Multi-turn aandrijvingen SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 met besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1
Bedieningsinstructies
Montage, bediening, inbedrijfname
Inhoudsopgave
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Eerst de bedieningsinstructies lezen! Veiligheidsinstructies in acht nemen. Deze bedieningsinstructies zijn als onderdeel van het product te beschouwen. Bedieningsinstructies tijdens de levensduur van het product goed bewaren. Bedieningsinstructies aan iedere volgende gebruiker of eigenaar van het product overhandigen. ●
●
●
●
Doel van dit document: Dit document bevat informatie voor het personeel dat de aandrijving installeert, in bedrijf neemt, bedient en dat onderhoudswerkzaamheden verricht. Het document dient als hulpmiddel bij het verrichten van de installatiewerkzaamheden en de inbedrijfname. Referentiedocumentatie Referentiedocumentatie kan van het internet worden gedownload: www.auma.com of direct bij AUMA opgevraagd worden (zie
).
Inhoudsopgave
Bladzijde
1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
Veiligheidsinstructies............................................................................................................. Essentiële veiligheidsinstructies Toepassingsgebied Toepassing in omgeving Ex-zone 22 (optie) Waarschuwingen/aanwijzingen Aanwijzingen en symbolen
5 5 5 6 7 7
2. 2.1. 2.2.
Identificatie.............................................................................................................................. Typeplaatje Korte omschrijving
8 8 9
3. 3.1. 3.2. 3.3.
Transport, opslag en verpakking.......................................................................................... Transport Opslag Verpakking
10 10 10 10
4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.3.1 4.3.1.1 4.3.2 4.3.2.1 4.3.2.2 4.4. 4.4.1 4.5. 4.5.1
Montage................................................................................................................................... Montagepositie Handwiel monteren Multi-turn aandrijving op afsluiter/ tandwielkast monteren Aandrijfvormen B, B1 – B4 en E Multi-turn aandrijving (met aandrijfvorm B1 – B4 of E) op afsluiter/tandwielkast monteren Aandrijfvorm A Draadbus op maat bewerken Multi-turn aandrijving (met aandrijfvorm A) op de afsluiter monteren Toebehoren montage Beschermbuis voor stijgende spindel van de afsluiter Montageposities van de lokale bediening Montageposities wijzigen
11 11 11 11 11 12 12 13 14 15 15 15 16
5. 5.1. 5.2. 5.2.1 5.2.2 5.2.3
Elektrische aansluiting........................................................................................................... Essentiële aanwijzingen Aansluiting met AUMA rondstekker Aansluitruimte openen Kabels aansluiten Aansluitruimte sluiten
17 17 18 19 19 21
2
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inhoudsopgave
5.3. 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.5
Toebehoren voor de elektrische aansluiting Besturing op wandbeugel Parkeerstekker Beschermdeksel Double Sealed tussenstuk Externe aansluiting voor aarding
21 21 22 22 23 23
6. 6.1. 6.1.1 6.1.2 6.2. 6.2.1 6.2.2
Bediening................................................................................................................................ Handmatige bediening Handmatige bediening inschakelen De handmatige bediening ontkoppelen Motorbedrijf Lokale bediening Het op afstand bedienen van de aandrijving
24 24 24 24 24 24 25
7. 7.1. 7.2.
Indicaties................................................................................................................................. Signaallampen Mechanische standaanwijzing/indicatie aandrijving in bedrijf
27 27 27
8. 8.1. 8.2.
Meldingen................................................................................................................................ Terugmeldingen via meldrelais (binair) Terugmeldingen (analoog)
29 29 29
9. 9.1. 9.2. 9.3. 9.4. 9.4.1 9.4.2 9.5. 9.5.1 9.5.2 9.6. 9.6.1 9.6.2 9.6.3 9.7. 9.8. 9.9. 9.10.
Inbedrijfname (basisinstellingen).......................................................................................... Voorverwarmingstijd bij laagtemperatuuruitvoering Schakelruimte openen Draaimomentmechanisme instellen Wegschakelmechanisme instellen Eindstand CLOSED (zwart veld) instellen Eindstand OPEN (wit veld) instellen Tussenstanden instellen Richting CLOSE (zwart veld) instellen Richting OPEN (wit veld) instellen Proefdraaien Draairichting controleren Wegschakelmechanisme controleren PTC-tripping device (optie) controleren Potentiometer instellen Elektronische standmelder RWG instellen Mechanische standaanwijzing instellen Schakelruimte sluiten
30 30 30 31 32 32 33 33 34 34 35 35 36 37 37 37 38 39
10. 10.1. 10.2. 10.3. 10.4. 10.5. 10.6. 10.6.1 10.6.2 10.6.3 10.6.4
Inbedrijfname – instellingen in de besturing....................................................................... Besturing openen Wijze van afschakelen instellen Pulssturing of overneemfunctie instellen Indicatie aandrijving in bedrijf (signaalgever) in-/ uitschakelen Draaimomentfout als verzamelstoringsmelding in-/ uitschakelen Positioner Ingangsbereiken (soort signaal) voor nominale en werkelijke waarde Gedrag bij signaalverlies (reactie van de aandrijving) Afstelling in de eindstanden uitvoeren Gevoeligheid instellen
40 40 40 41 42 43 43 43 44 45 48
3
Inhoudsopgave
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
10.7. 10.8.
EMERGENCY-stuursignaal (EMCY -OPEN/EMCY - CLOSED) Besturing sluiten
48 49
11. 11.1. 11.2. 11.2.1 11.2.2
Verhelpen van storingen........................................................................................................ Fouten bij de inbedrijfname Zekeringen Zekeringen in de besturingseenheid Motorbescherming (thermische bewaking)
51 51 51 51 53
12. 12.1. 12.2. 12.3.
Reparatie en onderhoud........................................................................................................ Preventieve maatregelen voor het onderhoud en een veilig gebruik Onderhoud Afvoeren en recycling
54 54 55 55
13. 13.1. 13.2. 13.3. 13.4.
Technische gegevens............................................................................................................. Uitvoering en functies van de aandrijving Uitvoering en functies van de besturingseenheid Toepassingsvoorwaarden Overig
56 56 58 60 60
14. 14.1. 14.2.
Onderdelenlijst........................................................................................................................ Multi-turn aandrijvingen SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 Besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1
61 61 63
15. 15.1.
Certificaten.............................................................................................................................. Inbouwverklaring en EG-verklaring van overeenstemming
65 65
16.
Trefwoordenregister...............................................................................................................
68
Adressen.................................................................................................................................
70
4
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
1.
Veiligheidsinstructies
1.1
Essentiële veiligheidsinstructies Normen/richtlijnen
Veiligheidsinstructies
AUMA producten worden volgens de erkende normen en richtlijnen geconstrueerd en gefabriceerd. Dit is in een originele inbouwverklaring en in een EG-verklaring van overeenstemming geattesteerd. De gebruiker van de installatie en de contractor dienen erop te letten, dat met betrekking tot de montage, elektrische aansluiting, inbedrijfname en het gebruik op de plaats van de installatie alle wettelijke eisen, richtlijnen, voorschriften, nationale regelgevingen en aanbevelingen in acht worden genomen.
Veiligheidsinstructies/waarschuwingen
Personen die aan dit apparaat werkzaamheden verrichten, moeten volledig op de hoogte zijn van alle veiligheids- en waarschuwingsinstructies alsmede de aanwijzingen in deze bedieningsinstructies. Veiligheidsinstructies en waarschuwingsstickers op het product moeten in acht genomen worden om persoonlijk letsel en/of materiële schade te voorkomen.
Kwalificatie van personeel
De montage, elektrische aansluiting, inbedrijfname alsmede het bedienen en de onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Dit personeel dient daartoe door de gebruiker van de installatie of door contractor geautoriseerd te zijn. Voordat met werkzaamheden aan dit product wordt begonnen moet dit personeel deze bedieningsinstructies gelezen en begrepen hebben, alsmede op de hoogte zijn van de geldende veiligheidsvoorschriften inzake arbeidsomstandigheden en deze in acht nemen.
Inbedrijfname
Gebruik
Het is belangrijk dat voor de inbedrijfname gecontroleerd wordt of alle instellingen met de eisen van de desbetreffende toepassing overeenkomen. Een verkeerde instelling kan leiden tot gevaren tijdens het gebruik, bijv. beschadiging van de afsluiter of de installatie. De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schaden, die hieruit voortvloeien. Het risico te dezer zake berust volledig bij de gebruiker. Voorwaarden voor een probleemloze en goede werking van de apparatuur: ●
●
●
●
●
●
Een juiste wijze van transport, opslag, montage en installeren, alsook een zorgvuldige inbedrijfname. De apparatuur uitsluitend in een goede staat, met inachtneming van deze bedieningsinstructies, gebruiken. Storingen en beschadigingen dienen direct gemeld en verholpen te worden. Neem de geldende veiligheidsvoorschriften met betrekking tot de arbeidsomstandigheden in acht. Neem de nationale voorschriften in acht. Tijdens het in bedrijf zijn wordt de behuizing warm en kunnen oppervlaktetemperaturen > 60 °C ontstaan. Ter berscherming tegen mogelijke brandwonden adviseren wij om voor aanvang van de werkzaamheden de oppervlaktetemperatuur met een geschikte thermometer te meten en eventueel veiligheidshandschoenen te dragen.
Veiligheidsmaatregelen
De gebruiker van de installatie of de contractor is verantwoordelijk voor de op locatie noodzakelijke veiligheidsmaatregelen, zoals bijv. afdekkingen, afsluitingen of persoonlijke beschermingsmiddelen voor het personeel.
Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften moeten nageleefd worden, omdat anders de veilige werking van de apparatuur niet meer gegarandeerd is. Wijzigingen aan de apparatuur zijn uitsluitend met toestemming van de fabrikant toegestaan.
1.2
Toepassingsgebied AUMA multi-turn aandrijvingen worden toegepast voor de bediening van industriële afsluiters (bijv. vlinderkleppen en kogelkranen).
5
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Veiligheidsinstructies
Andere toepassingen zijn uitsluitend met uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de fabrikant toegestaan. De volgende toepassingen zijn bijvoorbeeld niet toegestaan: Vloertransportmiddelen volgens EN ISO 3691 Hijs- en hefmateriaal volgens EN 14502 Personenliften volgens DIN 15306 en 15309 Goederenliften volgens EN 81-1/A1 Roltrappen Continu bedrijf Onderaardse inbouw Langdurige onderdompeling in water (beschermingsklasse in acht nemen) Explosiegevaarlijke omgevingen, met uitzondering van zone 22 Met straling belaste zones binnen nucleaire installaties De fabrikant is niet aansprakelijk voor schaden, die voortvloeien uit ondeskundig gebruik van de aandrijvingen en/of gebruik voor andere doeleinden dan waarvoor de aandrijvingen bestemd zijn. ●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
Tot een juist gebruik van het product behoort ook het inachtnemen van deze bedieningsinstructies. Informatie
1.3
Deze bedieningsinstructies gelden voor de standaarduitvoering “rechtsdraaiend sluiten”. Dit betekent, dat de aangedreven as met de wijzers van de klok meedraait om de afsluiter te sluiten.
Toepassing in omgeving Ex-zone 22 (optie) Aandrijvingen uit de aangegeven serie zijn conform de ATEX -richtlijn 94/9/EG in principe ook geschikt voor toepassing in omgevingen waar gevaar voor stofexplosies (Ex-zone 22) bestaat. De uitvoering van de aandrijvingen is overeenkomstig de beschermingsklasse IP 68 en de aandrijvingen voldoen aan de bepalingen van de norm EN 50281-1-1:1998 alinea 6 - Elektrische toestellen voor gebruik in de aanwezigheid van ontbrandbaar stof - Deel 1-1: Elektrische toestellen beschermd door omhulsels. Om aan alle eisen van de norm EN 50281-1-1: 1998 te voldoen is het beslist noodzakelijk om de hieronder vermelde punten in acht te nemen: ●
●
●
●
●
●
●
6
Volgens de ATEX-richtlijn 94/9/EG moeten de aandrijvingen van een extra aanduiding zijn voorzien – II3D IP6X T150 °C. De maximale oppervlaktetemperatuur van de aandrijvingen, uitgaande van een omgevingstemperatuur van +40 °C volgens de richtlijn EN 50281-1-1 alinea 10.4, bedraagt +150 °C. Met een verhoogde stoflaag op het materieel is, conform alinea 10.4, bij het vaststellen van de max. oppervlaktetemperatuur geen rekening gehouden. De juiste aansluiting van de thermoknopen of de PTC-weerstanden alsmede het in acht nemen van de bedrijfsklasse en de technische gegevens zijn voorwaarden voor het aanhouden van de maximale oppervlaktetemperaturen van de aandrijvingen. De aansluitstekker mag uitsluitend in spanningsvrije toestand aangesloten of verwijderd worden. De toegepaste kabelwartels moeten eveneens aan de eisen van de categorie II3D en ten minste aan beschermingsklasse IP 67 voldoen. De aandrijvingen moeten via een externe aardkabel (toebehoren) op de aarding worden aangesloten of deel uitmaken van een geaard leidingsysteem. De beschermdop (onderdeel nr. 511.0) resp. de beschermbuis met beschermkap (onderdeel nr. 568.1 en 568.2) ten behoeve van het afdichten van de holle as moet beslist worden gemonteerd om de dichtheid en daarmee de beveiliging tegen stofexplosie te garanderen.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 ●
1.4
Veiligheidsinstructies
De in de norm EN 50281-1-1 genoemde eisen moeten in omgevingen waar gevaar voor stofexplosies bestaat te allen tijde in acht genomen worden. De plicht zorgvuldig met de voorschriften om te gaan alsmede de inzet van gekwalificeerd personeel is bij inbedrijfname, service en onderhoud voorwaarde voor veilig gebruik van de aandrijvingen.
Waarschuwingen/aanwijzingen De hieronder weergegeven aanwijzingen met betrekking tot de veiligheid zijn bedoeld om de aandacht te vestigen op de in deze bedieningsinstructies opgenomen veiligheidsprocedures en -aanwijzingen. Elk van deze aanwijzingen wordt aangeduid met een trefwoord (GEVAAR, WAARSCHUWING, VOORZICHTIG, AANWIJZING), dat met het doel van de desbetreffende aanwijzing overeenstemt. Een direct gevaarlijke situatie met zeer hoog risico. Indien de waarschuwing in de wind wordt geslagen, de dood of zwaar lichamelijk letsel het gevolg zijn.
Een mogelijk gevaarlijke situatie met middelhoog risico. Indien de waarschuwing in de wind wordt geslagen, kan de dood of zwaar lichamelijk letsel het gevolg zijn.
Een mogelijk gevaarlijke situatie met laag risico. Indien de waarschuwing in de wind wordt geslagen, kunnen lichte of middelzware verwondingen het gevolg zijn. Kan ook met betrekking tot materiële schaden worden gebruikt.
Mogelijk gevaarlijke situatie. Indien de waarschuwing in de wind wordt geslagen, kunnen materiële schaden het gevolg zijn. Wordt niet bij persoonlijk letsel gebruikt. Structuur en typografische opbouw van de waarschuwingen Soort van gevaar en haar veroorzaker! Mogelijke gevolgen bij het niet in acht nemen (als optie) → maatregel om gevaar te voorkomen → overige maatregelen Het veiligheidssymbool
waarschuwt voor verwondingsgevaar.
Het signaalwoord (hier GEVAAR) geeft de mate van gevaar aan. 1.5
Aanwijzingen en symbolen De hieronder vermelde aanwijzingen en symbolen worden in deze instructies gebruikt: Informatie
Het begrip Informatie vóór de tekst duidt op belangrijke opmerkingen en informatie. Symbool voor DICHT (afsluiter gesloten) Symbool voor OPEN (afsluiter open) Wetenswaardigheid voor de volgende stap. Dit symbool geeft aan wat voor de volgende stap als voorwaarde geldt of wat voorbereid of waarop gelet dient te worden.
<>
Verwijs naar meer informatie Begrippen, die tussen deze haakjes staan, verwijzen naar meerdere tekstpassages in het document met betrekking tot dit thema. Deze begrippen zijn in de index, als titel of in de inhoudsopgave aangegeven en kunnen op deze manier snel worden gevonden.
7
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Identificatie
2.
Identificatie
2.1
Typeplaatje Ieder component van het toestel (aandrijving, besturing, motor) is van een typeplaatje voorzien. Afbeelding 1:
[1] [2] [3] [4] Gegevens voor de identificatie
Typeplaatje aandrijving Typeplaatje besturing Typeplaatje motor Extra plaatje, bijv. KKS-plaatje
Afbeelding 2:
[1] [2]
Type en bouwgrootte
Typeplaatje aandrijving
Type en bouwgrootte aandrijving Commissienummer
Afbeelding 3:
[1] [2] [3] [4]
Positie van de typeplaatjes
Typeplaatje besturing
Type en bouwgrootte besturing Commissienummer Schakelschema Aansturing
Deze bedieningsinstructies gelden voor de volgende apparatuur: Aandrijvingen voor open-dicht bedrijf: SA 07.2, 07.6, 10.2, 14.2, 14.6, 16.2 Aandrijvingen voor regelbedrijf: SAR 07.2, 07.6, 10.2, 14.2, 14.6, 16.2 AM 01.1/02.1 = met besturingseenheid AUMA MATIC
8
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 Commissienummer
Aansturing
Identificatie
Ieder toestel is van een voor de desbetreffende order specifiek commissienummer voorzien. Aan de hand van dit nummer kunnen het schakelschema, de keuringsprotocollen en nog meer informatie met betrekking tot het toestel direct van het internet onder http://www.auma.com worden gedownload. 24 V DC = aansturing via een parallel interface met 24 V DC stuurspanning. 115 V AC = aansturing via een parallel interface met 115 V AC stuurspanning. 0/4 – 20 mA = aansturing via een parallel interface via analoge ingang 0/4 – 20 mA.
2.2
Korte omschrijving
Multi-turn aandrijving
Definitie volgens EN ISO 5210: Een multi-turn aandrijving is een aandrijving, die een draaimoment d.m.v. ten minste één volledige omwenteling op de afsluiter overbrengt. Hij kan stangkrachten opnemen. AUMA multi-turn aandrijvingen worden door een elektromotor aangedreven en kunnen in combinatie met de aandrijfvorm A stangkrachten opnemen. Voor de handmatige bediening is de aandrijving voorzien van een handwiel. De afschakeling in de eindstanden kan weg- of draaimomentafhankelijk plaatsvinden. Voor de aansturing of de verwerking van de terugmeldingssignalen van de aandrijving is een besturing noodzakelijk.
Besturingseenheid voor aandrijvingen
De AUMA MATIC besturing van de aandrijving is geschikt voor de besturing van AUMA aandrijvingen en wordt stekkerklaar geleverd. De besturing kan direct op de aandrijving of los op een wandbeugel worden geplaatst. De AUMA MATIC besturingsfuncties variëren van de gebruikelijke OPEN-DICHT aansturing van de afsluiter door middel van standaanwijzingen en verschillende meldingen tot aan positioner.
Lokale bediening
Bediening (via druktoetsen), instellingen en weergaven kunnen direct ter plaatse op de lokale bediening worden uitgevoerd (is tevens in deze bedieningsinstructies beschreven).
9
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Transport, opslag en verpakking
3.
Transport, opslag en verpakking
3.1
Transport Transporteer het materiaal in stevige verpakking naar de plaats van bestemming. Zwevende last! Overlijden of zware verwondingen mogelijk. → NIET onder zwevende last verblijven. → Bevestig hef- en hijswerktuigen aan de behuizing en NIET aan het handwiel. → Aandrijvingen, die op een afsluiter zijn gemonteerd: bevestig hef- en hijswerktuig aan de afsluiter en NIET aan de aandrijving. → Aandrijvingen, die met een reductiekast samengebouwd zijn: bevestig hef- en hijswerktuig met hijsogen aan de reductiekast en NIET aan de aandrijving. → Aandrijvingen, die met een besturingseenheid zijn samengebouwd: bevestig hef- en hijswerktuig aan de aandrijving en NIET aan de besturingseenheid.
3.2
Opslag Corrosiegevaar door verkeerde opslag! → Materiaal opslaan in een goed geventileerde en droge ruimte. → Bescherm het materiaal tegen vocht uit de bodem door het in stellingen of op houten pallets op te slaan. → Materiaal afdekken ter bescherming tegen stof en vuil. → Niet-gespoten oppervlakken met geschikt anti-roestmiddel behandelen.
Opslag voor langere tijd
Als het materiaal gedurende langere tijd (meer dan 6 maanden) opgeslagen wordt, dienen de volgende punten extra in acht genomen te worden: 1.
2.
3.3
Vóór opslag: bescherm ongespoten delen, in het bijzonder die van de aandrijfvormen en montageflenzen, tegen roest met behulp van een langdurig werkend anti-roestmiddel. Materiaal om de 6 maanden: op roestvorming controleren. Wederom anti-roestmiddel aanbrengen, indien de eerste tekenen van corrosie zichtbaar zijn.
Verpakking Onze producten worden voor het transport af fabriek door speciale verpakkingen beschermd. De verpakking bestaat uit milieuvriendelijke materialen, die op eenvoudige wijze kunnen worden gescheiden en voor recycling in aanmerking komen. Onze verpakkingsmaterialen zijn hout, karton, papier en PE-folie. Wij adviseren u recyclingen inzamelcentra te benaderen voor het afvoeren van het verpakkingsmateriaal.
10
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
4.
Montage
4.1
Montagepositie
Montage
AUMA aandrijvingen en besturingen kunnen zonder beperkingen in iedere gewenste montagepositie, worden toegepast. 4.2
Handwiel monteren Informatie
Om beschadigingen tijdens het transport te voorkomen worden handwielen met een diameter van 400 mm en groter los meegeleverd. Afbeelding 4:
[1] [2] [3] [4] 1. 2. 3. 4.3
Handwiel
Tussenschijf Ingaande as Handwiel Circlip Indien noodzakelijk tussenschijf [1] op ingaande as [2] steken. Handwiel [3] op ingaande as steken. Handwiel [3] met meegeleverde circlip [4] borgen.
Multi-turn aandrijving op afsluiter/ tandwielkast monteren Corrosiegevaar door beschadigingen aan de verf en door vorming van condesnwater! → Na werkzaamheden aan het toestel eventuele lakbeschadigingen herstellen. → Na de montage het toestel direct elektrisch aansluiten zodat het verwarmingselement de vorming.
4.3.1
Aandrijfvormen B, B1 – B4 en E Toepassing
Voor draaiende, niet stijgende spindel Niet geschikt voor stangkrachten Aandrijfvorm boring met spiebaan: ●
●
Montage
●
●
●
Aandrijfvorm B1 – B4 met boring volgens ISO 5210 Aandrijfvorm B en E met boring volgens DIN 3210 Het is mogelijk om de aandrijfvorm B1 op een later tijdstip te vervangen door een aandrijfvorm B3, B4 of E.
11
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Montage Afbeelding 5:
[1] [2] [3] Informatie 4.3.1.1
Aandrijfvorm B, B1 – B4, E en C Busje voorzien van boring en spiebaan Circlip
Let op de centrering en het volledig op elkaar passen van de flenzen.
Multi-turn aandrijving (met aandrijfvorm B1 – B4 of E) op afsluiter/tandwielkast monteren 1. 2. 3. 4.
Controleer of de flenzen op elkaar passen. Controleer of boring en spiebaan met de ingaande as overeenkomen. Ingaande as licht invetten. Multi-turn aandrijving plaatsen. Informatie: Let op de centrering en het volledig op elkaar passen van de flenzen.
5.
Multi-turn aandrijving met bouten volgens tabel monteren. Informatie: Teneinde contactcorrosie te voorkomen adviseren wij de bouten van vloeibare schroefdraadpakking te voorzien.
6.
Bouten met draaimoment volgens tabel kruisgewijs aantrekken.
Tabel 1:
4.3.2
Aantrekmomenten voor bouten
Bouten
Aantrekmoment TA [Nm]
Schroefdraad M8 M10 M12 M16 M20
Sterkteklasse 8.8 25 51 87 214 431
Aandrijfvorm A Toepassing
●
●
Informatie
12
Aandrijfvorm
Aandrijfvorm voor stijgende, niet draaiende spindel Geschikt voor de opname van stangkrachten
Bij vervanging van aandrijvingen, waarbij gebruik gemaakt wordt van reeds op de afsluiters aanwezige aandrijfvormen A met flensgrootten F10 en F14 van de bouwjaren 2009 en ouder, is een adapter noodzakelijk. Deze kan bij AUMA besteld worden.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 4.3.2.1
Montage
Draadbus op maat bewerken ✔ Deze werkzaamheden zijn alleen noodzakelijk bij een ongeboorde of voorgeboorde draadbus. Afbeelding 6:
[1] [2] [2.1] [2.2] [3]
Montage aandrijfvorm A
Draadbus Lager Lagerschijf Lagerkrans Centreerring
1. 2. 3. 4.
Centreerring [3] uit aandrijfvorm draaien. Draadbus [1] samen met lagers [2] verwijderen. Lagerschijven [2.1] en lagerkransen [2.2] van de draadbus [1] verwijderen. Draadbus [1] boren, uitdraaien en schroefdraad snijden. Informatie: Attentie: boring moet exact centrisch en verticaal zijn!
5. 6.
Op maat bewerkte draadbus [1] schoonmaken. Lagerkransen [2.2] en lagerschijven [2.1] met lithiumzeep EP-multivet voldoende smeren zodat alle holle ruimtes met vet gevuld zijn. Ingevette lagerkransen [2.2] en lagerschijven [2.1] op draadbus [1] steken. Draadbus [1] met lagers [2] weer in de aandrijfvorm plaatsen. Informatie: Let op, dat de klauwen correct in de uitsparingen van de holle as grijpen.
7. 8.
9.
Centreerring [3] indraaien en tot aan de aanslag vastdraaien.
13
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Montage 4.3.2.2
Multi-turn aandrijving (met aandrijfvorm A) op de afsluiter monteren Afbeelding 7:
[1] [2] [3] [4] [5] 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. ➥ 8. 9. 10.
Montage met aandrijfvorm A
Spindel afsluiter Aandrijfvorm A Bouten voor de aandrijving Flens afsluiter Bouten voor de aandrijfvorm Indien de aandrijfvorm A reeds op de multi-turn aandrijving gemonteerd is: bouten [3] losdraaien en aandrijfvorm A [2] wegnemen. Controleer of de flens van de aandrijfvorm A op de flens van de afsluiter [4] past. De spindel van de afsluiter [1] licht invetten. Aandrijfvorm A op de spindel van de afsluiter plaatsen en zover indraaien tot hij tegen de flens van de afsluiter ligt. Aandrijfvorm A draaien tot de montagegaten in één lijn liggen. Montagebouten [5] indraaien, maar nog niet vastdraaien. Multi-turn aandrijving zodanig op de spindel van de afsluiter plaatsen, dat de uitsparingen van de draadbus op het busje voor de aandrijfvorm passen. Bij een juiste plaatsing liggen de flenzen vlak en gelijk op elkaar. Multi-turn aandrijving zodanig draaien dat de montagegaten in één lijn liggen. Multi-turn aandrijving met bouten [3] bevestigen. De bouten [3] kruisgewijs met draaimoment volgens tabel aantrekken.
Tabel 2:
Aantrekmomenten voor bouten
Bouten
Aantrekmoment TA [Nm]
Schroefdraad M6 M8 M10 M12 M16 M20
Sterkteklasse 8.8 11 25 51 87 214 431
11. Multi-turn aandrijving handmatig in richting OPEN draaien totdat flens van de afsluiter en de aandrijfvorm A vast op elkaar liggen. 12. Montagebouten [5] tussen afsluiter en aandrijfvorm A met draaimoment volgens tabel kruisgewijs aantrekken.
14
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Montage
4.4
Toebehoren montage
4.4.1
Beschermbuis voor stijgende spindel van de afsluiter — Optie — Afbeelding 8:
[1] [2] [3] 1. 2. 3. 4. 4.5
Montage beschermbuis
Beschermkap voor beschermbuis Beschermbuis O-ring Schroefdraad met hennep, teflontape of vloeibare schroefdraadpakking afdichten. Beschermbuis [2] in schroefdraad draaien en vasttrekken. O-ring [3] tot aan de behuizing naar beneden schuiven. Controleer of de beschermkap voor de beschermbuis [1] aanwezig en onbeschadigd is.
Montageposities van de lokale bediening De montagepositie van de lokale bediening wordt conform de bestelling uitgevoerd. Indien na de montage op de afsluiter of de tandwielkast blijkt dat de lokale bediening ongunstig gepositioneerd is, kan deze positie ook op een later tijdstip worden gewijzigd. Er zijn vier montageposities mogelijk. Afbeelding 9:
Montageposities A en B
15
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Montage Afbeelding 10:
4.5.1
Montageposities C en D
Montageposities wijzigen Gevaarlijke spanning! Elektrische schok mogelijk. → Vóór het openen spanningsvrij schakelen. 1. 2. 3. 4.
De bouten verwijderen en de lokale bediening verwijderen. De 3 schroeven van de printplaat losdraaien, de printplaat in de nieuwe positie draaien en weer vastdraaien. Controleer of de O-ring in goede staat is, O-ring correct plaatsen. De lokale bediening in de nieuwe positie draaien en weer plaatsen.
Beschadiging van kabels door verdraaien of inklemmen! Functiestoringen mogelijk. → De lokale bediening max. 180° draaien. → De lokale bediening voorzichtig monteren om geen kabels in te klemmen. 5.
16
De bouten gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
5.
Elektrische aansluiting
5.1
Essentiële aanwijzingen
Elektrische aansluiting
Gevaar bij een verkeerde elektrische aansluiting Indien de waarschuwing in de wind wordt geslagen, de dood, zwaar lichamelijk letsel of materiële schade het gevolg zijn. → De elektrische aansluiting mag uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. → Neem vóór het aansluiten de essentiële aanwijzingen in dit hoofdstuk door. → Na het aansluiten, maar vóór het inschakelen van de voedingsspanning, eerst de hoofdstukken en lezen. Schakelschema/aansluitschema
Beveiliging door de klant/contractor te verzorgen
Het bijbehorende schakel-/aansluitschema (in de Duitse en Engelse taal) wordt bij de uitlevering samen met deze bedieningsinstructies in een weerbestendige tas aan het toestel bevestigd. Indien het schema niet meer beschikbaar is, kan het onder vermelding van het commissienummer (zie typeplaatje) worden opgevraagd, of direct van het internet (http://www.auma.com) worden gedownload. Als beveiliging tegen kortsluiting en voor het vrijschakelen van de aandrijving zijn, door de klant/contractor te verzorgen, zekeringen en lastscheiders noodzakelijk. De stroomwaarden voor de bepaling van de groottes worden bepaald door de som van het stroomverbruik van de motor (zie elektrische gegevensblad) en van het stroomverbruik van de besturingseenheid. Tabel 3:
Stroomverbruik besturing
Voedingsspanning 100 tot 120 V AC (±10 %) 208 tot 240 V AC (±10 %) 380 tot 500 V AC (±10 %) 24 V DC (+20 %/–15 %) en AC motor
Tabel 4:
Max. stroomverbuik 575 mA 275 mA 160 mA 500 mA
Maximaal toelaatbare zekering
Motorsturing Magneetschakelaar A1 Magneetschakelaar A2 Magneetschakelaar A3 Thyristor Thyristor Thyristor
Nominaal vermogen tot 1,5 kW tot 7,5 kW tot 11 kW tot 1,5 kW tot 3 kW tot 5,5 kW
Max. zekering 16 A (gL/gG) 32 A (gL/gG) 63 A (gL/gG) 16 A (g/R) I²t<1 500A²s 32 A (g/R) I²t<1 500A²s 63 A (g/R) I²t<5 000A²s
Indien de besturingseenheid los van de aandrijving wordt gemonteerd (besturingseenheid op wandbeugel): rekening houden met de lengte en doorsnede van de aansluitkabel bij het bepalen van de beveiliging (zekering). Voedingsspanning van de besturing (elektronica) Veiligheidsstandaards Houd rekening met de elektromagnetische compatibiliteit bij het leggen van de kabels
Bij een externe voeding van de besturing (elektronica) met 24 V DC wordt de voedingsspanning door een interne 1 000 µF condensator afgevlakt. Bij het bepalen van de voedingsspanning dient in ogenschouw genomen te worden dat na het inschakelen van de externe voedingsspanning deze condensator geladen wordt. Alle extern aangesloten apparatuur dient met de desbetreffende veiligheidsstandaards overeen te komen. Signaal- en buskabels zijn storingsgevoelig. Motorkabels kunnen storingen veroorzaken.
17
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Elektrische aansluiting ●
●
●
●
●
Stroomsoort, voedingsspanning en frequentie
Storingsgevoelige en storing veroorzakende kabels op een zo groot mogelijke onderlinge afstand van elkaar leggen. De resistentie tegen storingsinvloeden van signaal- en buskabels is hoger als de kabels dicht bij het massapotentiaal worden gelegd. Indien mogelijk, lange kabels vermijden of erop letten dat zij in zones worden gelegd waar storingsbronnen weinig invloed hebben. Het over lange afstanden parallel leggen van storingsgevoelige en storing veroorzakende kabels vermijden. Bij het aansluiten van standmelders voor terugmelding op afstand moeten afgeschermde kabels worden gebruikt.
Stroomsoort, voedingsspanning en de frequentie moeten met de motorgegevens (zie typeplaatje op de motor) overeenkomen. Afbeelding 11:
[1] [2] [3] Aansluitkabels
●
●
●
5.2
Typeplaatje motor (voorbeeld)
Stroomsoort Voedingsspanning Frequentie (bij draai- en wisselstroommotoren) Teneinde de isolatie van de apparatuur te waarborgen geschikte (spanningsvaste) kabels toepassen. De kabels minimaal voor de hoogst voorkomende nominale spanning selecteren. Aansluitkabels met een geschikte minimale nominale temperatuur toepassen. Bij aansluitkabels die aan uv-straling blootgesteld worden (bijv. buiten) uv-resistente kabels toepassen.
Aansluiting met AUMA rondstekker Dwarsdoorsnede aansluiting AUMA rondstekkers: ●
●
●
Informatie
18
Vermogensklemmen (U1, V1, W1, U2, V2, W2): max. 6 mm² flexibel/10 mm² massief Aardebus : max. 6 mm² flexibel/10 mm² massief Stuurcontacten (1 tot 50): max. 2,5 mm²
Bij enige speciale motoren vindt de aansluiting van de vermogensklemmen (U1, V1, W1, U2, V2, W2) niet via de AUMA rondstekkers plaats, maar via een klemmenbord direct op de motor.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 5.2.1
Elektrische aansluiting
Aansluitruimte openen Afbeelding 12:
[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8]
Aansluiting met AUMA rondstekkers, uitvoering S
Deksel Bouten deksel O-ring Bouten rondstekker female Rondstekker female Kabelingang Blindplug Kabelwartel (niet bij de levering inbegrepen)
Gevaarlijke spanning! Elektrische schok mogelijk. → Vóór het openen spanningsvrij schakelen.
5.2.2
1. 2. 3.
Boutjes [2] losdraaien en het deksel [1] verwijderen. Boutjes [4] losdraaien en rondstekker [5] uit het deksel [1] nemen. Kabelwartels [8] die geschikt zijn voor de aansluitkabels inschroeven.
➥
De beschermingsklasse IP... die op het typeplaatje is vermeld, is slechts dan gegarandeerd indien geschikte kabelwartels worden toegepast. Voorbeeld: typeplaatje beschermingsklasse IP 68.
4. 5.
Niet benodigde kabelingangen [6] met geschikte blindpluggen [7] afsluiten. De aan te sluiten kabels door de kabelwartels [8] invoeren.
Kabels aansluiten ✔ Toelaatbare aansluitdoorsneden in acht nemen. 1. 2. 3. 4.
Kabelmantels verwijderen. Aders afstrippen. Bij flexibele kabels: eindhulzen (massakrimp) volgens DIN 46228 gebruiken. Kabels volgens het schakelschema (conform opdracht) aansluiten.
19
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Elektrische aansluiting
Bij verkeerd aansluiten: gevaarlijke spanning bij NIET aangesloten aardingsbus! Elektrische schok mogelijk. → Alle aardingskabels aansluiten. → Aardebus op de externe aardingskabel van de aansluitkabel aansluiten. → Toestel uitsluitend met aangesloten aardingskabel inbedrijfstellen! 5.
Aardkabel met ringtongen (flexibele kabels), of ogen (massieve kabels) op de aardebus vastschroeven. Afbeelding 14: Aardebus
[1] [2] [3] [4] [5] [6]
Rondstekker female Bout Sluitring Veerring Aardkabel met ringtongen/ogen Aardebus, symbool:
Corrosiegevaar door vorming condenswater! → Na de montage van het toestel direct inbedrijfstellen zodat het verwarmingselement de vorming van condenswater verminderen kan. Informatie
20
Sommige aandrijvingen beschikken over een motorverwarming (extra accessoire). De motorverwarming reduceert de vorming van condenswater in de motor en verbetert het aanlopen bij extreem koude temperatuur.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 5.2.3
Elektrische aansluiting
Aansluitruimte sluiten Afbeelding 15:
[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8]
Voorbeeld: Uitvoering S
Deksel Bouten van het deksel O-ring Boutjes van de rondstekker Rondstekker Kabelingang Blindplug Kabelwartel (niet bij de levering inbegrepen)
Kortsluiting door inklemmen van de kabels! Elektrische schok en functiestoringen mogelijk. → Rondstekker voorzichtig plaatsen om geen kabels in te klemmen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 5.3
Rondstekker [5] in het deksel [1] plaatsen en met boutjes [4] bevestigen. Pasvlakken van het deksel [1] en de behuizing schoonmaken. Controleren, of de O-ring [3] in goede staat is. O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en daarna correct plaatsen. Deksel [1] plaatsen en boutjes [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien. Kabelwartels [8] met het voorgeschreven draaimoment vastdraaien, zodat de desbetreffende beschermingsklasse is gegarandeerd.
Toebehoren voor de elektrische aansluiting — Optie —
5.3.1
Besturing op wandbeugel Met de wandbeugel kan de besturing los van de aandrijving gemonteerd worden. Toepassing
●
●
●
Bij een moeilijk bereikbaar gemonteerde aandrijving. Als de aandrijving aan hoge temperaturen blootgesteld wordt. Indien de afsluiter aan intensieve trillingen onderhevig is.
21
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Elektrische aansluiting Montage
Afbeelding 16:
[1] [2] [3] [4] [5] Let voor aansluiting op het volgende
●
●
●
●
●
●
5.3.2
Montage met wandbeugel
Wandbeugel Aansluitkabels Elektrische aansluiting wandbeugel (XM) Elektrische aansluiting aandrijving (XA) Elektrische aansluiting besturing (XK) – zgn. klantstekker Toelaatbare lengte van de aansluitkabels: max. 100 m. Indien in de aandrijving een standmelder (RWG) is ingebouwd: aansluitkabels in afgeschermde uitvoering toepassen. Uitvoeringen met een potentiometer in de aandrijving zijn hiervoor niet geschikt. Wij adviseren: AUMA kabelset LSW1. Indien geen AUMA kabelset wordt toegepast: Geschikte, flexibele en afgeschermde aansluitkabels gebruiken. Indien aansluitkabels, bijv. van de verwarming of schakelaars, aanwezig zijn, die direct van de aandrijving naar de klantstekker XK doorverbonden zijn (XAXM-XK, zie schakelschema), dan moet deze bekabeling een isolatietest volgens EN 50178 ondergaan. Uitgezonderd zijn aansluitkabels van standmelders (RWG, IWG, potentiometer). Deze mogen niet aan een isolatietest worden onderworpen.
Parkeerstekker Toepassing
Parkeerstekker voor het veilig ophangen van een losgenomen stekker. Ter bescherming tegen het direct aanraken van de contacten en tegen milieu-invloeden. Afbeelding 17:
5.3.3
Parkeerstekker
Beschermdeksel Beschermdeksel voor de stekkerruimte, bij losgenomen stekker.
22
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Elektrische aansluiting
De geopende aansluitruimte kan met een beschermdeksel (geen afbeelding) afgesloten worden. 5.3.4
Double Sealed tussenstuk Bij het losnemen van de elektrische aansluiting of door niet goed afsluitende kabelwartels kunnen stof en vocht in de behuizing binnendringen. Dankzij de montage van het Double Sealed tussenstuk [2] tussen de elektrische aansluiting [2] en de behuizing van het toestel wordt dit doeltreffend voorkomen. De beschermingsklasse van het toestel (IP 68) is ook bij losgenomen elektrische aansluiting [1] gewaarborgd. Afbeelding 18:
[1] [2] 5.3.5
Elektrische aansluiting met Double Sealed tussenstuk
Elektrische aansluiting Double Sealed tussenstuk
Externe aansluiting voor aarding Als optie is een externe, buitenliggende, aansluiting voor aarding (klembeugel) aan de behuizing leverbaar. Afbeelding 19:
Externe aansluiting voor aarding
23
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Bediening
6.
Bediening
6.1
Handmatige bediening Bij het instellen, bij de inbedrijfname, in geval van het uitvallen van de motor en bij stroomuitval kan de multi-turn aandrijving met de hand bediend worden. Via een ingebouwd omschakelmechanisme wordt de handmatige bediening ingeschakeld.
6.1.1
Handmatige bediening inschakelen Beschadigingen aan de motorkoppeling bij een verkeerde wijze van bediening! → Handmatige bediening alleen bij stilstaande motor inschakelen. 1.
Drukknop indrukken.
2.
Handwiel in de gewenste richting draaien. →
6.1.2
Om de afsluiter te sluiten, het handwiel met de wijzers van de klok meedraaien: ➥ de aan te drijven as (van de afsluiter) draait met de wijzers van de klok mee in de richting DICHT.
De handmatige bediening ontkoppelen De handmatige bediening wordt automatisch ontkoppeld als de motor ingeschakeld wordt. Tijdens het motorbedrijf staat het handwiel stil.
6.2
Motorbedrijf ✔ Voordat wordt overgegaan op motorbedrijf eerst alle instellingen van de inbedrijfname uitvoeren en proefdraaien.
6.2.1
Lokale bediening De lokale bediening van de aandrijving vindt plaats met behulp van de drukknoppen op de lokale bedieningseenheid.
24
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 Afbeelding 22:
[1] [2] [3] [4]
Bediening Lokale bediening
Drukknop voor stuursignaal in de richting OPEN Drukknop STOP Drukknop voor stuursignaal in de richting DICHT Keuzeschakelaar
Hete oppervlakken bijv. door hoge omgevingstemperaturen of intensieve zonnestralen mogelijk! Gevaar voor verbranding → Oppervlaktetemperatuur controleren en eventueel veiligheidshandschoenen dragen. → Keuzeschakelaar [4] in de stand Lokale bediening (LOCAL) schakelen.
➥ Informatie
6.2.2
De aandrijving kan nu met behulp van de drukknoppen [1 – 3] worden bediend: Aandrijving in de richting OPEN brengen: Drukknop [1] Aandrijving stoppen: Drukknop [2] Stop indrukken.
indrukken.
Aandrijving in de richting DICHT brengen: Drukknop [3]
indrukken
De instelopdrachten OPEN – DICHT kunnen in pulssturing of met overneemfunctie aangestuurd worden. Bij de overneemfunctie wordt de aandrijving na het indrukken van de knop tot in de desbetreffende eindstand gebracht, voor zover hij niet tevoren een ander stuursignaal ontvangt.
Het op afstand bedienen van de aandrijving → Keuzeschakelaar in stand Afstandsbediening schakelen.
➥
De aandrijving kan nu op afstand, via instelopdrachten (OPEN, STOP, DICHT) of via analoge nominale waarden (bijv. 0 – 20 mA) worden aangestuurd.
25
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Bediening Informatie
Bij aandrijvingen, welke voorzien zijn van positioner, is een omschakeling tussen automatisch bedrijf (AFSTAND OPEN-DICHT) en regelbedrijf (AFSTAND NOMINAAL) ?optional? mogelijk. De omschakeling vindt plaats via de ingang AFSTAND HAND/REMOTE MANUAL, bijv. door middel van een 24 V DC –signaal (zie schakelschema). Gedrag tijdens regelbedrijf bij een uitvoering met positioner: Bij het wegvallen van het stuursignaal E1 of de terugmelding E2 wordt de aandrijving in een vooraf ingestelde stand gebracht. De hieronder vermelde reacties zijn mogelijk: Fail as is: De aandrijving schakelt onmiddellijk af en blijft in deze stand staan. Fail close: De aandrijving brengt de afsluiter in de eindstand DICHT. Fail open: De aandrijving brengt de afsluiter in de eindstand OPEN. Het gedrag bij signaaluitval kan met behulp van een schakelaar in de besturing worden ingesteld. ●
●
●
26
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
7.
Indicaties
7.1
Signaallampen
Indicaties
De kleuren van de 3 signaallampen op de lokale bediening en de toewijzing van de signalen is afhankelijk van de bestelling. Afbeelding 25:
[1] [2] [3] Verzamelstoringsmelding
●
●
●
7.2
brandt (groen): eindstand OPEN bereikt brandt (rood): Verzamelstoringsmelding brandt (geel): eindstand DICHT bereikt
Het komt tot een verzamelstoringsmelding (rode signaallamp) als één van de hieronder vermelde voorvallen plaatsvindt (standaarduitvoering): ●
Indicatie aandrijving in bedrijf
Lokale bediening met signaallampen (standaard signalering)
Draaimomentstoring: het ingestelde draaimoment werd vóór het bereiken van een eindstand overschreden. (Deze melding kan met behulp van een switch in de besturing in-/ uitgeschakeld worden) Thermische fout: de motorbescherming is aangesproken, d.w.z. de motor is oververhit. Faseuitval: er is een fase uitgevallen (alleen bij draaistroommotoren). PTC-tripping device: controle vindt plaats
Indien in de aandrijving een signaalgever is ingebouwd (schakelschema pos.nummer: S5) kunnen de signaallampen [1] en [3] als ‘indicatie aandrijving in bedrijf’ worden gebruikt. De functie ‘indicatie aandrijving in bedrijf’ kan met behulp van een switch in de besturing in-/ uitgeschakeld worden. Bij een geactiveerde ‘indicatie aandrijving in bedrijf’ knippert de desbetreffende signaallamp tijdens het bewegen van de aandrijving.
Mechanische standaanwijzing/indicatie aandrijving in bedrijf — Optie — De mechanische standaanwijzing: ●
●
●
geeft continu de stand van de afsluiter aan (Het schijfje [2] draait zich, tijdens het doorlopen van de stelweg van OPEN naar DICHT of omgekeerd, ca. 180° tot 230°.) geeft aan of de aandrijving in bedrijf is (indicatie aandrijving in bedrijf) geeft het bereiken van de eindstanden aan (via wijzer [3])
27
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Indicaties Afbeelding 26:
[1] [2] [3] [4] [5]
28
Mechanische standaanwijzing
Deksel Schijfje mechanische standaanwijzing Pijl Symbool voor de stand OPEN Symbool voor de stand DICHT
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
8.
Meldingen
8.1
Terugmeldingen via meldrelais (binair)
Meldingen
Via meldrelais kunnen de bedrijfstatussen van de aandrijving of de besturing als binaire signalen worden gemeld. De toewijzing van de signalen is conform de bestelling vastgelegd. Voorbeeld: relaiscontact open = eindstand DICHT niet bereikt relaiscontact gesloten = eindstand DICHT bereikt Verzamelstoringsmelding
Schakelaar: 1 NC en 1 NO (standaard) Omschrijving in het schakelschema: K9 Het komt tot een verzamelstoringsmelding als één van de onderstaande voorvallen plaatsvindt (standaarduitvoering): Draaimomentstoring: het ingestelde draaimoment werd vóór het bereiken van een eindstand overschreden. (Deze melding kan met behulp van een switch in de besturing in-/ uitgeschakeld worden.) Thermische fout: de motorbescherming is geactiveerd, d.w.z. de motor is oververhit. Faseuitval: er is een fase uitgevallen (alleen bij draaistroommotoren). PTC-tripping device: controle heeft plaats Schakelaar: 1 NC (standaard) ●
●
●
●
4 meldrelais:
Omschrijving in het schakelschema: K5, K6, K7, K8 Standaard programmering: ●
●
●
●
8.2
K5: Keuzeschakelaar staat in de stand Afstandsbediening (REMOTE) K6: Keuzeschakelaar staat in de stand Lokale bediening (LOCAL) K7: eindstand OPEN bereikt K8: eindstand DICHT bereikt
Terugmeldingen (analoog) — (Optie) — Bij aandrijvingen voorzien van een positioner (potentiometer of RWG) is een analoge standmelding ter beschikking. Stand afsluiter
Signaal: E2 = 0/4 – 20 mA (potentiaalgescheiden) Omschrijving in het schakelschema: E2 (werkelijke waarde)
29
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inbedrijfname (basisinstellingen)
9.
Inbedrijfname (basisinstellingen) 1.
Keuzeschakelaar in de stand 0 (UIT) schakelen.
Informatie: De keuzeschakelaar is overigens geen netschakelaar. In de stand 0 (UIT) worden er geen stuursignalen naar de aandrijving doorgegeven. De besturing zelf staat nog onder spanning.
9.1
2.
Voedingsspanning inschakelen. Informatie: Bij temperaturen lager dan –20 °C de voorverwarmingstijd in acht nemen.
3.
Basisinstellingen uitvoeren.
Voorverwarmingstijd bij laagtemperatuuruitvoering Bij laagtemperatuuruitvoeringen moet in acht genomen worden dat de besturing een voorverwarmingstijd nodig heeft. Deze voorverwarmingstijd geldt voor het geval dat de aandrijving en besturing spanningsvrij en op omgevingstemperatuur afgekoeld zijn. Onder deze voorwaarden moeten na het inschakelen van de voedingsspanning de navolgende voorverwarmingstijden verstrijken, voordat de inbedrijfname kan volgen: bij – 50 °C = 60 min. bij – 60 °C = 80 min. Afbeelding 28:
[t] [ϑ] 9.2
Diagram voorverwarmingstijd
Voorverwarmingstijd in minuten omgevingstemperatuur in °C
Schakelruimte openen Voor de hieronder vermelde instellingen (opties) moet de schakelruimte worden geopend.
30
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inbedrijfname (basisinstellingen)
1.
Bouten [2] losdraaien en het deksel [1] van de schakelruimte wegnemen. Afbeelding 29:
2.
Indien een schijfje mechanische standaanwijzing [3] aanwezig is: schijfje [3] met behulp van een steeksleutel (als hefboom) loswippen. Informatie: Om lakbeschadigingen te voorkomen kan bijv. een lap onder de steeksleutel geplaatst worden. Afbeelding 30:
9.3
Draaimomentmechanisme instellen Indien het hier ingestelde uitschakelmoment wordt bereikt dan worden de draaimomentschakelaars bediend (beveiliging tegen overbelasting van de afsluiter). Informatie
Tijdens handmatige bediening kan het draaimomentmechanisme ook aanspreken. Beschadigingen aan de afsluiter bij een te hoge instelling van het uitschakelmoment! → Het uitschakelmoment dient op de afsluiter te zijn afgestemd. → Wijzigingen aan de instelling uitsluitend met toestemming van de afsluiterfabrikant uitvoeren.
31
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inbedrijfname (basisinstellingen) Afbeelding 31:
[1] [2] [3] [4] 1. 2. 3.
Meetkoppen draaimoment
Meetkop zwart voor draaimoment richting CLOSED Meetkop wit voor draaimoment richting OPEN Borgschroeven Schaalschijfje Beide borgschroefjes [3] van de wijzerschijf verwijderen. Door het schaalschijfje [4] te draaien kan het benodigde draaimoment worden ingesteld (1 da Nm = 10 Nm). Borgschroefjes [3] weer vastdraaien. Informatie: Maximaal aantrekmoment: 0,3 – 0,4 Nm
➥ Het draaimomentmechanisme is nu ingesteld. Voorbeeld: In de bovenstaande afbeelding zijn ingesteld: ●
●
9.4
3,5 da Nm = 35 Nm voor richting CLOSED 4,5 da Nm = 45 Nm voor richting OPEN
Wegschakelmechanisme instellen Het wegschakelmechanisme registreert de stelweg. Bij het bereiken van de ingestelde stand wordt de schakelaar aangesproken. Afbeelding 32:
[1] [2] [3] [4] [5] [6] 9.4.1
Zwart veld: Instelspindel: Eindstand CLOSED Wijzer: Eindstand CLOSED Punt: Eindstand CLOSED ingesteld Wit veld: Instelspindel: Eindstand OPEN Wijzer: Eindstand OPEN Punt: Eindstand OPEN ingesteld
Eindstand CLOSED (zwart veld) instellen 1.
32
Instellingselementen voor het wegschakelmechanisme
Inschakelen van handmatige bediening.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 2. 3. 4.
5. 6. ➥ 7. 9.4.2
Het handwiel met de wijzers van de klok meedraaien totdat de afsluiter is gesloten. Handwiel ca. ½ slag (naloop) terugdraaien. Instelspindel [1] continu ingedrukt houden en met behulp van een schroevendraaier in de richting van de pijl draaien; let daarbij op de wijzer [2]: onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [2] steeds 90° verder. Staat de wijzer [2] 90° voor punt [3]: dan alleen nog langzaam verder draaien. Springt de wijzer [2] naar het punt [3]: niet meer draaien en de instelspindel loslaten. De eindstand CLOSED is nu ingesteld. Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen.
Eindstand OPEN (wit veld) instellen 1. 2. 3. 4.
5. 6. ➥ 7. 9.5
Inbedrijfname (basisinstellingen)
Inschakelen van handmatige bediening. Het handwiel tegen de wijzers van de klok in draaien, totdat de afsluiter geheel geopend is. Handwiel ca. ½ slag (naloop) terugdraaien. Instelspindel [4] (afbeelding) continu ingedrukt houden en met behulp van een schroevendraaier in de richting van de pijl draaien; let daarbij op de wijzer [5]: onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [5] steeds 90° verder. Staat de wijzer [5] 90° voor punt [6]: dan alleen nog langzaam verder draaien. Springt de wijzer [5] naar het punt [6]: niet meer draaien en de instelspindel loslaten. De eindstand OPEN is nu ingesteld. Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen.
Tussenstanden instellen — Optie — Aandrijvingen voorzien van een DUO-wegschakelmechanisme beschikken over twee tussenstandschakelaars. Per richting kan één tussenstand ingesteld worden.
33
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inbedrijfname (basisinstellingen) Afbeelding 33:
[1] [2] [3] [4] [5] [6] Informatie
9.5.1
Richting CLOSE (zwart veld) instellen 1. 2.
Afsluiter in richting CLOSE in de gewenste tussenstand brengen. Indien te ver werd gedraaid: Afsluiter weer terugdraaien en tussenstand opnieuw in de richting CLOSE benaderen. Informatie: Gebruik bij het instellen van de tussenstand dezelfde draairichting als later tijdens elektrisch bedrijf.
3.
Instelspindel [1] continu ingedrukt houden en met behulp van een schroevendraaier in de richting van de pijl draaien, daarbij op wijzer [2] letten: onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [2] steeds 90° verder. Staat de wijzer [2] 90° voor punt [3]: dan alleen nog langzaam verder draaien. Springt de wijzer [2] naar het punt [3]: niet meer draaien en de instelspindel loslaten.
➥ 6.
De tussenstand in de richting CLOSED is nu ingesteld. Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen.
Richting OPEN (wit veld) instellen 1. 2.
3.
4.
34
Zwart veld: Instelspindel: Richting CLOSE Wijzer: Richting CLOSE Punt: Tussenstand CLOSED ingesteld Wit veld: Instelspindel: Richting OPEN Wijzer: Richting OPEN Punt: Tussenstand OPEN ingesteld
De tussenstandschakelaars geven na 177 omwentelingen (meld- en stuureenheid voor 1 – 500 omw./slag) resp. 1.769 omwentelingen (meld- en stuureenheid voor 1 – 5.000 omw./slag het contact weer vrij.
4. 5.
9.5.2
Instellingselementen voor het wegschakelmechanisme
Afsluiter, in de richting OPEN, in de gewenste tussenstand brengen. Indien te ver werd gedraaid: de afsluiter weer terugdraaien en tussenstand opnieuw in de richting OPEN benaderen (gebruik bij het instellen van de tussenstand dezelfde draairichting als later tijdens elektrisch bedrijf). Instelspindel [4] continu ingedrukt houden en met behulp van een schroevendraaier in de richting van de pijl draaien, daarbij op wijzer [5] letten: onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [5] steeds 90° verder. Staat de wijzer [5] 90° voor punt [6]: dan alleen nog langzaam verder draaien.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
9.6
Inbedrijfname (basisinstellingen)
5.
Springt de wijzer [5] naar het punt [6]: niet meer draaien en de instelspindel loslaten.
➥ 6.
De tussenstand in de richting OPEN is nu ingesteld. Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen.
Proefdraaien Pas als alle hiervoor beschreven instellingen zijn uitgevoerd mag met proefdraaien worden begonnen.
9.6.1
Draairichting controleren Beschadigingen aan de afsluiter in geval van een verkeerde draairichting! → Bij een verkeerde draairichting direct uitschakelen (STOP indrukken). → De oorzaak wegnemen, bijv. door bij de kabelset (wandbeugel) de fasenvolgorde te corrigeren. → Het proefdraaien herhalen. 1. 2.
3.
4.
Aandrijving handmatig naar de middenstand danwel op voldoende afstand van de eindstand brengen. Keuzeschakelaar op de stand local control (LOKAAL) zetten.
Aandrijving in de richting DICHT inschakelen en vervolgens de draairichting observeren: met schijfje mechanische standaanwijzing: stap 4 zonder schijfje mechanische standaanwijzing: stap 5 (holle as) → Voor het bereiken van de eindstand afschakelen. Met schijfje mechanische standaanwijzing: →
Draairichting observeren. ➥ De draairichting is in orde, als de aandrijving in de richting DICHT beweegt en het schijfje van de mechanische standaanwijzing tegen de wijzers van de klok in (linksom) draait.
35
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inbedrijfname (basisinstellingen) 5.
Zonder schijfje mechanische standaanwijzing: →
➥
beschermdop [1] en O-ring [2] of beschermkap voor de beschermbuis [4] uitdraaien en draairichting van de holle as [3] of de spindel [5] observeren.
De draairichting is in orde, als de aandrijving in de richting DICHT beweegt en de holle as of de spindel met de wijzers van de klok mee draait. Afbeelding 36:
[1] [2] [3] [4] [5] [6] 9.6.2
Beschermdop O-ring Holle as Beschermkap voor beschermbuis Spindel Beschermbuis
Wegschakelmechanisme controleren 1.
Keuzeschakelaar in de stand Lokale bediening (LOCAL) schakelen.
2.
Aandrijving via de drukknoppen OPEN – STOP – DICHT bedienen.
➥ -
Het wegschakelmechanisme is juist ingesteld, als (standaard-signalering):
➥ 3.
Het wegschakelmechanisme is verkeerd ingesteld, als:
4.
36
Holle as / spindel
de gele signaallamp in de eindstand DICHT brandt de groene signaallamp in de eindstand OPEN brandt de signaallampen na een beweging in de tegengestelde richting weer uitgaan. de aandrijving voor het bereiken van de eindstand blijft staan de rode signaallamp brandt (draaimomentfout) Indien de eindstanden verkeerd zijn ingesteld: wegschakelmechanisme opnieuw instellen. Indien de eindstanden juist zijn ingesteld en geen opties (zoals bijv. potentiometer, standmelder) aanwezig zijn: schakelruimte sluiten.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 9.6.3
9.7
Inbedrijfname (basisinstellingen)
PTC-tripping device (optie) controleren 1.
Keuzeschakelaar in de stand Test (vegend) draaien.
➥
Bij correct functioneren wordt het aanspreken van de motorbescherming via de rode signaallamp ‘Verzamelstoringsmelding’ op de lokale bediening gesignaleerd.
2.
Keuzeschakelaar in de stand Reset draaien.
➥ 3.
Bij correct functioneren wordt de storingsmelding gereset. Indien geen storing in werking wordt gezet: bekabeling en keuzeschakelaar door AUMA Service laten controleren.
Potentiometer instellen — Optie — De potentiometer functioneert als stelwegsensor en strekt tot vaststelling van de stand van de afsluiter. Informatie
Deze instelling is alleen noodzakelijk, als de potentiometer direct op de aansluiting van de klant XK is aangesloten (zie schakelschema).
Informatie
Doordat het tandwielkastje niet traploos functioneert, wordt niet altijd de totale weerstand/slag in aanspraak genomen. Derhalve dient in een externe mogelijkheid tot afregelen (instelpotentiometer) te worden voorzien. Afbeelding 40:
[1]
9.8
Bovenaanzicht meld- en stuureenheid
Potentiometer
1. 2.
Afsluiter in de eindstand DICHT brengen. Potentiometer [1] met de wijzers van de klok mee tot aan de aanslag draaien.
➥
Eindstand DICHT komt overeen met 0 %
➥ 3. 4.
Eindstand OPEN komt overeen met 100 % Potentiometer [1] weer iets terugdraaien. Exacte afstelling van het 0-punt met een externe instelpotentiometer (voor signalering op afstand) verrichten.
Elektronische standmelder RWG instellen — Optie — De elektronische standmelder RWG strekt tot vaststelling van de stand van de afsluiter. Hij genereert, vanuit de van de potentiometer (wegopnemer) ontvangen gegevens omtrent de actuele stand, een stroomsignaal van 0 - 20 mA of 4 - 20 mA. 37
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inbedrijfname (basisinstellingen)
Tabel 5:
Technische gegevens RWG 4020
Bekabeling Aansluitschema Uitgangssignaal
KMS IA
3-/4-draadssysteem TP_ _4/ _ _ _ 0 – 20 mA, 4 – 20 mA
Voedingsspanning
UV
24 V DC, ± 15 % gestabiliseerd
Max. stroomopname I Max. weerstandsbelas- RB ting
Afbeelding 41:
[1] [2] [3] [4] [5] 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. ➥
24 mA bij 20 mA uitgangssignaal 600 Ω
Bovenaanzicht meld- en stuureenheid
Potentiometer (stelwegsensor) Potentiometer min. (0/4 mA) Potentiometer max. (20 mA) Meetpunt (+) 0/4 – 20 mA Meetpunt (–) 0/4 – 20 mA Elektronische standmelder van spanning voorzien. Afsluiter in de eindstand CLOSED brengen. Meetinstrument voor 0 – 20 mA op de meetpunten [4 en 5] aansluiten. Potentiometer [1] met de wijzers van de klok mee (rechtsom) tot aan de aanslag draaien. Potentiometer [1] weer iets terugdraaien. Potentiometer [2] naar rechts draaien tot de waarde van de uitgaande stroom stijgt. Potentiometer [2] terugdraaien tot de volgende waarde is bereikt: bij 0 – 20 mA ca. 0,1 mA bij 4 – 20 mA ca. 4,1 mA Hierdoor is gewaarborgd dat het elektrische 0-punt op de juiste wijze wordt afgeregeld.
8. Afsluiter in de eindstand OPEN brengen. 9. Met potentiometer [3] op de eindwaarde 20 mA instellen. 10. De afsluiter opnieuw in de eindstand CLOSED brengen en de minimale waarde (0,1 mA of 4,1 mA) controleren. Indien nodig een correctie uitvoeren. Informatie
9.9
Als de maximale waarde niet wordt bereikt, moet nagegaan worden of het juiste tandwielkastje gekozen is. (Het maximaal mogelijke toerental en de maximale slag voor de aandrijving staan op het specifieke technische gegevensblad van de desbetreffende opdracht.)
Mechanische standaanwijzing instellen — Optie — 1. 2.
38
Schijfje mechanische standaanwijzing op de as plaatsen. Afsluiter in de eindstand DICHT brengen.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inbedrijfname (basisinstellingen)
3.
Onderste schijfje van de mechanische standaanwijzing verdraaien, tot symbool (DICHT) met pijl op het deksel in lijn ligt.
4. 5.
Aandrijving in de eindstand OPEN brengen. Onderste schijfje van de mechanische standaanwijzing vasthouden en de bo(OPEN) verdraaien, tot deze met de pijl op het venste schijf met symbool deksel in lijn ligt.
6. 7.
Afsluiter nog eenmaal in de eindstand DICHT brengen. Instelling controleren: (DICHT) niet meer met de pijl Indien het symbool 7.1 instelling herhalen.
op het deksel in lijn ligt:
7.2 Eventueel de keuze van het tandwielkastje controleren. 9.10
Schakelruimte sluiten Corrosiegevaar door beschadigingen aan de verf! → Na werkzaamheden aan het toestel eventuele lakbeschadigingen herstellen. 1. 2. 3.
Pasvlakken van het deksel en de behuizing schoonmaken. Pasvlakken met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten. Controleren, of de O-ring [3] in goede staat is, O-ring correct plaatsen.
4. 5.
Deksel [1] op de schakelruimte plaatsen. Bouten [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien.
39
Inbedrijfname – instellingen in de besturing
10.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inbedrijfname – instellingen in de besturing De besturing wordt conform de bestelling in de fabriek ingesteld. Wijzingingen aan de instelling zijn slechts dan noodzakelijk, als het toestel voor een andere toepassing als in de bestelling genoemd is wordt gebruikt. Bij een ingebouwde positioner (optie) kan een instelling op een later tijdstip nodig zijn. De hieronder vermelde instellingen zijn in deze bedieningsinstructies beschreven: ●
●
●
●
●
10.1
de wijze van afschakelen (draaimoment of wegafhankelijk) instellen pulssturing of overneemfunctie instellen indicatie aandrijving in bedrijf (signaalgever) in-/ uitschakelen (optie) draaimomentfout als verzamelstoringsmelding in-/ uitschakelen positioner instellen (optie)
Besturing openen Gevaarlijke spanning! Elektrische schok mogelijk. → Vóór het openen spanningsvrij schakelen. Elektrostatische ontlading ESD (electrostatic discharge)! Beschadiging van elektronische onderdelen. → Personen en apparatuur aarden. → Boutjes [2] losdraaien en het deksel [1] verwijderen.
10.2
Wijze van afschakelen instellen Beschadigingen van de afsluiter door een verkeerde instelling! → De wijze van afschakelen dient op de afsluiter te zijn afgestemd. → Wijzigingen aan de instelling uitsluitend met toestemming van de afsluiterfabrikant uitvoeren. Het instellen van de wijze van afschakelen vindt plaats met behulp van twee schuifschakelaartjes op de logica-printplaat.
Wegafhankelijk afschakelen
40
Het wegschakelmechanisme wordt zo ingesteld, dat de aandrijving bij de gewenste schakelpunten afschakelt. Het draaimomentmechanisme dient als beveiliging tegen overbelasting van de afsluiter.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 Draaimomentafhankelijk afschakelen
Inbedrijfname – instellingen in de besturing
Het draaimomentmechanisme wordt op het gewenste afschakelmoment ingesteld. Na het bereiken van het afschakelmoment wordt de aandrijving uitgeschakeld. Het wegschakelmechanisme dient voor de signalering en dient zodanig ingesteld te zijn, dat zij kort voor het bereiken van het ingestelde afschakelmoment wordt geactiveerd. Indien dit niet het geval is, dan verschijnt er een foutmelding via de signaallamp op de lokale bediening resp. via het storingsrelais K9 (verzamelstoring). → Wijze van afschakelen met behulp van de schuifschakelaartjes [S1] en [S3] instellen. Afbeelding 46:
[S1] [S3] [1] [2] 10.3
Schuifschakelaartjes op de logica-printplaat
Schuifschakelaar voor de eindstand DICHT Schuifschakelaar voor de eindpositie OPEN Stand [1] = wegafhankelijk afschakelen Stand [2] = draaimomentafhankelijk afschakelen
Pulssturing of overneemfunctie instellen Het instellen van de pulssturing of overneemfunctie vindt plaats via een dipswitch op de logica-printplaat. Pulssturing
De aandrijving beweegt slechts zolang in de richting OPEN of DICHT als de instelopdracht geactiveerd is. Zodra de instelopdracht wordt gedeactiveerd staat de aandrijving stil.
Overneemfunctie
Na een instelopdracht beweegt de aandrijving in de richting OPEN of DICHT, ook als de instelopdracht wordt gedeactiveerd (overneemfunctie). De aandrijving wordt of door het stuursignaal STOP gestopt of indien een eind- of tussenstand bereikt is.
41
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inbedrijfname – instellingen in de besturing
→ Pulssturing of overneemfunctie instellen via de dipswitch [S2] instellen. Afbeelding 47:
[S2] 1 2 3 4
Informatie
10.4
Dipswitch op de logica-printplaat
6-voudige dip, switches 1 – 4: voor instelopdrachten DICHT van afstand voor instelopdrachten OPEN van afstand voor instelopdrachten DICHT met behulp van de druktoets op de lokale bediening voor instelopdrachten OPEN met behulp van de druktoets op de lokale bediening
➥
Dipswitch ingedrukt (stand ON): Overneemfunctie
➥
Dipswitch boven (stand OFF): Pulssturing
Indien een positioner in de besturing is ingebouwd, moeten de dipswitches 1 en 2 (instelopdrachten van afstand) in de stand OFF staan (pulssturing).
Indicatie aandrijving in bedrijf (signaalgever) in-/ uitschakelen — (Optie) — Indien in de aandrijving een signaalgever is ingebouwd (schakelschema pos.nummer: S5) kunnen de signaallampen (OPEN/CLOSE) op de lokale bediening als ‘indicatie aandrijving in bedrijf’ worden gebruikt. Bij een geactiveerde ‘indicatie aandrijving in bedrijf’ knippert de desbetreffende signaallamp tijdens het bewegen van de aandrijving. Het in-/ uitschakelen van de ‘indicatie aandrijving in bedrijf’ vindt plaats via een dipswitch op de logica-printplaat. → Indicatie aandrijving in bedrijf (signalering) met behulp van dipswitch [S2] instellen. Afbeelding 48:
[S2]
42
Dipswitch op de logica-printplaat
6-voudige dip, switch 5
➥
Dipswitch 5 ingedrukt (stand ON): indicatie aandrijving in bedrijf gedeactiveerd
➥
Dipswitch 5 boven (stand OFF): indicatie aandrijving in bedrijf geactiveerd
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 10.5
Inbedrijfname – instellingen in de besturing
Draaimomentfout als verzamelstoringsmelding in-/ uitschakelen Het in-/ uitschakelen van de melding ‘draaimomentfout’ vindt plaats via een dipswitch op de logica-printplaat. → Melding met behulp van dipswitch [S2] in-/ uitschakelen. Afbeelding 49:
[S2]
10.6
Dipswitch op de logica-printplaat
6-voudige dip, switch 6
➥
Dipswitch 6 ingedrukt (stand ON): draaimomentfout als verzamelstoringsmelding geactiveerd
➥
Dipswitch 6 boven (stand OFF): draaimomentfout als verzamelstoringsmelding gedeactiveerd
Positioner — (Optie) — → Voordat met het instellen van de regelaar wordt begonnen dient eerst het wegen draaimomentmechanisme alsmede de potentiometer of de elektronische positioner ingesteld te worden.
10.6.1
Ingangsbereiken (soort signaal) voor nominale en werkelijke waarde Het ingangsbereik (soort signaal) van nominale waarde E1 en werkelijke waarde E2 is in de fabriek ingesteld en wordt met een sticker op de afdekplaat van de positioner aangegeven. Uitsluitend bij uitvoeringen met een nominale waarde E1 ≠ 0/4 – 20 mA en bij de uitvoering split-range kan het soort signaal op een later tijdstip worden gewijzigd. Bij deze uitvoeringen bevindt zich een extra schakelaar op de printplaat van de positioner. Afbeelding 50:
Uitvoering met extra schakelaar op printplaat van de positioner
[5] Sticker met vermelding van de ingestelde ingangsbereiken [S1-7] 5-voudige dipswitch voor de instelling DIP1 Nominale waarde E2 (stroom- of spanningssignaal) DIP3 Nominale waarde E1 (stroom- of spanningssignaal) DIP5 Nominale waarde E1 (dubbel signaalbereik bijv. voor split-range)
43
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inbedrijfname – instellingen in de besturing
Tabel 6:
Instelling ingangsbereik nominale waarde E1
Nominale waarde E1
[S1–7] DIP 3 en 5
0/4 – 20 mA 0–5V 0 – 10 V
Tabel 7:
Instelling ingangsbereik werkelijke waarde E2
Werkelijke waarde E2
[S1–7] DIP 1
0/4 – 20 mA1) 0 – 5 V2)
1) 2)
Informatie
10.6.2
bij interne terugmelding van de elektronische standaanwijzing RWG bij interne terugmelding van precisie-potentiometer 5 kΩ
Indien een wijziging van de instelling wordt uitgevoerd, dan moet een nieuwe sticker [5] met vermelding van het ingestelde soort signaal worden aangebracht. Bovendien verandert het schakelschema, dat op het typeplaatje van de besturingseenheid is vermeld
Gedrag bij signaalverlies (reactie van de aandrijving) Met behulp van de schakelaar [S2-7] kan de reactie van de aandrijving bij het wegvallen van het stuursignaal E1 (nominale waarde) of de terugmelding E2 (werkelijke waarde) geprogrammeerd worden. Alleen bij de signalen 4 - 20 mA staan alle keuzemogelijkheden ter beschikking. De hieronder vermelde reacties zijn mogelijk: Fail as is:
De aandrijving schakelt onmiddellijk af en blijft in deze stand staan.
Fail close:
De aandrijving brengt de afsluiter in de eindstand CLOSED.
Fail open:
De aandrijving brengt de afsluiter in de eindstand OPEN. Afbeelding 51:
Dipswitch [S2-7] op de printplaat van de positioner
DIP1 = ON, werkelijke waarde E2 wordt bewaakt DIP2 = ON, nominale waarde E1 wordt bewaakt
44
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Tabel 8:
Inbedrijfname – instellingen in de besturing
Aanbevolen instellingen
Gedrag bij signaalverlies van E1 en/ of E2 Fail as is
Signaalsoort [S2–7] Nominale waar- Werkelijke waar- DIP 1 2 3 4 de E1 de E2 4 – 20 mA 4 – 20 mA
Fail close Fail open
Tabel 9:
Overige mogelijke instellingen
Gedrag bij signaalverlies van
Signaalsoort1)
E1
E2
Fail as is
Fail open
Nominale waar- Werkelijke waar- DIP 1 2 3 4 de E1 de E2 4 – 20 mA 0–5V
Fail close
Fail open
4 – 20 mA
0–5V
0 – 20 mA
4 – 20 mA
0 – 20 mA 0–5V 0 – 10 V 0 – 20 mA 0–5V
0 – 20 mA 0–5V
0 – 20 mA 0 – 10 V
4 – 20 mA
4 – 20 mA
0 – 20 mA 0–5V
Fail close Fail as is Fail open
1)
10.6.3
[S2–7]
4 – 20 mA
bij 0 – 20 mA, 0 – 5 V of 0 – 10 V kan bij signaalverlies verkeerd geïnterpreteerd worden, omdat E1 resp. E2 ook zonder signaalverlies 0 mA kan zijn (eindstand CLOSED = 0 mA resp. 0 V).
Afstelling in de eindstanden uitvoeren De hieronder beschreven instelling geldt voor de positioner-standaarduitvoering. Dit betekent dat de maximale nominale waarde E1 (20 mA) een beweging naar de eindstand OPEN teweegbrengt. Een minimale nominale waarde (0/4 mA) brengt een beweging naar de eindstand DICHT teweeg.
45
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inbedrijfname – instellingen in de besturing Afbeelding 52:
Printplaat positioner
[MP1] Meetpunt (–) voor werkelijke waarde E2 [MP2] Meetpunt (+) voor werkelijke waarde E2 [MP3] Meetpunt (+) voor nominale waarde E1 [MP4] Meetpunt (–) voor nominale waarde E1 [5] Sticker met signaalgegevens [V10] rode LED: E1/E2 <4 mA Eindstand DICHT
1. 2. 3. 4.
Keuzeschakelaar in de stand Lokale bediening (LOCAL) schakelen. Afsluiter in de eindstand DICHT brengen. Onderste nominale waarde E1 op klantaansluiting XK (klemmen 2/3) aansluiten. De onderste nominale waarde (0 V, 0 mA of 4 mA) is op de sticker [5] vermeld. Indien de rode LED [V10] E1/E2 <4 mA brandt: 4.1 polariteit van nominale waarde E1 controleren. 4.2 controleren, of externe belasting op de klantaansluiting XK (klemmen 23/24) aangesloten is (letten op max. weerstandsbelasting RB), of
5.
4.3 klantaansluiting XK (klemmen 23/24) overbruggen. Nominale waarde E1 meten: daartoe een meetinstrument voor 0 – 5 V op de meetpunten [MP3/MP4] aansluiten.
➥
Bij een nominale waarde E1 van 0 V of 0 mA geeft de voltmeter 0 V aan.
➥ 6.
Bij een nominale waarde E1 van 4 mA geeft de voltmeter 1 V aan.
7.
46
Indien de meetwaarde niet juist is: instelling van de nominale waarde E1 corrigeren. Werkelijke waarde E2 meten: daartoe een meetinstrument voor 0 – 5 V op de meetpunten [MP1/MP2] aansluiten.
➥
Bij een werkelijke waarde E2 van 0 mA geeft de voltmeter 0 V aan.
➥ 8.
Bij een werkelijke waarde E2 van 4 mA geeft de voltmeter 1 V aan. Indien de meetwaarde niet juist is: potentiometer of elektronische positioner opnieuw instellen en afstelling vanaf stap 1 opnieuw uitvoeren.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 9.
Inbedrijfname – instellingen in de besturing
Positioner met potentiometer 0 [P3] instellen. 9.1 Indien beide LEDs uit zijn, of de groene LED [V28] brandt: potentiometer 0 [P3] gering met de wijzers van de klok (rechtsom) mee draaien totdat de gele LED [V27] brandt. 9.2 Indien de gele LED [V27] brandt: potentiometer 0 [P3] tegen de wijzers van de klok (linksom) in draaien totdat de gele LED [V27] allereerst uitgaat. Vervolgens potentiometer 0 [P3] gering met de wijzers van de klok (rechtsom) mee terugdraaien totdat de gele LED [V27] weer brandt. Afbeelding 53: Printplaat positioner
[P3] [P4] [V27] [V28] ➥ Eindstand OPEN
Potentiometer 0 Potentiometer max. gele LED: eindstand DICHT bereikt groene LED: eindstand OPEN bereikt
De instelling is juist, indien de gele LED [V27] bij het bereiken van de eindstand DICHT van ‘uit’ naar ‘aan’ springt.
10. Afsluiter in de eindstand OPEN brengen. 11. Werkelijke waarde E2 meten (meetpunten [MP1/MP2]): ➥ Bij een werkelijke waarde E2 van 20 mA geeft de voltmeter 5 V aan. 12. Indien de meetwaarde niet juist is: potentiometer of elektronische positioner opnieuw instellen en afstelling vanaf stap 1 opnieuw uitvoeren. 13. Maximale nominale waarde E1 instellen (5 V of 20 mA, zie sticker [5]). 14. Nominale waarde E1 meten (meetpunten [MP3/MP4]): ➥ Bij een nominale waarde E1 van 5 V of 20 mA geeft de voltmeter 5 V aan. 15. Indien de meetwaarde niet juist is: instelling van de nominale waarde E1 controleren. 16. Positioner met potentiometer max. [P4] instellen. 16.1 Indien beide LEDs uit zijn, of de gele LED [V27] brandt: potentiometer max. [P4] gering tegen de wijzers van de klok (linksom) in draaien totdat de groene LED [V28] brandt. 16.2 Indien de groene LED [V28] brandt: potentiometer max. [P4] met de wijzers van de klok (rechtsom) mee draaien totdat de groene LED [V28] allereerst uitgaat. Vervolgens potentiometer 0 [P4] gering tegen de wijzers van de klok (linksom) in terugdraaien totdat de groene LED [V28] weer brandt. ➥ De instelling is juist, indien de groene LED [V28] bij het bereiken van de eindstand OPEN van ‘uit’ naar ‘aan’ springt.
47
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inbedrijfname – instellingen in de besturing 10.6.4
Gevoeligheid instellen Een te hoge schakelfrequentie (gevoeligheid!) leidt tot onnodige slijtage aan de afsluiter en de aandrijving. → De dode band zo groot als voor het proces toelaatbaar is instellen. → De maximale schakelfrequentie van de aandrijving in acht nemen (zie de technische documentatie voor regelaandrijvingen). Dode zone
De dode zone is het bereik waarbinnen het ingangssignaal kan worden gewijzigd zonder dat daardoor ook het uitgangssignaal verandert. De zone bepaalt dus de afstand tussen het punt van inschakelen en afschakelen. Hoe kleiner de dode zone, des te groter is de gevoeligheid van de positioner. Standaardwaarde: 2,5 % Instelbereik: 0,5 % tot 2,5 % (van de maximale nominale waarde E1)
Dode tijd
De dode tijd is het tijdsbestek dat een schakeling niet gevoelig is voor een ingangssignaal omdat het voorgaande nog niet is verwerkt. Zij verhindert binnen het ingestelde tijdsbestek (0,5 tot 10 seconden) het uitvoeren van een beweging naar een nieuwe gewenste stand. Door de dode tijd op een voldoende grote waarde in te stellen, kan de schakelfrequentie worden verminderd. Afbeelding 54:
Gevoeligheid instellen
[P7] Potentiometer sens (fijninstelling) [P9] potentiometer Δ E (dode zone) [P10] Potentiometer t-off (dode tijd) Dode zone instellen
1. 2. 3.
Keuzeschakelaar in de stand Afstandsbediening (REMOTE) schakelen. Nominale waarde E1 op klantaansluiting XK (klemmen 2/3) aansluiten. Met potentiometer Δ E [P9] dode zone instellen: → Dode zone verkleinen (gevoeligheid verhogen): potentiometer tegen de wijzers van de klok in (linksom) draaien. → Dode zone vergroten (gevoeligheid verminderen): potentiometer met de wijzers van de klok mee (rechtsom) draaien. Informatie: De fijninstelling is alleen zinvol bij uitgaande toerentallen < 16 1/min. Bij wisselstroommotoren is geen fijninstelling mogelijk.
4.
Dode zone tot max. 0,25 % verder verkleinen (gevoeligheid verhogen): potentiometer sens [P7] tegen de wijzers van de klok in (linksom) draaien. Met potentiometer t-off [P10] dode tijd instellen: → Dode tijd verkorten: potentiometer t-off [P10] tegen de wijzers van de klok in (linksom) draaien. → Dode tijd verlengen: potentiometer t-off [P10] met de wijzers van de klok mee (rechtsom) draaien.
Fijninstelling
Dode tijd instellen
10.7
5.
EMERGENCY-stuursignaal (EMCY -OPEN/EMCY - CLOSED) — (Optie) —
48
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Inbedrijfname – instellingen in de besturing
De ingang EMERGENCY (zie schakelschema) moet via een NC-contact op de stuurspanning worden aangesloten (gesloten-kring-principe). Bij een EMERGENCY-stuursignaal (signaal valt weg = NC-contact is gesloten) beweegt de aandrijving in de richting van de ingestelde eindstand: EMCY – CLOSED ingang: aandrijving beweegt naar eindstand CLOSED. EMCY – OPEN ingang: aandrijving beweegt naar eindstand OPEN. Het EMERGENCY-stuursignaal werkt in alle drie keuzeschakelaarstanden (LOCAL, OFF, REMOTE). ●
●
Aandrijving kan bij het inschakelen direct bewegen! Persoonlijk letsel of beschadiging van de afsluiter mogelijk. → Vergewis u ervan dat het signaal EMERGENCY bij het inschakelen geactiveerd is. → Indien de aandrijving onverwachts beweegt: direct drukknop Stop indrukken. EMERGENCY-stuursignaal uitschakelen
Afbeelding 55: CLOSED
[B1] [B2] 1. 2. 10.8
Printplaat interface bij aanwezige optie EMCY – OPEN/EMCY -
Brug aanwezig: EMCY - CLOSED Brug aanwezig: EMCY - OPEN Afdekplaat losnemen. Brug [B1] resp. [B2] uithalen.
Besturing sluiten Corrosiegevaar door beschadigingen aan de verf! → Na werkzaamheden aan het toestel eventuele lakbeschadigingen herstellen. 1. 2.
Pasvlakken van het deksel en de behuizing schoonmaken. Controleer of de O-ring [3] in goede staat is. Indien beschadigd door een nieuw exemplaar vervangen.
49
Inbedrijfname – instellingen in de besturing
50
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
3.
O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en juist plaatsen.
4. 5.
Deksel [1] op de schakelruimte plaatsen. Bouten [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
11.
Verhelpen van storingen
11.1
Fouten bij de inbedrijfname
Tabel 10:
Verhelpen van storingen
Fouten bij de inbedrijfname
Beschrijving van de fout De mechanische standaanwijzing kan niet worden ingesteld. Fout in eindstand De aandrijving beweegt tot de eindaanslag, alhoewel de wegschakelaars correct functioneren.
Mogelijke oorzaken Tandwielkastje past niet bij de omwentelingen/slag van de aandrijving. Bij het instellen van het wegschakelmechanisme werd geen rekening gehouden met de naloop. De naloop ontstaat door het doorduwen van het eigen gewicht van de aandrijving en de afsluiter en de afschakelvertraging van de besturingseenheid. Standmelder RWG Tandwielkastje past niet bij de omwentelinMeetbereik 4 – 20 mA resp. maxi- gen/slag van de aandrijving. male waarde 20 mA is niet in te stellen. Weg- en/of draaimomentschake- De schakelaar is defect of verkeerd ingesteld. laars schakelen niet.
Schakelaar controleren
Oplossing Tandwielkastje vervangen. Naloop bepalen: De naloop is het traject dat afgelegd wordt tussen het moment van uitschakeling en stilstand. Wegschakeling opnieuw instellen en daarbij rekening houden met naloop (het handwiel zoveel als de naloop terugdraaien). Tandwielkastje vervangen.
De instelling controleren, eventueel de eindstanden opnieuw instellen. → Schakelaar controleren, eventueel vervangen.
Met behulp van de rode testknoppen [1] en [2] kunnen de schakelaars met de hand worden bediend:
1.
Testknop [1] in de pijlrichting DSR draaien: draaimomentschakelaar CLOSED wordt geactiveerd. De rode signaallamp (storing) op de lokale bediening brandt. 2. Druktoets OPEN indrukken om de storing (signaallamp), door een verplaatsing in de tegengestelde richting, te resetten. 3. Testknop [2] in de pijlrichting DÖL draaien: draaimomentschakelaar OPEN wordt geactiveerd. 4. Druktoets CLOSE indrukken om de storing (signaallamp), door een beweging in de tegengestelde richting, te resetten. Indien in de aandrijving een DUO-wegschakelmechanisme (optie) is ingebouwd, worden met de draaimomentschakelaars tevens tegelijkertijd de tussenstandschakelaars WDR en WDL geactiveerd. 1. 2.
Testknop [1] in de pijlrichting WSR draaien: wegschakelaar CLOSED wordt geactiveerd. Testknop [2] in de pijlrichting WÖL draaien: wegschakelaar OPEN wordt geactiveerd.
11.2
Zekeringen
11.2.1
Zekeringen in de besturingseenheid De zekeringen zijn toegankelijk na het losnemen van de lokale bediening.
51
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Verhelpen van storingen
Gevaarlijke spanning! Elektrische schok mogelijk. → Vóór het openen spanningsvrij schakelen. Afbeelding 58:
[1] [2] [3] F1/F2
Toegang tot de zekeringen
Lokale bediening Meldrelais- en besturingsprintplaat Voedingsprintplaat
Primaire zekeringen voedingsadapter G-zekering Grootte Magneetschakelaars Voedingsspanning ≤ 500 V Magneetschakelaars Voedingsspanning > 500 V Thyristoren voor een motorvermogen tot 1,5 kW Thyristoren voor een motorvermogen tot 3,0 kW Thyristoren voor een motorvermogen tot 5,5 kW
F3
2 A FF; 690 V
K002.665
16 A FF; 500 V 30 A FF; 500 V 1 A T; 500 V
K001.185 K006.965 K002.277
F3 5 x 20 mm 500 mA T; 250 V 500 mA T; 250 V
AUMA art.nr.
K002.277
K001.183 K001.183
Interne 24 V AC-voeding (115 V AC) voor: ●
●
●
verwarming schakelruimte, aansturing magneetschakelaars PTC-tripping device Bij 115 V AC tevens de stuursignalen OPEN – STOP – CLOSE
G-zekering volgens IEC 60127-2/III Grootte Uitgangsspanning (voedingsadapter) = 24 V Uitgangsspanning (voedingsadapter) = 115 V
Informatie
AUMA art.nr.
Interne 24 V DC-voeding G-zekering volgens IEC 60127-2/III Grootte Uitgangsspanning (voedingsadapter) = 24 V Uitgangsspanning (voedingsadapter) = 115 V
F4
F1/F2 6,3 x 32 mm 1 A T; 500 V
F4 5 x 20 mm 1,0 A T; 250 V 1,6 A T; 250 V 0,4 A T; 250 V
AUMA art.nr. K004.831 K003.131 K003.021
Zekeringen uitsluitend door zekeringen van hetzelfde type en met een gelijke waarde vervangen. →Na het vervangen van de zekeringen de lokale bediening weer monteren.
52
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Verhelpen van storingen
Beschadiging van kabels door verdraaien of inklemmen! Functiestoringen mogelijk. → De lokale bediening max. 180° draaien. → De lokale bediening voorzichtig monteren om geen kabels in te klemmen. 11.2.2
Motorbescherming (thermische bewaking) Ter bescherming tegen oververhitting en ontoelaatbaar hoge oppervlaktetemperaturen van de aandrijving zijn in de motorwikkeling PTC-weerstanden of thermoknopen geïntegreerd. De motorbescherming wordt aangesproken zodra de maximaal toelaatbare temperatuur van de wikkelingen is bereikt. De aandrijving wordt gestopt en de rode signaallamp op de lokale bediening brandt. De motor moet nu eerst afkoelen. Uitvoering met thermoknopen (standaard) Na het afkoelen van de motor (rode signaallamp gaat uit) kan de aandrijving weer aangestuurd worden. Uitvoering met thermoknopen en extra thermisch overstroomrelais in de besturing (optie) Voordat de aandrijving weer geactiveerd kan worden moet de foutmelding (rode signaallamp) gereset worden. De reset vindt plaats via het in de besturing van de aandrijving ingebouwde overstroomrelais. Daartoe dient het deksel van de besturing verwijderd en het relais ingedrukt te worden. Het relais bevindt zich op de magneetschakelaars. Uitvoering met PTC-weerstanden (optie) Voordat de aandrijving weer geactiveerd kan worden moet de foutmelding (rode signaallamp) gereset worden. De reset vindt plaats via de keuzeschakelaarstand Reset van de lokale bediening. Afbeelding 59:
Keuzeschakelaar op de lokale bediening
53
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Reparatie en onderhoud
12.
Reparatie en onderhoud Beschadigingen door ondeskundig onderhoud! → Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Dit personeel dient daartoe door de gebruiker van de installatie of door de contractor geautoriseerd te zijn. Wij adviseren u voor dergelijke werkzaamheden contact op te nemen met onze serviceafdeling. → Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd als de apparatuur niet in bedrijf is. AUMA Service & Support
12.1
AUMA biedt een uitgebreid servicepakket aan zoals bijv. reparatie en onderhoud, maar ook scholingen voor het personeel van de klant. Een overzicht van de adressen van de AUMA vestigingen treft u aan onder en op internet (www.auma.com) .
Preventieve maatregelen voor het onderhoud en een veilig gebruik De hieronder vermelde maatregelen zijn noodzakelijk, om de veilige werking van het product tijdens het gebruik ervan te garanderen: Zes maanden na inbedrijfname en vervolgens jaarlijks Visuele controle uitvoeren: kabelingangen, kabelwartels, blindpluggen enz. op juiste positie en dichtheid controleren. Draaimomenten conform de voorschiften van de fabrikant aanhouden. Montagebouten tussen aandrijving en afsluiter/tandwielkast controleren. Indien noodzakelijk met de in het hoofdstuk <Montage> aangegeven draaimomenten voor bouten natrekken. Indien de aandrijving zelden gebruikt wordt: proefdraaien. Bij toestellen voorzien van aandrijfvorm A: Met de vetspuit lithiumzeep EPmultivet op mineraaloliebasis via de smeernippel indrukken. Het smeren van de spindel van de afsluiter dient apart te worden uitgevoerd. Afbeelding 60: Aandrijfvorm A ●
●
●
●
●
[1] [2]
Aandrijfvorm A Smeernippel
Tabel 11:
Hoeveelheden vet voor lager aandrijfvorm A
Aandrijfvorm A 07.2 Hoeveelheid [g] 1) 1,5 1)
A 10.2 2
A 14.2 3
A 16.2 5
Voor vet met een dichtheid (s.g.) r = 0,9 kg/dm³
Bij beschermingsklasse IP 68 Na een onderdompeling: ●
●
54
Aandrijving controleren. Indien water is binnengedrongen, niet-dichte plaatsen zoeken en verhelpen, het toestel vakkundig drogen en op goed functioneren controleren.
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 12.2
Onderhoud Smering
●
●
●
●
12.3
Reparatie en onderhoud
De schakelruimte is in de fabriek met vet gevuld. Het vervangen van vet gebeurt tijdens het onderhoud. Bij regelbedrijf normaliter na 4 - 6 jaar. Indien regelmatig gebruikt (open-dicht bedrijf) normaliter na 6 – 8 jaar. Indien zelden gebruikt (open-dicht bedrijf) normaliter na 10 – 12 jaar. Wij adviseren dat tijdens het vervangen van vet tevens de afdichtingen worden vervangen. Tijdens het gebruik is een extra smering van de schakelruimte niet nodig.
Afvoeren en recycling AUMA producten zijn producten met een lange levensduur. Maar eens komt het moment waarop zij moeten worden vervangen. De apparatuur is modulair opgebouwd en kan daardoor gescheiden en gesorteerd worden naar: elektronica-afval verschillende soorten metaal kunststoffen vetten en oliën In het algemeen geldt: ●
●
●
●
●
●
●
In de regel zijn vetten en oliën gevaarlijk voor het aquatisch milieu. Zij mogen dus niet in het milieu terechtkomen. Het gedemonteerde materiaal moet naar afvalstroom gescheiden en vervolgens op de juiste wijze afgevoerd worden. Nationale milieuvoorschriften in acht nemen.
55
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Technische gegevens
13.
Technische gegevens Informatie
13.1
In de hieronder vermelde tabellen zijn, naast de standaard uitvoering, tevens opties vermeld. De exacte uitvoering staat op het specifieke technische gegevensblad van de desbetreffende order. Het specifieke technische gegevensblad van de desbetreffende order staat in het internet onder http://www.auma.com als download in de Duitse en Engelse taal ter beschikking (vermelding van het commissienummer noodzakelijk).
Uitvoering en functies van de aandrijving
Bedrijfsklasse1)
Standaard: ● SA: Kortstondig bedrijf S2 – 15 min ●
SAR: Intermitterend bedrijf S4 – 25 %
Opties: ● SA: Kortstondig bedrijf S2 – 30 min
Draaimomentbereik Toerental Motor Motorspanning en frequentie Isolatieklasse Motorbeveiliging Zelfremmendheid
Wegschakelmechanisme
●
SAR: Intermitterend bedrijf S4 – 50 %
●
SAR: Intermitterend bedrijf S5 - 25 %
Zie typeplaatje op de aandrijving Zie typeplaatje op de aandrijving Standaard: asynchroon-draaistroommotor, bouwvorm IM B9 volgens IEC 60034 Zie typeplaatje op de motor Standaard: F, tropenbestendig Optie: H, tropenbestendig Standaard: thermoknopen (NC) Optie: PTC-weerstanden (PTC conform DIN 44082) Zelfremmend: toerentallen tot 90 1/min (50 Hz), 108 1/min (60 Hz) NIET zelfremmend: toerentallen vanaf 125 1/min (50 Hz), 150 1/min (60 Hz) Multi-turn aandrijvingen zijn zelfremmend als door de draaimomentwerking op de uitgaande as de stand van de afsluiter vanuit stilstand niet kan worden veranderd. Elektromechanische telwielen voor eindstanden OPEN en CLOSED Omwentelingen per slag: 2 tot 500 (standaard) of 2 tot 5.000 (optie) Standaard: ● enkelvoudige schakelaar (1 NC en 1 NO; niet galvanisch gescheiden) per eindstand Opties: ● tandemschakelaar (2 NC en 2 NO) per eindstand, schakelaars galvanisch gescheiden
Draaimomentmechanisme
●
drievoudige schakelaar (3 NC en 3 NO) per eindstand, schakelaars galvanisch gescheiden
●
tussenstandschakelaar (DUO-wegschakelmechanisme), naar wens in te stellen
Traploos verstelbaar draaimomentmechanisme voor bewegingsrichtingen OPEN en CLOSED Standaard: enkelvoudige schakelaar (1 NC en 1 NO) per richting, niet galvanisch gescheiden Optie: tandemschakelaar (2 NC en 2 NO) per richting, schakelaars galvanisch gescheiden Terugmelding, analoog (optie) Potentiometer of 0/4 – 20 mA (RWG) Mechanische standaanwijzing Continue weergave, instelbaar schijfje van de mechanische standaanwijzing is voorzien van (optie) de symbolen OPEN en CLOSED Indicatie aandrijving in bedrijf Signaalgever (bij SA standaard, bij SAR optie) Verwarming in de schakelruimte Standaard: verwarmingselement met 5 W, 24 V DC (interne voeding) Motorverwarming (optie) Spanningen: 110 – 120 V AC, 220 – 240 V AC of 400 V AC (extern verzorgd) Vermogen afhankelijk van bouwgrootte 12,5 – 25 W Handmatige bediening Handwiel voor het instellen en voor de noodbediening staat tijdens elektrisch bedrijf stil. Optie: afsluitbaar handwiel Aansluiting besturingseenheid AUMA rondstekkers met schroefaansluiting
56
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Aansluiten van de afsluiter
Technische gegevens
Standaard: B1 volgens EN ISO 5210 Opties: A, B2, B3, B4 volgens EN ISO 5210 A, B, D, E volgens DIN 3210 C volgens DIN 3338 Speciale aandrijfvormen: AF, B3D, ED, DD, IB1, IB3 A met spindelsmering
Sensoren Signalering handmatige bedie- Melding handmatige bediening actief / niet actief via schakelaar (1 wisselcontact) ning (optie) 1)
Bij nominale spanning en 40 °C omgevingstemperatuur en bij een gemiddelde belasting met werkmoment resp. regelmoment conform de separate technische gegevens. Een overschrijding van de bedrijfsklasse is niet toegestaan.
Technische gegevens weg- en draaimomentschakelaars Mechanische levensduur 2 x 106 schakelbewegingen verzilverde contacten: U min. U max. I min. I max. wisselstroom I max. gelijkstroom
vergulde contacten: U min. U max. I min. I max.
30 V AC/DC 250 V AC/DC 20 mA 5 A bij 250 V (ohmse belasting) 3 A bij 250 V (inductieve belasting, cos phi = 0,6) 0,4 A bij 250 V (ohmse belasting) 0,03 A bij 250 V (inductieve belasting, L/R = 3 µs) 7 A bij 30 V (ohmse belasting) 5 A bij 30 V (inductieve belasting, L/R = 3 µs) 5V 30 V 4 mA 400 mA
Technische gegevens signaalgever Mechanische levensduur 107 schakelbewegingen verzilverde contacten: U min. U max. I max. wisselstroom I max. gelijkstroom
10 V AC/DC 250 V AC/DC 3 A bij 250 V (ohmse belasting) 2 A bij 250 V (inductieve belasting, cos phi ≈ 0,8) 0,25 A bij 250 V (ohmse belasting)
Technische gegevens schakelaar inschakelen handwiel Mechanische levensduur 106 schakelbewegingen verzilverde contacten: U min. U max. I max. wisselstroom I max. gelijkstroom
12 V DC 250 V AC 3 A bij 250 V (inductieve belasting, cos phi = 0,8) 3 A bij 12 V (ohmse belasting)
57
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Technische gegevens 13.2
Uitvoering en functies van de besturingseenheid
Voedingsspanning, frequentie
Voedingsspanning en frequentie zie typeplaatjes op de besturingseenheid en motor Toelaatbare fluctuatie in de voedingsspanning: ±10 % Toelaatbare fluctuatie in de frequentie: ±5 % Optie: toelaatbare fluctuatie in de voedingsspanning: –10 % Stroomverbruik Stroomverbruik motor: zie het typeplaatje op de motor Stroomverbruik van de besturingseenheid in relatie tot de voedingsspanning: 100 tot 120 V AC = max. 575 mA 208 tot 240 V AC = max. 275 mA 380 tot 500 V AC = max. 160 mA Externe voeding van de elektro- 24 V DC +20 % / –15 % nica (optie) Stroomverbruik: standaarduitvoering ca. 200 mA, met opties tot 500 mA Nominaal vermogen De besturingseenheid is op het nominaal vermogen van de motor berekend, zie typeplaatje motor. Overspanningscategorie categorie III volgens IEC 60364-4-443 Motorsturing1) 2) Standaard: Magneetschakelaars (mechanisch en elektrisch vergrendeld) voor AUMA vermogensklasse A1 Opties: ● Magneetschakelaars (mechanisch en elektrisch vergrendeld) voor AUMA vermogensklasse A2 of A3 ● Thyristoren voor netspanningen tot 500 V AC (aanbevolen voor regelaandrijvingen) voor AUMA vermogensklassen B1, B2 en B3 Hulpspanning-uitgang
Aansturing
Uitgangssignalen
Standterugmelding (optie)
58
Standaard: 24 V DC ±5 %, max. 50 mA voor de voeding van de stuursignalen, potentiaalgescheiden ten opzichte van de interne voedingsspanning Optie: 115 V AC ±10 %, max. 30 mA voor de voeding van de stuursignalen.3), potentiaalgescheiden ten opzichte van interne voedingsspanning Standaard: stuursignalen 24 V DC, OPEN – STOP – DICHT (via opto-couplers, gemeenschappelijk referentiepotentiaal), stroomverbruik: ca. 10 mA per ingang, minimale impulsduur voor regelaandrijvingen in acht nemen Optie: stuursignalen 115 V AC, OPEN – STOP – DICHT - NOOD (via opto-couplers, gemeenschappelijk referentiepotentiaal), stroomverbruik: ca. 15 mA per ingang Extra vrijgave-ingangen voor de richting OPEN en DICHT Standaard: 5 meldrelais met vergulde contacten: ● 4 potentiaalvrije contacten als sluiter met gemeenschappelijk referentiepotentiaal, max. 250 V AC, 0,5 A (ohmse belasting - Standaard programmering: eindstand OPEN, eindstand DICHT, keuzeschakelaar REMOTE, keuzeschakelaar LOCAL ● 1 potentiaalvrij wisselcontact, max. 250 V AC, 0,5 A (ohmse belasting) - Standaard programmering: verzamelstoringsmelding (draaimomentfout, fasenuitval, motorbescherming aangesproken) Opties: ● Meldingen in combinatie met positioner: - eindstand OPEN, eindstand DICHT (vereist tandemschakelaar in de aandrijving), keuzeschakelaar REMOTE, keuzeschakelaar LOCAL via keuzeschakelaar 2e niveau ● 1 potentiaalvrij wisselcontact, max. 250 V AC, 0,5 A (ohmse belasting) - Standaard programmering: verzamelstoringsmelding (draaimomentfout, fasenuitval, motorbescherming aangesproken) analoge uitgang (potentiaalgescheiden) E2 = 0/4 – 20 mA (weerstandsbelasting max. 300 Ω).
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Lokale bediening
Technische gegevens
Standaard: ● Keuzeschakelaar LOCAL - OFF - REMOTE (afsluitbaar in alle drie standen) ●
●
Drukknoppen OPEN, STOP, CLOSE 3 signaallampen: - eindstand DICHT (geel), verzamelstoringsmelding (rood), eindstand OPEN (groen)
Opties: ● Speciale kleuren van de 3 signaallampen
Functies
●
Beschermdeksel, afsluitbaar
●
Beschermdeksel met kijkglas, afsluitbaar
Standaard: ● Wijze van afschakelen instelbaar, - weg- of draaimomentafhankelijk voor de eindstanden OPEN en CLOSE. ●
Beveiliging tegen draaimomentoverbelasting over de totale stelweg
●
Draaimomentoverbelasting (draaimomentfout) kan van de verzamelstoringsmelding uitgesloten worden. Bewaking fasenuitval met automatische correctie van fasenvolgorde
●
Pulssturing of overneemfunctie in REMOTE
●
Pulssturing of overneemfunctie in LOCAL
●
Indicatie aandrijving in bedrijf via signaalgever van de aandrijving (optie) in-/uitschakelbaar
●
Opties: ● Positioner - Nominale waarde terugmelding via analoge ingang E1 = 0/4 – 20 mA - galvanische scheiding voor nominale waarde terugmelding (0/4 – 20 mA) en terugmelding (0/4 – 20 mA) - Gedrag bij verlies signaal instelbaar - Gevoeligheid (dode band) en pauzetijd instelbaar ●
Positioner voor Split-Range-bedrijf
Analyse motorbescherming
Standaard: Bewaking van de motortemperatuur in combinatie met thermoknopen in de motor van de aandrijving Opties: ● Extra thermisch overstroomrelais in de besturing in combinatie met thermoknopen in de aandrijving ● PTC-tripping device in combinatie met PTC-weerstanden in de motor van de aandrijving
Elektrische aansluiting
Standaard: AUMA rondstekkers (S) voorzien van schroefaansluiting en M-schroefdraad Opties: ● Pg-schroefdraad, NPT-schroefdraad, G(as)-schroefdraad, speciale schroefdraad
Schakelschema 1) 2) 3)
●
Vergulde signaalcontacten (bussen en stiften)
●
Parkeerstekker voor de bevestiging van een losgenomen stekker aan de wand.
●
Beschermdeksel voor de stekkerruimte (bij losgenomen stekker).
Zie typeplaatje
De magneetschakelaars hebben een te verwachten technische levensduur van 2 miljoen schakelingen. Indeling van de AUMA vermogensklassen: zie elektrische gegevens van de aandrijving Niet mogelijk in combinatie met PTC-tripping device
59
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Technische gegevens 13.3
Toepassingsvoorwaarden
Toepassing Montagepositie Beschermingsklasse volgens EN 60529
Corrosiebescherming
Opstellingshoogte Vervuilingsklasse Coating Kleur Omgevingstemperatuur
Toepassing zowel binnen als buiten toegestaan Willekeurig Standaard: IP 68 met AUMA draaistroommotor/ wisselstroommotor De beschermingsklasse IP 68 voldoet conform de definitie van AUMA aan de volgende eisen: ● Onderdompeling in water: maximaal 8 m waterkolom ●
Duur van de onderdompeling in water: maximaal 96 uur
●
Tijdens de onderdompeling max. 10 schakelingen
●
Regelbedrijf is tijdens een onderdompeling niet mogelijk
Exacte uitvoering: zie typeplaatje op de aandrijving/besturingseenheid Standaard: ● KS: geschikt voor de opstelling in industriële installaties, in waterkracht- of energiecentrales bij gering belaste atmosfeer alsmede geschikt voor de opstelling in af en toe of continu met een geringe concentratie schadelijke stoffen belaste atmosfeer (bijv. in zuiveringsinstallaties, in de chemische industrie) Opties: ● KX: geschikt voor de opstelling in extreem belaste atmosfeer met een hoge relatieve luchtvochtigheid en sterke concentratie schadelijke stoffen ● KX-G: zoals KX, echter uitvoering zonder aluminium (externe onderdelen) Standaard: ≤ 2.000 m boven N.A.P. Optie: > bij een toepassing boven 2.000 m N.A.P. is overleg met ons noodzakelijk Vervuilingsklasse 4 (in een gesloten toestand) conform EN 50178 Standaard: coating op basis van polyurethaan (poedercoating) Standaard: AUMA zilvergrijs (gelijkwaardig aan RAL 7037) Standaard: ● Open-dicht bedrijf: -25 °C tot +70 °C ●
Schokbestendig volgens IEC 60068-2-6
Levensduur
Gewicht
13.4
Exacte uitvoering: zie typeplaatje op de aandrijving/besturingseenheid 1 g, van10 tot 200 Hz Bestand tegen schokken en vibraties tijdens tijdens de start-up resp. bij storingen van de installatie. Een ongelimiteerde bestendigheid kan daaruit niet worden afgeleid. Geldt niet in combinatie met reductiekasten. AUMA aandrijvingen voldoen aan resp. overtreffen de basiseisen voor de technische levensduur van elektrische aandrijvingen voor industriële afsluiters conform EN 15714-2. Op verzoek ontvangt u hieromtrent gedetailleerde informatie. Zie separate technische gegevens
Overig
EG-richtlijnen
60
Regelbedrijf: -25 °C tot +60 °C
●
Elektromagnetische compatibiliteit (EMC): (2004/108/EG)
●
Laagspanningsrichtlijn: (2006/95/EG)
●
Machinerichtlijn: (2006/42/EG)
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
14.
Onderdelenlijst
14.1
Multi-turn aandrijvingen SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2
Onderdelenlijst
61
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Onderdelenlijst
Informatie:Bij iedere bestelling van onderdelen a.u.b. het type apparaat en ons commissienummer vermelden (zie typeplaatje). Er mogen uitsluitend originele AUMA onderdelen gebruikt worden. Bij toepassing van andere fabrikaten vervalt de garantie en is elke vorm van aansprakelijkheid van AUMA uitgesloten. Het is mogelijk dat de afbeelding van de onderdelen afwijkt van de geleverde onderdelen. Nr. 001.0 002.0
Omschrijving Behuizing Lagerflens
Soort Nr. Bouwgroep 553.0 Bouwgroep 554.0
003.0 005.0 005.1 005.3
Holle as met wormwiel Ingaande as Motorkoppeling ingaande as Tandwiel handbediening (compl.)
Bouwgroep 556.0 Bouwgroep 556.1 557.0 558.0
009.0
Planetair stelsel (kant handwiel)
Bouwgroep 559.0-1
017.0
Draaimomentvinger (compl.)
Bouwgroep 559.0-2
018.0
Tandwielsegment
560.0-1
019.0
Kroonwiel
560.0-2
022.0
Aandrijftandwiel voor draaimomentmechanisme Tandwiel wegschakelmechanisme Tandwiel voor wegschakelmechanisme Fixeerplaat
023.0 024.0 025.0 058.0 070.0 079.0
Bouwgroep 560.1 Bouwgroep 560.2 Bouwgroep 566.0 Bouwgroep 566.1 Bouwgroep 566.2 Bouwgroep 566.3 Bouwgroep 567.1
155.0 500.0 501.0 502.0
Aardkabel (stift) Motor (VD motor incl. nr. 079.0) Planetair stelsel aan de kant van de motor (SA/SAR 07.2 – 16.2 bij VD-motor) Tandwielkastje Deksel voor schakelruimte Rondstekker female (compl.) Rondstekker male zonder stiften
503.0 504.0
Stekkerbus voor besturing Stekkerbus voor motor
Bouwgroep 575.1 Bouwgroep 583.0
505.0 506.0 507.0 511.0 514.0 514.1 516.0 535.1 539.0 542.0 549.0 549.1
Stekkerstift voor besturing Stekkerstift voor motor Stekkerdeksel Beschermdop Aandrijfvorm A (zonder draadbus) Axiaalnaaldlager Aandrijfvorm D Borgring Schroefplug Handwiel met hendel Aandrijfvorm B1/B3/ B4/C Busje voor aandrijfvorm B1/B3/B4/C
Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep
62
Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep
Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep
568.1 568.2 568.3 574.1
583.1 584.0 S1 S2
Omschrijving Mechanische standaanwijzing Rondstekker female met motorkabelboom Potentiometer voor standmelder Potentiometer zonder slipkoppeling Verwarmingselement Signaalgever inclusief stiften (zonder impulsschijf en isoleerplaat) Meld- en stuureenheid met meetkoppen voor draaimomentmechanisme en schakelaars Meld- en stuureenheid met magnetische weg- en draaimomentsensor (MWG) t.b.v. non-intrusive uitvoering in combinatie met geïntegreerde besturingseenheid AUMATIC Pakket schakelaars voor de richting OPEN Pakket schakelaars voor de richting CLOSED Weg-/draaimomentschakelaar Schakelaarscassette Standmelder RWG Potentiometer voor RWG zonder slipkoppeling Printplaat RWG Kabelboompje voor RWG Slipkoppeling voor potentiometer/RWG
Beschermbuis (zonder beschermkap) Beschermkap voor beschermbuis O-ring Radiaaldichtring aandrijfvorm A voor ISO-flens Draadbus A Motorkoppeling aan de kant van de motor Stift voor motorkoppeling Borgveer voor motorkoppeling Set O-ringen, klein Set O-ringen, groot
Soort Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep
Bouwgroep
Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep
Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep
Bouwgroep
Bouwgroep Set Set
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 14.2
Onderdelenlijst
Besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1
63
Onderdelenlijst
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Informatie: Bij iedere bestelling van onderdelen a.u.b. het type apparaat en ons commissienummer vermelden (zie typeplaatje). Er mogen uitsluitend originele AUMA onderdelen gebruikt worden. Bij toepassing van andere fabrikaten vervalt de garantie en is elke vorm van aansprakelijkheid van AUMA uitgesloten. Het is mogelijk dat de afbeelding van de onderdelen afwijkt van de geleverde onderdelen. Nr. 001.0 002.0 002.5 003.0 003.1 003.2 004.0 006.0 006.1 006.2 008.0 008.1 008.2 009.0 013.0 500.0 501.0 502.0 503.0 504.0 505.0 506.0 507.0 508.0 509.1 S
64
Omschrijving Behuizing Lokale bediening Keuzeschakelaar Printplaat lokale bediening Primaire zekering Beschermdeksel zekering Houder Voedingsprintplaat met montageplaat Secundaire zekering F3 Secundaire zekering F4 Interface-printplaat Interface-printplaat Interface-afdekplaat Logica-printplaat Montageplaat Deksel Rondstekker female (compl.) Rondstekker male zonder stiften Stekkerbus voor besturing Stekkerbus voor motor Stekkerstift voor besturing Stekkerstift voor motor Stekkerdeksel Motorsturing Hangslot Set O-ringen
Soort Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep
Bouwgroep
Bouwgroep
Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Bouwgroep Set
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
15.
Certificaten
15.1
Inbouwverklaring en EG-verklaring van overeenstemming
Certificaten
65
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
66
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
67
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1
Trefwoordenregister
Trefwoordenregister A Aandrijfvorm A Aandrijfvormen B, B1, B2, B3, B4 en E Aansluitkabel Aansluitschema Aansturing Afnameprotocol Afstelling positioner Afvoeren Analoge meldingen B Bediening Beschermbuis spindel van de afsluiter Beschermdeksel Beschermingsklasse Beveiliging door de klant te verzorgen Beveiliging tegen kortsluiting C Commissienummer Corrosiebescherming D DUO-wegschakelmechanisme Dode tijd Dode zone Double Sealed Draadbus Draaimomentafhankelijk afschakelen Draaimomentfout melding in/ uitschakelen Draaimomentmechanisme Draairichting Dwarsdoorsneden aansluitkabels E EG-verklaring van overeenstemming EMC EMERGENCY-stuursignaal Elektrische aansluiting Elektronische standmelder Externe aansluiting voor aarding F Frequentie
68
12 11 21 17 9 9 45 55 29 24 15 22 60 17 17 9 10 , 60 33 48 48 23 13 41 43 31 35 18
65 17 48 17 37 23
18
G Gebruik Gedrag bij signaalverlies Gevoeligheid positioner H Handmatige bediening Handwiel Het op afstand bedienen van de aandrijving I Identificatie Inbedrijfname Inbedrijfname – besturing Inbouwverklaring Indicatie aandrijving in bedrijf Indicatie aandrijving in bedrijf in-/ uitschakelen Indicaties Ingangsbereiken K Kabelset Kwalificatie van personeel
5 44 48 24 11 25 , 25
8 5 40 65 27 , 27 42 27 43 21 5
L Laagtemperatuuruitvoering Lokale bediening
30 24 , 24
M Mechanische standaanwijzing Meldingen Meldingen (analoog) Montage Motorbedrijf Motorverwarming
27 , 38 29 29 11 24 20
N Netaansluiting Nominale waarde Normen O Omgevingstemperatuur Onderdelenlijst Onderhoud Opslag Overneemfunctie instellen P PTC-tripping device Parkeerstekker Positioner Potentiometer Proefdraaien Pulssturing instellen
18 43 5 60 61 5 , 54 , 55 10 41 37 22 43 37 35 41
SA 07.2 – SA 16.2/SAR 07.2 – SAR 16.2 AM 01.1/AM 02.1 R RWG Recycling Reparatie Richtlijnen S Schakelaar controleren Schakelschema Schijfje mechanische standaanwijzing Service Signaalgever in-/uitschakelen Signaallampen Signaalverlies Smering Soort signaal Spindel van de afsluiter Standaanwijzing Standmelder RWG Stroomsoort Stroomverbruik Support T Technische gegevens Technische gegevens schakelaars Toebehoren (elektrische aansluiting) Toebehoren montage Toepassingsgebied Toepassingsvoorwaarden Transport Tussenstanden Tussenstuk Type en bouwgrootte Typeplaatje V Veiligheidsinstructies Veiligheidsinstructies/waarschuwingen Veiligheidsmaatregelen Verhelpen van storingen Verpakking Verzamelstoringsmelding Voedingsspanning Voorverwarmingstijd W Wandbeugel Wegafhankelijk afschakelen Wegschakelmechanisme Werkelijke waarde Wijze van afschakelen instellen
Trefwoordenregister
37 55 54 5 51 9 , 17 27 , 38 54 42 27 44 55 43 15 38 37 18 17 54 56 57 21 15 5, 6 60 10 33 23 8 8 , 18 5 5 5 51 10 27 , 29 17 , 18 30 21 40 32 , 36 43 40
69
AUMA - wereldwijd
Europa AUMA Riester GmbH & Co. KG Plant Müllheim DE 79373 Müllheim Tel +49 7631 809 - 0 Fax +49 7631 809 - 1250 [email protected] www.auma.com Plant Ostfildern - Nellingen DE 73747 Ostfildern Tel +49 711 34803 - 0 Fax +49 711 34803 - 3034 [email protected] Service-Center Köln DE 50858 Köln Tel +49 2234 2037 - 900 Fax +49 2234 2037 - 9099 [email protected]
AUMA ACTUATORS Ltd. UK Clevedon, North Somerset BS21 6TH Tel +44 1275 871141 Fax +44 1275 875492 [email protected] www.auma.co.uk AUMA ITALIANA S.r.l. a socio unico IT 20023 Cerro Maggiore (MI) Tel +39 0331 51351 Fax +39 0331 517606 [email protected] www.auma.it AUMA BENELUX B.V. NL 2314 XT Leiden Tel +31 71 581 40 40 Fax +31 71 581 40 49 [email protected] www.auma.nl
Auma Endüstri Kontrol Sistemleri Limited Şirketi TR 06810 Ankara Tel+90 312 217 32 88 Fax+90 312 217 33 88 [email protected] www.megaendustri.com.tr AUMA Technology Аutomations Ltd. UA 02099 Kiyiv Tel+38 044 586-53-03 Fax+38 044 586-53-03 [email protected]
Afrika AUMA South Africa (Pty) Ltd. ZA 1560 Springs Tel +27 11 3632880 Fax +27 11 8185248 [email protected]
AUMA Polska Sp. z o.o. PL 41-219 Sosnowiec Tel +48 32 783 52 00 Fax +48 32 783 52 08 [email protected] www.auma.com.pl
A.T.E.C. EG- Cairo Tel +20 2 23599680 - 23590861 Fax +20 2 23586621 [email protected]
Service-Center Bayern DE 85386 Eching Tel +49 81 65 9017- 0 Fax +49 81 65 9017- 2018 [email protected]
OOO Priwody AUMA RU 124365 Moscow a/ya 11 Tel +7 495 221 64 28 Fax +7 495 221 64 38 [email protected] www.auma.ru
CMR Contrôle Maintenance Régulation TN 1002 Tunis Tel +216 71 903 577 Fax +216 71 903 575 [email protected] www.cmr-tunisie.net
AUMA Armaturenantriebe GmbH AT 2512 Tribuswinkel Tel +43 2252 82540 Fax +43 2252 8254050 [email protected] www.auma.at
ERICHS ARMATUR AB SE 20039 Malmö Tel +46 40 311550 Fax +46 40 945515 [email protected] www.erichsarmatur.se
MANZ INCORPORATED LTD. NG Port Harcourt Tel +234-84-462741 Fax +234-84-462741 [email protected] www.manzincorporated.com
AUMA (Schweiz) AG CH 8965 Berikon Tel +41 566 400945 Fax +41 566 400948 [email protected]
GRØNBECH & SØNNER A/S DK 2450 København SV Tel+45 33 26 63 00 Fax+45 33 26 63 21 [email protected] www.g-s.dk
Amerika
AUMA Servopohony spol. s.r.o. CZ 250 01 Brandýs n.L.-St.Boleslav Tel +420 326 396 993 Fax +420 326 303 251 [email protected] www.auma.cz
IBEROPLAN S.A. ES 28027 Madrid Tel+34 91 3717130 Fax+34 91 7427126 [email protected]
Service-Center Magdeburg DE 39167 Niederndodeleben Tel +49 39204 759 - 0 Fax +49 39204 759 - 9429 [email protected]
OY AUMATOR AB FI 02230 Espoo Tel +358 9 5840 22 Fax +358 9 5840 2300 [email protected] www.aumator.fi AUMA France S.A.R.L. FR 95157 Taverny Cedex Tel +33 1 39327272 Fax +33 1 39321755 [email protected] www.auma.fr
70
D. G. Bellos & Co. O.E. GR 13671 Acharnai Athens Tel+30 210 2409485 Fax+30 210 2409486 [email protected]
AUMA ACTUATORS INC. US PA 15317 Canonsburg Tel +1 724-743-AUMA (2862) Fax +1 724-743-4711 [email protected] www.auma-usa.com AUMA Argentina Representative Office AR 1609 Boulogne Tel/Fax +54 232 246 2283 [email protected] AUMA Automação do Brasil Ltda. BR São Paulo Tel +55 11 8114-6463 [email protected]
SIGURD SØRUM AS NO 1300 Sandvika Tel+47 67572600 Fax+47 67572610 [email protected]
AUMA Chile Representative Office CL 9500414 Buin Tel +56 2 821 4108 Fax +56 2 281 9252 [email protected]
INDUSTRA PT 2710-297 Sintra Tel+351 2 1910 95 00 Fax+351 2 1910 95 99 [email protected]
TROY-ONTOR Inc. CA L4N 8X1 Barrie Ontario Tel +1 705 721-8246 Fax +1 705 721-5851 [email protected]
AUMA - wereldwijd
Ferrostaal de Colombia Ltda. CO Bogotá D.C. Tel +57 1 401 1300 Fax+57 1 416 5489 [email protected] www.ferrostaal.com PROCONTIC Procesos y Control Automático EC Quito Tel +593 2 292 0431 Fax +593 2 292 2343 [email protected] Corsusa International S.A.C. PE Miraflores - Lima Tel +511444-1200 / 0044 / 2321 Fax +511444-3664 [email protected] www.corsusa.com PASSCO Inc. PR 00936-4153 San Juan Tel +18 09 78 77 20 87 85 Fax +18 09 78 77 31 72 77 [email protected]
AUMA Actuators Middle East W.L.L. AE 15268 Salmabad 704 Tel +973 17877377 Fax +973 17877355 [email protected] PERFECT CONTROLS Ltd. HK Tsuen Wan, Kowloon Tel +852 2493 7726 Fax +852 2416 3763 [email protected] DW Controls Co., Ltd. KR 153-702 Seoul Tel +82 2 2624 3400 Fax +82 2 2624 3401 [email protected] www.actuatorbank.com Sunny Valves and Intertrade Corp. Ltd. TH 10120 Yannawa Bangkok Tel +66 2 2400656 Fax +66 2 2401095 [email protected] www.sunnyvalves.co.th/
Suplibarca VE Maracaibo Estado, Zulia Tel +58 261 7 555 667 Fax +58 261 7 532 259 [email protected]
Top Advance Enterprises Ltd. TW Jhonghe City Taipei Hsien (235) Tel +886 2 2225 1718 Fax +886 2 8228 1975 [email protected] www.auma-taiwan.com.tw
Azië
Australië
AUMA Actuators (Tianjin) Co., Ltd. CN 300457 Tianjin Tel +86 22 6625 1310 Fax +86 22 6625 1320 [email protected] www.auma-china.com
BARRON GJM Pty. Ltd. AU NSW 1570 Artarmon Tel +61 294361088 Fax +61 294393413 [email protected] www.barron.com.au
AUMA INDIA PRIVATE LIMITED IN 560 058 Bangalore Tel +91 80 2839 4656 Fax +91 80 2839 2809 [email protected] www.auma.co.in AUMA JAPAN Co., Ltd. JP 211–0016 Nakaharaku, Kawasaki-shi Kanagawa Tel +81 44 863 8371 Fax +81 44 863 8372 [email protected] www.auma.co.jp AUMA ACTUATORS (Singapore) Pte Ltd. SG 569551 Singapore Tel +65 6 4818750 Fax +65 6 4818269 [email protected] www.auma.com.sg
71
AUMA Riester GmbH & Co. KG P.O.Box 1362 D 79373 Muellheim Tel +49 7631 809 - 0 Fax +49 7631 809 - 1250 [email protected] www.auma.com
Contactpersonen in uw omgeving: AUMA BENELUX B.V. NL 2314 XT Leiden Tel +31 71 581 40 40 Fax +31 71 581 40 49 [email protected] www.auma.nl
Y004.903/039/nl/4.12
Gedetailleerde informatie over de AUMA producten vindt u op internet op onze website: www.auma.com