheuvel van een krijgsvrouw bij de stad Pokrovka, in het zuiden van Rusland vlakbij de grens met Kazachstan. De grafgiften leerden dat het een vrouw was met een hoge status. Davis-Kimball dacht zelfs een ogenblik dat ze het graf had ontdekt van de Amazonekoningin Penthesileia, die een rol speelde in de Trojaanse Oorlog. In dezelfde omgeving werden nog een vijftigtal graven, met het stoffelijk overschot van vrouwen ontdekt. In 15% van de graven lagen resten van een wapenrusting en wapens. 2 Deze vrouwen behoorden tot de Sauromatiërs, een nomadenvolk dat leefde in Zuid-Rusland en door Herodotos worden beschreven als afstammelingen van de Amazones en de Scythen. Herodotos liet vrij veel informatie na over dit volk. De vrouwen van de Sauromatiërs kleedden zich als een man, bereden paarden, schoten met pijl en boog, gingen op jacht en namen deel aan militaire acties. Davis - Kimball vroeg zich af of deze vrouwen misschien model hadden gestaan voor de mythe van de Amazones. Het feit dat ik zelf vier jaar lang “een Amazone” was -volgens antieke bronnen behielden de Amazones maar één borst om onbelemmerd te kunnen boogschieten- gaf de doorslag. Ik wilde een scriptie maken over deze krijgsvrouwen. Met een ander aspect van de Amazones, hun ruiterkunst, kan ik me helaas niet vereenzelvigen. Ik kan me hoogstens drie seconden handhaven op een paardenrug, in Amazonezit, dat wel. Mijn interesse was gewekt. Deze scriptie is het resultaat van mijn inspanningen. Het onderzoek naar de Amazones op Attische keramiek was niet altijd eenvoudig en kostte veel tijd, maar het was steeds interessant en boeiend. Woorden van dank gaan in de eerste plaats naar mijn promotor Prof. Dr. R. Docter voor zijn steun in moeilijke tijden en naar mijn commissarissen Prof. Dr. R. A. Lunsingh Scheurleer en Dr. P. Monsieur voor hun tijd en interesse. Dank ook aan mijn collega Wim Snuverink voor het corrigeren van mijn teksten, aan zijn vrouw Helma voor haar belangstelling en bemoediging en aan een groot aantal vrienden en collega’s voor hun niet aflatende steun en hulp, onder andere bij het vertalen van moeilijke tekstgedeeltes. Tot slot wil ik mijn kinderen bedanken voor hun begrip als een leuk uitje weer niet kon doorgaan omdat mama aan haar scriptie moest werken.
1
ZDF Expedition: Sagenhafte Völker: Das Amazonenrätsel. Ausgrabung von Davis-Kimball, Amazonen als Teil der Sauromaten.TV documentaire, 2004. VON WERDER (R.). Interview Of Dr. Jeanine Davis-Kimball. U.S.A., 2006. 2 DAVIS-KIMBALL (J.). Amazons, Priestesses and Other Women of Status: Females in Eurasian Nomadic societies. In: Silk Road Art and Archaeology 5, 1997-1998, pp. 5, 8, 10.
1
Hoofdstuk 1 Achilles en Penthesileia
§ 1 Penthesileia in de Griekse epiek Op Attische vazen werden tot ongeveer 530 v. C. zelden scènes uit de Ilias afgebeeld. Op het einde van de 6e eeuw v. C. zien we op Attische vazen de onderwerpen uit de Trojaanse epiek stilaan toenemen. 1 Tot aan de groep van het zwartfigurige vaatwerk van 575- 550 v. C. is er echter geen enkel spoor van Amazones te vinden. De eerste Amazonomachieën, gevechtsscènes van Grieken tegen Amazones, komen voor op vazen uit andere streken van Griekenland. Maar vrij plotseling ontstaat er een enorme hoeveelheid Attische zwartfigurige vazen met Amazones in gevecht met Grieken. De strijd tussen de held Herakles en de Amazones is al snel het meest voorkomende onderwerp op Attische zwartfigurige keramiek. De meeste van deze vazen zijn zogenaamde “Tyrrheense” vazen, meestal nekamforen, die hun naam ontlenen aan hun vindplaats Etrurië. Algemeen wordt aangenomen dat ze ook voor deze afzetmarkt zijn gemaakt. De Attische keramiek begon in die periode definitief het Korintische vaatwerk uit de markt te verdringen, maar Korintische elementen bleven nog een hele tijd bewaard. De ornamenten op de Tyrrheense vazen waren vaak nog Korintisch en de vazen werden rijkelijk versierd met Griekse inscripties zodat ze een “ echt Grieks” tintje kregen, hoewel de kopers het Grieks niet konden lezen. 2 De iconografische motieven waren echter duidelijk Attisch. De held Herakles werd al geïntroduceerd in de Amazonomachie in de laatste decennia van de 7e eeuw v. C. Deze held en zijn avonturen waren een geliefkoosd onderwerp maar zijn strijd tegen de Amazones wordt het meest weergegeven, daarin alleen overtroffen door het verhaal van Herakles en de Nemeïsche leeuw. Herakles is altijd goed te herkennen, omdat hij wordt afgebeeld met zijn leeuwenhuid. De knots ontbreekt aanvankelijk. De heros strijdt gewoonlijk met een zwaard en soms met een speer. Aan het begin van de 6e eeuw v. C. zijn een tweetal verhalen over de Amazones in omloop. De Trojaanse Amazonomachie behandelt de strijd van de Amazones aan de kant van de Trojanen tegen de Grieken tijdens de Trojaanse oorlog. Het tweede thema is de strijd van Herakles tegen de Amazones. Die twee verhalen zien we terug in de Attische schilderkunst waar ze in de vorm van twee soorten Amazonomachieën voorkomen. De Amazonomachie van Herakles kwam verreweg het meeste voor. Er zijn bijna tweemaal zoveel exemplaren van bewaard als van alle andere Amazonomachieën samen. Beide soorten Amazonomachieën worden in de 6e eeuw v. C. verder uitgewerkt. De Trojaanse Amazonomachie wordt van nieuwe thema’s, zoals strijdwagens, voorzien. Herakles komt nu ook voor in kleinere strijdscènes en de representatie van de heros wordt aangepast. 3
1
SHAPIRO (H.A.). Art and Cult under the Tyrants in Athens. Mainz, 1989, pp. 43- 46. BOARDMAN (J.). The Greeks Overseas. Londen, 1999, pp. 17- 18. 3 BLOK 1991, p. 334. 2
8
Zo zien we na 550 v. C. een evolutie in de compositie. Oorspronkelijk werd Herakles vergezeld door één of twee Grieken die ieder met een Amazone strijd voerden maar nu worden “incomplete” groepen afgebeeld. De held wordt nu begeleid door Grieken zonder tegenstandster of hij strijdt alleen met Amazones. Deze laatste scène komt nog het meest voor op de Attische vazen. 4 Een reden voor deze evolutie in het oorspronkelijke thema kan de veranderde omvang van de amforen zijn. Ze werden smaller, zodat er te weinig ruimte was voor een volledige groep. Deze “nieuwe” amforen zijn te vergelijken met ander vaatwerk met minder oppervlak, zoals bijvoorbeeld drinkschalen, waarop ook geen ruimte genoeg was voor grootse scènes met veel verschillende personages. Toch blijft de vraag of een kleinere omvang van het vaasoppervlak de doorslaggevende reden was waarom de voorstelling van Herakles en de Amazones werd gewijzigd. De nieuwe compositie houdt waarschijnlijk ook verband met veranderde opvattingen over Herakles zelf. In deze periode zien we immers dat afbeeldingen van zijn daden steeds meer het karakter krijgen van een icoon, een vast beeld van de held dat steeds terugkomt. De aandacht wordt specifiek gericht op Herakles zelf zodat, als er voldoende ruimte is op het vaasoppervlak, er niet gekozen wordt voor de held en andere Grieken, maar voor de held en enkele Amazones. Aan het uiterlijk van Herakles verandert er niet veel. Na het midden van de 6e eeuw v. C. doet de knots zijn intrede als wapen van Herakles en verdwijnt stilaan de speer. Het zwaard dat al eerder door Herakles werd gebruikt blijft aanwezig. Naast de Herakles’ Amazonomachie staat de Trojaanse Amazonomachie. Welke scènes worden hier voorgesteld? Het is niet altijd zo eenvoudig om het onderwerp te ontcijferen. Als de vaas aan beide zijden is beschilderd, kan de afbeelding op de ene zijde een indicatie geven voor de afbeelding op de keerzijde. Zo kan het duel van Achilles en Penthesileia soms geïdentificeerd worden, omdat de keerzijde van de vaas het duel van Achilles en koning Memnon toont. Bij afbeeldingen van een Amazonomachie staat er gelukkig vaak een schildering op de keerzijde. Op de keerzijde van Attisch vaatwerk wordt soms een deel van een mythe afgebeeld maar nog vaker wordt een beeld gegeven van het symposion waarbij deze vazen gebruikt werden. Andere onderwerpen waarin de kopers van het vaatwerk blijkbaar geïnteresseerd waren en die soms op de keerzijde van een Amazonevaas voorkomen zijn: zang, dans, wijn, wedstrijden, erotiek en paarden. Nooit wordt er echter een Herakles’ Amazonomachie gecombineerd met een Trojaanse Amazonomachie op dezelfde vaas. Beide soorten Amazonomachieën zijn duidelijk gescheiden gehouden, waaruit we mogen concluderen dat het hier gaat om verschillende strijdsituaties met Amazones. 5 In de Ilias, het beroemde epos van Homeros over de Trojaanse oorlog, komen de Amazones maar sporadisch voor. Steeds treden de Amazones er op als groep, zonder dat één Amazone, eventueel met een naam, een eigen rol speelt. De Ilias eindigt met de begrafenis van Hector. Blijkbaar bestonden er nog vele andere epen over het verdere verloop van de strijd tegen Troje. Na de dood van Hector leek Troje verloren maar machtige vorsten boden de Trojanen hulp: Penthesileia, koningin van de Amazones uit het noorden en koning Memnon van Ethiopië uit het zuiden. Daarmee kwam er hulp van het einde van de toen bekende wereld. 6 De avonturen van deze helpende vorsten worden verteld in een verloren epos, de Aithiopis, een werk uit de 7e eeuw v. C. van de dichter Arktinos. 4
VON BOTHMER 1957, pp. 24- 25, 30. BLOK 1991, pp. 326- 328. 6 SCHEFOLD ( K.). Frühgriechische Sagenbilder. München, 1964, p. 42. 5
9
Deze Aithiopis, waarin ook de Amazones een rol spelen, sluit naadloos aan op de gebeurtenissen uit de Ilias maar de geografische horizon is nu wijder geworden: volkeren buiten het gebied van de Trojaanse oorlog spelen nu ook een rol. Waarschijnlijk stammen deze verhalen uit een mondelinge overlevering, een soort “oer-Aithiopis”. Over Penthesileia vertelt de Aithiopis als volgt: Penthesileia , de koningin van de Amazones, verschijnt na de dood van Hektor met haar volk en strijdt aan de kant van de Trojanen. Ze bewijst haar heldenmoed en komt tenslotte in een duel tegenover de held Achilles te staan. Achilles doodt Penthesileia en haar lijk wordt aan de Trojanen teruggegeven. Dan beschuldigt de Griek Thersites Achilles ervan dat hij verliefd werd op Penthesileia. Daarop doodt Achilles de man die hem met deze aantijging beledigt. De hoofdelementen in dit verhaal zijn dus het duel met Penthesileia`s dood als resultaat en het probleem van de verliefdheid. 7 De avonturen van de Amazones in de Aithiopis kennen we door de scholiast Proklos. Volgens hem neemt de tragische tweekamp tussen Achilles en Penthesileia hierin een centrale plaats in. 8 De Aithiopis had een enorme invloed op de Griekse kunst en maakte de Amazonekoningin Penthesileia en de Ethiopische koning Memnon minstens zo populair als de Trojaanse helden, vooral door de manier waarop ze aan hun einde kwamen. Eeuwenlang, tot ver in de Romeinse Tijd, bleef de dood van Penthesileia door de hand van Achilles en zijn plotse liefde op het ogenblik van de doodsteek een geliefkoosd onderwerp bij kunstenaars. De combinatie Eros - Thanatos die zo typisch is voor het duel tussen Achilles en Penthesileia is trouwens latent aanwezig in de Ilias. 9 Naast de Aithiopis beschikken we maar over één literaire bron, die dieper ingaat op de dood van Penthesileia. Quintus Smyrnaeus schreef over deze gebeurtenis in de 4e eeuw v. C. en verwoordde daar wat ook in de kunst steeds terug te vinden is, dat Achilles plots in liefde ontstak toen hij de helm van de dode Penthesileia wegnam en haar schoonheid, zelfs in de dood, voor het eerst zag. 10 Vele onderzoekers geloven dat de Aithiopis ouder is dan de Ilias. Dit zou betekenen dat het personage Penthesileia behoort tot de vroege scheppingen van de epiek over de Trojaanse oorlog. Waarschijnlijk is het zo dat er over de strijd tegen Troje verschillende, met elkaar verwante verhalen hebben bestaan die tenslotte uitmondden in geschreven epen zoals de Ilias en de Aithiopis. In de loop der tijd is de Ilias gaan domineren door zijn grote zeggingskracht maar ook de andere verhalen werden op schrift vastgelegd en bleven bekend. Penthesileia neemt, in vergelijking met de andere Amazones, een bijzondere plaats in. Voor het eerst wordt het vage begrip “Amazone” tastbaar ingevuld. Penthesileia wordt er “dochter van Ares” genoemd en ze is afkomstig uit Thracië. Deze afstamming plaatst de Amazones in de culturele wereld van de Grieken waar de god Ares zijn plaats heeft tussen de andere Griekse goden. Het gebied Thracië wordt gesitueerd vlakbij de streek van Troje, waar het verhaal zich afspeelt en bij de Grieken welbekend.
2 BLOK 1991, p. 238. 8 LIMC, dl. VII, 1. Penthesileia, p. 304. 9 VERMEULE (E.). Aspects of Death in Early Greek Art and Poetry. Berkeley, Los Angeles, Londen, 1979, pp. 157- 158. 10 COMBELLACK (F.). The War at Troy. What Homer didn’t Tell? 1968, pp. 40- 41.
10
De naam Penthesileia is van Griekse oorsprong en betekent: “zij die het volk smarten brengt”. Deze naam is specifiek voor de koningin als voorvechtster en heeft geen mannelijke pendant wat wel het geval is met de namen van andere Amazones. De creatie van Penthesileia en van haar rol als tegenstander van Achilles was waarschijnlijk halverwege de 7e eeuw v.C. voltooid. Het duel van Achilles en Penthesileia wordt immers gebruikt als motief voor de versiering van bronzen schildbanden tussen de late 7e eeuw v. C. en het midden van de 6e eeuw v. C., wat impliceert dat het verhaal tegen het einde van de 7e eeuw v. C. reeds een grote bekendheid genoot. Een protokorintische scherf uit Aegina van ca 640 v. C. is ons oudste bewijs voor de populariteit van het onderwerp Penthesileia - Achilles in de schilderkunst. 11 Pl. 1. Op deze scherf zien we een personage dat met een inscriptie een Amazone wordt genoemd. Slechts een deel van het hoofd, een stukje van de boog en de rechterarm zijn bewaard gebleven. Vóór haar staat een gebaarde krijger met helm. Omdat de Amazone met het traditionele gebaar -gestrekte arm met naar boven gerichte handpalm- om genade smeekt wordt aangenomen dat hier Penthesileia is afgebeeld. Ook uit de beeldhouwkunst komen er bronnen, zoals een terracotta - relief uit ca 600 v. C. 12 pl. 2 waarop de gewapende Achilles, met naam genoemd, staat afgebeeld met een gedode Amazone op de grond. Hij is in gevecht met een tegenstander die niet meer is te zien omdat de scherf is afgebroken. Volgens de deskundigen is hier zonder twijfel de dode Amazonekoningin Penthesileia als slachtoffer van Achilles afgebeeld. Penthesileia wordt, net als de andere Amazones, voorgesteld als een uiterst ambigue wezen, dat mannelijkheid en vrouwelijkheid in zich verenigt. Mannelijk is haar strijdbaarheid, aangegeven door de wapenrusting en de bewapening. Mannelijkheid vloeit ook voort uit haar afstamming van Ares, de oorlogsgod die in staat is om de strijdersnatuur bij een Amazone op te roepen. Maar de Amazone Penthesileia is ook vrouwelijk, in de eerste plaats door haar lichaam dat in het Attische zwartfigurige vaatwerk wit is weergegeven. De dierenhuid die Penthesileia soms draagt is een attribuut dat naar exces verwijst en vervolgens naar vrouwelijkheid door zijn associatie met de maenaden, de begeleidsters van de god Dionysos. De plaatsen waar Penthesileia dodelijk gewond wordt, de hals en de borst, zijn bij uitstek de lichaamsdelen waar vrouwen dodelijk getroffen worden. Het is niet toevallig dat Penthesileia tegenover Achilles een plaats inneemt tussen Hektor en Memnon. In Hektor overwint Achilles de mannelijke heros, in Penthesileia de vrouwelijke heros, wellicht afkomstig uit Thracië, en in Memnon de Ethiopiër, de mannelijke heros maar uit een andere wereld. In deze drie opponenten overwint Achilles derhalve alle denkbare menselijke tegenstanders. Dit menselijke, heroïsche aspect kan verklaren waarom de Amazones nooit als monsters worden gezien, hoewel ze buiten de wereld van de Grieken staan. Ook Penthesileia wordt stelselmatig niet tot de monsters gerekend. 13
11
LIMC, dl. VII, 1. Penthesileia, p. 297, n° 11, dl. I, 2, pl.11, p. 23. SCHEFOLD (K.). Götter- und Heldensagen der Griechen, in der früh-und hocharchaischen Kunst. München, 1993, p.143. 12 New-York. The Metropolitan Museum of Art 42.11.33. SCHEFOLD (K.). Götter-und Heldensagen der Griechen, in der früh-und hocharchaischen Kunst. München, 1993, p. 322. LIMC, dl. I, 1. Achilles, p. 720. VERMEULE (E.). Aspects of Death in Aerly Greek Art and Poetry. Berkeley, 1979, p. 158, pl. 11. 13 BLOK 1991, pp. 180, 184-185, 239- 241.
11
Tot in het begin van de 6e eeuw v. C., worden geen grote veldslagen afgebeeld maar tweekampen, soms uitgebreid doordat de hoofdfiguren nog een helper hebben. Homeros heeft blijkbaar het individu erg sterk in de verf gezet, wat gevolgen had voor de Griekse kunst. 14 De voorstelling van Penthesileia in duel met Achilles heeft in de Archaïsche en vroeg- Klassieke kunst typische kenmerken. Het is in de Griekse cultuur een fundamenteel principe dat mannen strijden. De man, die in het epos een andere man als opponent op het slagveld tegemoet treedt, erkent deze als mens van een wezenlijk gelijke identiteit. De heroïsche roem is van deze gelijkheid afhankelijk. Als een vrouw het slagveld betreedt, wordt dit gelijkheidsbeginsel verstoord. Afgezien van de Amazones doet deze situatie zich in de Trojaanse oorlog alleen voor met godinnen in de hoofdrol. Het strijden tegen een vrouw is riskant voor de mannelijke identiteit van de held en dus cultureel gezien een abject gedrag. Een man hoort een vrouw niet gewapend tegemoet te treden want een vrouw is een onwaardige tegenstander. Een vrouw doden is in principe een schande. De Amazones nemen hier een uitzonderlijke plaats in want het zijn vrouwen die wel strijden. Griekse mannen kunnen hen dan ook alleen als volwaardige tegenstanders zien als alle aandacht gevestigd blijft op het mannelijke van de Amazones, terwijl het vrouwelijke, hun lichaam, aan het zicht onttrokken wordt bijvoorbeeld door een kuras. Het vrouwelijke en dus potentieel seksuele aspect werd daarom ondergeschikt gemaakt aan hun optreden als strijders. Wanneer iemand sterft en dus ook wanneer een strijder sneuvelt, verlaat zijn thumos (ziel ) het lichaam. Wat de Amazones wezenlijk tot gelijkwaardige tegenstanders maakt, verdwijnt dus wanneer ze sterven. Wat over blijft is een vrouwelijk lijk. Dit is dus het probleem: het strijden met een Amazone is een heldendaad, een strijd van man tegen “man”. Echter, als de Amazone dood is, loopt de eer van de overwinning gevaar: de tegenstander is immers veranderd in een dode vrouw. Om te vermijden dat de schande van de mannelijke held duidelijk wordt moet dus de markering van de vrouwelijkheid van de Amazone achterwege blijven. Dit is duidelijk het geval bij Penthesileia. Zolang Penthesileia leeft is zij een volwaardige tegenstander van Achilles. Dan wordt ze door hem gedood. Haar thumos verlaat haar lichaam: op het slagveld ligt het lijk van een vrouw. Achilles neemt haar wapenrusting niet af want een dergelijk etaleren van Penthesileia`s vrouwelijkheid zou het heldenfeit op ontoelaatbare wijze devalueren. Maar dit is wat Thersites met zijn uitspraak juist wel doet. Hij beweert dat Achilles zinnelijke liefde voelde voor Penthesileia en de Amazone dus als vrouw behandelde. Daarmee maakt hij duidelijk wat Achilles kost wat kost moest ontkennen, namelijk dat Penthesileia ook een vrouw was toen ze met Achilles streed. Thersites insinueert dat Achilles wel degelijk met een vrouw heeft gestreden en een vrouw doodde en dat eigenlijk ook wel wist. Deze uitspraak van Thersites is voor Achilles ondraaglijk en dus moet Thersites deze belediging met de dood bekopen. In de beeldhouwkunst van de klassieke periode verandert het beeld van de Amazone fundamenteel. Het vrouw-zijn van de Amazone wordt niet meer omzichtig benaderd maar haar lichamelijkheid komt meer op de voorgrond. Achilles en Penthesileia zijn dan zelfs geëvolueerd tot een duo dat de eeuwigheid van de liefde belichaamt. 15 Volgens sommige bronnen hadden de gevoelens van Achilles weinig met verliefdheid te maken maar moeten we hier eerder denken aan seks met een pervers tintje: Achilles zou het lijk van Penthesileia verkracht hebben 16 14
SCHEFOLD (K.). Wort und Bild. Bazel, 1975, p. 34. BLOK 1991, pp. 244- 249. 16 YOUNGER (J.G.). Sex in the Ancient world. London, New-York, 2005, p. 83. 15
12
§ 2 Penthesileia op het Attische vaatwerk. In de 5e eeuw v. C. worden bij voorkeur de tragische gebeurtenissen van helden weegegeven en het is dan ook evident dat Achilles en Penthesileia een geliefkoosd onderwerp worden voor de kunstenaars in Attica. 17 Het is overduidelijk dat de bloei van het theater in de 5e eeuw v. C., waarin veelvuldig gebeurtenissen uit de Trojaanse oorlog aan bod kwamen, voor de kunstenaars een goede reden waren om deze onderwerpen ook te gebruiken voor de schilderingen op het vaatwerk. Zo kon een onderdeel van een oud verhaal plots weer populair worden of kon het onder invloed van actuele gebeurtenissen heel anders geïnterpreteerd worden. Het duel tussen Achilles en Penthesileia was blijkbaar zo’n onderwerp. 18 Na een hele tijd van afwezigheid was dit onderwerp in de eerste kwart van de 5e eeuw v. C. terug als afbeelding op het Attische vaatwerk. In de periode 500- 480 v. C., het begin van de Klassieke kunst, zien we enkele opvallende kenmerken verschijnen. Niet alleen de helden maar ook hun tegenstrevers worden tragisch en evenwaardig voorgesteld, of het nu mannen of vrouwen zijn. Vooral vrouwen worden aangrijpend weergegeven. Dit geldt zeker voor de Amazones en meer bepaald voor Penthesileia die door Achilles wordt betoverd. In deze periode komen ook thema’s terug uit de Ilias, die eerder anekdotisch zijn, maar erg succesvol waren in de Archaïsche tijd. Een voorbeeld hiervan is het liefdesverdriet van Achilles om Penthesileia. Invloed van de Aethiopis zal hier zeker mee gespeeld hebben. 19 Kopers van beschilderde vazen begonnen zich in Athene blijkbaar meer en meer te interesseren voor het afbeelden van “zieleroerselen” zoals de plotse wederzijdse betovering van Achilles en Penthesileia. 20 Voor Keuls is het thema Achilles - Penthesileia het meest schrijnende voorbeeld van de tweespalt man - vrouw zoals dat in de Griekse mythen tot uiting kwam. Achilles doodde de Amazonekoningin maar op het ogenblik dat hij haar doorboorde werd hij verliefd op haar. Volgens Keuls geeft dit verhaal ongelooflijk goed de liefde - haat verhouding tussen man en vrouw weer met de rol van het zwaard als symbool voor de penis. 21 In de Hellenistische periode is de tweekamp Achilles - Penthesileia het meest voorkomende onderwerp waar Amazones bij betrokken zijn. Dit heeft waarschijnlijk te maken met een voorkeur voor romantische en sentimentele onderwerpen. Ook de bloei van de juist opgerichte bibliotheken zoals in Alexandrië, hebben hiermee te maken. Het lijkt erop dat de Aethiopis, die al enkele generaties min of meer vergeten was, nu opnieuw populair wordt. Dit wordt duidelijk als we zien dat de plots ontluikende liefde, zowel bij Penthesileia als bij Achilles, na de dodelijke steek, veel meer wordt weergegeven, naast de tweekamp zelf. En die plotse liefde is juist een typisch gegeven uit de Aethiopis. 22 Aanvankelijk gebruikten de kunstenaars die Attisch vaatwerk beschilderden de zwartfigurige techniek. De figuren worden dan aangebracht met zwarte verf op de rode klei. 17
SCHEFOLD (K.). Wort und Bild. Basel, 1975, p.38. WEBSTER (T.B.L.). Potter and Patron in Classical Athens. Londen, 1972, p. 266. 19 SCHEFOLD (K.) en JUNG (F.). Die Urkönige, Perseus, Bellerophon, Herakles und Theseus in der klassischen und hellenistischen Kunst. München, 1988, pp. 298- 305. 20 LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 641. 21 KEULS 1985, p. 45. 22 LIMC, dl. I, 1. Achilles, p. 652. 18
13
Rond 530- 520 v. C. kwam in Athene een andere techniek in zwang, de roodfigurige techniek. De kunstenaar spaart dan de figuren uit in de zwart beschilderde achtergrond zodat de personages de kleur van de rode klei krijgen, een licht - op - donker afbeelding dus. Het is mogelijk dat deze “ uitvinding” van de roodfigurige techniek gebeurde door één schilder wiens naam onbekend is gebleven. Het kan ook een pottenbakker geweest zijn die met een nieuw idee kwam en een schilder de opdracht gaf om een vaas met deze nieuwe techniek te beschilderen. Onderzoekers schuiven een aantal kandidaten naar voor maar zekerheid hierover hebben we niet. Als we denken aan een schilder als uitvinder van de roodfigurige techniek dan maakt de Andokides schilder de meeste kans. Als pottenbakker zijn Nikosthenes, Amasis en Andokides mogelijke kandidaten. Voor het ontstaan van de roodfigurige techniek, een licht - op - donker voorstelling denken onderzoekers aan de invloed van de beeldhouwkunst, van metaalwerk en van textiel. Voor de beeldhouwkunst wordt gedacht aan de invloed van de fries van het Siphniaanse schathuis in Delphi op de Andokides schilder. Mogelijk heeft deze kunstenaar de fries mee helpen beschilderen vóór hij zich in Athene vestigde. De overgang van bronzen vaatwerk met figuren in zilver naar zilveren vaatwerk met figuren in goud kan mogelijk mee gespeeld hebben bij het ontstaan van de roodfigurige techniek. Dit is echter moeilijk te bewijzen omdat er geen Attisch bronzen vaatwerk met zilveren figuren is bewaard. Blijft nog over, een mogelijke invloed vanuit het textiel. Het is opvallend dat op zwartfigurige vazen de gewaden vaak een licht - op - donker decoratie dragen. Mooi versierd textiel op roodfigurig vaatwerk wordt dan weer geschilderd volgens de zwartfigurige techniek van donker - op - licht. Voor de decoratie op kleding gebruiken de kunstenaars van zowel schilderingen op zwartfigurige als van schilderingen op roodfigurige vazen dus beide technieken door elkaar. 23 Hoe werden veel voorkomende composities van scènes, de aanwezigheid van dezelfde kleding of voorstelling van personages op schilderingen door kunstenaars aan elkaar doorgegeven? In Athene waren er verschillende wijken waarin pottenbakkers en schilders gevestigd waren. In de “Kerameikos” wijk was de grootste concentratie van ateliers . Voorbeelden uit het werk van andere pottenbakkers en schilders in dezelfde wijk hebben blijkbaar zwaar mee geteld. Allerlei conventies in verband met het vak werden zo van generatie op generatie aan elkaar doorgegeven, van vader op zoon en van pottenbakker of schilder op zijn leerlingen. Er wordt wel eens gesuggereerd dat er modelboeken bestonden met allerlei voorbeelden voor het afbeelden van iconografische thema’s. Dit soort boeken zou echter zorgen voor veel stereotypen, vooral in de details. Eigenaardig genoeg is dit niet gebeurd, ook niet bij Kunstenaars met veel minder talent. Hun afbeeldingen zijn wel slordig gemaakt maar niets wijst op het mechanisch kopiëren uit een modelboek. Binnen een werkplaats zullen natuurlijk wel voorbeelden gecirculeerd hebben. Grote kunstenaars pasten enorm veel variatie toe op bestaande thema’s - weer een argument om niet te geloven aan het bestaan van modelboeken- en werden hierin nagevolgd. Ze lieten zich wel inspireren door de beroemde wandschilderingen in de Stoa Poikile en het Theseion in Athene. Er bestonden in Athene duidelijk “scholen” of generaties van schilders die een thema op een heel eigen manier benaderden en er telkens weer nieuwe fascinerende details in ontdekten. 24 23
WILLIAMS (D.). Vase-painting in fifth –century Athens. The invention of the red-figure technique and the race between vase-painting and free painting. In: RASMUSSEN 1991, pp.103- 106. 24 BOARDMAN (J). Sixth-century potters and painters. In: RASMUSSEN 1991, pp.100- 101.
14
Een evolutie in het verbeelden van het duel tussen Achilles en Penthesileia wordt duidelijk wanneer we enkele mooie afbeeldingen van dit thema op Attisch vaatwerk bestuderen. Sommige schilderingen werden gekozen omdat ze wereldberoemde meesterwerken zijn, typisch voor een bepaalde periode in de Griekse kunst, zoals het werk van Exekias of het meesterstuk van de Penthesileia schilder. Anderen werden uitgezocht omdat ze uniek zijn. Zo is er de Londen - hydria waarop de Amazonekoningin als een dode vrouw is afgebeeld of zijn er de vazen waarop de personages Achilles of Penthesileia in een ongewone houding werden geschilderd. De Attische keramiek die we als voorbeeld gebruikten wordt zoveel mogelijk besproken in chronologische volgorde.
~ Achilles en Penthesileia in een duel op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 3. Attische zwartfigurige nekamfora uit Vulci. Ca 530 v.C. 25 Londen. British Museum B210. Gesigneerd door Exekias. 26 De amfora is uit grote stukken terug samengesteld met enkele, niet storende, lacunes in het schild en aan de benen van de Amazone. De wapenrusting van Achilles is zwart met paarsrode en witte tekening op het pantser, de beenplaten en de chiton. De zichtbare lichaamsdelen van de Amazone, hoofd, armen en benen zijn wit. Voor het eerst in de Attische schilderkunst heeft een kunstenaar bij dit onderwerp de twee heldenfiguren tot een eenheid gebracht en heeft hij ook de psychologie van de personages proberen weer te geven. 27 Links staat de gewapende Achilles, duidelijk herkenbaar door een inscriptie. Hij stoot zijn lans in de keel van Penthesileia, eveneens herkenbaar door een inscriptie. Het wapen is de nek binnen gedrongen tussen het sleutelbeen en de halsketting van Penthesileia en het bloed gutst uit de wonde. Haar ogen breken waarbij haar pupil naar boven, naar haar bovenste ooglid draait. Ze draagt een Attische helm met hoge helmbos. De L vormige wangstukken zijn de verkeerde kant op gedraaid zodat ze een plaat vormen voor het oor. Sierspiralen maken van deze helm een prachtig werkstuk. Een minuscuul, vooruitstekend griffioentje versiert de voorhoofdbescherming van de helm. 28 Achilles, gekleed in een chiton en belkuras, de schede met zijn zwaard aan de zijde, draagt aan de linkerarm zijn schild. Door zijn Korintische helm zijn alleen de ogen te zien. De beenbeschermers en het grote ronde schild maken zijn uitrusting van Griekse hopliet compleet. Ook Penthesileia heeft een zwaard en haar linkerarm zit verscholen in een schild. Haar rechterhand omvat een speer die doelloos langs de borst van haar tegenstander naar beneden wijst. Haar opgeheven rechterarm treft niet meer maar doet denken aan een afwerend gebaar. Penthesileia draagt een chiton waarover een volledig pantervel is gedrapeerd dat met een gordel wordt omsloten. De dierenhuid is volledig geprepareerd en hangt met de kop en de voorpoten naar beneden. De achterpoten zijn vast gehecht op de schouders.
25
VON BOTHMER 1957, p. 70, n° 2, pp. 72- 73, pl. LI, 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 598, n° 175. LIMC, dl. I, 1. Achilleus, p. 136- 137, n° 723, dl. I, 2, pl.723, p.130. BLOK, 1991, pp. 190-191, 196-197. ARIAS (P.E.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, pl. XVIII. 26 ABV p.144, n° 7. 27 ARIAS (P.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 50. 28 VON BOTHMER 1957, p.70, n° 2, p.72, pl. L ,1.
15
Waarom draagt de Amazonekoningin een pantervel? In de 6e eeuw v. C. verwijst de dracht van een pantervel, wat regelmatig voorkomt bij Amazones, naar hun wilde geaardheid. Het verband tussen de Amazones en de maenaden, de volgelingen van de god Dionysos wordt hiermee duidelijk gemaakt. 29 Bij de Griekse goden die met Thracië in verband werden gebracht hoorde ook Dionysos, de god van de wijn. De Thraciërs hadden bij de Grieken namelijk de reputatie altijd dronken te zijn. 30 In de Griekse perceptie waren de Thraciërs een volk dat geen maat kende, niet alleen waar het drank betreft, maar ook in de strijd. Daarom werd de strijdgod Ares met Thracië verbonden. Het is deze associatie met excessen en ongebondenheid die in de Griekse voorstelling van Thracië overheerst. En Penthesileia was afkomstig uit Thracië. 31 Kijken Penthesileia en Achilles op deze amfora elkaar aan? Is hier sprake van een uitwisseling van betekenisvolle blikken? Hierover bestaat discussie. Volgens Neumann waren de kunstenaars tot het einde van de zwartfigurige vazenkunst nog niet in staat om emoties weer te geven door middel van een blik of door een lichaamshouding. De uitdrukking van het gezicht, de ogen en het lichaam gaan volgens hem pas in de loop van de 5e eeuw v. C. een rol spelen bij de weergave van gevoelens. 32 Ook Blok meent dat de twee opponenten elkaar niet aankijken. Volgens haar wordt in de beeldtraditie tot ca 500 v. C. het thema “liefde” niet aangeroerd, laat staan tot centraal motief verheven, wanneer Achilles en Penthesileia worden uitgebeeld. Dit staat in tegenstelling tot de afbeeldingen van de roof van de Amazonekoningin Antiope die door de Atheense koning Theseus werd ontvoerd. Bij afbeeldingen van dit onderwerp speelde vanaf het begin het thema “liefde” wel mee. De confrontatie tussen Achilles en Penthesileia werd aanvankelijk vooral gezien als een heroïsche ontmoeting. 33 Bij Devambez en Kaufmann-Samaras daarentegen lezen we dat Exekias erin geslaagd is door de blikken van de twee personages duidelijk te maken dat de liefde tussen Achilles en de Amazonekoningin ontluikt op het ogenblik van Penthesileia’s dood. 34 Wanneer we de afbeelding goed bestuderen zien we echter dat Achilles en Penthesileia elkaar niet echt aankijken. Exekias heeft het oorspronkelijke duel - schema bewerkt zodat Achilles nu links in beeld staat. De gelijkenis tussen deze opstelling en die van Herakles is opvallend. Tijdens de laatste decennia vóór 600 v. C. kwam de Herakles’ Amazonomachie tot stand. Op het Attische zwartfigurige vaatwerk begint in de tweede kwart van de 6e eeuw v. C. een enorme productie van Herakles’ Amazonomachieën, waarvan enkele honderden zijn bewaard. Herakles staat altijd aan de linkerzijde en grijpt altijd de Amazone vast, meestal bij de helmbos, soms bij de taille of bij de keel. Zijn wapen is in de regel een zwaard waarmee hij de Amazone doorsteekt. Soms, vooral op het roodfigurige vaatwerk, is het zwaard vervangen door een knots.
29
BLOK 1991, p. 232. GRAF (F.). “Milch, Honig und Wein”. In: Perinnitas. Studi in Onore di Angelo Brelich. Rome, 1980, pp. 209 - 221. 31 BLOK 1991, p. 190. 32 NEUMANN (G.). Gesten und Gebärden in der Griechische Kunst. Berlijn, 1965, pp.156-157. 33 BLOK 1991, pp.199- 200. 34 LIMC, dl. VII, 1. Penthesileia, p. 298, n° 17, dl. I, 2, pl. 17, p. 24. 30
16
Exekias neemt wel het schema over maar zijn afbeelding van Achilles is zeker niet identiek aan die van Herakles. Achilles heeft geen gestrekte, grijpende arm maar gebruikt zijn linkerarm om zijn schild vast te houden en hij heeft geen zwaard maar een speer. Bovendien is de Herakles’ Amazonomachie zonder twijfel een groepsonderneming. Dat geldt zelfs bij de kleinschalige scènes op het zwartfigurige vaatwerk die waarschijnlijk een excerpt zijn van de grote strijdscènes. Herakles bindt altijd met een groep kameraden de strijd aan tegen de Amazones. Dit gegeven wijkt volkomen af van de overige daden van Herakles waarbij de held helemaal alleen, een enkele keer met een vriend, de verschillende monsters moet overmeesteren.
~ Achilles en Penthesileia te paard op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 4. Attische zwartfigurige nekamfora uit Vulci. Ca 520/510 v. C. 35 München. Museum antiker kleinkunst 1502 A . Door Beazley gerekend tot de “ Three Line ” groep. 36 Penthesileia en Achilles strijden tegen elkaar, beiden te paard, terwijl een Amazone onder hun paarden op de grond ligt. Inscripties bewijzen dat het hier gaat om Achilles en Penthesileia. De Amazonekoningin wordt wel meer te paard voorgesteld op Attisch vaatwerk maar voor Achilles is dit eerder uitzonderlijk. Misschien ging het hier oorspronkelijk om een andere krijger en werd er eerst later naar Achilles verwezen. In de Griekse epiek wordt Penthesileia “ dochter van Ares” genoemd en is ze uit Thracië afkomstig. De vage mythische ruimte waarin de Amazones zich bevonden en hun onduidelijke afkomst krijgen hiermee een locatie en afstamming binnen het begrippenkader van de Griekse cultuur. Thracië wordt in het beeldmateriaal van de 6e eeuw v. C. met duidelijke details ingevuld. 37 De Grieken hadden in die tijd vooral belangstelling voor de Thraciërs omwille van hun paardenbezit. De Thraciërs worden dan ook frequent afgebeeld te paard. 38 Hier dragen de twee ruiters een speer in de linkerhand en hetzelfde wapen in hun rechterhand. Achilles draagt een Korintische helm en een belkuras boven de chiton. Penthesileia en haar begeleidster dragen een Attische helm met hoge helmbos. Alleen de helm van de Amazonekoningin heeft wangbeschermers in L vorm. De getroffen Amazone draagt het convexe schild van de Griekse hopliet. De Amazones hebben allebei een zwaard in de schede aan hun zijde. De dames zijn gekleed in een uiterst korte tuniek met exotische print en mouwtjes.
35
VON BOTHMER, 1957, p. 80, n° 105, p. 82, pl. LV, 4. LIMC, dl. VII, 1. Penthesileia, p. 298, n° 21. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 598, n° 176, p. 598. CVA, München, 8, pl. 379, 1797, 1. 36 ABV p. 321, n° 10. 37 BLOK 1991, pp. 222, 231. 38 WEBSTER (T.B.L.). Potter and Patron in Cklassical Athens. Londen, 1972, pp.179- 180.
17
~ Achilles en Penthesileia in duel op “Tyrrheens” vaatwerk. Pl. 5. Attische zwartfigurige “ Tyrrheense” nekamfora uit Vulci.39 Rome. Museo Vaticano 34526. Door Beazley toegeschreven aan de “Guglielmi” schilder. 40 Dit is de enige afbeelding van de strijd tussen Achilles en Penthesileia op een “ Tyrrheense” vaas en er wordt een hele discussie gevoerd of het hier wel gaat om die twee personages. Het centrale gedeelte van de schildering toont een complex gebeuren. Een krijger met Korintische helm en beenbeschermers is half verborgen achter zijn schild. Hij stoot zijn speer in een Amazone die op één knie is gezonken, terwijl een gebaarde man in himation, de Griekse mantel, onbewogen staat toe te kijken. De Amazone draagt een tuniek tot op de knie, prachtig versierd met een verticale geweven strook op het rokgedeelte. Een Attische helm met hoge helmbos, beenbeschermers, een speer en een schild vormen haar uitrusting. Achter de Amazone komen twee krijgers toe gesneld met hun speren in aanslag. Gaat het hier wel om Achilles en Penthesileia? Von Bothmer wijst erop dat op de keerzijde van deze amfora het gevecht tussen de Ethiopische koning Memnon en Achilles staat afgebeeld. Voor de afbeelding op de voorkant mogen we dus denken aan een gevecht uit de Trojaanse oorlog. De twee krijgers links zijn volgens hem Trojanen die hun bondgenoot, de Amazonekoningin Penthesileia, komen helpen. Beazley was de eerste die dit argument gebruikte. Von Bothmer en Beazley worden in deze bewijsvoering aangevallen door Kluiver. Volgens hem zijn de twee krijgers geen Trojanen maar ook Grieken die Penthesileia in de rug aanvallen. Het feit dat hun speren duidelijk op de Amazone zijn gericht kan gelden als bewijs voor zijn stelling. Als Kluiver het bij het rechte eind heeft dan is hier een gevecht tussen een Amazone en enkele Grieken afgebeeld en niet het duel tussen Achilles en Penthesileia.
39
VON BOTHMER 1957, p.11, n° 54, pp. 26-27, pl. XXV, 2. KLUIVER (J.). The Tyrrhenian group of Black-figure Vases. Amsterdam, 2003, pp. 87, 167. MAYER-EMMERLING (S.). Erzählende Darstellungen auf “tyrrhenischen” Vasen. Frankfurt, 1982, Cat. n° 80. BEAZLEY (J.D.) en MAGI (F.). La raccolta Benedetto Guglielmi nel Museo Gregoriano Etrusco. Parte I: Ceramica. Vatican, 1939, pl. 2. 40 ABV p. 99, n° 56.
18
~ Achilles met de dode Penthesileia? Pl. 6. Attische zwartfigurige hydria uit Vulci. Ca 510 v.C. 41 Londen. British Museum. B 323. Door Beazley toegeschreven aan de “Leagros” groep . 42 Op hydriae die behoren tot deze groep zijn de onderwerpen vaak ontleend aan de Trojaanse epiek. 43 Centraal loopt een gebaarde strijder met over zijn schouder het lijk van een dode Amazone. Een schild met als blazoen een klimoprank staat tegen zijn been. Hij wordt vooraf gegaan door een hopliet met schild,waarop als blazoen een driebeen, en een gebaarde boogschutter in Scythische outfit. De drie mannen lopen in dezelfde richting en kunnen dus geen tegenstanders zijn. Volgens sommige onderzoekers worden hier Achilles en Penthesileia voorgesteld. Anderen zijn overtuigd dat hier Theseus en Antiope zijn afgebeeld. Van Pausanias weten we dat de schilder Panaios op de afsluiting van de Zeustroon in Olympia een compositie maakte van Achilles die het lijk van Penthesileia weg draagt en dat deze voorstelling veel schilders inspireerde. Omdat inscripties ontbreken en de voorstelling uniek is moeten we ons bij deze vaas beperken tot speculaties. De afbeelding kan als onderwerp hebben: - Een willekeurige Griek draagt een willekeurige Amazone weg. - Theseus stapt weg met het lichaam van zijn vrouw Antiope over de schouder. - Een Trojaan voert een Amazone af, misschien Penthesileia. - Achilles draagt Penthesileia weg. Beazley plaatst vraagtekens bij het onderwerp van deze schildering maar spreekt zich niet uit. 44 Volgens Von Bothmer zijn een aantal onderzoekers van mening dat op de afbeelding Achilles en Penthesileia zijn afgebeeld. Zelf heeft Von Bothmer de zaak nauwkeurig onderzocht. Volgens hem zijn hier inderdaad de Griekse held Achilles en de Amazonekoningin Penthesileia geschilderd. In zijn argumentie wijst hij op de hopliet en de boogschutter die rechts van het centrale gebeuren staan. Het schildblazoen verwijst naar een roodfigurige schaal van Oltos en een zwartfigurige amfora in de Vaticaanse Musea 45 waar identiek dezelfde twee personages op voorkomen. Op de Oltos schaal wijst de inscriptie erop dat het vertrek van Ajax is afgebeeld. De boogschutter moet dan zijn halfbroer Teukros zijn. Deze Teucros is ook te zien naast Ajax op een amfora in München. 46 Zijn deelname aan de Trojaanse oorlog kennen we ook uit litteraire bronnen. De boogschutter en de hopliet lopen in dezelfde richting als de krijger met het lichaam en moeten dus wel tot dezelfde partij horen. Als de boogschutter Teucros is dan moet de hoofdfiguur wel Achilles zijn met het lichaam van Penthesileia dat hij aan de Trojanen wil terug geven om te begraven, zoals de sage ons leert. De afbeelding van dit onderwerp, een man met een lijk op de schouder, is trouwens sterk verwant aan een oudere en meer bekende versie van Ajax, die het lijk van Achilles met zich 41
VON BOTHMER, 1957, p. 89, n° 204, pl. LVIII, 4. LIMC, dl. VII, 1. Penthesileia, p. 298, n° 20, dl. VII, 2, pl. 20, p. 25. LIMC, dl. I, 1. Achilleus, p.163, n° 725 . HOFKES-BRUKKER (C.). Die Liebe von Antiope und Theseus. In: BaBesch 41, 1966, pp.18- 19, pl. 5. BOARDMAN ( J.). Athenian Black Figure Vases. London, 1974, fig. 204. 42 ABV p. 362, n° 33. 43 ROBERTSON ( M.). The Art of Vase-Painting in Classical Athens. Cambridge, New-York, 1992, p. 37. 44 BEAZLEY ( J.D.). The Development of Attic Black-figure. Berkeley, Los Angeles, 1951, p. 85. 45 ALBIZATTI (C.). Vasi antichi dipinti del Vaticano, 7 dln. Roma, s.d., pl. 49. 46 CVA pl. 39.
19
meeneemt. 47 Op het Attische zwartfigurige vaatwerk was dit onderwerp altijd al enorm populair. Pl. 7. 48 De twee personages, Ajax en de dode Achilles werden meestal, net als hier op de Londen – hydria in profiel afgebeeld. Op roodfigurige keramiek komt dit onderwerp hoogst zelden voor. 49 Ook op Amazonevazen zien we deze scène meermaals herhaald wanneer het onderwerp “Amazones voeren hun doden mee” aan de orde is. Tegenover Von Bothmer en zijn gelijkgestemden staan Overbeck en anderen die geloven dat hier Theseus en Antiope zijn afgebeeld. Overbeck gaat ervan uit dat alleen de eigen partijgenoten een dode zullen weg dragen. Het moet dus wel Theseus zijn die zijn vrouw weg draagt. 50 Ook Hofkes-Brukker kiest voor het onderwerp Theseus - Antiope. Volgens hem is er nergens een bewijs dat Achilles het lichaam van Penthesileia weg droeg. De dichter Proklos vertelt in zijn Aethiopis dat Achilles verliefd werd op zijn slachtoffer Penthesileia op het ogenblik dat hij haar doodstak en dat hij haar lichaam aan zijn vijanden, de Trojanen, overliet, een uitzonderlijk edelmoedige daad, waarschijnlijk ingegeven door zijn verliefdheid. Maar nergens schrijft hij dat Achilles zelf het lijk van de Amazonekoningin wegdroeg. Die scène werd ook niet afgebeeld op de afsluiting van de Zeustroon in Olympia. “Achilles die het lichaam van Penthesileia ondersteunt”, dat was volgens Pausanias het onderwerp van de schildering op de Zeustroon. Hofkes-Brukker ondergraaft ook de bewijsvoering van Von Bothmer. De hopliet en de boogschutter op de hydria hoeven geen identificeerbare helden te zijn. Zoals blijkt uit andere vazen worden soms een tweetal personages afgebeeld die symbolisch staan voor het leger waarvan ze deel uitmaken. Zo kan de boogschutter, aan de boog te zien een man van Scythische afkomst, symbool staan voor de Scythische strijders. 51 De hopliet en de Scythische boogschutter vormen een soort erestoet voor de gesneuvelde Amazone. Bij Penthesileia past dit motief totaal niet want ze was de vijand voor de Grieken. De interesse van Achilles voor haar was van zuiver persoonlijke aard. Is de gevallene echter Antiope, de vrouw van de Atheense koning Theseus, dan heeft zo’n erestoet wel zin. De Amazone Antiope had mee gevochten met de Atheners tegen haar vroegere strijdmakkers, de Amazones en ze was tijdens die strijd gesneuveld. De Grieken waren ervan overtuigd dat Antiope ook werkelijk gevallen was voor de polis Athene. Zowel Plutarchus als Pausanias vermelden het bestaan van een graf van Antiope in Athene. De kunstenaars die haar schilderden op Attische vazen kunnen dit graf gekend hebben. Ook Molpadia, de Amazone die Antiope doodde, had trouwens een grafmonument in Athene. Theseus doodde deze Molpadia, aldus Pausanias, als wraak voor het doden van zijn vrouw Antiope. Op vazenschilderingen wordt deze wraakactie nooit uitgebeeld maar we vinden haar wel terug in de beeldhouwkunst op de metopen van het schathuis van Athene in Delphi. 52 Als hier het lijk van de Amazonekoningin Penthesileia is geschilderd, dan is deze afbeelding uniek want nergens verschijnt de dode Penthesileia in beeld terwijl het lijk van andere helden veelvuldig wordt afgebeeld. Zelfs de zelfmoord van Ajax die zich op zijn zwaard stort, is een thema dat vaak voorkomt in de Griekse schilderkunst. Ook Amazones worden regelmatig als gesneuvelden afgebeeld maar nooit Penthesileia zodat we mogen aannemen dat de dode Penthesileia als beeldmotief bewust werd vermeden. 53 47
VON BOTHMER 1957, p. 89. Attische zwartfigurige volutenkrater. Florence. Museo Archeologico Etrusco 4209. ARIAS (P.E.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre griechische Vasenkunst. München, 1960, pp. 37- 40, pl. 46. 49 BUITRON-OLIVER (D.). Douris. A Master-Painter of Athenian Red-figure Vases. Mainz, 1995, p.15. 50 OVERBECK (J.). Gallerie heroïscher Bildwerke. 1851. p. 505. 51 VOS (M.F.). Scythian Archers in Archaic Attic Vase-painting. Groningen, 1963. p. 38. 52 HOFKES-BRUKKER (C.). Die Liebe von Antiope und Theseus. In: BaBesch 41, 1966, pp. 17-19. 53 BLOK 1991, pp. 200- 201. 48
20
~ Getroffen Penthesileia in chiton op roodfigurig vaatwerk. Pl. 8. Attische roodfigurige hydria uit Cività Castellana. Ca 490 v. C. 54 New-York. The Metropolitan Museum of Art 10.210.19. Door Beazley toegeschreven aan de “Berlin” schilder. 55 Een Amazone, gewond aan haar borst en dij, is achterover op de grond gevallen. Ze ligt in een houding die vaak wordt gebruikt om een getroffen Amazone af te beelden: één been is gestrekt, het andere been geplooid zodat de krijgsvrouw op één knie ligt. Het lijkt alsof de vrouw haar evenwicht volledig kwijt is en dadelijk achterover zal stuiken. In haar linkerhand houdt de Amazone haar Scythische boog. Haar rechterarm houdt ze uitgestrekt, met de handpalm naar boven gericht, een gebaar dat in de Griekse cultuur geldt als een smekend gebaar van een verslagen krijger. Ook bij de Amazones komt dit gebaar vaak voor wanneer ze na een nederlaag hun overgave uitdrukken. 56 De Amazone draagt geen andere wapens en geen lichaamsbescherming. Haar outfit bestaat uit een overbloezende chiton met gordel en een exotische gepunte kap. In haar linkeroor prijkt een oorbel in de vorm van een schijfje. Het andere oor is niet te zien maar we mogen aannemen dat ook daar een oorbel als versiering was aangebracht. Aan haar ogen is te zien dat de Amazone stervende is, het bloed gutst uit de wonden onder haar rechterborst en haar rechterdij. Een naakte Griek met beenplaten, schild, helm en zwaard in de schede heeft zojuist de Amazone met zijn lans een wonde toe gebracht aan de dij. Hij is baardloos en heeft lang, blond haar. De Amazone is veel groter afgebeeld dan haar tegenstrever maar misschien is dit verschil in grootte te verklaren door het moeilijke verkort dat hier gebruikt is en de ongewone pose. 57 Hoewel het hier, volgens Robertson 58 , gaat om een vroeg werk van de Berlin schilder, is de tekening uiterst verzorgd en mooier afgewerkt dan het latere werk van de kunstenaar. Het lijkt alsof een jong talent hier zijn uiterste best deed om bijzonder goed te scoren.
54
VON BOTHMER 1957, p.143, n° 22, pp. 144-145, pl. LXXI, 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 605, n° 289. LIMC, dl. I, 1. Achilleus, p.164, n° 734, dl. I, 2, pl. 734, p.131. 55 ARV² p. 209, n°169. 56 NEUMAN (G.). Gesten und Gebärden in der Griechische Kunst. Berlijn, 1966, pp.70- 71. 57 VON BOTHMER 1957, pp.143-144, n° 22, pl. LXXI, 1. 58 ROBERTSON (M.). The Art of Vase-Painting in Classical Athens. Cambridge, New-York, 1992, p. 80.
21
~ Getroffen Penthesileia als boogschutter op roodfigurig vaatwerk. Pl. 9. Attische roodfigurige stamnos. Ca 480 v. C. 59 Zwitserland. privé bezit. Door Beazley toegeschreven aan de “Syleus” schilder. 60 In de carriere van de Syleusschilder die rond 490 v. C. startte als kunstenaar, is deze stamnos een werk uit zijn beginperiode. Dit is vooral te zien aan de kleding die nog niet zo vlot valt als in zijn latere schilderingen. Ook het feit dat de lichamen nog niet zoveel volume kregen wijst op een vroeger werk. De kunstenaar heeft de figuren tot drie personages teruggebracht, typisch voor de Syleus schilder wanneer hij een stamnos beschildert. Het belangrijkste personage is de gewonde Amazonekoningin Penthesileia die op de grond is neergestort. Ze ligt op het gebogen rechterbeen, het linkerbeen is gestrekt en ze steunt op de linkerhand. De Amazonekoningin is uitgedost als boogschutter want ze draagt aan haar middel de gorytos, de Scythische boog- en pijlenkoker. Weliswaar draagt ze een lederen harnas met chiton maar daaronder heeft ze het typische Amazonebroekpak met de lange mouwen in een veelkleurige, verticaal gestreept, motief. Een uitheemse kap vervolledigt haar outfit. Haar tegenstander Achilles staat klaar om een Amazone die Penthesileia ter hulp snelt af te weren. De krijgsvrouw is uitgerust als hopliet en staat met haar opgeheven speer en schild krijgshaftig te wezen. De vlechten die langs haar gezicht naar beneden hangen tonen echter overduidelijk dat hier een jonge vrouw deelneemt aan het duel. Dat hier de Griekse held Achilles en de Amazonekoningin Penthesileia zijn afgebeeld wordt duidelijk door de keerzijde van de stamnos met een scène uit de Trojaanse sage. Koning Agamemnoon, zijn scepter in de hand en bijgestaan door Briseïs, voert een plengoffer uit. Achter Agamemnoon staat Diomedes, één van de belangrijke helden uit de Ilias. Misschien toont deze scène de gebeurtenissen die verhaald worden door Homeros bij het begin van de Ilias. Diomedes probeerde koning Agamemnoon te overtuigen om de slavin Briseïs terug te geven aan Achilles om zo een einde te maken aan het conflict tussen de twee Grieken. De compositie van de scène op deze stamnos is ontleend aan de vele gevechten van Herakles en een Amazone die ontelbare keren werden afgebeeld op het zwartfigurige vaatwerk uit de 6e eeuw v. C. Het toevoegen van een derde persoon aan de scène kan door de schilder gebruikt zijn om meer symmetrie in de compositie te bereiken. De Amazones zijn niet altijd op dezelfde manier uitgedost. Attische kunstenaars poogden in hun afbeeldingen de monotonie van een vast schema te doorbreken door variatie aan te brengen in de outfit, de haarstijl en de wapens van de verschillende personages ook al behoorden ze, zoals hier, tot eenzelfde groep strijders. 61
59
LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 598, n° 177, dl. I, 2, pl.177, p. 465. LIMC, dl. I, 1. Achilleus, p. 164, n° 731, dl. I, 2, pl.731, p.131. ISLER-KERENYI (C.). Stamnoi. Lugano, 1997, pp. 49- 52. PHILIPPAKI (B.). The Attic Stamnos. Oxford, 1967, p. 59, pl. 26, 7. 60 ARV² p. 251, n° 35. 61 ISLER- KERENYI (C.). Stamnoi. Lugano, 1997, pp. 49, 51.
22
~ Penthesileia, niet als krijger maar als jonge vrouw. Pl. 10. Attische roodfigurige schaal uit Vulci. Ca 460 v. C. 62 München. Museum Antiker kleinkunst 2688. Door Winter toegeschreven aan de “Penthesileia” schilder. 63 Deze schaal is het meesterwerk van één van de grootste schilders uit de 5e eeuw v. C. die er zijn naam aan ontleent. Voor veel onderzoekers brengt deze schaal ons dichter bij de muurschilderingen van Mikon en Polygnotos dan gelijk welke andere Attische vaas. 64 Tussen 460 en 438 v. C. werden er in Athene door Mikon monumentale muurschilderingen vervaardigd in het Theseion en het Peisianakteion ( later bekend onder de naam “ Stoa Poikile” ), met als onderwerp de strijd van de Atheners onder leiding van Theseus tegen de Amazones. Niet alleen zijn deze schilderingen verloren gegaan maar ze werden nooit gedetailleerd beschreven door antieke schrijvers. We hebben geen idee van de juiste compositie, het aantal deelnemers aan de gevechten en de namen van de Atheense krijgers en van de Amazones. We kunnen niet bewijzen dat Mikon inderdaad de schilderingen in het Theseion uitvoerde maar hij was in Athene beroemd door de Amazonomachie die hij schilderde in de Stoa Poikile. Over zijn medewerker Polygnotos zijn we beter geïnformeerd. Veel kenmerken van zijn kunst zijn teruggevonden op beschilderde vazen zoals zijn ongelooflijk knappe compositie, het toepassen van verschillende niveaus en het gebruik van landschapselementen. Polygnotos schilderde waarschijnlijk nooit een Amazonomachie maar andere kunstenaars haalden elementen van zijn technisch kunnen uit zijn werk en gebruikten die voor Amazonomachieën. 65 Deze prachtige schaal van de Penthesileia schilder werd nooit gebruikt maar diende als wijgeschenk. Als voorbeeld voor dit meesterwerk diende waarschijnlijk een wandschildering. Het gebruik van goud en purper evenals de buitengewone kwaliteit wijzen in die richting. Enkele kleine lacunes zijn er te zien aan de ogen van de krijger links en aan de neus en bovenlip van Achilles. De contouren en de voornaamste lichaamsdelen en spieren werden met zwarte penseelstreken weergegeven. De mantel die de krijger over de linkerschouder draagt is van een dieper rood dan het terracotta - rood van de andere figuren. Er zijn witte lijnen op aangebracht. Gewaden, zoals de chiton van de Amazonekoningin Penthesileia, zijn in een zachter rood weergegeven. Spijtig genoeg is de kleur van deze chiton bijna helemaal verdwenen. Sommige onderdelen kregen verguldsel, zoals de haarband van Penthesileia, haar oorbel en het einde van de zwaardschede van Achilles. 66 De compositie bestaat uit vier figuren, die het binnengedeelte van de schaal vullen. De rand is afgezet met een klimoprank. Het is alsof de figuren uit een veldslag gesneden zijn en dan in de ronde schaal zijn samengeperst. Het is overduidelijk dat het hier om een kunstenaar gaat, in de ban van de grote schilderkunst van zijn tijd, van een Polygnotos en zijn kring. Hij heeft een schitterend voorbeeld gebruikt om over te zetten op deze schaal. Prachtig is het kleurgebruik. 62
BOTHMER 1957, p. 143, n° 30, p.147-148, pl. LXXI, 4. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 598, n° 178. LIMC, dl. I, 1. Achillleus, p. 164, n° 733, dl. I, 2, pl. 733, p. 131. DIEPOLDER (H.). Der Penthesileia- Maler. Mainz, 1976, p. 15. PFUHL (E.). Masterpieces of Greek Drawing and painting. Londen, 1955, pl. 71. BLOME (P.). Der Mythos in der griechischen Kunst. In: Troia, Traum und wirklichkeit. Stuttgart, 2001, p. 134, pl. 136. 63 ARV p. 582, n° 1. 64 BEAZLAY (J.D.) en ASHMOLE (V.B.). Greek Sculpture and Painting to the end of the Hellenistic Period. Cambridge, 1966, p. 2. 65 VON BOTHMER 1957, p.163. 66 ARIAS ( P.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 84.
23
Het lichaam van Achilles is rood geglazuurd met een rode mantel om de schouder die langzaamaan naar onderen geel- wit wordt. Het lichaam van de Amazone is bruinachtig. De helm en het kuras van de bijfiguur is bruinachtig rood en op de rode mantel zijn glimmende toevoegingen te zien. Armbanden en andere juwelen van Penthesileia en ook een gedeelte van de wapens zijn met goud opgehoogd. 67 De Penthesileia schilder leidde een atelier ca 470- 450 v. C. Als leerling van Pistoxenos, die een voorkeur aan de dag legde voor schilderingen op witte ondergrond, had de Penthesileia schilder deze techniek leren kennen. Hij zelf gebruikte de witte - ondergrond techniek weinig. Van de 1800 vazen die bekend zijn van zijn hand zijn er slechts 17 op witte ondergrond geschilderd dus nauwelijks 1% van de totale productie. Een witte ondergrond heeft hij blijkbaar gereserveerd voor zijn pyxides. Met de roodfigurige techniek probeerde de Penthesileia schilder hetzelfde effect te bereiken als bij de techniek op witte ondergrond. Dat is vooral goed te zien op een vijftal schalen van zijn hand waarvan deze schaal in München het mooiste voorbeeld vormt. Nog een ander typisch detail nam de Penthesileia schilder over van vazen op witte ondergrond: de scène wordt omringd met een krans van blaadjes van de laurierstruik, de klimopplant of de olijfboom. De afbeelding zelf is geconcipieerd zoals op vaatwerk met witte ondergrond maar uitgevoerd volgens de roodfigurige techniek zoals bijvoorbeeld de details die met kleurtoetsen naar voor worden gehaald en bepaalde onderdeeltjes die verguld werden. De historische scène neemt enorm veel plaats in zodat de zwarte achtergrond tot een minimum is herleid. De kunstenaar besteedde veel aandacht aan het esthetische. Het lijkt wel alsof hij wilde bewijzen dat hij met de roodfigurige techniek dezelfde prachtige resultaten wist te bereiken als met de techniek op witte ondergrond. Blijkbaar is de schildering ook een eerbetoon aan de “ pioniers” uit de beginperiode van de roodfigurige stijl. Getuige hiervan zijn de eigenaardige en gecompliceerde torsbeweging van de linkerarm van Achilles. 68 Rond 460 v. C. namen veel schilders een archaïserende stijl aan door te refereren naar vazen van 50 of 60 jaar eerder die ze als model gebruikten. 69 De personages vullen de hele cirkel in het midden van de schaal, wat zelden voorkomt op het roodfigurige vaatwerk en eerder regel is bij vaatwerk op witte ondergrond. Om de hele tondo te vullen, zijn de figuren uitzonderlijk groot. De Penthesileia schilder, die ook op witte ondergrond werkte, heeft daar de techniek vandaan gehaald om achteraf kleuren aan het geschilderde werk toe te voegen: zo zien we verschillende kleurenschakeringen van rood in de chiton van de Amazone en de mantel van de Griek. Waarschijnlijk staat het kleurgebruik zoals het voorkomt op vazen met witte ondergrond, dichter bij de wandschilderingen uit die tijd dan het kleurgebruik op het roodfigurige vaatwerk. Schilders op roodfigurige vazen gebruiken als techniek eerder een silhouet dat naderhand met kleur wordt ingevuld. Vaatwerk met witte ondergrond werd slechts voor speciale gelegenheden gebruikt. Vooral op het roodfigurige vaatwerk is de invloed van de muurschilderingen van Mikon en Polygnotos in Athene het meest evident. Deze muurschilderingen waren beroemd in de hele toen gekende wereld, zoals Pausanias ons meldt. De invloed van deze muurschilderingen wordt vaak aangehaald met deze Penthesileia schaal als bewijs. Niet alle onderzoekers zijn het er echter mee eens dat de Pentheseleia schilder zich zo sterk liet beïnvloeden. Volgens Robertson was dat nauwelijks het geval: de 67
DIEPOLDER ( H.). Der Penthesileia-Maler. Mainz, 1976, p.14. MINTSI (E.). Le peintre de Penthésilée et la technique à fond blanc. In: Proceedings of the XV th International Congress of classical Archaeology. Amsterdam, July 12-17 1998. 2 dln. Amsterdam, 1999, pp. 260- 261. 69 BYVANCK-QUARLES van UFFORD (L.). L’art grec préclassique et le style archaïssant. In: Babesch 63, 1988, pp.180 -188. SIMON (E.). Early classical Vase-Painting. In: Greek Art archaic into classical. Leiden, pp. 66- 82. 68
24
figuren op de München schaal zijn duidelijk ontworpen om in een tondo te passen en niet afkomstig van één of andere muurschildering die als voorbeeld diende. 70 Een gesneuvelde Amazone ligt gekromd tegen de zijrand van de tondo en de Amazonekoningin Penthesileia, op één knie, duwt haar voet tegen de onderste rand, terwijl Achilles zich buigt onder de bovenste rand van het medaillon,. Toch bezitten deze figuren een kracht en grootsheid die uitzonderlijk is in de schilderkunst op vazen. Eerlijkheidshalve moeten we toegeven dat de aanpassing van de afbeelding aan de ronde vorm van de schaal niet helemaal gelukt is Het is een heel karwei om vier volledige figuren op een vrij kleine oppervlakte te schilderen, die bovendien cirkelvormig is. Sommige delen zijn dan ook afgesneden door deze cirkelvorm: de linkerschouder en opperarm van Achilles zijn op een rare manier achter zijn rug verdwenen. Achilles is spijtig genoeg zijn nek kwijt omdat er geen plaats voor was. De donkere partijen zijn wel erg klein uitgevallen en ze hebben bovendien vreemde vormen. 71 Een gebaarde krijger met zwaard en lans en een Amazone in exotische kleding flankeren de twee hoofdfiguren, die in het midden van de schaal worden weergegeven. Daar steekt een naakte krijger zijn zwaard in de borst van een vrouw in een korte chiton. Ze grijpt met beide handen de bovenarm en het bovenlichaam van haar gebaarde tegenstander. De krijger draagt, naast zijn zwaard, ook beenbeschermers en een schild. Zijn hoofd is praktisch volledig door een helm bedekt. Wel zijn de ogen te zien zodat duidelijk is dat de blikken van beide hoofdpersonen op elkaar gericht zijn. Achilles bemerkt blijkbaar te laat, op het ogenblik van haar dood, de schoonheid van Penthesileia. De Amazonenkoningin, herkenbaar aan haar mooi versierd gewaad, is niet gewapend. 72 De identiteit van de personages is niet af te leiden uit inscripties. De identificatie berust op de “veelzeggende blikken” van de Griek en de Amazone. Of de held werkelijk de Amazone aankijkt is moeilijk te zeggen, al zijn de ogen zeker met grote intensiteit weergegeven. Van een actief duel is hier geen sprake: de ongewapende Amazone die haar hand legt op de borst van de Griek wijst eerder in de richting van een smeekbede. 73 Er is veel discussie rond de vraag of hier wel Achilles en Penthesileia afgebeeld worden, hoewel de meeste hedendaagse onderzoekers hier positief over zijn. In dat geval kunnen de muurschilderingen in Athene niet als voorbeeld gediend hebben want die hadden als onderwerp de strijd van Theseus tegen de Amazones. Naast de afwijkende grootte brengt de tondo in München een hele reeks nieuwigheden. Beide Amazones zijn blootshoofd, met een dunne band over het voorhoofd, een eerder uitzonderlijke haardracht voor Amazones die meestal met een helm of met een exotisch hoofddeksel worden afgebeeld op het Attische vaatwerk. De gesneuvelde Amazone draagt een kort gewaad met gordel over haar exotische broekpak. Ze ligt op de grond op haar linkerzijde met haar linkerbeen uitgestrekt en haar rechterbeen in een hoek. Uit twee wonden, in de nek en aan de rechterheup, bloedt ze dood en wringt haar handen in pijn, met haar tanden even zichtbaar tussen haar lippen. Voor een gevallene ligt haar hoofd vrij hoog. Misschien wilde de kunstenaar weergeven dat ze op hellende grond ligt, terwijl de andere nevenfiguur rechts, dan een heuvel zou opklimmen. Dit doet ons denken aan het gevecht van de Grieken tegen de Amazones in Athene, dat volgens literaire bronnen werd gestreden op de hellingen van de Areopagos. 70
ROBERTSON 1992, p.160. VAN DER GRINTEN (E.F.). On the composition of the medaillons in the interiors of Greek black- and red-figured kylixes. Amsterdam, 1966, p.56. 72 LIMC, dl. I, 1. Achilles, p.164. 73 BLOK 1991, pp.197- 198. 71
25
De gesneuvelde Amazone is frontaal afgebeeld, wat uitzonderlijk is in de Griekse schilderkunst. Volgens Shapiro komt een frontale afbeelding alleen voor bij personages aan wie de kunstenaar een speciale betekenis wilde geven in tegenstelling met andere, meer “gewone” personages. Frontaal afgebeeld zijn dan personages die zich immobiel en passief gedragen of die buiten de actie vallen. 74 De houding van de Amazonekoningin kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Von Bothmer is van mening dat ze zich met haar rechterhand vastklampt aan de borst van de Griek terwijl ze met haar linkerhand de fatale stoot probeert af te weren. 75 Keuls ziet het gebaar van Penthesileia als het strelen van de mannenborst, in een poging om te verleiden. Ze probeert op deze manier genade te krijgen maar het zwaard van Achilles doorboort haar reeds. Als een echte vechtjas heeft de Amazonekoningin een dag op het slagveld achter de rug en heeft er mannen gedood. Maar als ze zelf in gevaar is valt ze terug op haar vrouwelijke verleidingstrukjes. De Griekse held Achilles komt onder de indruk van haar schoonheid maar zijn zwaard, hét symbool van mannelijke agressie is al in haar borst gedrongen. 76 Het is opvallend dat vanuit verschillende periodes totaal anders wordt gekeken naar deze afbeelding. Het is duidelijk dat Keuls dit duel tussen Achilles en Penthesileia ziet als “ de meest dramatische weergave van het antagonisme tussen man en vrouw”. Zo’n honderd jaar eerder klonk het wel anders toen Bachofen in 1861 als man over de afbeelding op deze schaal schreef. Hij zag de Amazonekoningin Penthesileia als een jonge vrouw die haar ware aard ontdekt en haar krijgersnatuur verliest om toe te geven aan wat “de natuur een vrouw ingeeft”: liefde en huwelijk. 77 Deze scène bewijst dat de Attische kunstenaars bij het afbeelden van de Amazones ook het werkelijke leven wilden schilderen. Hier wordt niet alleen de Amazonekoningin Penthesileia in gevecht met de Griekse held Achilles getoond. De scène toont ons ook de kracht van de vrouw die door haar blik haar mannelijke tegenstander infecteert met een onvervulbare liefde. De macht van de vrouw die een man kan “ vangen ” door haar aantrekkingskracht, het werkelijke leven dus, wordt hier verbonden met de mythische Amazone die dus dubbel gevaarlijk is : als gewapende vijand in een gevecht en als vrouw die de man kan meeslepen in liefde en passie. 78 Andere onderzoekers zien dit duel veel prozaïscher. Volgens Bazant vertelt deze schaal ons totaal niets over de emoties van Achilles en Penthesileia. We weten niet eens wie hier zijn afgebeeld. De verslagen Amazone smeekt voor haar leven door haar tegenstander aan te raken met een aloud gebaar dat ook nu nog wordt gebruikt en dat op allerlei kunstwerken uit de Oudheid voorkomt. Maar verder weten we niets over eventuele emoties tussen de twee centrale figuren op deze beroemde schaal. 79
74
MAASKANT-KLEIBRINK (M). The Stuff of wich Greek Heroines are made. In: Babesch 64, 1989, p. 41. VON BOTHMER 1957, p. 147. 76 KEULS 1985, p. 47. 77 BACHOFEN (J.J.). Das Muterrecht. Eine Untersuchung über die Gynaikokratie der alten Welt nach ihrer religiösen und rechtlichen Natur. Dl. I. Bazel, 1948, p. 99. 78 BEARD ( M.) Adopting an approach II. In: RASMUSSEN 1991, p. 34. 79 BAZANT (J.). The Amazons of Antiquity and current Amazonomania. In: Mythes et Cultes. Etudes d’iconographie en l’honneur de Lilly Kahil. Supplément 38. Bulletin de Correspondance Hellénique. Athene, 2000, p. 20. 75
26
Er is oogcontact tussen de twee tegenstanders en de gezichtsuitdrukking van Achilles toont dat hij geneigd is om toe te geven aan de smeekbede van Penthesileia maar hij is te laat. In Griekenland was het ondenkbaar dat een eerbare vrouw haar ogen zou opslaan naar een man. Ze moest haar blik naar beneden richten of afwenden. Aan de blik van een vrouw werd namelijk een sterke erotische macht toegekend, een macht waaraan een man wel moest toegeven. Zowel in de Griekse literatuur als in de kunst zien we genoeg voorbeelden waarbij een man door zo’n groot verlangen naar de vrouw die hem aankeek overmand werd dat hij haar niet kon weerstaan. In dit kader moeten we ook verhaal zien van Achilles die volledig door liefde werd overweldigd toen Penthesileia hem aankeek op het ogenblik van de doodsteek. Amuletten tegen “het kwade oog” zijn tot op vandaag populair en passen in deze kontekst. 80 Over de blikken die de Amazone en de Griek uitwisselen hebben verschillende onderzoekers een mening. Zo dacht Löwy in het begin van de 20 e eeuw dat de Penthesileia schilder zich had laten beïnvloeden door de ogen van Polyxena zoals dat personage werd afgebeeld door Polygnotos, wanneer ze ten offer werd gebracht op het graf van Achilles. Een epigram zegt dat in die ogen de hele Trojaanse oorlog werd uitgedrukt en ook in de ogen van Penthesileia op de München schaal ligt een hele wereld verborgen. 81 Volgens Von Bothmer kun je veel verschillende emoties in deze blikken zien, van liefde tot haat, van verwijt tot wroeging en nog een hele reeks andere gevoelens. Hij gelooft niet dat we de Penthesileia schilder dit soort subtiele emoties moeten toedichten. 82 Arias ziet in de blikken van de man en vrouw een heel gamma van emoties: de smekende en verliefde blik van Penthesileia en de plotse pijn in het gelaat van Achilles op het ogenblik van de doodsteek wanneer hij beseft wat hij vernietigt. 83 Volgens Van der Grinten kijkt Achilles niet echt naar de Amazonekoningin maar staart hij over haar hoofd heen met een verre blik in zijn ogen. 84 Voor Robertson is het dan weer duidelijk dat de kunstenaar vooral het begrip “liefde in de dood “ in gedachte had, toen hij deze afbeelding ontwierp. 85 Het uitgestrekte slagveld waarop de handeling plaats grijpt, wordt hier gesuggereerd door op de zwarte achtergrond een zwaar bewapende krijger links en een stervende Amazone in exotische klederdracht rechts weer te geven. 86 Het perspectief waarmee het schild van de hoofdfiguur is afgebeeld is veel beter dan op andere werken van deze kunstenaar. 87 Ook het linkerbeen en de linkervoet van Achilles zijn in goed verkort afgebeeld. 88 De weergave van de benen, de armen en de romp van Achilles zijn, in verhouding tot het schild, op het eerste zicht eigenaardig maar blijkbaar heeft de schilder geprobeerd om uit te drukken hoe de schouder van de krijgsman ronddraait als hij zijn zwaard hanteert. 80
REEDER (E.D.). Blicke und Gebärden. In: REEDER (E.D.). Pandora. Frauen im Klassischen Griechenland. Mainz, 1995, pp. 124- 125. 81 LÖWY (E.). Polygnot. Ein Buch von griechischer Malerei. Wenen, 1929, p.12. 82 VON BOTHMER 1957, pp.147 -148. 83 ARIAS (P.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München,1960, p. 84. 84 VAN DER GRINTEN E.F.). On the composition of the medaillions in the interiors of Greek black-and red-figured kylixes. Amsterdam, 1966, p.56. 85 ROBERTSON 1992, p.160. 86 ARIAS (P.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München,1960, p. 84. 87 VON BOTHMER 1957. pp.147-148. 88 ARIAS (P.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p.84.
27
~ Achilles en Penthesileia met paard. Pl. 11. Attische roodfigurige nekamfora uit Capua. Ca 450 v. C. 89 Londen. British Museum E 280. Door Beazley toegeschreven aan Polygnotos. 90 Een naakte Achilles, met een inscriptie op zijn schild, haalt uit tegen de Amazonekoningin Penthesileia terwijl op de achtergrond een paard naar rechts weg galoppeert. Achilles heeft een mantel over zijn linkerschouder en draagt een helm met een leeuw op het wangstuk. Aan de linkerarm draagt hij een schild met luipaardblazoen. Met zijn rechterarm zwaait hij een zwaard boven zijn hoofd. Zonder inscriptie zou het erg moeilijk zijn om in deze krijger de Griekse held Achilles te zien. De Amazone draagt een exotische lange broek met zigzagpatroon, een chiton met een gordel en een uitheemse muts. Ze kijkt rond wie ze met haar strijdbijl kan neerslaan. Haar Scythische boog ligt op de grond.
~ Achilles en Penthesileia op Attisch vaatwerk in de 4e eeuw v. C. Pl. 12. Attische roodfigurige pelike. Ca 360 v. C. 91 Hamburg. Museum für Kunst und Gewerbe 1893, 225. Hoewel deze pelike buiten het tijdsbestek van deze scriptie valt wordt ze toch besproken om aan te geven welke nieuwe ontwikkelingen binnen het thema Achilles - Penthesileia duidelijke worden in de 4e eeuw v. C. Achilles, in zijn heroïsche naaktheid, zwaait zijn zwaard met de rechterhand boven het hoofd, klaar om toe te stoten. De Amazonekoningin Penthesileia ligt geknield aan zijn voeten en smeekt om genade. Rechts van deze pathetische middengroep vlucht een Amazone weg. Links komt een Amazone te paard hulp bieden. Dat het hier gaat om de Griekse held Achilles en de Amazonekoningin Penthesileia leidt men af uit de blikken van de twee centrale figuren. Met hun blik zijn ze aan elkaar “geklonken”. Het is alsof Achilles twijfelt om de doodssteek toe te brengen, getroffen als hij is door de schoonheid van zijn tegenstander. Voor de compositie lijkt de schilder hier een beroemd voorbeeld te hebben gebruikt, een Attische sarcofaag die nu in het Louvre wordt bewaard. 92
89
VON BOTHMER, p. 192, n° 103, pp. 192-193, pl. LXXXI, 6. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 598, n°179, dl. I, 2, pl. 179, p. 465. LIMC, dl. VII, 1. Penthesileia, p.298. 90 ARV p. 679, n° 32 . 91 LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 609, n° 343. LIMC, dl. I, 1. Achilles, p. 164, n° 731, dl. I, 2, pl. 731, p.131. SCHEFOLD (K.). Untersuchungen zu den Kertscher Vasen. Berlijn, 1930, n° 358, pl. 8.1. WALTER (H.). Zu den attischen Amazonenbildern des vierten Jahrhunderts. In: Jahrbuch des deutschen Archaeologischen instituts 73, 1958, p. 36, pl. 1. MERCKLIN (E.). Griechische und römische Altertümer, Führer Museum Hamburg. Hamburg, 1930, pp. 39- 40, pl. 14. 92 Parijs. Musée du Louvre, Ma 2119. LIMC, dl. I, 1. Achilles, p.164, n° 731, dl. I, 2, pl.731, p.130. LIMC, dl. VII, 1. Penthesileia, p. 299, n° 39.
28
De afbeelding op deze pelike getuigt van een heel nieuwe geest. De schilder wil niet meer in de eerste plaats de psychologie van een stervende Penthesileia en de held Achilles weergeven zoals op de München schaal. Penthesileia is niet meer de Amazonekoningin, de aanvoerster van een vijandig leger, maar een vrouw die met haar vrouwelijke schoonheid de held doet terugdeinzen. Een aantal kenmerken van de München schaal blijven nochtans bewaard. De kamprichting met Penthesileia links is gebleven. Daardoor valt onze blik eerst op haar. Door haar houding valt de beweging van het geheel eerst op haar terug en wordt dan omhoog gestuwd naar de staande gestalte van Achilles. Ook het gebruik van het zwaard door Achilles, in plaats van een lans, waardoor de twee hoofdfiguren dichter naar elkaar worden gebracht, blijft op de pelike behouden. In de 4 e eeuw v. C. werden op het Attische vaatwerk nog Amazonomachieën geschilderd maar niet meer de grote veldslagen uit de 5e eeuw v. C. Er werd eerder gekozen voor het oude thema van de drie – figuren - groep: een Amazone te paard tegenover een geharnaste tegenstander met een helper die terzijde staat. Op deze Amazonegroepen, zoals ook op de pelike uit Hamburg, kunnen we nog een andere evolutie binnen de Attische schilderkunst volgen. De lichamen krijgen meer volume en ze staan vrijer in de ruimte. 93
93
WALTER (H.). Zu den Attischen Amazonenbildern des vierten Jahrhunderts v.Chr. In: Jahrbuch des Deutschen Archeologischen Instituts 73, 1958, pp.36- 38.
29
Conclusie We vergelijken de besproken afbeeldingen met als thema Achilles - Penthesileia om te ontdekken of er een chronologische evolutie in de Attische schilderkunst valt waar te nemen. Hiervoor bekijken we volgende kenmerken : -
De kamprichting waarin de tegenstanders Achilles en Penthesileia zijn afgebeeld. Welke evolutie is hier te zien en is deze te verklaren?
-
Welk moment kiest de schilder voor zijn afbeelding? Wil hij het gevecht tussen Achilles en Penthesileia uitbeelden of opteert hij voor een later moment, wanneer de Amazonekoningin al dodelijk gewond is of zelfs als lijk wordt weggedragen?
-
Worden de personages eerder in vooraanzicht afgebeeld of kiest de kunstenaar voor zijaanzicht? Is hier een evolutie merkbaar?
-
Naarmate de Griekse schilderkunst zich verder ontwikkelt zien we ook technische verbeteringen. Zo wordt het perspectief vaak beter. Zien we dit ook bij het thema Penthesileia- Achilles?
-
Krijgen de lichamen in de loop der tijd meer volume als we de afbeeldingen chronologisch bekijken?
-
Het suggereren van een achtergrond, waarin sommige Griekse kunstenaars vrij goed waren op muurschilderingen, zien we hierin een evolutie op Attische vazen?
-
De kleding van Penthesileia is zeker niet steeds dezelfde. Is deze kleding tijdsgebonden of een persoonlijke keuze van de schilder?
-
Ook de afbeeldingen van Achilles zijn, wat kleding betreft, vrij afwisselend: nu eens is hij een gewapende Griekse hopliet, dan weer een held, voorgesteld in zijn heroïsche naaktheid. Is daar een verklaring voor te geven?
-
De wapens die Penthesileia hanteert, zijn niet steeds dezelfde. Is hier een evolutie te achterhalen en oorzaken hiervoor op te sporen?
-
Ook Achilles hanteert niet steeds dezelfde wapens. Zijn de gebruikte wapens inherent aan een periode of is ook dit een persoonlijke keuze van de schilder?
30
De richting waarin Achilles en Penthesileia zijn afgebeeld tijdens het gevecht. De eerste voorstellingen van het duel, in de laatste kwart van de 7e eeuw v. C. tot het midden van de 6e eeuw v. C., laten Achilles zien aan de rechterzijde terwijl hij met een speer Penthesileia doorsteekt. De Amazone zakt op de knieën. Dan keert het schema om en voortdurend, tot ca 440 v. C., staat Achilles links terwijl Penthesileia aan de rechterkant door de knieën zakt of op de grond valt. Wat de houding van de lichamen betreft lijkt dit schema sterk op dat van Heracles met een Amazone maar Achilles onderscheidt zich van Herakles door het gebruik van een speer in plaats van een zwaard of knots en door de afwezigheid van een leeuwenhuid. Achilles houdt zijn tegenstander bovendien nooit vast, terwijl Herakles dat altijd doet. Het werk van Exekias, en de hydria uit Londen zijn typerend voor deze periode. Opnieuw keert het schema om: vanaf ca 460 v. C. staat de Griek rechts en de Amazone links. De Griek doorsteekt nu de Amazone met een zwaard en de Amazone maakt een smekend gebaar of zakt ineen. 94 Dit is het geval op de München schaal van de Penthesileia schilder en op de pelike uit de 4e eeuw v. C. In de Archaïsche kunst, tot ca 500 v. C., wordt een verslagen krijger meestal in de rechterhelft van de afbeelding geschilderd. Wanneer de gevallen Penthesileia in de linkerhelft wordt afgebeeld, terwijl ze zich naar rechts wendt, krijgt ze meer gewicht. Zo wordt het begrijpelijker dat ze haar aanvaller Achilles met haar schoonheid betovert, zodat hij na haar dood over haar treurt. 95 De kamprichting houdt dus verband met de perceptie van het personage Penthesileia. Zolang ze in de eerste plaats wordt gezien als een verslagen vijand, wordt ze in de rechterkant van de afbeelding geplaatst. Wanneer ze vooral wordt beschouwd als een vrouw waarvoor de held Achilles emotie voelt, dan staat Penthesileia afgebeeld op de linkerkant.
Welk moment kiest de kunstenaar als onderwerp voor de afbeelding? Kiest de schilder voor het gevecht zelf of opteert hij voor het moment waarop Penthesileia dodelijk getroffen is? Ook weergave van de situatie na de strijd is mogelijk. Vanaf de 7e eeuw v. C. kiezen de kunstenaars ervoor om Penthesileia af te beelden terwijl ze, ondanks haar smekend gebaar, door Achilles doorstoken wordt. We zien deze gebeurtenis afgebeeld bij Exekias, bij de Berlin schilder en bij de Penthesileia schilder. Wanneer we de zwart- en roodfigurige vazen tussen 580 en 320 v. C. bestuderen, blijkt het motief van een smekende Penthesileia, enorm geliefd te zijn. Het smeken van een gewonde is trouwens een vaak gebruikt thema bij Amazoneschilderingen en komt niet alleen voor bij het personage van Penthesileia. Volgens Pausanias heeft de schilder Panaios op de afsluiting van de Zeustroon in Olympia de Amazonekoningin geschilderd, niet op het ogenblik van de doodsteek maar wanneer Achilles haar stervend in zijn armen houdt. 96 Deze schildering maakte zoveel indruk dat latere kunstenaars steeds weer, met eventuele kleine wijzigingen, dit gebeuren afgebeeld hebben. 97 Het werk van de Berlin schilder geeft een heel ander moment weer, na de strijd, wanneer Achilles de dode Penthesileia wegdraagt om haar, volgens het epos, aan de Trojanen te geven voor haar begrafenis. 94
BLOK 1991, p. 197. SCHEFOLD (K.). Frühgriechische Sagenbilder. München,1964, p. 86. 96 LIMC, dl. VII, 1. Penthesileia, p. 305. 97 SCHEFOLD (K.). Die Urkönige, Perseus, Bellerophon, Herakles und Theseus in der klassischen und hellenistischen Kunst. München, 1988, p. 314. 95
31
Zien we een evolutie in het gebruik van vooraanzicht of zijaanzicht? Op het zwartfigurige vaatwerk werden de voorstellingen met zwarte verf aangebracht op de roodbruine klei. Details binnen de figuren werden aangebracht met een naald. Op het einde van de 6e eeuw v. C. kwam de roodfigurige techniek in zwang. Figuren worden dan rood gelaten, de rest wordt beschilderd. De details kunnen dan met een penseel worden aangebracht zodat de kunstenaar veel minder is aangewezen op profielweergave dan bij de oudere, zwartfigurige methode. 98 Terwijl de benen meestal in zijaanzicht zijn weergegeven en de borst in vooraanzicht- soms wordt de hele figuur in zijaanzicht geschilderd- draaien de figuren zich in de late 6e eeuw v. C. meer naar de toeschouwer. Soms wordt het hele personage in vooraanzicht geschilderd, dan weer wordt maar een gedeelte van de figuur op die manier afgebeeld. Soms is één been in zijaanzicht en het andere been in vooraanzicht geschilderd. Soms zijn de beide benen in zijaanzicht en is de romp in driekwart afgebeeld. Op die manier suggereert het voorste been diepte en krijgt het hele lichaam meer volume. Op de besproken Attische vazen zien we dat in de 6e eeuw v. C. meestal in zijaanzicht wordt geschilderd. Bij Exekias zijn de bovenlichamen van de figuren min of meer in vooraanzicht maar de rest van de personages is volledig in zijaanzicht. Hetzelfde geldt voor het werk van de Three line groep en de Thyrrheense amfora van de Guglielmi schilder. Vanaf de 5e eeuw v. C. werden op het Attische vaatwerk de meeste personages in vooraanzicht afgebeeld. Dat zien we op het werk van de Berlin schilder, de Syleus schilder en de Penthesileia schilder. Daar zijn alleen nog de hoofden in zijaanzicht terwijl Polygnotos zijn Penthesileia volledig frontaal afbeeldt. Een eigenaardig onderdeel in dit verband is de weergave van het menselijke oog op onze afbeeldingen van Penthesileia en Achilles. In de 6e eeuw v. C., wanneer op het Attische vaatwerk het gelaat steeds in zijaanzicht wordt weergegeven, is het oog toch altijd in vooraanzicht geschilderd. Dit is goed te zien op onze voorbeelden. Er is steeds een duidelijk verschil te zien tussen het oog van de man, iets ronder, en dat van de vrouw, dat ovaal is afgebeeld. In de loop van de 5e eeuw v. C. verandert dit gebruik. We zien dan dat het oog in zijaanzicht wordt geschilderd wanneer het gelaat in zijaanzicht is afgebeeld.
Zien we op het besproken vaatwerk enige vorm van perspectief? Er is op de hierboven bekeken Attische vazen weinig te zien van echte dieptewerking. Wanneer personages achter elkaar staan, dan zien we dat omdat de verschillende lichaamsdelen een achterliggende figuur gedeeltelijk bedekken maar dit is geen dieptewerking Zo zien we dat op de nekamfora van de Three Line groep dat de getroffen Amazone op de grond achter de paarden ligt omdat de paardenpoten vóór haar zijn geschilderd. Alleen bij het afbeelden van schilden, bijvoorbeeld op de schildering van Exekias, zien we dat een zekere diepte is gesuggereerd. Toch is dit niet steeds het geval. Ook op het roodfigurige vaatwerk zoals op de hydria in New York is een schild soms nog afgebeeld als een volledig platte schijf. Vanaf 475 v.n C. ontdekken de Griekse schilders echter geleidelijk modellering en dieptewerking wat vooral op de München schaal van de Penthesileia schilder goed te zien is. De nevenfiguren staan hier duidelijk meer naar achter dan de hoofdfiguren. Hetzelfde kan gezegd worden van het paard op de amfora van Polygnotos. In de 4e eeuw v. C., getuige de pelike in Hamburg, is de dieptewerking duidelijk verbeterd. Achilles en Penthesileia staan hier zonder enige twijfel op de voorgrond. 98
JANSON (H.W.). Wereldgeschiedenis van de kunst. Den Haag, 1965, pp. 80- 81.
32
Kregen de lichamen meer volume in de loop van de 6e en 5e eeuw v. C.? Zoals eerder gezegd brengt bij de roodfigurige methode de kunstenaar details aan met een penseel. Ledematen kunnen dan veel beter verkort worden weergegeven of elkaar overlappen. De kleding kan ook nauwkeuriger worden geschilderd en gelaatsuitdrukkingen worden geïndividualiseerd. Om deze nieuwe effecten goed te laten uitkomen worden de figuren vaak zo groot mogelijk geschilderd. Soms lijken ze bijna uit hun cirkel te barsten zoals bij de Penthesileia schaal uit München. Op het roodfigurige vaatwerk verstaan de schilders ook de kunst om binnen de omtrek anatomische details aan te brengen. Hierdoor krijgt het naakte lichaam modellering en dus meer volume. Een prachtig voorbeeld hiervan is het lichaam van Achilles op de München schaal en op de pelike uit Hamburg. Ook het laten aftekenen van ledematen onder de kleding behoort tot de mogelijkheden van deze kunstenaars en ook hierdoor krijgt het lichaam meer volume zoals de Penthesileia figuur op de München schaal. Door een verfijnd lijnenspel binnen de omtrekken worden plooien in gewaden afgebeeld wat ook weer leidt tot een beter weergeven van volume van lichamen. Een mooi voorbeeld hiervan zien we op de amfora in Londen, beschilderd door Polygnotos.
Ondernam de kunstenaar een poging om de omgeving weer te geven? Een uitgebreide veldslag werd vaak gesuggereerd door andere krijgslieden links en rechts van de hoofdpersonages Achilles en Penthesileia te plaatsen. Dit is het geval bij het grootste deel van onze bestudeerde vazen. Meestal werd een getroffen Amazone toegevoegd aan het duo Achilles - Penthesileia, soms ook een Griek zoals op de München schaal. Maar nooit is een Griek slachtoffer in de strijd. De Griekse krijgers zijn steeds volop actief of verlaten het strijdtoneel zoals op de Londen hydria. Hier is links de veldslag in volle hevigheid weergegeven, en rechts het wegtrekken van de troepen. Ook het paard op de amfora van plygnotos kan als een suggestie voor het strijdtoneel gelden.
Welke uitrusting draagt Penthesileia? Op alle boven besproken vazen draagt Penthesileia een chiton. Boven dit ondergewaad wordt dan eventueel de rest van het kostuum gedragen. Op de schildering van Exekias draagt de Penthesileia het pantervel waarmee Amazones vaak worden afgebeeld en waarmee de kunstenaar een verband met de maenaden en met Thracië wil aangeven. Exotische details in de outfit zien we vaak. Hierdoor wordt de Amazonekoningin gekenschetst als een “uitheemse “ vrouw. Het meest werd er gekozen voor een exotische hoofdbedekking. Op het zwartfigurige vaatwerk draagt een Amazone meestal een Korintische helm en dat is ook het geval op onze besproken vazen. Maar op onze roodfigurige voorbeelden draagt de Amazonekoningin telkens een exotische muts. De München schaal vormt de uitzondering omdat Penthesileia er een hoofdband draagt, een uitzonderlijke dracht voor een Amazone. Ook de kleding kan exotisch zijn. Op de bestudeerde zwartfigurige vazen zagen we al typische uitheemse tunieken en bij Exekias een pantervel. Op onze roodfigurige voorbeelden zien we tweemaal Penthesileia met een lange broek onder haar harnas of chiton, namelijk op het werk van de Syleus schilder en op de schildering van Polynotos. Op de pelike uit de 4e eeuw v. C. is Penthesileia afgebeeld in een uitheemse chitoniskos met exotische motieven en verschijnt ze voor Achilles met naakte borsten.
33
Is er een evolutie waar te nemen in de uitrusting van Achilles? Op onze zwartfigurige voorbeeldvazen draagt Achilles een belkuras boven zijn chiton, de traditionele uitrusting van de Griekse hopliet.Zijn helm is dan meestal een Korintische helm. Op het roodfigurige Attische vaatwerk is Achilles, zoals het een held betaamt in de Griekse kunst, vaak naakt afgebeeld. Dit zien we op de hydria uit New York, de München schaal, de amfora van Polygnotos en de pelike uit de 4e eeuw v. C. De held draagt meestal nog een mantel maar dit kledingstuk is er zeker niet om het lichaam te bedekken. Allerlmei helmtypen komen voor. Op de zwartfigurige keramiek draagt achilles traditioneel de Korintische helm maar op het roodfigurige vaatwerk verschijnen ook de nieuwe helmtypen, Attisch, Ionisch of Chalcidisch.
Welke bewapening draagt de Amazonekoningin in het drama? Zoals een krijger betaamt, draagt Penthesileia in de voorstellingen uit de 6e eeuw v. C. een lans en hangt er aan haar zijde een zwaard in een schede, de traditionele bewapening van de Griekse hopliet. De Londen - hydria vormt uiteraard een uitzondering omdat Penthesileia hier als een dode die van het slagveld wordt gedragen, is afgebeeld. Ze heeft dan ook geen wapens meer. In de 5e eeuw v. C. veranderde de bewapening van de Amazonekoningin. Ze werd toen meer getypeerd als een “barbaarse” vrouw die vocht met de typische “barbaarse” wapens. Daarom wordt ze ook voorgesteld als een krijger met pijl en boog, zoals op de hydria in New York en de stamnos van de Syleus schilder of met een strijdbijl zoals op de amfora van Polygnotos. Op de Penthesileia schaal uit München en de pelike uit Hamburg is de Amazonekoningin ongewapend afgebeeld. Ze is er duidelijk voorgesteld als een mooie vrouw en niet als een krijgsvrouw. Penthesileia draagt zelden een schild en nooit is er een blazoen op te zien.
Wat is de bewapening van Achilles in dit drama? In de 6e eeuw en het begin van de 5e eeuw v. C. werd Achilles afgebeeld met een lans en een zwaard in de schede aan zijn zijde. Op het zwartfigurige vaatwerk zien we de held telkens vechten met de speer. Aan zijn linkerarm houdt Achilles altijd een schild behalve als hij te paard zit, zoals op de amfora van de Three Line groep. Als Achilles Penthesileia draagt, zoals op de Londen hydria, dan leunt zijn schild tegen zijn been. Zelden is er een blazoen te zien op het schild van Achilles. Dat is alleen het geval op de amfora van Polygnotos, waar de held als blazoen een luipaard heeft.
34
35
Hoofdstuk II Amazone - alabastra en Negro - alabastra. Op het Attische vaatwerk hebben de meeste afbeeldingen van Amazones de strijd als
onderwerp. Het vaste gezelschap van de Amazones bestaat dan ook uit vijandelijke Griekse krijgers, aangevoerd door Herakles, Achilles of Theseus. Deze drie personages kunnen ook individueel optreden in een duel met een Amazonekoningin maar ze hebben normaal minstens één helper en de uitslag van het gevecht ligt al vast. Ze zullen glansrijk overwinnen, daar bestaat nooit twijfel over. In dit hoofdstuk worden een aantal eigenaardige combinaties van Amazones en andere, niet traditionele personages, bestudeerd. We denken dan in de eerste plaats aan de combinatie van een Amazone met een negerfiguur die bijna uitsluitend voorkomt op Attische alabastra. Deze olieflesjes staan daarom bekend als “Amazone - alabastra” of “Negro – alabastra.” Omdat het grootste deel van het hoofdstuk handelt over dit soort keramiek, kreeg het ook deze titel. Maar ook andere uitzonderlijke combinaties met Amazones komen hier aan bod. Er wordt gezocht naar een antwoord op de vraag waarom op het Attische vaatwerk een Amazone soms wordt afgebeeld in combinatie met een palmboom, een helm, een krukje of met een altaar. Tot slot wordt in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk dieper ingegaan op het thema “Amazone in gezelschap van anonieme personages”. We bekijken eerst de Amazone zoals ze werd afgebeeld in gezelschap van een maenade, een onderwerp dat bijna nooit voorkomt op Attische keramiek. Vervolgens bestuderen we de thema’s “Amazone met jonge meisjes” en “Amazone en een ouderpaar”.
35
§ 1 Het alabastron In de laatste decennia van de 6e eeuw v. C. verschijnen de Amazone - alabastra. Een alabastron is een buidelvormig vaasje met halfbolvormige bodem, smalle hals en een opening in de vorm van een schaaltje. Vermoedelijk werd dit vaasje ook in de oudheid alabastron genoemd. Volgens de antieke bronnen diende het alabastron als parfumflesje. De naam is afkomstig van de Egyptische parfumflesjes met dezelfde vorm, die uit albast zijn vervaardigd en dienden als voorbeeld voor de Griekse alabastra. Deze flesjes werden ook uit marmer, faience, metaal, klei en, sedert het midden van de 6 e eeuw v. C., uit glas vervaardigd. Amasis, een rivaliserende pottenbakker en schilder van de beroemde Attische schilder Exekias zou als eerste in Athene een Griekse versie van het Egyptische stenen alabastron ontworpen hebben in klei. Het is mogelijk dat Amasis zelf uit Egypte afkomstig was en een donkere huid had. 1 Op een aantal lekythoi zien we vrouwen bij het graf die een alabastron in hun handen hebben of aan touwen dragen. Zo weten we dat dit vaatwerk met een touw en aan een handvat werd gedragen. Ook werden ze aan de muur gehangen. Daarnaast bestonden er speciale houders om een alabastron te bewaren. 2 Pl. 13. Bij de Griekse alabastra kan men drie vormen onderscheiden: het Korintische alabastron, een Ionische versie en een typisch Attisch flesje. Dit Attische alabastron lijkt, wat betreft de vorm, het meest op het oorspronkelijke Egyptische parfumflesjes van albast. De versiering is echter typisch Attisch en ook de afbeeldingen zijn karakteristiek voor Attica. Het Attische alabastron verscheen vrij laat, in het laatste kwart van de 6e eeuw v. C. Alleen het alabastron van de Amasis- schilder was er al eerder, in het midden van diezelfde eeuw. Het Attische alabastron in klei werd al volop geproduceerd toen de techniek van witte ondergrond met rode figuren bekend werd. Vooral Psiax en de Paidikos - groep zijn bekend gebleven als kunstenaars die hele reeksen alabastra beschilderden. Het Attische alabastron is rondom beschilderd of de beeldzone wordt met versierelementen in twee helften verdeeld die op dezelfde wijze beschilderd zijn. Later werd het de gewoonte om het onderste deel van het vazenlichaam met zwarte glansverf te beschilderen. Dit houdt waarschijnlijk verband met de decoratie van lekythoi in die periode, het vaatwerk dat door dezelfde groep schilders werd versierd. Rond het midden van de 5e eeuw v. C. stopte de productie van Attische alabastra in klei en beschilderd met personages vrij plots. Er werden wel nog alabastra in steen en glas vervaardigd. Waarschijnlijk hebben een aantal factoren geleid tot het verdwijnen van het Attische alabastron in klei. Het einde van de beschildering op witte ondergrond heeft er zeker iets mee te maken. Ook de import van glas- en steenalabastra zal mee gespeeld hebben als oorzaak. Het is evident dat alabastra in steen of glas meer succes kenden. Ze zijn immers beter geschikt voor het bewaren van parfum dan alabastra in klei, dat een luchtdoorlatend materiaal is. 1 2
BOARDMAN (J.). The Greeks Overseas. London, 1999, pp. 152- 153. Attische roodfigurige schaal. Napels. Museo Nazionale SA 5. ARV p. 32, n° 4. KEULS 1985, pl. 150. KILMER (M.). Greek Erotica on Attic Red-Figure Vases. London, 1993, R 73.
36
Het valt te betwijfelen of de alabastra die niet met glansverf waren bedekt ooit echt gebruikt zijn. Bij gebruik blijven er op de klei vlekken achter van de oliehoudende substantie die het alabastron bevatte, en die vlekken zijn op dit soort alabastra nooit aangetroffen. De afbeeldingen op de Attische alabastra en vooral op de alabastra met witte ondergrond en rondlopende voorstellingen, zijn vaak exotisch van aard. Negers, Amazones en palmbomen zijn populaire onderwerpen. Die wijzen in de eerste plaats op de herkomst van de kostbare inhoud, maar ook op de vorm van dit vaatwerk. 3 Ook afbeeldingen die te maken hebben met het leven van vrouwen, soms met een erotisch karakter, komen voor. De alabastra bevatten namelijk oliën die vaak geparfumeerd waren met mirre. Deze zeldzame en kostbare substantie werd ingevoerd uit Arabië. 4 Mirre is een gomhars dat wordt verkregen door inkepingen te maken in de stam van de mirreboom. Olie met mirre werd o.a. gebruikt om de genitaliën in te wrijven vóór geslachtsverkeer. Uit Griekse komedies zoals die van Aristophanes, leren we dat de bruid een kruik met mirre in olijfolie kreeg om de penis van haar man mee in te wrijven. Mirre diende niet alleen als “massage” olie maar werd ook gezien als een voorbehoedsmiddel. 5 Daarom is het alabastron als liefdesgeschenk een mogelijke optie. De verbinding van de liefdesgodin Afrodite met zalven en parfums doet ook in die richting denken. Deze alabastra waren dan waarschijnlijk symbolische geschenken, zonder inhoud, die men later kon meenemen in het graf. 6 Een ander ideaal huwelijksgeschenk voor een vrouw was een épinetron, een kniebeschermer in klei die werd gebruikt tijdens het verwerken van wol. 7 Ook op de Attische épinetra zien we, net zoals bij de alabastra, afbeeldingen van Amazones. 8 We kunnen dus wel stellen dat het onderwerp Amazones bijzonder populair was als afbeelding op een typisch object voor vrouwen zoals een alabastron, een olieflesje voor vrouwen en een épinetron, een kniebeschermer voor vrouwen. Volgens Keuls stond het alabastron symbool voor “ plichtsgetrouw in dienst staan van de echtgenoot” omdat de vrouw haar man vóór en na de geslachtsdaad met olie uit een alabastron inwreef. De beroemde geneesheer Galenos gaf mannen de raad hun penis met olie te behandelen om irritatie te vermijden en dit zeker te doen na seksuele activiteit om de kwaliteit van de penishuid te verbeteren. Op Attische vazen zijn soms vrouwen afgebeeld met een alabastron in de hand op weg naar de echtelijke slaapkamer, symbolisch weergegeven door een halfopen deur waarachter een bed is te zien. 9 Pl. 14. Ook de vorm van het alabastron was vaak aanleiding tot obscene grapjes. 10
3
WEHGARTNER (I.). Attisch Weissgrundige Keramik. Mainz, 1983, pp. 112- 113. SUTTON (R.F.). The interaction between Men and Women portrayed on Attic Red-figure Pottery. Chapel Hill, 1981, pp. 332- 337. 5 HENDERSON (J.). The Masculate Muse: Obscene Language in Attic Comedy. New Haven Conn., 1975, p. 120. 6 WEHGARTNER (I.). Attisch Weissgrundige Keramik. Mainz, 1983, pp. 112- 113. 7 BADINOU (P.). Epinetra et alabastres. La femme du Ve s. av. J.-C. entre travail de la laine et parure. In: SCHMALTZ en SÖLDNER 2003, p. 87. 8 KEULS 1985, p. 319, pl. 286. 9 Berlijn Staatliches Museum F 2406. ARV² p. 1225, 1. 10 KEULS 1985, p. 120. 4
37
Met het doel van het alabastron voor ogen is het niet te verwonderen dat de afbeelding op dit parfumflesje vaak te maken heeft met het leven van de vrouw. Voor een echtgenote of een toekomstige echtgenote was zich parfumeren en zich opmaken om de echtgenoot te behagen minstens zo belangrijk als het goed vervullen van allerlei huishoudelijke taken. 11 De olie uit een alabastron werd eveneens gebruikt om een lichaam te behandelen vóór de begrafenis. 12 Daarom zien we op Griekse lekythoi, pl. 15 13 het vaatwerk dat een rol vervulde bij de begrafenis, soms een alabastron afgebeeld. 14 De Attische alabastra werden beschilderd met een nieuwe techniek: de witte - ondergrond techniek, ontstaan als een variant van de zwartfigurige techniek. Bij deze witte- ondergrond techniek werd de vaas bedekt met witte klei en daarop werden de figuren aangebracht met een zwart silhouet. Binnen de figuur werden dan allerlei details aangebracht. Toen later de roodfigurige techniek werd ontwikkeld ging men in de witte - ondergrond techniek een aantal vernieuwingen doorvoeren. Aanvankelijk werden figuren gedeeltelijk of volledig zwart geschilderd maar nu ging men alleen met omtrekslijnen werken. Naast zwarte verf werd ook rood gebruikt voor die omtrekslijn. De glanzende verf uit de beginperiode werd nu matter. Voor het afbeelden van haar, plooien in de kleding en andere details werden allerlei kleuren gebruikt. Vooral purperachtig bruin en okergeel waren in trek. Ze werden aangebracht vóór de vaas de oven in ging. In de tweede helft van de 5e eeuw v. C. ging men ook na het bakken kleuren aanbrengen en koos men voor meer vage kleuren: allerlei tinten van groen , blauw en paars. Helaas zijn de meeste van deze kleuren vandaag verdwenen maar het weinige dat rest geeft ons een goed beeld van de levendige polychromie die in Griekenland ook muren en panelen moet gesierd hebben. De iconografie op vaatwerk met witte ondergrond is duidelijk anders dan de afbeeldingen op zwartfigurige of roodfigurige keramiek. Zo komt de eigenaardige combinatie van een Amazone en een neger alleen voor op alabastra met witte ondergrond en niet op ander vaatwerk. 15 De techniek met witte ondergrond werd ook toegepast op andere parfum- en oliehouders zoals lekythoi en kelkkraters. De witte - ondergrond techniek werd aanvankelijk vooral op schalen gebruikt maar later ging de voorkeur naar de lekythoi. 16 De witte - ondergrond - techniek was één van de vernieuwingen in de Attische vazenschilderkunst op het einde van de 6e eeuw v. C. en het begin van de 5e eeuw v. C. Hoewel het niet de meest gebruikte vernieuwing was, die eer gaat naar de roodfigurige techniek, overleefde de witte - ondergrond - techniek het langst, zeker aan de rand van de Griekse wereld. Naast die andere vernieuwing, de roodfigurige techniek, werd ook de Six techniek gebruikt. Bij die techniek werd de verf aangebracht in een inkerving. 17
11
BADINOU (P.). Epinetra et alabastres. La femme du Ve s. av. J.-C. entre travail de la laine et parure. In: SCHMALTZ en SÖLDNER 2003, pp. 87- 88. 12 RIDDLE (J.M.). Contraception and Abortion from the Ancient World to the Renaissance. Cambridge, Londen, 1992, p. 32. 13 Attische lekythos. Athene, Nationaal Museum 1963. Door Beazley toegeschreven aan de Achilles schilder. ARV p. 995, n° 1677. 14 KEULS 1985, p. 120. 15 BURN (L.). Vase-painting in fifth-century Athens. Red figure and white ground of the later fifth century. In: RASMUSSEN 1991, pp. 124-125. 16 ROBERTSON 1992, p. 52. 17 WILLIAMS (D.). Vase painting in fifth-century Athens. The invention of the red-figure technique and the race between vase-painting and free painting. In: RASMUSSEN 1991, p. 103.
38
§ 2 Het Amazone - alabastron en het Negro - alabastron. Het is eigenaardig dat op een flesje dat typisch is voor vrouwen zo vaak een zwarte krijger wordt afgebeeld, het zogenaamde Negro - alabastron. Het enige domein waarop de vrouw en strijd met elkaar te maken krijgen is voor de Grieken de wereld van de Amazones. Door de kleding die hij draagt is voor de toeschouwer het verband van de negerkrijger met deze Amazones duidelijk. De zwarte krijger is als het ware de mannelijke equivalent van de Amazone. 18 Het is wel vrij logisch dat de Amazone, een exotische figuur, als versierelement werd gebruikt voor een flesje dat geïmporteerde parfum bevatte en dat praktisch uitsluitend door vrouwen werd gebruikt. Ondertussen is ook aangetoond dat de Amazone - alabastra ouder zijn en dat de Negro - alabastra van hen is afgeleid. 19 In overblijfselen op de Acropolis van Athene uit de periode van de Perzische oorlogen heeft men een fragment van een Amazone - alabastron gevonden waaruit blijkt dat dit soort vaatwerk met Amazones werd geproduceerd vanaf het begin van de 5e eeuw v. C. 20 Voor mensen met een natuurlijke donkere huid, van vrij licht tot echt “ zwart”, en met eigen specifieke kenmerken zoals gekroesd haar en dikke lippen, gebruikten de Grieken de naam “ Ethiopiërs”. Het zijn deze Ethiopiërs die afgebeeld zijn op de zogenaamde Negro - alabastra. Vanaf de 7e eeuw v. C. hadden de Grieken vrij veel contacten met zwarten. In Afrika en vooral in Egypte verbleven Grieken. Sommigen waren huursoldaten in het leger van de vorsten uit de Saïte dynastie ( 669-525 v. C.). Anderen dreven handel vanuit Naucratis dat op het einde van de 7e eeuw werd gesticht. 21 Hoe dachten de Grieken over deze zwarten? Waren ze slachtoffer van racistische acties, werden ze bespot of stonden de Grieken vijandig tegenover hen? “Ethiopiërs” werden niet anders bekeken of behandeld dan andere vreemdelingen. De houding van de Grieken tegenover andere volkeren is drieledig en vertoont een mythische-, een antropologische- en een politiek benadering. In Griekenland is de mythische benadering al duidelijk vanaf de eerste litteraire werken waarin Ethiopiërs een rol spelen of de kunstwerken die Ethiopiërs afbeelden. Homeros laat ze al een rol spelen in de Trojaanse oorlog zonder hun juiste locatie op te geven. “ Aan de oevers van de oceaan” is zo ongeveer het enige wat we over hun land vernemen waarmee gesuggereerd wordt dat ze leven aan de grenzen van de bewoonde wereld. 22 Homeros beschrijft de Ethiopiërs duidelijk met sympathie. Ze worden de meest vrome mensen ter wereld genoemd, iets dat door de goden enorm op prijs wordt gesteld want ze haasten zich om te midden van deze Ethiopiërs aan te liggen voor een banket. Zoals ook andere volkeren die aan de grenzen van de wereld gelokaliseerd worden rekent Homeros de Ethiopiërs tot de echt gelukkige volkeren en vele deugden worden hen toegeschreven. 23 18
LISSARRAGUE (F.). L’autre guerrier. Archers, peltastes, cavaliers dans l’imagerie attique. Parijs, Rome, 1990, p. 187. 19 NEILS (J.). The group of the Negro Alabastra: A study in Motif Transferal. In: Antike Kunst 23, 1980, p. 21. 20 ARV² p. 269, n° 36. 21 AUSTIN (M.). Greece and Egypt in the archaic age. London, 1974, pp. 15- 34. 22 HOMEROS. Ilias. I, 423- 424. LESKY (A.). Aithiopika. In: Hermes, LXXXVII, 1989, pp. 27- 38. 23 LONIS (R.). Les trois approaches de l’ Ethiopien par l’ opinion gréco-romaine. In: K tema 6, 1981, p. 74- 75.
39
Ook andere schrijvers uit de Oudheid zoals Hesiodos, Pausanias en Strabo lokaliseren deze Ethiopiërs aan de grenzen van de toen bekende wereld. En Herodotos zegt onverbloemd dat ze de grootste en de mooiste mensen ter wereld zijn met enorme spierkracht. Ze bereiken vaak dankzij de uitstekende voeding in hun land van overvloed een hoge ouderdom en worden zelfs honderd jaar. 24 Op de eerste schilderingen van Ethiopiërs uit de 6e eeuw v. C. en het begin van de 5e eeuw v. C. wordt vooral nadruk gelegd op hun huidskleur. Maar ook hun exotische kenmerken worden duidelijk in de verf gezet zoals de dikke lippen en het kroeshaar. Vooral de legende van koning Memnon die met een troepenmacht van Ethiopiërs de Trojanen kwam helpen tegen de Grieken wordt vaak gebruikt als onderwerp voor vazenschilderingen. Een amfora , beschilderd door Exekias geeft hiervan een goed beeld. 25 Pl. 16. Traditioneel wordt Memnon zelf vaak afgebeeld als een blanke wat onderzoekers bracht tot de discussie of Memnon wel een Ethiopiërs was. 26 Het is in deze traditie dat we de combinatie van Ethiopiërs en Amazones moeten plaatsen. Beiden kwamen immers in de Trojaanse oorlog mee strijden aan de kant van de Trojanen. Alles wat over de Ethiopiërs werd geschreven en hoe ze werden afgebeeld was natuurlijk niet helemaal imaginair. Het is duidelijk dat deze personages geïnspireerd waren op bewoners van Zuid-Egypte, een gebied waar in de geschiedenis vaak een hoge beschaving bestond. Het is waarschijnlijk niet toevallig dat in het gebied waar het koninkrijk Meroë lag, Grieks vaatwerk is terug gevonden. 27 De handel tussen Grieken en Ethiopiërs zowel in Afrika als op Griekse bodem was tenslotte een realiteit. Vanaf de tweede helft van de 5 eeuw v. C. zien we dat de voorstelling van de Ethiopiër op Attische keramiek beïnvloed wordt door de antropologische benadering. De kunstenaars laten het stereotype beeld van de pikzwarte Ethiopiër met negroïde trekken los om meer variatie in de huidskleur en raskenmerken aan te brengen. Naast het uitgesproken negroïde type verschijnt ook het type uit het gebied van de Nijl met fijnere gelaatstrekken en het type van de halfbloed. Door allerlei details van de outfit af te beelden, zoals oorringen hoofddoekjes en tatoeages wordt de Ethiopiër beter in zijn cultureel milieu geplaatst. Ook worden Ethiopiërs die in Griekenland verblijven afgebeeld . Zo leren we dat de meeste van hen huisslaven waren . Ook in de wereld van de ontspanning werkten Ethiopiërs als jongleur, muzikant of danser. Ze waren niet allemaal slaaf . Ze konden in Athene ook werken als zelfstandig kunstenaar zoals de schilder Amasis. Men vermoedt dat hij afkomstig was van Naucratis in Afrika en een halfbloed was met lichtbruine huid. Atleten of acteurs in het theater waren vaak van Ethiopische afkomst. Ook voor de typische gebruiken van de Ethiopiërs kregen kunstenaars oog. De manier waarop dansende zwarte maenaden worden afgebeeld op Attisch vaatwerk roept duidelijk de typische Afrikaanse dansen op.
24
HERODOTOS. Historiën, III, 17-25. HARTOG (F.). Le miroir d’ Hérodote. Paris, 1980. 25 Attische zwartfigurige amfora. Philadelphia. University of Pensylvania Museum MS 3442. Door Beazley toegeschreven aan Exekias. ABV pl. 30. STEINER (A. ). Illustrious Repetition: Visual Redundancy in Exekias and his Followers. In: OAKLEY (J.H.). , COULSON (W.D.E.). en PALAGIA (O.). Athenian Potters and Painters. The Conference Proceedings. Exeter, 1997, pp. 159- 160. 26 DREWS (R.). Aethiopian Memnon, African or Asiatic. In: Rheinisches Museum, 112, 1969, p. 191. 27 DUNHAM (D.) en BATES (O.). Royal cemeteries of Kush. 3 dln. Cambridge Mass. , 1956- 1957. SHINNIE (P.L.). Meroe. A civilization of the Sudan. London, 1967.
40
Wat betreft de politieke benadering van de Ethiopiërs, de Grieken hebben nooit een politiek conflict met de Ethiopiërs moeten uitvechten. Van de vijandigheid die spreekt uit de afbeeldingen van andere volkeren zoals de Perzen is er dan ook, wat betreft de Ethiopiërs, geen sprake, niet in de Archaïsche tijd en niet in de Klassieke tijd. 28 Naast bovenstaande mythische verklaring, Memnon en de Amazones in de Trojaanse oorlog, zijn er vanaf de 19e eeuw een aantal theorieën ontwikkeld om een antwoord te vinden op de vraag waarom op een alabastron vaak een neger voorkomt, soms in combinatie met een Amazone en vaak in de outfit van een Amazone. De theorieën uit de 19e eeuw laten we buiten beschouwen en we beperken ons hier de voornaamste theorieën uit de 20e eeuw. Volgens Haspels verwijst de neger op de alabastra in klei naar de oorspronkelijke parfumflesjes in albast die uit Egypte kwamen. Ze wijst hierbij op het afbeelden van de negerfiguren door het schilderen van vooral de omtreklijn, zodat de afbeelding zou lijken op een Egyptische schildering. 29 Neils ziet deze techniek, het schilderen van alleen de omtreklijn, als de enige mogelijkheid om een zwarte figuur neer te zetten. Noch de zwartfigurige noch de roodfigurige techniek waren geschikt om een personage met een zwarte huid te schilderen. De omtrek aangeven op een witte ondergrond is technisch gezien de enige mogelijkheid. Bovendien kan nu ook het kroeshaar goed weergegeven worden met behulp van een aantal punten. 30 De omtrek van de negerfiguur wordt geschilderd en het gelaat, de handen en de voeten zijn zwart ingekleurd. Pfuhl denkt dat de negerfiguur eerder een merknaam is voor Egyptische parfum. 31 Ook Beardsley gelooft dat de negerfiguur een soort reclame vormt voor Egyptische parfum, maar meent dat het hier niet gaat om een Afrikaanse, maar om een Aziatische figuur en wijst daarbij op de onzekerheid van de Grieken over de ligging van Ethiopië. 32 Tenslotte is er de historische verklaring zoals we die terugvinden bij Graindor. Die is ervan overtuigd dat de kleding van de negerfiguur op de Attische alabastra vanaf ca 500 v. C. het kostuum is waarmee de Grieken alle barbaren van Aziatische afkomst afbeelden of het nu Amazones zijn, Scythen of anderen. De kunstenaars hebben als voorbeeld de Ethiopiërs uit het leger van de Perzische vorst Xerxes gebruikt, zoals die beschreven zijn door Herodotos. De Grieken trokken naar Klein-Azië tijdens de expeditie van 498 v. C., maar kwamen ook in hun vaderland in aanraking met de Perzische troepen tijdens de Perzische oorlogen. Ze waren zo overdonderd door die immense horde soldaten dat ze één van de types eruit onmiddellijk opnamen in hun repertoire voor beschilderd vaatwerk. Graindor gelooft dat de negerfiguur een vluchtende krijger voorstelt en de helm een trofee. Deze vazen moeten dan gezien worden als een ode aan de Grieken omdat ze de Perzen een nederlaag toebrachten. 33 Ook Fraser denkt in die richting. Vooral de zwarte huid van sommige soldaten van het Perzische leger moet grote indruk gemaakt hebben in Attica zodat vanaf ca 480- 479 v. C. het effect van deze barbaren terug te vinden is in de vaasdecoratie. Hij wijst er wel op dat al eerder in de Attische schilderkunst een gewapende krijger naast een krukje met erop een helm een standaard afbeelding was. 34
28
LONIS (R.). Les trois approaches de l’Ethiopien par l’opinion gréco-romaine. In: Ktema 6, 1981, pp. 74 - 80. ABL pp. 103 -104. 30 NEILS (J.). The group of the Negro Alabastra: A Study in Motif Transferal. In: Antike Kunst 23, 1980, p. 22. 31 PFUHL (E.). Malerei und Zeichnung der Griechen. 1923, p. 306. 32 BEARDSLEY (G.H.).The negro in Greek and Roman Art. 1929, pp. 50 -51. 33 GRAINDOR (P.). Les vases au nègre. In: Musée Belge, 12, 1908, p. 25- 33. 34 FRASER (A.D.).The Panoply of the Ethiopian Warrior. In: AJA 39, 1935, p. 44. 29
41
In zijn boek over negers in de oudheid poneert Snowden de volgende stelling. Na hun overwinning op de Perzen waren de Grieken zo trots dat ze de Amazones en de Ethiopiërs, barbaren en hun tegenstanders tijdens vroegere oorlogen, op deze manier begonnen af te beelden. 35 Thimme komt met een eschatologische verklaring in zijn artikel over Libische motieven op olievazen. Hij gelooft dat het Amazonen - Negermotief met de palmboom wijst op de meest afgelegen streken op aarde, met andere woorden, het land van de gelukzaligen. Dit motief is dus passend voor ritueel vaatwerk. 36 Volgens Boardman doelt de afbeelding van een zwarte negerfiguur op een alabastron op de herkomst van de gebruikte klei. 37 Younger tenslotte wijst op de legende die ook Amazones in Afrika plaatst. Ze zouden er geleefd hebben op Hespera,een eiland in het Tritonis meer in Zuid- Numidië. Toen ze er verjaagd werden trokken ze oostwaarts naar Egypte en Arabië. Het zijn deze Amazones die door de Attische schilders worden afgebeeld op de alabastra. Het feit dat er in Meroë in Ethiopië een Attische rhyton 38 pl. 17 met Amazones in gevecht met oosterlingen is gevonden ziet hij als een teken aan de wand. 39 De rython heeft de vorm van een Amazone te paard en werd gevonden boven het graf van een kind aan de voet van een koninklijke piramide in Soedan. 40 Al deze interpretaties, hoe interessant ook, kunnen geen antwoord geven op een aantal specifieke vragen rond de Negro - alabastra. Waarom wordt de negerkrijger, als hij een soldaat van Memnon is, niet voorgesteld in het kostuum waarin deze soldaten worden afgebeeld op ander vaatwerk dan alabastra? Als de neger een Egyptenaar voorstelt, waarom vertoont hij dan geen overeenkomst met de Egyptenaren zoals ze worden afgebeeld in gevecht met Herakles en Busiris? Als de negerfiguur reklame is voor een Oosters parfum, hoe moeten we dan verklaren dat hij ook voorkomt op schalen en niet enkel op parfumflesjes? 41 Pl.18. De negerkrijger lijkt niet op de beschrijving van Ethiopiërs door Herodotos, maar meer op een Perzische soldaat. 42 Pl. 19. Ook met een Scythische krijger is er een gelijkenis. 43 35
SNOWDEN (F.M.). Before Color Prejudice: The Ancient View of Blacks. Cambridge Mass. , 1983, pp. 124, 292 , n. 15. 36 THIMME (J.). Griechisch Salbgefässe mit libyschen Motiven. In: Jahrbuch der Staatlichen Kunstsammlungen in Baden-Württemberg, 7, 1970, pp. 7-30. 37 BOARDMAN (J.). The Greeks overseas . Londen, 1999, p. 53. 38 Boston. Museum of fine Arts 21.2286. ARV² p. 772. VERMEULE (C.). Greek, Etruscan and Roman Art. The Classical Collections of the Museum of Fine Arts, Boston. Boston, 1963, p. 113, pl. 94. VON BOTHMER 1957, p 222, n° 81, pl. XC, 1. 39 YOUNGER (J.). Sex in the Ancient World. London, New York, 2005, p. 6. 40 WILLIAMS (D.). Sotades: plastic and White of Sotades. In: KEAY (S.). en MOSER (S.). Greek Art in View. Essays in honour of Brian Sparkes. Oxford, 2004, p. 103. 41 Roodfigurige schaal. Taranto. Museo Archeologico 61. SNOWDEN (F.M.). Before Color Prejudice: the ancient View of Blacks. Cambridge Mass. , 1983, pl. 80. ARV p. 268, n° 34. NEILS (J.). The group of the Negro-Alabastra: A Study in Motif Transferal. In: Antike Kunst 23, 1980, pl. 3, 5. 42 BOVON (A.). La représentation des guerriers Perses et la notion de barbare dans la 1re moitié du Ve siècle. In: Bulletin de correspondance hellénique, 87, 1963, p. 583, pl. 6 en 6 bis. Alabastron. Parijs. Musée du Louvre CA 1682.
42
Waarom hebben de Attische schilders de associatie gelegd tussen Amazones en negerkrijgers? Sommige geleerden proberen een verklaring te vinden vanuit het werk van Diodoros en denken aan een vaderland van de Amazones in Afrika. 44 Net zoals bij de Ethiopiërs wisten de Grieken niet goed waar het land van de Amazones gelegen was. De twee volkeren, Amazones en Ethiopiërs, werden vooral geassocieerd door hun deelname aan de Trojaanse oorlog. Uit de literaire traditie weten we dat er in Troje vreemde legers mee vochten aan de kant van de Trojanen. De zwarte krijgers uit het leger van de Ethiopische koning Memnon en de Amazones van koningin Penthesileia. 45 De Griekse keramiek levert bewijzen voor het geloof in negerstrijders aan de kant van Troje, zoals bijvoorbeeld de afbeelding op een Attische schaal in Boston. 46 Pl. 20. Achilles achtervolgt hier Hector rond de wallen van Troje. We zien twee figuren -waarvan de hoofden spijtig genoeg verdwenen zijn- met zwart ingekleurde benen terwijl van de andere figuren alleen de omtrekken getekend zijn. Ook de figuren op de nekamfora van de Swing schilder, een zwarte boogschutter en twee Amazones, worden geïnterpreteerd als het leger van Memnon en Penthesileia in de strijd om Troje. 47 De iconografische motiefoverdracht is zover gegaan dat op enkele alabastra de negers Thracische mantels dragen of een pelta, net als de Amazones. Op het merendeel van deze afbeeldingen dragen de negers ook de broekpakken, die zo typisch zijn voor de Amazones, en een enkele keer dragen ze ook een Scythische muts. 48 De Amazones vormen de verbindende schakel zodat deze negers uitgedost zijn in het kostuum van de Amazones. 49 De eerste aanzet tot deze overdracht is al te vinden ca 530 v. C. op een nekamfora van de “Swing” schilder die verder wordt besproken. Pl. 21. Benson heeft een andere theorie. Uit het werk van Theophrastos weten we dat de mirrebomen in Arabië zo kostbaar waren dat ze door bewapende Arabieren bewaakt werden. In de Griekse voorstelling waren deze wachters zoals ze op de alabastra voorkomen, Amazones en negers, klaar voor de strijd. 50 De Amazone - alabastra en Negro - alabastra zijn in een aantal groepen te verdelen. In haar werk onderscheidt Neils zes verschillende groepen. Ze vermoedt dat de alabastra die behoren tot een bepaalde groep, beschilderd zijn door dezelfde kunstenaar en in eenzelfde periode van zijn leven. Zo is er een eerste groep van kleinere alabastra van ongeveer 14 cm hoog. Deze vaasjes zijn ook meer gedrongen van vorm dan latere exemplaren. De negerfiguren zijn met veel zorg in actieve houdingen geschilderd en het motief op de keerzijde is, op enkele uitzonderingen na, een krukje en een helm. Een enkele keer is op de keerzijde een Amazone geschilderd.
44
HANSON (J.O.) The myth of the Libyan Amazons. In: Museum Africanum 3, 1974, pp. 38- 43. NEILS (J.). The group of the Negro Alabastra. A Study in Motif Transferal. In: Antike Kunst 23, 1980, p.22 Pl. p.7,8 46 Boston. Museum of Fine Arts 98.933. ARV p. 402, n° 23. CASKEY (L.D.) en BEAZLEY (J.D.). Attic Vase Paintings in the Museum of fine Arts. Boston, 1931, pl. 14. NEILS (J.). The group of the Negro Alabastra: A Study in Motif Transferal. In: Antike Kunst 23, 1980, p. 7, pl. 8. 47 VON BOTHMER 1957. p. 93, n°23, p. 95. 48 NEILS (J.). The group of the Negro Alabastra: A Study in Motif Transferal. In: Antike Kunst 23, 1980, p. 5, n° 4- 6: mantels, p. 5 n° 9- 10: peltae. BLOK 1991, p. 355. BENSON (C.). Weisgrundiges Alabastron mit Amazone. In: REEDER (E.D.). Pandora. Frauen im Klassischen Griechenland. Mainz, 1995. pp. 379- 380. 45
43
Tot een andere groep rekent ze de alabastra van de New York schilder. Op de alabastra van deze schilder wordt de figuur van de neger vervangen door de figuur van een geklede en bewapende Amazone. De krijgsvrouw draagt meestal een strijdbijl in de rechter- en een boog in de linkerhand. De palmboom en het krukje blijven als motief behouden op de keerzijde. De alabastra uit de werkplaats van de Syrikos schilder, een leidinggevende schilder uit de roodfigurige periode zijn van iets latere datum dan het werk van de New York schilder maar ongeveer gelijktijdig vervaardigd met de kleine alabastra uit onze eerste groep. De vorm van de vaas is iets ronder. Het beschilderde vlak is groter geworden doordat de onderste ornamentband verdwenen is en de bovenste hoger is aangebracht. Ook op deze alabastra is de neger vervangen door een Amazone. Ze heeft nog steeds haar strijdbijl in de rechterhand maar de boog is soms vervangen door een pelta, het Thracische schild. Enkele keren draagt ze een lederen kuras. Haar kostuum is meer versierd. Met uitzondering van één alabastron staat er telkens op de keerzijde een palmboom en meestal ook een krukje. Op veel Amazone - alabastra staat een krukje met daarop een helm. Volgens Neils staan krukje en helm symbool voor het strijdtoneel zoals in de Griekse schilderkunst soms dolfijnen als symbool voor de zee zijn afgebeeld. Op latere Amazone - alabastra is de figuur op de keerzijde vervangen door een palmboom maar de helm en het krukje blijven bestaan als motief, als een soort van aanvulling van deze scènes. 51
~ Amazones samen met een neger. Pl. 21. Attische zwartfigurig amfora. Ca 530 v. C. 52 Brussel. Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis A 130. Door Beazley toegeschreven aan de ”Swing”- schilder. 53 Dit is de enige Attische vaas waarop een neger en Amazones deel uitmaken van hetzelfde tafereel. Normaal staat een Amazone aan één kant van een alabastron en een neger op de keerzijde van de vaas. Twee Amazones, gekleed als hoplieten, staan afgebeeld met tussen hen in een negerkrijger. Von Bothmer identificeert de neger als een man uit het leger van koning Memnon en de Amazones als volgelingen van de Amazonekoningin Penthesileia. We kijken dan naar een tafereel uit de oorlog tegen Troje. Volgens de Ilias arriveerde de Ethiopische koning Memnon met zijn leger ná de dood van de Amazonekoningin Penthesileia. Het is dus eigenaardig dat Amazones en negers in één tafereel gecombineerd worden.
51
NEILS (J.). The group of the Negro Alabastra: A Study in Motif Transferal. In: Antike Kunst 23, 1980, p. 21, pl. 6, 8- 9. 52 LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 636, n° 803 . NEILS (J.). The group of the Negro Alabastra: A Study in Motif Transferal. In: Antike Kunst 23, 1980, p. 22. VON BOTHMER 1957, p. 93, n° 23, p. 95. 53 ABV p. 308, n° 82.
44
~ Amazone met neger op keerzijde. Pl. 22. Attisch alabastron. 54 Berlijn. Staatsmuseum 3382. Een neger loopt met grote passen naar rechts, een pijlkoker in zijn linkerhand. Op de keerzijde stapt een Amazone eveneens naar rechts . Ze heeft een strijdbijl in de rechteren een boog in de linkerhand. Aan haar zijde hangt de gorytos, de typische Scythische boogen pijlenkoker. De Amazone draagt ook een Scythische kap. Zowel de neger als de Amazone dragen een exotisch kostuum met lange mouwen, lange broek en een schort om hun middel. Het kostuum van de neger is versierd met horizontale zwarte puntlijnen, terwijl het pak van de Amazone volledig zwart is ingekleurd. Bekijken we dit alabastron met een neger en een Amazone in dezelfde houding en met ongeveer hetzelfde kostuum, dan wordt duidelijk hoe inwisselbaar deze twee personages waren. De omtrek van de figuren werd met zwarte verf aangebracht op de witte ondergrond.
~ Amazone met palmboom, helm en krukje. Pl. 23. Attisch alabastron 55 Princeton. The Art Museum y1984-12. Het alabastron is samengesteld uit fragmenten. Enkele delen ontbreken: de onderste rand van de pelta en een stukje rand van de mantel van de Amazone. De lip, hals en schouder van het vaasje zijn zwart gevernist. Voor het vazenlichaam is de techniek van beschildering op witte ondergrond gebruikt Een Amazone staat in vooraanzicht met gespreide armen. Ze kijkt naar rechts. Haar benen en voeten zijn echter naar links afgebeeld. Haar lange haar is in de nek samen gebonden en hangt over haar linkerschouder. Ze draagt een kostuum met lange mouwen en een lange broek die versierd is met horizontale rijen witte punten. Boven dit broekpak draagt ze een rode chiton en een lederen kuras. Over haar schouders is een lange mantel gedrapeerd, die langs haar armen afhangt. Er zijn motieven aangebracht op deze mantel en er hangen franjes aan. Aan haar middel heeft de Amazone een rood beschilderde gorytos bevestigd, de Scythische pijl- en boogfoedraal. De Amazone is bewapend. Haar bewapening bestaat uit een strijdbijl in haar rechterhand. Aan haar linkerarm houdt ze een pelta, het van oorsprong Thracische schild. De houding van de Amazone, agressief en vol kracht, staat in schrille tegenstelling met de houding van de typische Griekse vrouw. Die wordt steeds afgebeeld als bescheiden, terughoudend, met een gesloten lichaamssilhouet en neergeslagen ogen. Bij de Amazone daarentegen wijzen haar uitgespreide armen erop dat ze paraat staat, klaar voor de strijd. Omdat volgens de Grieken de Amazones aan de rand van de beschaafde wereld leefden, werden ze geassocieerd met alles wat exotisch is en uit het oosten komt. Het lag dus voor de 54
ARV² p. 211, n° 4. NEILS (J.). The group of the Negro Alabastra: A Study in Motif Transferal. In: Antike Kunst 23, 1980, p.15, 21, pl. 3, 1- 2. VON BOTHMER 1957, p. 152, n° 69, p. 158. 55 BENSON (C.). Weisgrundiges Alabastron mit Amazone. In: REEDER (E.D.). Pandora. Frauen im Klassischen Griechenland. Mainz, 1995, p. 379. Record of the Art Museum, Princeton University 44, 1, 1985, p. 45.
45
hand om hen te schilderen als bewakers van de mirrebomen en zeker op een alabastron waarin olie met mirre werd bewaard, aldus Benson. Op de keerzijde van dit alabastron staat een palmboom met gegolfde stam. Rechts van de boom ligt op een krukje een Korintische helm, in zijaanzicht naar links geschilderd. Boven de voorstellingen is een zwarte band tussen twee lijnen aangebracht. De onderzijde is zwart gevernist.
~ Amazone met helm en krukje. Pl. 24. Attisch Alabastron. Ca 520 v. C. 56 New-York, Metropolitan Museum of Art 21.131. Een Amazone stapt naar rechts. De krijgsvrouw heeft een barbaarse uitstraling door haar exotische outfit. Ze draagt een kostuum met een zwart vest, waarvan de mouwen versierd zijn met zwarte noppen. Daaronder zien we een korte chiton en een lange broek met een netwerkmotief. Misschien duiden de verschillende versiermotieven op de lange mouwen en de lange broek op het verschil in materiaal waaruit deze kledingstukken zijn vervaardigd. Uitzonderlijk op alabastra is een Amazone met een pantervel. De dierenhuid is hier als een mantel over de rug gehangen. Op het zwartfigurige vaatwerk werden Amazones vaker een dierenhuid van een katachtige aangemeten om het “niet-Griekse” van deze krijgsvrouwen te benadrukken maar de huid werd dan over de kleding gedrapeerd en niet als een mantel gedragen. De Amazone is gewapend. Ze draagt een strijdbijl in de rechterhand. Haar boog houdt ze in de linkerhand. Ze is blootshoofd maar naast haar ligt een Korintische helm op een vouwstoeltje. De helm vormt de verbinding met het tafereel op de keerzijde. Daar staat een jonge man in gedrapeerde kleding. Hij leunt op een stok, met vóór zich de helm op het stoeltje. Boven en onder de personages is een meanderrand aangebracht. Schefold identificeert deze Amazone als de ontvoerde Antiope en de jonge man als Theseus, de koning van Athene, een thema dat uitgebreid wordt toegelicht in hoofdstuk IV. 57 Hij wordt hierin niet gevolgd door Neils die er een andere mening op na houdt. De helm staat volgens haar waarschijnlijk symbool voor het strijdtoneel, zoals dolfijnen op Griekse keramiek symbool staan voor de zee. Ze baseert zich hiervoor op ander vaatwerk waarop ook een helm staat naast een Amazone. De helm kan hier niet bedoeld zijn als een onderdeel van de wapenuitrusting van de Amazone. De krijgsvrouw draagt immers al een Scythische kap. 58
56
VON BOTHMER 1957, p. 152, n° 72, pl. LXXIII, 4. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 627, n° 651. BOARDMAN (J.). Athenian Red Figure Vases. Londen, 1975, pl. 209. WEHGARTNER (I.). Attisch Weissgrundige Keramik. Mainz, 1983, pl. 40, 2- 3. ARV ² p. 269, n° 1. 57 SCHEFOLD (K.). Götter und Heldensagen der Griechen in der spätarchaischen Kunst. München, 1978, p.186. 58 NEILS (J.). The group of the Negro Alabastra: A Study in Motif Transferal. In: Antike Kunst 23, 1980, p. 21, pl. 6, 8- 9.
46
~ Amazone met palmboom en krukje. Pl. 25. Attisch alabastron. Ca 470-460 v. C. 59 Richmond . Collection of the Virginia Museum of Fine Arts, The Williams Fund 78.145 Door Beazley toegeschreven aan de “Syriskos” schilder. 60 De Syriskos schilder was een belangrijke kunstenaar die schilderde op roodfigurige vazen tijdens de overgangsperiode tussen de laat - Archaïsche en vroeg - Klassieke tijd. In zijn werkplaats kwamen de meeste Negro - alabastra tot stand. Een Amazone stapt naar rechts, maar kijkt achterom. Ze is gekleed in het typische exotische kostuum met lange mouwen en lange broek, versierd met rode punten en strepen. Daarboven draagt ze een korte chiton en een lederen kuras. Een chlamys, een mantel valt als een sjaal over beide armen. De schouderkleppen van het kuras zijn traditioneel versierd met strepen en noppen in kruisvorm. Aan de nek en bij het middel vertoont het kuras een meanderachtige versiering. De Amazone draagt een gorytos aan haar zijde. Haar bewapening bestaat uit een strijdbijl in de rechterhand en een pelta aan de linkerarm. De Amazone draagt dus de exotische outfit die we zo vaak zien op Attische afbeeldingen. Ze onderscheidt zich echter van haar vriendinnen op andere alabastra door haar meer modieuze outfit: ze draagt zwarte pantoffels en een ringvormige oorbel. Haar krullend haar is achteraan samengebonden. Op de keerzijde staat de obligate palmboom met kronkelende stam en een eenvoudig krukje. Boven de afbeeldingen is een zwarte band aangebracht met daaronder een zwarte lijn. De onderzijde is op dezelfde manier versierd. Neils wijst erop dat dit alabastron door alle typische kenmerken kan beschouwd worden als een eindpunt van een ontwikkeling die al begon in de vroege 5e eeuw v. C. 61
59
CAHN (H.). Classical Antiquity. Zürich, 1976. Hij dateert deze vaas zelfs ca 460-450 v. C. SHAPIRO (H.A.). Art, Myth and culture. Greek Vases from Southern Collections. New Orleans, 1981, pp. 88- 89. 60 ARV ² pp. 256- 270. 61 NEILS (J.). The group of the Negro Alabastra: A Study in Motif Transferal. In: Antike Kunst 23, 1980, p.20, pl. 7, 5-7.
47
§ 3 Een Amazone met altaar en palmboom. De relatie tussen de Neger- en de Amazone - alabastra blijkt ook uit een ander motief, dat in beide onderwerpen terugkeert, namelijk het altaar. Volgens Neils wijst een altaar met een palmboom zonder twijfel op een toevluchtsoord. Ze baseert zich hiervoor op een alabastron van de Syrikos schilder, 62 waarop een aanbiddende vrouw fakkels draagt en naar een palmboom met altaar toegaat die op de keerzijde zijn weergegeven. Als tweede bewijsstuk gebruikt zij een ander alabastron van de Syriskos schilder. 63 Dit is het enige alabastron waarop een Amazone naar links stapt. Ze verlaat het slagveld, symbolisch voorgesteld door een achtergelaten helm achter haar linkervoet, en verdedigt haar flank met haar uitgestrekte linkerarm. Het is duidelijk dat ze wegvlucht naar een heiligdom op de keerzijde, traditioneel voorgesteld door een altaar met palmboom. De boodschap is duidelijk: hier vlucht een Amazone van het slagveld naar een heiligdom. De zaak wordt natuurlijk een stuk onduidelijker als de kunstenaar het altaar vervangt door een krukje en de helm er bovenop wordt gelegd. Binnen de traditie van de Griekse schilderkunst is dit soort overdracht van slagveld naar wapenscène logisch, maar daardoor wordt de oorspronkelijke betekenis van het altaar, de palmboom en de helm wel onduidelijk. De kunstenaars die werkten op alabastra kozen, aldus Neils, voor twee mogelijke alternatieven: of de helm wordt verwijderd en de palmboom met altaar / krukje bleef behouden, of de palmboom viel weg en de helm op het krukje bleef behouden. Beide oplossingen zijn logisch binnen de Griekse schildertraditie. Een alabastron van de Syriskos schilder lijkt deze theorie te bevestigen. 64 Op de keerzijde staat een vrouw in dezelfde houding als de boogschutter op de voorkant. Ze draagt een alabastron en stapt naar een palmboom en een krukje. 65 Von Bothmer denkt dat een altaar in combinatie met een palmboom erop wijst dat een Amazone een toevluchtsoord zoekt in Ephesos. 66 Ook Neils vraagt zich af of het heiligdom misschien het Artemision in Ephesos voorstelt. Volgens Pausanias was dit Artemision een toevluchtsoord voor Amazones. 67 In de Oudheid werden de Amazones op twee manieren in verband gebracht met Ephesos. Sommige schrijvers zoals Pindaros en Pausanias, zagen de Amazones als de stichters van de stad Ephesos en de oprichters van het Artemision. Daarnaast sprak de overlevering van de Amazones die na hun vlucht uit Athene bescherming zochten en vonden in het heiligdom van Artemis in Ephesos dat toen al bestond. Van oudsher was het Artemision inderdaad een heiligdom dat door zijn asielrecht diende als toevluchtsoord en daardoor de trots van Ephesos was. 68 Blok heeft een andere mening over de combinatie van een Amazone met een palmboom. 62
ARV² p. 264, n° 63. Krakau 1292 ARV² p. 270, n° 1. VON BOTHMER 1957, p.152, n° 77, p.158. 64 Brussel R 397 ARV² p. 264, n° 60. 65 NEILS (J.). The group of the Negro Alabastra: A Study in Motif Transferal. In: Antike Kunst 23, 1980, p. 21. 66 VON BOTHMER 1957. p.152, n° 67- 77, p. 160, pl. LXXIII, 3-5. 67 RIDGWAY (B.S.). A story of Five Amazons. In: AJA, 78, 1974, p.14, n 78. 68 HÖLSCHER (T.). Die Amazonen von Ephesos: ein Monument der Selbstbehauptung. In: Mythes et Cultes. Etudes d’iconographie en l’honneur de Lilly Kahil. Supplément 38. Bulletin de correspondance hellénique, Athene, 2000, pp. 208- 210. 63
48
Ook op de Negro - alabastra zijn vaak palmbomen afgebeeld. Maar palmbomen worden eveneens voorgesteld in combinatie met Thracische figuren. Deze personages hebben echter, evenals negers, niets te maken met Ephesos. Het motief palmboom - altaar kan dus moeilijk verwijzen naar een heiligdom in Ephesos, waar noch de Thraciërs noch de negers iets te zoeken hebben. Palmbomen kunnen wel verwijzen naar een land “ver weg”. Van de Ethiopiërs dacht men dat ze leefden aan de grens van de wereld, bij de oceaan. Ook de Thraciërs hadden hun thuisland in het noorden, voor de Grieken “erg ver weg”. 69 Volgens Best wijst een palmboom erop dat het gebeuren zich afspeelt buiten Griekenland in een gebied ergens in het Oosten. 70 De combinatie van een altaar met een palmboom voegt echter ten aanzien van de Amazones een specifieke, abstracte betekenis toe, die voor de veranderingen in het Amazonemotief uiterst verhelderend is. Sourvinou - Inwood heeft aangetoond dat het motief van altaar en palmboom kan verwijzen naar het terrein van Artemis als de godin van het wilde leven en de beschermster van ongehuwde jonge meisjes. Het motief komt voor op alabastra, parfumflesjes die door vrouwen vooral met de voorbereiding op het huwelijksfeest geassocieerd werden. In combinatie met andere motieven, zoals een krukje dat de huiselijke sfeer aanduidt, verwijzen de palmboom en het altaar, aldus Sourvinou - Inwood, naar de erotische achtervolging van het jonge meisje, de “ontvoering” uit het domein van Artemis, en het huwelijk. De Amazones op de alabastra zijn daarmee gekenschetst als jonge, ongehuwde vrouwen. Het gevaar dat hen bedreigt is niet zozeer de komst van een strijdlustige vijand, als wel een erotische ontvoering. Dat op de alabastra het altaar soms heeft plaats gemaakt voor een krukje, symbool voor de huiselijke sfeer, bevestigt deze interpretatie. 71
Twee voorbeelden uit de Attische keramiek kunnen gelden als bewijs voor de theorie van Sourvinou - Inwood.
~ Vier vrouwen uitgedost als Amazones. Attische zwartfigurige lekythos. 72 Parijs. Musée du Louvre CA 2925. Door Beazley toegeschreven aan de Beldam schilder. 73 De voorstelling van vier vrouwen, uitgedost als Amazones en in een soort reidans betrokken, kan passen in het kader van de huwelijksproblematiek zoals beschreven door Sourvinou - Inwood.
69
BLOK 1991, p. 355. BEST ( J.G.P.). Thracian Peltasts and their Influence on Greek Warfare. Groningen, 1969, p. 14. 71 SOURVINOU- INWOOD (C.). Altars with Palm-trees, Palm-trees and Parthenoi. In: BICS 32, 1985, pp.127-134 72 BLOK 1991, p. 357. 73 ABV p. 587, n°4. 70
49
~ Slangennymfen afgebeeld als Amazones. Attische zwartfigurige schaal. 74 München. Museum Antiker Kleinkunst 2100. Door Beazley toegeschreven aan de schilder van München. 75 Hier zijn vier slangennimfen voorgesteld. Eén ervan is gekleed en gewapend als een Amazone, met een pelta, een speer en een Oosterse kap. Von Bothmer begrijpt niet waarom een slangennimf zou afgebeeld worden als een Amazone en betwijfelt of hier wel een Amazone is afgebeeld. Deze afbeelding kan echter wel passen in de theorie van Sourvinou - Inwood. Naast de slangennimf die als Amazone is gekleed, staat een andere slangennimf met een krater, een volgende met een drinkbeker en de vierde met een fluit. Een krater en een beker behoren tot de gebruiksvoorwerpen die dienst deden op een huwelijksfeest en de fluit kan met de cultus van Artemis in Brauron in verband worden gebracht. Wanneer een altaar is afgebeeld, gaat het dus volgens Sourvinou - Inwood, niet om het Artemision in Ephesos, zoals Von Bothmer stelt, maar om een uitdrukkelijk Attisch motief, geassocieerd met de riten van Artemis in het heiligdom van Brauron. 76 In deze samenhang van associaties en betekenissen, beginnend bij de erotische ontvoering en eindigend bij het domein van het wilde leven aan de grens van de cultuur, zijn naast de Amazones ook andere vreemde figuren betrokken, namelijk de negers. Het beeldteken van het altaar en de palmboom is ook op de Ethiopiërs overgedragen, zodat het motief palmboom - altaar de marginaliteit van deze “anderen” in beeld wil brengen. Zoals we eerder zagen is ook de Thracische kostumering van de Amazones overgedragen op de negers. De meeste Amazone - alabastra en Negro - alabastra dateren uit de 5e eeuw v. C. Toch komt dit beeldmateriaal al voor op laatarchaïsche vaatwerk tegen het einde van de 6e eeuw v. C. 77
~ Amazone en altaar op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 26. Zwartfigurige olpe. Na 550 v. C . 78 München. Museum Aniker Kleinkunst, 1745. Herschilderd. Een Amazone nadert een altaar. Ze is gekleed in een exotische outfit. Boven haar broekpak draagt de krijgsvrouw een jakje met korte mouwen. Haar exotische uitstraling wordt nog versterkt door een puntmuts met oor- en nekflappen. Achter de Amazone staan haar strijdbijl en haar schild in de grond geplant. Volgens Von Bothmer brengt de Amazone een offer, vóór ze naar een veldslag vertrekt.
74
VON BOTHMER 1957, p.110, n° 198. ABV p. 208, n°1. 76 SOURVINOU-INWOOD (C.). Altars and Palm-trees, Palm-trees and Parthenoi. In: BICS, 32, 1985, p. 127-134. 77 BLOK 1991, p. 356- 357. 78 VON BOTHMER 1957, p. 109, n° 195, pl. LXIV, 2. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 627, n° 643. 75
50
~ Amazone en altaar met vlam op zwartfigurig vaatwerk. Zwartfigurige hydria uit Camiros. 79 Londen. British Museum B 358. Door Haspels toegeschreven aan de schilder van de “ Half - Palmettes”. 80 Een Amazone rent naar rechts samen met een hond. Ze draagt de uitrusting van een Griekse hopliet. Haar schild draagt als blazoen een slang. Ze kijkt naar een altaar waarop een vlam brandt. Von Bothmer gelooft niet dat het hier gaat om het heiligdom in Ephesos.
~ Amazone en altaar op roodfigurig vaatwerk. Pl.27. Attische roodfigurige lekythos . Tweede kwart 5e eeuw v. C. 81 Parijs. Louvre CA 1710 82 Op deze lekythos is een unieke afbeelding geschilderd. Een Amazone ligt geknield voor een altaar, dat ze omarmt. Achter het altaar staat een palmboom. De Amazone draagt een lange chiton en een dierenhuid rond haar middel. Haar kroeshaar is in een sakkos geknoopt en ze draagt een diadeem. Achter haar zijn een pijlenkoker en een boog in de hoogte opgehangen. Von Bothmer gelooft dat het op deze lekythos wel gaat om het heiligdom van Ephese dat dienst doet als vluchtplaats. Het is een beetje eigenaardig dat de afbeelding van een Amazone is aangebracht op een lekythos. Op dit soort vazen werden vooral afbeeldingen in verband met de het graf en de dood geschilderd. Vaak werden twee exemplaren die wat grootte en afbeelding betreft duidelijk bij elkaar hoorden in het graf geplaatst. In dat geval toont de schildering op de eerste vaas waarschijnlijk de afgestorvene terwijl de afbeelding op de tweede lekythos meer moet gezien worden als een aandenken, als troost voor de familie. 83
79
VON BOTHMER 1957, p. 109, n° 196. ABL p. 248, n° 2. 81 VON BOTHMER 1957, p. 153, n° 87, p. 160, pl. LXXIII, 7. LIMC, dl. I, 1. Amazones. p. 627, n° 656. 82 ARV² p. 663, n° 2. 83 SCHMIDT (S.). Zur Funktion der Bilder auf weissgrundigen Lekythen. In: SCHMALTZ en SÖLDNER 2003, pp. 179-181. 80
51
§ 4 Amazones in andere uitzonderlijke combinaties Op een aantal Attische vazen staan Amazones in gezelschap van één of meer personages die we niet direct verwachten in gezelschap van een krijgsvrouw. Een eerste combinatie die we nader bekijken is de Amazone in gezelschap van een maenade, een begeleidster van de god Dionysos. Deze combinatie is niet zo uitzonderlijk. In de ogen van de Grieken bestond er een zekere verwantschap tussen de Amazones en andere ”wilde vrouwen” zoals de maenaden. Beide groepen vrouwen gedroegen zich niet zoals van een “Griekse” vrouw werd verwacht, ingetogen, volgzaam en levend volgens de regels van de Attische maatschappij. Voor afbeeldingen van Amazones in gezelschap van jonge meisjes geeft Sourvinou - Inwood een verklaring. In haar onderzoek verwijst ze naar de erotische achtervolging van de parthenos, het jonge meisje, haar “ontvoering” uit het domein van Artemis en het huwelijk dat daarop volgde. 84 Ook Amazones kunnen beschouwd worden als jonge, ongehuwde vrouwen. De combinatie van een Amazone met jonge meisjes is dan niet zo uitzonderlijk. Nochtans komt deze combinatie bijna nooit voor. Een Amazone in gezelschap van een ouderpaar brengt de strijdvrouw binnen de privé sfeer. Net als de Griekse krijger afscheid neemt van zijn ouders wordt de Amazone uitgewuifd door haar ouders als ze naar het slagveld vertrekt. Met de traditionele visie van de Grieken dat de Amazones zonder mannen leefden voor ogen is dit een hoogst eigenaardig tafereel. Deze afbeelding is dan ook binnen de Attische vazenschilderingen zeer uitzonderlijk.
~ Amazone en maenade op een alabastron. Attisch alabastron.. Ca 520 v. C. 85 Athene. Nationaal Museum 15002. Door Beazley toegeschreven aan de groep van de Paidikos- alabastra. 86 Het vaasje is gesigneerd door de pottenbakker Pasiades. Bij de Amazone is de inscriptie “Penthesileia” aangebracht. De Amazone loopt naar links met een boog en twee pijlen in haar linkerhand. In haar rechter hand klemt ze haar strijdbijl. Haar kostuum bestaat uit een broekpak met erover een schortje. Ze draagt sandalen, wat eerder uitzonderlijk is voor een Amazone, en een Attische helm. Een gorytos hangt aan haar zijde.
~ Amazone in gezelschap van een maenade. Pl. 28. Attische zwartfigurige ogenschaal. Ca 520 v. C. 87 Duitsland. Privé bezit. Tussen de twee “ogen” staat een dansende maenade met dierenhuid boven een lange chiton. Een deel van haar lange haar is opgestoken, de rest hangt los over haar rug. 84
SOURVINOU- INWOOD (C.). Altars with Palm-trees, Palm-trees and Parthenoi. In: BICS 32, 1985, pp. 127- 134 85 LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 627, n° 650. 86 ARV² p. 69, n° 20. 87 GÜNTNER (G.), SIMON (E.), WEHGARTNER (I.) en WEISS (C.). Mythen und Menschen. Griechische Vasenkunst aus einer deutschen Privatsammlung. Mainz, 1997, pp. 46- 47. JORDAN (J.A.). Attic Black-Figured Eye-Cups. New York, 1988, p. 186, W 41.
52
Tussen ieder “oog” en het handvat staat een Amazone, gericht naar het “oog”. De dames zijn uitgedost in hun traditionele “ barbaarse “ outfit: broekpak met exotisch patroon, erboven een openvallend rokje, een bontmuts met losse flappen, een Scythische boog en de pijlenkoker. Op de keerzijde van deze ogenschaal staan twee Amazones in dezelfde kledij en dezelfde plaats als aan de voorzijde. Tussen de “ogen” staat hier echter geen maenade maar een derde Amazone met korte chiton en erboven een jak met lange mouwen. Haar boog en pijlenkoker hangen aan haar zijde en ze draagt een strijdbijl. De combinatie van Amazones met een maenade komt niet voor op andere ogenschalen. Het is ook geen combinatie die wortels heeft in de mythologie. Het enige kenmerk dat maenaden en Amazones delen is hun eigenschap van “ wilde “ vrouwen.
~ Amazone in gezelschap van jonge meisjes. Pl. 29. Attische roodfigurige oinochoe uit Spina,Valle Treba. Ca 410-400 v. C. 88 Ferrara. Museo Nazionale T 652, 2497. Door Beazley toegeschreven aan de schilder van Macaria. 89 Een staande Amazone is afgebeeld in haar broekpak met zigzagmotief. Hierboven draagt ze een tuniek tot op de knie met een gordel. De tuniek is uitgevoerd met een ander motief: grote bollen . De Amazone, frontaal afgebeeld met het hoofd naar links gedraaid, heeft in de linkerhand een rechtopstaande speer. Ze draagt geen andere wapens of wapenuitrusting en heeft geen hoofdbedekking. Links en rechts van de Amazone staat een meisje in peplos met opgestoken haar. Ook deze vrouwen zijn frontaal geschilderd met het hoofd naar links. De sfeer van het geheel is ontspannen: drie vrouwen staan gezellig te keuvelen.
~ Amazone in gezelschap van een “ouderpaar”. Pl. 30. Attische roodfigurige oinochoe uit Spina, Valle di Treba . Ca 410-400 v. C. 90 Ferrara. Museo Nazionale T 652, 2498. Een staande Amazone is afgebeeld in haar broekpak met zigzagmotief. Hierboven draagt ze een tuniek tot op de knie met een gordel. De tuniek is vooraan versierd met een verticale donkere strook. Ook hier heeft de tuniek een motief met bolletjes. Er is weinig verschil met de afbeelding van de Amazone op de hierboven besproken oinochoe uit Ferrara. Wel draagt deze Amazone de alopekis of oosterse kap met oorflappen en houdt ze haar opstaande speer in de rechterhand. Haar linkerhand heeft ze in de zij waardoor ze een meer ontspannen indruk geeft. De Amazone is afgebeeld tussen een vrouw met een schaal in de hand en een man met staf, gekleed in een lange himation. Lezzi - Hafter denkt hier aan een ouderpaar dat hun dochter uitwuift. De Amazonemythe speelt hier geen rol meer. Immers, de krijgsvrouwen leefden zonder mannen. Hier wordt een Amazone gezien als een Griekse krijger en een populair thema, het afscheid van een krijger, wordt hier toegepast op een Amazonetafereel.
88
VON BOTHMER 1957, p. 203, n°169, p. 205. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 636, n° 804. LEZZI- HAFTER (A.). Der Schuwalow –Maler. Mainz, 1976, p. 116, O2, p. 157, pl. O 2. 89 ARV p. 1330, n° 2. 90 VON BOTHMER 1957, p. 203, n° 167. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 805, n° 805, dl. I, 2, pl. 805, p. 526. LEZZI- HAFTER (A.). Der Schuwalow-Maler, Mainz, 1976, p. 116, O7, p. 159, pl. O 7 .
53
Conclusie In dit hoofdstuk bestudeerden we een aantal afbeeldingen van Amazones in eigenaardig gezelschap. Wat we niet verwachten zijn Amazones in combinatie met een negerkrijger. En nochtans is dit een combinatie die we aantreffen op de Attische alabastra. Een hele reeks onderzoekers heeft geprobeerd daar een sluitende verklaring voor te vinden. Vooral de inhoud van het alabastron, olie met mirre, werd meegenomen in het onderzoek. Maar een eenduidige verklaring is er niet uitgekomen. Opvallend is wel dat alle Amazones op Attische alabastra zijn uitgedost in een uitheems kostuum met duidelijke exotische uitstraling. Ook hun wapens zijn uitheems en geïnspireerd op de bewapening van barbaarse volkeren, de Thraciërs of de Scythen. Hetzelfde geldt voor de negerkrijgers die voorkomen op de Attische alabastra. Hun outfit en hun wapens zijn identiek met de uitrusting van de Amazones op de alabastra. Op ander Attisch vaatwerk worden de Amazone nochtans minstens zo vaak afgebeeld in de volledige uitrusting van een Griekse hopliet of dragen ze onderdelen van een andere “Griekse“ outfit. Waarom op de Attische alabastra zo vaak een Amazone staat naast een krukje met of zonder helm is eveneens een intrigerende vraag. De hypothese van Survinou - Inwood biedt hier een afdoende verklaring. Zij stelt dat een helm een symbool is voor het slagveld. Waarom soms een palmboom staat naast een Amazone op een alabastron vergt dan weer een andere verklaring. Misschien speelde hier het Artemision, vluchtplaats voor Amazones in Ephesos een rol en staat de palmboom symbool voor dat heiligdom. Hetzelfde geldt misschien ook voor de Amazones die op Attische keramiek zijn afgebeeld bij een altaar. Ook hier kan gedacht worden aan de vluchtplaats Ephesos. Het altaar zou door sommige schilders vervangen zijn door een krukje. Sommige onderzoekers verklaren de aanwezigheid op een alabastron van een palmboom of het altaar op een andere manier. Het zouden symbolen voor een “ver land”. Enkele uitzonderlijke combinaties met Amazones werden verder in het hoofdstuk bestudeerd. Een Amazone samen met een maenade kan verklaard worden vanuit de Griekse perceptie van deze twee groepen vrouwen. Beide groepen hadden andere normen en waarden dan de Atheense man voor ogen had. Beiden traden de regels van de phallocratische Atheense maatschappij voor vrouwen met de voeten en gedroegen zich als “wilde” vrouwen. De combinatie van een krijgsvrouw met jonge meisjes heeft dan weer te maken met de Griekse perceptie van de parthenos, het jonge meisje, “ongebonden” zoals de Amazone, dat moet getemd worden door het huwelijk. Dat een Amazone op het Attische vaatwerk werd gezien als een krijger met eenzelfde privé leven als een mannelijke krijger tonen ons de afbeeldingen van een Amazone die afscheid neemt van haar ouders. Net zoals de Griekse hopliet die naar het slagveld vertrok afscheid nam van zijn familie, vertrok ook de Amazone niet zonder afscheid te nemen van het gezin waartoe ze behoorde. Dat de kunstenaar daardoor voorbijging aan de Amazonemythe, een leven zonder man, speelde geen rol.
54
55
Hoofdstuk III De Amazone: vechtjas of vrouw met emoties?
De Amazones worden op het Attische vaatwerk afgebeeld als krijgsvrouwen die hun mannetje kunnen staan in een gevecht. Maar worden deze vrouwen nooit afgebeeld met emoties? Zijn er geen sporen van affectie van een Amazone voor een vriendin ? Toont een Amazone nooit gevoelens voor haar paard of haar hond? Zijn de Amazones altijd als “vecht”- vrouwen afgebeeld of zagen de Grieken de dames ook als vrouwen met gevoel? In dit hoofdstuk proberen we een antwoord te vinden op deze vragen door afbeeldingen te bestuderen waarvan het onderwerp geschikt is voor de weergave van emoties. Natuurlijk zijn er veel thema’s waarin Amazones kunnen geschilderd worden als “gevoelige” vrouwen. Daarom wordt een keuze gemaakt. De Amazones worden als krijgsvrouwen vaak afgebeeld in gezelschap van paarden. Op een Amazonomachie, een uitgebreid gevecht met een hele reeks Grieken en Amazones die elkaar te lijf gaan, is er altijd wel een Amazone te paard die haar mannetje staat. Er is echter weinig kans dat een ruiter in volle gevecht affectie toont voor haar rijdier. Daarnaast zijn Amazones vaak afgebeeld met paarden buiten de strijd. Ze rijden te paard, bewegen zich op of rond krijgswagens met paarden of leiden hun paard aan de teugel. Is hier enige affectie van Amazones ten opzichte van hun paard te zien? Of zijn de Amazones op het Attische vaatwerk alleen als stoere vechtjassen geschilderd, volkomen onverschillig voor het paard als gezelschapsdier? Enkele typische scènes op Attisch vaatwerk worden bestudeerd om het antwoord te vinden. Er wordt gekozen voor Amazones afgebeeld met paarden maar niet in een strijdtafereel. Vervolgens kijken we of er in de Attische vazenkunst een emotionele band te zien is tussen de Amazones en andere dieren zoals honden. Het laatste gedeelte van dit hoofdstuk bestudeert de Amazones wanneer ze hun vriendinnen wegvoeren , gewond of gedood, na de strijd. Het bestaan van dit thema op Attische vazen alleen al zegt iets over de kijk van de Grieken op de Amazones en hun gevoelsleven.
55
§ 1 Amazones en paarden De Trojaanse Amazonomachie kan in drie hoofdgroepen ingedeeld worden: een veldslag te voet, strijders te paard en een derde groep met strijdwagens. Bij de Amazonomachie van Herakles spelen strijdwagens en paarden nauwelijks een rol. Van de ongeveer 325 afbeeldingen van Herakles en Amazones bevatten veertien exemplaren een Amazone te paard, dertien hiervan komen uit dezelfde werkplaats en vormen in feite een reeks herhalingen. Op negen exemplaren figureren Amazones in of rond strijdwagens en deze scènes zijn vrijwel zonder uitzondering merkwaardige gevallen waar de Amazones mogelijk terecht zijn gekomen in afbeeldingen van een Gigantomachie. 1 Het thema “ Amazones te paard of met strijdwagens” vormt dus geen factor van betekenis in de Amazonomachie van Herakles. De Trojaanse Amazonomachie schetst echter een ander beeld. In ongeveer 230 scènes komt het thema paarden veelvuldig en als een volwaardig gegeven voor. Paarden en wagens konden duidelijk een geïntegreerde plaats innemen in de Trojaanse Amazonomachie. De strijd van de held Herakles met Amazones werd stilaan teruggebracht tot kleinschaliger scènes van een trio of een duel. Was het reserveren van grotere gevechtsscènes voor de Trojaanse Amazonomachie een gelijktijdige ontwikkeling? Heeft de spreiding van de aantallen grotere paarden- en wagenscènes te maken met de grotere omvang van de betreffende vazen of liggen gewijzigde opvattingen aan de oorsprong van deze evolutie? Verder onderzoek moet dit uitwijzen. Op het zwartfigurige Attische vaatwerk na 550 v. C. worden dus grote scènes van twee- of driekampen met Amazones apart weergegeven, strijdscènes zoals die tussen Grieken en Trojanen uit Ilias bekend zijn. Maar er is nog een opvallende verandering: paarden en strijdwagens worden geïntroduceerd in de Trojaanse Amazonomachie. Volgens Blok sluit dit aan bij de algemene belangstelling voor paarden en wagens in het zwartfigurige vaatwerk. 2 Op de roodfigurige Attische vazen komen strijdwagens en paarden steeds meer voor. Op veel roodfigurige “Kertsch” vazen in de 4e eeuw v. C. staan hoofden van Amazones in combinatie met hoofden van paarden afgebeeld. 3 Dit vaatwerk past chronologisch echter niet binnen het kader van deze scriptie die zich beperkt tot het Attische vaatwerk van de 6 e en 5e eeuw v. C. en wordt daarom niet besproken. Het is evident dat Amazones in strijdscènes geen blijk geven van emoties tegenover hun paarden maar dat dit wel kan in de scènes van “Amazones op zichzelf ”, dat wil zeggen, scènes waarin de Amazones afgebeeld worden buiten een strijdtafereel. Schilderingen van gevechten blijven dus in dit hoofdstuk buiten beschouwing. Alleen afbeeldingen met Amazones op zichzelf zijn interessant voor ons onderzoek en alleen Attische vazen met dit thema worden in dit hoofdstuk besproken.
1
VON BOTHMER 1957, pp. 66- 67, 68- 69. BLOK 1991, pp. 328- 329, 333. 3 SCHEFOLD (K.). Untersuchungen zu den Kertscher Vasen. Berlijn, 1930, pp. 134- 135, 159. ABV ² p.1467, n° 109, p. 1478, n° 1- 36, p. 1480, n° 1- 4. 2
56
1. Amazones en strijdwagens.
Terwijl de Trojaanse oorlog aanvankelijk als een strijd van voetvolk is voorgesteld, worden er na 550 v. C. strijdwagens aan toegevoegd. 4 Strijdwagens verwijzen naar de epische verhalen. In de hoplietenfalanx waarmee de werkelijke oorlogen in de 6e en 5e eeuw v. C. werden uitgevochten, hadden ze geen functie meer. Volgens Boardman speelden strijdwagens nog wel een militaire rol in de 6e eeuw v. C. 5 maar hierin wordt hij tegengesproken door Sinos die komt met de hypothese dat een wagen een hopliet een “ episch” cachet gaf door de soldaat te vergelijken met de helden in de epische verhalen. 6 Alleen in de Griekse kolonies in Noord-Afrika waar de Egyptische en Libysche cultuur met haar traditie van strijdwagens invloed hadden werden er wagens gebruikt tijdens een gevecht. Dat dit in Griekenland niet voorkwam bewijst het feit dat de menner in de strijdwagens op Attische vazen nooit gekleed is in een gevechtsuitrusting. 7 Van strijdwagens bestond al een lange afbeeldingtraditie, voorafgaand aan de zwartfigurige stijl. Het verschijnen van een omvangrijke hoeveelheid strijdwagens in de Trojaanse Amazonomachie wijst erop dat zich bij deze scènes een sterke associatie met de epische strijd deed gelden. Zoals eerder gezegd komen strijdwagens nauwelijks voor in de Amazonomachie van Herakles. 8 Herakles wordt wel afgebeeld in een wagen met de godin Athena als menner in scènes waarin de held staat te wachten tot hij zal opgenomen worden onder de goden. 9 Op het zwartfigurige Attische vaatwerk komen wagens praktisch alleen voor in gevechtscènes met een mythische context. 10 Ook in vertrekscènes zien we wagens afgebeeld. De Atheense schilders werkten met standaardafbeeldingen. Zo is het vertrek van een persoon standaard afgebeeld met een vierspan. Het schema is altijd hetzelfde: de vier paarden en de wagen nemen het grootste deel van het vaasoppervlak in beslag, de vertrekkende persoon wandelt langs, stijgt op de wagen of staat er al op. De meest eenvoudige afbeelding stelt een menner voor die al op het vierspan staat. In enkele gevallen is de menner een hopliet. Gaat het om een afbeelding waarop de menner de wagen bestijgt dan zien we meer figuren en soms ook een hond. Dit meer uitgewerkte schema is ontstaan uit het thema “ de hopliet verlaat zijn thuis”, een veel voorkomende scène op Attisch zwartfigurig vaatwerk in de tweede helft van de 6e eeuw v. C. Aanvankelijk stonden ook de vrouw van de hopliet, zijn vader en zoon afgebeeld. Later staan er meer vrouwen, ook kinderen en oude mannen op de afbeelding. Ze vertegenwoordigen de stad die de hopliet verlaat. De hond die soms in deze scènes voorkomt is dan de jachthond van de hopliet die thuis achterblijft. 11 8 GREENHALGH (P.A.L.). Early Greek Warfare. Horsemen and Chariots in the Homeric and Archaic Ages. Cambridge, 1973, p. 11. 5 BOARDMAN (J). Ancient Greek Art and Iconography. Londen, 1983, pp. 28- 29. 6 SINOS (R.). Cultural Poetics in Archaïc Greece. 1993, pp. 75- 76. 7 SNODGRASS, (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, pp. 87- 88. 8 BLOK 1991, p. 334. 9 JURRIAANS-HELLE (G.). Het ontleden van Griekse vaasschilderingen. In: Lampas 30, n° 4- 5, 1997, p. 287. 10 BOARDMAN (J.). The sixth-century potters and painters of Athens and their public. In: RASMUSSEN 1991, p. 95. 11 JURRIAANS-HELLE ( G. ). The Bride, the Goddess, the Hero and the Warrior. Chariot scenes on Attic black-figure vases. In: Proceedings of the XV th International Congress of Classical Archaeology. Amsterdam, July 12-17, 1998. Amsterdam, 1999, p. 206.
57
De strijdwagens in een Amazonomachie worden nu eens bemand door Grieken 12 dan weer door Amazones. 13 Gelukkig zijn er enkele afbeeldingen op Attische zwartfigurige vazen van Amazones in of rond strijdwagens maar buiten een strijdtafereel, wat ons de kans geeft om de dames ook buiten een gevecht te observeren. Op Attische roodfigurige vazen komt het thema ”Amazones op zichzelf met strijdwagens” niet voor. Het feit dat op het roodfigurige Attische vaatwerk een overvloed aan nieuwe Trojaanse scènes verschijnt is waarschijnlijk aan dit feit niet vreemd. De Amazones worden dan blijkbaar meer gezien als personages die thuis horen in gevechtsscènes. 14
~ Amazone in strijdwagen in exotisch kostuum op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 31. Attische zwartfigurige hydria uit Vulci. . 15 Würzburg. Martin von Wagner Museum 310. Het gareel van deze strijdwagen is duidelijk te zien wat uitzonderlijk is. Drie paarden zijn al ingespannen en een vierde paard wordt juist gebracht door een Amazone. Deze dame lijkt enig contact te hebben met het schichtige dier dat het hoofd omhoog gooit. Twee Amazones staan links naast de paarden, een Amazone met de teugels in de hand klimt op de wagen en een boogschutter speurt de omgeving af. Alle dames dragen een exotisch kostuum en hebben een uitheemse muts. De menner is kort gerokt. Prachtig is de weergave van de ongeduldige ingespannen dieren die hun hoofd in verschillende posities houden en zo aan het hele gebeuren een levendige en realistische karakter geven.
~ Amazone in strijdwagen als hopliet op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 32. Attische zwartfigurige nekamfora. Begin 5e eeuw v. C. 16 Hamburg. Museum für Kunst und Gewerbe 1927.143. Door Beazley toegeschreven aan de “Diosphos” schilder. 17 De afbeelding staat op de twee zijden van de vaas. De schilder heeft dan ook het volledige strijdwagenteam willen afbeelden en had daarvoor aan één kant niet genoeg. De volledige bemanning van een strijdwagen bestaat uit vijf personen: twee Amazones houden de twee ingespannen paarden in bedwang, terwijl twee andere dames nog twee paarden brengen. Ook hier zien we het gareel van de ingespannen paarden. Drie Amazones zijn gekleed in een exotisch kostuum met de typische kap. De vierde is uitgedost als hopliet 12
VON BOTHMER 1957, pp. 85- 88, n° 136- 200. VON BOTHMER 1957, pp. 88- 90, n° 201- 221. 14 BOARDMAN (J.). The sixth-century potters and painters of Athens and their public. In: RASMUSSEN 1991, p. 99. 15 GERHARD (E.). Auserlesene griechische Vasenbilder. Berlijn, 1840- 1858, pl. 102. VON BOTHMER 1957, p. 106- 107, n° 181, pl. LXIV, 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 632, n° 753, dl. I, 2, pl. 753, p. 520. 16 VON BOTHMER 1957, p. 106, n° 182, pl. LXIV, 4. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 633, n° 756. 17 BEAZLEY (J.D.). Greek Vases in Poland. Oxford, 1928, p. 6 n. 4. ABL p. 239, n° 142. 13
58
met Attische helm, net als de menner die al op de wagen staat, de teugels in de hand. De Amazone links naast de paarden die al zijn ingespannen buigt het hoofd naar de dieren toe en lijkt hierdoor enig contact te hebben met de paarden. De meest linkse Amazone die een paard naar de strijdwagen brengt, legt haar rechterhand op de bek van het dier in een strelend gebaar, terwijl ze de teugels met haar linkerhand losjes vast houdt.
~ Amazone in strijdwagen op roodfigurig vaatwerk. Pl. 33. Attische roodfigurige volutenkrater uit Numana 18 New York. The Metropolitan Museum of Arts 07.286.84. Door Beazley toegeschreven aan de schilder van de “ woolly satyrs”. 19 Een vierspan rijdt naar rechts met een Amazone als menner. Ze draagt een korte chiton en een pelta, het schild uit wilgentenen van Thracische oorsprong op de rug. Verdere krijgsuitrusting ontbreekt. Naast de paarden loopt een naakte Griek, op de rug gezien. De paarden zijn geschilderd in galop, volgens de artistieke conventie met volledig gestrekte voor- en achterbenen.
18
VON BOTHMER 1957, p. 161, n° 7, pp. 164, 167- 169, pl. LXXV. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 606, n° 295. BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: The Murals of the Theseion. In: JHS, 92, 1972, p. 34, pl. IV, a. 19 ARV p. 427, n° 1.
59
2. Amazones te paard In de 8e en 7e eeuw v. C. kregen de Grieken steeds meer belangstelling voor paard rijden. 20 Volgens Best is dit het resultaat van de sterke invloed van Scythische stammen met ruiters die toen verschenen op de Zuid - Russische steppen. Ook de Thracische ruiters werden beïnvloed door deze Scythen en namen bepaalde krijgstactieken van hen over. 21 Ook zien we op sommige vazen Scythische ruiters met de Thracische pelta wat dan weer bewijst dat de Scythen op hun beurt werden beïnvloed door de Thraciërs. 22 Op het zwartfigurige Attische aardewerk verschijnen er ruiters na ongeveer 550 v. C. Cavalerie werd ingezet ter ondersteuning van de troepen te voet en algemeen wordt aangenomen dat er in Attica in de 6e eeuw v. C. Thracische hulptroepen met paarden aanwezig waren. 23 De soldaten van de polis Athene vochten echter nooit te paard. Ze gebruikten waarschijnlijk hun paarden om naar het slagveld te rijden om daar te vechten als hopliet in de falanx. 24 De belangstelling voor paardrijden op het Attische vaatwerk van de 6e eeuw v. C. moet echter nog andere oorzaken hebben. Het bezit van paarden was, naast een element in de oorlogvoering, vooral een statussymbool van de Atheense mannen van aanzien dat niet zoveel met de epiek te maken had. 25 Sedert Solon werd de tweede censusklasse, gevormd door de hippeis ( ruiters). Het belang dat werd gehecht aan het paard als symbool van prestige wordt ook uitgedrukt in de naamgeving binnen de aristocratische families van Athene. Vaak bestaat een gedeelte van de naam uit “hippos” ( paard) zoals bij de zonen van Peisistratos: Hippias en Hipparchos. De belangstelling voor paarden in Athene blijkt ook uit de populariteit van parades met ruiters zoals we ze zien afgebeeld op de fries van het Parthenon. Regelmatig waren er optochten van ruiters op de agora en ook de processies naar Eleusis en Phaleron werden geëscorteerd door ruiters. 26 Paarden worden in de 6e eeuw v. C. geschilderd volgens vaste formules. Al lang vóór de schilder Exekias zijn vazen versierde met paarden, was het gebruikelijk om een paard af te beelden door de omtrek van het dier te schilderen. De spieren van de achterhand, de ribben, voorarm en been werden binnen deze omtrek getekend. Hetzelfde gebeurde ook om de beenderstructuur, het kniegewricht van het achterbeen, de vetlok aan de poot en de voet van het dier aan te geven. Al deze regels waaraan de schilders zich hielden bij het afbeelden van een paard bleven bestaan in de 5e eeuw v. C. en later. Wel werden paarden geleidelijk realistischer en meer driedimensionaal geschilderd. De tekeningen binnen de omtrekslijn verminderden maar bleven bestaan als een soort decoratie. 27 Vooral de wandschilderingen van Mikon in de Stoa Poikile hadden veel invloed op het afbeelden van Amazones te paard op keramiek. Deze kunstenaar was bijzonder goed in het schilderen van paarden, aldus Aristofanes, en zijn Amazones te paard in de Stoa Poikile werden dan ook door veel Attische schilders als voorbeeld gebruikt. 28 20
SNODGRASS (A.M.). Early Greek Armour and Weapons from the End of the Bronze Age to 600 BC. Edinburg, 1964, p. 163. 21 BEST (J.G.P.). Thracian Peltasts and their Influence on Greek Warfare. Groningen, 1969, p. 11. 22 RICHTER ( G.M.A.). Handbook of the Greek Collection. Cambridge Mass., 1953, pl. 55, b. 23 GREENHALGH (P.A.L.). Early Greek Warfare. Horsemen and chariots in the Homeric and Archaic Ages. Cambridge, 1973, p. 96. Zie ook ANDERSON (J.K.). Ancient Greek Horsemanship. Berkeley, 1961. 24 SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. London, 1967, p. 85. 25 BLOK 1991, p. 334. 26 NEILS (J.). The Parthenon frieze. Cambridge, 2001, p. 134. 27 MARKMAN (S.D.). The horse in Greek Art. Baltimore, 1943, pp. 49- 50. 28 KLÜGMANN (A.). Die Amazonen in der attischen Literatur und Kunst. Stüttgart, 1875, p. 45.
60
De Stoa Poikile zou gebouwd zijn rond 460 v. C. en Attisch vaatwerk van na die datum kan dus best beschilderd zijn naar het voorbeeld van de wandschilderingen in dat gebouw. 29 In de 6e -5e eeuw v. C. bereed men in Attica bijna uitsluitend hengsten. Dat zal het rijden er niet eenvoudiger gemaakt hebben. Het is niet voor niets dat men tegenwoordig in maneges de voorkeur geeft aan merries en ruinen. Men reed bovendien op de blote rug van het paard, soms op een deken of zadeldek. Een zadel met een houten binnenwerk zoals nu gebruikelijk is was toen onbekend. 30 Vigneron is van mening dat een zadel uit dikke lagen aan elkaar genaaide stof, zelfs met een houten binnenconstructie in Griekenland wel bekend was. 31 De Grieken kenden geen stijgbeugels waardoor de ruiterij een minder geducht wapen was dan in latere tijden. 32 Zonder stijgbeugel kan het opstijgen niet eenvoudig zijn geweest. Men kon het paard natuurlijk leren knielen of een gestrekte stand laten aannemen maar zo eenvoudig is dit allemaal niet. Wie lenig genoeg was sprong te paard eventueel met behulp van een speer zoals op sommige Attische vazen wordt afgebeeld. Wie niet zo lenig was kon een stapsteen gebruiken of zich laten helpen met opstijgen. Zonder stijgbeugels is het niet alleen moeilijk om op het paard te komen, het is nog een groter probleem om te paard te blijven vooral wanneer tijdens een gevecht een tegenstander met speer of zwaard aanviel. Dan werd het wel bijzonder moeilijk om de schok op te vangen zonder van het paard te vallen. Een goede zit was daarom van het grootste belang. Zoals iedere ruiter weet is de zit als op een stoel in dit geval gewoon fout. De zit alsof men wijdbeens rechtop staat geven de dijen een goede grip op het paard. De bovenbenen moeten dus daarom bijna verticaal gestrekt zijn en de onderbenen moeten los afhangen zodat het paard niet gehinderd wordt bij de schouders. Sommige Attische kunstenaars hadden zelf weinig ervaring met paardrijden want ze schilderden hun personages te paard in een totaal verkeerde zit en ook te ver naar achteren op de paardenrug. Om een goede zit te krijgen moest er natuurlijk veel geoefend worden en daarvoor bood de jacht een goede gelegenheid. De Grieken gebruikten wel een hoofdstel met teugels. Zo’n hoofdstel leek sterk op het tegenwoordig nog gebruikte soort. Het was gemaakt van leer. Een olieflesje, een aryballos, in de vorm van een paardenhoofd 33 pl. 34 leert ons hoe het Griekse hoofdstel was samengesteld. Het bestond uit twee aan weerszijden van het hoofd lopende bakstukken die achter de oren samen kwamen in het nekstuk en aan de onderzijde verbonden waren met het bit. Om het hoofdstel goed op de plaats te houden werden extra riemen toegevoegd: voor de oren langs, een frontriem met in het verlengde hiervan de keelriem. Ter hoogte van het bit liep de neusriem. De teugels werden aan het bit bevestigd. De donkere boog die van het neusgat tot halverwege de onderkaak loopt is het deel van het bit dat langs de buitenzijde is te zien. Een belangrijk verschil tussen de huidige hoofdstellen en de Griekse in het ontbreken van gespen bij de Griekse hoofdstellen zodat de riemen niet konden worden versteld of losser gemaakt. Uit terug gevonden bitten blijkt dat Griekse bitten erg “scherp” waren. Dit wil zeggen dat ze zelfs bij lichte inwerking het paard pijn doen. Een Grieks bit werkte in principe op dezelfde manier als een modern bit. Twee stangetjes werden met elkaar verbonden door middel van twee in elkaar hakende ogen. Wanneer met de teugels druk werd uitgeoefend op het bit 29
MERITT (L.S.). The Stoa Poikile. In: Hesperia, XXXIX, 1970, pp. 233- 264. VONDRA (A.). Peri Hippikes. De dieren van stal. Het dier in de Griekse en Romeinse beschaving. In: Mededelingenblad Vereniging van vrienden Allard Pierson Museum Amsterdam 42, 1988, pp. 8- 9. 31 VIGNERON (P.). Le Cheval dans l’Antiquité Gréco-romaine. Parijs, 1968, pp. 1- 2. 32 SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. London, 1967, p. 85. 33 Paardehoofd- aryballos uit Rhodos. Ca 600- 575 v. C. Amsterdam. Allard Pierson Museum 694. VONDRA (A.). Peri Hippikes . De dieren van stal. Het dier in de Griekse en Romeinse beschaving. In: Mededelingenblad van Vrienden Allard Pierson Museum Amsterdam 42, 1988, p. 12, pl. 7. 30
61
werkten de ogen in op het gehemelte van het paard en de stangetjes op de tandeloze delen van de kaak. Het Griekse bit was scherp door de toevoegingen: twee cilinders met scherpe tandjes die inwerken op de kaak en twee scherpe schijven die hetzelfde deden met de tong. Pl. 35. In de Griekse kunst worden paarden vaak afgebeeld met open mond. Dit zou een gevolg kunnen zijn van deze scherpe Griekse bitten. Een paard in galop beweegt zijn benen sneller dan het menselijk oog kan volgen. Kunstenaars zijn daarom aangewezen op bepaalde artistieke conventies voor het afbeelden van de galop. In Griekenland werd een paard in galop geschilderd met volledig uitgestrekte voor- en achterbenen. In werkelijkheid kan geen enkel paard galopperen op deze manier. 34 Ook de paarden van de Amazones in galop werden op deze traditionele manier geschilderd zoals te zien is op de volutenkrater uit New York. Pl. 33. Het aantal Amazoneruiters op een afbeelding wordt bepaald door de plaats die voorhanden is op de vaas. Zo zijn er op de hals van een volutenkrater, pl. 38, wel zes ruiters afgebeeld. 35 In het roodfigurige vaatwerk blijft het thema “Amazones te paard” bewaard hoewel er veel minder voorbeelden van te vinden zijn. Op Attische vazen stijgen de Amazones altijd af door van de rechterflank van hun paard te glijden. Von Bothmer is overtuigd dat Amazones die rechts van hun paarden staan dan ook juist zijn afgestegen terwijl de dames die links van hun paard staan in feite klaar staan om op te stijgen. Een enkele keer staat de Amazone frontaal voor haar paard.
~ De eerste Amazones te paard . Attische zwartfigurige “Merrythought” schaal uit Marmaro. Ca 575-550 v. C. 36 Rhodos. Museum 15430. Door Beazley toegeschreven aan de “Marmaro” schilder. 37 Vier Amazones met helm, lans, korte chiton en kuras galopperen te paard. Op de keerzijde staat een Herakles’ Amazonomachie. De meeste zwartfigurige Attische vazen met Amazones te paard zijn van latere datum. De Amazones zijn uitgedost als strijdvrouwen, soms als hopliet en soms als boogschutter. Omdat de Attische helm bij deze Amazones vaak een lage helmbos heeft die van voren en vanachter gesteund wordt, heeft men wel eens gedacht dat het hier gaat om een typische “ ruiter”helm. 38 Zie pl. 54.
34
VONDRA (A.). Peri Hippikes. De dieren van stal. Het dier in de Griekse en Romeinse beschaving. In: Mededelingenblad. Vereniging van vrienden Allard Pierson Museum Amsterdam 42, 1988, pp. 10- 12. 35 LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 630, n° 717. 36 VON BOTHMER 1957, p. 9, n° 34, p. 22. LIMC, dl. I, 1. Amazones. p. 630, n° 709. 37 ABV p. 198, n° 1. 38 VON BOTHMER 1957, pp. 93, 104.
62
~ Amazones te paard op zwartfigurig aardewerk. Pl. 36. Attische zwartfigurige lekythos. Einde van de 6e eeuw v. C. 39 Honolulu. Academy of Arts 3594. Door Haspels toegeschreven aan de “Gela” schilder. 40 Twee Amazones galopperen naar rechts. Ze zijn gekleed als hoplieten met een mantel, een schild op de rug en twee speren in de linkerhand. Met de rechterhand houden ze losjes de teugels vast. De rijdieren zijn blijkbaar mak genoeg, maar contact hebben de Amazones niet met hun paard. Door twee Dorische zuilen op de achtergrond wordt de suggestie van een gebouw gewekt. Het geslacht van de paarden is duidelijk te zien, het zijn hengsten. Met het voorbeen geheven lijken de dieren te stappen. Een hond loopt mee links naast ieder paard.
~ Amazones te paard op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 37. Attische zwartfigurige volutenkrater . Einde van de 6e eeuw v. C. 41 München.Museum Antiker Kleinkunst 1740 (J.538). Zes Amazones galopperen naar rechts. Ze zijn afwisselend als hopliet en als boogschutter uitgedost. Met de rechterhand houden de hoplieten de teugels vast, in de linkerhand dragen ze twee speren. De boogschutters leiden hun paard met beide handen. De scène wint aan levendigheid door de afwisselende houding van de paarden: sommige dieren stappen met één voorpoot geheven, andere hebben beide voorpoten van de grond. Ook de manier waarop de speren zijn geschilderd, horizontaal, schuin of verticaal, zorgt voor afwisseling. Van enig emotioneel contact tussen mens en dier is geen spoor te bekennen.
~Amazone die afstijgt.Pl. 38. Attische roodfigurige kolonnenkrater. 42 München.Museum antiker Kleinkunst 2379. Door Beazley toegeschreven aan de schilder van Bologna 228. 43 De afbeelding toont een Amazone die afstijgt. Ze glijdt links van de flank van haar paard en houdt zich ondertussen met de rechterhand dichtbij het paardenhoofd vast aan de teugels. Hierdoor wordt de indruk gewekt dat de Amazone meer contact heeft met haar rijdier dan op andere afbeeldingen van Amazones te paard. Hier loopt het rijdier blijkbaar nog in galop, terwijl de Amazone van het dier glijdt of eerder springt. De Amazone draagt een exotisch kostuum en houdt in de linkerhand schild en speer.
39
VON BOTHMER 1957, p. 102, n° 141, pl. LXIII, 7. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 630, n° 715. 40 ABL p. 213, n° 166. 41 VON BOTHMER 1957, p. 101, n° 130, pl. LXIII, 5. LIMC, dl. I, 1. Amazones. p. 630, n° 717. 42 VON BOTHMER 1957, p. 198, n° 127, pl. LXXXIII, 1. PFUHL (E.). Malerei und Zeichnung der Griechen. München, 1923, pl. 776. FURTWANGLER (A.) en REICHHOLD (K.). Griechische Vasenmalerei. München, 1904- 1921, pl. 166, 1, 3, p. 286, pl. 134. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 624, n° 579, dl. I, 2, pl. 579, p. 506. 43 ARV² p. 336, n° 8.
63
~ Amazones als hopliet te paard op roodfigurig vaatwerk. Pl. 39. Attische roodfigurige pelike. Ca 450 v. C. 44 Fayetteville. Collectie van het Museum van de Universiteit van Arkansas. Door Beazley toegeschreven aan de “Biscoe” schilder. 45 Op het zwartfigurige Attische vaatwerk is een Amazone gemakkelijk te herkennen. Haar huid is wit afgebeeld, ze draagt typische exotische kleding en haar wapens zijn ontleend aan de Scythische of Thracische cultuur. Op het roodfigurige vaatwerk is een Amazone niet altijd te herkennen. Haar wapens zijn rond het midden van de 5e eeuw v. C. ongeveer dezelfde als de bewapening van de Griekse hopliet en de Amazones komen steeds meer voor in rustige scènes en niet meer vooral in strijdscènes. 46 De twee ruiters die hier worden voorgesteld zien eruit als jonge baardloze Atheense hoplieten. Een vergelijking met gelijkaardige scènes op ander roodfigurig vaatwerk uit deze periode waar de figuren soms voorzien zijn van een inscriptie maakt duidelijk dat het hier in werkelijkheid gaat om Amazones. Twee Amazones, gekleed als hoplieten met helm en met twee speren in de rechterhand, galopperen naar rechts. De rijdieren dragen een hoofdstel, maar er zijn geen teugels te zien. Contact tussen de Amazones en de hengsten waarop ze rijden is er niet.
~ Amazone in barbaarse outfit te paard op roodfigurig vaatwerk. Pl. 40. Attische roodfigurige pelike uit de necropool van Fusco bij Syracuse. Ca 440- 430 v. C. 47 Syracuse. Museo Nazionale 9317. Door Beazley toegeschreven aan de groep rond Polygnotos. 48 Een Amazone te paard wordt aangevallen door twee Grieken met een lans. Op haar rug draagt ze een pelta vervaardigd uit wilgentenen. Ze draagt haar typische barbaarse outfit van strak broekpak met zigzagpatroon en daarboven de tuniek met gordel en lange mouwen met bolletjes patroon. Een alopekis, de Thracische muts in vossenbont, vervolledigt haar kostuum. Haar rijdier is een hengst . De Amazone zit op een wild galoperend paard zonder teugels ( en uiteraard zonder stijgbeugels of zadel) en slaagt er nog in om met haar lans in de rechterhand haar tegenstander te bedreigen. Voorwaar een knap staaltje van rijkunst! Ze moet haar paard wel volledig onder controle hebben om dit te kunnen. Haar linkerhand rust tegen de nek van haar rijdier. Kunnen we dit interpreten als emotie? De invloed van Polygnotos is overduidelijk. Er wordt door de schilder geprobeerd om een landschap te suggereren door de naakte Griekse krijger te schilderen met zijn linkervoet op een rotsblok. 44
VON BOTHMER 1957, p. 199, n° 140, pl. LXXXIII, 4. LIMC, dl. I, 1.Amazones, p. 631, n° 723. MAULE (Q.). Greek Vases in Arkansas. In: AJA 75, 1971, pp. 89- 91, pl. 24, fig. 13- 14. 45 BEAZLEY (J.D.). Paralipomena. Additions to Attic Black-figure Vase-painters and to Attic Red-figure Vase- painters. Oxford, 1971², p. 942, n° 2 bis. ARV² p. 1063, n° 1. 46 SHAPIRO (H.A.). Art, Myth and Culture. Greek Vases from Southern Collections. New Orleans, 1981, p. 90- 91. 47 VON BOTHMER 1957, p. 177, n° 31, p. 179. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 606, n° 307. ARIAS (P.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 92, pl. 191. CVA Syracuse, bd. 1, pl. 5, 1- 2. 48 ARV p. 701, n° 92. ARV² p. 1059, n°132.
64
3 .Amazones voeren paarden mee Dit thema komt veel voor op Attisch zwartfigurig vaatwerk. De context van deze scènes is vrij zeker de Trojaanse Amazonomachie. Daarop wijst een opmerkelijke frequentie van mannelijke strijders aan de zijde van de Amazones. 49 Zoals bekend kwam Penthesileia met een leger Amazones de Trojanen ter hulp en vocht aan hun zijde. De keerzijde van één van de vazen toont bovendien het duel van de Griekse held Achilles en de Ethiopische koning Memnon. 50 Ook zien we op enkele vazen een Amazone met haar paard aan de teugel vóór een zittende man terwijl enkele personages de gebeurtenis gade slaan. Pl. 43. Dit doet natuurlijk denken aan de Amazonekoningin Penthesileia die in Troje aankomt en voor de troon van koning Priamos wordt geleid. Vaak worden de Amazones die hun paarden leiden gevolgd door Amazones te voet en ook dit doet denken aan de gebeurtenissen in Troje waar Penthesileia met haar leger van Amazones mee vocht met de Trojanen. Meestal stappen de Amazones van links naar rechts. De Amazones lopen normaal links van hun paard en slechts bij uitzondering langs de rechter kant. Op het Attische roodfigurige vaatwerk komt het thema “Amazones voeren hun paarden mee”zelden voor. Het is maar terug te vinden op enkele vazen. 51
~ Amazones met paard op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 41. Attische zwartfigurige nekamfora. 52 Boston. Museum of Fine Arts 80.160. Volgens Von Bothmer geschilderd door de schilder van München Aan de voor- en achterkant wordt hetzelfde afgebeeld: twee Amazones staan aan de rechterkant van hun paard dat ze bij de teugel houden. Ze zijn telkens gekleed als hoplieten met de helm op het hoofd, beenkappen aan en twee speren in de hand. De voorste Amazone die omkijkt naar haar gezellin heeft de speren in de rechterhand en houdt het paard met de linkerhand bij de teugels. De achterste Amazone houdt haar paard met de rechterhand bij de teugels en draagt haar speren in de linkerhand. De Amazones hebben duidelijk contact met elkaar: conversatie of alleen oogcontact? Met de paarden hebben ze geen contact, ze houden alleen de gestrekte teugels stevig vast. Een Amazone trekt het hoofd van haar paard met de teugel dichterbij: wil ze het dier aaien over de bek of juist kort houden, omdat het niet voldoende gehoorzaamt? Haar gezellin houdt haar hand met de teugel tot tegen het hoofd van het paard maar kijkt ondertussen naar achteren, dus zoekt zij duidelijk geen contact met haar rijdier.
49
BLOK 1991, p. 336. VON BOTHMER 1957, p. 97, n° 67. 51 VON BOTHMER 1957, pp. 200- 201. 52 VON BOTHMER 1957, p. 97, n° 68, pl. LXII, 1. 50
65
~ Amazone met paard op zwartfigurig vaatwerk in Six techniek. Pl. 42. Attische zwartfigurige lekythos uit Leontinoi. Begin van de 5e eeuw v. C. 53 Syracuse. Museo Nazionale 5312. Door Haspels toegeschreven aan de “Diosphos” schilder. 54 Six techniek. Een Amazone met helm en een zeer korte chiton stapt naar rechts en houdt daarbij haar paard aan de teugel. Volgens Von Bothmer draagt de Amazone alleen shorts zoals de Amazone met een trompet op een oinochoe in Reggio di Calabria. Van het paard zijn alleen de omtreklijnen weergegeven. Bij de Six techniek werd de verf in een inkeping aan gebracht.
~ Amazone met paard en omstaanders. Pl. 43. Attische zwartfigurige nekamfora. 55 Baltimore. Walters Art Gallery 48.20. Ook hier is de Amazone uitgedost als hopliet met een helm en twee speren, maar ze lijkt een pantervel boven haar uitrusting te dragen. De Amazone, rechts van haar paard, leidt haar rijdier naar een zittende man met staf. Enkele personages wonen het gebeuren bij. Vrij uitzonderlijk is de hele richting van de afbeelding, naar links en niet naar rechts. Zoals eerder werd aangegeven handelt het hier waarschijnlijk om de ontvangst van de Amazonekoningin Penthesileia door koning Priamos van Troje.
~ Amazone doet haar paard knielen. Pl. 44. Attische zwartfigurige skyphos. Begin van de 5e eeuw v. C. 56 Boston. Museum of Fine Arts 99.524. Een Amazone in exotisch kostuum staat voor haar paard en houdt het vast bij de teugels. Ze lijkt het dier dichterbij te lokken. Volgens Von Bothmer doet ze een poging om het dier te doen knielen. 57 De Amazone staat naar rechts, het paard naar links gekeerd.
53
VON BOTHMER 1957, p. 99, n° 99, pl. LXII, 3. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 627, n° 654. 54 ABL p. 235, n° 73. 55 VON BOTHMER 1957, p. 98, n° 72, p. 100, pl. LXII, 4. 56 VON BOTHMER 1957, p. 99, n° 101, p. 100, pl. LXII, 5. LIMC, dl. I, 1.Amazones, p. 627, n° 655, dl. I, 2, pl. 655, p. 511. BEAZLEY (J.D.). Paralipomena. Additions to Attic Black-figure Vase-painters and to Attic Red-figure Vase-painters. Oxford, 1971², p. 98. 57 VON BOTHMER 1957, p. 100.
66
~ Amazone met paard en stèle. Pl. 45. Attische roodfigurige kelkkrater uit Spina. Valle di Treba, graf 203. Ca 440 v. C. 58 Ferrara. Museo di Spina T 203. Door Beazley toegeschreven aan de “Eupolis” schilder. 59 Een Amazone in exotisch kostuum met boog en schild aan haar linkerzijde loopt naar rechts, haar bijl in de linkerhand. De teugels van het paard dat haar volgt houdt ze in de rechterhand. Achter het dier is een stèle te zien. De Amazone kijkt naar de grond en lijkt na te denken. Uit de hele scène spreekt de melancholie die zo typisch is voor de Attische grafstèles. De stèle op de afbeelding zou dan een grafstèle voor een gevallen Amazone kunnen voorstellen. 60 Ook op deze afbeelding van een Amazone met haar paard is er geen contact tussen mens en dier.
~ Amazone met paard op roodfigurig vaatwerk. Pl. 46. Attische roodfigurige schaal. 61 Athene. National Museum 1569 (C.C. 1206). Door Beazley toegeschreven aan de “Lid” schilder. 62 Een Amazone, in uitheems kostuum, staat rechts van haar paard. Ze houdt een speer die steunt op de grond in haar rechterhand. Doordat de Amazone in de verte kijkt en het paard met het hoofd naar beneden lijkt te grazen, is er geen enkel contact tussen mens en dier. De schaal is gereconstrueerd uit een hele reeks kleine stukjes. Daardoor is moeilijk te zien of er teugels aanwezig zijn maar het rijdier heeft zeker een hoofdstel aan.
Op afbeeldingen van Amazones met paarden zien we dus zelden dat de dames enige affectie tonen voor hun rijdier. De amfora uit Hamburg is dé grote uitzondering. Pl. 32. In de Griekse schilderkunst zijn er nochtans voorbeelden te vinden van mannen die emoties voor hun rijdier tonen. Een voorbeeld hiervan zien we op het naamstuk van de Dokimasia schilder waar een jonge ruiter zijn rijdier streelt op de mond. 63 Pl. 47. De dokimasia, was een officiële inspectie van jonge Atheners en hun paarden en waar de dieren werden geregistreerd. Een paard dat onvoldoende gedresseerd was werd op de kaak gebrandmerkt met het teken van een wiel en werd vervolgens uitgesloten. 64 Ook op een roodfigurige schaal uit ca 490 v. C. 65 zien we dat een jongen tijdens de dokimasia de manen van zijn rijdier streelt. 66 Pl. 48. 58
VON BOTHMER 1957, p. 198, n° 133, p. 201. BALAKIS (G.). Ant K 14, 1971, pp. 74- 83. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 628, n° 664, dl. I, 2, pl. 664, p. 512. 59 ARV p. 669, n° 4. ARV² p. 1073, n° 7. 60 ALFIERI (N.) en ARIAS (P.E.). Spina. Die neuentdeckte Etruskerstadt und die griechischen Vasen ihrer Gräber. München, 1958, p. 49, pl. 60- 61. 61 VON BOTHMER 1957, p. 199, n° 149, pl. LXXXIII, 8. 62 ARV² p. 771, n° 25. 63 Attische roodfigurige schaal. Athene. Nationaal Museum 1129. Door Beazley toegeschreven aan de dokimasia schilder. ROBERTSON 1992, pl. 116. 64 NEILS (J.). The Parthenon Frieze. Cambridge, 2001, p. 128. 65 Bazel. Herbert Cahn Collection 133. Toegeschreven door Beazley aan de Thalia schilder.
67
§ 2 Amazones en andere dieren
1. Amazones en honden Een aantal Attische vazen beelden Amazones af in gezelschap van honden. Zoals eerder gezegd hoort de jachthond standaard bij een scène met vierspan en vertrekkende krijger. Op scènes met een Amazone en een vierspan verschijnt de hond eveneens. Ook op ander zwartfigurig vaatwerk staan Amazones afgebeeld met honden, maar nu zitten de dames te paard. 67 Soms zijn de dames gekleed als hoplieten in volle wapenuitrusting maar zonder harnas, en vertrekken ze blijkbaar naar een gevecht. In één geval hebben ze mantels boven hun kleding. In andere gevallen hebben ze alleen hun speren bij zich. Het is de vraag of de Amazones hier naar een gevecht vertrekken. Eerder zijn ze op weg naar een jachtpartij. Honden waren in de oudheid huisdieren die gehouden werden als gezelschapsdier of als waakhond. Daarnaast was de hond een gezel bij de jacht. 68 “Honden die tijdens de jacht het wild opjagen” was in Attica een erg populair thema op zwartfigurig vaatwerk. Ook op roodfigurige vazen, wil het thema nog wel voorkomen maar daar is het eerder uitzonderlijk. 69 Honden werden in Griekenland niet ingezet bij een gevecht. 70 Wanneer honden zijn afgebeeld bij Amazones te paard, staan of lopen ze telkens links van het rijdier met de kop in dezelfde richting. Een enkele keer loopt er een hond rechts van het paard. Meestal is er telkens één hond bij ieder paard afgebeeld. De meeste honden hebben een zwarte kleur. De dieren zijn geschilderd met opgeheven staart, een duidelijk teken dat ze paraat staan en zich zeker niet onderdanig opstellen. Er is geen sprake van enige activiteit zoals snuffelen, eten, janken of blaffen. Uiting van affectie van Amazones voor hun honden komt niet voor. Het blijft moeilijk om met zekerheid te zeggen tot welk ras de honden van de Amazones behoorden. De Laconische hond maakt de meeste kans. Het was een licht gebouwde hond met kleine oren, een rechte lange snuit, gladharig en met een lange dunne staart. Door zijn uithoudingsvermogen, zijn moed, snelheid en prima reukvermogen was het de ideale jachthond. Een andere kandidaat zou de keeshond kunnen zijn, de troetelhond bij uitstek bij de Grieken. Ook hij heeft een spitse snuit maar hij is kleiner, heeft een vacht en een korte staart. 71 De honden van Amazones op Attisch vaatwerk hebben altijd een spitse snuit zodat hondenrassen met hun stompe snuit, niet in aanmerking komen.
66
NEILS (J). The Parthenon frieze. Cambridge, 2001, p. 129, pl. 91. VON BOTHMER 1957, pp. 100- 103, n° 111- 122, 128, 132- 134, 138- 139, 141, 152, 156. 68 LUNSINGH SCHEURLEER (R.A.). De dieren van stal. Het dier in de Griekse en Romeinse beschaving. In: Mededelingenblad Vereniging van Vrienden Allard Pierson Museum Amsterdam, n° 42, 1988, pp. 1-2. 69 ROBERTSON 1992, p. 263. 70 HULL (D.B.). Hounds and hunting in ancient Greece. Chicago, Londen, 1964, p. 94. Zie ook: MERLEN (R.H.A.). De Canibus: Dog and Hound in Antiquity. 1971. 71 DRUKKER (A.). Honden. De dieren van stal. Het dier in de Griekse en Romeinse beschaving. In: Medelingenblad van Vrienden Allard Pierson Museum Amsterdam 42, 1988, pp. 24, 26. 67
68
Vergelijken we de Laconische hond op de schaal van de Euergides schilder 72 pl. 49 en de keeshond op de Apulische krater 73 pl. 50 met de honden op de Amazonevazen die hieronder worden besproken, dan is het overduidelijk dat de keeshond als gezelschapshond van Amazones geen kans maakt - zijn staart is echt te kort- maar dat die eer naar de Laconische hond gaat. Het probleem blijft dan de vacht. De honden van de krijgsvrouwen op Attische afbeeldingen zijn langharig en de Laconische hond was gladharig.
~ Amazone met hond . Pl. 51. Attische zwartfigurige amfora uit Orvieto. 74 Philadelphia. University museum 4832. Door Beazley toegeschreven aan de “München” schilder 1410. 75 Het gaat hier duidelijk om een gevecht waarin een strijdwagen een Amazone achtervolgt.. De Amazone rent naast de benen van het eerste paard uit voor de wagen uit en kijkt achterom. Links van haar loopt een hond. Het dier hoort duidelijk bij de dame. Honden werden gebruikt bij de jacht en niet tijdens gevechten. Werd deze Amazone overvallen door de vijand tijdens een jachtpartij?
~ Amazone aangevallen door hond. Pl. 52. Attische zwartfigurige oinochoe. 76 Bestaat niet meer. Rome. Germaans Instituut, collectie tekeningen. Door Beazley toegeschreven aan de “ Vatican ” schilder G 49. 77 Ook hier wordt een Amazone bedreigd door een vierspan. Ze staat paraat vóór de wagen in een krijgshaftige houding met de speer geheven, het schild omhoog als bescherming en het zwaard aan de zijde. Naast de krijgswagen links zit een hond in aanvalshouding. De dame krijgt het dus wel erg moeilijk: omver gereden door een krijgswagen en gebeten door een hond.
72
Attische roodfigurige schaal. Ca 510 v. C. Oxford, Ashmolean Museum 1966. 447. Toegeschreven aan de Euergides schilder. DRUKKER (A.). Honden. De dieren van stal. Het dier in de Griekse en Romeinse beschaving. In:Medelingenblad van Vrienden Allard Pierson Museum Amsterdam 42, 1988, p. 24, pl. 4. 73 Apulische krater (fragment). Ca 360-350 v. C. Allard Pierson Museum 2146. DRUKKER (A.). Honden. De dieren van stal. Het dier in de Griekse en Romeinse beschaving. In: Medelingenblad van Vrienden Allard Pierson Museum Amsterdam 42, 1988, p. 24, pl. 9. 74 VON BOTHMER 1957, p. 85, n° 140, p. 88, pl. LVII, 4. 75 ABV p. 311, n° 4. 76 VON BOTHMER 1957, p. 85, n° 147, p. 88, pl. LVII, 6. 77 ABV p. 535, n° 19.
69
~ Amazones te paard met honden . Pl. 53. Attische zwartfigurige nekamfora uit Tarquinia ca 550 v. C. 78 Philadelphia. University Museum 1752. Twee Amazones te paard rijden uit. De voorste Amazone is gekleed in een exotisch kostuum. Ze houdt de teugels met haar linkerhand en klemt twee speren in haar rechterhand. Links naast haar paard rent een hond. De Amazone achter haar is gekleed in een chiton en zit op dezelfde manier te paard, teugels in de linker- en twee speren in de rechterhand. Ook hier loopt een hond mee maar deze keer onder het paard tussen de poten.
~ Amazones te paard met teefje. Pl. 54. Zwartfigurige Attische nekamfora uit Vulci 79 Londen. British Museum B 158. Door Beazley toegeschreven aan de “Leagros” groep ( Antiope groep I) 80 Twee Amazones, te paard en gekleed als hopliet rijden naar rechts. Ze hebben ieder hun schild op de rug en twee speren in de rechterhand. Met de linkerhand houden ze de teugels. Links naast ieder paard staat een hond met opgeheven staart. De hond naast het eerste paard staat naar links gekeerd en kijkt om naar het hoofd van het paard met de kop lichtjes geheven. Blijkbaar is de hond een teefje, want de reeks tepels onderaan de buik is duidelijk te zien. Of gaat het hier om aangeven van een langere pels? Bij andere honden op Attische keramiek is geen aanduiding van tepels. De tweede hond staat links naast het paard maar vertoont geen activiteit.
~Amazones te paard met “ bleke” hond. Pl. 55. Zwartfigurige Attische nekamfora. 81 München. Museum antiker Kleinkunst 1504 ( J.699). Twee Amazones te paard rijden naar rechts. Ze zijn gekleed als hoplieten met een helm op het hoofd en twee speren in de linkerhand. Naast ieder paard is een hond afgebeeld. De hond met bleke pels loopt rechts van het voorste paard, wat uitzonderlijk is. Met opgeheven kop en halfopen muit lijkt het dier te huilen. Als enige van alle afgebeelde honden heeft dit dier een halsband aan. De hond met donkere vacht naast het tweede paard knabbelt aan iets op de grond.
78
VON BOTHMER 1957, p. 101, n° 122, pp. 103, 51, pl. LXIII, 4. LIMC , dl. I, 1. Amazones, p. 589, n° 41, dl. I, 2, pl. 41, p. 446. 79 Corpus Vasorum Antiquorum, III, He, pl. 27, 2. VON BOTHMER 1957, p. 100, n° 111, pp. 103-105, pl. LXIII, 1. 80 ABV p.368, n° 105. 81 VON BOTHMER 1957, p. 101, n° 116, pp. 103-105, pl. LXIII, 3.
70
2. Amazones en griffioenen Vanaf de 8e eeuw v. C. waren er waarschijnlijk Griekse nederzettingen rond de Zwarte Zee, dat nemen de meeste onderzoekers vandaag de dag aan en archeologische opgravingen bewijzen deze stelling. Ook naar deze Griekse kolonies werd Attische keramiek uitgevoerd vooral dan vanaf het einde van de 6e eeuw v. C. Bewijs hiervoor zijn de talrijke Attische vazen die gevonden werden in Scythische graven in het gebied ten noorden van de Zwarte Zee zoals het graf van Gute Maritzyn. 82 De grote hoeveelheid Attische keramiek die geëxporteerd wordt naar het Zwarte zeegebied neemt af in de loop van de 5e eeuw v. C. terwijl dan meer keramiek uit het oosten van Griekenland wordt uitgevoerd naar dat gebied. Problemen van Athene met de Perzen en de Peloponnesische oorlog hebben bij deze afname van de handel waarschijnlijk een grote rol gespeeld. In de 4e eeuw v. C. wordt de export van Attisch vaatwerk weer groter maar de schilderingen zijn dan van veel mindere kwaliteit. De onderwerpen op deze vazenschilderingen hebben dan meer te maken met de mythen van de oorspronkelijke bewoners van deze gebieden ten noorden van de Zwarte Zee. Die trend is trouwens niet typisch voor het Zwarte Zeegebied maar tekent zich af in de 4e eeuw v. C. binnen de hele Griekse wereld. De Griekse kunst wordt beïnvloed door uitheemse culturen omdat in veel gebieden de bevolking meer en meer etnisch gemengd werd. Bij de nieuwe thema’s op Attische keramiek in het gebied van de Zwarte Zee in de 4e eeuw v. C. komt ook het thema: “ Amazones vechten met griffioenen” voor. 83 De mythe lokaliseert de griffioenen ten noorden van de Kaspische Zee. Ze bewaakten er een goudschat. De Arimaspen, wezens die volgens de sagen maar één oog hadden, wilden deze schat roven. Op Attische vazen werden de Arimaspen altijd afgebeeld als “normale” mensen met twee ogen maar zijn ze wel gekleed als barbaren in hetzelfde exotische kostuum als de Amazones. Het is daarom vaak moeilijk om op Grieks vaatwerk Arimaspen te onderscheiden van de Amazones in gevecht met griffioenen. 84 De Grypomachie, het gevecht met griffioenen, wordt in de 4e eeuw v. C. het voornaamste thema in de Attische vazenschilderkunst. De combinatie van Amazones met griffioenen komt alleen voor in de 4e eeuw v. C. en alleen in de streek rond de Bosporus. Blijkbaar waren de kopers daar geïnteresseerd in vaatwerk met onderwerpen uit hun eigen sagen en eigen geschiedenis. 85 Daar Attische vazen met Amazones uit de 4e eeuw v. C. buiten het tijdsbestek van deze scriptie vallen, wordt slechts één voorbeeld ter illustratie kort besproken en wordt het thema “Amazones vechten met griffioenen” niet verder uitgewerkt.
82
BOARDMAN (J.). The Greeks overseas. Londen, 1999, pp. 239- 240, 263- 264. BOUZEK (J.). Studies of Greek Pottery in the Black Sea Area. Praag, 1990, pp. 190- 193. 84 DUFKOVA (M.). Attische Keramik des 5.und 4. Jhs. V. Chr. Im nördlichen Schwarzmeergebiet. Die Struktur der Funde. In: SCHMALTZ en SÖLDNER 2003, p. 234- 235. 85 JOHNSTON (A.). Greek Vases in the marketplace. In: RASMUSSEN 1991, p. 216. 83
71
~Amazone in gevecht met een griffioen. Pl. 56. Attische roodfigurige schaal uit Cumae. 86 Boston. Museum of Fine Arts 01.8092. Door Beazley toegeschreven aan een imitator van de “Jena” schilder. 87 Een Amazone te paard springt naar rechts over een rotsblok. Ze wendt zich om en zwaait met haar rechterarm de strijdbijl hoog in de lucht om een griffioen met arendskop af te weren. Met haar linkerhand omklemt ze de teugels van haar wild steigerende paard. De griffioen heeft zijn voorpoten al in de achterhand van het rijdier geslagen. De Amazone draagt het exotische broekpak met zigzagmotief. Een wijd vallende tuniek met gordel reikt tot aan de knie. Een hoge Perzische muts vervolledigt haar outfit.
86
PAUL-ZINSERLING (V.). Der Jena-Maler und sein Kreis. Zur Ikonologie einer Attischer Schalenwerkstatt um 400 v.C. .Mainz, 1994, pp. 106- 107, 111, pl. 83, 1. 87 ARV p. 1462.
72
3. Amazones en heraldieke dieren of symbolen.
Amazones in combinatie met andere dieren dan paarden en honden komen weinig voor. Enkele Attische zwartfigurige vazen tonen Amazones in gezelschap van een leeuw. 88 Een leeuw werd zelden afgebeeld naar de werkelijkheid, hoewel de Grieken leeuwen kenden want in de 5e eeuw v. C. kwamen ze nog voor niet ver van de grens in het noorden van Griekenland. Een leeuw werd meestal afgebeeld naar Assyrisch voorbeeld en ook het thema “ een – mens – wordt – verslonden – door – een - leeuw” was afkomstig uit het Nabije Oosten waar het een geliefkoosd onderwerp was van ivoorsnijders. 89
~ Amazone met een leeuw in heraldieke houding. Pl. 57. Zwartfigurige Attische nekamfora. 90 Oxford. Ashmolean Museum G 217. Door Beazley toegeschreven aan de “Diosphos” schilder. 91 Twee Amazones staat afgebeeld in gezelschap van een leeuw. De rechtse figuur staat klaar voor de strijd: ze heeft haar helm op het hoofd en de speer en het schild in de hand. Ze kijkt naar haar gezellin die zich klaar maakt voor het gevecht. Deze zet haar helm op, haar schild en zwaard staan klaar. De leeuw staat voor de rechtse Amazone met opgeheven linkervoorpoot en met de tong uit de open muil. De hele afbeelding van de leeuw, inclusief de gekrulde staart, doet sterk denken aan een heraldische figuur. Ook Von Bothmer denkt dat we hier eerder met een embleem te doen hebben dan met een levend dier. Volgens hem heeft de Diosphos schilder een zwak voor leeuwen en moeten we dit roofdier op de vazen van de schilder eerder zien als een soort van handtekening van deze kunstenaar.
~ Amazone in gezelschap van een leeuw? Pl. 58. Attische zwartfigurige oinochoe uit Vulci. 92 Londen. British Museum B 518. Door Beazley gerekend tot de “Briachos” groep. 93 Een Amazone, gekleed als hopliet met schild en de speer in de hand, loopt naar rechts, terwijl ze omkijkt. Links naast haar loopt een leeuw met open muil. Doordat beide figuren samen lopen, naast elkaar in dezelfde richting krijgen we de indruk dat ze bij elkaar horen en er een zekere band bestaat tussen de vrouw en het dier.
88
VON BOTHMER 1957, p. 91, n° 7, pp. 92- 93, pl. LX, 2 en p. 94, n° 33, p. 95, pl. LX 2, 7. RASMUSSEN (T.). Corinth and the Orientalising phenomenon. In: RASMUSSEN 1991, pp. 59-61. 90 VON BOTHMER 1957, p. 91, n° 7, pp. 92-93, pp. 92- 93, pl. LX, 2. 91 BEAZLEY (J.D.). Greek Vases in Poland. Oxford, 1928, p. 6. ABL p. 238, n° 129. 92 VON BOTHMER 1957, p. 94, n° 33, p. 95, pl. LX, 7. 93 ABV p. 432, n° 3. 89
73
4. Amazones met dieren op vaatwerk van de “ Tyrrheense” groep.
De “ Tyrrheense” groep omvat ongeveer 260 Atheense zwartfigurige vazen, waarvan 248 nekamfora’s, uit de periode 570/ 565-545 v. C. Hoewel de meeste van deze vazen gevonden zijn in Etrurïe zijn ze op en top Atheens, zowel wat betreft de klei, de vorm als de decoratie. Ze worden de Tyrrheense groep genoemd omdat het grootste deel van deze vazen gevonden zijn in Etruskische begraafplaatsen langs de Tyrrheense kust. Tussen de vazen van de Tyrrheense groep en die van Attische schilders die niet tot de Tyrrheense groep behoorden zijn een hele reeks links, zowel thematisch als stilistisch. Als “ Tyrrheens” beschouwt men een vaas die beschilderd is door één van de acht Tyrrheense schilders: de Prometheus schilder, de Timiades schilder, de Goltyr schilder, de Kylennios schilder, de Castellani schilder, de Pointed-Nose schilder, de Guglielmi schilder en de Fallow Deer schilder. Von Bothmer 94 was de eerste die voorstelde om de term “ Tyrrheens” alleen te gebruiken op grond van de stilistische kenmerken van de schilderingen. Ieder van deze Tyrrheense schilders had zijn voorkeur voor bepaalde thema’s en had eigen trekjes voor de decoratie. De belangstelling van de archeologen voor dit soort vaatwerk werd gewekt toen in 1828 de necropolis van Vulci werd ontdekt en er een massa Griekse vazen aan het licht kwamen. Het was Tiersch die in 1899 95 bewees dat de Tyrrheense groep Atheense keramiek bevatte, hoewel hij daarmee niet meteen alle onderzoekers kon overtuigen. Hij behield de naam “ Tyrrheens”, die voor het eerst werd gebruikt door Hauser in 1893. 96 Hauser dacht met deze naam de plaats waar dit vaatwerk geproduceerd was aan te geven maar Tiersch gaf met “Tyrrheens” wel degelijk de vindplaats aan en dit is zo gebleven. 97 Het blijft onduidelijk waarom de Etrusken deze Attische vazen kochten. Volgens Boardman 98 werden de Tyrrheense vazen naar Etrurië verscheept, gevuld met olie en dienden ze dus in feite als inpakmateriaal. Kluiver gelooft dat de Tyrrheense vazen niet door de Etrusken werden gekocht voor hun inhoud maar als gebruiksvoorwerp. Het blijft een moeilijke materie. Sommige vazen bevatten as van een overledene, anderen dragen sporen van een vloeibare inhoud. Een hele reeks onderzoekers hebben gepubliceerd over het doel van dit Tyrrheense vaatwerk, ieder met een eigen interpretatie en de nodige bewijzen. 99 Een typisch trekje van deze vazen zijn de opschriften. Veel van die opschriften hebben namelijk geen enkele betekenis. Onderzoekers denken dat hier verschillende motieven hebben gespeeld. Misschien was zo’n nonsens inscriptie een grapje van de schilder die wist dat de Etruskische klant de letters wel herkende maar de opschriften toch niet kon lezen omdat hij de 94
VON BOTHMER (D.). The Painters of Tyrrhenian Vases. In: AJA 1944, pp. 161- 170. TIERSCH (H.). “Tyrrhenische “ Amphoren. Eine Studie zur Geschichteder altattischen Vasenmalerei. Leipzig, 1899. 96 HAUSER (F.). Eine Tyrrhenische Amphora der Sammlung Bourguignon. In: Jahrbuch des Deutschen archäologischen Instituts 8, 1893. 97 KLUIVER (J.). The Tyrrhenian group of black-figure Vases. Amsterdam, 2003, pp. 11- 13, 17. 98 BOARDMAN (J.). Athenian Black Figure Vases, a Handbook. London, 1974, p. 36. 99 KLUIVER (J.). The Tyrrhenian group of black-figure Vases. Amsterdam, 2003, pp. 120- 121. 95
74
Griekse taal niet machtig was. Misschien gaven de nonsens opschriften de vaas een typisch Grieks tintje en ging de waarde daardoor naar omhoog. Of misschien moeten de inscripties gezien worden als een onderdeel van de afbeelding zoals kleurvlekken. 100 De Amazones waren een populair thema op de vazen van de Tyrrheense groep. Ze komen voor op zesentwintig schilderingen en werden meestal aangebracht in de verhalende fries op de schouder van de vaas. De Prometheus schilder was de eerste die rond 570/ 565 v. C. de Amazones invoerde als personages op Tyrrheense vazen. Tussen 560 v. C. en 555 v. C. werden er meer Amazonomachieën geschilderd waarna het thema geleidelijk minder werd gebruikt. Na 550 v. C. verdwenen de Amazones helemaal uit het repertoire van de Tyrrheense vazenschilders. De gevechten met Amazones op Tyrrheense vazen vertonen typische trekjes. Centraal staat vaak een Griekse strijder, duidelijk de overwinnaar. Deze Griek staat vaak op de enkel van de Amazone, zijn tegenstander in het gevecht. De verticale panelen op de tunieken van de krijgsvrouwen zijn versierd met fabelwezens. Amazonomachieën komen op de Tyrrheense vazen veel voor meestal in verband met Heracles. Er wordt op deze schilderingen veel gevochten maar hoogst zelden zien we een Amazone die doorstoken wordt of die hevig bloedt. De Tyrrheense vazenschilders lijken minder interesse t aan de dag te leggen voor echt wrede scènes dan sommigen van hun collega’s. Zowel de Trojaanse Amazonomachieën als Amazonegevechten zonder Herakles komen voor op Tyrrheense vazen vanaf ca 560 v. C. tot ongeveer 545 v. C. De Trojeaanse scènes bestaan óf uit een duel van een Griek en een Amazone geflankeerd door omstaanders, ruiters of fabeldieren, óf uit een gevecht waarbij één Amazone van links en van rechts wordt aangevallen door een Griek. Deze eenvoudige gevechten van drie personen zijn vooral terug te vinden bij de Castellani schilder en de Goltyr schilder. Een alleen staande Amazone komt alleen maar voor bij de Goltyr schilder. Bij de grote gevechten, of het nu een Trojaanse setting is of een andere Amazonomachie, strijden de Grieken en Amazones altijd in drie clusters. Als versiering van vazen hebben de kunstenaars van de Tyrrheense groep, naast florale elementen, vaak gebruik gemaakt van friezen waarop dieren of samengestelde beesten voorkomen. Deze wezens worden gebruikt in een fries op de schouder en de body van de vaas. De friezen zijn van elkaar gescheiden door horizontale banden. De dieren op deze friezen zijn duidelijk decoratief bedoeld en symmetrisch geschikt. De meest afgebeelde dieren zijn de ram, de haan en panter. Als fabeldieren zien we vooral de sirene en de sfinx. 101 Het thuisland van de sfinx is Egypte. Andere combinaties van mens en dier zijn afkomstig uit het oosten zoals ze al voorkwamen op de oudste Sumerische rolzegels en later, in de Iraanse edelsmeedkunst. 102 In de Griekse schilderkunst neemt de haan een aparte plaats in. De Griekse dichter Theognis van Megara is onze oudste geschreven bron over de haan in Griekenland. Hij heeft het over de vogel die kraait in de ochtend. De haan en zijn kippen werden vanuit het Oosten aangevoerd, waarschijnlijk in de 7e of 6e eeuw v. C. Onderzoekers veronderstellen dat deze vogels voor het eerst in China zijn gedomesticeerd en dan via India en Perzië in Griekenland zijn terecht gekomen. 103
100
SPIVEY (N.). Greek vases in Etruria. In: RASMUSSEN 1991, pp. 141- 142. KLUIVER (J.). The Tyrrhenian group of black-figure Vases. Amsterdam, 2003, pp. 37- 39, 93. 102 RASMUSSEN (T.). Corinth and the Orientalising phenomenon. In: RASMUSSEN 1991, p. 60. 103 POLLARD (J.). Birds in Greek Life and Myth. Plymouth, 1977, pp. 88- 89. 101
75
Dat de haan al snel ingeburgerd raakte bewijst een zwartfigurige kylix uit het derde kwart van de 6e eeuw v. C. met de godin Athena afgebeeld in gezelschap van een haan. Pl. 59. Hanengevechten waren populair in Athene en deze haan is waarschijnlijk een symbool van de krijgshaftigheid van Athene en van de Atheners. 104 De haan was verbonden met enkele Griekse goden en werd vaak geofferd aan Asklepios voor een verhoord gebed. 105 Volgens Grabow maakte de haan de overtocht naar Griekenland vanuit Kreta waar hij al veel eerder was ingeburgerd. Hanen en kippen werden vanuit Kreta naar Griekenland verscheept als luxe producten. Aanvankelijk kon alleen de elite deze dieren aanschaffen maar vanaf de 6e eeuw v. C. waren de beestjes algemeen aanvaarde huisdieren in Griekenland. Hanen kwamen al voor op Griekse vazen lang vóór het dier in Griekenland een huisdier werd. Later kwam het dier voor op vazen die in verband stonden met de dodencultus en werd het op dit vaatwerk vervlochten met andere sierornamenten. 106 Uitzonderlijk is een Amazone zonder tegenstander terecht gekomen tussen enkele dieren of fabeldieren. Zo’n Amazone fungeert dan als decoratief embleem, ze ontplooit geen enkele activiteit en staat volledig op zichzelf. 107 Van emoties van een Amazone voor deze dieren of fabelwezens als ornament is uiteraard geen sprake.
~ Amazone tussen twee sfinxen en twee hanen. Pl. 60. Attische zwartfigurige Tyrrheense nekamfoor uit de periode 575-550 v. C. 108 Würzburg. Martin von Wagner- Museum 168. Door Beazley toegeschreven aan de “Goltyr” schilder. 109 De Amazone staat hier afgebeeld zonder tegenstander, wat uitzonderlijk is voor de “Tyrrheense” groep. Ze moet gezien worden als een decoratief element. De Amazone loopt naar rechts en kijkt achterom naar links. Ze is gekleed in een tuniek tot op de knie met een prachtig versierd voorpand. Haar wapenuitrusting bestaat uit een Korintische helm, een enorm schild waarachter ze bijna volledig schuil gaat, en een speer. Ze is geschilderd tussen twee sfinxen die op hun beurt geflankeerd worden door twee hanen. De hanen en sfinxen op deze vaas moeten gezien worden als decoratieve dierfiguren
104
Attische zwartfigurige kylix. Ca 525 v. C. Amsterdam. Allard Pierson Museum 3484. HEMELRIJK (J.M.) en NEEFT (C.W.). De Griekse kunst in het Allard Pierson Museum. Amsterdam. In: Hermeneus. Tijdschrift voor antieke cultuur 48, 1976, n°3, p. 26, pl. 18 en omslag. 105 FRENKEL (H.E.). De haan. De dieren van stal. Het dier in de Griekse en Romeinse beschaving. In: Mededelingenblad van Vrienden Allard Pierson Museum Amsterdam, n° 42, 1988, pp. 21- 22. 106 GRABOW (E.). Der Hahn- Haustier oder Dämon? Frühe Hahnbilder auf griechische Vasen. In: SCHMALTZ en SÖLDNER 2003, pp. 140- 141. 107 VON BOTMER 1957, p. 29. 108 VON BOTHMER 1957, p. 12, n° 65, p. 29, pl. XXVII, 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 636, n° 808, dl. I, 2, n° 808, p. 526. 109 ABV p. 103, n° 114.
76
§ 3. Amazones voeren hun doden mee. Er is een heel ander thema waarbij we sporen van emoties bij Amazones kunnen onderzoeken, het thema “ Amazones voeren hun doden en gekwetsten mee”. De eerste afbeelding van een dode Amazone die weggedragen wordt van het slagveld op een Attisch vaatwerk zien we op een fragment van een skyphos door Kleitias. Pl. 61. Later komt het thema veel meer voor, maar altijd in verband met de Amazonomachie van Herakles. Bij de bespreking van de scènes met het duel van Achilles en Penthesileia in hoofdstuk I werd reeds uitgelegd dat de Amazonekoningin nooit dood wordt afgebeeld en waarom. Ook bij andere scènes ontbreken vaak dode Amazones. In het algemeen zijn er veel minder dode Amazones afgebeeld dan gesneuvelde mannelijke helden. De kleine groep vazen met als thema” Amazones voeren hun doden mee” vormt op deze regel een uitzondering. Toch is er geen echte contradictie met de eerdere vaststelling bij het thema Penthesileia. De Amazones worden nu afgebeeld in allerlei scènes die voor mannelijke strijders gebruikelijk zijn. Het wegdragen van een dode op de schouders van een medestrijder hoort hier ook bij. De dode Amazones illustreren bovendien de overwinning van een mannelijke held. Vandaar dat dit thema alleen voorkomt in scènes die in verband staan met de Herakles’ Amazonomachie. De traditie doet hier zijn invloed blijvend gelden: de dode Amazones komen nooit voor in verband met de Trojaanse Amazonomachie. Het epische onbehagen over de gesneuvelde Amazone die van heroïsche tegenstander veranderd is in een dode vrouw heeft blijkbaar het thema “ Amazones voeren hun doden mee” gedelegeerd naar de strijd van Herakles. Maar waarom wel een dode Amazone in verband met Herakles? Het begrip Amazonomachie fungeerde aanvankelijk alleen binnen de Trojaanse vertellingen en de Amazonomachie van Herakles werd aan deze traditie ontleend. Dat blijkt uit het feit dat de weergave van de Herakles’ Amazonomachie een grote overeenkomst vertoont met de Trojaanse strijdscènes. Herakles wordt aanvankelijk -en later wordt dit een gewoonte- door middel van inscripties aangegeven in zijn Amazonomachie want anders zou deze strijd als een Trojaanse Amazonomachie kunnen begrepen worden. In het Attische zwartfigurige vaatwerk heeft de Herakles’ Amazonomachie echter een eigen ontwikkeling doorgemaakt. Herakles en de Amazones gingen er zelfs een hoofdrol spelen. De Herakles-scènes profileerden zich als autonome schema’s en de presentatie van Herakles alleen tegen de Amazones, hoewel mede bepaald door de afnemende omvang van het vaasoppervlak, kan als een voor de held passende enscenering zijn ervaren. In deze context, het nieuwe, eigen karakter van de Amazonomachie van Herakles veroorzaakte het thema van een dode Amazone kennelijk niet meer de problemen die het in de Trojaanse versie nog wel deed. 110 Maar er zijn ook andere mogelijke verklaringen. Herakles wordt steeds beschouwd als een culturele buitenstaander. Is het dan misschien bij deze culturele buitenstaander acceptabel dat hij een vrouw doodt? Of, tweede verklaring, zijn de Amazones onder invloed van andere Herakles - thema’s toch min of meer op één lijn komen te staan met de monsters uit de Herakles - serie en is hun dood dan eerder een opluchting dan een mengeling van triomf en schaamte?
110
BLOK 1991, p. 339- 341.
77
Of, derde verklaring, voelde men het potentiële erotische element in de strijd van Herakles en de Amazones dat in de epische versies op de achtergrond moest blijven? Was de perceptie van de Amazones misschien veranderd? De eerste verklaring lijkt onjuist. Herakles werd wel gezien als een culturele buitenstaander maar zijn wandaden tegen de menselijke orde bleven altijd voorwerp van afkeuring. Tot deze wandaden behoorde zeker ook het doden van mensen en niets wijst erop dat Herakles deze normen mocht overtreden. In latere verhalen volgde op zijn wandaden ook telkens purificatie of straf , een teken dat het doden van vrouwen aan Herakles niet was toegestaan zonder het gevaar van sociale veroordeling. De tweede verklaring dat de Amazones, toen ze naast de Nemeïsche leeuw en het Erumantische everzwijn in de verhalen over Herakles terecht kwamen, een meer monsterlijk karakter kregen wordt door enkele onderzoekers als evident aangenomen. 111 Een inhumane en potentiële dierlijke kant van de Amazones was het onvermijdelijke gevolg van hun buiten - culturele bestaan. Deze positie buiten de cultuur zou in de eerste plaats berusten op de voorstelling van het ongehuwde meisje, de parthenos, als ongetemd wezen geassocieerd met de wilde natuur. De Amazone als symbool van de parthenos droeg daarmee in principe het karakter van een natuurlijk wezen. Met deze gedachte kon het beeld van de Amazones als wezens die lijnrecht staan tegenover cultuur nog worden versterkt. Ook de associatie van de Amazones met de vijandelijke Perzen kwam daardoor beter uit de verf. Deze reeks associaties wordt veelal als leidraad voor de interpretatie van de Amazones in de klassieke tijd aangehouden. Volgens Blok is echter deze tweede verklaring, gebaseerd op de analyses van DuBois en Tyrell, onjuist. Het heroïsche aspect van de Amazones krijgt geen plaats in deze verklaring en dat is juist de bron van het Amazonemotief, ook bij Herakles. Bovendien bewijst het thema “ Amazones voeren hun doden mee” dat uitgerekend met de Amazonomachie van Herakles verbonden wordt, het tegendeel. Immers, de zorg voor de doden is een typerend teken van humaan - cultureel gedrag en wijst juist niet op een dierlijk karakter. De derde verklaring dat de Amazones als vrouwelijke strijders anders werden ervaren en voorgesteld dan in de heroïsch - epische versie het geval was, lijkt meer gefundeerd. Nieuw in dit thema van “Amazones voeren hun doden mee” is het feit dat de Amazones voorkomen in scènes met activiteiten vóór en na de strijd. In eerdere afbeeldingen werden Amazones alleen gepresenteerd in gevechtscènes. Nu krijgen de Amazones een eigen locatie toegewezen waar ze zich op de strijd kunnen voorbereiden en waar ze zich na de strijd met hun doden terug trekken. De Amazones krijgen nu een bestaan toebedeeld buiten het gezichtsveld van de Grieken. Ze ontplooien eigen activiteiten waarbij de Griekse strijders niet direct betrokken zijn en zij doen dit in een eigen omgeving. Deze eigen omgeving krijgt een concrete identiteit door de toevoeging van Thracische elementen. 112 Waarschijnlijk deden Amazones te paard de Grieken denken aan de Thracische ruiters die, naar vele onderzoekers aannemen, een hele periode in Athene aanwezig waren. 113
111
DUBOIS (P.). Centaurs and Amazons: women and the prehistory of the great chain of being. Ann Arbor, 1993, p. 50. TYRRELL (W.B.). AmazonsA study in Athenian Mythmaking. Baltimore, 1984, pp. 2, 30- 31. 112 BLOK 1991, p. 339- 343. 113 VON BOTHMER 1957, p. 104- 405.
78
Maar Thraciërs worden, nog in de tijd van het zwartfigurige vaatwerk, reeds als een zelfstandig gegeven behandeld in het roodfigurige vaatwerk en dan zonder paarden. Dit blijkt uit afbeeldingen van Amazones te voet met Thracische mantels. Het toeschrijven van een Thracisch karakter aan de Amazones was blijkbaar algemeen bekend en was waarschijnlijk voorbereid in de vertelkunst. Om even terug te gaan naar de derde verklaring: wordt het vrouwelijke karakter van de Amazones meer aan de oppervlakte gebracht bij het thema “Amazones op zichzelf” waaronder het thema “Amazones voeren hun doden mee” valt? Is er zelfs sprake van een meer expliciete erotisering van het Amazonenmotief? Een aantal gegevens maakt deze suggestie aannemelijk. Al in het Homerische epos zijn verschillende passages aan te wijzen waar de strijd in erotische metaforen wordt uitgedrukt. De tegenstander wordt dan als vrouwelijk, dus zwakker voorgesteld. 114 De mannelijke tegenstander wordt voorgesteld als “een vrouw tijdens de seksuele daad” zodat de seksuele penetratie van een vrouw en het penetreren van de vijand met een wapen op één lijn komen te staan. 115 Wat niet wordt afgebeeld is het doden van een vrouw door penetratie van een wapen in het kader van de heroïsche strijd. Dit was duidelijk een taboe. 116 Een vrouw doden is bij de Grieken een daad met rituele connotaties of een moord. Tussen archeologen wordt er nog steeds fel gediscussieerd over dit onderwerp. 117 Voor de associatie van seksualiteit met de gewelddadige dood is het thema van de Amazones natuurlijk bijzonder goed geschikt. Het zwartfigurige vaatwerk laat soms bewust een assimilatie zien tussen het duel van Herakles en een Amazone met het erotische beeld van een satyr en een maenade. 118 Deze schaarse iconografische allusies treden echter alleen op in het duel van een Amazone met Herakles en is steeds afwezig in het duel tussen Achilles en Penthesileia. De tendens om voorstellingen van naakte Amazones te vermijden zoals dat het geval was bij Penthesileia, zien we ook hier, in deze groep van Amazones die hun doden weg voeren. De Amazones die door een medestrijdster van het slagveld worden gedragen zijn volledig gekleed en in wapenrusting. 119 Ook na 550 v. C. blijven de vazen van het Attische zwartfigurige Amazones die hun doden wegvoeren in verband brengen met Herakles maar geleidelijk worden deze scènes zelfstandig afgebeeld, los van de Herakles’ Amazonomachie. De dode Amazone wordt steeds weggedragen op de linkerschouder van haar compagnon, de kant waar de dragende Amazone ook haar schild houdt. Zolang de Amazone van links naar rechts stapt is het gelaat van haar dode goed te zien. Zodra echter de richting verandert van rechts naar links, is het gezicht van de dode Amazone verborgen achter het schild van haar draagster. Meestal is de Amazone die door haar kameraden wordt weggedragen al overleden. Op één exemplaar van Attisch zwartfigurige vaatwerk is de Amazone vermoedelijk niet dood maar gewond. 114
WINKLER (J.J.). The Constraints of Desire. The Anthropology of Sex and Gender in Ancient Greece. New-York, Londen, 1990, pp. 50, 54. 115 VERMEULE (E.). Aspects of Death in Early Greek Art and Poetry. Berkeley, 1979, p. 101, 143. 116 LORAUX (N.). Tragic ways of Killing a Woman. Cambridge, Londen, 1987. 117 MAASKANT – KLEIBRINK (M.). The Stuff of wich Greek Heroines are Made. In: BAbesch 64, 1989, pp. 1- 49. 118 VERMEULE (E.). Aspects of Death in Early Greek Art and Poetry. Berkeley, 1979, p. 102, fig. 18 en 19. 119 BLOK 1991, p. 336.
79
~ Oudste voorbeeld van het thema. Pl. 61. Enkele fragmenten van een zwartfigurig Attische vaas, waarschijnlijk een skyphos. 120 Athene. National Museum van de Acropolis 597 f-h. Door Beazley toegeschreven aan Kleitias 121 Dit is de eerste voorstelling van een dode Amazone die wordt weg gevoerd door een medestrijdster. Herakles zelf is niet afgebeeld op deze fragmenten maar de compositie maakt duidelijk dat het hier gaat om een Herakles’ Amazonomachie. Zoals bij alle vroege afbeeldingen met het onderwerp “Amazones brengen hun doden weg” is de richting van links naar rechts . Later verandert de richting van rechts naar links zoals in de afbeelding pl. 64.
~ “Realistische” dode Amazone. Pl. 62. Zwartfigurige Attische Ogenenschaal. Ca 550 v.C. 122 München. Museum Antiker Kleinkunst 2030 ( J. 1317). Op de keerzijde is een Herakles’ Amazonomachie afgebeeld. De afbeelding van de Amazone die een dode gezellin weg draagt, staat dus vermoedelijk in verband met Herakles. De richting waarin de dragende Amazone zich beweegt is nog steeds van links naar rechts. De twee Amazones dragen een Attische helm met helmbos en een Thracisch schild, de pelta maar ze onderscheiden zich van elkaar door de kleding. De dode Amazone draagt een kuras, de overlevende daarentegen heeft boven dit kuras een dierenhuid omgegord maar draagt geen wapens. Uniek in de Attische zwartfigurige vazenkunst is de weergave van de lichamen. De levende Amazone heeft witte huid, zoals altijd het geval bij het afbeelden van een vrouw, een witte huid. De dode Amazone is echter geschilderd in een soort grijze kleur, een onverwacht realistisch detail. 123
120
GRAEF (B.) en LANGLOTZ (E.). Die antikenVasen von der Akropolis zu Athen. Berlin, 1925- 1933, Vol. I, pl. 24. VON BOTHMER 1957, p. 9, n° 39, pl. XIX, 1. 121 ABV p. 77, n° 4. 122 VON BOTHMER 1957, p. 95, n° 59, pl. LXI, 3. LIMC dl. I, 1. Amazones, p. 631, n° 728, dl. I, 2, pl. 728, p. 518. 123 VON BOTHMER 1957, p. 96.
80
~ Amazone draagt dode gezellin weg. Pl. 63. Zwartfigurige Attische oinochoe uit Vulci. Ca 500 v. C. 124 Würzburg. Martin von Wagner Museum 347. Door Beazley gerekend tot de “Keyside” groep. 125 Een dode Amazone wordt zoals gebruikelijk bij de weergave van dit thema, door een gezellin op de rechterschouder weggedragen. Zoals eerder werd aangegeven is de richting hier van rechts naar links, wat gebruikelijk is in het latere zwartfigurige vaatwerk met dit thema. Op deze afbeelding is goed te zien hoe de wijziging van richting tot gevolg heeft dat het gelaat van de dode Amazone niet meer te zien is achter het schild van haar gezellin. Beide Amazones zijn gekleed als hoplieten met Attische helmen en helmbos. De levende Amazone draagt, naast haar pelta, ook twee speren in de rechterhand. De groep wordt voorafgegaan door een Amazone in exotische kleding met de bewapening van een boogschutter. Ook op ander zwartfigurig vaatwerk met het thema “ Amazones dragen hun doden weg” flankeren soms Amazones de groep van dragende en dode gezellinnen. Als voorbeeld hiervan volgende lekythos waar het gebeuren zich afspeelt tussen Amazones
~ Amazone draagt dode gezellin weg en wordt geflankeerd door Amazones. Pl. 64. Attische zwartfigurige lekythos. Begin 5e eeuw v. C. 126 New York. The Metropolitan Museum of Art 06.1021.62. De kunstenaar komt uit de omgeving van de “Gela” schilder. Een Amazone is gekleed in een korte chiton met motiefje. Ze is uitgerust met een Chalcidische helm met hoge helmbos, beenbeschermers en een dypilon schild. Ze stapt van rechts naar links en draagt een dode of gekwetste gezellin weg waarvan maar een gedeelte te zien is achter het enorme dypilon schild. Zowel vóór als achter de twee centrale personages loopt een andere Amazone die zich omdraait en rondkijkt alsof ze de omgeving willen afspeuren om te zien of alles wel veilig is.
124
VON BOTHMER 1957, p. 96, n° 61, pl. LXI, 5. LIMC dl. I, 1. Amazones, p. 631, n° 729, dl. I, 2, pl. 729, p. 518. 125 ABV p. 425, n° 1. 126 VON BOTHMER 1957, p. 96, n° 64, p. 67, pl. LXI, 6. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 631, n° 732 .
81
Conclusie Is het gewettigd om te zeggen dat de Amazones in de Attische schilderkunst soms worden afgebeeld als vrouwen met emoties? Of zijn de Amazones op het Attische vaatwerk alleen maar geschilderd als meedogenloze krijgsvrouwen? Afbeeldingen van Amazones met dieren kunnen ons een stap verder helpen, maar dan moet er ook sprake zijn van enige affectie tussen de Amazones en hun dieren. En daar hebben we helaas maar weinig bewijs voor gevonden. De Amazones worden vrij veel afgebeeld in combinatie met paarden. Ze staan op strijdwagens of bewegen zich eromheen, we zien ze te paard of ze voeren hun paarden mee. Maar bijna nooit is er iets te merken van contact tussen de Amazones en hun rijdier. Ook wanneer de Amazones met honden worden afgebeeld, zien we geen affectie van de dames voor het dier. De honden horen blijkbaar bij een groep krijgers of jagers, net zoals de paarden, en de personages op de afbeelding tonen geen belangstelling voor de dieren. Zien we dan geen aanwijzingen voor emoties bij de Amazones wanneer ze zijn afgebeeld in andere thema’s? Op de vroegste Amazonevazen werden de dames altijd afgebeeld in gevecht met Grieken, vooral met Herakles en zijn makkers. Ook thema’s uit de Trojaanse Oorlog met Amazones en dan in de eerste plaats het duel tussen Achilles en de Amazonekoningin Penthesileia werden geschilderd op het Attische vaatwerk maar de dames waren altijd onderdeel van de strijd. In de heroïsch - epische representatie van de Amazones in de Attische vaasschilderkunst van de 6e eeuw v. C. verschijnt echter het thema “ Amazones op zichzelf”, Amazones los van een strijdtoneel. Bij deze groep afbeeldingen horen ook de afbeeldingen van “Amazones voeren hun doden mee” en meer bepaald in de Amazonomachie van Herakles. De problematiek van de vrouwelijke dode wordt er niet meer erkend. Het taboe op de weergave van het naakte vrouwelijke lijk blijft echter wel bestaan. De vrouwelijke identiteit van de Amazones komt dan meer op de voorgrond te staan. Uit de erotische allusies in sommige duel - scènes blijkt dat deze vernieuwing van het Amazonemotief zich ontwikkelt in het kader van Herakles’ Amazonomachie. De Trojaanse Amazonomachie houdt zich aan de epische normen waarbij het vrouwelijke karakter van de Amazones zoveel mogelijk wordt verhuld. In het thema “ Amazones voeren hun doden mee” wordt duidelijk dat de Amazones nu een eigen gebied wordt toegedacht. Ogenschijnlijk bevindt dit gebied zich buiten het Griekse gezichtsveld maar de analogie met de Griekse levenssfeer is duidelijk. Incidenteel zijn Thracische elementen te zien en hieruit spreekt juist een identificatie van de Amazones met niet-Grieken. 127
127
BLOK 1991, p. 345.
82
83
Hoofdstuk IV
De Amazone , een erotica?
§ 1 Theseus “rooft” Antiope. Het negende werk van de held Herakles bestond eruit dat hij de gordel van de god Ares moest terug halen bij de Amazonekoningin Hippolitè. Daarom trok Herakles op tegen de Amazones en hun stad Themiskyra in gezelschap van Theseus. 1 Eigenaardig genoeg komt het motief van de gordel pas voor op Griekse vazen vanaf ca 430-300 v. C., en dan nog alleen op enkele exemplaren uit Zuid- Italïe. 2 Op Attische vazen verschijnt het motief van de gordel nooit, zelfs niet in de 4e eeuw v. C. 3 In de antieke bronnen wordt de streek van Themiskyra traditioneel als het land van de Amazones beschouwd. Deze streek lag aan de benedenloop van de Thermidon rivier en was vanaf de 5e eeuw v. C. bekend bij de Grieken. 4 Eerder werd er nooit verwezen naar een land van de Amazones. In zijn drama over Herakles maakt Euripides als eerste melding van Themiskyra. Dat moet in 430 v. C. zijn geweest, toen dit toneelstuk voor de eerste keer werd opgevoerd. De gelijknamige stad, waar de Amazonekoningin verbleef, was de hoofdstad. Op slechts één enkele vaas, een Attische amfora, is de hoofdstad van de Amazones afgebeeld tijdens een belegering, jawel, door Grieken onder leiding van Herakles. 5 Pl. 65. Van de stad Themiskyra , als die al bestaan heeft, is in ieder geval geen enkel spoor terug gevonden maar onderzoekers gaan er vanuit dat de huidige stad Terme op dezelfde plaats ligt als het legendarische Themiskyra. 6 Volgens Plutarchus kwam Theseus in contact met de Amazones omdat hij deelnam aan de tocht van Herakles tegen de Amazonestad Themiskyra. Op Attische vazenschilderingen wordt dit gegeven echter nooit afgebeeld. Theseus wordt wel vergezeld van zijn makker Peirithoös maar van de combinatie Theseus - Herakles is er op het Attische keramiek geen spoor. 7 Theseus was een belangrijke held in Athene. Hij zou in de Myceense tijd van Athene een echte stad gemaakt hebben door de verstrooide dorpen in Attica een gemeenschappelijke Acropolis te geven. 8 Tijdens zijn tocht tegen Themiskyra werd Theseus verliefd op de Amazonekoningin Antiope en nam haar mee naar Athene, waar ze zijn vrouw werd en hem een zoon schonk, Hippolytos. De Amazones namen echter wraak voor de roof van hun koningin en vielen met hun leger Athene aan. Tijdens de verdediging van Athene werd Antiope gedood, maar de Atheners onder leiding van Theseus behaalden de overwinning en verdreven de Amazones uit Attica. 1
YOUNGER (J.G.). Sex in the Ancient world. London, New-York, 2005, p. 6. SCHAUENBURG (K.). Der Gürtel der Hippolyte. In: Philologus 104, 1960, pp. 5- 8. 3 BAZANT (J.). The Amazons of Antiquity and current Amazonomachia. In: Mythes et Cultes. Etudes d’ iconographie en l’ honneur de Lilly Kahil. Supplément 38. Bulletin de Correspondance Hellénique . Athene, 2000, p. 22. 4 TYRRELL (W.B.). Amazons. A study in Athenian Mythmaking. Londen, 1984, p. 21. 5 SUMMERER (L.) en ATASOY (S.). Amazondarstellungen auf Münzer und Terrakotten von Amisos. In: Talanta XXXII- XXXIII, Amsterdam, 2000-2001, p. 27. 6 BOL (R.). Amazones Volneratae: Untersuchungen zu den Ephesischen Amazonenstatuen. Mainz, 1998, p. 99. 7 DROUGOU (S.). Der Attische Psykter. Würzburg, 1975. pp. 76- 77. 8 SCHEFOLD (K.). Götter- und Heldensagen der Griechen, in der früh- und hocharchaischen Kunst. München, 1993, p. 114. 2
83
Vanaf de 6e eeuw v. C. ontstond een hele reeks epen over de held Theseus en we zien hoe geleidelijk allerlei elementen werden toegevoegd aan het oorspronkelijke verhaal. 9 Soms vertelt de mythe dat Theseus Antiope, de zus van Hippolitè, als vrouw kreeg als compensatie voor zijn medewerking tijdens de tocht van Herakles tegen de Amazones. Andere mythes verhalen over de “roof” van Antiope door Theseus met de hulp van zijn makkers Peirithoös en Phorbas. De Amazones kwamen naar Athene om Antiope terug te halen en voerden daar een strijd die door de Grieken werd gewonnen. Dit wapenfeit werd door de Atheners hun hele verdere geschiedenis te pas en te onpas aangehaald. Vooral in oraties bij de begrafenis van slachtoffers van een duel waren de Amazones en hun verloren strijd een geliefkoosd onderwerp, aldus Xenophon in zijn Anabasis. 10 Het verhaal van de strijd tussen Grieken en Amazones in Athene werd mooi bijgekleurd. Antiope zou met een pijl gedood zijn door de Amazone Molpadia, die op haar beurt sneuvelde door de hand van Theseus. De Amazones werden tenslotte verjaagd uit Attica, maar Antiope en Molpadia zouden in Athene begraven liggen. Literaire antieke bronnen waaronder Plutarchus maken melding van deze graven. 11 Volgens een andere versie zou Theseus Antiope zelf gedood hebben. Hegias, een dichter uit Troizen, vertelt dan weer dat Antiope de Amazonestad Thémiskyra zou overgeleverd hebben aan de Grieken, omdat ze verliefd was op Theseus. Tijdens de strijd in Athene hielp Antiope dan ook de Grieken tegen haar vroegere vriendinnen, de Amazones. Het blijft in al deze verhalen onduidelijk of het gaat om een echte “roof” waarbij de verliefde Theseus het slachtoffer Antiope tegen haar wil naar Athene bracht, of om een liefdesgeschiedenis waarbij de verliefde Antiope Theseus vrijwillig volgde. Volgens Hofkes - Brukker bestond er een veel oudere sage, waarin werd verhaald hoe Theseus de liefde van Antiope won en was er oorspronkelijk helemaal geen sprake van roof. 12 In de vazenschilderkunst gebruikten de Griekse kunstenaars vaak een mythe als parabel voor bepaalde hedendaagse gebeurtenissen. Zo werden in tijden van oorlog gevechtsscènes of vertrekscènes naar het slagveld uit mythen veel meer geschilderd dan in vredestijd. Die afbeeldingen waren in feite boodschappen over dapperheid, patriottisme en kameraadschap tussen krijgers. Daardoor valt het te verklaren dat sommige helden in bepaalde periodes meer populair waren als onderwerp voor vazenschilderingen dan anderen. Waarschijnlijk heeft ook de literatuur ertoe bijgedragen dat deze mythen in bepaalde periodes meer werden afgebeeld op Attische vazen. Mythen die geciteerd werden of bediscussieerd tijdens symposia of werden voorgedragen bij openbare gelegenheden, maakten meer kans om onderwerp te worden van schilderingen op vazen. Dat was zeker het geval met de nieuwe epische verhalen rond de held Theseus in Athene. 13 De Atheense prins Theseus en zijn strijd tegen de Minotaurus waren altijd al een geliefkoosd onderwerp in de Attische schilderkunst. Maar op het einde van de 6e eeuw v. C., wanneer de nieuwe democratie wordt gevestigd, zien we dat Theseus een veel belangrijkere rol gaat spelen in de Atheense kunst. We leren uit het beschilderde vaatwerk dat er een complete reeks van nieuwe avonturen voor deze held werd gecreëerd om het image en de status van Theseus 9
SCHEFOLD ( K.). Frühgriechische Sagenbilder. München, 1964, p. 71. BAZANT (J.). The Amazons of Antiquity and current Amazonomachia. In: Mythes et Cultes. Etudes d’iconographie en l’ honneur de Lilly Kahil. Supplément 38. Bulletin de Correspondance Hellénique. Athene, 2000, p. 38. 11 KLÜGMANN (A.). Die Amazonen in der attischen Literatur und Kunst. Stüttgart, 1875, p. 39. 12 HOFKES-BRUKKER (C.). Die Liebe von Antiope und Theseus. In: BABesch 41, 1966, p. 15. 13 WEBSTER (T.B.L.). Potter and Patron in Classical Athens. Londen, 1972, p. 297. 10
84
op te vijzelen. Dat gebeurde alleen in Athene en niet in andere Griekse steden. In de 5e eeuw v. C. gingen de kunstenaars nog een stapje verder en werd Theseus een symbool voor Athene en haar wapenfeiten tegen de Perzen. Het is opvallend hoe al deze nieuwe verhalen Theseus steeds meer deden lijken op Herakles, de held die in de 6e eeuw v. C. op het Attische vaatwerk het meest prominent aanwezig was. 14 In de kunst van de 5e eeuw v. C. werd Herakles steeds meer afgebeeld als de mens die zijn tragische lot niet kon ontlopen. Theseus echter zien we vooral als de koning die door zijn volk werd bewonderd, hen voorging in de strijd en de overwinning behaalde tegen de barbaren, waarvoor Amazones en Centauren symbool stonden. In de Hellenistische Kunst nam Herakles weer het voortouw en speelde Theseus niet meer de hoofdrol. 15 De overeenkomsten tussen het personage Theseus en de held Herakles zijn overigens duidelijk. Beide helden elimineerden allerlei bedreigers van de geciviliseerde maatschappij. Maar terwijl bij Herakles zijn avonturen een heel mensenleven omspannen, spelen de heldendaden van Theseus zich af tijdens zijn tocht van Troizen naar Athene en kort na zijn aankomst in Athene. 16 De Attische kunstenaars gebruikten Theseus als de Ionische tegenhanger van de beroemde Dorische held Herakles. Theseus werd ook de kampioen van de democratie in contrast met Herakles, de held van de aristocratie. En de iconografie van Theseus paste zich aan. De meest opvallende vernieuwing in de iconografie van Theseus in de periode 470- 450 v. C., was het opnemen van Theseus in de grote Amazonomachieën en Centauromachieën. 17 Centauromachieën, de strijd tussen de Centauren en de Lapithen, werden in de Griekse kunst vaak tegenover Amazonomachieën, de strijd tussen de Grieken en de Amazones, geplaatst. Dat was al zo in de vroege 7e eeuw v. C. op het schild van Tiryns. In de 5 e eeuw v. C. bleek deze tegenstelling een echte succesformule. Beide grote strijdtaferelen waren immers een allegorie voor de Griekse oorlogen tegen de Perzische barbaren. De agressie van de Amazones, in de ogen van de Grieken een tegennatuurlijke eigenschap voor vrouwen, moest het barbaarse optreden van de Perzen tegen de Griekse civilisatie duidelijk maken. De barbaren werden dus aan de ene kant afgebeeld als Centauren, beesten en slaven van hun mannelijke lust en aan de andere kant door vrouwen in een wapenuitrusting, een groteske parodie op een “ echt” leger. 18 Andere ontwikkelingen in de Attische schilderkunst rond Theseus zijn de verwerking van nieuwe thema’s: de aankomst van Theseus in Athene waar hij door zijn vader wordt verwelkomd en de ontdekking van het gebeente van Theseus dat door zijn vader Aegeus onder een steen in Troizen was achtergelaten. Het groeiende zelfbewustzijn van de inwoners van Attica zorgde ervoor, dat de sagen over Theseus in een Attisch epos werden samen gebracht waarin de Attische achtergrond van de held sterk werd benadrukt. 19 Vanaf ca 450 v. C. was Theseus een stuk minder populair. Maar als gevolg van de Peloponnesische Oorlog groeide in Athene vanaf 430 v. C. de interesse voor Attische mythen en dus ook voor de avonturen van Theseus.
14
BOARDMAN (J.). The sixth-century potters and painters of Athens and their public. In: RASMUSSEN 1991, pp. 86- 87. 15 SCHEFOLD (K.) en JUNG (F.). Die Urkönige, Perseus, Bellerophon, Herakles und Theseus in der klassischen und hellenistischen Kunst. München, 1988, pp. 232- 233. 16 BUITRON-OLIVER (D.). Douris. A Master -Painter of Athenian Red-Figure Vases. Mainz, 1995, p. 30. 17 VAN DE PUT (W.). Bespreking van NEILS (J.). The Youthful Deeds of Theseus. Rome, 1987. In: BABesch, 65, 1990, p. 179. 18 DUBOIS (P.). On Horse/ Men, Amazones and Endogamy. In: Arethusa 12, 1979, p. 42. 19 SCHEFOLD (K.) en JUNG (F.). Die Urkönige, Perseus, Bellerophon, Herakles und Theseus in der klassischen und hellenistischen Kunst. München, 1988, p. 231.
85
De held is ook duidelijk te linken aan de Alcmeoniden. De voorkeur van Kimon voor Theseus werd al duidelijk toen hij het gebeente van Theseus naar Athene bracht om er te rusten in Attische bodem. Het is in de tijd van Kimon dat we op het Attische vaatwerk de meeste afbeeldingen van de held Theseus zien. 20 Onderzoekers hebben al vanaf de 19e eeuw beweerd dat Theseus een belangrijke politieke rol speelde in de 6e eeuw v. C. tijdens de regering van Peisistratos en zijn zonen. Vazenschilderingen zouden hierbij van het grootste belang zijn geweest. De link tussen Theseus en de Peisistratiden is ook in de 20e eeuw het onderwerp geweest van heel wat onderzoek. In de eerste helft van de 20e eeuw probeerde Herter te bewijzen dat Theseus als Ionische held werd opgevoerd door de Peisistratiden om het leiderschap over de Griekse staten in Ionië op te eisen. 21 Later schoof Schefold Theseus naar voren als hét symbool voor de democratische vernieuwingen van Kleisthenes en verbond de held met de Attische adellijke familie van de Alkmeoniden waartoe Kleisthenes behoorde. 22 Volgens Tausend werd Theseus gezien als de held van de polis Athene, waartoe ook de Peisistratiden behoorden. 23 Andere onderzoekers beschouwen Theseus als een tegenstander van deze tirannenfamilie. 24 Walker tenslotte is van mening dat er geen enkele link was tussen de Peisistratiden en Theseus. 25 Zo werd onze held in de loop van de 20e eeuw stilaan los gemaakt van Peisistratos en zijn familie. Herakles werd door Boardman aanvankelijk voorgesteld als dé held van de Peisistratiden. 26 Als bewijs gebruikte hij de afbeeldingen van deze held in een strijdwagen in gezelschap van de godin Athena. Een hele reeks kritisch publicaties was het gevolg. Het zou ons te ver voeren om de opvattingen van al deze onderzoekers te bespreken, maar nu wordt het verband tussen Herakles en de Peisistratiden algemeen aanvaard. Boardman heeft ondertussen zijn hypothese bijgeschaafd en deed drie constateringen: - In de 6e eeuw v. C. was Herakles ongelooflijk populair in Athene. - De polis Athene werd in de beeldende kunst in die periode gesymboliseerd door de combinatie van Herakles en de godin Athena. - De relatie tussen een god of held en een familie of stad kon gebruikt worden als politiek voordeel. 27 Verder is het duidelijk dat de Peisistratiden een sterke impuls hebben gegeven aan de kunst in die periode en dat de sterke groei in kwaliteit en kwantiteit van het beschilderde Attische vaatwerk vanaf ca 575 v. C. hierdoor kan worden verklaard. Ook de economische groei onder 20
VAN DE PUT (W.). Bespreking van NEILS (J.). The Youthful Deeds of Theseus. Roma, 1987. In: BABesch, 65, 1990, p. 180. 21 HERTER (H.). Theseus der Ionier. In: RhM 85, 1936, pp. 185- 190. HERTER (H.). Griechische Geschichte im Spiegel der Theseussage. In: Antike 17, 1941, pp. 225- 228. 22 SCHEFOLD (K.) en JUNG (F.). Die Urkönige, Perseus, Bellerophon, Herakles und Theseus in der klassischen und hellenistischen Kunst. München, 1988, p. 231. 23 TAUSEND (K.). Theseus und der Delisch-Attischen Seebund. In: RhM 132, 1989, pp. 225- 235. 24 SOURVINOU-INWOOD (C.). Theseus as Son and Stepson. A Tentative Illustration of the Greek Mythological Mentality. In: BICS suppl. 40, Londen, 1979. BLOK (J.). Patronage and the Pisitratidae. In: BaBesch 65, 1990, pp. 17- 28. 25 WALKER (H.). Theseus and Athens. New York, Oxford, 1995. 26 BOARDMAN (J.). Herakles, Peisitratos and Sons. In: Revue Archéologique I, 1972, pp. 60- 65. 27 BOARDMAN (J.). Image and Politics in Sixth Century Athens. In: BRIJDER (H.A.G.). Ancient Greek and Related Pottery: Proceedings of the International Vase Symposion in Amsterdam 12-15 April 1984. Amsterdam, 1984, pp. 243- 247. BOARDMAN (J.). Herakles, Peisitratos and the Unconvinced. In: JHS 109, 1989, pp. 158- 159.
86
de tirannie en de uitbreiding van de handelsmarkt zullen hier mee gespeeld hebben. We mogen er ook vanuit gaan dat de Atheense bevolking de boodschappen konden begrijpen die de Peisistratiden probeerden over te brengen door de kunst, waaronder vazenschilderingen een belangrijke plaats innamen. 28 Attische kunstwerken uit de 6e en 5e eeuw v. C. tonen ons dat bestaande mythen werden gebruikt om ideeën over ras- en seksuele verschillen te ondersteunen. Vooral de afbeeldingen van Amazones en Centauren moesten deze rol vervullen. De inwoners werd ingepeperd dat de man, de Griekse man wel te verstaan, de enige was die stond voor beschaving. Hij en hij alleen, niet-vrouw, niet-dier, niet-barbaar, was drager van de Griekse cultuur. 29 Het personage van de Amazone Antiope komt samen met Theseus voor bij twee verschillende gebeurtenissen. Vooreerst zijn er de “ontvoeringscènes” waarbij de vraag blijft of we hier wel mogen spreken van een echte roof. Zoals eerder gezegd bestond er al vóór de tweede helft van de 5e eeuw v. C., toen Theseus uit nationalistische overwegingen in de Herakles’ sage werd ingebed, een sage waarin Theseus de liefde van Antiope won en waarin ze hem vrijwillig volgde naar Athene. De betekenis van de uitgestrekte arm van Antiope op veel afbeeldingen roept in dit verband vragen op. Vraagt ze met dit gebaar haar vriendinnen om hulp? Of moeten we dit gebaar interpreteren als het afscheidsgebaar van een jonge vrouw die haar geliefde volgt? De tweede gebeurtenis is de strijd tussen Theseus en de Amazones in Athene. Antiope zou daar, aldus de antieke literaire bronnen, aan de zijde van haar man Theseus tegen haar vroegere vriendinnen gevochten hebben. 30 In geval van een “echte ontvoering “ vocht Antiope in Athene natuurlijk tegen Theseus. Na de overwinning van de Grieken op de Perzen in de slag bij Marathon komt het thema van Theseus en zijn deelname aan de tocht van Herakles nauwelijks nog voor op het Attische vaatwerk. Ook het thema van de ontvoering van Antiope, een populair thema in de periode 515-485 v. C., verdwijnt. Daarvoor in de plaats komt Theseus, dé verdediger van Attica in zijn strijd tegen de Amazones. 31 In het hele verhaal van Theseus en Antiope zien we een aantal gelijkenissen met de Trojaanse oorlog. Ook daar werd een vrouw geroofd waarna de strijd tegen een stad volgde. In beide gevallen ging de strijd om een kostbaar bezit. In de Trojaanse oorlog wilden de Grieken het Palladium van Troje, in de oorlog tegen de Amazones in Themiskyra wilden de Grieken de gordel van de Amazonekoningin. 32 Het is dus niet te verwonderen dat vele Griekse kunstenaars zich lieten inspireren door het thema Theseus - Antiope. De ontvoering van de Amazone Antiope door de held Theseus wordt dan ook regelmatig afgebeeld op het Attische vaatwerk van het einde van de 6e tot het midden van de 5e eeuw v. C. De symbolische waarde van de figuur Theseus voor Athene is daar natuurlijk niet vreemd aan. Het thema van de ontvoering van Antiope is dan ook een bijna exclusief Attisch verschijnsel. Na het midden van de 5e eeuw v. C. komt het onderwerp Theseus - Antiope in de Attische kunst niet meer voor. 33 28
BLOK (J.). Phye’s procession: Culture, Politics and Peisitratid rule. In: SANCISI-WEERDENBURG (H.). Peisitratos and the Tyranny: a Reappraisal of the Evidence. Amsterdam, 2000, p. 22- 24. 29 DUBOIS (P.). Centaurs and Amazons: women and the prehistory of the great chain of being. Ann Harbor, 1993, pp. 68- 70. 30 HOFKES-BRUKKER (C.). Die Liebe von Antiope und Theseus. In: BABesch 41, 1966, pp. 14-15. 31 SCHEFOLD (K.) en JUNG (F.). Die Urkönige, Perseus, Bellerophon, Herakles und Theseus in der klassischen und hellenistischen Kunst. München, 1988, p. 232. 32 SCHEFOLD (K.). Götter- und Heldensagen der Griechen, in der früh-und hocharchaischen Kunst. München, p. 260. 33 LIMC, dl. I, 1. Antiope II, p. 859.
87
Volgens Keuls moest Theseus, de nationale held van Athene, waar seksueel geweld in mythen traditioneel verheerlijkt werd, aan dit beeld tegemoet komen. En inderdaad, de carriére van onze held bevat heel wat avonturen waarin hij geweld gebruikt tegenover vrouwen. Antiope zou, aldus Keuls, een erg passieve rol gespeeld hebben: ze liet zich gevangen nemen om daarna de “ ideale “ Griekse vrouw te worden, onderdanig aan haar man en een toegewijde moeder voor hun zoon Hippolytos. 34 Het is duidelijk dat bij een ontvoering het vrouw - zijn van een Amazone een grote rol speelt. Zonder vrouwelijke kenmerken zou een man, in dit geval Theseus, de Amazone niet begeren waardoor hij tot roof overgaat. Het is dan ook logisch dat in scènes met de roof van Antiope door Theseus, een zekere erotisering van de Amazone zichtbaar wordt. Als de Amazone in de Attische vazenkunst van de 6e en 5e eeuw v. C. als een erotische vrouw wordt afgebeeld, dan zal dat zeker het geval zijn bij het thema van Theseus en Antiope. Daarom worden hieronder enkele Attische vazen met het thema Antiope - Theseus bestudeerd om te ontdekken of de Amazone er wordt afgebeeld als een erotisch vrouwelijk wezen. Vele onderzoekers kennen het marmeren fronton van de tempel van Apollo Daphnephoros in Eretria een grote invloed toe op de Attische vazenschilderingen met het thema Theseus - Antiope. Dit fronton pl. 66 35 werd in stukken terug gevonden in 1900. Centraal is de godin Athena afgebeeld met rechts Theseus, terwijl hij zijn strijdwagen bestijgt. Hij heeft Antiope al in de wagen gezet. Het fronton wordt gedateerd in de laatste decade van de 6e eeuw v. C. 36 De tempel werd verwoest tijdens de Perzische invasie in 490 v. C. en de afbeelding met Theseus en Antiope is dus maar vijfentwintig jaar te zien geweest. Waarschijnlijk is de afbeelding van Theseus, een Atheense koning, op het fronton terecht gekomen onder Atheense invloed, maar daarover bestaat discussie. 37 Het fronton van de Apollotempel in Eretria is bijna zeker geïnspireerd door een epos uit het einde van de 6e eeuw v. C. dat Theseus en bepaalde traditionele daden van de held bezong met een duidelijk doel. En het fronton in Eretria moest dat doel mede ondersteunen. 38 In hoeverre heeft het fronton de schilderingen van Theseus en Antiope op Attische vazen beïnvloed? De juiste datering van het fronton van de tempel in Eretria is hiervoor uiterst belangrijk. De meeste Attische vazen met het thema Theseus - Antiope zijn vervaardigd en beschilderd vóór het fronton in Eretria klaar was of in de periode dat er aan het fronton werd gewerkt. Het fronton werd dan ook niet echt gekopieerd door vazenschilders, maar de kunstenaars werden er wel door geïnspireerd. 39
34
KEULS 1985, pp. 57- 58, 324. VON BOTHMER 1957, pl. LXVII, 1. FURTWÄNGLER (A.). Aegina I. München, 1906, pp. 321- 326, pl. 259- 261. 36 RICHTER (G.M.A.). Sculpture and Sculptors of the Greek p. 96 note 42, p.38 VON BOTHMER 1957, p. 126. 37 FRANCIS (E.D.). Image and Idea in fifth-Century Greece. Londen, 1990, p. 8- 16. 38 DROUGOU (S.). Der Attische Psykter. Würzburg, 1975, pp. 76- 77. 39 VON BOTHMER 1957, pp. 126- 127. 35
88
WEGVOERINGSSCENES
~ Theseus draagt Antiope naar een vierspan. Pl. 67. Attische zwartfigurige amfora uit Cumae. Einde 6e eeuw v. C. 40 Napels. Museo Nazionale 128333. Door Beazley toegeschreven aan de “Leagros” groep en de “Antiope” schilder. 41 De compositie van deze afbeelding is veel origineler dan op andere vazen met het thema Theseus en Antiope. De wagen staat te wachten, maar van de vier paarden zien we enkel de achterhand. Vóór het vierspan staat de god Poseidon met de linkerhand uitgestrekt als bij een groet. In zijn rechterhand houdt hij zijn vooruitgestoken drietand, duidelijk niet als wapen, want de paarden staan er rustig bij. Op de wagen staat een gebaarde menner met zijn mantel om zijn middel over de schede met zwaard. Hij draagt niet de lange chiton zoals gebruikelijk voor een menner maar is uitgerust als hopliet met een korte chiton en een harnas. In zijn rechterhand houdt hij de teugels en een aandrijfstok. Verder zien we speren in zijn linkerhand, beenbeschermers en een mooie omhooggeschoven Korintische helm. De menner kijkt om naar Theseus die Antiope naar de wagen draagt en haar met strakke blik in de gaten houdt. De held draagt beenbeschermers en een korte chiton met kuras en mantel. Hij heeft zijn Korintische helm omhoog geschoven en heeft een zwaard in de schede aan zijn zijde. Antiope is gekleed als hopliet met beenbeschermers, korte chiton en kuras. Haar schild en helm is ze kwijt, maar ze draagt nog steeds de schede met zwaard. Met haar armen maakt ze hulpeloze bewegingen. Ze kijkt om, in de hoop dat er redding komt? 42 Deze afbeelding met een wagen gaat terug op het standaardschema dat in gebruik was voor het onderwerp “hopliet vertrekt”. Daar stijgt traditioneel eerst de menner op de wagen, de soldaat komt aangewandeld of neemt afscheid van zijn familie die naast het vierspan staan. Dan stapt de hopliet in de wagen waarop hij samen met de menner gaat staan. De andere personages zijn vrouwen, kinderen en een hond. 43 Bij dit soort scènes is de verdeling tussen de wereld van de goden en de wereld van de mensen niet altijd even duidelijk. Ook hier op deze amfora zien we dat de god Poseidon deelneemt aan de actie. Dit vermengen van de realiteit en het mythologische gebeuren op één afbeelding komt regelmatig voor. 44
40
VON BOTHMER 1957, p. 124, n° 4, p. 128, pl. LXVIII, 1. DROUGOU (S. ). Der Attische Psykter. Würzburg, 1975. p. 76. LIMC, dl. I, 1. Antiope II, p. 858, n° 5. 41 ABV p. 368, n° 93. 42 VON BOTHMER 1957, p. 128. 43 JURRIAANS –HELLE (G.). The Bride, the Goddess, the Hero and the Warrior. Chariot scenes on Attic black-figure vases. In: Proceedings of the XV th International Congress of Classical Archaeology, Amsterdam, July 12-17, 1998. Amsterdam, 1999, p. 207. 44 JURRIAANS-HELLE ( G. ). Goden of mensen? Combineren en deduceren bij het duiden van Atheense vaasschilderingen. In: Mededelingenblad Vereniging van Vrienden Allard Pierson Museum Amsterdam, 66- 67, 1997, pp. 25- 27.
89
~ Theseus voert Antiope weg met een vierspan. Pl. 68. Attische zwartfigurige hydria uit Vulci. Einde 6e eeuw v. C. 45 New-York. The Metropolitan Museum of Art 12.198.3. Inscripties zorgen ervoor dat we niet hoeven te twijfelen aan het onderwerp. De richting van het gebeuren is uitzonderlijk. Terwijl de ontvoering van Antiope zich op het Attische vaatwerk steeds afspeelt van links naar rechts, krijgen we hier een wagen te zien die naar links rijdt. De invloed van het fronton op de tempel van Eretria op de richting van het gebeuren is duidelijk. Ook op andere punten wijkt deze afbeelding af van de gebruikelijke weergave. De wagen is geen vierspan, zoals gebruikelijk, maar een tweespan. Theseus wordt begeleid door drie rennende gezellen: Peirithoös die naast de paarden voortholt en twee mannen die achter de wagen rennen. De ontvoering zelf is in feite al achter de rug, want Theseus, Antiope en een menner staan al in de wagen en rijden in volle vaart weg. Hoewel we van Antiope alleen het hoofd, de rechterschouder en een arm zien, is toch duidelijk dat ze hier niet is afgebeeld in een typische Amazonekledij. Ze heeft een mantel, een himation, over het hoofd heeft getrokken. De personages in de wagen zijn onduidelijk door allerlei beschadigingen. Theseus lijkt een harnas te dragen en een Korintische helm
~ Invloed van het Eretria fronton. Pl. 69. Attische roodfigurige schaal uit Vulci. Ca 520 v. C. 46 Londen. British Museum E 41. Door de pottenbakker Kachrylion gesigneerd. Door Beazley toegeschreven aan Oltos. 47 Robertson denkt hier eerder aan een werk van de jonge Euphronios. 48 Volgens hem zijn er voldoende bewijzen om deze vaas toe te schrijven aan de jonge Euphronios die toen, net als Oltos, met Chachrylion werkte. 49 Cohen gelooft dat Oltos en Euphronios elkaar beïnvloed hebben. Echter, en hierin wordt ze bij getreden door Neils, die invloed ging in de eerste plaats uit van Oltos, een toen meer gewaardeerde schilder dan de jongere Euphronios. 50
45
VON BOTHMER 1957, p. 124, n° 5, pp. 127- 129, pl. LXVII, 3. LIMC dl.I,1. Antiope II, p. 858, n° 6, dl. I, 2, pl. 6, p. 683. DROUGOU (S.). Der Attische Psykter. Würzburg, 1975, p. 76. 46 VON BOTHMER 1957, p. 124, n° 7, pp. 126- 129, pl. LXVIII, 4, LIMC, dl. I, 1. Antiope II, p. 858, n° 8. NEILS (J.). The loves of Theseus: An early cup by Oltos. In: AJA 85, 1981, pp. 177- 178, pl. 40, 1. Capolavori di Euphronios, un pionere della ceramografia Attica. Arezzo, 1990, pp. 64- 67. ROBERTSON 1992, pp. 22- 23 en 333, pl. 17, p. 298, n° 11 en 12. DROUGOU (S.). Der Attische Psykter. Würzburg, 1975, p. 76. KLÜGMANN (A.). Die Amazonen in der attischen Literatur und Kunst. Stüttgart, 1875, p. 24. 47 BEAZLEY ARV, p. 39, n° 62 ARV² p. 58, n° 51. 48 ROBERTSON 1992, p. 22. 49 Euphronios, peintre a Athènes au VI siècle avant J.-C. Exhibition Catalogue. Paris, 1990, pp. 38- 40, 42- 46, 48- 50, 178- 211. ROBERTSON Euphronios at the Getty. In: The J.Paul Getty Museum Journal 9, 1981, p. 26 50 COHEN (B.). Attic Bilingual Vases and Their Painters. New York, 1978, pp. 379- 383.
90
Bij alle personages op deze schaal staan inscripties met hun naam, zodat er geen twijfel mogelijk is dat het hier gaat om Theseus en Antiope. Volgens Neils staat op deze schaal de oudste afbeelding van Theseus op roodfigurige Attische keramiek. Zij denkt dat de kunstenaar Oltos voor de compositie van zijn schildering een al bestaande bron heeft gebruikt. Net als Von Bothmer denkt ze dat Oltos zijn schaal beschilderde kort vóór het fronton van de tempel in Eretria klaar was. De gelijkenissen tussen het fronton en de Oltos’ schaal zij in haar ogen overduidelijk. Op beide kunstwerken zien we Theseus met Antiope in zijn armen in een vierspan stappen en telkens is de held afgebeeld als een jonge man zonder baard en blootshoofd, een ongebruikelijke voorstelling van Theseus. Als het fronton door een Attische kunstenaar werd gebeeldhouwd, aldus Neils, dan heeft Oltos misschien de tekeningen voor dit fronton bestudeerd. Beïnvloeding op zijn latere vazenschilderingen -Oltos gebruikte dit onderwerp meermaals op Attisch vaatwerk- is dan ook evident. 51 Dit is de enige vazenschildering waarop Theseus in de wachtende wagen stapt op dezelfde manier als op het fronton. De richting van de scène is wel gewijzigd: de wagen staat naar rechts gekeerd en niet, zoals op het fronton, naar links. De held draagt beenbeschermers, een harnas en een mantel. Antiope, gekleed in een exotisch broekpak met lange mouwen en een gepunte kap, draagt de uitrusting van een boogschutter: gorytos aan de rechterzijde en een boog in de linkerhand. Er is maar één oor te zien, want haar gezicht is in zijaanzicht afgebeeld. In dat oor prijkt duidelijk een oorring. Achter de wagen stappen Peirithoös en Phorbas,de gezellen van Theseus.
~Theseus draagt Antiope naar een vierspan. Pl. 70. Attische roodfigurige schaal. Ca 510 v. C. 52 Oxford. Ashmolean Museum 1927. 4065. Door Beazley toegeschreven aan Oltos. 53 Oltos was blijkbaar gecharmeerd van het thema want een tiental jaren later schilderde hij opnieuw de ontvoering van Antiope door Theseus op een schaal. Er zit nu veel meer actie in het tafereel: een rennende Theseus, steigerende paarden en een Antiope met een pathetisch gebaar. Bovendien zijn er personages bijgevoegd: een menner en Poseidon. De god mist zijn drietand maar we weten door andere afbeeldingen dat hier de god van de zee is afgebeeld. Theseus torst Antiope in zijn armen en loopt met haar naar een klaar staande wagen. Een menner staat al in het vierspan en kan maar met moeite de wild steigerende paarden in toom houden. Zijn kompanen Peirithoös en Phorbas volgen Theseus. Deze keer draagt de held een omhooggeschoven Korintische helm. Net als op pl. 68, de iets oudere schaal van Oltos, is Antiope gekleed in het exotische kostuum van een Scythische boogschutter. Boven een broekpak draagt ze een jak met gordel en een muts met flappen. Haar rechterarm is gestrekt in een afscheidsgebaar. 51
NEILS (J.). The loves of Theseus: An early cup of Oltos. In: AJA 80, 1981, pp. 177- 178. VON BOTHMER 1957, p. 124, n° 8, pp. 127- 128, pl. LXVIII, 6. LIMC, dl. I,1. Antiope II, p. 858, n° 9, pl. 9, p. 684. NEILS (J.). The loves of Theseus: An early cup by Oltos. In: AJA 85, 1981, pp. 177- 178, pl. 40, 2. 53 ARV p. 39, n° 62. ARV² p. 62, n° 77. 52
91
~ Theseus te voet. Pl. 71. Attische roodfigurige Amfora uit Vulci. Ca 510 v. C. 54 Parijs. Musée du Louvre G 197. Door Beazley toegeschreven aan Myson. 55 Ook hier staan inscripties met namen bij de afgebeelde personages. Theseus, uitgedost als hopliet rent naar links met Antiope in zijn armen. De Amazone is gekleed in het kostuum van een Scythische boogschutter met de alopekis, de Thracische muts. Ze strekt haar rechterarm uit. In haar linkerhand klemt ze nog haar strijdbijl. Het paar wordt gevolgd door Peirithoös in volle wapenrusting met een speer in de rechter en een schild in de linkerhand. Zowel Theseus als Peirithoös kijken om. Myson heeft het gebeuren gereduceerd tot drie personages: Theseus, Antiope en Peirithoös. De kunstenaar heeft zich duidelijk laten inspireren door de oudste schaal van Oltos, pl. 68. Ook hier is Theseus een baardloze jonge man. 56 De kleding en de uitrusting van de twee mannen, chiton met kuras, zijn geïnspireerd door de latere schaal van Oltos maar hier zijn Theseus en zijn kompaan veel rijker gekleed. De prachtig versierde anatomische beenbeschermers en de originele harnassen met schubbetjes zijn hier een bewijs van. Aan hun zijde hebben de twee mannen een zwaard, op hun hoofd een helm. Theseus draagt een extra mooie met spiralen versierde Attische helm. Net als op de Oltos’ schaal draagt Antiope een oorring maar haar kleding, eveneens een exotisch kostuum, is veel rijker met allerlei pittige details zoals de versiering van de uitheemse muts met een palmette. De Amazone met haar strijdbijl en een grote origineel versierde gorytos aan haar zijde is uitgedost als boogschutter net zoals op de twee Oltos’ schalen. De afbeelding van Theseus, lopend met Antiope in zijn armen, is uitzonderlijk. Traditioneel wordt de held afgebeeld met een vierspan waarheen hij Antiope draagt of waarin hij al staat met de Amazone in zijn armen.
54
VON BOTHMER 1957, p. 125, n° 9, pp. 128- 129, pl. LXVIII, 5. LIMC, dl. I, 1. Antiope II, dl. I, 2, p. 859, n° 10. CVA, III, I c, pls. 34, 5 en 35. BOARDMAN 1975, fig. 171. ROBERTSON 1992, p. 124. DROUGOU (S.). Der Attische Psykter. Würzburg, 1975, p. 75. 55 ARV p. 171, n° 47. ARV² p. 238, n° 1. 56 VON BOTHMER 1957, pp. 128- 129.
92
STRIJDSCENES Naast de wegvoeringsscènes wordt Antiope ook ten tonele gevoerd in gevechtsscènes tijdens de aanval van de Amazones op Athene. Als Antiope Theseus uit liefde volgt, is het logisch dat ze in de strijd de kant van haar man kiest. Maar uiteraard vecht ze tegen Theseus en de Atheners als er sprake was van “ roof”. We weten dat in Athene Theseus en zijn heldendaden werden afgebeeld op grote, helaas verdwenen, maar door vele antieke auteurs vermelde wandschilderingen in het Theseion en de Stoa Poikile. Deze muurschilderingen moeten een voorbeeld zijn geweest voor vele Attische vazenschilders die de nationale held Theseus als onderwerp gebruikten. Door bestudering van Amazonomachieën op Attische roodfigurige vazen kunnen we ongeveer bepalen, welke thema’s er voorkwamen op de wandschilderingen van het Theseion en de Stoa Poikile en wat de voornaamste kenmerken van deze schilderingen waren, maar het blijft uiteraard een hypothese. - Twee strijdende Grieken die Amazones aanvallen waarbij de dames op hun knieën zijn gezonken. Eén Griek is naakt, de andere is in wapenuitrusting. - Gezichten van strijders die vaak in driekwart zijn afgebeeld. - Personages die gedeeltelijk zijn verstopt achter heuveltjes. - Lichamen die op de grond liggen. - Amazones die aanvallen te paard. - Amazones met een pelta, het Thracische schild vervaardigd van wilgentenen. - Planten en bomen die een landschap suggereren. Het feit dat de naam Hippolyte voortdurend is geschreven bij een Amazone in het vijandelijke kamp en het feit dat er vaak een Amazone mee vecht in het Griekse kamp, laat vermoeden dat de beweringen van Pausanias en Plutarchus juist zijn. De leidster van de Amazones in de raid tegen Athene heette Hippolyte en Antiope vocht mee met Theseus. Een probleem is hier dat er genoeg vazenschilderingen zijn uit dezelfde periode waarop Theseus en Antiope tegenstanders zijn. Zij staan voor die andere traditie die zegt dat Antiope de kant van de Amazones koos bij hun inval in Attica. Het is dus best mogelijk dat iedere versie over de rol van Antiope ook voorkwam op een wandschildering. Maar de schildering in het Theseion toonde, als we de vazenschilderingen als bron gebruiken, Antiope aan de zijde van Theseus, strijdend tegen haar vroegere vriendinnen. Wat de liefde toch vermag! Over de compositie van de grote gekleurde wandschilderingen in Athene hebben we een idee, over de techniek waarmee ze werden aangebracht niet. De schilderingen in de Stoa Poikile waren aangebracht op houten panelen. 57 Misschien waren de muurschilderingen in het Theseion fresco’s, misschien werden ze aangebracht met de encaustiek techniek. 58 Literaire bronnen hebben ons gegevens overgeleverd over het kleurgebruik van Polygnotos, maar weinig over dat van Mikon. Lange tijd moesten de onderzoekers zich behelpen met deductie vanuit de vazenschilderingen uit de 5e eeuw v. C. De ontdekking van de muurschilderingen in het graf van de duiker in Paestum heeft echter een schat aan informatie opgeleverd. De muurschilderingen in Paestum dateren van ca 480 v. C. en kunnen dus een goed beeld geven van de wandschilderingen in Athene die maar een tiental jaren eerder werden geschilderd. 59 Zo kunnen we ons toch een beeld vormen van de kleuren en de gebruikte techniek bij het tot stand komen van Griekse muurschilderingen in de 5e eeuw v. C. 57
BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: The murals of the Theseion. In: JHS 92, 1972, pp. 39, 44. SWINDLER (M.H.). Ancient Painting. New Haven, 1929, pp. 419- 420, 425. 59 NAPOLI (M.). Paestum. Novara, 1970, pl. 92- 93. 58
93
~ Antiope en Theseus samen in de strijd. Antiope in een vierspan. Pl. 72. Attische zwartfigurige hydria uit Vulci. Ca 520-510 v. C. 60 Londen. British Museum B 322. Door Beazley toegeschreven aan de schilder A van de “Leagros” groep. 61 De Grieken vallen Amazones aan met een vierspan. Een Amazone vlucht, een andere is reeds gevallen, een derde staat nog paraat. Naast de strijdwagen stapt een Griek in vol gevechtsornaat met schild, speer, Korintische helm met helmbos en belharnas. Maar het eigenaardige is dat de menner een Amazone is die duidelijk samen met de Griekse krijger de andere Amazones aanvalt. De witte huid laat er geen twijfel over bestaan dat hier een vrouw in de wagen staat. De exotische kleding, korte versierde tuniek met pofmouwtje in een stof met een motiefje in combinatie met een gevechtsattribuut als de Attische helm met helmbos, wijst op een Amazone. De enige mogelijke verklaring is dat hier Antiope wordt afgebeeld, strijdend naast haar man Theseus.
~ Antiope en Theseus samen in de strijd. Antiope te voet. Pl.73. Attische roodfigurige Volutenkrater uit Ruvo. Ca 460 v. C. 62 Napels. Museo Nazionale 2421. Door Beazley toegeschreven aan de “Niobidenschilder” . 63 Deze prachtige afbeelding van een Amazonegevecht werd waarschijnlijk geïnspireerd door de muurschilderingen in het Theseion te Athene. Bewijs hiervoor is de suggestie van een landschap door een boom en het afbeelden van allerlei oorlogstuig als afval op de grond, zoals een pijlkoker en een gebroken speer. Ook de transparante chitons die hier door sommige Grieken worden gedragen en die normaal niet voorkomen in het werk van de Niobidenschilder, wijzen op invloed van wandschilderingen Het tafereel is vrij complex. Centraal loopt een Griekse krijger, naakt op zijn Chalcidische helm met opgeklapte wangstukken en zijn beenbeschermers na. In zijn neerhangende rechterhand houdt hij horizontaal een speer, in zijn linkerhand een schild. Hij is duidelijk de belangrijkste figuur, de held in zijn heroïsche naaktheid. Zijn twee gezellen zijn gekleed in een chiton met gordel of een chiton met anatomisch kuras. Beiden dragen een mantel en de petasos, een platte hoed. Ze vechten met speer of zwaard. Links van de naakte held is een Amazone afgebeeld die achter de man aanloopt. Haar enige bewapening bestaat uit een speer in haar linkerhand. Haar outfit is prachtig: op een broekpak met zigzagmotief draagt ze een mouwloze tuniek met gordel. Het gewaad is uiterst secuur 60
VON BOTHMER 1957, p. 88, n° 202, p. 89, pl. LVIII, 3. CVA, III, He, pl. 84, 2. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 605, n° 275. HOFKES-BRUKKER (C.). Die Liebe von Antiope und Theseus. In: BABesch 41, 1966, pp. 17- 18, pl. 4. 61 ABV p. 362, n° 33. 62 VON BOTHMER 1957, p. 161, n° 6, pp. 167- 168, pl. LXXIV, 4. BENSON (C.). Volutenkrater mit Amazonen. In: REEDER (E.D.). Pandora. Frauen im Klassischen Griechenland. Mainz, 1995, pp. 376- 379. FÜRTWANGLER (A.) en REICHOLD (K.). Griechische Vasenmalerei. Auswahl hervorragender Vasenbilder. München, dl. I, 1904, pl. 28. LIMC, dl. I,1. Amazones, p. 606, n° 298, dl. I, 2, pl. 479, n° 298. SCHEFOLD (K.). Die Griechen und ihre Nachbarn. Berlijn, 1967, p. 225, pl. 222. 63 ARV p. 419, n° 12. ARV³ p. 616, n° 3.
94
versierd met allerlei motieven. Het haar is erg vrouwelijk en elegant gekapt: opgestoken en versierd met een haarlint. In haar oor prijkt een oorbel. Het is duidelijk dat de Amazone aan de zijde van de naakte Griek strijdt. De andere Amazones die deelnemen aan het gevecht zijn veel eenvoudiger gekleed, in een chiton met mantel of een korte tuniek met gordel. Alleen de Amazone die het tweespan op de achtergrond ment draagt een broekpak met bolletjesmotief. Ook zij draagt geen helm. Von Bother beschouwt de menner dan ook als een Amazone die aan de Atheense kant staat, net als Antiope. 64 Algemeen wordt aangenomen dat de mooi uitgedoste Amazone die de naakte krijger volgt, Antiope is, in een gevecht tegen haar vroegere medestrijdsters, de Amazones Het feit dat de kunstenaar op de hals van de krater een achtervolgingsscène van Antiope door Theseus, herkenbaar aan de petasos, heeft geschilderd, vormt een bijkomend bewijs. Sourvinou-Inwood 65 heeft immers duidelijk bewezen dat achtervolgingscènes een metafoor zijn voor de verwerving van de bruid door haar man.
~ Antiope en Theseus samen in de strijd. Antiope te paard. Pl. 74. Attische roodfigurige kelkkrater uit Numana, ca 465 v. C. 66 New York. The Metropolitan Museum of Art 07.286.86. Door Beazley toegeschreven aan de “schilder van de Berlijnse hydria”. 67 Bij deze krater was, aldus Barron, een Amazonomachie van het Theseion de inspiratiebron. Dit leidt hij af uit het feit dat hier een landschap wordt gesuggereerd door een boom te schilderen. De suggestie wordt nog versterkt door een op-en-neer-gaande grondlijn waarop de personages staan zodat de indruk van reliëf wordt gewekt. Centraal staat een Amazone te paard. Ze is frontaal geschilderd wat uitzonderlijk is in de Griekse schilderkunst. Achter haar doet een Griekse krijger in chiton met linnen harnas en helm een uitval naar een Amazone in de uitrusting van een hopliet. Hij gebruikt hiervoor een ellenlange speer, terwijl zij haar strijdbijl zwaait. De Griek heeft ook nog af te rekenen met de speer van een andere Amazone, terwijl de pijlen hem om de oren vliegen. Links heeft er nog een ander duel plaats: een Griekse hopliet met anatomisch kuras tegen een Amazone in chiton met een Chalcidische helm. Ze beschermt zich achter haar schild tegen de Griekse speer. Rechts wordt er nog een duel uitgevochten tussen een Amazone zonder krijgsuitrusting die haar strijdbijl zwaait, en een Griekse hopliet met speer. De compositie van het tafereel op de keerzijde is veel eenvoudiger. Rechts grijpt een naakte gebaarde Griek een Amazone, in chiton met mantel en helm, bij de schouder in een poging om haar het zwaard tussen de ribben te steken. Tussen hen in staat een boom met bladeren. De naakte Griek draagt een petasos, het traditionele hoofddeksel van Theseus. Centraal zien we een Amazone te paard. Ze wordt begeleid door een Griek die met zijn speer een Amazone bedreigt. Hij is uitgerust als hopliet met lederen harnas boven de chiton, 64
BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: The Murals of the Theseion. In: JHS 92, 1972, p. 36, n. 121, p. 37. SOURVINOU-INWOOD (C.). A series of Erotic Pursuits: Images and Meanings. In: JHS 107, 1987, pp. 150- 151. 66 VON BOTHMER 1957, p. 161, n° 2, p. 165, pl. LXXIV,2. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 606, n° 296, dl. I, 2, p. 478, pl. 296. HOFKES-BRUKKER (C.). Die Liebe von Antiope und Theseus. In: BABesch 41, 1966, p. 16- 17, pl. 3. BUSSCHOR (E.). Griechische Vasen. München, 1940, p. 199, pl. 214. BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: The Murals of the Theseion. In: JHS 92, 1972, p. 35 en pl. IV, b. 67 ARV p. 429, n° 3. ARV³ p. 616, n° 3. 65
95
Chalcidische helm met opgeklapte wangstukken, schild en speer. Zij draagt een korte tuniek met gordel , een mantel over haar linkerarm en twee speren in de rechterhand. Hij loopt op blote voeten, zij draagt schoenen. Een uitheemse kap geeft haar een exotisch tintje. De samenwerking tussen Antiope en Theseus is hier veel minder duidelijk dan op de volutenkrater van de Niobidenschilder. Pl. 73. Daar vormden Theseus en zijn vrouw een hechte, gesloten groep, terwijl dit niet het geval is bij deze kunstenaar, waarschijnlijk een navolger van de Niobidenschilder.
~ Antiope en Theseus samen in de strijd. Theseus draagt de dode Antiope weg. Pl. 6. Attische zwartfigurige hydria uit Vulci. 68 Londen. British Museum B 323. Door Beazley toegeschreven aan schilder A van de “Leagros” groep. 69 Deze hydria en de vraag of hier Achilles en Penthesileia dan wel Theseus en Antiope zijn afgebeeld, werd uitgebreid besproken in hoofdstuk I. De dode vrouw is hier niet afgebeeld als strijdster. Het zwaard in de schede aan haar zijde is het enige element dat erop wijst dat ze deelnam aan de strijd. Ze draagt verder geen lichaamsbescherming, krijgsuitrusting of wapen. Haar uiterst korte chiton met versierde onderrand, haar enkelband aan het rechterbeen en de armband aan de rechterarm tonen haar als een elegante, aantrekkelijke vrouw. Het los hangende haar toont de Amazone in de eerste plaats als vrouw. Al deze elementen wijzen eerder naar Antiope, de jonge Amazone die zo aantrekkelijk was voor Theseus dat hij haar tot zijn vrouw maakte dan naar Penthesileia, de Amazonekoningin die in het zwartfigurige vaatwerk in de eerste plaats een krijger is.
Het is evident dat de Amazone Antiope erotisch was in de ogen van Theseus. Maar ook andere Amazones werden door Attische schilders als erotisch aantrekkelijk afgebeeld. Dit blijkt uit het thema “ erotische achtervolgingen “, een thema dat geliefd was in de Griekse schilderkunst. Dit iconografische thema drukt een aantal percepties uit. Vooreerst de kijk op de verhouding tussen het jonge meisje en de jonge man, tussen man en vrouw en tenslotte ook de perceptie van de Grieken van het huwelijk. Het afbeelden van een erotische achtervolging moet gezien worden als een metafoor voor het huwelijk, vooral dan van het afgedwongen “ wilde” huwelijk door ontvoering van het jonge meisje tegenover het cultureel aanvaarde huwelijk met bepaalde rituelen. Enkele typische Griekse ideeën spelen hier mee. Het idee dat het jonge meisje moet gezien worden als een “wild” ding dat moet worden achtervolgd en gevangen om vervolgens te worden getemd door een huwelijk. Het meisje werd als het ware weggerukt uit haar wereld, de familie, om terecht te komen in een heel andere wereld onder de jurisdictie van een vreemde man. Een ander idee dat hier speelt is dat een vrouw onderworpen is aan de man en dat de defloratie en de seksuele daad gezien worden als daden van fysieke overheersing van de vrouw door de man. 70 68
VON BOTHMER 1957, p. 89, n° 204, pl. LVIII, 4. HOFKES-BRUKKER (C.). Die Liebe von Antiope und Theseus. In: BABesch 41, 1966, p. 18- 19, pl. 5, 1. 69 ABV p. 362, n° 33. 70 SOURVINOU-INWOOD (C.). A series of Erotic Pursuits: Images and Meanings. In: JHS 107, 1987, p. 152.
96
Het thema “erotische achtervolging” komt voor in verschillende variaties. Soms is ook een Amazone het slachtoffer van een erotische achtervolging hoewel het thema niet steeds als dusdanig wordt herkend.
~ Erotische achtervolging van een Amazone. Attische roodfigurige skyphos. 71 Rome. Vaticaanse Musea 632. Door Beazley toegeschreven aan de “Lewis” schilder. 72 Aan de voorzijde van deze skyphos is een rennende jonge Griek te zien die een krans draagt en een chlamys als een omslagdoek. Hij houdt twee speren in de rechterhand en steekt zijn uitgestrekte linkerarm vooruit naar een vluchtende Amazone. De Amazone kijkt hierbij om. Aan de keerzijde zijn haar vluchtende vriendinnen te zien. Deze scène wordt door Von Bothmer niet herkend als een erotische achtervolging maar Sourvinou - Inwood twijfelt geen ogenblik aan de betekenis van deze afbeelding. Het jonge vluchtende meisjes is bij het thema van de “ erotische achtervolging” vaak als volgt afgebeeld: de rechterarm strekt ze uit naar de jonge man en in de linkerhand houdt ze een gestileerde bloem. Hier wordt de Amazone afgebeeld in dezelfde houding met dit verschil dat ze een strijdvrouw is en dat dit duidelijk moet worden gemaakt. Ze houdt dus geen bloem in haar linkerhand, maar een strijdbijl. Zonder twijfel is hier dus een erotische achtervolging afgebeeld en geen aanval tijdens een gevecht. Het bewijs hiervoor wordt geleverd door de speer. Bij een erotische achtervolging worden de wapens nooit vast gehouden zoals bij een aanval of een bedreiging. De speer wordt dan in de linkerhand gehouden, wat nooit gebeurt tijdens een aanval. Ook op deze skyphos zien we dat de speren aangeven dat het hier geen aanval betreft. De speerpunten bevinden zich boven de Amazone en raken bijna de palmettenversiering onder het handvat. Maar de combinatie van de speer bij de jongeman en de strijdbijl bij de Amazone suggereert mogelijk geweld tussen deze twee jonge mensen, wat wijst op de legendarische vijandschap tussen Grieken en Amazones. De Amazone wordt hier afgebeeld als een vrouw die door een Griek wordt gevangen en verkracht, een thema dat wel meer voorkomt in de mythologie. Ook het personage van Antiope die ontvoerd, verkracht of verleid wordt, past in deze erotische context. Zelfs de mannelijke, dominante Amazones worden dus in dit soort scènes gereduceerd tot ondergeschikte, verslagen vrouwelijke wezens, onderworpen aan mannelijke seksuele agressie. Dit thema in de Griekse kunst is een duidelijke iconografische expressie van de Griekse perceptie van de relaties tussen man en vrouw: zelfs een bijna - man vrouw zoals de Amazone is onderworpen aan de man. Ook in mythen zoals het verhaal van Theseus en Antiope komt dat idee tot uitdrukking. 73
71
VON BOTHMER 1957, p. 184, n° 73, pp. 187- 188. ARV p. 517, n° 27. 73 SOURVINOU-INWOOD (C.). A series of Erotic Pursuits: Images and Meanings. In: JHS 107, 1987, pp. 150- 151. 72
97
§ 2 De Amazoneborst Tot het einde van de 5e eeuw v. C. zijn afbeeldingen van naakte vrouwen in de Griekse kunst uiterst zeldzaam. Dit in tegenstelling tot de mannelijke naaktheid. Mannelijke burgers van een polis en vooral helden in epische verhalen worden op het Attische vaatwerk traditioneel naakt afgebeeld of met een mantel. Hun geslachtsdelen zijn duidelijk te zien. Slechts in enkele gevallen zijn mannen op afbeeldingen gekleed, bijvoorbeeld wanneer ze optreden als menner in een wagen. Het idee is geopperd dat naaktheid op afbeeldingen de “burger” moest onderscheiden van de “niet-burger” van de polis. 74 Het feit dat de Griekse vrouw alleen in sommige gevallen naakt werd afgebeeld kan gezien worden als inspelen op mannelijke gevoelens van macht in scènes met vrouwen in gevaar of in verkrachtingsscènes, als voyeurisme bij badende vrouwen en als de mannelijke vraag naar seks bij erotische afbeeldingen. Mannelijke naaktheid op afbeeldingen kwam dan weer tegemoet aan de bewondering van mannen voor het heldhaftige en het atletische jonge lichaam. Het maakte mannen bewust van hun rol in de strijd en hun vertrouwen in zichzelf als een burger van de polis. 75 Ontklede vrouwen komen dan wel nauwelijks voor in de 6e en 5e eeuw v. C. maar een gedeelte van het vrouwenlichaam met erotische connotatie wordt wel naakt afgebeeld: de vrouwenborst. Vrouwenborsten werden door de Grieken gezien als klieren die opzwellen om melk te produceren. De medische teksten van Hippocrates laten daar geen twijfel over bestaan. 76 De perceptie van de vrouwenborsten die dicht bij de vitale organen liggen werd bij de Grieken mede bepaald door de gedachte dat deze vitale organen de plaatsen zijn waar de menselijke geest schuilt. 77 Op een aantal Griekse vazenschilderingen zien we dat vrouwenborsten een rol speelden bij heteroseksuele en lesbische activiteiten. We mogen er dan ook van uitgaan dat de Grieken de borsten van een vrouw zagen als een belangrijk element van de vrouwelijke seksualiteit. 78 In Griekenland waren vrouwen zo gekleed dat de borsten niet te zien waren. Toch zien we dat in de klassieke Griekse kunst de afbeelding van een vrouw met ontblote borst(en) een uiterst populair onderwerp was, dat voorkwam in verschillende soorten afbeeldingen. Een eerste reeks omvat afbeeldingen van vrouwen die kleding dragen die de borsten niet bedekt. Deze afbeeldingen zijn uiterst zeldzaam in de Griekse kunst. Alleen bij bepaalde activiteiten zoals de wedloop van jonge meisjes ter ere van de godin Hera op haar festival in Olympia waren vrouwenborsten niet bedekt. We zien dan een korte tuniek die vastzit aan de rechterschouder en de linkerborst onbedekt laat. Deelneemsters aan de wedloop ter ere van de godin Artemis in Brauron zullen waarschijnlijk gelijksoortige kleding gedragen hebben. 79 In een tweede categorie afbeeldingen wordt de borst ontbloot door de vrouw zelf, zoals bij het voeden van kinderen. Op een Archaïsch terracottabeeld uit Megara Hyblaea in Sicilië zien we bijvoorbeeld een godin die een tweeling de borst geeft. Ze draagt daarvoor een typisch kledingstuk waarin voor iedere borst een uitsnede is gemaakt. Het beeld van voedende
74
YOUNGER (J.G.). Sex in the Ancient world. London, New-York, 2005, p. 86. BONFANTE (L.). Nudity as a Costume in Classical Art. In: AJA 93, 1989, pp. 549- 561 76 FANTHAM (E.). Women in Classical world: Image and Text. New-York, Oxford, 1994, p. 185. 77 PADEL (R.). Women: Model for Possession by Greek Daemons. In: CAMERON (A.) en KUHRT (A.). Images of Women in Antiquity. Detroit, 1983, p. 10. 78 KILMER (M.F.). Greek Erotica on Attic Red-Figure Vases. Londen, 1993, p. 26. 79 KAHIL (L.). Mythological Repertoire of Brauron. In: MOON (W.G.). Ancient Greek Art and Iconography. Madison, 1983, pp. 321- 328 75
98
moeders komt veel meer voor in de Griekse kunst van Magna Graecia dan in Griekenland zelf waar vooral voedsters de baby’s melk gaven. 80 De derde categorie omvat afbeeldingen waar kleding per toeval los raakt of waar de actie de borst laat verschijnen. In de 5e eeuw v. C. worden nymfen of maenaden die dansen of wegvluchten vaak afgebeeld met één of twee ontblote borsten waarbij de wind de kleding open blaast. Bij deze reeks horen ook de afbeeldingen van vrouwen die door een god worden verkracht. De ontblote borst wordt hier een erotisch symbool voor de sterfelijke vrouw die door een god wordt genomen. Een beeld uit de late 5e eeuw v. C. van Leda en de Zeus-zwaan is hiervan een mooi voorbeeld. We zien dat de rechterkant van Leda’s peplos open valt om de borst te tonen. 81 Pl. 75. Vrouwen worden soms afgebeeld met ontblote borst wanneer ze als smekelingen ten tonele worden gevoerd. 82 Ook op afbeeldingen die de geslachtsdaad weergeven zien we ontblote vrouwenborsten. De man raakt de borsten van de vrouw aan tijdens het seksuele gebeuren. Een vrouw raakt de borsten van een andere vrouw aan wanneer sprake is van een lesbische scène. 83 Maar de oudste en meest voorkomende context voor dit thema in de Griekse kunst is de laatste categorie. Hier wordt de vrouwenborst ontbloot wanneer vrouwen slachtoffer worden van fysisch geweld. Hun kleding wordt met geweld open gescheurd of gaat los door de actie van anderen. De oudste voorbeelden hiervan zien we op afbeeldingen van de strijd tussen Grieken en Centauren op het huwelijksfeest van Peirithoös en Deidameia. 84 Een ander voorbeeld zien we op een Attische kylix, toegeschreven aan Onesimos, waarop Ajax de naakte Cassandra vastgrijpt. 85 Pl. 76. Normaal wordt in de Griekse kunst de vrouw afgebeeld met maar één borst ontbloot. Volgens Harrisson 86 heeft de ontblote rechterborst een erotische betekenis, terwijl een ontblote linkerborst bij de Grieken moederlijke zorg voor het kind uitdrukt. Ze geeft echter toe dat er heel wat uitzonderingen zijn. Er zijn namelijk vrij veel beelden bekend van godinnen die hun baby voeden met de rechterborst. 87 Er is in de Griekse kunst dus niet echt een regel die bepaalt wat de betekenis is van een rechter- of linker ontblote vrouwenborst. Vaak is het de compositie die bepaalt welke borst bij de personages ontbloot wordt om het mooiste effect te krijgen. In situaties van fysiek geweld bij vrouwen worden zowel de rechter- als de linkerborst ontbloot weergegeven. 80
DEMAND (N.). Birth, Death and Motherhood in Classical Greece. Baltimore, 1994, pp. 87- 88. Grieks marmeren beeld ca 420-400 v. C. Boston, Museum of Fine Arts 04.14. COHEN(B.). Divesting the female breast of clothes in classical sculpture. In: KOLOWSKI-OSTROW (A.O.) en LYONS (C.L.). Naked Truths: Women, Sexuality and Gender in Classical Art and Archaeology. New York, 1997, p. 71, pl. 4. 82 MERCIER (C.). Suppliant Ritual in Euripidean Tragedy. Columbia University, 1990, p. 126. 83 SCANLON (T.F.). Eros and Greek Athletics. Oxford, 2002, pl. 7- 9. 84 COHEN (B.). Divesting the female breast of Clothes in classical sculpture. In: KOLOWSKI-OSTROW (A.O.) en LYONS (C.L.). Naked Truths: Women, Sexuality and Gender in Classical Art and Archaeology. New York, 1997, p. 68- 72 85 Attische roodfigurige amfora. Ca 440 v. C. New York. The Metropolitan museum of Art 56.171.41. Toegechreven aan de Ethiopische schilder. COHEN (B.). Divesting the female breast of Clothes in classical sculpture. In: KOLOWSKI-OSTROW (A.O.) en LYONS (C.L.). Naked Truths: Women, Sexuality and Gender in Classical Art and Archaeology. New York, 1997, p. 81, pl. 9. 86 HARISSON (E.B.). The Dress of the Archaic Greek Korai. In: BUITRON-OLIVER ( D.). New Perspectives in Early Greek Art. Hannover, Londen, 1991, p. n.39 p. 86- 87. 87 SERWINT (N.). The Female Athletic Costume at the Heraia and Prenuptial Initiation Rites. In: AJA 97, 1993, pp. 403- 407. 81
99
Bij de Amazones uit de Klassieke Griekse beeldhouwkunst is vaak één borst ontbloot. 88 In de Attische schilderkunst ligt de zaak anders. In de zwartfigurige schilderkunst zijn de Amazones voorzien van een witte huid om hen als vrouwen herkenbaar te maken. Andere vrouwelijke geslachtskenmerken zijn dan overbodig en worden niet geschilderd. De dames vertonen geen borsten, ook niet wanneer de kleding er zich toe leent. Het is evident dat bij een Amazone in de uitrusting van een hopliet het belkuras het onmogelijk maakt om de borsten van de vrouw te zien. Wanneer alleen een chiton wordt gedragen zou dit wel kunnen. Op sommige Attische vazen werden de zwarte figuren aangebracht op een witte ondergrond. Door deze schildertechniek is het aanbrengen van een witte huid, hét middel om vrouwen herkenbaar te maken, niet meer mogelijk. De schilder moet dan een oplossing zoeken om duidelijk te maken dat een bepaald personage een Amazone is. Daarom geeft de kunstenaar in dit geval duidelijke vrouwenborsten aan de Amazones. De schilders lopen hierin vooruit op de roodfigurige techniek. Door het zachte klimaat in Griekenland kon de kleding zo dun zijn dat de vrouwelijke vormen duidelijk te zien waren. De Griekse beeldhouwkunst levert hiervoor genoeg voorbeelden. Naast wol werden ook linnen en zijde gebruikt als materiaal voor vrouwenkleding. 89 Linnen kleding kon extreem fijn en doorzichtig zijn en was dan ook een geliefkoosd materiaal van vrouwen die hun schoonheid wilden tonen. Maar het meest erotische materiaal was toch zijde, volgens antieke bronnen “ fijner dan het fijnste spinnenweb”. Afgewerkte zijden kleding werd aanvankelijk geïmporteerd, vooral uit Assyrië. Maar al snel ontstond er een zijde-industrie op het eiland Cos. Eerst werden de cocons van de zijderups ingevoerd, later werden ze op Cos zelf gekweekt. 90 De witte kleur voor het vrouwenlichaam verdween, toen kunstenaars gingen werken met een witte ondergrond. Rond 530-520 v. C. kwam in Athene een andere techniek in zwang, de roodfigurige techniek. De kunstenaar spaart dan de figuren uit in de zwart beschilderde achtergrond, zodat ze de kleur hebben van de rode klei, een licht – op - donker afbeelding dus. 91 Waarom de schilders de overstap maakten van zwartfigurige afbeeldingen naar de roodfigurige stijl, blijft een onderwerp van discussie, zoals al in het eerste hoofdstuk is aangetoond. Bij de roodfigurige stijl werden mannen- en vrouwenlichamen op dezelfde manier afgebeeld. Om de Amazones te onderscheiden van mannelijke krijgers moesten vrouwelijke kenmerken geaccentueerd worden. Daarom zijn op Attische vazen van de roodfigurige stijl de borsten van de Amazones soms duidelijk te zien onder de chiton. Opvallend is dat er zelden borsten worden gesuggereerd, wanneer de Amazone een broekpak draagt. Blijkbaar was door deze outfit voldoende duidelijk dat het om een Amazone ging en was een aanduiding van vrouwelijke geslachtskenmerken overbodig. Maar ook hier zien we duidelijke verschillen tussen de Attische kunstenaars. De schilders willen zich profileren door steeds weer bepaalde details te gebruiken; zo zien we dat een kunstenaar zoals de Eretria schilder bij zijn Amazones in broekpak toch borsten schildert. 92 88
COHEN (B.). Divesting the female breast. In: KOLOWSKI-OSTROW (A.O.) en LYONS (C.L.). Naked Truths: Women, Sexuality and Gender in Classical Art and Archaeology. New York, 1997, p. 77- 79. 89 GULLBERG (E.). en ASTRÖM (P.). The thread of Ariadne: a study of ancient Greek dress. Göteborg, 1970, pp. 12- 18. 90 LIGHT (H.). Sexual Life in ancient Greece. Westport, 1975, p. 85. 91 WILLIAMS (D.). Vase Painting in fifth-century Athens. I. The invention of the Red-figure technique and the race between vase-painting and free painting. In: RASMUSSEN 1991, p. 103-106. 92 LEZZI-HAFTER (A.). Der Schuwalow- Maler. Mainz, 1976, p. 67.
100
Het suggereren van vrouwenborsten bij de Amazones kan ook door de plooien van de chiton zo te schilderen dat de ronde vorm van een vrouwenborst wordt gesuggereerd. Op het roodfigurige vaatwerk zien we ook Amazones met een anatomische kuras verschijnen. In de fantasie van de Griekse kunstenaars moest er ook een anatomische kuras bestaan voor vrouwen. Prompt werden er Amazones in allerlei scènes voorzien van anatomische kurassen die aangepast waren aan de vrouwelijke vormen. Soms gaat het alleen maar om een welving in de bronzen plaat zodat vrouwenborsten passen in het kuras. Maar soms is er in het brons duidelijk een vrouwenborst uitgewerkt met tepel en opsmuk met sierspiralen. Een prachtig voorbeeld zien we op de volutenkrater uit Bazel die verder in deze paragraaf wordt besproken. Het is niet toevallig dat deze Amazones met hun erotische kuras prijken op een krater, een mengvat dat in de eerste plaats gebruikt werd bij het symposion, een mannenaangelegenheid. Keuls wijst erop dat Attische vazen overduidelijk aantonen dat ze ontstonden in een “ phallocratische” maatschappij waar buiten de privé sfeer de mannen vrouwen op alle terreinen domineerden. Wanneer op een schildering een Amazone wordt gedood met een zwaard of speer, wordt het wapen vaak in de borst van de Amazone gestoten vlak naast de tepel, zelfs als de krijger voor deze doodsteek een onnatuurlijke houding moet aannemen. Voor Keuls is het duidelijk dat hier een symbolische betekenis achter schuilt. De kunstenaar wilde vooral duidelijk maken dat de man niet zozeer een vijand doodt als wel een vrouw van wie hij de vrouwelijkheid aanvalt. 93 Het is inderdaad zo dat op Attische afbeeldingen de Amazones vaak in de borst worden gestoken door hun Griekse tegenstanders maar dit lijkt me evident als men een vijand wil doden. Griekse vrouwen en meisjes droegen een soort bustehouder: het was een band die rond de borsten werd gewonden op de naakte huid. Het doel was de borst te steunen en eventueel schoonheidsfoutjes te verdoezelen. 94 In gevechtsscènes dragen Amazones soms een gekruiste riem over de chiton. Ook hier was het doel de borsten te ondersteunen. Deze outfit, te vergelijken met de huidige sportbeha, werd in Griekenland gedragen bij sportieve activiteiten. 95 Bij de Amazones komt deze “sportbeha” regelmatig voor in de beeldhouwkunst. Pl. 77. Maar ook op het Attische vaatwerk zien we Amazones met een gekruiste riem.
93
KEULS 1985, p.4. LICHT (H.). Sexual Life in Ancient Greece. Westport, 1975, pp. 84- 85. 95 STURGEON (M.C.). The Corinth Amazon In: AJA 99, 1995, p. 493. LÖWY (E.). Polygnot. Wenen, 1929, pl. 58, pl. 74. 94
101
~ Amazone in chiton met afgetekend borsten op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 78. Attische zwartfigurige kolonettenkrater uit Locri. Einde 6e eeuw v. C. 96 Carlsruhe. Badisches Landenmuseum B 32. Door Haspels toegeschreven aan de “Sappho” schilder. 97 De scène toont een strijdwagen met de vier paarden in volle galop. Links naast de wagen rennen twee Amazones, gekleed als hoplieten. Zij proberen de paarden bij te houden. Achter hen loopt een derde Amazone, een boogschutter die rond kijkt, gevolgd door weer een hopliet. Achter de strijdwagen loopt een vijfde Amazone, een boogschutter. Maar de meest boeiende figuur is de menner. Ze staat rechtop in de strijdwagen, iets gebogen met de teugels in de hand én ……..ze heeft duidelijk getekende vrouwenborsten onder haar chiton!!
~ Amazone in chiton met afgetekend borsten op roodfigurig vaatwerk. Pl. 79. Attische roodfigurige kantharos. Ca 490- 480 v. C. 98 Brussel. Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis A 718. Door Douris gesigneerd als pottenbakker en schilder. De compositie van deze Herakles’ Amazonomachie is vrij ongebruikelijk. Herakles en Telamon bewegen zich van rechts naar links. De twee helden sieren ieder één kant van de vaas maar de kant met de Herakles is voor deze paragraaf de interessantste. In het centrum van de scène staat Herakles, terwijl hij een Amazone in de borst steekt. De vrouw, steunend op haar linkerknie, zakt achterover. Ze draagt een chiton met dubbele overbloezing waardoor de vorm van haar borsten duidelijk zichtbaar is. Deze kantharos zou kunnen worden gebruikt als voorbeeld om de thesis van Keuls te ondersteunen. De stervende Amazone wordt hier inderdaad in de borst gestoken. Maar Herakles doorsteekt haar niet juist naast de tepel. Keuls beweert dat op veel vazenschilderingen Amazones een steek in de borst kregen naast de tepel, een feit waaraan ze mede haar stellingen over de Atheense phallocratische maatschappij mede aan ophangt. Op Attische vazen uit de 6e en 5e eeuw v. C. heb ik echter geen enkel voorbeeld kunnen vinden van een Amazone die op deze manier in de borst wordt gestoken.
96
VON BOTHMER 1957, p.107, n° 185, pl. LXIV, 5. BEAZLEY (J.D.). Der Berliner Maler. Victoria, 1964, pl. 22, n° 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones. pp. 632- 633, n° 755. 97 ABL p. 228, n° 57. 98 VON BOTHMER 1957, p. 132 n° 10, pp. 139-141, pl. LXX, 4. CVA III c pl. 5-6 ARV p. 292, n° 197. ROBERTSON 1992, p. 92. BENSON (C.). Volutenkrater mit Amazonen. In: REEDER (E.D.). Pandora: Frauen im Klassischen Griechenland. Mainz, 1995, pp. 374- 37.
102
~ Amazone met chiton met gesuggereerde borsten. Pl. 80. Attische roodfigurige kelkkrater. Ca 440 v. C. 99 Ferrara. Museo di Spina T 1052. Door Beazley toegeschreven aan de “Achilles” schilder. 100 We zien op deze vaas vier vechtende groepen van krijgers en Amazones. Bij iedere Amazone is door middel van een inscriptie de naam vermeld. De eerste groep wordt gevormd door een Amazone te paard die het opneemt tegen een Griek te voet. Daar de Amazone met beide benen aan de linkerkant van haar paard is afgebeeld, mogen we aannemen dat ze van haar rijdier stijgt. De tweede groep toont twee strijders te voet, een Griek en een Amazone met haar naam in een inscriptie. In de derde groep zien we Peirithoös, de makker van Theseus, en een Amazone. De vierde groep tenslotte bestaat uit Theseus en de Amazonekoningin Antiopeia. In deze laatste scène is ook een gewonde Amazone afgebeeld. Twee Amazones dragen een korte chiton waarin de borsten op een prachtige wijze gesuggereerd worden. Men neemt aan dat deze scènes sterk beïnvloed zijn door de wandschilderingen van Polygnotos en Mikon in het Theseion en de Stoa Poikile te Athene. De twee bomen die de scène links en rechts begrenzen en de steen waarop Peirithoös zijn voet zet, suggereren waarschijnlijk natuurelementen die overvloedig aanwezig waren op deze wandschilderingen. De namen van de Amazones op deze vaas komen ook regelmatig voor op ander Attisch vaatwerk. 101
~ Amazones met “ aangepast” anatomisch kuras. Pl. 81. Attische roodfigurige volutenkrater. Ca 450 v. C. 102 Bazel. Antikenmuseum BS 486. Door Beazley toegeschreven aan de “Bologna” schilder. 103 Op iedere zijde van deze krater staat één van de grote Theseus’ Amazonomachieën afgebeeld. De held Theseus, een gebaarde krijger -uitzonderlijk!- in volledige hoplietenuitrusting, probeert een Amazone te doorsteken. De dame draagt echter een bronzen anatomisch kuras. Of de Amazone kan doorstoken kan worden valt te betwijfelen. De borsten met duidelijke tepels zijn vorm gegeven in het kuras. Ook een andere Amazone draagt een anatomisch kuras maar boven een broekpak. Ondanks hun stevig bronzen harnas zijn de dames de verliezende partij. Ze zijn al op de knieën gezonken of worden omver gestoten. Op de keerzijde ziet de situatie er voor de Amazones iets beter uit. Het gevecht is in volle gang en de dames staan nog goed hun “mannetje”. Ook hier dragen sommige Amazones een anatomisch kuras maar over een broekpak. De Amazones in een kuras vormen nochtans een minderheid. De meeste Amazones dragen een lederen kuras en een broekpak met tuniek.
99
VON BOTHMER 1957, p. 161, n° 4, p. 170. ALFIERI (N.) en ARIAS (P.E.). Spina. Die neuentdeckte Etruskerstadt und die griechischen Vasen ihrer Gräber. München, 1958, p. 48, pl. 54- 59. 100 ARV p. 637, n° 42. 101 ALFIERI (N.) en ARIAS (P.E.). Spina. Die neuentdeckte Etruskerstadt und die griechischen Vasen ihrer Gräber. München, 1958, p. 48, afb. 54- 59. 102 SHEFOLD (K) en JUNG (F.). Die Urkönge, Perseus, Bellerophon, Herakles und Theseus in der klassischen und hellenistischen Kunst. München, 1988, pp. 275, 277, pl. 326, p. 276, 359 n. 718. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 606, n° 302, dl. I, 2, pl. 302, pp. 480- 481. 103 ARV² p. 612, n° 2.
103
~ Amazone met een “ cross-your-heart bra”. Attische roodfigurige squat lekythos uit Piraeus. Late 5e eeuw v. C. Berlin. Staatliche Museen 2690.
104
Deze brede band is vaak afgebeeld op beeldhouwwerk en op vazen en wordt gedragen op dezelfde manier als de schouderband die ook kruiste op de borst of op de rug. Zoals nu nog steeds in bepaalde streken van Noord- Afrika gebruikelijk is, werd aan deze schouderband wapentuig gehangen. 105 Bij de Amazones zien we de gorytos, de boog- en pijlenkoker en eventueel de boog aan deze band opgehangen. 106
Een enkele keer zien we Amazones met naakte borsten op Attische roodfigurige keramiek. In de Griekse beeldhouwkunst was deze ontwikkeling al eerder aan de orde en de Attische schilders zijn hier duidelijk door de beeldhouwkunst beïnvloed. Kopieën van de Amazonomachie die eens het schild van Athena Parthenos van Phidias, sierden tonen de dames met korte chitons. 107 Op dit schild had Phidias de strijd tussen de Amazones en de Atheners ten tijde van Theseus gebeeldhouwd naar analogie van de strijd van de Grieken tegen de Perzen in de 5e eeuw v. C. Phidias zou niet alleen Pericles maar ook zichzelf geportretteerd hebben als deelnemer aan deze legendarische strijd tegen de Amazones. 108 Bij de verslagen Amazones is de kleding open gescheurd en hangt het gewaad over één schouder naar beneden, zodat er een borst van de Amazone is te zien. 109 PL 82. Dat een ontblote borst een symbool is voor een gewelddadige dood lijkt hier te worden onderschreven. Wanneer een krijgsvrouw neervalt blijft haar kleding, tegen alle wetten van de zwaartekracht in, open hangen, zodat haar naakte linkerborst kan worden getoond. Volgens Harrison is hier aan sommige Amazones opzettelijk een openhangende kledingstuk gegeven om te tonen dat ze inderdaad een Amazone is. De openhangend kleding met één borst onbedekt moeten we zien als een soort uniform van een Amazone. 110 104
VON BOTHMER 1975, n° 27, p. 176. SCHWAB (K.A.). The Parthenon Metopes and Greek Vase Paintings: A study of Comparison and Influences New York, 1988, p. 203, pl. 154, 2. STURGEON (M.). The Corinth Amazon. In: AJA 99, 1995, pp. 492- 493, n. 45. 105 MERNISSI (F.). Dreams of Trespass: Tales of Harem Girlhood. Reading Mass. , 1994, p. 68. 106 ARIAS (P.E.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre griechische Vasenkunst. München, 1960, pl. 114. 107 HARRISON ( E.B.). Motifs of the City-siege on the Shield of Athena Parthenos. In: AJA 85, 1981, p. 297, pl. 4, pl. 47, pl. 7. 108 DUBOIS (P.). Centaurs and Amazons: women and the prehistory of the great chain of being. Ann Harbor, 1993, pp. 63- 64. 109 HARRISON ( E.B.). Motifs of the City-siege on the Shield of Athena Parthenos. In: AJA 85, 1981, p.283, pl. 1 fig. 5, 19, 20, p. 291, pl. 3. 110 HARRISON ( E.B.). The Composition of the Amazonomachy on the Shield of Athena Parthenos. In: Hesperia 35, 1966, pp. 114-115, 294.
104
Fantham ziet het heel anders. Hij brengt Amazones met één naakte borst in verband met de kleding van vrouwelijke hardlopers. Antieke schriftelijke bronnen bewijzen inderdaad dat vrouwelijke atleten deze outfit droegen. Ook een bronzen beeldje van een rennend meisje uit ongeveer 560 v. C., nu in het British Museum, kan gelden als bewijs. 111 Deze associatie met vrouwelijke atleten wordt volledig ontkend door Serwint. Zij wijst op de latere literaire traditie dat Amazones hun rechterborst zouden verminken of verwijderen. De naakte borst bij Amazones in de klassieke Griekse beeldhouwkunst zou dan symbolisch verwijzen naar deze traditie. 112 Ook op de Amazonomachie op de metopen aan de westzijde van het Parthenon zien we Amazones met één borst onbedekt. 113 Deze metopen, hoewel sterk verminkt, tonen nog duidelijk dat ook hier Amazones en Centauren zijn gebruikt als symbool voor alles wat de polis Athene wilde buiten sluiten. De maatschappij van de Amazones en de Centauren, gebaseerd op één sekse, hun chaotisch, ongeordend geweld, hun cultuur die dichter stond bij de beesten dan bij de mens, dit alles werd in schril contrast met de “beschaving” van de Atheners gezien. Het hele Parthenon kan opgevat worden als een project dat de eenheid van de Atheners moest benadrukken tegen ongewenste krachten van buitenaf. 114 Hetzelfde geldt voor de Amazonebeelden uit Ephesos. Plinius schreef dat Phidias en vier of vijf andere Griekse beeldhouwers in de 5e eeuw v. C. standbeelden van Amazones maakten voor de tempel van Artemis in Ephesos. De Romeinse marmerkopieën van deze Amazonenbeelden tonen de dames in korte chitons die worden vastgemaakt op één schouder, zodat één borst onbedekt blijft. 115 Pl. 83. De Attische kunstenaars die in hun roodfigurige vaatwerk een Amazone met één borst onbedekt afbeelden zijn waarschijnlijk beïnvloed door de monumentale, helaas verloren, wandschilderingen van het Theseion die tot stand kwamen tussen 470 en 460 v. C. De voluten krater die hieronder besproken wordt, kan gelden als de link tussen deze wandschilderingen en de Amazones op Attische roodfigurige vazen.
111
FANTHAM (E.). Women in the Classical World: Image and Text. New-York, Oxford, 1994, p. 59. SERWINT ( N.). The Female Athletic costume at the Herraia and Prenuptial Initiation Rites. In: AJA 97, 1993, pp. 411- 414. 113 VON BOTHMER 1957, pp. 208- 209. BROMMER (F.). Die Metopen des Parthenon. Mainz, 1967, pl. 225. 114 DUBOIS (P.). Centaurs and Amazons: women and the prehistory of the great chain of being. Ann Harbor, 1993, p. 63- 64. 115 Lansdowne Amazone. Romeinse kopie. Marmer. 5e eeuw v. C. New York. The Metropolitan Museum of Art 32.11.14. VON BOTHMER 1957, pp. 220- 221. RIDGWAY (B.). A story of Five Amazons. In: AJA 78, 1974, pp. 1-17. WEBER (M.). Die Amazonen von Ephesos. In: Jahrbuch des Deutschen Archäologischen Instituts 91, 1976, pp. 28- 96 . GAUER (W.). Die Gruppe der ephesischen Amazonen, ein Denkmal des Perserfriedens. In: CAHN (H.A.). en SIMON (E.). Festschrift für Roland Hampe. Mainz, 1980, pp. 219- 224. COHEN (B.). Divesting the female breast of clothes in classical sculpture. In: KOLOWSKI-OSTROW (A.O.) en LYONS (C.L.). Naked Truths: Women, Sexuality and Gender in Classical Art and Archaeology. New York, 1997, p. 78, pl. 8. 112
105
~ Amazone met naakte borst op roodfigurig vaatwerk. Pl. 32. Attische roodfigurige volutenkrater uit Numana, bij Ancona. Kort voor 460 v. C. 116 New-York. The Metropolitan Museum of Art 07.286.84. Door Beazley toegeschreven aan de schilder van de “Woolly Satyrs”. 117 De scène toont een gevecht tussen Grieken en Amazones. Het gaat hier om een Amazonomachie waarbij een hele reeks personages, Grieken en Amazones, betrokken zijn, zowel te voet als te paard. De associatie van deze vaas met de monumentale muurschilderingen van Mikon en Polygnotos is overduidelijk. 118 Volgens Robertson zijn de scènes die op deze vaas worden afgebeeld gekopieerd van de muurschilderingen die ooit drie wanden van het Theseion in Athene sierden. Pausanias liet ons de onderwerpen na: een Amazonomachie, een Centauromachie en Theseus onder de zee. Over de vierde wand vertelt Pausanias ons niets, maar we mogen echter veronderstellen dat die wel bestond maar dat in de tekst van Pausanias een gedeelte verdwenen is. Deze vierde muurschildering zou, aldus Pausanias, van de hand van de beroemde Mikon zijn. Of de overige drie wanden door dezelfde kunstenaar werden geschilderd of door Polygnotos weten we niet. Het is duidelijk dat de kunstenaar niet de hele compositie van de wandschildering kon overnemen en moest worstelen met ruimtegebrek op de vaas. Het centrale deel van de scène werd tussen de handvatten geschilderd, maar de rest van de afbeelding loopt door onder het handvat. 119 Voor de bewijsvoering verwijst Robertson naar Barron die zich hierbij concentreert op de naakte Griek die met een enorm lange speer een Amazone treft. De spieren van de buikpartij van deze krijger zijn geschilderd in vier delen, wat in het werk van deze schilder nergens voorkomt. Barron leidt daaruit af dat een wandschildering hiervoor model stond en wel een schildering in het Theseion. 120 Met andere gelijksoortige naakten op Attisch roodfigurige vaatwerk ondersteunt hij zijn bewijsvoering. 121 Ook uit andere details van deze afbeelding kan worden afgeleid dat een grotere schildering als model werd gebruikt: de hoofden van twee Amazones die gezien worden in driekwart, de variatie in de houding van de personages en de meander die dienst doet als grondlijn waarop de meeste strijders figureren met enkele figuren die hoger zijn geschilderd, als het ware in de verte. Vooral de combinatie van figuren op de voorgrond, op een vaste grondlijn, en groepen die meer in de verte staan, iets hoger geschilderd, werd gebruikt bij muurschilderingen. Ook het feit dat de figuren veel verder uit elkaar staan dan normaal doet denken aan meer monumentale werken. Sommige personages zijn verborgen achter een heuveltje. Landschappen op muurschilderingen toonden bomen en lage planten. Ook op deze vazenschildering zijn daar sporen van terug te vinden: de lage plant op de voorgrond, misschien een narcis en een boom zonder bladeren in de achtergrond. Een aantal andere vazenschilderingen van complexe gevechtsscènes vertonen gelijkaardige kenmerken zoals de houding van de personages, de compositie, de kleding en de schildblazoenen zodat we wel moeten besluiten dat er een externe bron bestond waaruit de schilders hun inspiratie haalden. 116
LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 606, n° 295. VON BOTHMER 1957, pp. 161- 162, n° 7, pp. 167- 169, pl. LXXV. BARRON (J.P.). In: JHS 92, 1972, 34 pl. IV, a 117 ARV p. 427, n°1. 118 COHEN (B.). Divesting the Female breast of clothes in classical sculpture. In: KOLOWSKI- OSTROW (A.O.) en LYONS (C.L.). Naked Truths: Women, Sexuality and Gender in Classical Art and Archaeology. New York, 1997, p. 89. 119 ROBERTSON 1992, p. 182 en p. 182, note 127. 120 BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: The Murals of the Theseion. In: JHS 92, 1972, p. 34. 121 ROBERTSON 1992, p. 181.
106
En omdat het gaat over een hele reeks vazenschilders en hun productie tijdens een vrij lange periode, is een wandschildering de aangewezen bron. 122 Het creëren van diepte door de personages niet op dezelfde lijn te plaatsen zou een uitvinding van de schilder Polygnotos zijn. Volgens Williams zou dit geen “ uitvinding” uit de klassieke periode zijn maar uit een eerdere periode. Griekse schilders zouden al geëxperimenteerd hebben met een wisselende grondlijn en het creëren van diepte op muurschilderingen vanaf de late 6e eeuw v. C. Vazenschilderingen leveren hiervoor de nodige bewijzen, aldus Williams. Door de beperkte oppervlakte van de vazen waren deze experimenten veel moeilijker dan de toepassingen op muren. Ook het schilderen met verkort perspectief en de juiste weergave van het menselijk lichaam werd al vroeg uitgeprobeerd op wandschilderingen. Maar we beschikken enkel over vazenschilderingen om deze evolutie in de Griekse schilderkunst te kunnen volgen. 123 Op de volutenkrater in New York zien we een complex tafereel. Zes Grieken vechten tegen negen Amazones. Uiterst links grijpt een Griek met mantel en laarzen een Amazone, in chiton met pelta en Thracische kap, bij de voorarm om te verhinderen dat de dame hem met haar speer doorsteekt. Centraal zit een Amazone te paard, uitgedost in haar typische “barbaarse” Amazoneoutfit met broekpak, oosterse kap en laarzen. Ze steekt met haar speer een naakte Griek op de grond die zich probeert te verbergen onder zijn schild. Hij is op de rug gezien. Een jonge Griek, volgens Von Bothmer misschien Theseus, richt zijn speer op een Amazone die zich omdraait en een strijdbijl hoog boven haar hoofd zwaait. De Griek heeft zijn helm omhoog geschoven en eronder zien we de alopekis, de Thracische kap. Ook haar vriendin slingert met de rechterhand haar strijdbijl boven het hoofd. De twee Amazones dragen wel de typische lange broek, maar in plaats van de normale jakjes met lange mouwen dragen ze erboven een korte mouwloze chiton. Bij één van deze twee Amazones springt de chiton open op de rechterschouder en fladdert naar beneden waardoor de rechter- en een deel van de linkerborst te zien zijn. Onder het handvat loopt de scène door met een gewonde Amazone achter een heuveltje en een Griek die een Amazone met zijn speer door de schouder steekt. De speer komt even boven haar linkerborst weer te voorschijn. De zwaargewonde vrouw probeert nog om de speer eruit te trekken maar stort neer over de meander die de grondlijn vormt. Haar vriendin staat als verlamd naar deze horrorscène te kijken en vergeet daarbij de wonde in haar eigen rechterbeen. Een vierspan raast voorbij en erachter zien we een Amazone die haar speer gooit naar een naakte Griek. Al deze Amazones zijn gekleed in een korte chiton en oosterse kap of helm. Ze hebben een pijlenkoker aan de zijde of dragen een pelta. De scène vervolgt met de naakte krijger waarop de bewijsvoering van Barron steunt. De Amazones zijn hier veel vrouwelijker afgebeeld dan op eerdere vazen. Daar waren soms wel borsten te zien maar dan vaag zichtbaar door de chiton heen. Hier zijn de borsten van één Amazone naakt.
122 123
BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: The Murals of the Theseion. In: JHS 92, 1972, pp. 34- 35. WILLIAMS (D.). The invention of the red-figure technique and the race between vase-painting and free painting. In: RASMUSSEN 1991, p. 111- 112.
107
In de 4e eeuw v. C. komen op het Attische roodfigurige vaatwerk nog steeds Amazones voor in een broekpak of in een korte chiton. Beide outfits komen ongeveer evenveel voor. De korte chiton die de rechterborst vrij laat is dan niet langer een grote uitzondering. Hier volgt een korte bespreking van een hydria uit de 4e eeuw v. C. De 4e eeuw v. C. valt buiten het tijdsbestek van deze scriptie en wordt daarom niet verder uitgediept.
~Amazone met naakte borst op roodfigurig vaatwerk. Pl. 84. Attische roodfigurige hydria uit Olynthos. Ca 350 v. C. 124 Saloniki. Archeologisch Museum V 145. Toegeschreven aan de “Europa” schilder. De scène speelt zich af op een slagveld: een Amazone te paard wordt links en rechts aangevallen door een hopliet. Ze verweert zich fel met haar strijdbijl. Een tweede Amazone ligt getroffen op de grond onder de voet van de rechtse hopliet. Beide dames dragen een chiton die de rechterborst vrij laat.
124
LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 609, n° 345. WALTER (H.). Zu den Attischen Amazonenbildern des vierten Jahrhunderts v. C.hr. In: Jahrbuch des Deutschen Archeologischen Institut, 1958, p. 42, afb. 6. ROBINSON (D.). Excavations at Olynthus V, 1933, p. 145, pl. 91- 92.
108
§ 3 Naakte Amazones? Krijgers zijn soms gekleed in een doorzichtige chiton zoals op de Attische roodfigurige volutenkrater uit Napels 125 Pl.85. Ook dames worden afgebeeld met een chiton waardoor de schaamstreek mét het schaamhaar te zien is zoals op een Attisch roodfigurig fragment, beschilderd door Douris. 126 Pl 86. Op Attische vazen is er een enkele keer een Amazone met doorzichtige chiton afgebeeld waardoor de vrouwelijke geslachtsdelen te zien zijn. Op het Attische roodfigurige vaatwerk zien we dat de vrouwelijke genitaliën worden getoond in twee soorten scènes. Een aantal afbeeldingen tonen een man die kijkt naar een vrouw met ontblote schaamstreek. 127 Pl. 87. Daarnaast staan er op sommige Attische roodfigurige schilderingen vrouwen die hun geslachtsdelen rechtstreeks tonen aan ons, de kijkers. 128 Pl. 88. Het feit dat de schilders voor dit onderwerp kozen, bewijst dat er een publiek bestond dat door dit soort afbeeldingen erotisch werd gestimuleerd. Het schaamhaar van de vrouw maakte blijkbaar deel uit van deze visuele stimulatie. Vooral het Attische roodfigurige vaatwerk dat bestemd was voor de Etruscische markt was versierd met dit soort erotische taferelen. Maar ook in Attica zelf is vaatwerk met expliciete erotische onderwerpen gevonden. Op keramiek met zwartfigurige taferelen wordt het schaamhaar van een vrouw niet afgebeeld. De invloed van dit zwartfigurige aardewerk was in de eerste jaren van de roodfigurige productie zo sterk dat ook daarop in het begin geen vrouwelijk schaamhaar werd getoond. Later overwonnen de Attische schilders blijkbaar hun afkeer om vrouwelijk schaamhaar te schilderen, maar het blijft onduidelijk wanneer en waarom de kunstenaars van mening veranderden. 129 Amazones zijn nooit naakt afgebeeld op Attisch keramiek. De volgende amfora uit het Louvre zou dé grote uitzondering kunnen zijn maar er is veel discussie over de vraag of de vrouwen op deze vaas wel Amazones zijn.
125 126
127
128
129
Napels, Museo Nazionale 2421. Zie hoofdstuk V, par. 4. Roodfigurige fragmenten. Parijs. Bibliothèque Nationale, cabinet des Médailles 575. BUITRON-OLIVER (D.). Douris. A Master -Painter of Athenian Red-figure vases. Mainz, 1995, pl. 91. Deze Attische vaas ging verloren. KEULS 1985, pl. 164 . KILMER (M.). Greek Erotica on Attic Red-Figure Vases. Londen, 1993, pl. R 490. ARV² p. 339, n° 55. Roodfigurige schaal. Berlin. Staatsmuseum 3757. ARV² p. 404, n° 11. KEULS 1985, pl. 149. KILMER (M.). Greek Erotica on Attic Red-Figure Vases. London, 1993, R 531. KILMER (M.). Greek Erotica on Attic Red-Figure Vases. London, 1993. P. 143.
109
~ Badende Amazones. Pl. 89. Attische klokamfora met witte figuren op zwarte achtergrond. 130 Paris. Musée du Louvre F 203. De amfora is gesigneerd door Andokides als pottenbakker. Volgens Beazley is Andokides ook de schilder van de afbeeldingen op deze vaas. 131 De vaas is vaak herschilderd en de details zijn niet altijd even duidelijk. Deze vaas kan beschouwd worden als een soort experiment met “ witte” figuren. De kunstenaar bedekte de vaas met wit slib. Vervolgens schilderde hij de achtergrond zwart zoals bij roodfigurige vazen. De personages, de vissen en de zuil zijn hier uitgespaard tegen de zwarte achtergrond, zoals bij roodfigurige vazen. 132 We zien vier naakte vrouwen. De vrouw uiterst rechts giet olie in haar linkerhand vanuit een aryballos. Een tweede vrouw zwemt half op de zijde, half op de buik, terwijl ze achterom kijkt. De derde vrouw staat op een klein plankje , een soort duikplatform. Door andere afbeeldingen in de Griekse kunst weten we dat er grotere en meer versierde duikplatforms werden gebruikt. Vooral de wandschilderingen in het graf van de duiker in Paestum hebben meer informatie verschaft. Daar zien we hoe een man vanaf een hoogte naar beneden duikt. Voor de onderzoekers is het onduidelijk of hier een gebouwtje, gemetseld met horizontale stenen, of drie ladders met de horizontale sporten zijn afgebeeld. 133 De vierde vrouw wandelt achter een zuil door, terwijl ze omkijkt naar haar vriendinnen. Misschien wordt door deze zuil een gebouw gesuggereerd. Twee van de vrouwen dragen hoofddeksels. De zwemmende en de duikende vrouw hebben hun sakkos boven zich hangen. Kilmer ziet in de sakkos boven de duikster de afbeelding van het vrouwelijke geslachtsdeel met een eigenaardige vulva - achtige opening. De sakkos is geschilderd met korte, donkere penseelstrepen. Op dezelfde manier worden op Attische roodfigurige vazenschilderingen de stoppeltjes afgebeeld die te zien zijn wanneer een vrouw haar schaamhaar heeft verwijderd. Pl. 90. 134 Iedere vis in het water lijkt verdacht veel op een olisbos of dildo waarop soms oogjes waren getekend. Pl. 91. 135
130
VON BOTHMER 1957, p. 149, n° 34, pp. 153- 154. ARV² p. 3- 5. SCHEFOLD (K.). Gods and Heroes in Late Archaic Greek Art. 1992, p. 116- 117, pl. 135- 136. KILMER (M.). Greek Erotica on Attic Red-Figure Vases. London, 1993, pp. 90- 91. ROBERTSON 1992, p. 51, p. 301, note 53. BOARDMAN 1975, pl. 4. 131 ARV p. 2, n ° 11. ARV² p. 4, 13. 132 ROBERTSON 1992, p. 51. 133 SLATER (W.J.). High Flying at Paestum. In: AJA 80, 1976, pp. 423- 424. HOLLOWAY (R.R.). High Flying at Paestum.: A Reply. In: AJA 81, 1977, pp. 554- 555. SLATER (W.J.). High Flying at Paestum: Further Comments. In: AJA 81, 1977, pp. 555- 557. 134 KILMER (M.). Greek Erotica on Attic Red-Figure Vases. Londen, p. 90, R 531. Urinerende vrouw. Berlin 3757. ARV² p. 404, n° 11 . KEULS 1985, pl. 149. 135 Roodfigurige schaal. London, British Museum E 815. Toegeschreven aan de “Nikosthenes” schilder. ARV² p. 125. KEULS 1985, pl. 80. PESCHEL (I.). Die Hetäre bei Symposion und Komos in der Attisch-rotfigurigen Vasenmalerei des 6. -4. Jahrh. V. Chr. Frankfurt am Main e.a. , 1987 , p. 79. KILMER (M.). Greek Erotica on Attic Red-Figure Vases. London, 1993, R 212.
110
Het is normaal dat de vrouwen naakt zijn, want ze nemen een bad. Naaktheid kan hier echter, samen met de phallische vissen, de eigenaardige sakkos en de aryballos, wijzen op een seksueel aspect. Omdat badscènes vaak een min of meer expliciete lesbische connotatie hebben, denkt Kilmer dat hier een lesbische scène is afgebeeld, hoewel minder expliciet. 136 Boardman is het hier helemaal niet mee eens en denkt aan een genre-stuk met baadsters. 137 Von Bothmer is overtuigd dat deze badende vrouwen Amazones zijn. Aan de voorkant van deze vaas zien we namelijk enkele Amazones, klaar voor vertrek. Een boogschutter zit al te paard. Het rijdier wordt bij de teugels gehouden door een tweede Amazone, terwijl een derde strijdvrouw het harnas omgordt. Helm, schild en zwaard liggen klaar. Volgens Von Bothmer zijn de dames op de keerzijde dan ook Amazones, niet “ aan het werk” maar geschilderd terwijl ze zich ontspannen. Hij ziet in de afbeelding een hoogst ongebruikelijke weergave van vrouwen die zich wassen. De dames zwemmen in open zee zoals de geschilderde vissen aangeven. De zwemmende dame en de duikster hebben een lint om het korte haar. Bij de vrouw die wegloopt zien we een soort doek met bolletjespatroon dat het haar bedekt onder een lint. Von Bothmer ziet in deze hoofdbedekking een exotische muts waarvan de flap onder het lint is geschoven, een reden te meer om hier te denken aan een Amazone. 138 Ook Steiner denkt dat deze vaas Amazones afbeeldt. Ze wijst erop dat op iedere zijde uiterst rechts een figuur is afgebeeld die zich omdraait. Deze twee personages zijn vrijwel identiek. Ze verbinden de twee kanten van de amfora en noden als het ware de toeschouwer om de andere kant van de vaas te bekijken. Aan beide zijden zien we dezelfde opvallende elementen: mannelijk gedrag en typische uitrusting en kleding. Aan de voorkant zijn dat personages te paard of gewapend. Aan de keerzijde is het de typische muts, de aryballos en de atletiek die door vrouwen wordt beoefend. Ook zij stelt vast dat deze scène met vrouwen wel erg ongebruikelijk is. De scène op de keerzijde blijft moeilijk te verklaren. Gaat het op deze vaas om twee aspecten van het Amazoneleven? Spelen de twee scènes zich simultaan af of gaat het hier om een opeenvolging van scènes: eerst “ werken” de Amazones, ze maken zich op voor de strijd, daarna zoeken ze ontspanning? 139 Ook de aryballos in de hand van de staande vrouw op de keerzijde wordt in de discussie mee genomen. Het is eigenaardig dat de vrouw geen alabastron in de hand heeft, het soort olieflesje dat in Griekenland door vrouwen werd gebruikt. De dame op deze vaas gebruikt een aryballos, een rond olievaasje en de gebruikelijke oliehouder voor een mannelijke atleet. Op Attische vazenschilderingen duikt de aryballos echter ook op in scènes met een erotisch onderwerp. Blijkbaar speelde dit olieflesje een rol bij homoseksuele en lesbische activiteiten evenals bij vrouwelijke masturbatie. Maar het olieflesje wordt vooral afgebeeld in scènes met een heteroseksuele anale copulatie als onderwerp. Een aryballos alleen is niet voldoende om een scène een seksuele connotatie te geven maar in combinatie met andere seksuele accessoires wijst dit olieflesje op een erotische scène.
136 137
138 139
KILMER (M.). Greek Erotica on Attic Red-Figure Vases. London, 1993. pp. 89- 90. BOARDMAN (J.). Athenian Red figure Vases. The Archaic Period. A Handbook. London, 1975. p. 17 en pl. 4. VON BOTHMER 1957. pp. 153-154. STEINER (A.). Illustrious Repetition: visual Redundancy in Exekias and his Followers. In: OAKLEY (J.H.) en COULSON ( W.D.E.). Athenian Potters and Painters. The conference Proceedings. Exeter, 1997, p. 163- 164.
111
Een voorbeeld hiervan zien we op een schaal, beschilderd door Douris, met een anale copulatie als onderwerp. De houding van het koppel en de woorden van de man ”hou je stil” maken duidelijk dat het hier over een anale copulatie gaat, wat wordt onderstreept door de aanwezigheid van een aryballos die vóór het paar hangt. 140 Pl. 92. Volgens Dillon 141 hoort een aryballos ook bij de uitzet van een Griekse vrouw bij haar begrafenis. Hij haalt hier enkele afbeeldingen op Attische witte lekythoi aan als bewijs. Telkens staat er een vrouw met een aryballos op in gezelschap van de veerman Charon die haar naar de Onderwereld zal brengen 142 Pl. 93. Als het op deze klokamfora in het Louvre werkelijk gaat om Amazones dan is deze afbeelding van de Andokides schilder het enige voorbeeld van naakte Amazones op Attisch vaatwerk in de 6e of 5e eeuw v. C.
~ Amazone met doorzichtige chiton. Pl. 94. Attische roodfigurige squat lekythos uit Athene. Ca 440- 420 v. C. 143 New York. The Metropolitan Museum of Art 31.11.13. Door Haspels toegeschreven aan de “Eretria” schilder. 144 We zien een uitgebreide Amazonomachie van Theseus met acht Grieken tegen tien Amazones. De personages zijn op twee hoogtes geplaatst met de krijgsvrouwen bijna allemaal op het hoogste niveau. De meeste Amazones zijn gekleed in een exotische outfit. Eén Amazone, een boogschutter, is door een Griekse speer in de rug getroffen en op haar knieën gezonken. Onder haar doorzichtige chiton is haar hele lichaam te zien. Volgens Plinius was dit een innovatie van Polygnotos. Hij schilderde als eerste op een muurschildering In het Theseion een vrouw met een doorzichtige chiton. 145
140
Roodfigurige schaal Boston. Museum of Fine Arts 1970. 223. BUITRON-OLIVER (D.). Douris. A Master-Painter of Athenian Red-Figure Vases. Mainz, 1995, pl. 233. ARV² p. 444. CARPENTER (T.C.). Beazley Addenda. Additional References to Beazley, Attic Black-figure Vase-Painters, Beazley, Attic Red-figure Vase-Painters and Paralipomena. Oxford, 1989, p. 118. KILMER (M.F.). Greek Erotica on Attic Red-Figure Vases. Londen, 1993, pl. R 577. SUTTON (R.F.). The interaction between Men and Women portrayed on Attic Red-Figure Pottery. Chapel Hill, 1981, pl. 4, L 12. 141 DILLON (M.). Girls and Women in classical Greek religion. Londen, New York, 2002, p. 288. 142 Attische lekythos met witte ondergrond uit Athene. Laatste kwart 5e eeuw v. C. Providence, Rhode Island. School of Design 25.082. ARV p. 1376, n°5. LIMC, dl. III, 1. Charon, p. 215, n° 36, dl. III, 2, pl. 36, p. 170. BUITRON (D.M.). Attic Vase-painting in new England Collections. 1972, pp. 142- 143. KURTZ ( D.C. ). Athenian White Lekythoi. Oxford, 1975, p. 223, pl. 50, 1a-b. 143 VON BOTHMER, 1957, p. 162, n° 15, p.173, pl. LXXVII, 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 602, n° 242, dl. I, 2, pl. 242, p. 471. LEZZI-HAFTER (A.). Der Eretria- Maler: Werke und Weggefahrten. Mainz, 1988, pl. 50, a-c, pl. 154, a-f, pl. 155, a,b,c. 144 ARV p. 725, n°7. 145 BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: The Muralls of the Theseion. In: JHS 92, 1972, p. 25, p. 37.
112
§ 4 Erotisch door het haar, de juwelen en de tatoeages? Jonge meisjes wijdden op het einde van hun kindertijd hun lange haren aan Artemis. Daarna, als getrouwde vrouw, droegen ze hun haar nooit meer echt lang. 146 Jonge meisjes droegen het lange haar los op de rug zoals te zien is op de fries van het Parthenon. Vrouwen droegen het haar opgeknoopt in de nek, vaak gedraaid in een sjaal. 147 Op het zwartfigurige Attische vaatwerk zien we de vrouwen vaak afgebeeld met een grote lok haar hangend vóór de schouder en een krul vóór het oor. Met een golvende lijn op het voorhoofd wordt gesuggereerd dat het haar daar gekruld of gegolfd werd. 148 Lange losse haren bij volwassen vrouwen waren in Griekenland kenmerkend voor de maenaden, de vrouwelijke volgelingen van Dionysos. Het haar zwierde wild in het rond, terwijl ze dansten. Los hangende haren waren in Attica symbool voor het afwijzen van de volgzame rol van de vrouw en een teken van ongebondenheid en zich niet houden aan de maatschappelijke normen. 149 De maenaden suggereerden dat in iedere Atheense vrouw de kracht schuilde om de culturele normen en die van de polis te doorbreken. De complete mannelijke controle in Athene over de vrouw werd door deze en andere mythen uitgelegd en gerechtvaardigd. 150 De volgzame Atheense vrouw droeg het haar netjes en verzorgd en bij rituele gelegenheden vaak met zorg gekapt 151 Vrouwen droegen ook een sakkos, en een enkele keer is ook een Amazone ermee afgebeeld. De sakkos bestond uit een lange band stof die rond het hoofd werd geknoopt zodat een soort kapje werd gevormd. Om de sakkos af te nemen werd de band losgeknoopt. 152 Pl. 95. De Amazones stonden symbool voor alles wat een Atheense vrouw zeker niet mocht zijn. Ze leefden zonder man en gebruikten mannen alleen om zich voort te planten. Ze voedden alleen de meisjes op en ze trokken ten strijde. Ze werden dan ook op vele Atheense kunstwerken afgebeeld als flinke vechtjassen, maar tenslotte moesten ze altijd het onderspit delven. Bij de Amazones zien we vaak hun lange zwarte haren onder de helm tot op de schouders vallen. De haren zijn op verschillende manieren gekapt en vormen een middel om de verschillende kunstenaars te herkennen. Zo schildert Euphronios bij voorkeur Amazones met omhoog geschoven helmen van waaronder kleine krulletjes of tresjes te voorschijn komen. 153 Pl. 96. Lange en gekrulde haren zijn bij de Grieken blijkbaar geen typisch vrouwelijk attribuut want in de grote Amazonomachieën dragen ook de mannelijke Griekse helden lange haren en ook dat haar is krullend afgebeeld. Wel typisch vrouwelijk zijn de vlechten van sommige Amazones.
146
YOUNGER (J.G.). Sex in the Ancient world. Londen, New-York, 2005, p. 54. NEILS (J.). The Parthenon frieze. Cambridge, 2001, p. 158. 148 BRIJDER (H.A.G.). Siana Cups I and Komast Cups. Amsterdam, 1983, p. 136. 149 DILLON (M.). Girls and Women in classical Greek religion. Londen, New York, 2002, pp. 140, 144. 150 BEARD (M.). Adopting an Approach II. In: RASMUSSEN 1991, p. 31. 151 DILLON (M.). Girls and Women in classical Greek religion. Londen, New York, 2002, p. 144. 152 Roodfigurige schaal. Londen, privé bezit. BUITRON-OLIVER (D.). Douris. A Master-Painter of Athenian Red-Figure Vases. Mainz, 1995, p. 34, pl. 120, E 4. 153 RADFORD (E.). Euphronios and colleagues. In: JHS 35, 1915, p. 117, pl. 3. 147
113
Attische schilders probeerden zich te profileren door een uitgesproken voorkeur voor een bepaalde haardracht in hun kunstwerken aan de dag te leggen. Zo zien we dat de Eretria schilder zijn vrouwelijke personages vooral schildert met het haar opgeknoopt met drie gekruiste banden. 154 Het spreekt vanzelf dat deze details op een schildering de onderzoekers soms in staat stellen om een bepaalde vaas aan een bepaalde schilder toe te schrijven. Blonde haren waren, zo lijkt het, waren voor de Grieken erg aantrekkelijk Hoe is het anders te verklaren dat op een kantharos van Douris de Amazones een Attische helm dragen versierd met blonde haarstukjes op het voorhoofd. Zo lijkt het alsof de dames blond zijn. Alleen een zwart haarsliertje langs de oren van sommige Amazones verraadt hun echte haarkleur. Pl. 78. Amazones die gekleed zijn als hoplieten dragen uiteraard een helm. Bij de licht bewapende Amazones of bij een andere outfit kunnen de dames op het hoofd verschillende soorten mutsen of kappen dragen. De alopekis en de “Phrygische” muts waren allebei ontleend aan de Thraciërs. Een andere hoofdbedekking is de puntmuts, eigen aan de nomadische volkeren ten oosten van de Kaspische Zee, of de Perzische tiara. Vooral na 550 v. C. komen de verschillende mutsen veel voor. Al deze hoofddeksels geven de Amazones een exotische look maar verhogen zeker niet de erotische uitstraling van de strijdvrouwen. Dit effect wordt wel bereikt door de dames af te beelden met juwelen. Vanaf de bronstijd werden in Griekenland oren doorboord om er juwelen in aan te brengen en dit gebruik bleef de hele Oudheid door bewaard. Ook droegen de vrouwen halskettingen, armbanden en vingerringen. Soms werden juwelen door mannen gedragen, maar zij waren toch in de eerste plaats een typische vrouwendracht. 155 Daaruit kunnen we afleiden dat er een erotisch element verbonden is aan het dragen van juwelen. Op een aantal afbeeldingen van Antiope die door Theseus wordt ontvoerd, draagt Antiope een oorring. We mogen er dus vanuit gaan dat een oorring aan een Amazone werd gegeven om haar te vervrouwelijken, zodat de held, in dit geval Theseus, haar zou begeren. Soms draagt Antiope een krans op het hoofd. Zo zien we op de roodfigurige schaal in Londen dat Antiope een puntige kap draagt waar omheen een krans is gelegd. Pl. 69. We zien dus dat in scènes van de roof van Antiope door Theseus de Amazone vaak een oorring draagt in combinatie met een exotisch kostuum waardoor ze geprofileerd wordt als een “vrouw” en als een “niet-Griekse”. In deze ontvoeringscènes dragen ook andere Amazones, gezellen van Antiope, soms een oorring. Ook op andere afbeeldingen die niets met Antiope of haar ontvoering te maken hebben zien we soms Amazones met een oorring. Deze oorringen bestaan meestal uit een schijfje. Ook een oorringetje, versierd met uitstekende puntjes, komt voor. Ook andere juwelen zoals een armband of enkelband werden aan de Amazones gegeven op de Attische vazenschilderingen. Juwelen hebben blijkbaar weinig te maken met een bepaalde kleding, want ook Amazones in de uitrusting van een hopliet dragen soms oorringen.
154 155
LEZZI-HAFTER (A.). Der Schuwalow- Maler. Mainz, 1976, p. 70. YOUNGER (J.G.). Sex in the Ancient world. Londen, New-York, 2005, pp. 24, 62.
114
Tot slot kunnen we ons afvragen of de Attische schilders tatoeages aanbrachten op de Amazones, een element dat bij barbaarse volkeren de schoonheid van de vrouw moest verhogen. Op Griekse roodfigurige vazen zijn Thracische vrouwen inderdaad herkenbaar door hun tatoeages op arm en nek. Het was blijkbaar een “ typisch” exotisch gegeven dat de kunstenaars was opgevallen. Een mooi voorbeeld zien we op een roodfigurigee schaal, gevonden op de Acropolis te Athene. 156 Pl. 97. Hoewel veel Amazones op Attisch vaatwerk Thracische kleding of wapens dragen, bleven de Thracische tatoeages bij de Amazones achterwege. We hebben geen enkele afbeelding van een Amazone met een tatoeage kunnen vinden op een Attische vaas.
~ Amazones met lange krullende haren en opgestoken haar met linten. Pl. 74. Attische roodfigurige kelkkrater uit Numana, ca 465 v. C. 157 New York. The Metropolitan Museum of Art 07.286.86. Door Beazley toegeschreven aan de “schilder van de Berlijnse hydria”. 158 We zien hier enkele Amazones met telkens een verschillende outfit. Zoals te verwachten is het hoofddeksel aangepast aan de kleding. Zo draagt de hopliet een helm en heeft de Amazone in barbaarse outfit een exotische muts op het hoofd. Onder de helm van de hopliet hangen lange gekrulde haren tot ver over de schouders. De dame rechts, gekleed in korte chiton, heeft de haren opgestoken met linten om het hoofd, de “ normale” haardracht van de Griekse vrouw.
156
Attische roodfigurige schaal. Athene. Nationaal Museum Acropolis 439. BOARDMAN (J.). The Greeks Overseas. Londen, 1999, p. 238, pl. 281. 157 VON BOTHMER 1957, p. 161, n° 2, p. 165, pl. LXXIV,2. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 606, n° 296, dl. I, 2, p. 478, pl. 296. HOFKES-BRUKKER (C.). Die Liebe von Antiope und Theseus. In: BABesch 41, 1966, p. 16- 17, pl. 3. BUSSCHOR (E.). Griechische Vasen. München, 1940, p. 199, pl. 214. BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: The Murals of the Theseion. In: JHS 92, 1972, p. 35 en pl. IV, b. 158 ARV p. 429, n° 3. ARV³ p. 616, n° 3.
115
~ Amazones met blonde haarstukjes op roodfigurig vaatwerk. Pl. 79. Attische roodfigurige kantharos. Ca 490- 480 v. C. 159 Brussel. Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis A 718. Door Douris gesigneerd als pottenbakker en schilder. Volgens mij zijn de meest elegante Amazones met een duidelijke vrouwelijke erotische uitstraling op deze kantharos afgebeeld. Op de beide zijden van de kantharos zien we een Amazonomachie. Voor de compositie zijn telkens vijf personages gebruikt. Op de voorkant is Herakles geschilderd in gevecht met vier Amazones. Centraal staat de held die zijn zwaard in de rechterborst van een Amazone stoot. De vrouw slaat achterover op één knie met één been uitgestrekt, een vrij veel gebruikte houding voor een getroffen Amazone. Doordat de vijf figuren afwisselend staand en geknield of vallend zijn afgebeeld vormen de hoofden van de personages een W, wat de levendigheid van het geheel sterk vergroot. Op de keerzijde wordt de centrale plaats ingenomen door het slachtoffer van Telamon, een Amazone die dodelijk getroffen neervalt. Alle Amazones, met uitzondering van één strijdvrouw met harnas, dragen een korte overbloezende chiton waarin hun borsten geaccentueerd zijn. Hun Attische helmen met omhoog gedraaide wangbeschermers zijn op het voorhoofd versierd met haarstukjes van blond krullend haar. De dames zijn mooi, fijn gebouwd en elegant en hebben daardoor een uitzonderlijk sterke erotische uitstraling.
~ Amazone met page-kopje. Pl. 98. Attische roodfigurige hydria . Ca 340 v. C. 160 Leningrad. Hermitage museum 6832 . Toegeschreven aan de “Europa” schilder. Deze hydria uit de 4e eeuw v. C. , dus in feite buiten het tijdsbestek van deze scriptie, toont hoe het Amazonebeeld zich ontwikkelde in de 4 eeuw v. C. De compositie bestaat uit drie groepen. Twee tegenstanders, telkens een Griek en een Amazone, bevechten elkaar. Een vluchtende Amazone maakt het geheel compleet. Een Amazone op een wit paard vormt het centrale gedeelte van het slachtveld. Ze richt haar speer op een gevallen naakte Griek. De twee andere strijdende paren bestaan uit een naakte Griek die duidelijk aan de winnende hand is en een Amazone. De Amazones zijn gekleed in een exotisch kostuum of een korte chiton. Maar het meest interessante personage is de vluchtende Amazone. Ze draagt een overbloezende korte chiton die haar rechterborst ontbloot laat. En, eigenaardig genoeg, ze heeft een kortgeknipt page - kopje.
159
VON BOTHMER 1957, p. 132, n° 10, pp. 139-141, pl. LXX, 4. CVA Bruxelles. III c, pl. 5-6. ARV p. 292, n° 197. ROBERTSON 1992, p. 92. BENSON (C.). Volutenkrater mit Amazonen. In: REEDER (E.D.). Pandora: Frauen im Klassischen Griechenland. Mainz, 1995, pp. 374- 37. 160 SCHEFOLD (K.). Untersuchungen zu den Kertscher Vasen. Berlijn, 1930, n° 169, pl. 10. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 609, n° 353. WALTER (H.). Zu den Attischen Amazonenbildern des vierten Jahrhunderts v. Chr. In: Jahrbuch des Deutschen Archeologischen Institut, 1958, pp. 36- 47, p. 39, pl. 3.
116
~ Amazone met oorringen, armband en enkelband. Pl.6. Attische zwartfigurige hydria uit Vulci. Ca 510 v.C. 161 Londen. British Museum. B 323. Door Beazley toegeschreven aan de “Leagrosgroep” . 162 Hier is nogmaals de hydria met de moeilijk te duiden afbeelding aan de orde. Of het nu Penthesileia of Antiope is die wordt weggedragen op de schouder van een krijger, het blijft een feit dat de Amazone mooie vrouwelijke opsmuk draagt. De dode Amazone heeft in haar rechteroor, haar linkeroor zien we niet, een schijfvormig oorbelletje. Rond haar rechterenkel heeft ze een enkelband en aan haar rechterpols prijkt een armband. De dame bezit dus uitzonderlijk veel juwelen. Dit zou kunnen wijzen op een koningin, Penthesileia of Antiope. Ze neemt hierdoor een uitzonderingspositie in tussen de andere Amazones op Attische vazen.
~ Amazone met versierd plat mutsje en oorringen. Pl. 99. Attische roodfigurige Amfora. 163 Orvieto. Faina Museum 64. Door Fürtwangler toegeschreven aan de “Andokides” schilder. 164 Enkele Amazones worden aangevallen door Herakles. Een Amazone ligt al op de grond. Ze draagt een prachtige tuniek en mooi versierde beenbeschermers. Op haar hoofd prijkt een piepklein mutsje dat nauwelijks een hoofddeksel mag genoemd worden Von Bothmer ziet in deze hoofdbedekking een sakkos versierd met een ruit- en bolletjesmotief. Andere afbeeldingen van de sakkos tonen echter een ander soort hoofdbedekking. Op deze amfora lijkt de Amazone eerder een origineel, erg vrouwelijk mutsje te dragen. We kunnen hier beter speken van een middel om de aantrekkelijkheid van de Amazone te verhogen dan van de bescherming van haar hoofd. De gevallen Amazone draagt ook oorringen die bestaan uit een platte schijf
161
VON BOTHMER, 1957, p. 89, n° 204, pl. LVIII, 4. LIMC, dl. VII, 1. Penthesileia, p. 298, n° 20, dl. VII, 2, pl. 20, p. 25. LIMC, dl. I, 1. Achilleus, p.163, n° 725. HOFKES-BRUKKER (C.). Die Liebe von Antiope und Theseus. In: BaBesch 41, 1966, p.18- 19, pl. 5. BOARDMAN ( J.). Athenian Black Figure Vases. Londen, 1974, fig. 204. 162 ABV p. 362, n° 33. 163 VON BOTHMER 1957, p. 131, n° 1, pp. 133- 134, pl. LXIX, 1. BOARDMAN 1975, pl. 9.1. 164 ARV p. 2, n° 4.
117
Conclusie In dit hoofdstuk werd onderzocht of de Amazones op Attische vazen van de 6e en 5e eeuw v. C. ook als erotische vrouwen werden afgebeeld. Het is evident dat dit vooral zal gebeuren wanneer een Amazone begeerlijk is in de ogen van een man. Daarom werd eerst de voorstelling van Antiope onderzocht, de Amazone die door Theseus werd begeerd en geroofd. Waarom Theseus zo populair was in de Attische kunst van de 6e en 5e eeuw v. C. kwam ook ter sprake want zo werd duidelijk waarom de thema’s met Antiope zo vaak werden gebruikt door schilders in die periode. Dat Theseus door de machtshebbers werd gebruikt voor politieke doeleinden is wel duidelijk. Zowel de Peisistratiden als de Alcmeoniden voerden deze held ten tonele telkens als ze hem konden gebruiken om de Atheense bevolking van bepaalde ideeën te doordringen. En de strijd van Theseus tegen de Amazones in Attica zelf was daar uiterst geschikt voor. Immers de Amazones die symbool stonden voor alles wat niet strookte met de Atheense normen en waarden, waren de ideale personages om overwonnen te worden door Theseus, de Atheense held “par excellence”. Zeker na de overwinningen van de Grieken op de Perzen was de combinatie Theseus - Amazones een gedroomde succesformule om via mythen hedendaagse gebeurtenissen in de verf te zetten. Antiope speelt haar rol op Attische vazen zowel in de “ontvoeringscènes” als in de gevechtsscènes. De kunstenaars legden een duidelijke voorkeur aan de dag om deze Amazone af te beelden als een “exotische” vrouw. Ze draagt meestal een broekpak of een andere barbaarse outfit. Hoewel Amazones erg veel worden afgebeeld in de uitrusting van de Griekse hopliet, is dit bij Antiope zelden het geval. Een enkele keer gebeurt dit toch, maar dan komt deze Antiope heel wat eleganter voor de dag dan de mannelijke Griekse hopliet op Attisch keramiek. Echt erotisch met duidelijke vrouwelijke vormen, gesuggereerde borsten of naakte lichaamsdelen is Antiope nooit. Ze lijkt vooral aantrekkelijk te zijn voor Theseus door haar exotische uitstraling. De vraag of Antiope op Attisch vaatwerk erotischer is afgebeeld dan andere Amazones moet dus negatief beantwoord worden. Sommige Amazonemythen berichten over mutilatie of verwijdering van de rechterborst om beter de boog te kunnen hanteren. In de kunst is er geen enkele afbeelding te vinden van een Amazone met één borst. Wel is het zo dat in de Griekse beeldhouwkunst veel Amazones één naakte borst tonen, maar eigenaardig genoeg is dit eerder uitzonderlijk in de Attische schilderkunst van de 6e en 5e eeuw v. C. Op het zwartfigurige vaatwerk hebben de kunstenaars zelden of nooit een Amazone afgebeeld waarvan de borsten zich onder de kleding aftekenen. Amazones waren gemakkelijk te herkennen door hun witte huid, typisch voor vrouwelijke personages, en met de nodige wapens erbij was het voldoende duidelijk dat er een krijgsvrouw was afgebeeld. Bij schilderingen op roodfigurige vazen lag dat anders: de Amazones waren hier niet meer te identificeren door hun bleke huid. Een exotische outfit zoals het broekpak gaf het publiek een duidelijke hint om een Amazone als dusdanig te herkennen, maar droeg de dame een chiton, dan moesten er wel borsten gesuggereerd worden om het publiek niet op het verkeerde been te zetten. Op de roodfigurige vazen is het zware belkuras vervangen door een lederen harnas of een anatomisch kuras. Voor de Amazones werd dan een anatomisch kuras gecreëerd, “ aangepast” aan de vrouwelijke vormen van de dames. De borsten van de strijdvrouwen werden er duidelijk in geaccentueerd met een tepel en eventueel met sierspiralen.
118
In de Griekse beeldhouwkunst werden de Amazoneborsten soms benadrukt door een gekruiste riem die over de chiton werd gedragen. Een enkele keer wordt deze riem ook afgebeeld in de Attische schilderkunst maar regel was dat zeker niet. Naakte Amazones komen niet voor op het Attische vaatwerk. Dé grote uitzondering zou de amfora uit het Louvre kunnen zijn als we zeker wisten dat op deze vaas Amazones zijn afgebeeld. Al jaren wordt er een vinnige discussie gevoerd over de personages op deze vaas maar de onderzoekers komen blijkbaar niet tot een eensluidend antwoord. We onderzochten ook of de erotische uitstraling van de Amazones werd versterkt door een bepaalde haardracht, het dragen van juwelen of door tatoeages. Net als een aantal Griekse helden dragen de Amazones lange, vaak gekrulde haren maar ze onderscheiden zich van de mannelijke strijders, doordat ze dat lange haar soms in vlechten dragen. In de 4e eeuw v. C. verschijnen ook andere haartooien, zoals een page kopje, maar deze periode valt buiten deze scriptie. Blonde haren hadden op de Grieken een aparte uitwerking. Dat is althans wat de kunstenaars ons doen geloven, wanneer ze de Amazones afbeelden met een helm die is versierd met haarstukjes van blonde krullende lokken, zoals op de kantharos in Brussel. Allerlei mutsen sierden de hoofden van de Amazones, maar net als veel andere elementen van hun outfit, geven deze hoofddeksels de Amazones eerder een exotische dan een erotische uitstraling. Tot slot zochten we op de Attische keramiek naar Amazones met tatoeages. Immers, bij de Thraciërs van wie de Amazones zoveel elementen uit hun kleding overnamen, droegen de vrouwen tatoeages waardoor ze zich onderscheidden van de Griekse vrouwen. Het zou ons dan ook niet verwonderen als de Attische kunstenaars de Amazones hier een daar een tatoeage mee gaven, maar we vonden geen enkel spoor van deze lichaamsversiering bij Amazones op het Attische vaatwerk.
119
Hoofdstuk V Amazones “à la grecque”!
§ 1 De dame in peplos. Vanaf de eerste schilderingen op het Attische vaatwerk worden Amazones afgebeeld met dezelfde fysische kenmerken als andere vrouwen. Het is door hun kleding en hun wapenuitrusting dat ze herkenbaar worden als krijgsvrouwen. In het Archaïsche Griekenland was de peplos een overkleed voor vrouwen. Meestal was dit gewaad uit wol vervaardigd. Een vierkant stuk stof werd om het lichaam gedrapeerd en op de schouders vast gemaakt met spelden. Pl. 100. 1 Omdat het voor een derde deel was omgeslagen viel er op de borst en op de rug een overslag. Normaal was de peplos aan één zijde open. Soms werd die open zijde dicht genaaid en werd de peplos als een jurk zonder sluiting over het hoofd getrokken. Op de peplos werd een gordel gedragen, waarna een gedeelte van de stof als een overslag over de gordel werd getrokken. De peplos kon ook gedragen worden zonder gordel. 2 Op veel Attische keramiek zien we vrouwen met een peplos afgebeeld. Pl. 101. 3 Al in de geometrische periode in de 8e en begin 7e eeuw v. C. zien we op afbeeldingen lange kledingstukken die gedragen worden door priesters, menners in wagens en vrouwen. Om het onderscheid tussen mannen en vrouwen aan te geven werd de rok vanaf het middel naar beneden toe breder geschilderd, zodat het achterste werd geprononceerd werd. 4 Pl. 102. Eenzelfde weergave van de vrouw is ook te zien op beeldjes uit die periode. De rokken op schilderingen zijn in feite een opvulling van de ruimte tussen de benen met een motief; het bovenlichaam is donker afgebeeld, alsof de vrouwen een strakke t - shirt met lange mouwen dragen. 5 Eenzelfde soort kledingstuk zien we op de eerste schilderingen van Amazones. Spijtig genoeg zijn de oudste afbeeldingen met Amazones geen Attische relicten. Op deze schilderingen zien we Amazones met een peplos die tot onder de knie of tot op de enkels valt. Rond de taille zit een brede ceintuur. Opzij zit een split om grote stappen te kunnen nemen. 6 De rok is versierd met motieven en het bovenlichaam is bedekt met een strakke jak met lange mouwen. Het kledingstuk heeft een hoog opstaande kraag. Op het vroegste Attische keramiek, komen geen afbeeldingen voor van Amazones in dit lange, vrouwelijke gewaad. De lange peplos is erg onpraktisch voor een Amazone die toch een actief leven leidt. Vanaf het einde van de 7e eeuw v. C. zien we dan ook dat de outfit van de Amazone verandert: de Amazone wordt uitgedost als een Griekse hopliet. Een vrij logische evolutie omdat we Amazones toch vooral op strijdtaferelen zien afgebeeld.
1
CANCIK (H.) en SCHNEIDER (H.). Der Neue Pauly. Enzyklopädie der Antike. Stuttgart, Weimar, dl. 6, 1999, p. 507. 2 BIEBER (M.). Entwicklungsgeschichte der griechischen Tracht. In: Reveue Archéologique, 1973, pp. 431- 434. 3 GUY (R.). The Bosanquet Painter. In: OAKLEY (J.H.), COULSON (W.D.E.) en PALAGIA (O.). Athenian potters and Painters. The Conference Proceedings. Oxford, 1997, p. 246, pl. 12. 4 Amfora. New York, The Metropolitan Museum of Art 10. 210. 8. Tekening door BENSON (J.L.). 5 BENSON (J.L.). Horse, Bird and Man: The origins of Greek Painting. Amherst, 1970, p. 107, p. 164 note 94, pl. XLI, 6. 6 LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 637.
120
Als het roodfigurige vaatwerk verschijnt in Attica worden daarop wel Amazones afgebeeld in een lange peplos al blijven ze ook daar een uitzondering.
~ De oudste afbeelding van Amazones. Pl. 103. Fragmenten van een terracotta votiefschild uit Tiryns. Ca 700 v. C. 7 Nauplia. Museum 4509 Op dit fragment staan de oudste geïdentificeerde Amazones. Ze dragen duidelijk een lange rok met split. We zien een strijdscène. Hoewel de beschildering uiterst vaag is geworden, kunnen we links nog een naar verhouding groot afgebeelde krijger herkennen. Hij grijpt zijn tegenstander bij de helmbos en bedreigt haar met zijn zwaard. Deze tegenstander rechts draagt een lang gewaad. Eenzelfde gewaad wordt gedragen door een tweede figuur rechts maar hier zien we duidelijker dat er in de rok een split zit, want één been steekt eruit. Zo’n lang gewaad is een vrouwengewaad, de figuren rechts zijn dus vrouwen. De vrouwen dragen een helm. De grootste vrouw heft met de rechterarm haar speer, terwijl ze met de linkerarm de krijger afweert. De tweede vrouw draagt een schild. De vrouwen zijn gewapend, dus zijn het Amazones.
~ Amazone met peplos vóór de 6e eeuw v. C. Pl. 104. Vroeg - Korintisch alabastron uit Samothrace. Einde 7e eeuw v. C. 8 Het betreft hier een kopie. Het oorspronkelijke stuk is verloren gegaan en werd bewaard in Imbros in privé bezit. Hoewel het alabastron niet Attisch is, wordt het toch even besproken omdat het onze oudste afbeelding is van Amazones. De dames zijn te identificeren als Amazones door hun kleding en de inscripties van vrouwennamen bij de personages. Twee groepen zijn als tegenstanders afgebeeld. Rechts staan drie Griekse krijgers waarvan we de naam kennen door de inscripties. Rechts staan drie Amazones. Ook hier zijn de dames afgebeeld in lange gewaden met split, waardoor één been volledig te zien is. Twee van hen dragen schild en speer, de derde is een boogschutter. Ze binden de strijd aan met Herakles en twee kompanen. Bazant ziet in deze afbeelding een gevecht in falanx, de normale slagorde waarin de Griekse hoplieten optraden. Herakles is afgebeeld als een gewone Griekse hopliet en niet met zijn traditionele leeuwenhuid. 9
7
8
9
FITTSCHEN (K.). Untersuchungen zum Beginn der Sagendarstellungen bei den Griechen. Berlijn, 1969, p. 83. BROMMER (F.). Herakles. Die Zwölf Taten des Helden in antiker Kunst und Literatur. Darmstadt, 1972, pl. 23 a. VON BOTHMER 1957, p. 1, n° 1, pp. 1- 2, pl. I, 1 a- b. VON BOTHMER 1957, p. 3, n° 4, p. 4. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 587, n° 1. BAZANT (J.). The Amazons of Antiquity and current Amazonomachia. In: Mythes et Cultes. Etudes d’iconographie en l’ honneur de Lilly Kahil. Supplément 38. Bulletin de correspondance Hellénique. Athene, 2000, p. 21.
121
~ Amazone met peplos op roodfigurig aardewerk. Pl. 105. Attische roodfigurige nekamfora. Ca 440- 430 v. C. 10 Universiteit van Mississippi, cultureel centrum 1977.3.97. Door Beazley toegeschreven aan de groep rond Polygnotos. 11 Een Griekse hopliet en een licht bewapende krijger komen van links en vallen een Amazone aan die naar rechts vlucht, terwijl ze omkijkt. Deze drie – figuren - compositie wordt op een stereotiepe manier afgebeeld op een reeks van zes vazen van dezelfde groep schilders. Op één van deze vazen is een inscriptie nagelaten. Daarom weten we dat het hier gaat om Theseus en zijn compagnon Peirithoös. Ook de naaktheid van Theseus -hij draagt alleen een helmbewijst dat hier een held ten tonele wordt gevoerd. Theseus treft met zijn speer de Amazone in de rechterzijde. De krijgsvrouw klemt haar boog in de linkerhand en heft met haar rechterhand de strijdbijl om Theseus af te weren. Alleen dit wapen bewijst dat ze een Amazone is. Door haar peplos is ze in niets te onderscheiden van een Griekse dame. Het lange wollen gewaad valt tot op haar enkels en bedekt volledig de benen. Het wordt opgehouden door een ceintuur die niet zichtbaar is. Op de schouders is het vast gezet met spelden, de overslag valt op de borst.
10
VON BOTHMER 1957, p. 185, n° 79, p. 188- 189, pl. LXXXI, 4 TURNBULL (L.). Attic Red-Figure Neck Amphora. In: SHAPIRO ( H.A.). Art, Myth and Culture. Greek Vases from Southern Collections. New Orleans, 1981, pp. 82- 83. ROBINSON (D.M.). Unpublished Greek Vases in the Robinson collection. In: AJA 60, 1956, p. 1- 25, pl. 16, p. 71- 72. 11 ARV p. 963, n° 83 bis.
122
§ 2 De “elegante” hopliet Of het nu gaat om afbeeldingen van mythische scènes zoals de strijdscènes in de Trojaanse oorlog of om afbeeldingen met Amazones in een andere context, de bewapening en de uitrusting van de krijgsvrouwen is altijd zoals die gedragen werd in de 6e en 5e eeuw v. C., dus eigentijds voor de kunstenaars die de Attische vazen beschilderden. 12 Hoplieten, de zwaar bewapende krijgers, zijn onlosmakelijk verbonden met de polis. Ze bestonden ook niet in de periode vóór het ontstaan van de Griekse polis. Alle volkeren die leefden in landelijke nederzettingen, zoals de Thraciërs, hadden als gemeenschappelijk kenmerk dat ze alleen licht gewapende speerdragers kenden, die vochten op dezelfde manier als de Thracische peltasten. 13 Traditioneel werd een gevecht gevoerd tussen twee leden van de aristocratie, zoals we dat ook zien in de Ilias. Een held vocht alleen, eventueel geholpen door zijn wagenmenner. 14 Toen de Griekse stadstaten groeiden en rijker werden waren ze in staat om een leger op de been te brengen bestaande uit mannen die rijk genoeg waren om hun eigen uitrusting te bekostigen. De hopliet beheerste het slagveld gedurende twee eeuwen en speelde nog een rol tijdens de Perzische oorlogen. 15 Karakteristiek voor een gevecht met hoplieten was de falanx. De soldaten rukten op, in rangen schouder aan schouder. Maar hoewel gevechten met hoplieten ongelooflijk populair waren als onderwerp voor scènes op Grieks vaatwerk, het soort gevecht dat ze in een “echte” oorlog voerden zien we nooit afgebeeld. Op schilderingen wordt een gevecht altijd afgebeeld als een duel. Er bestaat maar één Griekse vaas waarop een “echt” gevecht tussen hoplieten is te zien, dat is de Chigi vaas uit het midden van de 7e eeuw v. C. 16 In 1882 werd deze Protokorinthische olpe van ca 640 v. C. gevonden in een Etruscisch graf bij Veji. De enorme hoeveelheid fragmenten werden samen gevoegd, maar vrij grote delen van de vaas ontbreken. De Chigi vaas, zo genoemd naar zijn eerste eigenaar, wordt bewaard in de Villa Guilia in Rome. 17 Pl. 106. We zien op deze vaas een groep hoplieten oprukken op het geluid van de trompet en daarnaast een gevecht tussen twee hoplietenlegers.
12
BOARDMAN (J.). Potters en Painters. In: RASMUSSEN 1991, p. 95. BEST (J.G.P.). Thracian Peltasts and their Influence on Greek Warfare. Groningen, 1969, p. 16. 14 VIAN (F.). La fonction guerrière dans la mythologie grecque. In: VERNANT (J.P.). Problèmes de la guerre en Grèce ancienne. Parijs, Den Haag, 1968, pp. 55- 58. 15 SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, p. 49. Voor hoplietengevechten zie ook: HANSON (V.D.). Hoplites: The Classical Greek Battle Experience. 1991. CONNOLLY (P.). Greece and Rome at War. Londen, 1981. 16 BOARDMAN (J.). The sixth-century potters and painters of Athens and their public. In: RASMUSSEN 1991, pp. 95- 96. 17 Protokorintische olpe uit Formello bij Veji. Ca 640- 630 v. C. Rome. Museo Nazionale di Villa Giulia 22679. RASMUSSEN (T.). Corinth and the Orientalising phenomenon. In: RASMUSSEN 1991, pp. 57- 60. ARIAS (P.E.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 28, pl. 16-17, IV 13
123
Athene speelde aanvankelijk geen leidende rol in de ontwikkeling van een Griekse wapenrusting. De hopliet droeg de helm uit Korinthe, het schild uit Argos en het kuras of de beenbeschermers die in andere streken van Griekenland waren vervaardigd. Eerst in de 6e eeuw v. C. werd Athene beroemd door het “ nieuwe” harnas en de typische Attische helm. 18 De panhoplie, de uitrusting van een hopliet, was vervaardigd uit brons en bestond traditioneel uit een helm, een borstharnas, beenbeschermers en een rond schild. Een speer en een kort zwaard werden mee gedragen als wapens. 19 Op een roodfigurige schaal is goed te zien hoe hoplieten zich klaar maken voor de strijd. 20 Pl. 107. De Amazones zijn vaak afgebeeld in de typische uitrusting van de Griekse hopliet, met Griekse wapens en een schild met een Grieks schildblazoen. Toch is er dan één of ander element afgebeeld waardoor duidelijk wordt dat hier geen “echte” hopliet staat. 21 Dat element is de hoofdbedekking, soms het blazoen of een deel van een barbarenkostuum. Zo wordt de lange broek soms door Amazones gedragen onder het hoplietenharnas.
A. Chiton en Chlamys Om te verhinderen dat een harnas zijn huid zou open schuren trok een hopliet eerst een lichte tuniek aan, de chiton. Die had korte mouwen of was mouwloos. De chiton was oorspronkelijk vervaardigd uit linnen maar later uit wol en diende als onderkleding.22 Het was een typisch mannenhemd dat al door Homeros wordt vermeld. Eerst in de eerste helft van de 6e eeuw v. C. zien we de chiton in de kunst verschijnen als onderdeel van de vrouwenkleding. De chiton bestond uit twee vierkante stukken geweven stof van 150 tot 180 cm breed. Aan de zijkanten werden ze aan elkaar genaaid. Ook de bovenkant werd dicht genaaid zodat er openingen overbleven voor het hoofd en voor de armen. Zo ontstond een vrij ruim kledingstuk. Er bestond ook en strakker model waarbij de openingen voor de armen aan de zijkant werden uitgespaard. Soms werd er veel meer stof gebruikt en werd een groot gedeelte van de chiton naar boven werd getrokken en vastgezet met spelden op de schouders. Op die manier hingen grote delen van de stof over de armen en had de chiton een soort mouwen. In de evolutie van de chiton zien we ook echte mouwen verschijnen die tot aan de pols reiken. Maar het blijft onduidelijk hoe die mouwen werden vast gemaakt aan het hemd. Op de chiton werden één of twee gordels gedragen, de stof werd over de gordel getrokken, zodat er een omslag ontstond. De lengte van een chiton kon sterk verschillen: korte chitons reikten tot aan de knie, lange chitons vielen tot op de voeten of hadden zelfs een sleep. Oorspronkelijk werden alleen lange chitons gedragen. 23 Op de fries van het Parthenon wordt de chiton met lange mouwen vooral 18
SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, pp. 68- 69. DUCREY (P.). Guerre et guerriers dans la Grèce antique. Lausanne, 1985, p. 317. 20 Attische roodfigurige kylix. Vroege 5e eeuw v. C. Wenen. Kunsthistorisches Museum 3694. Toegeschreven aan Douris. BUITRON-OLIVER (D.). Douris. A master-Painter of Athenian Red-figure Vases. Mainz, 1995, pl. 7, n° 11. 21 HÖLSCHER (T.). Gegenwelten zu den Kulturen Griechenlands und Roms in der Antike. München, 2000, p. 297. 22 MILLER (M.). Athens and Persia in the Fifth Century B.C.: A Study in Cultural Receptivity. Cambridge, New York, 1997, p.186. 23 PEKRIDOU-GORECKI (A.). Mode im antiken Griechenland: textile Fertigung und Kleidung. München, 19
124
gedragen door menners van wagens. Het dragen van een chiton met of zonder mouwen was blijkbaar afhankelijk van de mode in een bepaalde periode. 24 Boven een chiton droeg de man een himation, een lange wollen mantel die zo om het lichaam werd geslagen dat de rechterarm vrij bleef. Op het einde van de 6e eeuw kwam er in Athene een nieuwe mode: jonge mannen lieten de chiton varen en droegen alleen de himation. Waarschijnlijk wilden de jonge Atheners zich hierdoor onderscheiden van de oudere mannen die onder de himation een chiton bleven dragen. Ook distantieerden ze zich door deze dracht van de vrouwen die nooit een himation droegen zonder een chiton als onderkleding. 25 In de 5e eeuw v. C. bleef de lange chiton bewaard als vrouwengewaad, maar werd voor mannen de korte chiton de normale, alledaagse dracht. De lange chiton werd dan eerder gebruikt om eerbiedwaardige grijsaards en mythische figuren als koningen en goden te karakteriseren. Alleen als feestkleding en bij cultusplechtigheden werd de lange chiton nog door jongere mannen gedragen. Vrouwen met een korte chiton waren grote uitzonderingen. We denken hierbij aan vrouwen op jacht zoals de godin Artemis, aan meisjes die aan sport deden en natuurlijk…aan de Amazones. Want uiteraard droegen mannen in de strijd, als ze niet werden afgebeeld in hun heroïsche naaktheid, altijd korte chitons met of zonder kuras. 26 Het is duidelijk dat de outfit van de Amazones op afbeeldingen afwijkt van de “normale” vrouwelijke kleding. Ze dragen er, net als mannelijke Griekse soldaten, een korte chiton met eventueel een harnas erboven. Om extra activiteit mogelijk te maken werden de chitons bij de Amazones op schilderingen nog verkort door ze op te trekken, zodat er een overbloezing ontstond boven de gordel. Bij de Amazonebeelden zijn verschillende soorten gordels gebruikt. Soms is er een geknoopte riem te zien, soms is er een dunne riem zonder zichtbare knoop gebeeldhouwd zoals bij de Landsdowne Amazone, 27 Pl. 108, soms gaat de gordel van voren breed uit zoals bij de Korintische Amazone. 28 Pl. 77. Soms zien we echter Amazones met iets langere gewaden, tot juist onder de knie, een soort kleding waarin mannelijke strijders nooit zijn afgebeeld. Voor deze tunieken werd minder stof gebruikt dan voor een chiton. Ze zitten dan ook duidelijk strakker. Volgens Anderson was dit soort langere kleding die tot midden het dijbeen kwam een typische dracht voor ruiters om de grip op het paard te verbeteren. 29 Vooral op de “ Tyrrheense” vazen staan Amazones afgebeeld met prachtig versierde tunieken Dit is dan ook een typisch trekje van de vazenschilders in deze Tyrrheense groep. Amazones met tunieken worden steeds zeldzamer na het midden van de 5e eeuw v. C. Wanneer de productie van Tyrrheense vazen ophoudt rond 545 v. C., verdwijnen de mooi versierde tunieken volledig uit de Attische schilderkunst. 30
1989, pp. 71- 77. NEILS (J.). The Parthenon frieze. Cambridge, 2001, p. 136. 25 HARRISON (E.B.). Hellenic Identity and Athenian Identity in the Fifth Century B.C. In: BARNES en MELION 1989, p. 42. 26 PEKRIDOU-GORECKI (A.). Mode im antiken Griechenland: textile Fertigung und Kleidung. München, 1989, pp. 85- 87, 134. 27 RIDGWAY (B.S.). The Amazon Belt: An addendum to A Story of five Amazons. In: AJA 80, 1976, p. 82. 28 STURGEON (M.). The Corinth Amazon. In: AJA 99, 1995, p. 484, pl. 2. 29 ANDERSON (J.K.). Ancient Greek Horsemanship. Berkeley, 1961, p. 86. 30 KLUIVER (J.). The Thyrrhenian group of Black-Figure Vases. Amsterdam, 2003, p. 93. 24
125
Hoplieten droegen soms een bont gekleurde en doorstikte chlamys of schoudermantel. Op afbeeldingen zien we de chlamys tijdens een gevecht over één arm van een held gedrapeerd of om de schouders wapperen. Op jacht of op reis was de chlamys een goede bescherming tegen guur weer. Het was oorspronkelijk een kledingstuk uit Thessalië en verscheen in Attica in de 6e eeuw v. C. De draagwijze van de chlamys was karakteristiek: het ovale of vierkante stuk stof werd om de linkerkant van het lichaam gelegd, over de rechterschouder getrokken en met een mantelgesp bij elkaar gehouden. Zo was de linkerarm bedekt, maar bleef de rechterarm vrij om te bewegen. Soms werd de mantelgesp op de borst bevestigd, zodat beide armen vrij konden bewegen. Zowel de Griekse beeldhouwkunst als de vazenschilderkunst leverden ons een aantal voorbeelden van het gebruik van de chlamys. Ook Amazones worden op Attische keramiek soms afgebeeld met een chlamys. De mantel hangt los om de schouders tijdens een gevecht of wordt met een mantelgesp samengehouden en bedekt volledig of gedeeltelijk het bovenlichaam. In het laatste geval gaat het steeds om Amazones te paard. In gevechtsscènes op het zwartfigurige vaatwerk is het eerder een uitzondering dat een Amazone een mantel draagt. Het is meestal de Griekse tegenstander die de mantel los om de schouders heeft. Op het roodfigurige Attische vaatwerk zijn geen voorbeelden van Amazones met een mantel over de schouders tijdens een gevecht. Wel zien we dat Amazones een mantel over de arm dragen, maar nooit in gevechtsscènes.
~ Amazones met tuniek in Themiskyra. Pl. 65. Attische zwartfigurige “ Tyrrheense” amfora uit Tarquinia. Ca 575- 550 v. C. 31 Florence. Museo Archeologico Etrusco 3773 ( fragment). Berlijn. Staatsmuseum 1711 ( fragment). Door Beazley toegeschreven aan de “Castellani” schilder. 32 In veler ogen is deze amfora de meest ambitieuze maar ook de beste in de reeks Tyrrheense vazen en een hoogstandje van de Castellani schilder. Op het fragment in Florence is een volledige strijdscène tussen Herakles en zijn strijdmakkers tegen de Amazones afgebeeld . Het is een tafereel vol actie van vechtende en weg rennende Amazones en hun tegenstanders. We zien vijfentwintig personages in een reeks duels vóór de muren van de Amazonestad Themiskyra. Het is de enige afbeelding uit de Oudheid van Themiskyra en een bewijs dat de Castellani schilder moeilijke onderwerpen nooit uit de weg ging. 31
VON BOTHMER 1957, p. 7, n° 19, pp. 14- 15, 20, pl. X. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 588, n° 12, pl. 588, p. 441. KLUIVER (J.). The Thyrrhenian group of Black- Figure Vases. Amsterdam, 2003, p. 163, n° 180. TIERSCH ( H. ). Tyrrhenische Amphoren. Eine Studie zur geschichte der altattischen Vasenmalerei. Leipzig, 1899, pl. 3-4. MAYER-EMMERLING (S.). Erzählende Darstellungen auf “tyrrhenischen” Vasen. Frankfurt, 1982, cat., n° 19. CARPENTER (T.H.). Art and Myth in Ancient Greece. Londen, New York, 1991, pl. 267. SCHEFOLD (K.). Götter- und Heldensagen der Griechen, in der früh- und hocharchaischen Kunst. München, 1993, p. 242- 243. 32 ABV p. 95, n° 8. BEAZLEY (J.D.). Paralipomena. Additions to Attic Black-figure Vase-Painters. Oxford, 1971², pp. 34, 36. BURN (L.) en GLYNN (R.). Beazley Addenda. Oxford, 1982, p. 25.
126
De muren van de stad hebben kantelen waarachter we de hoofdjes zien van de Amazones die haar bewaken. Door de stadstoren te schilderen poogde de kunstenaar een landschap te suggereren maar hij deed dat op een nogal onbeholpen manier. Onderzoekers vermoeden daarom dat hij zich liet beïnvloeden door een veel grotere wandschildering. De massascènes herinneren aan de Ilias. De Amazones dragen een tuniek met riem, een helm en beenbeschermers. Andere lichaamsbescherming ontbreekt. Ze dragen het ronde convexe schild van de hopliet. Hun wapen is de speer. Ook hier zien we bij het afbeelden van de dames een oog voor elegantie. Sommige tunieken zijn afgezet met eenvoudige horizontale banden maar enkele rennende Amazones dragen een gewaad versierd met een prachtige verticale band in het midden.
~ Amazones met tuniek op roodfigurig vaatwerk. Pl. 109. Attische roodfigurige dinos. 33 Londen. British Museum 99.7-21.5 Door Beazley toegeschreven aan de “Polygnotos” groep. 34 Drie Amazones binden de strijd aan met vier Grieken. Rechts zien we een echte gruwelscène. Een naakte Griek ligt gewond op zijn knieën, het zwaard nog in de schede aan zijn zij. Zijn rechterdij is doorboord door een speer die in de wonde bleef steken. Een Amazone zet zich af tegen zijn gewonde dij, trekt met haar rechterhand zijn hoofd bij het haar achterover en ploft haar zwaard verticaal achter zijn sleutelbeen. De stervende steekt zijn linkerarm met schild hulpeloos omhoog. Zijn naakte makker, met schild en helm, komt toegesneld en trekt zijn zwaard om hulp te bieden maar hij komt te laat. De Amazone draagt een tuniek met lange mouwen met een bolletjesmotief. De voorzijde is versierd met een verticale geweven strook zoals we ook zagen op het zwartfigurige vaatwerk. De gordel is uitzonderlijk. Amazonen dragen gewoonlijk gordels die bestaan uit een band die over de hele lengte even breed is. Deze gordel is aan de voorkant breder en lijkt op de gordel van Amazones in de beeldhouwkunst. 35 Pl. 77. De alopekis op haar hoofd en de hoge laarzen aan haar voeten geven haar een exotisch uiterlijk. Een gelijkaardige outfit zien we bij de Amazone die uiterst links komt toegelopen. De tuniek heeft hier echter korte mouwen. En de rok valt open zodat er meer beweging mogelijk is. Het kostuum heeft een horizontaal zigzagmotief, hét motief op Amazonekleding. De dame heeft het haar zoals de meeste Griekse vrouwen in een doek geknoopt. Ook een Amazone te paard draagt een eigenaardige combinatie. Boven haar chiton draagt ze een jak met lange mouwen met een sterretjesmotief. Hierboven prijkt een jak met korte mouwen in een feller gekleurd motief.
33
VON BOTHMER, 1957, p. 162, n° 12, pl. LXXVII, 2. BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: the Murals of the Theseion. In: JHS 92, 1972, p. 37, pl. V c. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 602, n° 233, dl. I, 2, pl. 233, p. 470. 34 ARV p. 696, n° 26. 35 BOARDMAN (J.). The Amazon’s belt. In: AJA 84, 1980, p. 181- 182. RIDGWAY (B.S.). The Amazon’s belt: An Addendum to a Story of Five Amazons. In: AJA 80, 1976, p. 82. STUPKA (D.). Der Gürtel in der griechische Kunst. Wenen, 1972. Type 12: MI, 215.
127
~Amazone met chiton op roodfigurig vaatwerk. Pl. 110 Attische roodfigurige lekythos in aryballosvorm uit Cumae. Ca 420 v. C. 36 Napels. Museo Nazionale RC 239. Door Riezler toegeschreven aan Aison. 37 Geen enkele Amazonomachie geeft zo’n goed idee van de wandschilderingen in Athene van Polygnotos en Mikon als deze. De afbeelding bewijst dat de Attische kunstenaars fantastisch goed ruimte wisten te suggereren. De gevechtsscènes spelen zich af op verschillende niveaus. Daardoor wordt een indruk van diepte gesuggereerd. Er vaart een enorme beweging door de taferelen. De strijders, zowel Grieken als Amazones, zijn actiever dan ooit: ze springen, knielen, veren weer recht of zakken getroffen in elkaar. Door de voorste personages voorbij de meanderband, de grondlijn, te laten lopen -een Amazone zakt als het ware ineen over de meander- lijkt het gevecht zich buiten het oppervlak voort te zetten. De Griekse krijgers staan afgebeeld in hun heroïsche naaktheid. De Amazones dragen het exotische broekpak of zijn geschilderd in suggestieve korte chitons. Hun vrouwelijke vormen, met name de borsten, worden door een rijkdom aan plooien in deze chitons geaccentueerd.
~ Amazone met chlamys over de schouders op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 111. Attsiche zwartfigurige nekamfora uit Tarquinia. Ca 550 v. C. 38 Philadelphia. Universiteitsmuseum 1752. In deze gevechtsscène van Herakles met twee Amazones zien we een Amazone op de grond liggen, uitgerust als hopliet. Herakles houdt haar vast bij de helmbos. De dame heeft een mantel om de schouders die over beide armen naar beneden hangt en haar belkuras ten dele aan het zicht onttrekt. Uit deze scène blijkt duidelijk hoe onpraktisch zo’n mantel tijdens het gevecht was. De afbeelding is uitzonderlijk, omdat hier een Amazone de outfit draagt die eerder bij Griekse helden is hoort. Een symbool voor dapperheid? Het helpt haar nauwelijks, want ze is duidelijk de verliezer. De held Herakles wordt daardoor natuurlijk eens te meer in de schijnwerper gezet als overwinnaar van een dappere tegenstander die niet moet onderdoen voor een Griekse held.
36
VON BOTHMER 1957, p. 162, n° 16, pp. 174. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 602, n° 243, dl. I, 2, pl. 243, p. 471. LEZZI- HAFTER (A.). Der Schuwalow- Maler. Mainz, 1976, pp. 45, 184. ARIAS (P.E.). en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 96, pl. 205. LÖWY (E.). Polygnot. Ein Buch von Griechischer Malerei. Wenen, 1929, pl. 35. 37 ARV p. 799, n° 11. 38 LIMC, dl. I, 1. Amazones. pp. 589- 590, n° 42, dl. I, 2, pl. 41, p. 446. VON BOTHMER 1957, p. 49, n° 110, pp. 50- 51, pl. XXXVIII, 5.
128
~ Amazone te paard met volledig dicht gespelde chlamys. Pl. 35. Attische zwartfigurige lekythos. Einde 6e eeuw v. C. 39 Honolulu. Academy of Arts 3594. Door Haspels toegeschreven aan de “Gela” schilder. 40 We zien hier twee Amazones te paard met de chlamys dicht getrokken, zodat het lichaam volledig bedekt is. Zelfs de handen die de teugels vast houden zijn niet te zien. Dit vormt geen probleem, omdat de paarden rustig stappen en de teugels kunnen gevierd kunnen worden. Op een paard in galop kan dit soort volledig dicht gehouden chlamys natuurlijk niet gedragen worden. Maar deze mantels beschermen de ruiter wel tegen het meest gure weer. Op de voorkant van de vaas is de mantel van de Amazone strak en zonder plooien rond het lichaam gevouwen. Het kledingstuk lijkt vervaardigd te zijn uit een dikkere stof. Misschien gaat het hier om een doorstikt exemplaar dat in Griekenland ook werd gedragen en dat veel minder soepel moet geweest zijn. Op de keerzijde van de vaas echter draagt de Amazone een veel ruimere chlamys die soepel in plooien om het lichaam valt. De mantel wordt samengehouden op de rechterschouder, waar de mantelgesp duidelijk te zien is.
~ Amazone met chlamys over de arm. Pl. 112 Attische roodfigurige schaal uit Nola. Ca 440 v. C. 41 Napels. Museo Nazionale H 2613. Door Beazley toegeschreven aan de “Eretria” schilder. 42 Herschilderd. Verschillende Amazones hebben een mantel over de linkerarm hangen, de arm waarin ze een speer rechtop vasthoudt . De dames zijn telkens gekleed als hopliet met een origineel lederen harnas, versierd met schubbetjes. Eén Amazone met een mantel over de linkerarm draagt een chiton met dubbele gordel. Op deze schaal zijn de andere Amazones gekleed in het typische broekpak. Geen van hen draagt een mantel. De chlamys was dus blijkbaar gereserveerd voor personages die een “Griekse“ outfit dragen, net als bij de hoger besproken nekamfora in Philadelphia. Ook daar werd de mantel gedragen door een Amazone uitgedost als hopliet, maar dan tijdens een gevecht.
39
40 41
42
LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 630, n° 715. VON BOTHMER 1957, p. 102, n° 141, p. 105, pl. LXIII, 7. ABL p. 213, n° 166. VON BOTHMER 1957, p. 203, n° 161, p. 204, pl. LXXXV. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 633, n° 767. LEZZI-HAFTER (A.). Der Eretria-Maler: Werke und Weggefährten. Mainz, 1988, p. 763, 45 n. 182. ARV p. 727, n° 37.
129
B. De wapens van de hopliet : speer en zwaard. Op het Attische vaatwerk zien we dat de hopliet in de 7e eeuw v. C. twee speren heeft. Waarschijnlijk stamt dit gebruik uit de geometrische periode, toen een krijger met twee of drie speren werd afgebeeld waarvan er één gebruikt werd als werpspies. De speer van de hopliet was in de eerste plaats bedoeld als steekwapen. Op vaatwerk is niet altijd goed te zien of de speer dient als werpspies of als steekwapen. Een werpspeer had lusjes aan de schacht om de vingers in te steken en zo beter te kunnen werpen. 43 Als deze lusjes niet te zien zijn, wat meestal het geval is, wordt het moeilijk om de twee soorten, werpspeer en steekwapen, te onderscheiden. Ook op de afbeeldingen van Amazones in de uitrusting van de hopliet is dit een probleem. De speer als steekwapen is voor de Grieken het meest karakteristieke onderdeel van de panhoplie, zoals blijkt uit vele literaire bronnen. Zo zag Aeschylos de Perzische Oorlogen als een strijd van de speer, van de Griekse hopliet, tegen de boog, van de Perzische soldaat. Keuls wijst erop dat Amazones hun speer vaak richten op de geslachtsdelen van hun mannelijke tegenstanders en niet op de borst. Voor haar zit hier een symbolische betekenis achter, typisch voor de phallocratische maatschappij in Athene. Voor het mannelijke publiek zegt zo’n afbeelding :” vrouwen bedreigen onze mannelijkheid en moeten daarom onderworpen blijven om te verhinderen dat ze tegen ons in opstand komen. “ Ook de wapens van mannelijke krijgers hebben een bijbetekenis, aldus Keuls. In de Atheense phallocratische maatschappij zagen mannen hun phallus niet als een middel om zich te verenigen met een vrouw of als een orgaan voor wederzijds plezier maar als een soort wapen, een speer of krijgsknots, als een scepter voor overheersing van de vrouw. Dit leidde tot patriarchaal gedrag van de man in openbare aangelegenheden waar de vrouw niets te vertellen had. Volgens Keuls zien we dan ook in de mythe van de Amazones, die symbool stonden voor rebelse vrouwen, dat hun tegenstanders bij voorkeur zijn uitgerust met wapens die geassocieerd worden met de phallus: knots, speer en zwaard. 44 Dan rijst de vraag: welke andere wapens hadden de kunstenaars aan de tegenstanders van de Amazones kunnen geven? Alleen pijl en boog of slinger? In het gevecht gebruikte de hopliet een kort zwaard. Dat wordt op beschilderd vaatwerk niet altijd afgebeeld. Op de Chigi vaas, ons enige voorbeeld van een iconografische bron van een hoplietengevecht, ontbreken zwaarden en rukken de hoplieten op met een speer.Dat gebeurt meer op Griekse keramiek. Waarschijnlijk wilden de kunstenaars de schildering niet belasten met teveel details en lieten daarom het zwaard achterwege. 45 Op het zwartfigurige vaatwerk hebben Amazones bijna altijd een zwaard in een schede aan hun zijde. Een Amazone die ook effectief vecht met het zwaard is echter uitzonderlijk. Wel zien we soms een Amazone die nog probeert haar zwaard uit de schede te trekken maar daar niet meer in slaagt. De Grieken zagen de dames blijkbaar als strijders die weinig kans of geen kans maakten op een overwinning in de strijd. Amazones die tijdens een gevecht een zwaard hanteren worden vaak afgebeeld met dat zwaard zwaaiend boven het hoofd. Het is dan zelden het traditionele zwaard van de Griekse hopliet maar meestal de maxaira, het houwzwaard van Thracische afkomst. Zie hoofdstuk VI. 43
BOARDMAN (J.). Boy meets Girl: An iconographic Encounter. In: OAKLEY (J.H.) en COULSON (W.D.E.). Athenian Potters and Painters. The Conference Proceedings. Oxford, 1997, pp. 260, 266, n. 2. 44 KEULS 1985, pp. 4, 34. 45 SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, pp. 57- 58.
130
~ Amazone met speer in een gevecht op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 113 Attische zwartfigurige ogenschaal uit Nola. Ca 530-520 v. C. 46 Londen. British Museum B 426. Door Beazley toegeschreven aan de “Lysippides” schilder. 47 Op het vrij smalle oppervlak tussen de twee “ogen” heeft de schilder een gevechtscène met zes personages samen geperst. De held Herakles heeft al een Amazone geveld en wordt nu langs rechts aangevallen door twee andere krijgsvrouwen. De scène wordt links uitgebreid met een Griek in duel met een Amazone. Alle Amazones zijn uitgerust als hopliet met belkuras, helm, schild en het zwaard in de schede aan hun zijde. Ze vechten, net als de Griek, met de speer. Alleen Herakles stoot toe met het zwaard. Een tweede strijdtafereel, links van de ogen, onder en rond het handvat is eveneens een Amazonomachie, maar een groot gedeelte hiervan is niet bewaard gebleven.
~ Amazone met speer in een gevecht op roodfigurig vaatwerk. Pl. 114 Attische roodfigurige lekythos uit Athene. Ca 440- 410 v. C. 48 Boston. Museum of Fine Arts 95. 48. Door Beazley toegeschreven aan de “Eretria” schilder. 49 Het centrale gedeelte van deze schildering is bijzonder interessant. We zien een Amazone te paard in gevecht met een naakte Griek. Inscripties leren ons dat hier Hippolitè en Theseus zijn afgebeeld. De Amazone richt haar speer duidelijk op de genitaliën van Theseus. Ook haar gezellin richt haar speer op de onderbuik van haar tegenstander. Dit is één van de afbeeldingen van Amazones op Attische vazen die kan gebruikt worden als bewijs voor de hypothese van Keuls. Zij stelt immers dat het Atheense publiek door de afbeeldingen van Amazonomachieën moest doordrongen worden van het idee dat een “strijdbare” vrouw een bedreiging vormt voor de mannelijke burger. 50 De Amazone op deze lekythos is afgebeeld in het traditionele kostuum van de “ exotische” krijgsvrouw in broekpak met daarboven een prachtig versierde tuniek met lange mouwen. Alleen haar “ Griekse” Ionische helm past niet bij deze outfit.
46
VON BOTHMER 1957, pp. 36- 37, n° 29, pp. 40- 41, pl. XXXIII, 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 589, n° 36, dl. I, 2, p. 445, pl. 36. 47 ABV p. 256, n° 20. 48 VON BOTHMER 1957, p. 177, n° 30, pl. LXXVII, 6. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 602, n° 240, dl. I, 2, pl. 240, p. 471. LEZZI-HAFTER (A.). Der Eretria - Maler. Werke und Weggefährten. Mainz, 1988, p. 113, pl. 32. 49 ARV p. 724, n° 2. 50 KEULS 1985, p. 4.
131
~ Amazone, ontspannen, met uitzonderlijke speer op roodfigurig vaatwerk. Pl. 115 Attische roodfigurige oinochoe uit Spina, Valle Pega. 51 Ferrara. Museo di Spina T 133 A.
Drie Amazones zijn afgebeeld in een broekpak met daarboven de chitoniskos. Twee van deze Amazones hebben een speer in de linkerhand. De centrale Amazone staat rustig met de rechterhand in de zijde te kijken naar haar gezellin links. Ze is frontaal afgebeeld met het hoofd naar links gewend. Haar gezellin links staat met de voet op een heuveltje. Het lijkt alsof de twee dames gezellig staan te keuvelen. De speren hebben, eigenaardig genoeg geen piek en ook geen hiel en zijn lichtjes gebogen.
~ Amazone met zwaard op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 116 Attische zwartfigurige nekamfora. Ca 540 v. C. 52 Parijs. Musée du Louvre F 218. Door Beazley toegeschreven aan een schilder in de buurt van “Groep E”. 53 We zien een duel tussen Herakles en een Amazone. De dame is op één knie gezonken en probeert nog haar zwaard uit de schede te trekken. Ze is uitgerust als hopliet met een belkuras, mooi versierd met een spiralenmotief en draagt beenbeschermers, een helm en een schild maar de speer ontbreekt.
~ Amazone met zwaard op roodfigurig vaatwerk. Pl. 117 Attische roodfigurige schaal uit Vulci. Ca 510- 500 v. C. 54 Londen. British Museum E 45. Door Beazley toegeschreven aan de “Proto-Panaitian” groep. 55 In deze uitgebreide Amazonomachie worden alle deelnemers met hun naam aangeduid. Centraal staat Herakles in zijn heroïsche naaktheid met nauwelijks verhullende leeuwenhuid. Een Amazone ligt op de grond met één been onder zich. Ze probeert haar zwaard uit de schede te trekken vóór Herakles zijn knots laat neerkomen. De Amazone is volledig uitgerust als hopliet. Alleen de speer ontbreekt.
51
LEZZI-HAFTER (A.). Der Schuwalow - Maler. Mainz, 1976, p. 107, S 56, pl. 114. ARV p. 1206, 5. 52 VON BOTHMER 1957, p. 42, n° 41, p. 45, pl. XXXIV, 1 LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 589, n° 28, dl. I, 2, pl. 28, p. 445. 53 ABV p. 139, n° 9. 54 VON BOTHMER 1957, p. 132, n° 8, p. 138, pl. LXIX, 4. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 591, n° 67, dl. I, 2, pl. 67, p. 449. 55 ARV p. 212, n° 13. ARV² p. 316, 8.
132
C. De hoplietenhelm
De hopliet droeg een helm. In Athene was dat van oudsher de Korintische helm. Deze helm had een neusbeschermer en vrij kleine uitsparingen voor de ogen. Dit soort helm bood volledige bescherming aan het hoofd, want ook de oren en nek waren bedekt. De Korintische helm was dan ook eeuwenlang buitengewoon populair. Pl. 118 In de 6e eeuw v. C. werd er in Athene een nieuw type helm ontwikkeld, de “Attische” helm. Deze helm was eerder een schedelbedekking die oren, voorhoofd en wangen niet bedekte. Op de Attische vazen verschijnt deze helm vanaf de eerste helft van de 6e eeuw v. C. vooral om het hoofd van de godin Athena te sieren. Ook menselijke krijgers staan op Attische vazen met een Attische helm afgebeeld maar op het Attische vaatwerk zijn het vooral de Amazones die deze helm dragen.. Een variatie op de Korintische helm maar met wangstukken die opgeklapt kunnen worden, werd in Ionië ontwikkeld kort vóór 600 v. C., de Ionische helm. In de vroege 6e eeuw v. C. duikt nog een ander type helm op, de “ Chalkidische” helm. De helm kreeg die naam, omdat hij vaak wordt afgebeeld op Chalkidisch vaatwerk. 56 Hoewel deze helm in feite een variant is van de Korintische helm, vallen een aantal verschillen op. De wangbeschermers die bij de Korintische helm op een punt uitlopen zijn bij de Chalcidische helm meestal afgerond en hebben soms de vorm van de horens van een ram. De ronde uitsparingen voor de ogen zijn groter en de neusbeschermer ontbreekt. Aan de zijkanten zijn twee uitsparingen voor de oren. Op de slaap en het voorhoofd loopt een reliëf van gebogen lijnen. 57 Pl. 119. Een helmbos van paardenhaar was een wezenlijk kenmerk van de Griekse helm. Vanaf het begin waren er twee soorten. Meestal volgde de helmbos de kruin van de helm en werd van voren en van achteren vastgehouden door een pin. Een andere soort helmbos stond op een opstaande houder. 58 Op afbeeldingen van Amazones op zwartfigurige Attische keramiek zien we de twee soorten helmbossen: meestal een opstaande helmbos, een enkele keer een helmbos die de helmkruin volgt. Op het roodfigurige vaatwerk vormt de opstaande helmbos de uitzondering. Een enkele keer komt deze helmbos nog voor en dan kan de opstaande houder op een bijzondere manier versierd zijn zoals op de hydria uit München, pl. 123, waar de Amazone met een trompet een steun voor de helmbos heeft in de vorm van een zwanenkop. We kunnen dus constateren dat de Amazones op het Attische vaatwerk alle types van helmen dragen. Het is echter vaak moeilijk te zien welke helm is afgebeeld. Bovendien bestaat er vrij veel onduidelijkheid bij de onderzoekers over de helmtypes. Von Bothmer vermeldt de Ionische helm nooit, maar spreekt in dit geval van een Attische helm, eventueel met opgeklapte wangstukken. Ook de Chalcidische helm wordt niet door Von Bothmer als zodanig genoemd. De helmen van de Amazones onderscheiden zich op het zwartfigurige vaatwerk soms wel van de Griekse door hun originele versiering die de helmbos vervangt, zoals stierenoren en een stierenstaart.
56
SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, p. 51. BRIJDER ( H.A.G. ), BEELEN ( J. ) en VAN DER MEER ( L.B.). De Etrusken. Tentoonstelling Allard Pierson Museum 28 oktober 1989- 25 februari 1990, Den Haag, 1990. p. 113. 58 SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, pp. 51, 65, 69- 71. 57
133
De verschillende nieuwe helmtypes ontwikkelden zich, naast de Korintische helm, vanaf het begin van de 6e eeuw v. C. Het is dan ook logisch dat op het roodfigurige Attische vaatwerk, dat ontstond rond 530-520 v. C., geen Korintische helmen meer worden afgebeeld. Ze werden immers niet meer gedragen. Een voorbeeld van een Amazone met een Korintische helm op roodfigurige Attische keramiek bestaat dan ook niet.
~ Amazone met Korintische helm op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 120. Attische zwartfigurige “ Tyrrheense” nekamfora uit Caere. 59 Roma. Villa Guilia 50652. Het naamstuk van de “Castellani” schilder. 60 Een Amazone rent naar rechts, terwijl ze achterom kijkt. Ze wordt achtervolgd door een krijger die haar treft met zijn lans. Links komen twee ruiter aandraven. Hun speer in de aanslag wijst erop dat ze deel uitmaken van het strijdtafereel. Rechts staan twee vrouwen met mantel over het hoofd. Zoals gebruikelijk bij de Castellani schilder staan bij gevechtsscènes met slechts enkele figuren links en rechts mannen en vrouwen als publiek. De Amazone is gekleed als hopliet met Korintische helm, rond schild en beenbeschermers. Typisch voor de Castellani schilder zijn de voeten, die net als de ogen en het hoofd te groot zijn. 61 Gewoonlijk zijn bij deze kunstenaar de benen aan de korte kant, maar op deze afbeelding is dit zeker niet het geval.
~ Amazone met Korintische helm op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 121. Attische zwartfigurige “ Tyrrheense” nekamfora uit Sarteano. 62 Berlijn. Staatliche Museen F 1710. Door de “Castellani” schilder 63 Een prachtige vaas met op de schouder een afbeelding die bestaat uit een combinatie van drie duels, wat typisch is voor afbeeldingen op “Tyrrheens” vaatwerk. Tweemaal is een Amazone in gevecht met een Griek. In de derde scène zien we een gebaarde Herakles met leeuwenhuid en zwaard die een Amazone in complete paniek achtervolgt. Hierin verschilt de Castellani schilder niet van zijn collega’s, want op de afbeeldingen van deze vazengroep domineert duidelijk de held Herakles. Her en der liggen gesneuvelde krijgers, een typisch kenmerk voor deze schilder. 59
60
61 62
63
VON BOTHMER 1957, p. 10, n° 51, p. 26, pl. XXIV, 1. KLUIVER (J.). The Thyrrhenian group of Black-Figure Vases. Amsterdam, 2003, p. 158, n° 131. MINGAZZINI (P.). Vasi della Collezione Castellani. Rome, 1930, pp. 53, n° 2, 54, n° 4, 55, n° 1 en n° 3. MAYER-EMMERLING (S.). Erzählende Darstellungen auf “ tyrrhenischen” Vasen. Frankfurt, 1982, cat. n° 88. ABV p. 98, n° 42. BEAZLEY (J.D.). Paralipomena. Oxford, 1971², pp. 35, 37. KLUIVER (J.). The Thyrrhenian group of Black-Figure Vases. Amsterdam, 2003, p. 65. VON BOTHMER 1957, p. 7, n° 12, p. 19, pl. VIII. DIEPOLDER (H.). Der Penthesileia-Maler. Mainz am Rhein, 1976, p. 19, pl. II. BROMMER (F.). Herakles. Die Zwölf Taten des Helden in antiker Kunst und Literatur. Darmstadt, 1972, pl. 23 b. KLUIVER (J.). The Thyrrhenian group of Black-Figure Vases. Amsterdam, 2003, pp. 65, 159, n° 132. ABV p. 98, n° 45
134
Het mooiste onderdeel van de afbeelding wordt gevormd door het gevecht van een Griek tegen een Amazone . De dame draagt een chiton, mooi versierd met verticale stroken. Bij de Castellani schilder zijn krijgers vaak geschilderd zonder harnas, hoewel de tegenstander van de Amazone er hier wel een draagt.
~ Amazone met Ionische helm op roodfigurig vaatwerk. Pl. 117 Attische roodfigurige schaal uit Vulci. Ca 510- 500 v. C. 64 Londen. British Museum E 45. Door Beazley toegeschreven aan de “Proto-Panaitian” groep. 65 De afbeelding op de buitenzijde bevat een Amazonomachie met Herakles als centrale figuur. De held Herakles valt de Amazone Andromaché aan. De inscriptie toont haar naam. De Amazone ligt al op de grond en poogt nog haar zwaard uit de schede te trekken. Een naakte Herakles met leeuwenhuid heeft haar bij het harnas gegrepen en zwaait zijn knots om de dodelijke slag toe te brengen. De Amazone is uitgerust als hopliet met een rond schild, een lederen harnas boven de chiton en beenbeschermers. Net als haar vriendinnen op deze afbeelding draagt ze een Ionische helm met opgeklapte wangbeschermers.
~Amazone met Ionische helm met blazoen. Pl. 112. Attische roodfigurige schaal uit Nola. Ca 440 v. C. 66 Napels. Museo Nazionale H 2613. Door Beazley toegeschreven aan de “Eretria” schilder. 67 Herschilderd.
In de tondo van deze schaal staan twee Amazones afgebeeld. De krijgsvrouw rechts draagt een exotische outfit met bijpassende uitrusting: een strijdbijl en een gorytos, de boog- en pijlenhouder van barbaarse volkeren. De Amazone rechts staat elegant met de hand in de zij elegant te wezen. Ze showt de volledige uitrusting van de Griekse hopliet. Op haar Ionische helm met opgeslagen wangbeschermers staat als blazoen een panter of een leeuwin afgebeeld. Het hele tafereel straalt rust uit: twee vrouwen staan gezellig te kletsen zonder enige spanning of stress.
64
65
66
67
VON BOTHMER 1957, p. 132, n° 8, p. 138, pl. LXIX, 4. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 591, n° 67, dl. I, 2, pl. 67, p. 449. ARV p. 212, n° 13. ARV² p. 316, 8. VON BOTHMER 1957, p. 203, n° 161, p. 204, pl. LXXXV. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 633, n° 767. LEZZI-HAFTER (A.). Der Eretria-Maler: Werke und Weggefährten. Mainz, 1988, p. 763, 45 n. 182 pl. 42- 43 ARV p. 727, n° 37.
135
~ Amazone met Attische helm op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 122 Attische zwartfigurige nekamfora uit Vulci. 68 Londen. British Museum B 217. Door Beazley toegeschreven aan een kunstenaar uit de omgeving van de “München” schilder. 69 Het gevecht van Herakles met een drietal Amazones vormt het onderwerp van deze amfora. Zowel de Amazone op de grond, als haar vriendin die komt toegesneld om hulp te bieden zijn gekleed als hopliet met belkuras en chiton. Ze dragen een schild en een speer en aan hun gordel een schede met het zwaard erin. Een Attische helm, waaronder hun lange haren te zien zijn, voltooit hun outfit.
~ Amazone met Attische helm op roodfigurig vaatwerk. Pl. 123 Attische roodfigurige hydria uit Vulci. Einde 6e eeuw v. C. 70 München. Museum antiker Kleinkunst 2423. Gesigneerd door Hypsis. 71 Drie Amazones met hun naam in een inscriptie maken zich op voor de strijd in de uitrusting van de hopliet. De meest linkse dame is nog niet klaar. Haar zwaard hangt al aan haar zijde maar ze heeft haar helm nog in de hand en ook de beenbeschermers ontbreken nog. Ook de rechtse Amazone is volop bezig met haar uitrusting. Haar Chalcidische helm heeft ze al op het hoofd en ook de beenbeschermers zitten op hun plaats. Haar zwaard heeft ze nog in de hand, klaar om aan te gorden en haar schild staat nog tegen haar been geleund. De drie Amazones dragen een chiton zonder harnas. De middelste Amazone is wel klaar met haar uitrusting. In de linkerhand draagt ze een speer. Ze test haar trompet door het instrument naar de grond te richten en er zo op te blazen. Haar schild ontbreekt. We zien duidelijk haar Attische helm met hoog opstaande helmbos, eerder uitzonderlijk op het roodfigurig vaatwerk. De opstaande helmbos wordt gesteund door een houder in de vorm van een zwanenkop.
68 69 70
71
VON BOTHMER 1957, p. 61, n° 244, p. 62- 63, pl. XLIX, 1. ABV p. 394, n° 2. VON BOTHMER 1957, p.150, n° 38, p. 154, pl. LXXII, 4. LIMC, dl.I, 1. Amazones, p. 632, n° 740, dl. I, 2, pl. 740, p. 519. BOARDMAN 1975, pl. 43. ARV p. 30, n° 1.
136
~ Amazone met Chalcidische helm op roodfigurig vaatwerk. Pl. 124. Attische roodfigurige dinos uit Agrigento. Ca 450 v. C. 72 London. British Museum 99. 7-21.5. Door Beazley toegeschreven aan de groep van Polygnotos 73 Er zijn veertien krijgers afgebeeld, vechtend in drie groepen. Sommige personages zijn te identificeren door een inscriptie waaronder Theseus en de Amazonekoningin Andromachè. De held, gevolgd door Peirothoös en nog een makker, valt de Amazonekoningin aan. Ze is op de knieën is gezonken. Bloed gutst uit de wonde in haar rechterdij. De afbeelding op deze dinos kan de hypothese van Keuls ondersteunen. Zij stelt immers dat het dijbeen van een man een bijzondere betekenis heeft in de Griekse mythologie. En we zien dat bij de Amazones, in de Griekse perceptie “man”- vrouwen, een wonde in het dijbeen bijzonder veel werd afgebeeld. Keuls wijst erop dat in de Griekse mythologie voorbeelden te vinden zijn van mannelijke goden die een kind ter wereld brengen. Zo doodde Zeus Semele die zwanger was van zijn zoon Dionysos. Hij haalde de foetus uit het lichaam van de moeder en naaide het in zijn dijbeen. Daar kon de baby verder groeien en tenslotte geboren worden. Waarschijnlijk, aldus Keuls, heeft de keuze voor de dij en niet voor de buik van Zeus als een pseudo-baarmoeder te maken met homoseksuele activiteiten. In Athene gebeurde homoseksuele copulatie bij voorkeur doordat de man ejaculeerde tussen de dijen van zijn minnaar. 74 Van rechts komen drie Amazones aangereden om hun koningin te beschermen. Andromachè is gekleed als hopliet met een lederen harhas boven de chiton. Ze heeft een boog in haar linkerhand en zwaait met de rechterhand haar strijdbijl. Aan haar zijde hangt de gorytos. Ze draagt een lederen harnas en een typische Chalcidische helm. De spiraalversiering aan de oorkleppen is duidelijk te herkennen evenals de kroonachtige versiering op het voorhoofd. Het typische kenmerk van de Chalcidische helm, de versiering in de vorm van een ramshoren, vinden we hier ook terug op de punt van de helm. Eigenaardig genoeg heeft de helm de vorm van een”Prygische” muts. Kunnen we hier spreken van Thracische invloed? We weten dat de Thraciërs helmen ontwikkelden in de vorm van de alopekis, de vilten muts die de Grieken toeschreven aan “ barbaroi”. 75 Pl. 156.
~ Amazone met een helm versierd met stiereoren en een stierestaart. Pl. 125. Attische zwartfigurige schaal met een Amazonomachie in de tondo. 76 München. Museum antiker Kleinkunst 2238. Een Griek, gekleed in een chiton met kuras, beenbeschermers en een Korintische helm vecht met een Amazone. De Griek hanteert het zwaard, de Amazone de speer. Ze draagt een helm. 72
VON BOTHMER 1957, p. 162, n° 12, pp. 170- 171, pl. LXXVII, 2. BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: The Murals of the Theseion. In: JHS 92, 1972, p. 37, pl. V c. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 602, n° 233, dl. I, 2, pl. 233, p. 470. SCHEFOLD (K.) en JUNG (F.). Die Urkönige, Perseus, Bellerophon, Herakles und Theseus in der klassischen und hellenistischen Kunst. München, 1988, p. 284, pl. 333. 73 ARV p. 696, n° 26. ARV² p. 1052, n° 29. 74 KEULS 1985, pp. 41- 42. 75 Gold der Thraker. Archäologische Schätze aus Bulgarien. Catalogus bij de tentoonstelling in het RömischGermanisches Museum, Köln 5. Oktober 1979- 6. Januar 1980, Mainz am Rhein, 1979, p. 102, p. 100, pl. 184. 76 VON BOTHMER 1957, p. 11, n° 63, p. 28, pl. XXVI, 4.
137
Door een beschadiging is het type niet vast te stellen. Volgens Von Bothmer zijn op de helm een stierenstaart en stierenoren te zien.
~ Amazone met helm versierd met kreeftenscharen. Pl. 126. Attische zwartfigurige lekythos. Einde van de 6e eeuw v. C. 77 New York. The Metromolitan Museum of Art 07.286.43. Door Haspels toegeschreven aan de “New York” schilder. 78 De godin Athena staat op een krijgswagen getrokken door een vierspan. Ze wordt aangevallen door twee Amazones die de godin bedreigen met een speer. Deelname van de godin Athena aan een gevecht tussen Herakles en Amazones zijn in de Attische zwartfigurige vazenschilderkunst hoogst uitzonderlijk. Volgens Von Bothmer is Athena in sommige Amazonomachieën terecht gekomen als gevolg van de vermenging van Amazonomachieën met Gigantomachieën. Op deze schildering dragen de Amazones een zwaard in de schede en een schild. De linkse Amazone heeft een belkuras en een omhoog geschoven Korintische helm. Haar schild heeft in het midden als versiering een enorm vooruit springende slang. De andere Amazone draagt een dierenhuid over haar chiton. Herakles is afgedaald van de strijdwagen en is in gevecht met een Amazone. Ze is op één knie gezonken en weert de slagen van de held af met haar schild en speer. De dame is gekleed als hopliet met lederen harnas. Het is vrij onduidelijk welke soort helm ze draagt, maar de helmbos is vervangen door een versiering bestaande uit twee kreeftenscharen. Volgens Von Bothmer komt dit soort helmkam op geen enkele andere Attisch vaas voor. 79
~ Amazone met helm versierd met twee veren. Pl. 127. Attische zwartfigurige amfora. 80 Paris. Musée du Louvre E 733. We zien hier één van de vele Herakles’ Amazonomachieën. De held is gekleed in zijn karakteristieke leeuwenhuid. Hij heeft een Amazone vast gegrepen en zwaait zijn zwaard om haar te doden. Zij is gekleed als hopliet met belharnas en beenbeschermers als lichaamsbescherming. Ze probeert naar rechts te vluchten en haar aanvaller met haar speer te treffen. Zij houdt een groot hoplietenschild vast om zich te beschermen. Het zwaard hangt aan haar zijde. Ze draagt een eigenaardige helm met wangbeschermers in L - vorm en als versiering aan iedere kant van de helmbos een hoge witte veer die hoog boven de helmbos uitsteekt. Er nemen nog twee Grieken en twee Amazones deel aan de strijd, maar de eigenaardige helm wordt alleen gedragen door de centraal geplaatste Amazone en is uniek op het Attische vaatwerk.
77
VON BOTHMER 1957, p. 68, n° 311, p. 69, pl. L, 7. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 590, n° 50. 78 ABV p. 454, n° 2. ABL pl. 14, 3. 79 VON BOTHMER 1957, pp. 68- 69. 80 VON BOTHMER 1957, p. 30, n° 4, p. 33, pl. XXIX, 1.
138
§ 3 Een goed beschermd lijf.
A. Het hoplietenharnas. Boven de chiton droeg de hopliet meestal een kuras. Om zijn vorm wordt dit type van bronzen kuras een “ belkuras” genoemd. Het bestond uit een voor- en achterstuk. Door uitsteeksels aan de voorplaat die pasten in openingen van de achterplaat werden de twee delen verbonden. De onderste rand van het kuras stond een beetje naar buiten uit. 81 Pl. 128. Soms werd er onder dit belkuras aan de voorkant nog een afgeronde plaat gehecht om de buik te beschermen.Onderaan het harnas was altijd een lambrekijn bevestigd, bestaande uit flappen in leer of vilt, de “pteruges”, die hingen tot bovenaan de dijen. Door de flappen was het lopen geen probleem en de buik en onderbuik werden in ieder geval beschermd. 82 Het bronzen kuras was erg zwaar en daarom, zo denken de onderzoekers, werd er overgestapt op een linnen harnas. Dit moet al gebeurd zijn vóór de tijd van Homeros want dit linnen harnas wordt al beschreven in de Ilias. De verschillende lagen linnen werden doorstikt en vormden zo een uiterst geschikt beschermmateriaal. In de tweede helft van de 6e eeuw v. C. werd in Griekenland het lederen kuras ontworpen dat de voordelen van het linnen harnas, flexibiliteit en ventilatie, combineerde met de ondoordringbaarheid van een bronzen harnas. Op een Attische roodfigurige schaal. 83 pl. 107, uit de 5e eeuw v. C. is goed te zien hoe het nieuwe kuras werd gedragen. Eerst werd het vast gemaakt over de borst zoals we zien bij de centrale figuur. Dan werden de twee grote lederen schouderstukken die op de rug vastzaten over de schouders getrokken en op de borst met koordjes aan het harnas zelf vast gemaakt. De twee schouderflappen, de epomides, waren vrij breed maar liepen vooraan smaller toe. Het zijn de meest opvallende elementen van dit nieuwe harnas. Het is niet duidelijk of er ook metaal verwerkt werd in de body van het harnas, het gedeelte van de nek tot het middel. Er kon ook nog ander materiaal bijgevoegd worden om de body te versterken. Soms werden kleine metalen schubben als bij een vissenhuid gebruikt en soms ook grotere langwerpige plaatjes. De meeste harnassen die we zien op de Attische vazen zijn echter vervaardigd uit een vlak flexibel materiaal, waarschijnlijk leder en zeker niet uit metaal. Het nieuwe harnas was veel comfortabeler dan het bronzen kuras en het verklaart misschien waarom op het Attische roodfigurige vaatwerk hoplieten meer in beweging zijn afgebeeld, terwijl hoplieten op zwartfigurige taferelen veel statischer zijn. Het belkuras werd echter niet altijd vervangen door dit nieuwe lederen harnas. Er werd nog een ander type harnas ontworpen dat meer aanleunde bij het belkuras. Het bestond uit twee bronzen platen voor rug en voorkant. De platen hadden scharnieren aan de zijkanten. De twee helften van de scharnier werden in elkaar gepast en men stak er een pin door. Dit sierlijke anatomische kuras volgde veel meer de vorm van het menselijke lichaam. Als versiering waren er spieren van de borst en buik op aangebracht. De onderrand hing laag genoeg om de 81 82 83
SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, pp. 41, 50, 53. DUCREY (P.). Guerre et guerriers dans la Grèce antique. Lausanne, 1985, pp. 57- 58. Attische roodfigurige schaal uit Cerveteri. Ca 475 v. C. Wenen. Kunsthistorisch Museum 3694. Toegeschreven aan Douris. SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, p. 89, pl. 45. DUCREY (P.). Guerre et guerriers dans la Grèce antique. Lausanne, 1985, p. 58, pl. 38.
139
maag te beschermen en liep dan omhoog naar de heupen. Onderaan waren de lederen flappen aangebracht. De exemplaren die nog bestaan zijn meestal afkomstig uit Etruskische graven. 84 Op Attische keramiek, vooral dan het zwartfigurige, staan de Amazones vaak afgebeeld als hopliet in volledige uitrusting met een belkuras of een lederen harnas. Op het roodfigurige vaatwerk dragen de dames een lederen harnas. Het lederen kuras van een Amazone is soms versierd met het typische Amazoneornament, de zigzaglijn. Het Amazonekostuum dat op Attische vazenschilderingen met allerlei motieven wordt opgesmukt, draagt bij voorkeur deze zigzaglijn. Amazones in een anatomisch kuras komen ook voor, maar in dat geval is het vaak een “aangepast” anatomisch kuras. In de fantasie van de Grieken droegen Amazones een bronzen harnas dat zo ontworpen was dat de vrouwenborsten van de Amazones erin pasten. Zoals de borst- en buikspieren als versiering werden aangebracht op het anatomische kuras, zo toont het “aangepaste” kuras van een Aamazone een vrouwenborst met duidelijke tepel.
~ Amazone met belkuras op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 129. Attische zwartfigurige amfora uit Vulci. Na 550 v. C. 85 Bologna. Museo Civico PU 192. Door Beazley toegeschreven aan de “Berlin” schilder. 86 De schilder heeft uitstekend gebruik gemaakt van de ruimte op de vaas. Door overlappingen toe te passen heeft hij zes personages kunnen afbeelden. Het hele gebeuren wordt gedomineerd door Herakles. Hij grijpt zijn tegenstander, een Amazone met schild en speer, bij de helmbos op haar Attische helm en wil haar neerslaan met zijn knots. Dit is de eerste Griekse vazenschildering waarop Herakles zijn knots als wapen gebruikt. Daarvoor werd de held altijd afgebeeld met zijn zwaard en een enkele keer leverde hij strijd met zijn speer. Herakles en de Amazone vormen het middelpunt van een hevige strijd tussen twee andere Grieken en twee Amazones. De dames dragen een tuniek, mooi versierd met een motief van kransjes, een Attische helm, beenbeschermers, schild en speer. De centrale Amazone draagt een originele tuniek met een wikkelrokje, versierd met een patroon van schubbetjes. Volgens Von Bothmer was dit schubbenpatroon in die periode dé mode in Attica. 87 Een wikkelrok , eventueel boven een onderkleed, werd in de tweede helft van de 6e eeuw v. C. veel door vrouwen gedragen , naast de peplos en de chiton. Soms werd onder een korte wikkelrok een schortje gedragen en dat lijkt ook hier het geval te zijn. 88 Over haar tuniek heeft de Amazone een belkuras met op de borst een extra versierde spiraal. Speer, schild en beenbeschermers kenmerken haar als krijgsvrouw.
84 85
86 87 88
SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, pp. 90- 92. VON BOTHMER 1957, p. 30, n° 1, pp. 31- 32, 35, pl. XXVIII. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 589, n° 23, dl. I, 2, pl. 23, p. 444. ABV p. 296, n° 7. VON BOTHMER 1957, p. 32. JURRIAANS - HELLE (G.). Vragen rond een vaas. Vrouwenkleding en een achtervolgingsscène op een 6e eeuwse Attische amfoor. In: Mededelingenblad Vereniging van vrienden Allard Pierson Museum Amsterdam 29, 1983, p. 11.
140
~ Amazone met lederen harnas op Attisch vaatwerk. Pl. 126. Attische zwartfigurige lekythos einde 6e eeuw v. C. 89 New York. The Metropolitan Museum of Art 07.286.43. Door Haspels toegeschreven aan “New York” schilder. 90 Herakles met obligate leeuwenhuid en knots valt een Amazone aan, terwijl twee andere Amazones een vierspan met de godin Athena bedreigen. Regelmatig neemt de godin Athena in de Griekse kunst deel aan de avonturen van Herakles, maar in Amazonomachieën op Attisch zwartfigurig aardewerk komt ze maar voor op een vijftal vazen. Op deze lekythos is er opvallend veel variatie in de uitrusting en de bewapening van de Amazones. Sommige dames dragen een lederen harnas, anderen een bronzen kuras. Korintische en Attische helmen komen allebei voor. De Amazone die door Herakles wordt bedreigd, draagt een eigenaardige en originele helmkam in de vorm van twee kreeftenscharen. De Amazone draagt een lederen harnas, een uitzonderlijke dracht op het zwartfigurige Attische vaatwerk. Ze is ook de enige Amazone met dit “ nieuwe” harnas. Haar vriendinnen dragen een bronzen kuras of een chiton met een dierenhuid erover heen. De uitrusting van de centrale Amazone bestaat uit beenbeschermers, een rond schild en een speer.
~ Amazone met lederen harnas op roodfigurig vaatwerk. Pl. 130. Attische roodfigurige volutenkrater uit Gela ca 460 v. C. 91 Palermo. Museo Nazionale G 1283. Door Beazley toegeschreven aan de “Niobidenschilder”. 92 Deze krater is één van de vele Attische vazen die een uitgebreide Amazonestrijd tonen, een tafereel dat om de hele vaas loopt. Deze grote strijdtaferelen geven ons een beeld van de Amazonomachieën met Theseus die in Athene tot stand kwamen tussen 460 en 438 v. C. Ze werden waarschijnlijk door Mikon geschilderd op de wanden van het Theseion en de Stoa Poikile. Ze zijn verloren gegaan en helaas onvoldoende beschreven door ooggetuigen. Het is dan ook uiterst moeilijk om zich er een juist beeld van te vormen. Ook op de reliëfs van Phidias op de westelijke metopen van het Parthenon en op de buitenzijde van het schild van Athena Parthenos werden in die periode Amazonomachieën afgebeeld. Van Mikon weten we ongeveer welke onderwerpen er voorkwamen op zijn Amazonomachieën. In ieder geval heeft hij een Amazone te paard afgebeeld. 93
89
VON BOTHMER 1957, p. 68, n° 311, pl. L, 7a. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 590, n° 50. 90 ABV p. 454, n° 2. 91 VON BOTHMER 1957, p. 161, n° 5, p. 166-167, pl. LXXIV, 3 BUSCHOR (E.). Griechische Vasen. München, 1940, p. 185, pl. 204, p. 184. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 606, n° 297. BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: The Murals of the Theseion. In: JHS 92, 1972, p. 295, 36 n. 17, pl. V a-b. ROBERTSON 1992, pp. 184, 313, n. 158. ARIAS (P.S.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre griechische Vasenkunbst. München, 1960, p. 87, pl. 176- 181. 92 ARV p. 418, n° 2. ARV ² p. 599, 2. 93 VON BOTHMER 1957, p. 163.
141
Op de krater zijn tien personages afgebeeld, vier Grieken en zes Amazones. Ze zijn verdeeld in vier vechtende groepen. Eén Amazone berijdt een paard. De Amazones zijn gekleed in een chiton met erboven een lederen harnas. Op het hoofd dragen ze een helm of muts. De personages staan op eenzelfde grondlijn terwijl op de achtergrond allerlei wapens en delen van uitrustingen vallen. We zien o.a. een gebroken speer, een rechte boog en een Scythische boog. Het centrale gedeelte wordt gevormd door Theseus in gevecht met de Amazonekoningin. Ze is op beide knieën gevallen, steunend op haar schild dat ze aan de linkerarm houdt. Ze draagt een eigenaardige Attische helm met een sfinx als vervanging van de helmbos. Haar lederen harnas is op de borst versierd met een Gorgonenkop zoals bij een Amazone op de Parthenonfries. 94 Onder het harnas draagt ze niet alleen een chiton maar ook onderkleding met lange mouwen en een lange broek. Een misschien nog mooier voorbeeld van een Amazone in hoplietendracht biedt ons de Amazone links van Theseus. Ook zij draagt onder de hoplietenuitrusting een lange broek. Het is overigens overduidelijk dat ook hier, zoals steeds op Attische vazen, de Grieken zullen winnen. De Amazonekoningen is al op haar knieën gezakt en haar belangrijkste begeleidster links staat op het punt doorstoken te worden door een Griekse soldaat.
~ Amazone met lederen harnas met metalen schubbetjes. Pl. 114. Attische roodfigurige lekythos uit Athene. Ca 440- 410 v. C. 95 Boston. Museum of Fine Arts 95.48. Door Beazley toegeschreven aan de “Eretria” schilder. 96 Links wordt een naakte Griek bedreigd door de speer van een Amazone in een exotisch kostuum. Een inscriptie meldt de naam Hippolyte. Rechts zien we de populaire afbeelding van de Amazone te paard die met haar speer de strijd aanbindt met een naakte Griek met zwaard - volgens de inscriptie Theseus- en een Griek met een speer. De Amazone draagt de chiton, een harnas en een helm. De body van haar lederen harnas wordt gevormd door plaatjes die als de schubben van een vis over elkaar zitten.
~ Amazone met lederen harnas versierd met zigzaglijn. Pl. 131. Attische roodfigurige oinochoe . Ca 450- 440 v. C. 97 New York. The Metropolitan Museum of Art 06.1021. 198. Door Mercklin toegeschreven aan de “Mannheim” schilder. Er worden drie Amazones afgebeeld, alle drie met hun naam in een inscriptie: Penthésileia, Antiope en Iole. De dames dragen allemaal een broekpak. Penthesileia heeft erboven een tuniek die juist over de knie valt en een gordel. Ze draagt aan haar zijde een boog en pijlenkoker. Haar rechterhand omklemt twee speren. Aan haar linkerarm draagt ze een pelta 94
NEILS (J.). The Parthenon frieze. Cambridge, 2001, pp. 136, 265 n. 29. VON BOTHMER 1957, p. 177, n° 30, pl. LXXVII, 6. LIMC dl. I. Amazones, p. 602, n° 240, dl. I, 2, pl. 240, p. 471. LEZZI- HAFTER (A.). Der Eretria-Maler: Werke und Weggefährten. Mainz, 1988, p. 113, pl. 32. 96 ARV p. 724, n° 2. 97 VON BOTHMER 1957, p. 199, n° 141, pp. 200- 201. LIMC, dl.I, 1. Amazones, p. 633, n° 764. LEZZI-HAFTER (A.). Der Schuwalow-Maler. Mainz, 1976, p. 101, pl. 70- 71, Ma 13. 95
142
waarvan de binnenzijde is te zien. Ze rent naar rechts. De twee andere Amazones dragen boven hun broekpak een chiton onder een lederen hoplietenharnas. Iole rent naar rechts, een boog en pijlenkoker aan de zijde. Aan haar linkerarm draagt ze eveneens een pelta, maar in haar rechterhand prijkt een strijdbijl. Ze draagt een Thracische muts, de alopekis. Het meest opvallend is de middelste Amazone met twee speren in de rechterhand en de teugels van een paard achter haar in de linkerhand. Ze draagt een chiton boven het broekpak en een lederen harnas. De body van dit kuras is versierd met diagonale zigzaglijntjes, de zo typische versiering van de Amazonekleding. Ook haar houding is origineel. Ze is volledig in vooraanzicht geschilderd en kijkt ons strak aan. Alleen haar linkervoet staat naar rechts gekeerd.
~ Amazone met anatomisch kuras. Pl. 132. Attische roodfigurige kolonettenkrater. 98 Genève. Musée d’ Art et d’ Histoire 14990. Door Beazley toegeschreven aan de “Ariana” schilder. 99 Een Amazone te paard valt twee Grieken aan. Ze zijn beiden gekleed als hopliet met een omhooggeschoven Korintische helm, lederen harnas, speer en schild. De Amazone draagt over haar chiton een anatomisch kuras waarop de spieren van borst en buikpartij zijn aangegeven. Dit kuras verschilt op geen enkele manier van een anatomisch kuras zoals het gedragen werd door mannelijke Griekse hoplieten
~ Amazone met een “ aangepast” anatomisch kuras. Pl. 133. Attische roodfigurige kelkkrater uit Spina. 100 Ferrara. Museo di Spina T 411 Door Beazley toegeschreven aan Polygnotos. 101 De kunstenaars hadden er blijkbaar oog voor dat een bronzen harnas oncomfortabel moest zijn voor de vrouwborst. Fantasierijk als ze waren schilderden ze het “aangepaste” anatomische kuras met zijn erotische uitstraling. Drie Amazones, hun namen worden vermeld, gaan op stap. De middelste is gekleed in een tuniek tot onder de knie en lange mouwen. De stof met een motiefje geeft een exotische toets aan de outfit. De Amazone draagt een helm, een pelta en haar speer. Voor en achter haar rijdt een Amazone te paard. De voorste ruiter draagt boven haar chiton een anatomisch kuras met lage rand. Het kuras wijkt af van het gebruikelijke bronzen harnas want het is speciaal voor vrouwenborsten ontworpen. De Amazone is ongewapend, maar op haar hoofd heeft ze een Chalcidische helm met opgeklapte wangstukken. De achterste ruiter draagt twee speren en een zwaard en is gekleed in chiton met lederen kuras en helm. 98
VON BOTHMER, 1957, p. 178, n° 44, pl. LXXVIII, 4. ARV p. 708, n° 2. 100 VON BOTHMER, 1957, p. 198, n° 132, p. 200, pl. LXXXIII, 7. HOFKES-BRUKKER (C.). Die Liebe von Antiope und Theseus. In: BABesch 41, 1966, pp. 21- 22. BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: The Murals of the Theseion. In: JHS 92, 1972, p. 37. 101 ARV p. 678, n° 17. ARV³ p. 1029, 21. 99
143
B. De beenbeschermers.
Bij de panhoplie, de gevechtsuitrusting van de hopliet, hoorden ook beenbeschermers. Ze werden geslagen uit een bronzen plaat in de maat van de hopliet voor wie ze bestemd waren. Wanneer de soldaat zijn beenbeschermers wilde aantrekken, trok hij ze wat verder open en prangde ze rond het been. Zo werden op hun plaats gehouden door de elasticiteit van het metaal. Het hoplietenbeen was dan beschermd vanaf de enkel tot boven de knie. 102 Vanaf de 7e eeuw v. C. kwamen deze lange onderbeenbeschermers algemeen in gebruik. Aanvankelijk kwamen ze niet altijd tot boven de knie, maar bedekten ze alleen het onderbeen. In de loop van de 6e eeuw v. C. veranderde er weinig aan de vorm van de beenbeschermers. Wel zien we dat ze in de late 6e eeuw v. C., net als het anatomisch kuras, steeds meer de vorm van het lichaam, in dit geval van het been, volgden. De 5e eeuw v. C. brengt alleen variatie in de decoratie. Pl. 134. In de loop van de 6e eeuw v. C. schaften rijke hoplieten zich soms nog extra beschermers aan, zoals bronzen enkelbeschermers en beschermers voor de linker boven- en/of onderarm. De rechterarm werd beschermd door het schild. Deze hulpmiddelen zien we zelden op schilderingen. Beschermers voor het dijbeen staan wel eens afgebeeld op vaatwerk van de 6e eeuw v. C. maar niet meer op dat van de 5e eeuw v. C. Al deze snufjes werden waarschijnlijk niet vaak werden aangeschaft tenzij met een ceremonieel doel. 103 Nochtans is er een afbeelding van een Amazone bewaard gebleven waarop de krijgsvrouw enkelbeschermers draagt, hoewel er discussie over bestaat of het geen schoenen zijn die de krijgsvrouw aan de voeten heeft. Pl.138. De Amazones op het Attisch zwartfigurige vaatwerk dragen bijna altijd beenbeschermers als ze afgebeeld zijn in de uitrusting van een hopliet. Na het midden van de 5e eeuw v. C verandert die trend echter en worden Amazones met beenbeschermers eerder een uitzondering.
~ Amazone met beenbeschermers op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 135. Attische zwartfigurige nekamfora 104 Oxford. Ashmolean Museum 209. Amazones maken zich klaar voor de strijd. Links staat een Amazone met de beenbeschermers al aan. Rechts houdt een Amazone een beenbeschermer klaar. Maar centraal staat een krijgsvrouw met een beenbeschermer in beide handen. Ze trekt de zijkanten open en heft haar linkerbeen op om de beenbeschermer aan te brengen.
102 103 104
DUCREY (P.). Guerre et guerriers dans la Grèce antique. Lausanne, 1985, pp. 55- 56. SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, p. 93. VON BOTHMER 1957, p. 91, n° 6, p. 92, pl. LX, 1.
144
~ Amazone met beenbescherming op roodfigurig vaatwerk. Pl. 136. Attische roodfigurige Panathenaïsche amfora. Begin 5e eeuw v. C. 105 Florence. Museo Archeologico Etrusko 3989. Door Beazley toegeschreven aan de “Berlin” schilder. 106 Op iedere zijde van de vaas is één Amazone geschilderd. De dames staan klaar om te vertrekken. De Amazone op de keerzijde is volledig uitgerust als hopliet met een lederen harnas boven de chiton, beenbeschermers, een helm met opgeklapte wangbeschermers en schild. Ze is bewapend met een speer en draagt geen zwaard.
~ Amazone met rijk versierde anatomische beenbeschermers. Pl. 137. Attische roodfigurige volutenkrater. Ca 510 v. C. 107 Arezzo. Museo Civico 1465. Door Furtwängler toegeschreven aan Euphronios. 108 De schilder heeft op de voorkant een Heracles’ Amazonomachie afgebeeld met naaminscripties van de voornaamste personages. Volgens Von Bothmer is het de best bewaarde en meest uitgebreide Amazonomachie op Attische vazen. Op de keerzijde staan enkele rennende Amazones. Herakles bindt de strijd aan met een staande Amazone. De held is naakt met de obligate leeuwenhuid over de linkerarm. Zijn tegenstander is gekleed als hopliet en half verborgen achter haar schild. Op de grond tussen de twee strijders ligt een gekwetste Amazone, gekleed als hopliet. Haar rechterbeen is half opgericht en toont ons een beenbeschermer waarop als versiering de spieren van het onderbeen en spiralen zijn aangebracht.
~ Amazone met enkelbeschermers. Pl. 138. Attische roodfigurige lekythos met witte ondergrond uit Cyprus. Ca 440 v. C. 109 Parijs. Musée du Louvre A 256 (AM 94). Een Amazone heeft haar voet op een rotsblok gezet en buigt zich voorover om veters te strikken. Rond haar enkels heeft ze een soort verstevigingen. Von Bothmer ziet hierin enkelbeschermers die vast gemaakt zijn met riempjes of veters. Devambez interpreteert de “enkelbeschermers” als sandalen en heeft het over een Amazone die haar sandalen vastbindt. Dat hier een krijgsvrouw is afgebeeld is duidelijk. Haar pelta, het Thracische schild en de gorytos, de boog- en pijlenkoker hangen achter haar aan de muur. 105
VON BOTHMER 1957, p. 151, n° 60, pp. 156- 157, pl. LXXIII, 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones. p. 627, n° 649. 106 ARV p. 132, n° 14. 107 VON BOTHMER 1957, p. 131, n° 5, pp. 135- 136, pl. LXIX, 3. LIMC, dl. I, 1. Amazones. p. 591, n° 64, dl. I, 2, n° 64, p. 448. PFUHL (S.). Masterpieces of Greek Drawing and painting. Londen, 1955, p. 31, pl. 47. ARIAS (P.S.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 66, pl. 113- 115. 108 ARV p. 16, n° 5. ARV² p. 15, n° 6. 109 VON BOTHMER 1957, p. 204, n° 171, p. 205, pl. LXXXIV, 2. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 628, n° 660, dl. I, 2, pl. 660, p. 512.
145
C. Het hoplietenschild. Het hoplietenschild was van het grootste belang bij het optreden van de hoplieten in falanx. De soldaten marcheerden zo dicht bij elkaar dat de rechterkant van een hopliet steeds beschermd werd door het schild van zijn buurman. Zijn linkerkant beschermde de hopliet met zijn eigen schild aan de linkerhand. Wanneer een hopliet alleen vocht, kon hij zich beschermen door zijn linkerschouder naar voren te brengen en zijn schild voor zich uit te steken. Vanaf de 7e eeuw v. C. kwam het grote ronde schild in gebruik. Het had een diameter van ongeveer 90 centimeter en bestond uit een houten onderstel waarop een bronzen plaat was vast gezet. In tegenstelling met de uitgesneden schilden uit de vorige periode die aan de schouder werden gehangen, werd het ronde hoplietenschild gedragen aan de arm. Daarvoor had het schild aan de binnenzijde een armband in brons, de porpax, diagonaal gespannen van de ene kant naar de andere. Aan de rand had het schild een handvat in leer. 110 Onderzoekers zijn het er niet over eens of de hopliet met de bovenarm of met de onderarm zijn schild manoevreerde. Lazenby 111 is van mening dat het de bovenarm was, Hanson 112 houdt het bij de onderarm. Op afbeeldingen van vechtende hoplieten op Grieks aardewerk zit de schildband ter hoogte van de elleboog, zodat het de onderarm is die het zware hoplietenschild tijdens het gevecht hanteert. Door de ingenieuze manier waarop het schild aan de arm vastzat was het uiterst wendbaar. Bovendien bood het een prima bescherming voor de soldaat. Vanaf zijn kin tot bovenaan de benen was de hopliet niet te raken. Onderzoekers denken dat de oorsprong van dit schild in Argos lag, omdat in antieke bronnen naar dit schild wordt verwezen als het “ Argiven” schild. Typische kenmerken van dit soort schild waren de metalen rand en het blazoen dat onveranderlijk op de voorkant prijkte. Het schild was vervaardigd uit brons en het blazoen werd er waarschijnlijk op geschilderd. Soms werd het blazoen in de vorm van een in brons gegoten silhouet vastgehecht aan de voorkant. Zo’n blazoen had verschillende functies. Waarschijnlijk werd het gezien als een magisch object dat zijn eigenaar kon beschermen, maar het was zeker ook een middel om de eigenaar te identificeren of om aan te geven tot welk kamp een hopliet behoorde. 113 Volgens Snodgrass zorgde het blazoen ervoor dat de drager, die helemaal verscholen zat onder zijn Korintische helm, kon geïdentificeerd kon worden. Hij baseert zich hierbij op Griekse keramiek. Op het vroege Griekse vaatwerk, aldus Snodgrass, lijkt het alsof iedere krijger een eigen blazoen heeft, meestal in de vorm van een dier of een vogel. Later echter, ca 508 v. C., toen de democratie zich ontwikkelde, werd het voor hoplieten van een bepaalde stad de gewoonte om allemaal hetzelfde blazoen te dragen. 114 Steiner bestrijdt deze ideeën van Snodgrass. Ze wijst erop dat op de zogenaamde Siane schaal van ca 570 v. C. 115 drie personages hetzelfde schildblazoen dragen, een leeuwekop. Volgens haar bestaat er maar één bewijs voor schildblazoenen buiten de Griekse vazenschilderkunst en dat is te vinden in de literatuur. In de tragedie van Aeschulos, “ De Zeven tegen Thebe” uit de 5e eeuw v. C., wordt door een boodschapper gemeld dat de zeven aanvallers allen een eigen schildblazoen hebben dat iets van hun karakter weerspiegelt. Dit bewijst onvoldoende dat individuele hoplieten een 110
DUCREY (P.). Guerre et guerriers dans la Grèce antique. Lausanne, 1985, p. 53. LAZENBY (J.F.). Bespreking van HANSON.(V.D.). The western way of war: infantry battle in classical Greece. Oxford, New York, 1990. In: JHS 112, 1992, pp. 203- 204. 112 HANSON (V.D.). The western way of war: infantry battle in classical Greece. Oxford, New York, 1990, p. 162. 113 DUCREY (P.). Guerre et guerriers dans la Grèce antique. Lausanne, 1985, p. 53. 114 SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, pp. 54- 55. 115 BRIJDER (H.A.G.). Siana Cups I and Komast Cups. 1983, p. 240, n° 47. 111
146
persoonlijk blazoen hadden, evenmin of een polis een eigen blazoen had dat door haar burgers werd gedragen op hun schild. Vanaf de late 5e eeuw v. C. komt er meer informatie uit verschillende, ook eigentijdse bronnen. Toen droeg het leger van een polis op het schild een blazoen dat typisch was voor die polis. Zo droegen de soldaten van Thebe als blazoen een knots , het attribuut van hun held Herakles. Over Alcibiades schrijft Plutarchus dat hij geen eigen blazoen “van zijn voorouders” had en daarom het blazoen van Athene op zijn schild droeg. 116 We mogen dus aannemen, aldus Steiner, dat vanaf het derde kwart van de 5e eeuw v. C. er op schilden een blazoen van de polis werd gedragen, maar dat er daarnaast ook familie - blazoenen bestonden. 117 Op Attische vazen dragen de Amazones hoplietenschilden met ongeveer dezelfde blazoenen als de Grieken. Soms is het blazoen erg eenvoudig met enkele bollen of een eenvoudige dierenfiguur. Op andere Amazoneschilden is het blazoen uitzonderlijk mooi en tweedimensionaal uitgewerkt. Ook hier profileerden kunstenaars zich door bepaalde blazoenen steeds weer aan te brengen op de schilden van hun personages. Daardoor kunnen terugkerende motieven op schilden gebruikt worden om het werk van een kunstenaar te identificeren. De studie van de blazoenen op Amazoneschilden vormt een scriptieonderwerp op zich. Daarom wordt de problematiek van blazoenen op Amazoneschilden hier slechts even aangestipt. 118 Een uitzondering wordt gemaakt voor enkele bijzonder mooie of intrigerende schilden op Amazoneafbeeldingen. Amazoneschilden met de kop van een sater hebben een speciale betekenis. Zowel op de schilden van de Grieken als op die van de Amazones kwamen saterkoppen en satermaskers voor. Waarom een voorliefde voor dit soort versiering? Waarschijnlijk werden deze koppen gezien als geluksbrengers en beschermers in de strijd. Een sater werd gezien als een wezen dat totaal niets met strijd of oorlog te maken had en was de absolute tegenpool van de krijgshaftige hopliet. Op een Amazoneschild heeft zo’n saterkop echter meer betekenis. Een vazenschildering van een Amazone met een schild met een saterkop toont de tegenstelling tussen een vrouwelijke krijger en een sater, een mannelijk wezen, maar totaal niet krijgshaftig. De androgyne Amazone en de hybride sater hebben iets gemeenschappelijk: ze zijn een andere soort wezen dan de Griek. 119 De Amazones zijn dan wel vaak afgebeeld in een Griekse uitrusting en met een Griekse schild maar toch zegt zo’n saterkop, een versiering die duidelijk dionysisch - barbaars is, dat dit geen Griekse krijgers zijn. Tegelijkertijd werd een mooie tegenstelling weergegeven: mannelijk/ onkrijgshaftig tegenover vrouwelijk/ krijgshaftig. 120 Amazones op het zwartfigurige vaatwerk gebruiken meestal het ronde hoplietenschild. Daarnaast dragen ze soms ook het zogenaamde “ Dipylon” schild. Dit schild wordt zo genoemd omdat het gedragen wordt door de krijgers op een groep vazen uit ca 750- 725 v. C., afkomstig van de Dipylon begraafplaats in Athene. Het is een enorm groot schild dat bijna het hele lichaam bedekt. De zijkanten vertonen grote ronde inkepingen. De buitenrand wordt door deze inkepingen onderbroken. Volgens Snodgrass gaat het hier om een schild dat door de kunstenaar overdreven groot werd geschilderd. Hij brengt de oorsprong van dit schild in verband met het gebruik van een dierenhuid waarvan de vier poten werden uitgestrekt. Volgens hem werd dit soort schild in de 7e eeuw v. C. en later vooral 116 117 118
119
120
PLUTARCHUS. Alcibiades, 17, 1-2. STEINER 1997, pp. 16-159, n. 35. Voor blazoenen op schilden zie: UNTEREGGER-VAERST (A.). Griechische Schildzeichen vom 8. bis zum ausgehenden 6. Jh. Salzburg, 1982. BOL (R.). Amazones Volneratae. Untersuchungen zu den Ephesischen Amazonenstatuen. Mainz, 1998, p. 125. ATTULA (R.). Schilde mytischer Barbaren und Barbaren als Schildzeichen auf Vasen des 6. und 5. Jhs. v. Chr. In: SCHMALTZ en SÖLDNER 2003, pp. 133- 134.
147
afgebeeld in heroïsche scènes zoals de strijd van Ajax of Achilles voor Troje. In de “echte” strijd werd dit soort schild vervangen door het ronde hoplietenschild dat eeuwenlang zou stand houden. 121 Op het roodfigurige vaatwerk zien we uiteraard alleen Amazones met een rond schild. Een enkele keer is op het Attische roodfigurige vaatwerk een Amazone afgebeeld als hopliet zonder een hoplietenschild, maar met de pelta die normaal door licht bewapende krijgers werd gedragen.
~ Amazone met hoplietenschild op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 139. Attische zwartfigurige volutenkrater uit Phocaea 122 Izmir. Archeologisch Museum 9634. De krater is één van de bewijzen dat de vazen van de zogenaamde “Tyrrheense” groep niet enkel werden gemaakt voor de Etruskische markt zoals algemeen werd aangenomen, maar dat ze ook werden geëxporteerd naar het Oosten. Het hoofdtafereel wordt gevormd door een Herakles’ Amazonomachie, een thema dat veel voorkomt op Tyrrheense vazen. De held heeft een Amazone vastgegrepen bij haar helmbos en stoot zijn zwaard in de binnenkant van haar schild. Zijn slachtoffer tracht naar rechts te vluchten, maar is op haar rechterknie gezonken met haar gelaat in de richting van haar aanvaller. In haar linkerhand houdt ze een speer. Alleen de punt is te zien, de rest gaat schuil achter het schild van een andere Amazone die te hulp komt gesneld. Links van Herakles wordt een ander duel uitgevochten: een krijger met Korintische helm met helmkam poogt met zijn speer een Amazone neer te steken. In zijn linkerhand houdt hij zijn schild. Hij draagt een chiton met aan de zijde een zwaard in de schede en beenbeschermers. Deze Amazone heeft dezelfde houding en uitrusting, dezelfde als bij de Amazone die Herakles bevecht. Ze dragen beiden een Attische helm met hoge helmbos en een licht versierde chiton met riem. De binnenkant van hun schilden met armband is duidelijk te zien. Het handvat van het centrale schild is aan het zicht onttrokken door het linkerbeen van Herakles. Het hele tafereel is aangezet met toetsen rode verf: op de binnenkant van de Amazoneschilden, op de buitenkant van twee andere schilden, op de helm van de krijger, op de helmbos van de rechtse Amazone en op de leeuwenhuid van Herakles. De huid van de Amazone is wit zoals gebruikelijk op zwartfigurig vaatwerk. Witte bollen versieren de halslijn en de zoom van de Amazone- chitons. Ook de chiton van Herakles en de chiton van de krijger hebben witte bollen gekregen. Ook de helmbos van de rechtse Amazone kreeg een vleugje witte verf. ~ Amazone met hoplietenschild op roodfigurig vaatwerk. Pl. 117 Attische roodfigurige schaal uit Vulci. Ca 510- 500 v. C. 123 Londen. British Museum E 45. 121 122
123
SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, pp. 44- 45. TUNA – NÖRLING (Y.). Attic Black-figure Export to the East: The “Tyrrhenian Group” in Ionia. In: OAKLEY (J.H.), COULSON (W.D.E.) en PALAGIA (O.). Athenian Potters and Painters. The Conference Proceedings. Exeter, 1997, p. 435. Over opgravingen in Phocacea: AKURGAL (E.). Anadolu Uygarliklari. 1988. VON BOTHMER 1957, p. 132, n° 8, p. 138, pl. LXIX, 4. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 591, n° 67, dl. I, 2, pl. 67, p. 449.
148
Door Beazley toegeschreven aan de “Proto-Panaitian” groep. 124 Herakles heeft zijn tegenstander, de Amazone Andromache, bij haar “pteryges”, de flappen van haar harnas, gegrepen en slaat toe met zijn knots. Andere Amazones nemen deel aan de strijd. Op de keerzijde komen een aantal Amazones en een paard aangelopen. Op deze schaal zijn alle Amazones afgebeeld in de volledige uitrusting van een Griekse hopliet met één uitzondering. Naast het paard op de keerzijde rent een Amazone in de outfit van een exotische boogschutter. Zij is ook de enige zonder schild. De typische hoplietenschilden van de Amazones dragen verschillende blazoenen: een gevleugeld wiel en een strijdwagen zonder wielen, een drievoet, een vogel en een blad van een boom.
~ Amazone met blazoenschild in hoog-reliëf . Pl. 140. Attische zwartfigurige bandkylix. Ca 560- 545 v. C. 125 Amsterdam. Allard Pierson Museum 8192. Door Von Bothmer toegeschreven aan de “Amasis” schilder. 126 Von Bothmer bespreekt drie bandschalen van de Amasis schilder waarvan de schaal in Amsterdam de meest verfijnde en de oudste is. We zien een Amazonomachie met Herakles die doorloopt op de keerzijde. De compositie bestaat uit drie vechtende groepen. De Griekse krijgers zijn zwaar bewapend afgebeeld met beenbeschermers, harnassen, helmen, speren en schilden. De Amazones zijn veel kwetsbaarder in hun korte chitons met riem. De Amazone die door Herakles wordt neergestoken heeft een originele helm waarvan de helmbos eindigt in een zwanenkop. Eén van de Amazones draagt een schild met een uitzonderlijk blazoen, een ver vooruitstekende tweedimensionale leeuwenkop. Dit blazoen werd blijkbaar regelmatig door de Amasis schilder aangebracht op schilden en kan dan ook beschouwd worden als karakteristiek voor deze kunstenaar. Voor Von Bothmer is dit typische blazoen dan ook één van de redenen om de bandschaal aan de Amasis schilder toe te wijzen. De personages zijn gedetailleerd afgebeeld en we zien elegante Amazones met chitons waarvan de boorden mooi versierd zijn aan de halslijn, rond het middel en aan de onderkant. Om de voorstelling levendiger te maken werden gedeelten rood en wit geschilderd. Tussen de verschillende figuren zijn inscripties aangebracht zonder enige betekenis zoals we ze ook aantreffen op vaatwerk van de Tyrrheense groep.
124
ARV p. 212, n° 13. ARV² p. 316, n° 8. 125 VON BOTHMER 1957, p. 31, n° 12, p. 35. http://dpc.uba.uva.nl/archeologischecollectie/record/APM 08192 VON BOTHMER (D.). The Amasis Painter and his world. Vase-Painting in Sixth-Century B.C. Athens. Malibu, New York, 1985, pp. 206- 207, pl. 107 a,b,c. Vazen uit de schenking Six. Amsterdam, s.d. p. 34, n° 9. CVA, Allard Pierson Museum 2, 1996, pp. 62- 64, pl. 100- 101, 1-6, fig. 30. 126 VON BOTHMER (D.). The Amasis Painter and his world. Vase-Painting in Sixth-Century B.C. Athens. Malibu, New York, 1985, p. 205.
149
~ Amazone met hoplietenschild met saterkop. Pl. 141. Attische zwartfigurige “Merrythought” schaal uit Marmaro. Ca 575- 550 v. C. 127 Rhodos. Museum 15430. Door Beazley toegeschreven aan de “Marmaro” schilder. 128 Deze schaal toont de oudste afbeelding van een Amazone te paard. We zien een Herakles’ Amazonemachie: vier groepen van vechtende Grieken tegen Amazones. Herakles vecht met de lans, de Amazones zijn uitgerust als hopliet met een Korintische helm. Ze vechten met de speer. De Amazones hebben stuk voor stuk een hoplietenschild met een opvallend blazoen. Eén van de schilden draagt als blazoen een saterkop. Op de andere Amazoneschilden prijken de kop van een wild zwijn, een rozet en de kop van een stier.
~ Amazones met hoplietenschild met tweedimensionale saterkoppen. Pl. 54. Attische zwartfigurige amfora uit Vulci. Einde 6e eeuw v. C. 129 Londen. British Museum B 158. Door Beazley toegeschreven aan de “Leagros” groep. 130 Deze amfora werd eerder besproken, omdat de laatste ruiter een zogenaamde “ruiterhelm” draagt. Twee Amazones te paard rijden naar rechts. Naast hun paard staat telkens een hond. De Amazones zijn gekleed als hopliet met Attische helmen. Op hun rug hangt een hoplietenschild met in het midden een tweedimensionale saterkop.
~ Amazone als hopliet met pelta op roodfigurig vaatwerk. Pl. 142. Fragment van een Attische roodfigurige schaal. 131 Florence. Museo Archeologico Etrusco Leipsic T 591. Volgens Beazley staat deze schaal dicht bij het vroege werk van de “Codrus” schilder. 132 Het fragment toont een Amazone in de uitrusting van een hopliet te paard. Het fragment toont slechts het bovengedeelte van haar lichaam. Ze draagt een pelta aan haar linkerarm. Op haar lang zwart krullend haar heeft ze geen hoofddeksel.
127
VON BOTHMER 1957, p. 9, n° 34, p. 22. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 588, n° 18, dl. I, 2, pl. 18, p. 443. 128 ABV p. 198, n° 1. 129 VON BOTHMER 1957, p. 100, n° 111, pp. 103- 104, pl. LXIII, 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 630, n° 714 a, dl. I, 2, pl. 714 a, p. 517. ATTULA (R.). Schilde mythischer Barbaren und Barbaren als Schildzeichen auf Vasen des 6. und 5. Jhs.v. Chr. In: SCHMALTZ en SÖLDNER 2003, pp. 133- 135. 130 ABV p. 368, n° 105. 131 VON BOTHMER 1957, p. 180- 181, n° 53, pl. LXXIX, 1 CVA Florence III, I c, pp. 3, 21, p. 11, 74, p. 15, 18- 20, 22- 23, p. 24, 16- 18, 21, 268. 132 ARV p. 741, I.
150
De “elegante” hopliet? . Het vrouwelijk aspect van de Amazones blijft zelden buiten beschouwing Hun tuniek is vaak versierd met een sierrand, waarop exotische motieven zoals griffioenen en sfinxen zijn aangebracht. Het is een element van barbarisering, waardoor de Amazones zich duidelijk van de Grieken onderscheiden. 133 Soms is het borduursel op de tuniek een schitterend staaltje van handwerk. Vooral op de Tyrrheense vazen staan prachtige tunieken, versierd met een verticale strook met dieren en samengestelde fabeldieren. Ze zijn typisch voor de Tyrrheense groep en komen niet meer voor op Attische vazen, wanneer rond 545 v. C. de productie van de Tyrrheense vazen stopt. Op het zwartfigurige vaatwerk zijn de Amazones niet alleen als zwaar bewapende hoplieten maar ook als elegante dames afgebeeld door ze een oorbel te geven of een unieke tuniek. Op roodfigurige afbeeldingen wilden de kustenaars het vrouwelijke van de Amazones naar voor te halen door een elegante houding en het exotische door allerlei elementen in hun outfit. Er zijn steeds meer zijn er Amazones uitgerust als hopliet, maar met een exotisch hoogddeksel of met een lange broek onder de uitrusting. De barbarisering van de Amazones zette zich dus steeds verder naarmate ze ook een meer politieke rol gingen spelen als tegenstanders van Theseus. De kunstenaars wilden de Amazones als vrouwelijke wezens met een hang naar opsmuk afbeelden, ook al zijn ze uitgerust als een zwaar bewapende soldaat.
133
BLOK 1991, p. 346.
151
~ Amazone in kleding met broderie. Pl. 143. Attische zwartfigurige “ Tyrrheense” amfora uit Vulci. Ca 575- 550 v. C. 134 Boston. Museum of Fine Arts 98.916. Naamstuk van de “Timiades” schilder. 135 Op de schouder van de vaas zien we drie duels afgebeeld. Het centrale gedeelte toont het duel tussen Herakles en de Amazone Andromache. Beide figuren zijn voorzien van een naaminscriptie. Herakles heeft de kop van de leeuwenhuid over zijn hoofd getrokken en poogt de Amazone die hij vasthoudt bij haar rechterarm met zijn zwaard te doden. Andromache probeert naar rechts te vluchten. De Amazone is gekleed als hopliet en draagt als bewapening aan de linkerarm een rond schild en in de rechterhand een speer. Op de binnenzijde van het schild zien we in het midden de armband en dichter bij de rand de handgreep. De armband is uitzonderlijk mooi versierd met een geometrisch patroon, terwijl de handgreep eenvoudig is gebleven. De rand van het schild wordt gevormd door een getorste band. Zwarte beenplaten en een Attische helm met een eigenaardig detail, een bloemversiering op het voorhoofd, beschermen de Amazone. Het meest opvallende element op deze schildering is echter de prachtige chiton van Andromache. Een rijk geborduurde verticale decoratiestrook loopt in het midden van de chiton vanaf de hals naar beneden. Er zijn afbeeldingen van sfinxen en paarden in verwerkt, dezelfde dieren die op de buik van de amfora en lager twee friezen vormen. De onderrand van de chiton van Andromache is versierd met broderie en ook de rand van de armsgaten vertoont een broderiemotiefje, dat terugkeert in de riem. De Amazone is hier werkelijke een “elegante” hopliet.
~ Amazone met oorbel op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 129. Attische zwartfigurige amfora uit Vulci. Na 550 v. C. 136 Bologna. Museo Civico UP 192. Door Beazley toegeschreven aan de “ Berlin” schilder. 137 De centrale Amazone, in gevecht met Herakles, wordt hier niet alleen afgebeeld als vechtersbaas maar ook als een vrouw die houdt van elegante kleding. Dit blijkt uit haar originele tuniek met wikkelrokje en oorbel. De oorbel bestaat niet uit een schijfje zoals meer voorkomt bij Amazones, maar uit een ringetje met rondom uitstekende puntjes als versiering.
134
135
136
137
VON BOTHMER 1957, p. 7, n° 8, pp. 17-18, pl. V. BOARDMAN (J). Boy Meets Girl: an Iconographic Encounter. In: OAKLEY (J.H.), COULSON (W.D.E.) en PALAGIA (O.). Athenian Potters and Painters. The Conference Proceedings. Oxford, 1997, pp. 260- 261. KLUIVER (J.). The Tyrrhenian group of Black-figure Vases. Amsterdam, 2003, p. 151, n° 47 LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 588, n° 9, dl. I, 2, pl. 9, p. 441. BOARDMAN (J.). Athenian Black Figure Vases. A Handbook. Londen, 1974, pl. 56. MAYER-EMMERLING (S.). Erzählende Darstellungen auf “tyrrhenischen” Vasen. Frankfurt, 1982, Cat. n° 9. BOARDMAN 2001, pl. 58. VON BOTHMER (D.). The painters of Tyrrhenian Vases. In: AJA 1944, pl. III. ABV p. 98, n° 46. BEAZLEY (J.D.). Paralipomena. Oxford, 1971², p. 37. CARPENTER (T.C.). Beazley Addenda. Oxford, 1989, p. 26. VON BOTHMER 1957, p. 30, n° 1, pp. 131- 132, pl. XXVIII. LIMC, dl. I, 1. Amazones. p. 589, n° 23, dl. I, 2, pl. 23, p. 444. ABV p. 296, n° 7.
152
Conclusie Hoewel de vroegste Amazones op niet - Attische vazen afgebeeld werden met een peplos, zien we deze outfit niet bij Amazones op het zwartfigurige Attische vaatwerk. Op het roodfigurige Attische vaatwerk komt bij hoge uitzondering een Amazone voor in peplos. In oorlogsscènes is de gevechtsuitrusting altijd afgebeeld zoals die was in de tijd van de kunstenaar. Dat is dus ook het geval bij gevechtsscènes uit de Trojaanse oorlog, eeuwen eerder, toen een heel andere uitrusting in de strijd gebruikelijke was. Tijdens de laat-Archaïsche periode zien de kunstenaars de Amazones vooral als krijgsvrouwen en worden ze bij voorkeur afgebeeld in de uitrusting van de Griekse krijger. Als ze al niet in de strijd zijn gewikkeld, dan zijn ze zich ten minste aan het voorbereiden op het gevecht. Beenbeschermers worden aangepast, helmen opgezet, schilden klaar gehouden. Soms staat er aan de zijkant een Amazone uitgerust als boogschutter en in een uitheemse outfit. In het Amazonekamp heerste er volgens de Grieken altijd veel activiteit, nog versterkt door een eventuele trompetter die de dames opriep voor de strijd. De Amazones worden vaak als actieve krijgsvrouwen afgebeeld. Ze rennen, werpen hun speer of gaan een gevecht aan met het zwaard. Daarnaast bleven de Attische kunstenaars zich er steeds van bewust dat de Amazones vrouwen waren. Ze gaven de dames dan ook vaak een typisch vrouwelijke, elegante houding, steunend op één been en met een hand in de zij. De kleding speelt hierin nauwelijks een rol. Een ontspannen Amazone kan in volledige krijgsuitrusting staan en een Amazone in het heetst van de strijd kan een eenvoudige chiton dragen zonder verdere lichaamsbescherming. In de 6e eeuw v. C. worden een aantal vernieuwingen doorgevoerd in de uitrusting van de Griekse hopliet en deze vernieuwde uitrusting zien we dan ook bij de Amazones op de Attische zwartfigurige keramiek verschijnen. Zo komen de verschillende helmtypes voor op afbeeldingen van Amazones. Aanvankelijk dragen de dames de Korintische helm. Maar zodra de Attische-, Ionische- of Chalcidische helm door de Griekse hoplieten wordt gedragen, zien we deze helmen ook op de hoofden van de Amazones. Er bestaat bij de schilders wel een zekere voorkeur om Amazones af te beelden met een Attische helm. Ook de bewapening van de hopliet, de speren en het zwaard, zien we terug bij Amazones die uitrukken of vechten als hoplieten. Op het Attische roodfigurige vaatwerk wordt die tendens verder gezet. Wanneer het “nieuwe” lederen harnas zijn intrede doet, worden ook Amazones afgebeeld met dit nieuwe kuras. Het anatomische harnas geeft in de ogen van de kunstenaars problemen voor de vrouwenborsten van de Amazones en daarom wordt een “aangepast” anatomisch kuras ontworpen, wat de dames meteen een erg erotisch uiterlijk geeft. Stilaan worden aan de uitrusting en de bewapening van de Amazone - hopliet ook uitheemse elementen toegevoegd zoals de pelta of de strijdbijl. Deze “ barbaarse” kenmerken van het Amazonekostuum vormen het onderwerp van het volgende hoofdstuk.
153
Hoofdstuk VI Exotische Amazones op de catwalk. § 1 De peltast, de boogschutter en de slingeraar Naast de hopliet kende het Griekse leger ook licht bewapende soldaten. In tegenstelling tot de hoplieten die als burgers van een polis vochten voor hun stad waren deze licht bewapenden huursoldaten. De hoplieten waren van goede afkomst, want ze moesten zelf hun dure panhoplie betalen. Aanvankelijk waren de licht bewapenden ook burgers, maar dan minder gegoeden. Stilaan echter werden ze vervangen door professionele, vreemde huursoldaten. De Grieken minachtten deze krijgers die nooit deelnamen aan een lijf aan lijf gevecht, maar zich bedienden van de werpspies, pijl en boog of slinger. Binnen het legeronderdeel van de licht bewapende soldaten waren een aantal categorieën. De boogschutters en de specialisten met de slinger droegen geen lichaamsbescherming. Een belangrijk onderdeel waren de peltasten. Hun naam kregen ze vanaf het einde van de 5e eeuw v. C. door hun pelta, het schild van Thracische oorsprong. Zo’n pelta bestond uit een houten armatuur, zonder verdere versteviging, bespannen met de huid van een geit of van een schaap. 138 Veel pelta’s werden ook vervaardigd door het houten geraamte te bedekken met een vlechtwerk van wilgentenen. Naast een schild bestond de bewapening van deze peltasten uit twee werpsperen, een zwaard en een stootlans. Omdat in het Thracische leger de peltasten het voornaamste onderdeel vormden, werden ook in Griekenland peltasten vaak geassocieerd met Thrakiërs. Peltasten waren beweeglijker als hoplieten en werden als legereenheid dan ook vaak ingezet in bergachtig en onbegaanbaar gebied. 139 De peltasten droegen tot de 5e eeuw v. C. een rond schild dat niet zoveel verschilde van het hoplietenschild en op vazenschilderingen vaak moeilijk te herkennen is. Het meest voorkomende model is een convex schild met in het midden een uitstulping met een punt en een decoratie van concentrische cirkels. 140 Wanneer de pelta het ronde schild gaat vervangen, wordt herkennen eenvoudiger. De kunstenaars haastten zich om vooral de pelta van wilgentenen af te beelden, goed herkenbaar door het diagonale patroon. De werpspeer was het voornaamste wapen van de peltast. Op vazenschilderingen zien we echter nooit een peltast met zijn werpspies in actie, want het beschilderde vlak van de vaas is te klein om een wegvliegende speer te tonen. Aanvankelijk had de peltast een dolk, maar geleidelijk werd die vervangen door het Thracische slagzwaard, de machaira. 141 Werpspies, machaira en pelta, typische onderdelen van de Thracische uitrusting, worden verder besproken in paragraaf 2.
138 139
140 141
DUCREY (P.). Guerre et guerriers dans la Grèce antique. Lausanne, 1985, pp. 110- 114. SAG (M.M.). Warfare in Ancient Greece. 1996, pp. 143-147. PRITCHETT (W.K.). The Greek State at War. 2 dln., 1974, pp. 117- 125. SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, p. 79. DUCREY (P.). Guerre et guerriers dans la Grèce antique. Lausanne, 1985, p. 114.
154
Bij de licht bewapende troepen hoorden ook boogschutters. Op vazenschilderingen is de boog al te vinden vóór 700 v. C. maar dan vooral in de handen van goden of helden. Vondsten van bronzen pijlpunten in Griekse heiligdommen wijzen erop dat dit wapen toen al courant was. Ook de Ilias en Odysseia geven ons allerlei informatie over dit wapen. Van de Scythen namen de Grieken de boog met dubbele curve over, de zogenaamde Cupido boog. 142 In de kunst zien we deze samengestelde boog al vanaf het midden van de 7e eeuw v. C., eerst als wapen van Artemis en later vooral in handen van de held Herakles. Het vraagt jaren werk om een goede Scythische boog te vervaardigen en het was een hele kunst om deze boog aan te spannen. 143 Pl. 144. Het is dus de vraag of de Grieken wel in staat waren een echte Scythische boog te maken en te gebruiken. Des te verwondelijker is het dat de Amazones, vrouwen met minder spierkracht, regelmatig worden afgebeeld met een Scythische boog en soms zelfs terwijl ze deze boog spannen. Van ca 530 v. C. tot 500 v. C. werd de Scythische boogschutter een populair thema op Attische keramiek. Allerlei typische aspecten van de Scythen komen dan aan de orde: ze testen pijlen, spannen bogen of verzorgen hun paarden. Maar de meeste scènes zijn strijdtaferelen waarop de Scythen samen met Griekse hoplieten strijd voeren. Pl. 145. Dit plotse verschijnen van Scythische troepen wordt in verband gebracht met de tiran Peisistratos die ook Thracische huurtroepen naar Athene haalde. Het optreden van de Scythen was echter van korte duur. Rond 500 v. C. en zeker na de slag bij Marathon zijn ze uit Griekenland verdwenen. Hun aanwezigheid had zich trouwens altijd beperkt tot Athene. De invasie van hun land van oorsprong door de Perzische koning Dareios I heeft misschien iets te maken met hun vertrek uit Athene. Bij de licht bewapende soldaten hoorden in een Grieks leger ook huursoldaten die met de slinger streden. Ze kwamen vooral uit Rhodos. Met behulp van een lederen riem werden bollen lood weggeslingerd. 144 Naast de slinger beschikten ze ook over een kort zwaard of dolk. 145 Amazones worden op het roodfigurige Attische vaatwerk vaak afgebeeld met de pelta, het van oorsprong Thracische schild. Het stempelt deze vrouwen tot een ruitervolk van noordelijke, uitheemse herkomst. Op zwartfigurige vazen komen nauwelijks Amazones met een pelta voor. Aanvankelijk zijn deze Amazoneboogschutters gekleed in een chiton. Vanaf het midden van de 5e eeuw v. C. echter worden Amazones met een pelta steeds vaker afgebeeld in een broekpak en met een typische niet-Griekse hoofdbedekking. Waarschijnlijk is deze nieuwe outfit beïnvloed door het theater waar barbaren optraden in dit kostuum, bestaande uit een broekpak, de pelta en een uitheemse muts. 146
142 143 144 145 146
SNODGRASS (A.M.). Early Greek Armour and Weapons. Londen, 1964, pp. 142- 143. SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, pp. 78- 84 DUCREY (P.). Guerre et guerriers dans la Grèce antique. Lausanne, 1985, pp. 113- 114. SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, pp. 78- 84. ATTULA (R.). Schilde mythischer Barbaren und Barbaren als schildzeichen auf Vasen des 6. und 5. Jhs. V. Chr. In: SCHMALTZ en SÖLDNER 2003, pp. 133- 135, n. 2.
155
~ Amazone met pelta op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 146. Attische zwartfigurige kalpis. Ca 500 v. C. 147 Londen. British Museum B 315. Door Beazley toegeschreven aan een kunstenaar uit de omgeving van de “Antimenes” schilder. De afbeelding toont een gevecht van Herakles tegen een Amazone. De krijgsvrouw ligt getroffen op de grond, haar pelta boven haar. Het motief van de wilgentenen waaruit het schild is vervaardigd is duidelijk te zien. Herakles heeft de Amazone vast gegrepen bij haar helmbos en slaat toe met zijn zwaard. De Amazone is gekleed als licht bewapende krijger in een chiton met een helm en het zwaard in de schede aan haar zijde.
~ Amazone als licht bewapende met rechte boog. Pl. 147. Attische roodfigurige schaal met tondo. Ca 480 v. C. 148 Parijs. Bibliothèque Nationale, Cabinet des Médailles 538. Door Beazley toegeschreven aan Douris. 149 De fragmenten van deze vaas tonen een hopliet met een speer en een gekwetste Amazone op de grond. Ze ligt op haar linkerknie en steunt met haar linkerhand op een rechte boog. De pijlenkoker hangt op zijn kop aan haar zijde, wat meer voorkomt op Attische vazen die door Douris werden beïnvloed. Haar rechterbeen is volledig naar achter uitgestrekt. Ze draagt een lichte chiton en geen verder lichaamsbescherming. Op haar hoofd prijkt een Attische helm waaronder haar lange zwarte lokken onderuit komen.
~ Amazone als licht bewapende met Scythische boog op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 148. Attische zwartfigurige oinochoe uit Camiros. 150 Londen. British Museum 64.10-7.243. Door Haspels toegeschreven aan de “Athena” schilder. 151 Twee licht bewapende Amazones lopen achter elkaar naar rechts. Ze dragen beiden een Scythische boog in de linkerhand. Aan hun zijde hangt de gorytos, de uitheemse pijlenkoker. De eerste Amazone heeft in haar rechterhand een speer, de tweede een strijdbijl. Een Phrygische muts siert hun hoofd. Hun eenvoudige chiton heeft geen versiering.
147
VON BOTHMER 1957, p. 62, n° 254, p. 63, pl. XLIX, 3. CVA . Londen, III He pl. 97, 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 591, n° 77, dl. I, 2, pl. 77, p. 450. 148 VON BOTHMER 1957, p. 143, n° 26, pp. 145- 146, pl. LXXI, 3 149 ARV p. 280, n° 15. ARV ² p. 428, 16. 150 VON BOTHMER 1957, p. 94, n° 31, pl. LX, 6 151 ABL p. 259, n° 121.
156
~ Amazone spant de Scythische boog op roodfigurig vaatwerk. Pl. 149. Attische roodfigurige oinochoe uit Orvieto. Ca 460- 450 v. C. 152 Mannheim. Reitz- Museum Cg 61. Door Beazley toegeschreven aan de “Mannheim” schilder. 153 Drie Amazones testen hun boog. Van de eerste Amazone is het hoofd verdwenen. Volgens Von Bothmer was dit waarschijnlijk frontaal afgebeeld. De eerste twee krijgsvrouwen dragen een broekpak met zigzagmotief met erboven een vrij lange chitoniskos. Van de derde Amazone is niet veel overgebleven: alleen de benen in een strakke lange broek met zigzaglijn en een deel van de gorytos. De dames lijken niet veel problemen te hebben om de Scythische boog te spannen, hoewel ongeveer alle bronnen uit de Oudheid erop wijzen dat dit een immens karwei was dat veel spierkracht vroeg en vooral een goede beheersing van het wapen.
~ Amazone met slinger. Pl.150. Attische lekythos met witte achtergrond uit Griekenland. Ca 440 v. C. 154 New York. The Metropolitan Museum of Art, 10.210.11. Door Beazley toegeschreven aan de “Klügman” schilder 155 Een Amazone stapt naar links terwijl ze omkijkt. Ze is gekleed in een korte chiton met daarboven een dierenhuid, een kostuum dat deze schilder steeds weer gebruikt op witte lekythoi. Haar boog ligt op de grond en achter haar zijn twee speren in de grond geplant. Met haar rechterhand houdt ze een slinger vast. De linkerhand spant de slinger aan en legt er een steen in. Deze Amazone met slinger is een unieke afbeelding die op geen enkele andere Attische vaas is aangetroffen.
152
153 154
155
VON BOTHMER 1957, p. 203, n° 158, p. 204, pl. LXXXIV, 3. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 633, n° 763. LEZZI-HAFTER (A.). Der Schuwalow- Maler. Mainz, 1976, p. 100, Ma I, pl. 64 a. ARV p. 661, n° 8. VON BOTHMER 1957, p. 202, n° 153, pl. LXXXIV, 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 628, n° 661. ARV p. 764, n° 31. ARV² p. 1200, 38.
157
§ 2 Het Thracische voorbeeld De Thracische peltast komt regelmatig voor op Attische vazen van de 6e eeuw v. C. en dat heeft alles te maken met Peisistratos. Na zijn terugkeer naar Athene rond 540 v. C.- hij was in ballingschap geweest niet ver van het Thracische gebied- onderhield Peisistratos goede relaties met de Thraciërs. Een hele reeks gedateerde munten uit Paeonia, geslagen naar Atheens voorbeeld, vormt hiervoor een duidelijk bewijs. 156 Tijdens zijn regeringsperiode dienden Thracische peltasten als huurlingen in Athene. De attitude van de Griekse burgers ten opzichte van deze Thracische peltasten was ronduit negatief. Alle uitlatingen van Griekse auteurs getuigen onmiskenbaar van minachting voor de Thracische huurlingen. Op het einde van de 5e eeuw v. C. wordt de naam peltast ook gebruikt voor licht gewapende soldaten uit Griekenland zelf. Op grond van de gegevens in de Anabasis van Xenophon wordt geconcludeerd dat eenheden van peltasten, in tegenstelling tot voorheen, toen een vast bestanddeel van de Griekse legers vormden en meestal als voorhoede werden gebruikt. 157 In het Griekse leger was het aantal peltasten of licht gewapende soldaten vaak even groot als het aantal hoplieten. De peltast werkte met de werpspeer. Zijn naam “peltast” is afkomstig van hun schild, de pelta. In de ogen van de Grieken was dit schild een typisch Thracisch attribuut. De pelta is langer en lichter dan het schild dat de hopliet draagt. We kennen dit schild van de vele schilderingen op vazen, vaak aan de arm van een Amazone. Archeologische resten hebben we niet. Het was immers gemaakt van vergankelijk materiaal. 158 Volgens Aristoteles had dit schild geen enkel bronzen onderdeel zelfs geen bronzen rand en was het meestal overtrokken met de huid van een schaap of een geit. Andere antieke schrijvers zoals Xenophon spreken wel degelijk over het gebruik van brons en zelfs van goud bij het maken van een pelta. Afbeeldingen op vazen tonen ons peltai, die duidelijk vervaardigd zijn van wilgentenen, vaak beschilderd met ogen, een neus of een mond. Peltasten duiken voor het eerst op in de Griekse geschiedenis in de Ilias waar ze vechten aan de zijde van de Trojanen. Wat betreft uitrusting of gevechtsmethodes wijken de Thraciërs hier in niets af van andere volkeren: ze gebruiken lange speren, pijl en boog en strijdwagens. 159 Op de buitenzijde van een Attische schaal 160 van ca 550 v. C., en gesigneerd door Epitomos, zien we twee peltasten in een gevecht met elkaar. Pl. 151. Hun pelta is vervaardigd uit wilgentenen in de vorm van een maansikkel en gedragen aan de linkerarm. Aan de binnenkant van het schild van de linkse krijger zijn de riem voor de arm en het handvat duidelijk te zien. 161 Ze hebben ieder twee speren waarvan er één al is geworpen en het schild van de tegenstander heeft getroffen. Aan de schacht van de speer zit een smal riempje waarin twee vingers worden gestoken, zodat de peltast zijn speer kan wegslingeren met een draaiende beweging. Beide peltasten dragen ongeveer dezelfde kleding: een chiton met versierd boord onder een chlamys en lage laarzen. De linker strijder wordt door Friis Johansen gëidentificeerd als een
156
SELTMAN (C.J.). Athens , its History and Coinage. Cambridge, 1924, pp. 54- 60. BEST (J.G.P.). Thracian Peltasts and their Influence on Greek Warfare. Groningen, 1969, pp. 148- 149. 158 SNODGRASS ( A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, p. 78. 159 BEST (J.G.P.). Thracian Peltasts and their Influence on Greek Warfare. Groningen, 1969, pp. 4- 6. 160 FRIIS JOHANSEN (K.).Eine attische Trinkschale. In : Acta Archaeologica 31, 1960, pp.129- 145, pl. 3, 7- 8. CVA Copenhagen 8, pp. 253- 254, pl. 324, 1a, 325, 1 e- f. 161 HOPPIN (J.C.). A Handbook of Attic Red-figured Vases. Cambridge, 1919, I, p. 169, n° 15, II, pp. 288- 289, n° 8. CVA Stuttgart I, pl. 29, 4. 157
158
Griek, de andere met zijn kleine puntbaardje - een typische Thracische dracht- en een gepunte kap met flappen ziet eruit als een barbaar uit het Noorden. 162 Op een Attische amfora van een tiental jaren later, ca 540 v. C., 163 zien we twee Thracische peltasten in actie. Pl. 152. Het strijdtafereel bevat, naast de twee mannen die een gevecht leveren van man tegen man, een ruiter, een boogschutter en een gesneuvelde strijder waarvan alleen de benen te zien zijn. Het feit dat alle mannen een baard dragen zou een aanduiding kunnen zijn dat het hier gaat om Thraciërs, maar de kleding is daarvoor een veel duidelijker bewijs: de twee peltasten dragen over hun chiton de typisch Thracische mantel met geometrische motieven, de zeira. De linkse soldaat draagt de alopekis, een Thracische platte kap. De ruiter, de boogschutter en de soldaat rechts dragen een gepunte kap. Op deze amfora is de kleding van de Thraciërs veel gedetailleerder weergegeven dan op de schaal. Dit lijkt erop te wijzen dat de schilder zelf Thracische soldaten heeft geobserveerd. De amfora stamt uit dezelfde periode als de terugkeer van Peisistratos naar Athene. De kunstenaar kan dus best enkele Thracische huursoldaten van Peisistratos geschilderd hebben. Thracische peltasten en andere Thracische soldaten komen herhaaldelijk voor op het Attische vaatwerk. Na ongeveer 490 v. C. komen alleen Thracische speerwerpers voor en steeds zonder pelta. Naast de Thracische huursoldaten kenden de Atheners ook slaven die uit Thracië kwamen. Vooral Thracische vrouwen waren in Athene gewild, om in het gezin de taak van voedster te vervullen. Ze zijn te herkennen aan allerlei tatoeages in de nek en op de armen. 164 Pl. 97. De typische Thracische kleding werd overgenomen door de Atheners. Een volledig Thracisch kostuum werd blijkbaar niet gedragen, maar de Atheners namen bepaalde elementen over en vermengden die met hun eigen Griekse kleding. Reeds vanaf het midden van de 6e eeuw v. C. zien we op schilderingen Atheense ruiters met elementen uit de Thracische outfit. Lange tijd hebben onderzoekers deze mannen in uitheemse kleding in de Attische kunst gezien als vreemdelingen. Uitheemse physionomische kenmerken, baarden, of typische haardracht ontbreken echter. We moeten er dus van uitgaan dat het hier gaat om Atheense mannen in exotische kostuums. In hoeverre geven deze schilderingen de realiteit weer? Wilden de kunstenaars hier een Atheense man afbeelden die “de ander “ speelt en een gedrag vertoont of een activiteit onderneemt die buiten de Griekse norm valt? 165 Waarschijnlijk gebruikten de Atheners de Thracische huursoldaten van Peisistratos als voorbeeld. 166 Misschien hoopte de drager van zo’n modische, exotische dracht dat hij ook de onstuimigheid van de Thracische soldaat zou mee dragen in een gevecht. 167
162
FRIIS JOHANSEN (K.). Eine attische Trinkschale. In: Acta Archaeologica 31, 1960, p. 142 en n. 39. Attische zwartfigurige amfora. München. Museum antiker Kleinkunst. CVA München, I, pl. 9, 3. 164 Attische roodfigurige schaal uit Athene (Acropolis). Ca 460 v. C. Athene, Acropolis Museum 439. Pistoxenos schilder. ARV p. 860, n° 2. BOARDMAN (J.). The Greeks Overseas. London, 1999, p. 238 en pl. 281. 165 LISSARRAGUE (F.). L’autre guerrier: Archers, peltastes, cavaliers dans l’imagerie attique. Parijs, Rome, 1990, p. 149. FRONTISI-DUCROUX (F.) en LISSARRAGUE (F.). From Ambiguity to Ambivalence. A Dionysiac Excursion Through the “Anakreontic” Vases. In: HALPERIN (D.M.), WINKLER (J.J.). en ZEITLING (F.I.). Before Sexuality: The Construction of Erotic Experience in the Ancient Greek World. Princeton, 1990, pp. 229- 230. 166 COHEN 2001, p. 247. 167 GEDDES (A.G.). Rags and Riches: The Costume of Athenian Men in the Fifth Century. In: Classical Quarterly 37, 1987, p. 321. 163
159
Op de Parthenon fries komen zelfs twee jonge gebaarde ruiters voor, geïdentificeerd als hipparchen, de elite dus, met de typisch Thracische kleding en kap. 168 Bij het feest van de Panatheneeën die op de Parthenon fries wordt afgebeeld waren geen vreemdelingen betrokken. De jonge ruiters moeten dus wel Atheners zijn. Blijkbaar stond het “ chic” in het Athene van de 5e eeuw v. C. om volgens de Thracische mode gekleed te gaan. 169 Ook op een roodfigurige schaal van ca 480 v. C., 170 toegeschreven aan de “Foundry” schilder zien we twee ruiters in Thracische kleding. 171 Pl. 153. Volgens Morrow was het gebruikelijk dat Atheense ruiters in de tweede helft van de 5e eeuw v. C. Thracische kleding droegen. Sommige elementen van deze Thracische kleding raakten zo ingeburgerd dat men ze als een inheemse Attische dracht ging beschouwen. De reden waarom deze Thracische kledij zo snel werd opgenomen in de Griekse mode was van praktische aard: deze kledij was vooral lekker warm bij guur weer. 172 Maar er speelden natuurlijk ook andere redenen. Volgens Cohen werden Atheense burgers in barbaarse kleding op Attische vazen niet afgebeeld omdat ze “ de ander” wilden spelen. Atheense mannen geloofden dat ze, door deze uitheemse kleding te dragen, “ de ander” konden temmen. Ze drukten hiermee op een assertieve manier hun superioriteit uit tegenover andere culturen. 173 Als we de Thracische dracht beter bestuderen wordt duidelijk dat deze kledij bijzonder comfortabel was bij slechte weersomstandigheden. Op het hoofd droegen de Thraciërs de alopekis. Deze platte kap in bont met een hoofdbandheeft lange afhangende uiteinden die de oren bedekken en een afhangend gedeelte dat de nek beschermt. Op sommige afbeeldingen zijn de oorflappen samen geknoopt of met de nekflap opgestoken onder de hoofdband. Pl. 154. Vermoedelijk heeft de dracht te maken met het opgeknoopt bij goed weer, niet - opgeknoopt bij koud weer. 174 Deze muts was oorspronkelijk vervaardigd uit bont van een katachtige. Verschillende modellen zijn op het Attische vaatwerk afgebeeld. Blijkbaar had iedere kunstenaar een eigen voorstelling van deze alopekis. Pl. 155. In Attica werd de alopekis , net als de Thracische mantel en lange laarzen, vanaf het midden van de 5e eeuw v. C. gedragen door Atheense ruiters, zoals we kunnen zien op de Parthenon fries. De gegoede Atheners droegen kappen van oorspronkelijke bont, maar de minder gegoeden moesten zich tevreden stellen met het goedkopere vossenbont. 175 Het traditionele Griekse hoofddeksel voor reizigers te paard was een hoed met brede rand, de petasos. 176 Het is begrijpelijk dat Griekse ruiters bij guur weer deze hoed al snel ruilden voor een Thracische kap die veel meer comfort bood. 168
CAHN (H.). Dokimasia. In: Revue Archéologique, 1973, pp. 13- 15. LISSARRAGUE (F.). L’autre guerrier: Archers, peltastes, cavaliers dans l’imagerie attique. Parijs, Rome, 1990, p. 217- 231. 169 NEILS (J.). The Parthenon frieze. Cambridge, 2001, pp. 135- 136. 170 Roodfigurige schaal. Rome. Villa Guilia 50407. ARV² p. 402, n° 24 en n° 1651. 171 NEILS (J.). The Parthenon frieze. Cambridge, 2001, pp. 136- 137, pl. 98. Thraciërs in Griekse kunst zie ook: TSIAFAKIS (D.). The Thracian in Attic Iconography. Komotini, 1998. 172 MORROW (K.D.). Greek Footwear and the Dating of Sculpture. Madison, 1985, p. 66. 173 COHEN 2001, p. 251. 174 BEST (J.G.P.). Thracian Peltasts and their Influence on Greek Warfare. Groningen, 1969, p. 7. 175 RADFORD (E.). Euphronios and his colleagues. In: JHS 35, 1915, p. 134. 176 COHEN 2001, p. 249.
160
Een ander hoofddeksel dat courant was bij de Thraciërs is de vilten muts, in veel bronnen ook aangeduid met “ Phrygische” muts. De Thraciërs waren blijkbaar erg gehecht aan de vorm van deze kap. Toen de vilten kap vervangen werd door een bronzen helm bleven ze vasthouden aan de vorm van de Phrygische kap. 177 Pl. 156. Zoals Attische schilderingen ons tonen werd deze vilten kap vanaf de vroeg - Klassieke tijd ook gedragen door Griekse soldaten, maar dan onder hun helm. Volgens Knauer was het dragen van deze kap, die ook een onderdeel was van de Perzische outfit, voor de Grieken een symbool van hun overwinning op de Perzen. Zelfs de godin Athena zien we in de Griekse kunst afgebeeld met een kap onder haar helm. 178 Cohen denkt eerder aan een praktische reden. Met een zachte kap onder de helm was het voor soldaten een stuk gemakkelijker om hun zware en onpraktische helm omhoog te schuiven en hoog op het hoofd te dragen, een gebruik dat op Attische vazen 179 steeds weer wordt afgebeeld. 180 Pl. 33: De Griek vóór de Amazone te paard heeft onder zijn omhoog geschoven helm een uitheemse kap met lange nekbescherming. Volgens Cohen is hier niet noodzakelijk sprake van Perzische mutsen. Atheense burgers hadden waarschijnlijk al eerder kappen in gebruik die onder de helm werden gedragen. Een gelijkaardige kap verschijnt trouwens al in de laat-Archaïsche periode op de hoofden van Atheense burgers die deelnemen aan een symposion. 181 Pl. 157. Lissarague en Frontisi - Ducroux zien deze uitheemse attributen als symbolen voor drinkers van aangelengde wijn tijdens het symposion. 182 Miller ziet in deze kap eerder een Oosters luxe product, gekocht en gedragen door rijke Atheners. 183 Een zware mantel in wol, de zeira, werd gedragen als bescherming tegen de koude. De mantel valt immers tot onder de knieën. Het typische geometrische patroon maakt de zeira erg herkenbaar op Attisch vaatwerk. De zware stof zorgde ervoor dat de mantel breed uitstond. Op de rug hangt de mantel soms onregelmatig, zoals te zien is op een kleine schaal beschilderd door Douris. 184 Pl. 154. 177
178
179
181
182
183
184
Bronzen helm uit Pastuscha bij Plowdiw. Begin 5e eeuw v. C. Sofia. Archeologisch Museum 2445. Gold der Thraker. Archäologische schätze aus Bulgarien. Main am Rhein, 1979, p. 100. KNAUER (E.). Still More Lights on Old Walls? Eine ikonographische Nachlese. In: BÖHR (E.). en MARTINI (W.). Studien zur Mythologie und Vasenmalerei: Konrad Schauenberg zum 65. Geburtstag am 16 April 1986. Mainz, 1986, pp. 121- 122, 124. KNAUER (E.). Mitra and Kerykeion: Some Reflections on Symbolic Attributes in the Art of the Classical Period. In: Archäologischer Anzeiger, 1992, pp. 376, 379- 380, 382. VON BOTHMER 1957, Pl. LXXV. De Griek vóór de Amazone te paard draagt een alopekis onder zijn omhoog geschoven helm. COHEN (B.). Pericles’ Portrait and the Riace Bronzes: New Evidence for “ Schinocephaly”. In: Hesperia 60, 1991, pp. 470, 485 n. 60. Attische roodfigurige schaal. Ca 480 v. C. Florence. Museo Archeologico Nazionale 3922. Toegeschreven aan Douris. COHEN 2001, p. 244, pl. 9, 4. LISSARRAGUE (F.). L’autre guerrier: Archers, peltastes, cavaliers dans l’imagerie attique. Parijs, Rome, 1990, pp. 229, 232. FRONTISI-DUCROUX en LISSARRAGUE (F.). From Ambiguity to Ambivalence. A Dionysiac Excursion Through the “Anakreontic” Vases. In: HALPERIN (D.M.), WINKLER (J.J.) en ZEITLING (F.I.). Before Sexuality: The Construction of Erotic Experience in the Ancient Greek World. Princeton, 1990, pp. 141-149. MILLER (M.). Athens and Persia in the Fifth Century B.C.: A Study in Cultural Receptivity. Cambridge, New York, 1997, p. 71. Attische roodfigurige schaal (fragment). Heidelberg. Archäologisches Institut der Universität Heidelberg B 51. BUITRON-OLIVER (D.). Douris. A Master-Painter of Athenian Red-Figure Vases. Mainz am Rhein, 1995, p. 38, pl. 110, n° 223.
161
De Thracische mantel of zeira wordt op Attische vazenschilderingen vaak gedragen door reizigers, eventueel in combinatie met een reishoed. Zo zien we op een Attische roodfigurige psykter, beschilderd door Douris, een naakte sater met Thracische mantel, reishoed en hoge laarzen als personificatie van de god Hermes. 185 Pl. 158. Vooral bij de Dokimasia, een jaarlijkse Atheense ceremonie waarbij jonge ruiters hun paard lieten inspecteren, zien we ruiters in een outfit waarin allerlei uitheemse elementen zijn verwerkt, vooral uit de Thracische klederdracht. 186 Als wapens gebruikten de Thraciërs twee korte speren om te werpen of één lange lans om te steken. Hun schild, de pelta, had steeds min of meer de vorm van een maansikkel. Het werd gedragen aan de linkerarm met de punten aan de uiteinden omhoog.. Het dragen van dit schild op de rug, wanneer de krijger niet vecht, wordt door de klassieke auteurs een typisch Thracisch gebruik genoemd. De pelta is gevlochten van wilgentenen wat het uiterst licht maakt. Soms werd het overtrokken met een dierenhuid en voorzien van een blazoen. De Thraciërs hadden een houwzwaard, de maxaira, dat door de Grieken als typisch Thracisch werd gezien. De vorm van dit zwaard was heel anders dan de vorm van een recht zwaard. Het is bekend dat zwaarden van dit maxaira type in verschillende delen van Europa werden gebruikt al vóór de Late Bronstijd. Ook Homeros vermeldt dit type zwaard in de Ilias. De Grieken gebruikten dit zwaard met breed blad en een snede aan één kant als landbouwwerktuig en voor rituelen. Dit tuig gebruiken als wapen getuigde van barbaarse, blinde brutaliteit en moest wel een bloedbad aanrichten. Pl. 159. Het is opvallend dat de kleding en uitrusting waarmee de Thraciërs worden afgebeeld op het Attische vaatwerk zoveel overeenkomsten vertonen met de kleding en uitrusting van de helden uit de Ilias. De Thracische alopekis vertoont in wezen weinig verschil met het hoofddeksel van ossenhuid of marterbont waarover Homeros schrijft, en net als de Thraciërs dragen ook de Homerische helden tegen de kou een mantel over hun chiton. De wollen mantel, zo schrijft Homeros, wordt dubbel gevouwen en vastgemaakt met een borstspeld. Ook dit klopt helemaal met de schilderingen van Thracische mantels op Attische vazen. Eveneens is duidelijk te zien dat de mantel wordt dubbel gevouwen waardoor het geheel, mede door de zware stof, stijf staat, en bijeen wordt gehouden bij de hals door een speld. 187 In de ogen van de Grieken waren een aantal kenmerken van de Thraciërs duidelijk “barbaars”, dus kenmerkend voor niet - Grieken. Daarom is het begrijpelijk dat de Amazones worden afgebeeld met de typische trekjes van de Thracische kleding en uitrusting. Sommige boven beschreven kenmerken van de Thracische peltast komen dan ook vaak voor op afbeeldingen van Amazones, zoals de pelta , de alopekis en de gepunte kap. Andere Thracische kenmerken zijn eerder zeldzaam bij Amazones, zoals de zeira en de lage laarzen.
185
186
187
Attische roodfigurige schaal. Londen. British Museum, E 768. BUITRON-OLIVER (D.). Douris. A Master-Painter of Athenian Red-Figure Vases. Mainz am Rhein, 1995, p. 22, pl. 54. SPENCE (I.G.). The Cavalry of Classical Greece: A Social and Military History with Particular Reference to Athens. Oxford, 1993, pp. 11, 14. BEST (J.G.P.). Thracian Peltasts and their Influence on Greek Warfare. Groningen, 1969. pp. 7- 8.
162
Overigens droegen ook Grieken vanaf de laat Archaïsche periode Thracische kleding. Er is veel onderzoek verricht naar de reden waarom dit soort kleding in Attica veel gedragen werd. Historische gebeurtenissen zoals de spectaculaire overwinning van de Grieken bij Marathon kunnen een reden zijn geweest dat buitenlandse kleding, zoals bepaalde elementen uit de Thracische outfit, populair werden in Attica.188 Het is trouwens best mogelijk dat deze kleding vooral ingeburgerd raakte bij de Grieken, omdat ze zo praktisch was. Vooral ruiters zullen de pluspunten van de warme Thracische kleding en de hoge laarzen bij koud weer op onherbergzaam terrein hebben gewaardeerd. 189 Het dragen van een dierenhuid over de kleding van vrouwen was een element dat de Atheners kenden vanaf 429 - 428 v. C. In die tijd werd de cultus van de voornaamste Thracische godin Bendis in Athene ingevoerd zoals een hele reeks bewaarde reliëfs en inscripties ons duidelijk maken. Deze bronnen leren ons dat de godin Bendis werd afgebeeld in een chiton met een dierenhuid over de schouders, met een gepunte kap en met twee speren in de hand. 190 Op het Attische zwartfigurige vaatwerk verschijnen geleidelijk Amazones met dierenvellen van katachtigen zoals de luipaard en de leeuw. De pelta wordt afgebeeld aan de arm van de Amazones, zowel op zwartfigurige vazen als op het roodfigurige vaatwerk. De pelta komt echter niet voor op Attische vazen vóór het midden van de 6e eeuw v. C. De populariteit van dit Thracische schild was waarschijnlijk te danken aan de Thracische huurlingen van Peisistratos. 191 Soms is het schild overtrokken met een dierenhuid en is er een blazoen op geschilderd.
~ Amazone als peltast met pelta op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 160. Attische zwartfigurige skyphos. Einde 6e eeuw v. C. 192 Londen. British Museum 1926.11-15.1. Door Haspels toegeschreven aan de ”Witte Heron” groep. 193 Aan beide zijden is hetzelfde onderwerp afgebeeld: het gevecht van Herakles tegen twee Amazones. Op de keerzijde valt de held een Amazone aan, die op haar knieën is gezakt. Ze is uitgerust als een peltast met een Korintische helm met hoge helmkam en een lans. Ze draagt haar pelta aan de rechterarm, terwijl dit soort schild normaal aan de linkerarm prijkt. De pelta is overduidelijk van wilgentenen gemaakt. Het schild is niet overtrokken met huid en draagt dus geen blazoen.
188
RAECK (W.). Zum Barbarenbild in der Kunst Athens im 6. und 5. Jahrh. v. Chr. Bonn, 1981, pp. 77- 78. CAHN (H.A.). Dokimasia. In: Revue Archéologique, 1973, pp. 8- 15. 190 FOL (A.) en MARAZOV (I.). Thrace and the Thracians. New York, 1977, p. 22. 191 SNODGRASS (A.M.). Arms and armour of the Greeks. Londen, 1967, p. 79. 192 VON BOTHMER 1957, pp. 49- 50, pl. XL. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 590, n° 57. 193 ABL, p. 253, 3. 189
163
~ Amazone als peltast met pelta op roodfigurig vaatwerk. Pl. 33. Attische roodfigurige volutenklater uit Numana. Ca 460 v. C. 194 New York. The Metropolitan Museum of Art 07.286.84 Door Beazley toegeschreven aan de schilder van de “Woolly Satyrs”. 195 De afbeelding bestaat uit een Amazonomachie van vijftien personages: zes Grieken en negen Amazones. De hoofdfiguur, Theseus heeft hier niet de centrale plaats gekregen, want die wordt ingenomen door een Amazone te paard die met haar speer een gevallen Griek doorsteekt. Dit onderwerp is nieuw en wordt door allerlei kunstenaars overgenomen. Op deze amfora zijn drie Amazones te zien met een pelta en uitgerust als peltast. Telkens wordt de pelta gedragen aan de linkerarm. Het patroon van wilgentenen is duidelijk te zien. Het schild is niet met een huid overspannen en een blazoen ontbreekt dan ook. De hoofddeksels van deze drie dames verschillen: een draagt de alopekis en een ander showt een puntmuts. Ze torsen allebei een lans. De derde Amazone draagt een helm en vecht met een zwaard.
~ Amazone in exotisch kostuum met pelta. Pl. 94. Attische roodfigurige lekythos uit Athene. Ca 440- 420 v. C. 196 New York. The Metropolitan Museum of Art 31.11.13. Door Richter toegeschreven aan de “Eretria” schilder. 197 Het oppervlak van de vaas is volledig beschilderd met acht duels tussen Grieken en Amazones. Twee Amazones-boogschutters voltooien het geheel. Door de inscripties weten we dat het hier gaat om de strijd van Theseus tegen het Amazonenleger met o.a. Hippolytè en Ammynoméné. De Amazones dragen niet allen dezelfde wapens : sommigen strijden met pijl en boog, anderen hanteren het zwaard. Ook de lans en de strijdbijl spelen een rol. Maar wat ons hier het meest interesseert zijn de peltai. Twee Amazones dragen inderdaad de pelta traditioneel aan de linkerarm. De dames zijn beiden gekleed in een exotisch kostuum en hebben allebei de alopekis op het hoofd, een los hangend, de ander opgeknoopt. Van één pelta is de binnenkant te zien, van de andere is het patroon van wilgentenen aan de buitenkant afgebeeld.
194
VON BOTHMER 1957, p. 161, n° 7, p. 167- 168, pl. LXXV. RICHTER (G.M.A.). Attic Red-figured Vases, a Survey. Londen, 1946, fig. 74. PFUHL (E.). Malerei und Zeichnung der Griechen, dl. III, München, 1923, fig. 506. RICHTER (G.M.A.). Red -figured Athenian Vases in the Metropolitan Museum of art. New Haven, 1936, pp. 97- 98, 171, n° 98. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 606, n° 295. 195 ARV p. 427, n° 1. 196 VON BOTHMER 1957, p. 162, n° 15, p. 173, pl. LXXVII, 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 602, n° 242, pl. 242, p. 471. 197 ARV p. 725, n° 7.
164
~ Amazone in exotisch kostuum met Thracische kap en pelta op de rug. Pl. 161. Attische roodfigurige kelkkrater uit Cerveteri. Ca 450- 440 v. C. 198 St.- Petersburg. Hermitage Museum 769. Door Beazley toegeschreven aan een kunstenaar uit de omgeving van de “Peleus” schilder. 199 De inscripties leren ons dat hier het gevecht van Theseus en Phorbas tegen de Amazone Mélousa wordt afgebeeld. De Amazone zit te paard, klaar om haar lans te werpen met haar rechterhand. Met haar linkerhand houdt ze de teugels. Haar pelta , met huid overtrokken maar zonder devies, draagt ze op de rug. Dus tijdens een gevecht kon de pelta op de rug gedragen worden, ook door een ruiter. De Amazone is gekleed in een exotisch kostuum met een alopekis
~ Amazone met Thracische mantel en kap, met pelta. Pl. 162. Fragment van een Attische roodfigurige schaal, afbeelding op de binnenzijde. 200 Italië. privé collectie. Door Oltos. De Amazone draagt een Thracische mantel, de zeira, die zwaar en stijf naar beneden hangt. Het onderste gedeelte van haar lichaam is op dit fragment niet te zien, zodat het niet duidelijk is hoe lang de mantel afhangt. De Amazone staat klaar om haar speer te werpen. Haar pelta is met een huid overtrokken en in tweeën verdeeld, wat meer voorkomt bij Oltos. Het devies bestaat uit twee ringen. Het is onduidelijk aan welke arm ze haar schild draagt. Een exotische kap siert haar hoofd.
~Amazone met dierenhuid over de kleding. Pl. 126. Attische zwartfigurige lekythos. Einde van de 6e eeuw v. C. 201 New York. The Metromolitan Museum of Art 07.286.43. Door Haspels toegeschreven aan de “New York” schilder. 202 De godin Athena staat op een krijgswagen getrokken door een vierspan. Ze wordt aangevallen door twee Amazones die de godin bedreigen met een speer. De Amazone vóór de wagen draagt een dierenhuid over haar chiton. De huid van een katachtige prooi is vastgemaakt aan de hals van de Amazone. De poten hangen naar beneden, links en rechts van haar dijbenen. Een gordel houdt de huid op zijn plaats. De Attische helm met hoog opstaande helmbos geeft de Amazone een Grieks accent. Het zwaard in de schede aan haar zijde, haar speer en het 198
VON BOTHMER 1957, p. 181, n° 58, p. 183, pl. LXXX, 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 602, n° 235, dl. I, 2, pl. 235, p. 470. 199 ARV p. 688, top. 200 VON BOTHMER 1957, p. 150, n° 41, p.155, pl. LXXII, 5. 201 VON BOTHMER 1957, p. 68, n° 311, p. 69, pl. L, 7. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 590, n° 50. 202 ABV p. 454, n° 2. ABL pl. 14, 3.
165
schild maken van haar een echte krijgsvrouw. Maar de dierenhuid van een katachtige laat geen twijfel bestaan. Dit is een “barbaarse” krijger, die ver afstaat van een Griekse soldaat. ~Amazone met Thracisch zwaard, de maxaira. Pl. 163. Attische roodfigurige hydria. Eerste kwart van de 5e eeuw v. C. 203 Londen. British Museum E 167. Door Beazley toegeschreven aan de “Leningrad” schilder. 204 Herakles heeft een Amazone bij de keel gegrepen en heft zijn knots om de dame te bewerken. De Amazone ligt met gesloten ogen op de grond, traditioneel op één knie met het andere been gestrekt. Ze is gekleed in de uitrusting van een hopliet maar zonder helm. Vanuit haar benarde positie zwaait ze haar zwaard boven het hoofd in een poging om Herakles nog te raken. Niet het rechte zwaard prijkt in haar rechterhand, maar een enorm groot slagzwaard met één snede aan de rechte kant en de andere kant gebogen. We herkennen de maxaira, het Thracische houwzwaard met breed blad dat in de ogen van de Grieken bijzonder barbaars was. Vóór haar borst hangt de naar verhouding grote schede. De Amazone is stervende. Uit een dodelijke wond in de borst gutst het bloed. Van rechts komt een Amazone te paard hulp bieden. Naar links vertrekken twee Amazones, de een te paard, de andere te voet.
203
VON BOTHMER 1957, p. 132, n° 17, pp. 141- 142, pl. LXX, 1. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 592, n° 86 a, dl. I, 2, pl. 86 a, p. 451. 204 ARV p. 376, n° 63. ARV² p. 571, n° 77.
166
§ 3 De Scytische en Perzische inbreng: het broekpak en zijn variaties.
Naast de Amazone uitgedost als een Griekse hopliet zien we al vanaf de 6e eeuw v. C. de Amazone op het Attische vaatwerk verschijnen in een kostuum geïnspireerd op de klederdracht van een aantal volkeren uit Klein-Azië waarmee de Grieken contacten hadden. Deze twee voorstellingen, de Amazone - hopliet en de exotische Amazones, bleven naast elkaar bestaan en werden vaak vermengd. In de loop van de zesde en vijfde eeuw v. C. verandert er weinig aan de kleding van de Amazones. De bewapening daarentegen evolueert wel. Zo verschijnt de strijdbijl op het toneel. 205 Het broekpak stond, net als de kap met wangflappen, bij de Grieken symbool voor barbaarse klederdracht. Zo zien we Andromeda op Attisch roodfigurig vaatwerk in de 5e eeuw v. C. in deze outfit afgebeeld als een buitenlandse prinses. Pl. 164. 206 De afbeeldingen van Amazones in een niet - Grieks kostuum zijn Attisch en verschijnen voor het eerst in het tweede kwart van de 6e eeuw v. C. Ze duiden niet op een Thracisch maar op een Scythisch element aan. De Thracische weergave begint bijna een halve eeuw later, aansluitend bij de Thracische ruiters in de vaasschilderkunst. Eén Thracisch element maakt hierop een uitzondering. De uitdossing van de Amazones met een luipaardvel of dierenvel dat door de thema’s “ wildheid” en “maenadisme” naar Thracië verwijst, begint in dezelfde vroege groep als waar de eerste Scythische puntmutsen en een noordelijk broekpak te zien zijn. Deze dierenhuiden zijn meer een allusie dan een werkelijke aankleding zoals de Thracische mantels. De Scythen waren oorspronkelijk nomaden die leefden op de Zuid-Russische steppen en die zich geleidelijk hadden gesetteld bij de rivieren, waar ze contacten legden met de Griekse kolonies. In de ogen van de Grieken waren de Scythen een stelletje vechtjassen, eigenaardig gekleed in lange broeken met rare mutsen op hun hoofd, maar wel fenomenale boogschutters en ruiters. Hun levenswijze en gebruiken worden uitgebreid beschreven door Herodotos. Door de inhoud van de ontdekte Scythengraven uit de 5e eeuw v. C. en later weten we heel wat over de kunst en cultuur van dit volk. We zien ook dat de Grieken vanaf de 6e eeuw v. C. veel invloed hadden op hun kunst en dat de Scythen Grieks vaatwerk aanschaften. 207 Al vanaf ongeveer 550 v. C. zijn de Amazones gekleed in een broekpak waardoor ze een exotisch aanzien krijgen. Dit broekpak blijft bestaan als Amazonedracht in de 5e eeuw v. C. maar broek en jak worden nu veel rijker versierd. De nieuwe roodfigurige techniek , ontwikkeld rond 530-520 v. C., maakte het mogelijk om fraaie details en bonte versieringen af te beelden. Het volwaardige Amazonebroekpak is wel eens toegeschreven aan de schilder Euphronios die leefde rond 515-500 v. C. toegeschreven. 208 Maar Von Bothmer wijst er terecht op dat het al eerder werd afgebeeld maar dan in iets eenvoudigere uitvoering. 209 205
LIMC, dl. I,1. Amazones, p. 637. Hydria uit Vulci. Ca 450- 440 v. C. Londen. British Museum E 169. MAASKANT-KLEIBRINK (M.). The stuff of wich Greek Heroines are made. In: Babesch 64, 1989, p. 29. 207 BOARMAN (J.). The Greeks Overseas. Londen, 1999, pp. 256- 259. 208 BLOK 1991, pp. 346- 347. 209 VON BOTHMER 1957, p. 136. 206
167
Dit Amazonekostuum bestaat in de regel uit een vrij strakke lange broek en een jak met lange aansluitende mouwen. Op het jak wordt soms een gordel gedragen. Hoewel veel onderzoekers spreken over een “ oriëntaals” of “ oosters” kostuum, is deze benaming onjuist. De kostumering van de Amazones in de 6e eeuw v. C. is niet oosters maar noordelijk. 210 De combinatie van broek en jak werd veel gedragen door paardrijdende volkeren die leven in een koud klimaat zoals de Scythen. Eerst verschijnen op Attische vazen personages met in hun outfit elementen van de Scythische kleding. Zo zien we in de periode 570-540 v. C. mannelijke boogschutters die gekleed zijn als Griekse hoplieten maar met Scythische puntmutsen. Pas na 530 v. C. verschijnen op Attische vazen de eerste broekpakken. Het is overigens niet altijd eenvoudig om de mannelijke boogschutters van de Amazones te onderscheiden De Amazones dragen op deze vroege afbeeldingen óf broekpakken óf een hoplietenuitrusting óf een tuniek. De meeste broekpakken werden geschilderd op Attische vazen in de laatste decennia van de 6e eeuw v. C. Dit hoogtepunt schrijft Vos toe aan de werkelijke aanwezigheid van Scythen in Athene. Het gaat bovendien altijd om boogschutters en we weten uit literaire bronnen dat er voor 480 v. C. in het Griekse leger geen boogschutters werden ingezet. Pijl en boog bleven gereserveerd voor jachtdoeleinden. De mannelijke boogschutters strijden altijd aan Griekse zijde. Het zijn dus bondgenoten. 211 Er wordt nog steeds een felle discussie gevoerd over de vraag of deze buitenlandse troepen van Thraciërs en Scythen lange tijd in Athene bleven om de tirannie van Peisistratos te ondersteunen. Hét argument dat wordt gebruikt om deze ondersteuning van Peisistratos door uitheemse troepen te bewijzen is het veelvuldig voorkomen van Scythische boogschutters op Attische vazen van ca 530 v. C. tot juist na 500 v. C. Lavelle voert een hele reeks argumenten aan om de stelling dat Thracische en Scythische tropen de tirannie van Peisistratos lange tijd moesten steunen te weerleggen. De meeste indruk maken de volgende twee bewijsvoeringen: Peisistratos was in het midden van de 6e eeuw v. C. te arm om een leger van zo’n driehonderd huursoldaten een tijdlang te betalen. Hij moest geld aannemen van vrienden om het hoofd boven water te houden. Zijn tweede argument: Dit legertje zou te klein zijn geweest om de Atheense bevolking onder controle te houden en was niet zo geschikt omdat de Atheners een sterke aversie hadden tegenover deze Thracische en Scythische “barbaren.” 212 Singor reageert als volgt. Wij weten niets over de soldij van een huursoldaat. Hoe kunnen we dan spreken over “te duur”. We weten evenmin iets over de rijkdom van Peisistratos. Het feit dat hij geld aannam van vrienden hoeft geen bewijs van armoede te zijn. 213 We weten ook niet hoeveel vreemde huursoldaten Peisistratos in dienst had dus kunnen we ook niet beoordelen of dit leger “ te klein” was. Het getal driehonderd doet eerder denken aan een lijfwacht. 214 Wat betreft de aversie van de Atheners tegenover de Thracische en Scythische troepen, afkeer van barbaren is niet typisch voor de 6e eeuw v. C., aldus Singor, 210
SHAPIRO (H.A.). Amazons, Thracians and Scythians. In: Greek, roman and Byzantine Studies 24, 1983, pp. 105-106. Zie ook: RAECK (W.). Zum Barbarenbild in der Kunst Athens im 6. und 5. Jahrhundert v. Chr. Bonn, 1981. 211 VOS (M.F.). Scythian Archers in Archaic Attic Vase-painting. Groningen, 1963, pp. 1- 2, 26, 40, 43, 67. 212 LAVELLE (B.M.). Herodotos, Skytian Archers and the “Doryphoroi” of the Peisistratids. In: Klio 74, 1992, pp. 80- 88. 213 SINGOR (H.W.). The Military Side of the Peisistratean Tyranny. In: SANCISI-WEERDENBURG (H.). Peisistratos and the Tyranny: a Reappraisal of the Evidence. Amsterdam, 2000, pp. 114- 117. 214 SINGOR (R.H.). Oorsprong en betekenis van de hoplietenfalanx in het archaïsche Griekenland. Leiden, 1988, pp. 277- 279.
168
maar een algemeen verschijnsel in de Oudheid. In Athene werd de afkeer duidelijk groter na de Perzische oorlogen . Zelfs in het democratische Athene van de Klassieke periode was er een “politiemacht” van Scythen. Waarom zou Peisistratos niet hetzelfde gedaan hebben? Een hele reeks onderzoekers verklaren de vele afbeeldingen van Thracische en Scythische soldaten op Attische vazen vanaf 540 v. C. door de aanwezigheid van deze vreemde troepen in Athene in dienst van de tirannen. 215 Het feit dat deze exotische ruiters nieuw waren in Athene zal de kunstenaars geïnspireerd hebben. Daarvoor hoefden deze vreemde soldaten niet in grote getale aanwezig te zijn. Waarschijnlijk was het zelfs een vrij kleine troep huursoldaten. Anders hadden ze zeker een rol gespeeld bij de inval van Sparta in 511-510 v. C. en was dit in de bronnen uit die tijd vermeld. 216 Volgens Shapiro zijn er geen bewijzen dat er vóór het midden van de 5e eeuw v. C. Scythen in Athene waren. De bekendheid van de Atheners met Scythische kleding moet volgens Shapiro verklaard worden door de handelscontacten van Attica met Scythië. In de tijd van Peisistratos bezat Athene een handelspost in Sigeion, aan de zuidelijke kust van de Zwarte Zee, op de route naar het Scythische gebied.217 De verklaring dat schilders deze Thracische en Scythische volkeren kenden door handelscontacten via Sigeion en de Chersonesos overtuigt Lavelle echter niet. 218 De veldtocht van Dareios tegen Scythië in ca 514-513 v. C. zou de aanleiding zijn geweest voor de Scythische troepen om terug te keren naar hun vaderland. Bovendien zouden de Scythen minder positief gestaan hebben tegenover de Grieken omdat Ionische steden deelnamen aan deze veldtocht van Dareios. Rond 510 v. C. werd het handelscontact van Griekse steden met Scythië dan ook plotseling verbroken. 219 De band tussen Athene en Scythië was echter nooit zo sterk als de band die de polis had met Thracië. Dit verklaart waarom we op de Attische vazenschilderingen tussen 575 - 550 v. C. slechts losse elementen uit de Scythische cultuur zien verschijnen: hier en daar een oorring, een puntmuts of een versiering met sfinxen aan de zoom van een tuniek. Na 550 v. C. zijn slechts enkele Amazones uitgerust met een broekpak. Allerlei elementen van hun outfit zijn ontleend aan de Scythische klederdracht maar ze zijn vermengd met fantasie elementen. Dit doet sterk denken aan de gegevens die naar Athene kwamen door de reisverhalen. Eerst in de laatste decennia van de 6 eeuw v. C., wanneer de handelscontacten met Scythië intensiever worden en er misschien zelfs Scythen in Athene verbleven, werd de kleding van de Scythen met al haar details gepreciseerd. 220 Zoals de Amazones Scythische elementen gaan vertonen, als de mannelijke boogschutters uit het noorden verschijnen, zo worden zij Thracisch wanneer vanaf ca 530 - 525 v. C. de Thracische ruiters verschijnen op zwartfigurige Attische keramiek. 221 In beide gevallen houdt de barbarisering van de Amazones in de schilderkunst dus gelijke tred met de weergave van de corresponderende mannelijke barbaren. 215
BEST (J.G.P.). Thracian Pëltasts and their Influence on Greek Warfare. Groningen, 1969, pp. 5- 7. SHAPIRO (H.A.). Amazons, Thracians and Scythians. In: Greek, Roman and Byzantine Studies 24, 1983, p. 107. 216 SINGOR (H.W.). The Military side of the Peisistratean Tyranny. In: SANCISI-WEERDENBURG (H.). Peisistratos and the Tyranny: a Reappraisal of the Evedence. Amsterdam, 2000, pp. 118- 119. 217 SHAPIRO (H.A.). Amazons, Thracians and Scythians. In: Greek, roman and Byzantine studies 24, 1983, p. 112. 218 LAVELLE (B.M.). Herodotos, Skytian Archers and the “ Doryphoroi” of the Peisitratids. In: Klio 74, 1992, p. 87. 219 VOS (M.F.). Scythian Archers in Archaic Attic Vase-painting. Groningen, 1963, pp. 86- 87. 220 BLOK 1991, pp. 348- 350. 221 SHAPIRO (H.A.). Amazons, Thracians and Scythians. In: Greek, Roman and Byzantine Studies 24, 1983, p. 107.
169
Toch zijn er enkele verschillen tussen de Scythische en Thracische invloeden. De Scythische kostumering treedt het eerst op in de Amazonomachieën, dus in strijdtaferelen. De Thracische invloed is echter vooral te zien in taferelen waarin de Amazones niet in een strijd gewikkeld zijn, maar “ op zichzelf ” worden afgebeeld, en dan vooral bij de thema’s “Amazones voeren paarden mee” en “Amazones voeren hun doden mee”. 222 Een aantal elementen in de outfit van de Amazones zijn niet typisch Scythisch of Thracisch maar behoren bij het traditionele kostuum van veel nomadische volkeren uit het noorden. Zo is de gordel daar altijd belangrijk geweest als een middel om status, clan of stam aan te geven. Ook nu nog hoort bij het vrouwenkostuum van nomaden in Oost- Europa en Azië een gordel met zilveren versieringen. 223 De puntmuts was de gebruikelijke dracht bij de nomadische volkeren ten Oosten van de Kaspische Zee. Getuige hiervan zijn mummies van krijgsvrouwen die teruggevonden zijn met deze bontmuts nog op hun hoofd. 224 De invloed van de Scythen is op nog een andere manier duidelijk, namelijk wanneer een Amazone wordt afgebeeld met een gorytos. De gorytos was een Scythische uitvinding. Het was een combinatie van boogtas en pijlenkoker. Een boogschutter te paard kon vanop de rug van zijn rijdier te schieten, want hij had zijn pijlen bij de hand. De gorytos werd immers aan een band rond de nek en schouder gedragen en hing dan ergens ter hoogte van het middel aan de linkerkant. De afdekflap van de koker was omgeslagen, de pijlen zaten klaar met de punt naar boven en de schutter kon zich zo in het heetst van de strijd zonder te kijken bevoorraden. Soms waren er twee of meer vakken voorzien voor de verschillende soorten pijlen. Om de gorytos lichter te maken werd geleidelijk overgegaan naar een houten raamwerk bespannen met dierenhuid. De gorytos was meestal prachtig versierd en gaf zo uitdrukking aan de sociale status van de drager. Ook de Amazones worden vaak afgebeeld met een gorytos, vaak een Sarmatische pijlenkoker die links aan de gordel werd gedragen. 225 Van de Perzen erfden de Amazones de pijlenkokers met hun typische vorm, recht aan de ene kant en afgerond aan de andere kant. De versiering bestond uit een rand met eierlijstmotief. Op de Perzische reliëfs in Persepolis zien we hofdignitarissen met kokers in dezelfde vorm en met eenzelfde soort versiering. 226 Pl. 165. De gorytos komt niet voor op Attische vazen in de 6e eeuw v. C., maar verschijnt voor het eerst in het begin van de 5e eeuw v. C. Ook de Perzen drukten hun stempel op de creatie van het typische Amazonekostuum. Volgens Bovon zagen de Atheners tussen de Amazones uit de mythe en de Perzen een hele reeks overeenkomsten. Beide volkeren kwamen uit het Oosten met hetzelfde doel, de vernietiging van Athene. De Grieken schreven Amazones en Perzen dan ook dezelfde gebruiken en dezelfde kleding toe. Zo ontstond door assimilatie een bepaald type krijger. De schilders behoefden slechts een aantal pittoreske details toe te voegen om dit type van de “ barbaarse” krijger in te passen in de traditionele Griekse gevechtsschema’s. 222
BLOK 1991, p. 352. DAVIS-KIMBALL (J.). Enarees and Women of High Status: Evidence of ritual at Tillya Tepe. In: DAVIS-KIMBALL (J.) , MURPHY (E.M.), KORYAKOVA (L.) en YABLONSKY (L.T.). Kurgans, Ritual Sites and Settlements. Eurasian Bronze and Iron Age. Oxford, 2000, p. 227. 224 DAVIS-KIMBALL (J.). Amazons, Priestesses and Other Women of status: Females in Eurasian Nomadic societies. In: Silk Road Art and Archaeology 5, 1997-1998, pp. 40-41, pl.23. 225 http://www.marook-armouries/shop Skythen Goryte.htm 226 Fries van de Apadana in Persepolis BOVON (A.). La représentation des guerriers Perses et la notion de barbare dans la 1re moitié du Ve siècle. In: Bulletin de correspondance hellénique 87, 1963, p. 597, pl. 21. 223
170
Het broekpak mag dan al gedragen worden door verschillende volkeren, een aantal details op het Amazonepak zijn duidelijk van Perzische oorsprong en verschijnen maar pas op Attische vazen vanaf ca 500- 400 v. C. 227 Pl. 166. Typisch Perzisch zijn de zwarte banden langs de mouwen en de broekspijpen van het pak. Bovon vraagt zich af of hier geen sprake is van Assyrische beïnvloeding, want op Assyrische reliëfs zien we ook boogschutters met dezelfde soort versiering op hun kledij. De Perzen droegen een kort schortje of een soort maillot over hun broekpak, iets wat we ook bij de Amazones zien. De gesofisticeerde broek met pijpen uit twee verschillende soorten materiaal wordt op Attische vazen gedragen door de Perzen en verschijnt vervolgens ook bij de Amazones. De schaal in Edinburgh, pl. 167, 228 verduidelijkt nog een aantal andere typisch Perzische details. Het schortje bestaat uit twee delen die elkaar overlappen. Het jak heeft een diepe v - hals tot aan de taille waaronder een t - shirt werd gedragen. Al deze details zien we steeds meer terug in de Amazonekledij. De gelijkenis is vooral duidelijk als een Amazone en een Perzische krijger op dezelfde vaas voorkomen. Op Attische vazen is deze combinatie hoogst uitzonderlijk, maar ze komt wel voor op een oinochoe in het Louvre. Pl. 172. In de loop van de 5e eeuw v. C. ondergaat het broekpak een evolutie. De Perzische inbreng vermindert. De halslijn wordt steeds ronder en de diepe uitsnijding verdwijnt. 229 Pl. 137. Uit afbeeldingen van vreemde volkeren in hun traditionele dracht blijkt nooit dat de Atheners een poging deden om van deze barbaren karikaturen te maken. Ook uit afbeeldingen van Perzen blijkt geen minachting voor de tegenstanders, dit in tegenspraak met de literaire bronnen. Er wordt op de Attische vazen geprobeerd om deze soldaten uit een andere cultuur zo realistisch mogelijk af te beelden. Er zit in deze afbeeldingen wel een element van trots om de overwinning op deze barbaren, maar ook een element van interesse en nieuwsgierigheid naar hun gebruiken, zoals in dit geval hun typische klederdracht. 230 Volgens een aantal onderzoekers zijn de Amazones na de Perzische oorlogen een metafoor voor de Perzen. 231 Ook op het hoofddeksel heeft de Perzische cultuur invloed uitgeoefend. Amazones dragen op het roodfigurige vaatwerk soms een muts die nog wel de flappen over de oren en nek zoals bij de alopekis vertoont, maar veel hoger is van vorm. Deze muts doet erg denken aan de Perzische tiara of kyrbasia, het karakteristieke Perzische hoofddeksel. Het was een slappe muts met een lang uiteinde van achteren dat de nek beschermde tegen de brandende zon. Twee flappen aan de zijkanten naast de wangen konden, net zoals bij de Thracische alopekis, onder de kin, over de mond of om het hoofd geslagen worden. Ze beschermden tegen het zand
227
Attische roodfigurige oinochoe. Ca 460 v. C. Boston. Museum of fine Arts 13.196. Door Beazley toegeschreven aan de Chicago schilder . ARV, p. 409. CASKEY (L.D.) en BEAZLEY (J.D.) Attic Vase Paintings in the Museum of Fine Arts in Boston. Boston, p. 39, pl. 18, p. 41. 228 Attische roodfigurige schaal uit Italië. Edinburgh. Royal Scottish Museum 1887.213. Door Beazley toegeschreven aan de Triptolemos schilder. ARV² 464.46. ROBERTSON 1992, p. 113. 229 LEZZI-HAFTER (A.). Der Schuwalow-Maler. Mainz am Rhein, 1975, p. 78. 230 BOVON (A.). La représentation des guerriers Perses et la notion de barbare dans la 1re moitié du Ve siècle. In: Bulletin de corrspondance hellénique 87, 1963, p. 598. BENSON (C.). Volutenkrater mit Amazonen. In: REEDER (E.). Pandora. Frauen im Klassischen Griechenland. Mainz, 1995, p. 379.
171
in de woestijn of tegen stof op de wegen. De muts had een hoge punt die slap naar voren of opzij hing. 232 Soms ontbrak de punt. Pl. 169. De verschillende Attische schilders gebruiken hun eigen originele details voor de Amazonekleding op het roodfigurige vaatwerk. Zo heeft de Schuwalow schilder een voorkeur voor donkere, versierde boorden aan de Amazoneoutfit en toont hij graag duidelijk de zijnaad van een mouw. Andere schilders kiezen voor afsluitboorden met een sterrenmotief of een versiering met golvende banden. Maar de geliefkoosde versiering van de Amazoneoutfit op Attische keramiek is de zigzaglijn. Die zien we zelfs zien op het lederen harnas van een Amazone in de uitrusting van de hopliet. 233 Pl. 131. Deze zigzaglijn was bij nomadische volkeren ten oosten van de Kaspische zee een geliefd motief, getuige de kleding met zigzagversiering die door David - Kimball werd teruggevonden in de graven van de Sauromatische krijgsvrouwen uit de 5e eeuw v. C. 234 Ook op Perzische kleding zien we regelmatig de zigzaglijn. Boven het broekpak dragen Amazones een chitoniskos. Dit kledingstuk is in feite een chiton, maar wordt over een andere chiton of over andere kleding gedragen. Vaak is de chitoniskos iets langer dan de korte chiton, 235 een rokje of een kort schortje. Het is op de afbeeldingen van Amazones vaak moeilijk te zien of de dames een chitoniskos, een tuniek of een jak met lange mouwen dragen. Sommige dames dragen een broekpak, daarboven een chiton en vervolgens een hoplietenharnas, de complete vermenging van de Griekse en barbaarse soldatenoutfit.
~ Amazone met hoge muts. Pl. 169. Attische roodfigurige kantharos uit Camiros. Ca 450 v. C. 236 Londen. British Museum E 157. Door Beazley toegeschreven aan de “Alexander” schilder. 237 Een Amazone wordt achtervolgd door een naakte Griek. Ze is gekleed als een Griekse hopliet met het lederen harnas boven een doorzichtige chiton. Haar wapens onderscheiden haar van een Griekse krijger: ze draagt een Scythische boog en zwaait een strijdbijl boven haar hoofd. Aan een schouderriem hangt de gorytos, de uitheemse pijlenkoker. Haar eigenaardige hoofddeksel geeft haar een exotisch aanzien. Het is een vrij hoge muts, sterk verwant aan een Perzische tiara, met een nekflap en oorflappen die naar beneden hangen. De kap heeft een bolletjesmotief. 232
233 234
235 236
237
Miniatuurkopje van kalksteen. Deel van een fries uit Tarente waarschijnlijk met gevecht tussen Grieken en Perzen. Amsterdam. Allard Pierson Museum 1600. HEMELRIJK (J.M.) en NEEFT (C.W.). De Griekse kunst in het Allard Pierson Museum. Amsterdam. In: Hermeneus. Tijdschrift voor antieke cultuur 48, 1976, n° 3, p. 40. LEZZI-HAFTER (A.). Der Schuwalow-Maler. Mainz, 1976, pp. 67, 77. DAVIS-KIMBALL (J.). Amazons, Priestesses and Other Women of Status: Females in Aurasian Nomadic societies. In: Silk Road Art and Archaeology 5, 1997-1998, p. 40. LEZZI-HAFTER (A.). Der Schuwalow-Maler. Mainz, 1967, pl. ma 13 VON BOTHMER 1957, p. 186, n° 100, pp. 189- 190, 192. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 602, n° 239. LEZZI- HAFTER (A.). Der Schuwalow- Maler. Mainz, 1976, pl. 142- 143, Al, 1. ARV ² p. 1213, n° 2.
172
~ Scythische boogschutter in broekpak. Pl. 170. Attische roodfigurige schaal uit Vulci. Ca 525- 520 v. C. 238 Londen. British Museum E 135. Gesigneerd door Epiktetos. 239 Een boogschutter in Scythische klederdracht loopt naar links en kijkt daarbij om. In zijn linkerhand houdt hij een Scythische boog, met zijn rechterhand trekt hij een pijl uit de gorytos de pijlenkoker met geopende flap die met een band rond zijn nek en schouder hangt. Hij draagt een prachtig broekpak waarvan zowel de broekspijpen als de lange mouwen twee verschillende patronen hebben: de voorzijde van de broek en de bovenkant van de mouwen een puntjespatroon, de achterzijde van de broek en de rest van de jak een bolletjespatroon. Wijzen de verschillende patronen ook op de verschillende materialen waaruit het pak werd gemaakt? Patronen geven op de Attische schilderingen inderdaad vaak het materiaal aan. Zo wijzen golfjes op een dikkere structuur van de stof en wordt bont met een specifiek patroon aangegeven. De halsuitsnijding van de tuniek is versierd met een meanderband, een detail dat door de Attische kunstenaars soms wordt overgenomen voor het Amazonekostuum. Op zijn hoofd prijkt de muts met afhangende flappen.
~ De eerste Amazone in broekpak op zwartfigurig vaatwerk. Pl. 171. Attische zwartfigurige hydria uit Naucratis ( fragment). Eerste helft 6e eeuw v. C. Oxford. Ashmolean Museum G 131.19.
240
Op deze afbeelding staat de allereerste Amazone op Attische keramiek. Het afgebeelde personage draagt een strak broekpak. Het bovengedeelte is zwart. De broek is versierd met bolletjes-met-punt motief. Hoofd, schouders en armen van het personage ontbreken zodat het onderwerp van deze schildering niet duidelijk is. Er wordt in ieder geval een gevecht afgebeeld, want het zwaard van de tegenstander is nog te zien.
238
ARIAS (P.E.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 62, pl. 98 ARV p. 50, n° 77. 240 VON BOTHMER 1957, p. 46, n° 89, p. 48, pl. XXXVII, 7. BOVON (A.). La representation des guerriers Perses et la notion barbare dans la 1re moitié du Ve siècle. In: Bulletin de correspondance hellénique 87, 1963, p. 587- 588. CVA II, D, pl. 10, 9. 239
173
~ Amazone in broekpak op roodfigurig vaatwerk. Pl. 85. Attische roodfigurige volutenkrater uit Ruvo. Ca 460 v. C. 241 Napels. Museo Nazionale 2421. Door Beazley toegeschreven aan de “Niobidenschilder”. 242 Door sommige onderzoekers wordt aangenomen dat op de keerzijde van deze vaas Antiope wordt afgebeeld, vechtend aan de zijde van haar man, de Atheense koning Theseus. Daarom werd de keerzijde van deze vaas uitgebreid besproken in hoofdstuk IV, paragraaf 1. De voorkant komt hier ter sprake omdat we een schitterend voorbeeld zien van het typische Amazonebroekpak. Op deze afbeelding is een grote Amazonomachie geschilderd. Zes groepen strijders, bestaande uit zeven Grieken tegen acht Amazones beslaan het oppervlak van de vaas. De Amazones zijn gekleed als boogschutter of als hopliet. Centraal zien we een Amazone die neerzijgt, terwijl ze in een smekend gebaar haar rechterhand opheft naar het gelaat van haar aanvaller en hem aankijkt. Met de linkerhand omklemt ze een speer. Aan haar zijde heeft ze een gorytos, de uitheemse boog- en pijlenkoker. Haar vijand is een Griek, gekleed in een doorzichtige chiton met gordel. De dunne stof is van zijn rechterschouder gezakt en toont een deel van de borstkas. Zijn schild aan de linkerarm, zijn zwaard aan zijn zijde, de beenbeschermers en zijn Chalcidische helm met de typische ramshorenversiering en opgeklapte wangbeschermers typeren hem als een krijger. Met zijn rechterarm heeft hij de speer in de rechterschouder van de Amazone gedreven. Hij kijkt de stervende Amazone aan en hun blikken doen denken aan Achilles en Penthesileia tijdens de Trojaanse oorlog. Op het ogenblik dat de Griekse held Achilles de Amazonekoningin Penthesileia de doodsteek gaf, keek hij haar in de ogen en werd op haar verliefd. Deze erotische spanning tussen de twee personages, Achilles en Penthesileia, heeft de kunstenaar hier overgenomen. In het gevecht op deze afbeelding zijn de Grieken duidelijk de winnende partij. De dodelijke wonde van de Amazone die centraal staat en het feit dat ze neerstort wijzen op een slechte afloop voor de krijgsvrouw. De doorzichtige chiton van de krijger, waardoor zijn genitaliën te zien zijn, is een detail dat de kunstenaar waarschijnlijk heeft overgenomen van de grote wandschilderingen in Athene die hem tot voorbeeld dienden. De stervende Amazone is prachtig uitgedost. Ze draagt een broekpak, volledig uitgevoerd in een stof met zigzagmotief. De zijnaden van de mouwen en van het jakje evenals de sluiting aan de voorkant en de manchetten zijn afgeboord met een lint met een afwijkend motief. De korte rok vertoont het regelmatig voorkomende drie – bolletjes - motiefje. Haar Chalcidische helm met opgeslagen wangbeschermers is extra versierd met een kroon, een detail dat waarschijnlijk verwijst naar de bruidskroon. Een borstsieraad completeert haar prachtig kostuum. De kunstenaar had hier duidelijk de bedoeling om een koninklijk uitgedoste vrouw
241
VON BOTHMER 1957, p. 161, n° 6, p. 167- 168, 171, pl. LXXIV, 4. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 606, n° 298, pl. 298, p. 479. SCHEFOLD ( K.). Die Griechen und ihre Nachbarn. Berlin, 1967, p. 225, pl. 222. BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: The Murals of the Theseion. In: JHS 92, 1972, p. 295, 36 n. 120, pl. VI, b-c. WEBSTER (T.B.L.). Der Niobidenmaler. Leipzig, 1935, p. 14, n° 4, pl. 23 . SCHEFOLD (K.). Die Griechen und ihre Nachbarn. Berlijn, 1967, p. 225, pl. 222. BENSON (C.). Volutenkrater mit Amazonen. In: REEDER (E.D.). Pandora. Frauen im Klassischen Griechenland. Mainz, 1995, pp. 376- 379. 242 ARV p. 419, n° 12. ARV ² p. 600, n°13.
174
af te beelden, een krijgsvrouw die in haar luxe - outfit met exotische uitstraling ontegensprekelijk een enorme indruk maakt op haar tegenstrever. ~ Amazones in broekpakken van verschillende materialen. Pl. 130. Attische roodfigurige volutenkrater uit Gela. Ca 460 v. C. 243 Palermo. Museo Nazionale Archeologico G 1283. Door Beazley toegeschreven aan de “Niobiden” schilder. 244 Dit is één van de afbeeldingen die gebruikt wordt door de onderzoekers die ervan overtuigd zijn dat de Amazones symbool stonden voor de Perzen. De overwinning van de Grieken op deze krijgsvrouwen staat dan voor de overwinning van de Grieken op de Perzen, zo’n twintig jaar vóór deze krater werd beschilderd. Waarschijnlijk zijn de Amazones daarom in een typische, exotische outfit afgebeeld. De lange broeken van de Amazones waren niet steeds van hetzelfde materiaal vervaardigd en ook de snit kon verschillen. Op deze volutenkrater zien we twee Amazones met een broekpak, telkens in een heel andere uitvoering. Bij de linkse Amazone geven golfjes op de stof aan dat de broek van een wollige stof is gemaakt. De snit van de broek is ook wijder. De rechtse Amazone draagt de traditionele strakke “legging”. De Amazonebroeken op Attisch vaatwerk vertonen een buitengewoon grote variatie aan motieven. De rechtse Amazone draagt hier een broek met stippeltjesmotief, terwijl de broek van haar vriendin een iets anders puntjesmotief heeft.
~ Amazone en Perzische krijger. Pl. 172. Attische roodfigurige oinochoe uit Italië. Ca 410 v. C. 245 Parijs. Musée du Louvre G 571. We zien een gevecht tussen een Amazone , een naakte Griek met helm, twee boogschutters en een gebaarde Perzische krijger. Hier wordt duidelijk hoeveel invloed de Perzische klederdracht had op de voorstelling die de Grieken hadden van de Amazones in de 5e eeuw v. C. De outfit van Pers en van de Amazone is bijna gelijk. Beiden dragen een broekpak met zigzagmotief en een exotische muts. De Perzische soldaat heeft een chitoniskos boven zijn broekpak, de Amazone draagt alleen een rok boven haar broekpak. De versiering van de bovenkleding is verschillend: een patroon van sterren voor de Perzische kleding en een patroon van telkens drie bolletjes voor het Amazonekostuum.
243
VON BOTHMER 1957, p. 161, n° 5, p. 166- 167, pl. LXXIV, 3 LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 606, n° 297. ROBERTSON 1992, p. 184, 313 n. 158. BARRON (J.P.). New Light on Old Walls: The Murals of the Theseion. In: JHS 92, 1972, p. 295, 36 n. 17 pl. V, a- b. ARIAS (P.E.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 87, pl. 176-181. BEARD (M.). Adopting an approach II. In: RASMUSSEN 1991, p. 34. 244 ARV p. 418, n° 2. 245 LEZZI- HAFTER (A.). Der Schuwalow-Maler. Mainz, 1976, p. 117, pl. O 11. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 608, n° 328, dl. I, 2, pl. 328, p. 485.
175
~Amazonebroekpak, versierd met zwarte banden. Pl. 71. Attische roodfigurige amfora uit Vulci. 246 Parijs. Musée du Louvre G 197. Door Beazley toegeschreven aan Myson. 247 Theseus, in gezelschap van zijn makker Peirithoös, draagt de Amazone Antiope weg. Ze klemt haar strijdbijl nog in de linkerhand en strekt de rechterarm uit in een “smekend” gebaar. De outfit van de Amazone bestaat uit een lange broek van een stof met twee verschillende motieven, daarboven een korte chiton en een jak met lange mouwen met streepjespatroon. De jak is afgeboord met brede donkere banden, duidelijk geïnspireerd op de Perzische kleding. Op haar hoofd prijkt een Phrygische muts.
~ Amazonebroekpak met ronde halsuitsnijding. Pl. 137. Amazone met gorytos Attische roodfigurige volutenkrater. Ca 510 v. C. 248 Arezzo. Museo Civico Archeologico1465. Door Furtwängler toegeschreven aan Euphronios. 249 Op de voorzijde van deze volutenkrater is een Herakles’ Amazonomachie afgebeeld. Op de keerzijde ligt een Amazone getroffen op de grond, haar gorytos nog aan haar zijde. Ze bloedt hevig uit een borstwonde en bloed gutst ook uit wonden in haar boven- en onderarm. Een Griekse hopliet staat klaar met zijn zwaard om haar af te maken. De inscriptie wijst op Telamon. De Amazone draagt een Phrygische muts en is gekleed in een broekpak, volledig met zigzagpatroon. Vergelijken we dit broekpak met de Perzische outfit op pl. 166 of met het Scythische kostuum op pl. 170, dan zien we dat hier een evolutie heeft plaats gehad en dat dit Amazonebroekpak een eigen snit heeft gekregen: een ronde halsuitsnijding heeft de diepe rechte uitsnijding van de Perzische klederdracht vervangen. De meanderband langs de halsuitsnijding is een erfenis van de Scythen. De donkere zwarte banden op de mouwen van het Perzische broekpak hebben hier plaats gemaakt voor bleke verticale lijnen.
246
VON BOTHMER 1957, p. 125, n° 9, pp. 128-129, pl. LXVIII, 5. LIMC, dl. I, 1. Antiope II, p. 859, n° 10. ARIAS (P.E.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 71, pl. 130. CVA III, I c, pl. 34, 5 en 35. BOARDMAN 1975, pl. 171. ROBERTSON 1992, p. 124. DROUGOU (S.). Der Attische Psykter. Würzburg, 1975, p. 75. 247 ARV p. 171, n° 47 ARV² p. 238, n° 1. 248 VON BOTHMER 1957, p. 131, n° 5, 137-142, pl. LXIX, 3. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 591, n° 64, dl. I, 2, pl. 64, p. 448. ARIAS (P.E.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 66, pl. 113- 115. BUITRON-OLIVER (D.). Douris. A Master-Painter of Athenian Red-Figure Vases. Mainz, 1995, pl. 140. 249 ARV p. 16, n° 5.
176
§ 4 Het Amazoneschoeisel. Het is duidelijk dat het schoeisel van de Amazones afhankelijk is van hun outfit. En dit geldt niet alleen voor de schilderkunst op vazen, maar ook voor de beeldhouwkunst. Op Griekse vazen worden mannen in de uitrusting van een hopliet steevast afgebeeld met beenbeschermers en op blote voeten. Het maakt niet uit of de schilder werkt op zwartfigurige of op roodfigurige keramiek. De afbeeldingen van Amazones op het Attische vaatwerk volgen deze regel. Of ze beenbeschermers dragen of niet, als de dames zijn afgebeeld als hopliet, dan dragen ze geen schoenen of laarzen. Toch zijn er enkele uitzonderingen en zien we hoplieten met hoge laarzen. De Thraciërs droegen lage laarzen met een omgeplooide rand. 250 Maar zeker zo populair waren de embades, de hoge laarzen met flappen. 251 Pl. 173. Het zijn vooral deze hoge laarzen die al snel door Atheense ruiters werden gedragen. De Grieken kenden geen stijgbeugels en geen speciale schoenen voor ruiters. De hoge Thracische laarzen beschermden het onderbeen uitstekend tegen het schuren tegen het paard. 252 In de Griekse kunst zien we dat de hoge laarzen traditioneel worden gedragen door volkeren van noordelijke afkomst zoals de Thraciërs. 253 Het is dus evident dat de Amazones die door de Grieken gerekend worden tot de barbaarse volkeren uit het Noorden, door de kunstenaars bij voorkeur afgebeeld worden met hoge laarzen. Dat gebeurde nog niet op het zwartfigurige vaatwerk maar wordt al snel gebruikelijk op de roodfigurige keramiek. Stilaan gingen deze hoge laarzen zelfs een vast onderdeel vormen van het traditionele kostuum van Amazones te paard. 254 De beeldhouwkunst lijkt hier het voorbeeld te zijn geweest voor afbeeldingen op vazen. Zo draagt de Amazone op het Piraeusrelief, gebeeldhouwd naar het voorbeeld van het schild van Athena Parthenos, de hoge laarzen. 255 Pl. 174. Deze hoge laarzen of embades hebben meestal een omslag en eventueel flappen. Vaak zitten er veters aan de voorkant zoals te zien is op het beeld van de Korintische Amazone. Op beeldhouwwerken werden deze veters echter zelden gebeeldhouwd, ze werden er meestal bijgeschilderd als het beeldhouwwerk klaar was. 256 Pl. 77. Bij het “exotische” kostuum van de Amazones ligt de zaak anders. Op het zwartfigurige vaatwerk worden Amazones in broekpak afgebeeld op blote voeten. Op het roodfigurige vaatwerk wordt een broekpak vrijwel altijd gecombineerd met de lage schoenen die de Perzen droegen. Deze schoenen waren vervaardigd uit soepel leer en werden gesloten met een veter. De punt van deze Perzische schoen liep lichtjes naar omhoog en was soms zelfs omgekruld. Een enkele keer zien we zo’n omgekrulde schoen aan de voeten van een Amazone.
250
VOS (M.F.). Scythian Archers in Archaic Attic Vase-painting. Groningen, 1963, p 44. NEILS (J.). The Parthenon frieze. Cambridge, 2001, p. 135. 252 BEST (J.G.P.). Thracian Peltasts and their Influence on Greek Warfare. Groningen, 1969, pp. 7- 8. 253 MORROW (K.D.). Greek Footwear and the Dating of Sculpture. Madison, 1985, pp. 65- 69, 87- 89, 171- 173 254 STURGEON (M.). The Corinth Amazon. In: AJA 99, 1995, pp. 493- 494. 255 Piraeus. Archaeological Museum 2206. 256 Korinthe, Archeologisch Museum S 3723. STURGEON (M.). The Corinth Amazon. In: AJA 99, 1995, p. 484. 251
177
.~ Amazone met chiton en Amazone met lederen harnas op blote voeten. Pl. 112. Attische roodfigurige kylix uit Nola ca 425-420 v. C. 257 Napels, Museo Nazionale 2613 Door Beazley toegeschreven aan de “Eretria” schilder. 258 Op deze kylix staan een hele reeks Amazones met een grote variatie in hun kledij. We zien Amazones in chiton, krijgsvrouwen in de volledige uitrusting van de Griekse hopliet en dames in een exotisch kostuum. Afhankelijk van de outfit dragen de Amazones de daarbij horende bewapening. Hoplieten houden hun speer en schild paraat, Amazones in broekpak dragen pijl en boog of de strijdbijl. Alleen de krijgsvrouwen in broekpak dragen schoenen. Het zijn de lage schoenen in soepel leer met veters. Alle Amazones staan ontspannen en rustig te wachten op wat komen zal.
~ Amazone als hopliet met embades. Pl. 175. Attische roodfigurige kantharos 259 Athene. Nationaal Museum 1236. Een jonge Griek in chiton met helm, en pijl en boog aan zijn zijde achtervolgt een Amazone die weg rent naar rechts en daarbij achterom kijkt. Ze is gekleed in de volledige uitrusting van de Griekse hopliet met lederen harnas boven een chiton. Haar strijdbijl houdt ze in de rechterhand, de Scythische boog in de linkerhand. Haar goryte, de boog- en pijlenkoker hangt aan haar middel. Niet alleen haar wapens maar ook haar hoofdbedekking en schoenen geven haar een barbaarse voorkomen: ze draagt de alopekis met nek- en oorflappen en hoge laarzen. De embades komen bijna tot aan haar knieën en hebben een omgevouwen rand met lange flappen. Aan de bovenrand zit vooraan een driehoekig versiering die ook aangebracht is op de laarzen van een zwaar beschadigde tweede ruiter.
257
VON BOTHMER 1957, p. 203, n° 161, p. 204, pl. LXXXV, 1. LEZZI-HAFTER (C.A.). Der Eretria Painter: Werke und Weggefährten. Mainz, 1988, pl. 154 a. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 602, n° 240. 258 ARV p. 727, n° 37. ARV² p. 125, n°50. 259 VON BOTHMER 1957, p. 193, n° 108, p. 194, pl. LXXXII, 1 LIMC, dlI,1. Amazones, p. 608, n° 327, dl. I, 2, pl. 327, p. 484. LEZZI-HAFTER (A.). Der Schuwalow- Maler, Mainz, 1976, pl. 145 b, Al 4
178
~ Amazone met broekpak op blote voeten. Pl. 137. Attische roodfigurige volutenkrater. Ca 510 v. C. 260 Arezzo. Museo Civico Archeologico1465. Door Furtwängler toegeschreven aan Euphronios. 261 Op deze Herakles’ Amazonomachie zien we verschillende Amazones in exotisch kostuum: een broekpak met Griekse helm of Phrygische muts. De dames zijn telkens uitgerust als boogschutter. Alle personages op deze krater zijn afgebeeld op blote voeten, of het nu Amazones of Grieken zijn, of ze nu zijn uitgerust als hopliet of in een exotische outfit verschijnen. Er was dus blijkbaar geen vaste regel voor het schoeisel van Amazones in broekpak. Hier zien we de dames zonder schoenen, op andere vazen wordt het broekpak gecombineerd met lage schoenen.
~Amazone met broekpak en lage schoenen te paard. Pl. 40. Attische roodfigurige pelike uit de necropool van Fusco bij Syracuse. Ca 440- 430 v. C. 262 Syracuse. Museo Nazionale 9317. Door Beazley toegeschreven aan de groep rond Polygnotos. 263 Een Amazone te paard wordt aangevallen door twee Grieken met een lans. Ze draagt haar typische barbaarse outfit: een strakke broek met zigzagpatroon en daarboven de tuniek met gordel en lange mouwen met bolletjes patroon. Een alopekis, de Thracische muts in bont, completeert haar kostuum. Ze draagt de lage schoenen in soepel leder met licht opgaande punt zoals we ook zien op afbeeldingen van Perzische schoenen.
260
VON BOTHMER 1957, p. 131, n° 5, 137-142, pl. LXIX, 3. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 591, n° 64, dl. I, 2, pl. 64, p. 448. ARIAS (P.E.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 66. BUITRON-OLIVER (D.). Douris. A Master-Painter of Athenian Red-Figure Vases. Mainz, 1995, pl. 140. ARIAS (P.E.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 66, pl. 113- 115. 261 ARV p. 16, n° 5. 262 VON BOTHMER 1957, p. 177, n° 31, p. 179. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 606, n° 307. ARIAS (P.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 92, pl. 191. CVA Syracuse, bd. 1, pl. 5: 1-2. 263 ARV p. 701, n° 92. ARV² 1059, 132.
179
~ Amazone met broekpak en embades te paard. Pl. 33. Attische roodfigurige volutenkrater uit Numana. Kort voor 460 v. C. 264 New-York. The Metropolitan Museum of Art 07.286.84. Door Beazley toegeschreven aan de schilder van de “Woolly Satyrs”. 265 Op deze volutenkrater zien we een complex tafereel. Zes Grieken vechten tegen negen Amazones. Centraal zit een Amazone te paard, uitgedost in haar typische “barbaarse” Amazoneoutfit met broekpak, exotische kap en laarzen. Ze steekt met haar speer een naakte Griek op de grond die zich probeert te verbergen onder zijn schild. De Amazone draagt een broekpak met daarboven een jak met korte mouwen, samengesteld uit stoffen met verschillende prints. Ze draagt de hoge laarzen die de Grieken overnamen van de Thraciërs.
~ Amazone met sandalen? Pl. 138. Attische roodfigurige lekythos met witte ondergrond uit Cyprus. Ca 440 v. C. 266 Parijs. Musée du Louvre A 256 (AM 94). Hier is duidelijk een Amazone afgebeeld. Haar pelta, het Thracische schild en de gorytos hangen achter haar aan de muur. De Amazone heeft haar voet op een rotsblok gezet en buigt zich voorover om de veters te strikken. Von Bothmer is overtuigd dat hier een Amazone met enkelbeschermers is afgebeeld.. Devambez ziet een Amazone die haar sandalen vastbindt. Het is onduidelijk of er een zool is afgebeeld onder de voeten van de krijgsvrouw. Deze Amazonesandaal is wel erg verschillend van de sandalen die gedragen werden door Griekse mannen. Bij hen werd de zool door lederen banden rond het been vast gehouden. Pl. 176. 267
~ Amazone met “Perzische” sloffen. Pl. 24. Attisch alabastron. Ca 470-460 v. C. 268 Richmond . Collection of the Virginia Museum of Fine Arts, The Williams Fund 78.145 Door Beazley toegeschreven aan de “Syriskos” schilder. 269 Een uiterst modieuze Amazone in exotische outfit stapt naar rechts terwijl ze omkijkt. 264
LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 606, n° 295. VON BOTHMER 1957, pp. 161- 162, n° 7, pp. 167- 169, pl. LXXV. BARRON (J.P.). In: JHS 92, 1972, 34 pl. IV, a 265 ARV p. 427, n°1. 266 VON BOTHMER 1957, p. 204, n° 171, p. 205, pl. LXXXIV, 2. LIMC, dl. I, 1. Amazones, p. 628, n° 660, dl. I, 2, pl. 660, p. 512. 267 Attische roodfigurige oinochoe. Ca 430-420 v. C. Ferrara. Il Museo Archeologico. Toegeschreven aan de “Shuwalow” schilder. ARV p. 753. ARIAS (P.E.) en ALFIERI (N.). Il Museo Archeologico di Ferrara. Ferrara, 1955, p. 44. ARIAS (P.) en HIRMER (M.). Tausend Jahre Griechische Vasenkunst. München, 1960, p. 61, pl. 106. 268 CAHN (H.). Classical Antiquity. Zürich, 1976. Hij dateert deze vaas zelfs ca 460-450 v. C. 269 ARV ² pp. 256- 270.
180
Aan haar voeten draagt ze zwarte slofjes met licht omgekrulde punt, duidelijk geïnspireerd op de Perzische schoenen waarvan de punt soms zelfs volledig omkrulde.
Conclusie Waren de Amazones op het zwartfigurige Attische vaatwerk meestal afgebeeld in de uitrusting van de Griekse hopliet, op het roodfigurige keramiek zien we de dames verschijnen in meer exotische dracht. Op het zwartfigurige vaatwerk verschijnen al uitheemse elementen bij het Amazonekostuum zoals eigenaardige helmversieringen, een dierenhuid boven de uitrusting, een tuniek en soms een uitheemse muts. Vooral op de “Thyrrheense” vazen zijn de exotische elementen zoals de magnifieke, “barbaars” versierde tunieken, veelvuldig aanwezig. Verschijnt er al eens een Amazone in broekpak dan is ze steeds uitgerust als boogschutter en sterk beïnvloed door de Scythische klederdracht: een pak bestaande uit een lange strakke broek en een jak met lange mouwen. In de loop van de 6e eeuw v. C. werd het in Athene gebruikelijk om kleding te dragen waarin barbaarse elementen waren verwerkt. Naarmate er meer contacten kwamen met andere culturen werd dit gebruik sterker. In de 5e eeuw v. C. waren sommige uitheemse kledingelementen zo ingeburgerd dat iedereen ervan overtuigd was, dat ze behoorden tot de traditionele Atheense kleding. Bij het overnemen van kledingattributen van andere volkeren speelden niet alleen praktische redenen een rol. Uitheemse kleding dragen werd door Atheense mannen ook gezien als het “temmen” van andere culturen. Anders dan in de rest van Griekenland verschijnt er in Athene een outfit bestaande uit Griekse en barbaarse elementen. In de loop van de 5e eeuw v. C. gingen de Attische schilders de Amazones op verschillende manieren afbeelden. Tot ongeveer het midden van de 5e eeuw blijven de Amazones in hoofdzaak gekleed als Griekse krijgers. In de periode 460 - 440 v. C., toen de grote Amazonomachieën populair werden, komen er op het Attische vaatwerk steeds meer Amazones voor in een uitheems kostuum. Men kan zich niet van de indruk ontdoen dat de schilders kozen voor deze exotische kleding, omdat het zo mooi oogde. Ze lijken vaak Perzen, die Amazones. De Thraciërs leveren heel wat elementen uit hun klederdracht voor de nieuwe “look” van de Amazones. De alopekis, de Thracische bontmuts wordt enorm populair. De zeira, de Thracische mantel, komt minder voor op Amazoneafbeeldingen maar vooral de pelta, het Thracische schild en soms ook de maxaira, het houwzwaard, worden door Amazones gehanteerd op Attisch vaatwerk. Ook kregen de Amazones de Scythische klederdracht, die de Atheners al kenden vanaf het einde van de 6e eeuw v. C., aangetrokken: het strakke of het iets wijdere broekpak met lange mouwen, met soms erboven de wijdere mouwloze chiotoniskos. De typische hoge Scythische puntmuts maakte de outfit compleet. Ook werden de Amazones met de bewapening van de Scythen uitgerust: de strijdbijl, en de typische boog, met de pijlen netjes opgeborgen in een gorytos. De Perzen leverden eveneens elementen uit hun klederdracht om de nieuwe Amazonenoutfit te construeren: het schortje dat boven het broekpak wordt gedragen en de chitoniskos uit linnen met de brede donkere middenstrook en donkere banden als versiering. De Amazonekap wordt hoger en lijkt geïnspireerd door de Perzische tiara.
181
Vooral de wandschilderingen van Mikon en Polygnotos hebben een bepaald beeld van de Amazones verspreid. Maar niet te onderschatten is natuurlijk de invloed van de verschillende schilders die details in het Amazonekostuum gebruiken om zich te profileren tegenover concurrerende kunstenaars. Enkele Attische schilders hebben de Amazoneoutfit voor lange tijd vastgelegd. Zo heeft de Niobidenschilder de Amazones veel sterker gebarbariseerd dan vroegere kunstenaars. De donkere verticale strepen op de Amazonemouwen werden vervangen door een punt- streep patroon. De zigzaglijn werd hét motief voor de kleding van Amazones. Ook de bewapening en uitrusting van de Amazones werd aangepast. De pelta, het Thracische schild, verschijnt steeds meer naast het hoplietenschild. De gorytos, een Scythisch element, wordt een vast onderdeel van de Amazonenuitrusting. Vooral het hoofddeksel moet de Amazone haar “barbaars” voorkomen geven. De schilders geven de dames graag een uitheemse kap, terwijl de verschillende soorten helmen, typisch voor de Griekse hopliet, blijven bestaan. Het verband tussen wapens en bijhorende kledij wordt verbroken. Zo wordt de pelta zowel gedragen door Amazones in een exotisch kostuum als door krijgsvrouwen, afgebeeld als peltast of hopliet. Dames in de uitrusting van een Griekse hopliet dragen een gorytos. Ook het verband tussen kleding en hoofddeksel verdwijnt. Amazones in de uitrusting van de Griekse hopliet dragen een exotische muts. Een exotisch broekpak wordt echter nooit gecombineerd met een Griekse helm. Amazones in typisch Griekse kleding -de uitrusting van een hopliet of de Griekse vrouwenkleding- en Amazones in “ barbaarse” outfit komen naast elkaar voor op dezelfde vaas of komen voor in dezelfde scène. Wat betreft de schoenen, er bestonden blijkbaar geen vaste regels voor het soort schoeisel dat een Amazone kreeg aangemeten. We zien ruiters in broekpak met lage schoenen, maar ook Amazones te paard met hoge laarzen. Krijgsvrouwen in de uitrusting van een Griekse hopliet zijn meestal op blote voeten afgebeeld maar er staan op Attisch vaatwerk ook Amazones geschilderd als hopliet met hoge laarzen aan de voeten.
182
183
184
Eindconclusie Misschien waren de Amazones, de krijgsvrouwen die zo’n grote rol spelen op het Attische vaatwerk van de 6e en 5e eeuw v. C., ooit een realiteit en wijzen de graven die Kimball - Davis ontdekte op de oorsprong van de Amazonenmythe. De Atheners hadden in ieder geval al “ hun” voorstelling van deze Amazones, een voorstelling die voortkwam uit hun maatschappij met haar normen en waarden. Op de Attische keramiek van de 6e en 5e eeuw v. C. waren de Amazones een ongelooflijk populair thema. Tijdens mijn onderzoek werd duidelijk dat het afbeelden van Amazones op Attisch vaatwerk tijdens die twee eeuwen een hele ontwikkeling doormaakte. De Griekse schilderkunst toont een aantal technische verworvenheden waardoor de kunstenaars steeds beter perspectief aanbrachten in de taferelen, de figuren steeds meer volume kregen en er pogingen werden gedaan om het landschap te betrekken in de afbeeldingen van het vaatwerk. Daarnaast zien we bij het afbeelden van Amazones enkele specifieke trends. Worden de Amazones op het zwartfigurige vaatwerk in de eerste plaats voorgesteld als krijgsvrouwen en vijanden van de Griekse helden, op de roodfigurige keramiek krijgen ze geleidelijk meer erotische kenmerken. De vijandelijke krijger, een gevaar voor de polis, wordt een aantrekkelijke vrouw die even gevaarlijk blijft maar op een heel andere manier. Niet alleen kan een Amazone de hartstocht opwekken van een man, zoals de arme Achilles overkwam, maar geleidelijk wordt de Amazone zelfs het symbool van de overtreder van de Griekse normen en waarden Deze trend doet zich het duidelijkste voor, wanneer de Amazonekoningin Penthesileia wordt afgebeeld in duel met de Griekse held Achilles. Maar ook op de grotere gevechtsscènes met een hele reeks personages zien we stilaan enkele Amazones meer als “vrouw” dan als krijger verschijnen: hun vrouwenborsten schemeren door de chitons of zijn opvallend aanwezig in het “aangepaste” anatomische kuras. En er verschijnt in de 5e eeuw v. C. warempel al een naakte Amazoneborst. Naast de geleidelijke “erotisering” van de Amazones staat de “barbarisering” van de krijgsvrouwen. Op het zwartfigurige vaatwerk wordt de Amazone vaak opgevoerd in de uitrusting en met de wapens van de Griekse soldaat. Ze treedt op als hopliet en haar outfit volgt dan de ontwikkeling van de Griekse hoplietenuitrusting of ze wordt ten tonele gevoerd als licht bewapende Griekse krijger met de daarbij behorende typische wapens. Zo zien we dat de “nieuwe” helmtypes van de hoplieten de Amazonehoofden sieren en dat de evolutie van het harnas van de Attische soldaat ook te volgen is op de Amazoneschilderingen. Vanaf de eerste taferelen met Amazones treedt er vaak een enkele krijgsvrouw op als boogschutter in uitheems pak, geïnspireerd op de Scythische klederdracht. Al vrij vroeg verschijnen exotische elementen in de outfit van de krijgsvrouwen: tunieken met prachtig geweven verticale panden en een dierenhuid van een katachtige boven de chiton. De barbarisering zet zich geleidelijk door: chitons met allerlei uitheemse motiefjes en de boogschutter in broekpak met puntmuts. Vooral bij het thema “Antiope ontvoerd door Theseus” wordt, naast de erotisering, de barbarisering steeds duidelijker. Voor de Atheense koning Theseus lijkt de Amazonekoningin Antiope vooral aantrekkelijk te zijn als “exotische” schone. Amazones in exotische outfit verschijnen steeds meer op het roodfigurige Attische vaatwerk maar de Amazone in de uitrusting van de Griekse hopliet houdt stand. Veel Amazonomachieën tonen krijgsvrouwen in uitheemse kleding naast dames in hoplietenuitrusting. De schilders schuwen trouwens geen vermenging. Amazones met het 183
harnas van de Griekse hopliet boven een Scythisch broekpak en met een Thracische muts zijn geen uitzonderingen. Niet alleen de Scythische klederdracht inspireert de kunstenaars, ook de outfit van de Thracische ruiters en van de Perzische vijand dienen de schilders als voorbeeld. In het kader van de “barbarisering” past ook het combineren van Amazones met negers, palmbomen en altaren. Bij die combinatie zien we de krijgsvrouwen altijd in een exotische outfit. Dat de Amazones krijgsvrouwen waren, dat was voor de Grieken een vaststaand feit. Dat ze nooit konden overwinnen in een gevecht tegen de Grieken, ook daarvan waren de Attische schilders overtuigd. Maar tonen deze Amazones ook emoties? Dat blijkt niet uit de relatie van de krijgsvrouwen met hun honden of paarden. Op Attische schilderingen reageren de Amazones niet op hun dieren. Een gevoelsleven wordt de Amazones wel toegekend door ze af te beelden terwijl ze proberen hun dode en gewonde vriendinnen weg te halen van het slagveld. Welke rol de afbeeldingen van de Amazones op de Atheense wandschilderingen van het Theseion, de Stoa Poikile en op de keramiek speelden, blijft onduidelijk. In haar boek : ” The Reign of the Phallus” kent Keuls de afbeeldingen van Amazones een belangrijke taak toe in de Atheense samenleving. De Amazones moesten de Atheense vrouw er voortdurend aan herinneren dat “rebellie” tegen de dominerende rol van de man leidde tot de dood. De afbeeldingen van de Amazones die keer op keer verslagen werden moesten de Griekse mannen erop te wijzen dat hun dominerende positie ten opzichte van de vrouw gewettigd was, dat steeds het gevaar op de loer lag dat een vrouw zich niet wilde plooien naar de regels van de “phallocratische” maatschappij en dat dit het einde van de Griekse cultuur zou betekenen. Het boek van Keuls is boeiende lectuur en uitstekend geschikt als “ stok in het hoenderhok”. Onderzoekers moeten nu en dan aangespoord worden om een cultuur, in dit geval de Griekse, met nieuwe ogen te bekijken. Maar als historicus heb ik moeite met haar conclusies. Het lijkt me onjuist om met “ feministische” ogen vanuit de normen en waarden van de maatschappij van de 20e eeuw een cultuur van meer dan tweeduizend jaar geleden te beoordelen. Het gebruik van een vaas bepaalde mede welk onderwerp erop werd geschilderd. Bij de afbeeldingen van Amazones zien we dat de krijgsvrouwen op een alabaster, een olieflesje dat door vrouwen werd gebruikt, meestal als uitheemse vrouw met exotische kleding en wapens wordt afgebeeld. Op een alabaster zien we nooit een Amazone uitgedost in de uitrusting van de Griekse hopliet. Deze outfit is wel weer heel populair op amforen, schalen en lekythoi. Op een krater, gebruikt bij een mannenaangelegenheid zoals het symposion, staan meer erotische afbeeldingen van Amazones. Dit aspect is in deze scriptie niet uitgediept, het is een onderwerp voor een ander onderzoek. Hoewel de 4e eeuw v. C. buiten het tijdsbestek van deze scriptie valt is het toch interessant om te kijken of de trends die al inzetten in de 6e en 5e eeuw v. C. zich verder doorzetten. We zagen dat bij het thema Penthesileia - Achilles steeds meer de nadruk komt te liggen op de vrouwelijkheid van de Amazonekoningin. Haar erotische uitstraling wordt steeds meer in de verf gezet, terwijl de krijgshaftige “leidster van een vijandelijk leger” steeds meer naar de achtergrond verdwijnt. In de loop van de 4e eeuw v. C. zet deze evolutie zich voort, zodat het emotionele gebeuren -zij valt voor de held, hij wordt getroffen door de liefde op het ogenblik dat hij haar doodt- bij het afbeelden van het duel Penthesileia - Achilles het belangrijkste element wordt.
184
Het steeds meer benadrukken van het erotische in een Amazone door haar met ontblote borst af te beelden, een tendens die we al zagen in de 5e eeuw v. C., wordt in de loop van de 4e eeuw v. C. steeds duidelijker. De Amazone is niet langer in de eerste plaats een krijgsvrouw, ze is een erotisch aantrekkelijke vrouw geworden. In de loop van de 4 e eeuw v. C. doet zich nog een andere ontwikkeling voor bij de Amazones, vooral in de beeldhouwkunst. De krijgsvrouwen worden stilaan funeraire symbolen en krijgen een bovennatuurlijke betekenis. Deze evolutie vindt weliswaar plaats in Klein - Azië, waar Amazones grafgebouwen sieren van hooggeplaatste personen, maar zet zich ook door in Attica. Daar beschilderen de kunstenaars van de 4e eeuw v. C. de zogenaamde “Kertch” vazen, bestemd voor de export naar barbaarse gebieden. Op dit vaatwerk komen steeds meer Amazones voor als funeraire symbolen. In het gebied van de Zwarte Zee treedt in de 4e eeuw v. C. nog een ander fenomeen op. De Amazones worden er steeds meer ingebed in de eigen mythologie en komen zo terecht in gevechten met griffioenen en Arimaspen. Maar ook deze evolutie houdt verband met Attica, want het is in de eerste plaats daar dat de kunstenaars het vaatwerk, bestemd voor de export, met deze nieuwe onderwerpen beschilderen. Mijn belangstelling voor de Amazones werd gewekt door het onderzoek van Davis - Kimball en haar ontdekking van Sauromatische vrouwengraven die misschien aan de oorsprong lagen van het ontstaan van de Amazonemythe. De archeologe heeft haar onderzoek voortgezet in Mongolië om na te gaan of een daar nog levende vrouwelijke nomadenstam overeenkomsten vertoont met de Amazones. Haar bevindingen zijn verbluffend. Deze vrouwen in Mongolië dragen nog steeds de traditionele klederdracht die overeenkomt met de kleding die de krijgsvrouwen in de Russische grafheuvels droegen en waarvan we elementen zien in de Amazoneoutfit op Attische vazen. De Scythische bogen die de Mongoolse vrouwen gebruiken zijn identiek aan de bogen in de handen van Amazones op Attische keramiek. Uit DNA onderzoek blijkt dat de vrouwelijke nomaden in Mongolië afstammelingen zijn van de Sauromatenvrouwen in de Zuid-Russische graven, en dus misschien van de legendarische Amazones. 1 Het is een intrigerende gedachte te weten dat de Amazones, het onderwerp van deze scriptie, misschien ooit realiteit zijn geweest en dat deze Amazones nu nog levende afstammelingen hebben.
1
DAVIS-KIMBALL (J.). Amazons, Priestesses, and Other Women of Status: Females in Eurasian Nomadic societies. In: Silk Road Art and Archaeology 5, 1997-1998, pp. 1- 50.
185