UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT DIERGENEESKUNDE
Academiejaar 2008-2009
ALTERNATIEVE PIJNBESTRIJDING BIJ DE HOND door Eveline CLEENDERS
Promotor: Prof. Dr. Ingeborgh Polis
Studieproject in het kader van de Masterproef
Woord vooraf Graag wil ik mijn promotor Prof. Dr. Ingeborgh Polis bedanken voor de vlotte samenwerking. Dankzij een goede communicatie en duidelijke aanwijzingen kon ik een goede structuur geven aan de tekst. De stipte verbeteringen maakten het voor mij gemakkelijk om een planning op te stellen. Daarnaast kon ik ook altijd bij haar terecht voor vragen en feedback maar ook met suggesties. Samenwerken met een enthousiaste promotor is dan ook een heel positieve ervaring die het vele werk een stuk aangenamer maakt.
Tenslotte wil ik mijn moeder Anny Blommen nog bedanken voor de tijd die ze heeft gespendeerd in het nalezen van het gehele werk. Dankzij haar inbreng zijn de laatste spellingsfouten eruit gehaald en zijn nog enkele zinnen aangepast zodat de inhoud verstaanbaarder is voor een breder publiek.
Inhoudsopgave Samenvatting……………………………………………………………………………………...………….1 1.
Inleiding…………………………………………………………………………………………… ………….2
2.
Belang van pijnmanagement………………………………………………………………………………..3
3.
Acupunctuur……………………………………………………………..……………………….. ………….3
3.1.
Inleiding…………………………………………...………………………………………………. ………….3
3.2.
Wat is acupunctuur?…………………………………………….………………………………. ………….4
3.2.1.
Acupunctuurpunten ……………………………………………………………………………... ………….4
3.2.2.
Het werkingsmechanisme.….............................................................................................. ………….4
3.2.3.
Technieken ………………………………………………………………...…………………….. ………….5
3.3.
Toepassingen..................................................................................................................... ………….5
3.3.1.
Wanneer……………………….………………………………………………………………….. ………….5
3.3.2.
Hoe ……………………………………………………………………………………………….. ………….7
3.3.3.
Nazorg ………………………………………………………...………………………………….. ………….7
3.4.
Contra-indicaties ……………………...…………………………………………………………. ………….7
3.5.
Conclusie ………………………………………………………………………………………………….....8
4.
Fysiotherapie……………………………………………………………………………………...........…....8
4.1.
Inleiding……………………………………………………………………………………………………….8
4.2.
Massage ………………………………………………………………………………………….. ………….9
4.3.
Bewegingsoefeningen ……………..…………………………………………………………… ………..10
4.4.
Cryotherapie ………………………………..……………………………………………………. ………..10
4.5.
Warmte therapie…………………………………………………………………………………………….11
4.5.1.
Oppervlakkige warmte……………………………………………………………………………………..11
4.5.2.
Diepe warmte: therapeutische ultrasound (US)…………………………………………….…………...11
4.6.
Laser…………………………………………………………………………………………………………12
4.7.
Transcutane elektrische zenuw stimulatie (TENS)…………………..………………………...............12
4.8.
Neuromusculaire elektrische stimulatie (NMES)………………………………………………………..13
4.9.
Extracorporale shock wave therapie (ESWT)…………………………………………………………...14
4.10.
Conclusie…………………………………………………………………………………………………….14
5.
Besluit………………………………………………………………………………………………………..14
6.
Literatuurlijst…………………………………………………………………………………………………15
De auteur geeft de toelating deze studie voor consultatie beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van deze studie. Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze literatuurstudie berust bij de promotor(en). Het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren, blijft daarbij gevrijwaard. De auteur en de promotor(en) zijn niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie geciteerd en beschreven zijn.
Samenvatting Pijnbestrijding is van groot belang in de diergeneeskunde. Niet enkel omwille van het ongemak voor het dier, maar ook omdat pijn een fysiologische stress respons uitlokt die onder andere voor een slechte heling zorgt. Meestal wordt farmacologische analgesie voorgeschreven, maar soms is dit tegenaangewezen of onvoldoende en moet men op zoek naar alternatieven. In deze literatuurstudie worden twee grote groepen van alternatieve pijnbestrijding aangehaald, namelijk acupunctuur en fysiotherapie. Als eerste komt acupunctuur aan bod, een eeuwenoude pijnverlichtende techniek die weinig neveneffecten heeft. Acupunctuur kent een brede waaier van toepassingen gaande van een alternatief voor operatie of langdurige medicatie, herstellen van de eetlust bij kankerpatiënten tot optimaliseren van prestaties van sport en showdieren. Daarnaast kan het gebruikt worden voor verschillende musculoskeletale en neurologische aandoeningen, als hulp bij distocie of reanimatie, in de peri-operatieve periode en voor geriatrische en sportgerelateerde aandoeningen. Meerdere behandelingen zijn nodig om een beeld te krijgen van de effectiviteit. Tussen twee behandelingen door kunnen de eigenaars zelf bepaalde acupunten manueel stimuleren om de duur van de gunstige effecten te verlengen. Men moet toch rekening houden met bepaalde tegenindicaties zoals het gebruik bij drachtige dieren en vlak voor een sportwedstrijd maar elke acupunctuur techniek kent ook zijn specifieke tegenindicaties. Het tweede alternatief is de fysiotherapie. Dit is een verzameling van verschillende technieken die als algemeen doel heeft bewegingsstoornissen te verhelpen en de gezondheid te optimaliseren. Massage zorgt voor relaxatie waardoor de pijn wordt verlicht. De verschillende bewegingsoefeningen kunnen pijn op een directe als indirecte manier aanpakken. Koude en warmte therapie zijn dan weer ideaal om pijn die samen gaat met een ontstekingsreactie in te dijken. Ook laser therapie vermindert inflammatie en bevordert de heling. Tot slot zijn er nog twee vormen van elektrische stimulatie, namelijk transcutane elektrische zenuw stimulatie (TENS) en neuromusculaire elektrische stimulatie (NMES). TENS zorgt voornamelijk voor een lokale anesthesie, terwijl NMES een versterking van spieren beoogt. Elk van deze modaliteiten heeft zijn eigen indicaties en tegenindicaties. En na een grondige evaluatie van de aandoening van de hond kan een of meerdere van deze modaliteiten aangeraden worden aan geïnteresseerde eigenaars.
1. Inleiding Wanneer onze trouwe viervoeter pijn lijdt kan dit verschillende oorzaken hebben. Naast trauma of een operatie kunnen ook neurologische, orthopedische of leeftijdsgerelateerde aandoeningen aan de basis liggen. Naargelang de oorzaak zal de dierenarts de gepaste medicatie voorschrijven. Maar wat moet er gebeuren als deze farmacologische aanpak onvoldoende blijkt te werken of om medische redenen gewoon niet mogelijk is? En wat als de eigenaar een langdurig gebruik van geneesmiddelen niet ziet zitten of een operatie te duur vindt? Bestaan er dan alternatieven voor de pijnbestrijding van de hond en zijn zij voor elke aandoening geschikt? Op deze vragen wordt getracht een antwoord te geven in de volgende literatuurstudie. Hierbij wordt vooreerst nog eens kort de nadruk gelegd op het belang van een goede pijnbestrijding. Daarna wordt er dieper ingegaan op twee grote groepen van alternatieve pijnbestrijding die ook bij de mens hun nut al bewezen hebben. Als eerste komt acupunctuur aan bod. Daarna worden de verschillende therapieën besproken die gebundeld worden onder het begrip fysiotherapie. Voor elk van deze modaliteiten worden de indicaties en tegenindicaties aangehaald zodat een duidelijker beeld wordt geschept over welke patiënten in aanmerking kunnen komen voor deze alternatieve therapieën en welke helemaal niet geschikt zijn.
2
2. Belang van pijnmanagement Bij de meeste veterinaire patiënten kan pijn succesvol behandeld worden met geneesmiddelen en andere technieken die momenteel beschikbaar zijn. Pijn kan bij de patiënt schadelijke effecten induceren en daarom is het heel belangrijk om deze pijn te herkennen en ze te behandelen (Gaynor S., 2000). Herkennen van pijn bij dieren is vaak een moeilijke opdracht. Nochtans is het hoogst waarschijnlijk dat dieren even frequent en even erg als mensen last hebben van pijn door musculoskeletale aandoeningen. Maar voor verschillende redenen is het niet interessant zowel voor prooidieren als jagers om te tonen dat ze pijn hebben en dus kwetsbaar zijn. Ze zullen zelfs vaak spelen en werken ondanks de pijn. De herkenning van pijn bij dieren hangt dan ook vooral af van observatie van veranderingen in hun gedrag en de juiste interpretatie ervan (Scott S., 2001). Pijn veroorzaakt in het lichaam een fysiologische stress respons. Deze respons houdt onder andere een verhoging in van corticotropine, cortisol, antidiuretisch hormoon, cathecholamines, aldosteron, renine, angiotensine II en glucose samen met afname van insuline en testosteron. Als gevolg van deze veranderingen kan een algemene katabolische toestand ontstaan met afbraak van spiereiwitten en lipolyse. Daarnaast wordt ook een retentie van water en natrium en excretie van kalium waargenomen. Een verlengde stress respons heeft dan weer een nadelig effect op heling, alsook op het cardiovasculair en respiratoir systeem. Nog andere veranderingen vinden plaats in de water en elektrolyten homeostase, darm motiliteit en viscerale doorbloeding (Gaynor S., 2000). Een aangepaste analgesie zorgt ervoor dat de stress respons en de potentiële ongunstige gevolgen voor de patiënt beperkt blijven. De huidige beschikbare farmacologische modaliteiten zijn hierin een belangrijke component, maar er zijn soms tegenindicaties voor hun gebruik in bepaalde situaties. Daarom kan het nuttig zijn alternatieve mogelijkheden voor pijnbestrijding onder de loep te nemen (Gaynor S., 2000).
3. Acupunctuur 3.1. Inleiding Acupunctuur (AP) is een pijnverlichtende techniek die weinig of geen neveneffecten kent. Hoewel het niet voor elke vorm van pijn kan gebruikt worden, kent het toch zeker zijn successen als enige aanpak van bepaalde soorten pijn of als aanvulling van andere analgesietechnieken. Acupunctuur wordt al meer dan 2000 jaar gebruikt voor de bestijding van pijn en de behandeling van een gevarieerd aantal aandoeningen zoals geriatrische en sportgerelateerde ziekten. Er zijn 361 acupunctuur punten, met verschillende functies, gelokaliseerd doorheen het lichaam op meridianen. Meridianen zijn de energetische kanalen die al de punten verbinden. Door deze punten te stimuleren, tracht men een fysiologische respons in het lichaam uit te lokken. In bepaalde omstandigheden moet men echter specifieke voorzorgsmaatregelingen nemen, zoals bij het behandelen van een verzwakt of zwanger dier (Gaynor S., 2000; Xie H. en OrtizUmpierre C. 2006). Acupunctuur vindt zijn oorsprong in China, waar de punten werden geclassificeerd en de meridianen en de wetten van de acupunctuur werden vastgelegd. De term acupunctuur komt van het Latijnse woord “acus”, wat naald betekent, en "pungare", wat steken/prikken betekent. Het basisprincipe van acupunctuur is om het lichaam terug in een staat van evenwicht te brengen. Volgens de traditionele Chinese geneeskunde bestaat Yin uit het parasympathisch zenuwstelsel en endorfines, en Yang uit het sympatisch zenuwstelsel en epinephrine. Wanneer om eender welke reden onevenwicht ontstaat tussen Yin en Yang wordt het
3
individu ziek. Dit is in tegenstelling met de westerse kijk op ziekte, die zich focust op specifieke pathologieën (Haltrecht H., 1999). Volgens de wet mag enkel een dierenarts dieren behandelen met acupunctuur, alsook fysiotherapeuten die werken onder veterinair toezicht (Scott S., 2001). 3.2. Wat is acupunctuur? 3.2.1. Acupunctuurpunten (Figuur 1) In de diergeneeskunde kan men gebruik maken van twee types van AP punten, namelijk punten getransponeerd van humane lokalisaties en pijn punten (‘trigger points’ of ‘Ahshi punten’). De eerste soort punten kent enkele moeilijkheden omwille van het verschillend aantal wervels bij de verschillende diersoorten. Daarnaast vormt de staart, als hij aanwezig is, een extra plaats voor acupunctuurpunten. (Chan W.W. et al, 2001; Robinson N.G., 2007). In tegenstelling met deze getransponeerde punten hebben
pijnpunten
geen
definitieve
positie.
Meestal verschijnen ze vlak naast laesies, maar soms kunnen ze er vrij ver vanaf gelegen zijn. Stimulatie van de pijnpunten lokt een respons uit die afhankelijk is van de patiënt en de ernst van de laesies. Men moet er dus rekening mee houden dat de respons op de stimulatie van het pijnpunt niet altijd overeenkomt met de ernst van de laesies. Normaal gezien ontstaat er bij erge diepe pijn spiercontracties over een groot gebied,
Figuur 1: acupunctuurpunten die ook voor
terwijl oppervlakkige pijn eerder een milde lokale
acupressuur kunnen gebruikt worden.
spiercontractie uitlokt (Chan W.W. et al, 2001).
http://www.luckydoghealth.com/dogacupressurechart.htm
3.2.2. Het werkingsmechanisme Het doel van acupunctuur is het herstel van de harmonieuze balans van het lichaam door fysiologische effecten uit te lokken. Hoe dit precies in zijn werk gaat valt buiten het kader van dit studieproject, maar men kan stellen dat waarschijnlijk een combinatie van verschillende mechanismen verantwoordelijk is. Zo heeft acupunctuur invloed op onder andere het neuro-endocrien systeem, de T-cel lymfocyten en de bloeddrukreceptoren (Haltrecht H., 1999; Chan W.W. et al, 2001; Xie H. en Ortiz-Umpierre C. 2006). Een belangrijke eigenschap van het werkingsmechanisme van acupunctuur is de “dual-direction” regulatie. Wanneer een acupunt wordt gestimuleerd, zal de geïnduceerde fysiologische respons zich aanpassen aan de nood van het lichaam op dat moment. Een voorbeeld hiervan zijn de punten BL-21 en GV-1 die gebruikt worden bij dieren die geconstipeerd zijn, alsook bij dieren die last hebben van diarree. Dit maakt acupunctuur veel veiliger vergeleken met andere therapeutische modaliteiten (Xie H. en Ortiz-Umpierre C. 2006).
4
3.2.3. Technieken De meest gebruikte technieken zijn de droge naald technieken die invasieve methoden omvat zoals huidpenetratie met een acupunctuur naald (figuur 2) en manuele stimulatie van de naalden, electro-acupunctuur en chronische intradermale naald insertie. Wanneer geneesmiddelen geïnjecteerd worden in de acupunten spreekt men over natte naald acupunctuur of aquapunctuur. Niet invasieve methoden tenslotte omvatten
Figuur 2: hoge kwaliteit SEIRIN B-type
acupressuur (digitale stimulatie van acupunten), transcutane
acupunctuur naalden.
elektrische stimulatie (zie verder), moxibustion (het
http://www.3b-acupuncture.co.uk/en/02.html
aanbrengen van een brandende sigaar, bestaande uit speciale kruiden, vlak boven het acupunt) en aanbrengen van variaties van stimulerende patches en pellets (Xie H. en Ortiz-Umpierre C. 2006; Skarda R.T. en Glowaski M., 2007).
3.3. Toepassingen 3.3.1. Wanneer Er zijn verschillende scenario’s waarbij acupunctuur overwogen kan worden: operatie is te duur, de anesthesie vormt een hoog risico, de eigenaar verkiest een alternatieve therapie boven het langdurig gebruik van medicatie of medicamenteuze behandeling is niet mogelijk (omwille van neveneffecten (diarree, braken) of omwille van nier of lever insufficiëntie). Voordelen van veterinaire AP gaan van maximalisering van prestatie bij sport of showdieren tot herstelling van de eetlust bij kankerpatiënten. Pijn is ongetwijfeld de meest voorkomende reden voor veterinaire AP, waardoor het geschikt is voor een hele reeks aandoeningen (Haltrecht H. 1999; Robinson N.G., 2007): -Musculoskeletale aandoeningen die in het algemeen goed reageren op acupunctuur zijn osteo-artritis in de meeste gewrichten, heupdysplasie (Jaeger G.T. et al; 2006) en immuungemedieerde gewrichtsziekten zoals rheumatoïde artritis, mandibulaire myositis en chronische Lyme disease. Er zijn veel en ingewikkelde oorzaken van caniene paralyse, sommige gevallen (vertebrale tumor, fracturen, ernstige genetische stoornissen en parasitaire infecties) reageren niet op AP therapie. Daarom moet de praktiserende dierenarts de oorzaak van de verlamming of zwakte bepalen voordat AP geprobeerd wordt (Haltrecht H. 1999; Chan W.W. et al, 2001). -Neurologische stoornissen die reageren op acupunctuur zijn onder andere idiopathische epilepsie (Panzer R.B. en Chrisman C.L., 1994) (bij die gevallen die niet goed konden gecontroleerd worden met medicatie, of om de noodzakelijke dosis om de aanvallen te controleren te doen afnemen), perifere neuropathie, neurogene ziekten, idiopathische facialis paralyse (figuur 3), bepaalde ruggenmerg kwetsuren met secundaire parese of paralyse (Wong A.M.K. et al 2003), thoracolumbale en cervicale intervertebrale schijf ziekte (Janssens L.A., 1992; Hayashi A. M. et al, 2007), zenuw beschadiging na het plaatsen van een heupprothese en bepaalde gevallen van urinaire en fecale incontinentie (Haltrecht H., 1999; Robinson N.G. 2007). Figuur 3: Een hond ondergaat hier acupunctuur therapie voor faciale spasmen in de veterinaire kliniek in noord China’s Tianjin Minicipality. http://www.arkanimals.com/2008/08/26/unusual-animal-careers-dogacupuncturist/ (REUTERS/Vincent Du)
5
-Dystocie: wanneer de partus niet verloopt zoals normaal, kan dystocie een levensbedreigende situatie zijn. Chirurgie is dan de eerste overweging om de patiënt te redden, maar als dit niet mogelijk is kan AP geprobeerd worden om de bevalling te ondersteunen. Het bevordert de relaxatie van de bekken ligamenten, de dilatatie van de cervix en het zorgt voor een betere coördinatie en het sterker worden van de uterine contracties (Chan W.W. et al, 2001). -Reanimatie: Men kan gebruik maken van het reanimatie punt (figuur 4), het Governor vessel 26 punt (GV 26) ook wel Jen Chung of Renzhong genoemd, dat zich bevindt in de middellijn van het nasale filtrum, op een derde van de lijn van de neus tot de rand van de bovenlip en in het centrum van de horizontale lijn die samenkomt met de onderste rand van de nares. GV 26 kent vele klinische toepassingen waarvan de best gekende het gebruik is in spoedgevallen (coma, shock, apnea,
Figuur 4: het reanimatie punt
anesthetische spoedgevallen, verdrinking, etc.) door de stimulatie
http://www.luckydoghealth.
van het respiratoire hersencentrum en de cardiovasculaire functie
com/dogacupressurechart.htm
(Skarda R.T. en Glowaski M., 2007; Meyer R.E., 2007). Volgens Janssens L.A.A. et al (1979) kan stimulatie van GV-26 90-100% van simpele apneu-gevallen reanimeren binnen 10-30 seconden en 40-50% met hartstilstand wanneer 5-10 minuten gestimuleerd. Daarnaast heeft acupunctuur volgens Rogers P.A.M. en Skarda R. (1999) ook een sedatief effect op convulsies bij dieren met hypovolemische hypotensie omdat stimulatie van GV-26 de bloeddruk verhoogt doordat de cardiac output en hersenperfusie wordt versterkt (Chan W.W. et al, 2001). -Geriatrische aandoeningen: Oudere dieren hebben last van een verschillend aantal aandoeningen die kunnen behandeld worden met acupunctuur waaronder gegeneraliseerde pijn, artritis en andere chronische ziekten die hun activiteit en levenskwaliteit hinderen. Wanneer deze dieren te zwak zijn voor conventionele therapie is AP een veilig een effectief alternatief (Xie H. en Ortiz-Umpierre C. 2006). -Sportgerelateerde aandoeningen: heel actieve dieren kunnen last hebben van chronische pijn en artritis, alsook kwetsuren aan de pezen, ligamenten, gewrichten, spieren en beenderen. AP kan deze aandoeningen behandelen door de pijn te verzachten en de genezing te bevorderen door de bloedvloei te verhogen in de aangetaste gebieden (Xie H. en Ortiz-Umpierre C. 2006). -Peri-operatieve periode: tijdens een operatie kan AP de hoeveelheid noodzakelijke anesthesie doen dalen. Bij afloop van de ingreep helpt AP dan weer om de patiënt wat comfortabeler te laten wakker worden. Het feit dat de patiënt nog slaapt maakt het wat makkelijker om de naalden te plaatsen en elektrische stimulatie toe te passen. Hoewel elektrische stimulatie niet noodzakelijk is, zorgt het voor een betere analgesie die misschien uren tot dagen kan duren afhankelijk van het individu en de ingreep. Postoperatief kan AP ook herstel van de circulatie en eliminatie van oedeem verbeteren en zo het herstel te bespoedigen (Gaynor S., 2000; Robinson N.G., 2007; White P.F., 2007). -Andere: herstellen van de gastro-intestinale motiliteit (Dill S.G., 1992) en de eetlust, astma en verbetering van de levenskwaliteit in de oncologie zodat de dieren in staat zijn hun behandeling te voltooien. Wanneer hij aanwezig is, biedt de staart een bijkomende neuroanatomische stimulatie plaats met verschillende toepassingen. Zo vormt het een handige maatstaf van de zenuwfunctie in de meest caudale wervelkolomsegmenten. Daarnaast kan het ook gebruikt worden voor de behandeling van fecale incontinentie. Acupressuur 3 maal per dag op de stip van de staart voor 5 dagen kan vaak de tonus van de anaalsfincter versterken en een deel van zijn vrijwillige functie herstellen. Vaak wordt nog voor AP gekozen als laatste redmiddel voordat wordt overgegaan tot euthanasie (Robinson N.G., 2007).
6
3.3.2. Hoe Voor chronische problemen raadt Haltrecht H. (1999) het volgende protocol aan: eenmaal per week een behandeling over een periode van 4 tot 8 weken. Wanneer de aandoening onder controle lijkt, kan men afbouwen naar een interval van 2 weken. Vervolgens kan het interval verlengd worden totdat men het punt bereikt van elke 3 of 6 maand een behandeling (ook afhankelijk van de tijd van het jaar, vnl. periodes van extreme koude of warmte). Een sessie duurt ongeveer 15 minuten eenmaal de naalden aangebracht zijn. Sederen is zelden nodig om de behandeling te vergemakkelijken. Elektrische stimulatie zou minstens 18 tot 20 minuten moeten duren voor een goede analgesie. Het is veel voorkomend dat een geanestheseerde patiënt zijn hartfrequentie zakt tijdens de behandeling, waarschijnlijk een indicatie van centrale endorfine afgifte (Gaynor S., 2000). Het is belangrijk voor de eigenaars om te begrijpen dat misschien meerdere behandelingen nodig zijn vooraleer er vooruitgang wordt geboekt. De respons is verschillend voor elk dier en het is zelfs mogelijk dat onmiddellijk na de behandeling de honden het even slechter doen. Daarom raadt men 6 à 8 behandelingen aan voordat men de effectiviteit van de behandeling beoordeelt (Haltrecht H., 1999; Scott S., 2001; Gaynor S., 2000; Robinson N.G., 2007). 3.3.3. Nazorg Thuis zorgen de eigenaars best voor een matige beweging zodat de lokale circulatie goed blijft en de ongunstige
effecten van
een
eventuele
ontstekingsrespons vermeden
worden.
Tussen
twee
behandelingen door kunnen de eigenaars zelf ook digitale druk uitoefenen op de acupunten om de voordelige invloed van de AP behandeling te verlengen, maar dan moeten ze wel goed geïnformeerd worden over de gevaren van excessieve druk op bepaalde plaatsen. Veel gebruikte toepassingen zijn onder andere het staartpunt-punt voor fecale incontinentie, plaatsen op het oor voor stimulatie van de auriculaire tak van de vagus zenuw voor epilepsie en de GV 20 en Yintang punten voor sedatie (Chan W.W. et al, 2001; Robinson N.G., 2007). 3.4. Contra-indicaties Wanneer door een getraind professional uitgevoerd, is het onwaarschijnlijk dat acupunctuur negatieve effecten veroorzaakt (Haltrecht H., 1999). Toch zijn er enkele situaties waar men uiterst voorzichtig moet zijn en zelfs waar AP beter niet gebruikt wordt: men wacht best tot enkele uren na een training of race voordat enige acupunctuur behandeling wordt gestart, omdat AP de (spinale) proprioceptie verandert en de spieren (over)relaxeert waardoor de dieren zich kunnen verwonden als ze te actief zijn. In acupunten rond de thoraxholte mogen de naalden niet zo diep gestoken worden als in andere acupunten (Robinson N.G., 2007). Wees voorzichtig wanneer moxibustion (het houden van een brandende kruidensigaar boven een acupunt) gebruikt word in de zomermaanden, omdat dit het lichaam opwarmt en dan ook te veel warmte kan induceren. Voorzichtigheid is ook geboden wanneer hemo-AP (enkele druppels bloed aflaten uit een bloedvat waarop een acupunt gelegen is) gebruikt wordt in de wintermaanden, omdat bloedverlies kan leiden tot een afkoeling van het lichaam. Bij het gebruik van acupunten rond de ogen mag de oogbol niet geraakt worden. Hoewel zelden een probleem bij dieren, moet men voorzichtig zijn met elektro-AP bij dieren met pacemakers of een hartaandoening (Xie H. en Ortiz-Umpierre C. 2006). Een naald zou nooit direct in een tumor of open wonde mogen gestoken worden. Ook moet men voorzichtig zijn bij dieren met sepsis of ernstige bloedingsneigingen (Robinson N.G., 2007). Gedurende de zwangerschap, worden bepaalde punten rond de lumbale en lage abdominale regio’s beter niet gebruikt.
7
Elektro-AP mag niet gebruikt worden bij dieren met epileptiforme aanvallen en zwakke of geriatrische dieren zouden geen hemo-AP mogen krijgen (Xie H. en Ortiz-Umpierre C. 2006). Bange of nerveuze dieren zullen waarschijnlijk niet ten volle profiteren van de AP omdat de sympathische opwinding die deze dieren ondervinden de parasympathische voordelen van de behandeling tegenwerken (Robinson N.G., 2007). Het komt er dus op neer dat de behandelende dierenarts de kracht en de duur van de stimulatie het best aanpast aan de vitaliteit, het temperament en de klinische conditie van de patiënt (Robinson N.G., 2007). 3.5. Conclusie Met basis training kan AP geïncorporeerd worden in veterinaire praktijken als een extra therapie die gebruikt kan worden als deel van een multimodale aanpak om de pijn te verzwakken. Het zijn vooral eigenaars met dieren met chronische pijn die de optie van AP aangeboden moeten krijgen omdat AP vaak een daling toelaat in de hoeveelheid van medicatie noodzakelijk om de patiënt comfortabel te houden. Soms is AP ook een laatste toevlucht voor de eigenaar om de hond een redelijke levenskwaliteit te geven totdat men in staat is een beslissing te nemen over euthanasie. Men kan dus besluiten dat het gebruik van AP voor acute, chronische en operatiegerelateerde pijn een grote troef is voor een praktijk. Veterinaire acupunctuur zal blijven groeien als een effectief en veilig hulpmiddel in het arsenaal voor de therapie van de patiënten (Haltrecht H., 1999; Gaynor S., 2000).
4. Fysiotherapie 4.1. Inleiding: Het doel van fysiotherapie is het herstel, onderhoud en bevorderen van de optimale functie, optimale conditie, gezondheid en kwaliteit van leven in relatie met bewegingsstoornissen en gezondheid. Het gaat dan voornamelijk over pijnmanagement, verbetering van de bewegingsmogelijkheden van aangetaste gewrichten, onderhouden en versterken van de spiermassa, verbeteren van de algemene conditie en gewichtscontrole. Het is dus vooral geschikt voor honden die herstellen van orthopedische chirurgie, die gevolgd worden in een dieet voor obesitas, waarbij bepaalde spiergroepen moeten versterkt worden of bij patiënten die geholpen moeten worden in het onder controle houden van chronische of progressieve aandoeningen, waaronder respectievelijk osteoarthritis of degeneratieve myelopathie. Patiënten met bewegingsmoeilijkheden, zwakte, pijn en beperkt uithoudingsvermogen zijn goede kandidaten voor fysiotherapie (Levine D. et al, 2005; Bockstahler B., 2006). Wanneer een hond kandidaat is voor fysiotherapie wordt deze eerst geëvalueerd door de fysiotherapeut. Zo wordt de neurologische en orthopedische gezondheid geëvalueerd, alsook de spiermassa, de soepelheid en de stabiliteit van de gewrichten en de pijn wordt beoordeeld. Dit gebeurt best in samenwerking met de dierenarts. Zo kan de dierenarts een medisch en chirurgisch plan opstellen en de fysiotherapeut kan hierop zijn revalidatie plan op afstemmen. Figuur 5 toont de evaluatie van een Labrador Retriever na een chirurgische spoeling van een hematoom en infectie als gevolg van een extracapsulaire stabilisatie van een gescheurde voorste kruisband: A) extensie en B) flexie van de knie, C) aanwezigheid van het schuiflade symptoom en D) aanwezigheid van zwelling en vergroeiingen van de weefsels (Levine D. et al, 2005).
8
Nefaste verandering veroorzaakt door beperkte beweging of onbruik van een lidmaat als gevolg van orthopedische of neurochirurgie zijn altijd verontrustend. Daarom is het belangrijk dat deze honden zo snel mogelijk na hun operatie beginnen te bewegen. Hierbij is het van groot belang dat de ontsteking onder controle gehouden wordt en dat er voor een adequate analgesie wordt gezorgd zodat de hond geen pijn ervaart bij de eerste pogingen om het behandelde lidmaat te gebruiken en het niet met elkaar gaat
associëren.
Een
goede
analgesie
moet
ook
voorkomen dat de pijn chronisch wordt. Hoewel de laatste generatie
NSAID’s relatief
veilig
zijn
en
minimale
nevenwerkingen hebben, moet men er zich toch van bewust zijn dat langdurig gebruik problemen kan geven bij sommige
dieren
zoals
gastro-intestinale
problemen.
Daarom wordt de pijn het best onder controle gehouden door een combinatie van analgetische medicatie en
Figuur 5: evaluatie van een knie na een
fysiotherapeutische methoden waaronder thermotherapie,
chirurgische lavage (Levine D. et al, 2005).
massage en elektrische stimulatie (Millis D.L., 2004; Bockstahler B., 2006). 4.2. Massage: Het manipuleren van zachte weefsels met de hand of bepaalde mechanische toestellen zorgt voor een verlichting van de pijn door fysieke en mentale relaxatie, en het verhoogt de pijndrempel door het vrijkomen van endorfines (Rakel B. en Barr J.O., 2003). De klassieke massagetechnieken die bij mensen worden gebruikt zoals wrijven, kneden en circulaire druk uitoefenen, kunnen ook bij de hond worden toegepast. Het zorgt ervoor dat de spieren minder gespannen zijn, verbetert de bloedvloei en de lymfatische circulatie, maakt de spieren meer flexibel en voorkomt vergroeiingen. Het heeft wel geen invloed op de spiermassa, spierkracht of graad van atrofie ( Bockstahler B., 2006; Johnston S.A. et al, 2008 ). Een klassieke massage sessie duurt meestal zo een 10 tot 20 minuten en begint met het zacht wrijven over het huidoppervlak van distaal naar het hart toe. Daarna kan men de druk met de handen langzaam aan opdrijven en volgt een meer intense kneding van de weke delen en de daaronder gelegen diepere spieren (Johnston S.A. et al, 2008). Al de effecten van massage zorgen ervoor dat de heling bevorderd wordt. Maar er zijn enkele indicaties waarbij massage beter vermeden wordt, waaronder acute kwetsuren, bacterieel of viraal geïnfecteerde gebieden, spierscheuren, huidwonden en bij patiënten met hoge bloeddruk of een recente hoge koorts (Haltrecht H., 2000).
9
4.3. Bewegingsoefeningen: Er bestaat een groot arsenaal aan passieve en actieve bewegingsoefeningen, elk met hun eigen doelstellingen en indicaties. Men heeft de keuze uit passieve gewrichtsbewegingen en stretch oefeningen maar ook meer actieve oefeningen zoals evenwichts- en proprioceptie oefeningen, hydrotherapie, springen, trappen lopen, wandelen en nog veel meer (figuur 6) (Saunders D.G., 2007; Johnston S.A. et al, 2008).
Figuur 6: demonstratie van evenwichtsoefeningen, hydrotherapie, springoefeningen, passieve bewegingsoefeningen van de schouder bij de hond (Saunders D.G., 2007).
De passieve en actieve oefeningen kunnen pijn zowel op een indirecte als een directe manier aanpakken. Een directe invloed op de pijn zou in sommige gevallen mogelijk zijn doordat er een verhoogde input ontstaat ter hoogte van de mechanoreceptoren die zich in de gewrichten bevinden. Indirecte effecten kunnen het gevolg zijn van verhoogde bloedvloei, verminderde oedeemvorming, afname van de spierspasmen en verhoogde beweeglijkheid, flexibiliteit, kracht en uithouding (Rakel B. en Barr J.O., 2003). 4.4. Cryotherapie: Koude therapie is ideaal om pijn en ontstekingsreactie in te dijken in de acute fase van een kwetsuur, onmiddellijk postoperatief of bij brandwonden. Het wordt ook gebruikt na revalidatie oefeningen om pijn en eventuele opkomende inflammatie reactie (zwelling en pijn) te minimaliseren. Naast de vasoconstrictie, met gereduceerde bloedvloei als gevolg, en afname van het cellulair metabolisme kent cryotherapie ook een goede analgesie als fysiologisch effect. Afkoelen van zenuwen vertraagt
namelijk de
geleidingssnelheid (Millis D.L., 2004; Steiss J.E. en Levine D., 2005; Bockstahler B., 2006). De eenvoudigste methode om cryotherapie toe te passen is een pak gecrushed ijs in een handdoek te wikkelen en rechtstreeks op de geopereerde gebieden te plaatsen. Er bestaan ook commerciële “icepacks” of men kan er zelf maken door twee delen water te mengen met een deel isopropyl alcohol in afsluitbare zakken en dit in de diepvries te plaatsen. Het resultaat is een kneedbare mengeling die goed de grillige vormen van het lichaam van de patiënt kan aannemen. Eventueel kan het geheel op zijn plaats gehouden worden door een verband te gebruiken. Andere gebruiksmogelijkheden zijn ijsgels, ijs massages, sprays en koude baden ( Millis D.L., 2004; Steiss J.E. en Levine D., 2005). Men begint best met de therapie wanneer de hond net uit de operatie komt en nog aan het bekomen is van de anesthesie en de lichaamstemperatuur niet extreem laag is. De “ice-packs” worden dan gedurende 15 à 20 minuten aangebracht, maar men controleert best om de 5 minuten op eventuele nefaste reacties van het weefsel. Dit proces kan men daarna om de 2 tot 4 uur herhalen gedurende de eerste 3 tot 4 dagen (Millis D.L., 2004; Steiss J.E. en Levine D., 2005). Men moet te allen tijde vrieswonden vermijden. Daarom moet de huid regelmatig gecontroleerd worden en wordt best met een timer gewerkt. Ook mag er nooit ijs rechtstreeks op de huid geplaatst worden. Het is niet noodzakelijk om de hond te scheren voor cryotherapie. Wel moet men voorzichtig zijn bij honden met
10
hart of respiratoire aandoeningen, onbedekte open wonden en ischemische gebieden (Steiss J.E. en Levine D., 2005). 4.5. Warmte therapie: Men
maakt
onderscheid
tussen
oppervlakkige
(tot
2cm)
en
diepe
(tot
3cm)
verwarming.
Verwarmingsbronnen kunnen geklasseerd worden onder stralings- (infrarood lamp), conductie- (“heat pack”, whirlpool) en convectiewarmte (whirlpool) (Steiss J.E. en Levine D., 2005). Het gebruik van warmtetherapie zorgt voor een versoepeling van de weefsels waardoor het vaak wordt toegepast als voorbereiding op stretch oefeningen (Johnston S.A. et al, 2008). 4.5.1. Oppervlakkige warmte: Oppervlakkige warmte kan onder andere aangebracht worden met hot packs, heat wraps, afspuiten met warm water, whirlpools, elektrische pads en infrarood lampen. Net zoals koude therapie kan warmte therapie pijn en spierspasmen verlichten, maar voor de rest zijn de effecten tegengesteld aan die van koudetherapie. De warmte wordt meestal gedurende 15 tot 30 minuten aangebracht. De warmte wordt afgevoerd via de circulatie van het bloed zodat het minder lang wordt vastgehouden door de weefsels dan koude (Steiss J.E. en Levine D., 2005). Indicatie voor deze therapie zijn subacute en chronische traumatische en inflammatoire aandoeningen, afgenomen bewegingsmogelijkheid door stijfheid of contracties en pijn verlichting (want warmte kan sensorische zenuwuiteinden minder prikkelbaar maken). Men moet toch enkele voorzorgen nemen. In een verwarmde whirlpool bestaat de kans dat de hond oververhit geraakt en is observatie belangrijk. Wanneer men twijfelt, neemt men best de rectale temperatuur. Voorzichtigheid is ook geboden wanneer men gesedeerde honden of ongevoelige gebieden behandelt, alsook bij geïnfecteerde of open wonden. De huidrespons is niet altijd goed te beoordelen omwille van de vacht en de huidpigmentatie. Ook het gewicht van de hot pack kan op zichzelf kwetsuren veroorzaken. Het gebruik van warmte therapie is tegenaangewezen bij actieve bloedingen, acute inflammatie, hartinsufficiëntie, koorts, slecht doorbloede gebieden, kwaadaardige tumoren en slechte thermoregulatie (Steiss J.E. en Levine D., 2005). 4.5.2. Diepe warmte: therapeutische ultrasound (US): Deze therapie is gebaseerd op hoge frequentie geluidsgolven die worden geproduceerd door een transducer. Het voordeel van US is dat het de diepere weefsels kan opwarmen en dat het een snel proces is. Meestal duurt de therapie maar 10 minuten. Het nadeel is dat de dosis moeilijk te controleren is. De behandeling kan dagelijks tot wekelijks toegepast worden. Bij het dagelijks gebruik moet men best na een reeks behandelingen een evenlange periode stoppen met US. Bijvoorbeeld als men 5 dagen na elkaar behandelt, dan moet dat gevolgd worden door 5 dagen zonder US behandeling. Het effect van US is gelijkaardig aan dat van oppervlakkige verwarming. Het verhoogt de rekbaarheid van collageen, alsook van de bloedvloei, de pijndrempel, de macrofaag activiteit, de snelheid van de zenuwgeleiding en de enzymactiviteit. Tenslotte doet het ook spierspasmen afnemen en littekenweefsel verminderen. Indicaties voor US zijn tendinitis en bursitis, gewrichtscontracturen, wondheling, botheling, pijn en spierspasmen. Het is niet aangewezen om US te gebruiken bij pacemakers, de carotische sinus, cervicale ganglia, ogen, oren, het hart, lumbale en abdominale gebieden van drachtige dieren, in de buurt van een kwaadaardige tumor, het ruggenmerg wanneer die geëxposeerd is door een laminectomie, de testes en gecontamineerde wonden. En best wordt ook de physis vermeden bij jonge dieren. Voorzichtigheid is geboden wanneer US wordt gebruikt op gebieden met benige uitsteeksels, verminderde doorbloeding,
11
acute kwetsuren die geen hitte kunnen verdragen en gebieden met verminderde gevoeligheid door denervatie of koude therapie. Men moet ook voorkomen dat er te lang over de ruggengraat zelf wordt bewogen met de transducer. En men wacht best 14 dagen voordat men een incisieplaats behandelt om het risico op het terug opengaan van de wonde te voorkomen (Steiss J.E. en Levine D., 2005; Canapp D.A., 2007). 4.6. Laser: Lasertherapie wordt gebruikt voor de stimulatie van de heling, verlichting van de pijn en reorganisatie van verwonde weefsels. De energie van de laserstralen wordt door de cellen geabsorbeerd, waardoor DNA, RNA, proteïnen en enzymen herstelt kunnen worden met als gevolg dat pijn en inflammatie vermindert, heling verbetert en de normale biologische processen zich kunnen herstellen. De effectiviteit van lasertherapie is al aangetoond bij het behandelen van osteoarthritis zonder neveneffecten. Het wordt uitgevoerd door de probe van de laser rechtstreeks boven de pijnlijke regio te houden. Het aantal joule dat moet gebruikt worden is afhankelijk van de grootte van het te behandelen gebied en de soort aandoening. Lasertherapie heeft een cumulatief effect en kan dagelijks tot wekelijks worden toegepast. Indicaties voor het gebruik van laser zijn wondheling, tendinitis, bursitis, fascitis, capsulitis, letsels van pezen en ligamenten, spierspasmen, artritis en stimulatie van acupunten. Daarentegen wordt het beter vermeden in gebieden met kanker, bij zwangerschap, ter hoogte van ogen, schildklier, bloedingen en epifysaire groeiplaten en na recente behandelding met steroïdinjecties (Canapp D.A., 2007; Johnston S.A. et al, 2008). 4.7. Transcutane elektrische zenuw stimulatie Transcutaneous electrical nerve stimulation (TENS) is een vorm van elektrische stimulatie die lokale analgesie probeert uit te lokken door het aanbrengen van elektrische stroom doorheen oppervlakkige elektrodes. De voornaamste indicaties zijn dan ook pijn en inflammatie. Er zijn verschillende mogelijke mechanismen die de invloed van TENS op het pijngevoel kunnen verklaren. De “gate control theory of pain” (Melzack R. en Wall P.D., 1965) wordt vaak gebruikt om de pijninhibitie door TENS te verklaren. Eenvoudig uitgelegd stimuleert de elektrische stroom de afferente sensorische zenuwen die dankzij hun snellere geleiding de pijnsignalen, die via tragere zenuwen worden aangevoerd, kunnen blokkeren. Een andere mogelijke verklaring is de vrijstelling van serotonine en endogene opiaten. Afhankelijk van de frequentie die men gebruikt worden er verschillende opioïden vrijgesteld en dus ook verschillende receptoren geactiveerd om analgesie te produceren. Ook het placebo-effect kan niet uitgesloten worden als werkingsmechanisme. Waarschijnlijk is de veranderde pijnsensatie door TENS een combinatie van de bovenstaande mechanismen (Sluka en Walsh, 2003; Dunning D. en Lascelles D.X., 2007). Klinisch kan TENS gebruikt worden aan verschillende instellingen. Een lage frequentie (<10 Hz) wordt gebruikt voor chronische pijn terwijl een hoge frequentie (80 tot 150 Hz) voor acute pijn en ontsteking wordt gebruikt. De intensiteit van de stimulus moet zo worden ingesteld dat het getolereerd wordt door de patiënt en volgens de geleidbaarheid van het gestimuleerde weefsel. Meestal komt het er op neer dat er net wel of juist geen motorische respons optreedt. Er kunnen twee verschillende vormen van stroom gebruikt worden: de “interferential current” (IFC) en de “premodulated current”. IFC maakt gebruik van vier elektroden in een quadripolaire configuratie waardoor een gecentraliseerde stroomconcentratie ontstaat, terwijl “premodulated current” slechts een bipolaire elektroden configuratie inhoud met als gevolg dat dit
12
laatste beter toepasbaar is op gewrichten zoals de knie en de elleboog (Canapp D.A., 2007; Cantwell S., 2007). Een interessante toepassing van TENS is de reductie van postoperatieve pijn. Hierbij worden de elektrodes nabij de incisieplaats aangebracht. Waarschijnlijk is hier vooral de “gate control theory” van toepassing en niet het vrijstellen van endogene opioïden. TENS zou enkel de oppervlakkige cutane component van de pijn reduceren maar niet de diepe viscerale pijn. Het is dan ook best dat TENS hier gebruikt wordt in combinatie met een andere therapie, die de viscerale pijn kan reduceren (Dunning D. en Lascelles D.X., 2007). De pads die gebruikt worden voor elektrische stimulatie bestaan in verschillende maten en materialen. Welke men kiest kan op verschillende factoren gebaseerd worden: namelijk het gebied dat men behandelt en de grootte ervan, het plaatsingsgemak, de kostprijs, de duurzaamheid, de herbruikbaarheid enzovoort. Meestal zal er een persoonlijke voorkeur zijn op basis van vorige ervaringen. Meestal kunnen de pads rechtstreeks op de vacht worden aangebracht zonder te scheren, op voorwaarde dat er voldoende gel wordt gebruikt die een adequate geleiding toelaat. Het is ook belangrijk dat de pads elkaar niet raken. Zo voorkomt men het ontstaan van een oppervlakkige elektrische stroom die de huid kan beschadigen. Op figuur 7 toont men pads die op de mediale en laterale kant van de knie zijn geplaatst van een patiënt die last heeft van artritis. TENS kan ook toegepast worden met behulp
van
een
probe
waarmee
men
acupunctuurpunten kan stimuleren bij dieren die geen naalden verdragen maar toch baat kunnen
Figuur 7: Pads voor TENS op een knie met
hebben met acupunctuur (Canapp D.A. 2007).
artritis (Canapp D.A. 2007).
TENS kent ook verschillende tegenindicaties: zo wordt het beter niet toegepast op huidwonden, actieve ontsteking, dermatologische aandoeningen of infecties, nabij cardiale pacemakers of lichaamsdelen die onderhevig zijn aan vasculaire aandoeningen of verminderde pijnsensatie en bij patiënten met epilepsie of een andere aandoening die gelijksoortige aanvallen veroorzaken (Canapp D.A., 2007). Men kan besluiten dat TENS een waardige methode is om pijn te bestrijden die relatief gemakkelijk is en weinig nevenwerkingen vertoont, maar steeds moet gebruikt worden met andere technieken voor pijnmanagement en niet als solo therapie (Dunning D. en Lascelles D.X., 2007). Ulett G.A. et al (1998) hebben in hun studie onder andere de effectiviteit van acupunctuur en elektrische stimulatie vergeleken. Zij concludeerden dat acupunctuur weldegelijk analgetische effecten produceert, maar dat elektroacupunctuur meer effectief is dan manuele acupunctuur en dat elektrische stimulatie via huid elektrodes (pads) even effectief is als elektrische elektroacupunctuur. 4.8. Neuromusculaire elektrische stimulatie (NMES) Met NMES bedoelt men het elektrisch stimuleren van een motorische zenuw zodat er een spiercontractie optreedt. Het is de meest gebruikte vorm van elektrische stimulatie en kan gebruikt worden voor de versterking van eender welke spier, met uitzondering van spieren die gedenerveerd zijn. Deze methode is ideaal om onbruiksatrofie van de spieren te voorkomen bij patiënten die nog niet kunnen of willen gewicht
13
dragen op hun poten na bijvoorbeeld gewrichtschirurgie. NMES kent veel voordelen waaronder toename van spierkracht en bewegingsmogelijkheid, afname van oedeem en pijn, bevorderen van de wondheling en herstel van de functie. Men vermijdt best het gebruik bij patiënten met pacemakers, bij de carotische sinus, de cervicale ganglia, ogen, oren, het hart, de lumbale en abdominale gebieden bij drachtige dieren, nabij een kwaadaardige tumor, gebieden met verminderde gevoeligheid, dieren die last hebben van epileptische aanvallen, gebieden met trombosen of tromboflebitis en bij elk geval wanneer actieve beweging tegenaangewezen is (Millis D.L., 2004; Steiss J.E. en Levine D., 2005). 4.9. Extracorporale shock wave therapie (ESWT): Dit is een vrij recente techniek die voornamelijk bedoeld is voor de behandeling van orthopedische aandoeningen bij honden. Het aantal gecontroleerde klinische studies is nog beperkt maar verschillende dierenartsen hebben al goede resultaten behaald. Shockwaves zijn geluidsgolven die gekenmerkt worden door een snelle stijging van de druk gevolgd door een periode van negatieve druk. Het zou de pijn verlichten op korte termijn door de vrijstelling van endorfines en op lange termijn door mechanische en chemische invloed op het cellulair niveau waardoor ook het helingsproces wordt gestimuleerd (Bockstahler B., 2006 ). 4.10. Conclusie Het succes van fysiotherapie hangt voor een groot deel af van de medewerking van de eigenaar. Daarom is het belangrijk dat er een duidelijk behandelingsplan wordt opgesteld dat compatibel is met de levensstijl van de eigenaar. Daarbij is het ook van belang dat een duidelijke prognose wordt gesteld zodat er geen onrealistische verwachtingen worden opgebouwd en dat het duidelijk wordt dat in bepaalde gevallen zelfs een levenslange therapie nodig zal zijn. Gelukkig kunnen sommige therapieën ook thuis door de eigenaar zelf uitgevoerd worden, denk maar aan eenvoudige massagetechnieken, passieve bewegingen en TENS. In bepaalde gevallen zal ook de omgeving van de hond enkele aanpassingen vereisen. Denk maar aan het vermijden van trappen, gladde vloeren of in de auto springen (Bockstahler B., 2006). In het kader van goede monitoring zal ook regelmatig op controle moeten gegaan worden zodat de vorderingen kunnen vastgesteld worden en eventuele aanpassingen van het therapeutisch plan kunnen besproken worden (Johnston S.A. et al, 2008). Het slagen van het therapeutisch plan zal dus niet enkel afhangen van de bereidwilligheid van de hond, maar ook van die van de eigenaar (Bockstahler B., 2006).
5. Besluit Uit deze gegevens blijkt dat zowel acupunctuur als fysiotherapie een aanvulling kunnen zijn in de pijnbestrijding van honden. Op welke manier elke modaliteit een hulpmiddel vormt voor de analgesie is sterk afhankelijk van de modaliteit zelf en de aandoening van de patiënt. Het kan gaan van een verlaging van de dosis van de analgetische geneesmiddelen of gasanesthesie, een verbeterde peri-operatieve heling tot zelfs de reanimatie van de hond. Welke modaliteit het best geschikt is wordt bepaald door het soort aandoening van de patiënt. Een grondig onderzoek van de dierenarts, acupuncturist en/of fysiotherapeut zal bepalen of de hond in aanmerking komt voor een alternatieve therapie. Men moet duidelijk stellen dat niet alle honden die pijn lijden baat zullen hebben bij een alternatieve therapie. En bij de honden die wel geschikt zijn, zal het vaak ook meer dan 1 behandeling in beslag nemen voordat er resultaat geboekt wordt. Daarom vormt het enthousiasme en doorzettingsvermogen van de eigenaars de grootste stap op weg naar een succesvol gebruik van alternatieve pijnbestrijding bij de hond.
14
6. Literatuurlijst Bockstahler B. (2006). The orthopaedic patient: conservative treatment, physiotherapy and rehabilitation. Iams Clinical nutrition symposium p. 25-30. Canapp D.A. (2007). Select modalities. Clinical techniques in small animal practice 22, 160-165. Cantwell S. (2007). Pain management III: ancillary therapies. In: Seymour C. and Duke-Novakovski T. (editors) BSAVA Manual of canine and feline anaesthesia and analgesia, 2nd edition, British small animal veterinary association, Dorset UK, p. 115-119. Chan W.W., Chen K.Y., Liu H., Wu L.S., Lin J.H. (2001). Acupuncture for general veterinary practice. The journal of veterinary medical science 63(10), 1057-1062. Cassu R.N., Luna S.PL., Clark R.MO., Kronka S.N. (2008). Electroacupuncture analgesia in dogs: is there a difference between uni- and bi-lateral stimulation? Veterinary anaesthesia and analgesia 35, 52-61. Dill S.G. (1992). Acupuncture for gastrointestinal disorders. Problems in veterinary medicine 4(1), 144-154. Dunning D. en Lascelles D.X. (2007). Rehablitation and palliative analgesia. In: Tranquilli W.J., Thurmon J.C., Grimm K.A. (editors) Lumb and Jones’ Veterinary anesthesia and analgesia, 4th edition, Blackwell Publishing, Oxford U.K., p. 700-701. Gaynor J.S. (2000). Acupuncture for management of pain. Veterinary clinics of north America: small animal practice 30, 875-881. Haltrecht H. (1999). Veterinary acupuncture. The Canadian veterinary journal 40, 401-403. Haltrecht H. (2000). Physical therapy. The Canadian veterinary journal 41, 573-574. Hayashi A.M., Matera J.M., Pinto A.C.B.C.F. (2007). Evaluation of electroacupuncture treatment for thoracolumbar intervertebral disk disease in dogs. JAVMA 231, 913-918. Jaeger G.T., Larsen S., Søli N., Moe L. (2006). Double-blind, placebo-controlled trial of the pain-relieving effects of the implantation of gold beads into dogs with hip dysplasia. Veterinary record 158, 722-726. Janssens L.A. (1992). Acupuncture for the treatment of thoracolumbar and cervical disc disease in the dog. Problems in veterinary medicine 4(1), 107-116. Janssens L.A.A., Altman S., Rogers P.AM. (1979). Respiratory and cardiac arrest under general anaesthesia: treatment by acupuncture of the nasal philtrum. The veterinary record 105, 273-276. Johnston S.A., McLaughlin R.M., Budsberg S.C. (2008). Nonsurgical management of osteoarthritis in dogs. The veterinary clinics of North America. Small animal practice 38, 1449-1470. Levine D., Millis D.L., Marcellin-Little D.J. (2005). Introduction to veterinary physical rehabilitation. The veterinary clinics of North America. Small animal practice 35(6), 1247-1254. Melzack R. en Wall P.D. (1965). Pain mechanisms: a new theory. Science 150(699), 971-979. Meyer R.E. (2007). Caesarean section. In: Seymour C. and Duke-Novakovski T. (editors) BSAVA Manual of canine and feline anaesthesia and analgesia, 2nd edition, British small animal veterinary association, UK, p. 271-272. Millis D.L. (2004). Getting the dog moving after surgery. Journal of the American animal hospital association 40, 429-436. Panzer R.B. en Chrisman C.L. (1994). An auricular acupuncture treatment for idiopathic canine epilepsy: a preliminary report. The American journal of Chinese medicine 22(1), 11-17. Rakel B. en Barr J.O. (2003). Physical modalities in chronic pain management. The nursing clinics of North America 38, 477-494.
15
Robinson N.G. (2007). Veterinary acupuncture: An ancient tradition for modern times. Alternative and complementary therapies 13(5), 259-265. Rogers P.A.M. en Skarda R. (1999). Emergency acupoint Renzhong (GV-26): A bibliography and review th
from textbook sources. In: Proceedings of the 25
annual international congress on veterinary
acupuncture. Lexington, Kentucky, U.S.A., p. 83-89. Saunders D.G. (2007). Therapeutic exercise. Clinical techniques in small animal practice 22(4), 155-159. Scott S. (2001). Developments in veterinary acupuncture. Acupuncture in medicine 19(1), 27-31. Skarda R.T. and Glowaski M. (2007). Acupuncture. In: Tranquilli W.J., Thurmon J.C., Grimm K.A. (editors) th
Lumb and Jones’ Veterinary anesthesia and analgesia, 4 edition, Blackwell Publishing, Oxford U.K., p. 683-696. Sluka K.A. en Walsh D. (2003). Transcutaneous electrical nerve stimulation: basic science mechanisms and clinical effectiveness. The journal of pain 4(3), 109-121. Steiss J.E., Levine D. (2005). Physical agent modalities. The veterinary clinics of North America. Small animal practice 35, 1317-1333. Ulett G.A., Han S., Han J-s. (1998). Electroacupuncture: mechanisms and clinical application. Biological psychiatry 44, 129-138. White P.F. (2007). Use of alternative medical therapies in the perioperative period: is it time to get on board? Anesthesia and analgesia 104(2), 251-254. Wong A.M.K., Leong C-P., Su T-Y., Yu S-W., Tsai W-C., Chen C.P.C. (2003). Clinical trial of acupuncture for patients with spinal cord injuries. American journal of physical medicine & rehabilitation 82(1), 21-27. Xie H., Ortiz-Umpierre C. (2006). What acupuncture can and cannot treat. Journal of the American animal hospital association 42, 244-248.
16