Almere als dagelijkse ervaring
Wonen in Almere 1.0
Jos van der Lans
‘Je moet deze kritiek zien tegen de achtergrond van een groots historisch perspectief. Eerst de dijken en veiligheid, de grote landbouwpolders en toevallige natuur. Vervolgens kreeg je de uitstraling van de Randstad met de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening. Uiteindelijk gingen professionals die in de Randstad opgeleid waren, in de polders steden bouwen. Nu is de beurt aan de burger.’ Teun Koolhaas1
1 JaapJan Berg, Brans Stassen en Laura Padt (red.), Peetvaders van Almere. Interviews met bestuurders en ontwerpers. ©ASLa, Almere2001. Het citaat is uit het interview met Teun Koolhaas, blz. 47.
Inhoudsopgave
Voorwoord Adri Duivesteijn
9
Inleiding Geschiedenis en toekomst
14
01.
De stad als geschenk Identiteit en volwassenwording
20
02. Beeld en werkelijkheid Tussen misprijzen en genoegen
36
03. Normalisering en verstedelijking De modernisering van Almere
44
04. Almere op ooghoogte De stad als dagelijkse ervaring
60
05. (Woon)Ruimte voor werk Anders werken, anders wonen
84
06. De verbonden stad Over dreven en busbanen
92
07. Mensen maken Almere anders Een organische vorm van stedenbouw
104
08. Oog voor kwetsbaarheid Verplichtingen voor een volwassen stad
120
09. Nieuwe tijden, andere rollen Over maatschappelijk ondernemen en de kunst van het loslaten
134
10. Almere 2.0 Twee keer dertig jaar geschiedenis en toekomst
140
148 150
Bijlagen Schriftelijke bronnen Menselijke bronnen
Voorwoord
Wonen in Almere 1.0
2 Citaat Teun Koolhaas, in Adolescent Almere; hoe een stad wordt gemaakt, JaapJan Berg, Simon Franke, Arnold Reijndorp, NAi Uitgevers, 2007
10/11
Wonen in Almere Wonen in Almere. Hoe is dat nú, en hoe zou dat in de toekomst kunnen zijn? De vraag is eenvoudig, maar het antwoord vele malen ingewikkelder. Almere is geen gewone stad, maar eenmalig in haar soort binnen onze Nederlandse ruimtelijke ordening, en misschien juist daarom een stad die tot verwondering leidt. In tegenstelling tot vrijwel alle andere steden in Nederland, is Almere een adolescente stad. Er ligt geen eeuwenoude geschiedenis aan de stad ten grondslag. Het is nog maar dertig jaar geleden dat de eerste paal in de Almeerse poldergrond werd geslagen. Almere heeft nog nauwelijks de kans gehad om te rijpen, om tot wasdom te komen; de geschiedenis gaat slechts drie decennia terug. Bijzonder is dat iedereen – van amateur tot connaisseur – een mening over Almere heeft. Die mening blijkt in veel gevallen gebaseerd op ons gangbare beeld van steden, op de steden zoals wij die kennen en die wij als normaal beschouwen. Juist omdat steden met een rijke geschiedenis ons referentiekader bepalen, wordt er vaak met een zeker dedain over Almere gesproken. De stad zou geen identiteit hebben, ontbeert traditie en is onpersoonlijk. Deze vooroordelen zijn er, maar hoeveel vertolkers nemen de moeite hun mening aan de werkelijkheid te toetsen? Het zijn met name de inwoners van Almere – en dat zijn er inmiddels bijna 190.000 – die een heel ander beeld van hun eigen stad hebben. Voor hen zijn de kwaliteiten van het wonen in Almere juist een reden om er te komen wonen, en vooral om er te blijven. Wat zijn dan die kwaliteiten? Toen ik, nu bijna vier jaar terug, wethouder in Almere werd, ben ik in de stad gaan wonen. En hoewel ik Almere – als één van de zeldzame, nog maakbare steden die ons land rijk is – in de loop der jaren aandachtig heb gevolgd en regelmatig heb bezocht, besefte ik pas toen ik hier woonde, werkte, leefde, wat de werkelijke kracht van Almere is: Almere is zichzelf. Het is een New Town, die niet kan, mag en wil worden vergeleken met klassieke steden als Amsterdam, Den Haag of Nijmegen. Teun Koolhaas, de ontwerper van de eerste Structuurvisie van Almere, heeft dat treffend verwoord: “De kunst zal zijn om van de normen los te komen waar in Nederland nogal mee gewerkt wordt. Om die normen vrij te interpreteren en aan te passen en er mee te ontwerpen. Om je los te maken van de bureaucratie.”2 Hoe is dat nú? Almere is geen kopie, maar een nieuwe, unieke stad. Een stad die midden in de Randstad ligt, maar tegelijkertijd een ongekende overdaad
Voorwoord
aan ruimte biedt. Een stad omgeven door water en groen, met een ruim veertig kilometer lange kustlijn aan de westzijde, en natuurgebieden als de Oostvaarderplassen, het Horsterwold en het Oostvaarderswold (in wording) aan de oostzijde van de stad. Een suburbane stad, met momenten van onverwachte stedelijkheid, zoals Stadslandgoed De Kemphaan of het nieuwe Stadshart. Een stad met gescheiden verkeersstromen, een stad waar windmolens aan de horizon prijken. Een stad waar ieder stadsdeel een eigen gezicht en karakter heeft. Een stad met ruimte voor initiatieven van de mensen zélf. Een stad die telkens weer bezig is zichzelf uit te vinden. Eigenlijk zou je alle critici willen uitnodigen te verhuizen naar Almere, al is het maar voor één of twee jaar. Het lijkt me niet meer dan redelijk om Almere een oprechte en serieuze kans te geven, voordat je de stad vanaf de zijlijn met het zo bekende dedain becommentarieert. Ik ben ervan overtuigd dat, wanneer mensen bereid zijn deel te nemen aan het wonen en leven in Almere – of zich daar in ieder geval in te verdiepen –, de preoccupatie vrijwel automatisch wordt ingeruild voor een verwonderende waardering. Wonen in Almere is dus niet in clichés te vatten. Toch moet een WoonVisie zich wel degelijk uitspreken over wat wonen in Almere nu is, en wat dat in de toekomst kan zijn. Dat is dan ook de reden dat wij Jos van der Lans hebben gevraagd om, op basis van een eigen zoektocht, het wonen in Almere in woorden te vatten. Het resultaat is een mooie zelfanalyse, Wonen in Almere 1.0, waarin Van der Lans de stad als dagelijkse ervaring beschrijft, en die ons de kwaliteit van het wonen en leven in Almere beter doet begrijpen. Daarmee heeft hij niet alleen een passend antwoord op het eerste deel van de vraag, maar legt hij tegelijkertijd een belangrijke basis voor de beantwoording van de vervolgvraag: hoe zou het wonen in Almere in de toekomst – in Almere 2.0 – kunnen zijn? En hoe zou dat in de toekomst kunnen zijn? Of het nu gaat om 60.000 nieuwe woningen of een kleiner deel daarvan, dat Almere in de komende jaren verder groeit, is evident. Groei zit Almere in de genen. Maar waar Almere vroeger bouwde om te groeien, groeit Almere nu om zichzelf, om volwassen te worden. Kwantiteit is slechts de brandstof, nodig om nieuwe kwaliteiten aan de stad toe te voegen en de stap van adolescentie naar volwassenheid te zetten. Dat is de werkelijke opgave, en dan ontstaat wat Almere in de toekomst zou moeten zijn: een volwassen en complete stad, met nieuwe, onderscheidende woon- en werkmilieus, met stedelijke maatschappelijke
Wonen in Almere 1.0
12/13
voorzieningen en met een spraakmakend aanbod van bovenstedelijke culturele voorzieningen, met lager én hoger onderwijs. Een stad die haar inwoners – in alle opzichten – reden geeft er te blijven wonen. Een stad die hoort bij alle generaties, bij alle leeftijden, bij alle levensfasen. Hoe maken wij samen zo’n stad? Het essay Wonen in Almere 1.0, de Almere Principles en de Concept Structuurvisie Almere 2.0 liggen ten grondslag aan de vijf ambities, waarmee wij het wonen in Almere willen verrijken: – Almere is een proeftuin voor cradle-to-cradle bouwen Almere heeft altijd ruimte geboden voor experiment en vernieuwing. Ook op het gebied van duurzame stedenbouw kan Almere in de toekomst een voorbeeldfunctie vervullen. Niet alleen door te innoveren, maar ook door reeds bestaande inzichten op grote schaal te implementeren. – Almere wordt een gedifferentieerde stad Almere is, net als veel New Towns, een (te) eenzijdige stad. De stad bestaat veelal uit grondgebonden woningen, en ook in de bevolkingssamenstelling en de werkgelegenheid ontbreken grote contrasten. In de toekomst wordt nadrukkelijk ingezet op variatie, op alle mogelijke terreinen. – Wonen is betaalbaar en toegankelijk in Almere Almere ontleent haar bestaansrecht aan de huisvesting van mensen die elders, en dan met name in Amsterdam, geen woning konden vinden. We geven deze volkshuisvestingopgave opnieuw betekenis. Almere wordt een toegankelijke stad met betaalbare woningen, voor mensen die vooruit willen. – Almere is een zorgzame en leefbare stad Er wonen inmiddels zo’n 190.000 mensen in Almere, en dit aantal kan groeien tot 350.000 in 2030. Voor iedereen – ongeacht leeftijd, achtergrond of situatie – moeten goede voorzieningen en passende woonruimte beschikbaar zijn. – De eindgebruiker staat centraal Het eerste recht ligt bij partijen die duurzaam betrokken zijn bij de stad. Dit zijn in de eerste plaats de burgers, die in particulier opdrachtgeverschap een eigen woning – en in de toekomst ook een kantoor of winkel – kunnen realiseren. Daarnaast wordt gekozen voor samenwerking met corporaties of beleggers; stakeholders niet die vertrekken na oplevering, maar die zich voor lange tijd committeren.
Voorwoord
staat centraal. Almere moet een stad zijn waar mensen graag wonen, en waar zij willen blijven wonen. Zo’n stad tilt zichzelf automatisch naar een hoger plan. Juist dan zijn het de mensen die de stad maken. De energie die dat met zich meebrengt, is met geen WoonVisie te creëren. De WoonVisie kan en moet dan ook dienstbaar zijn aan het brengen van woonkwaliteiten; kwaliteiten waar met name door de Almeerder zélf inhoud aan wordt gegeven. Almere is een uniek stadsconcept, eenmalig tot stand gekomen in een land dat de compacte stad als dogma had, en dat nog steeds heeft. Het stedenbouwkundig plan met de unieke woonkwaliteiten dat aan Almere ten grondslag ligt, heeft zich bewezen. Met de Concept Structuurvisie Almere 2.0 en de WoonVisie 2.0 wordt Almere geen andere stad. Juíst niet. Door voort te bouwen op dat wat er reeds is – een suburbane stad, met meerdere kernen in een robuust ecologisch casco – behouden wij de essentie van Almere. Wat begon als 'een meerkernenstad' zal stapsgewijs doorgroeien naar 'een stad met meer kernen'. In de driehoek waar ook Utrecht en Amsterdam deel van uitmaken, blijft Almere zichzelf, en daar kunnen we trots op zijn.
Adri Duivesteijn
Wethouder voor Duurzame en Evenwichtige Ontwikkeling van Almere ‘Duurzaam’, ‘gedifferentieerd’, ‘betaalbaar en toegankelijk’, ‘zorgzaam en leefbaar’ en ‘de eindgebruiker centraal’. Het zijn ambities waarmee wij beogen de stad vooral van de bewoners te laten zijn. Hun geluk
Almere, 16 december 2009
Inleiding Geschiedenis en toekomst
Almere wil leren van haar eigen geschiedenis. De problemen die in het oudere Almere overwonnen moeten worden, moeten immers in het nieuwe Almere worden voorkomen. Veelvormig in plaats van monotoon, differentiatie in plaats van eenzijdigheid, collectiefgeoriënteerd in plaats van individueel gefragmenteerd, woon-werk-geïntegreerd in plaats van gescheiden, open in plaats van in delen opgesloten, duurzaam en toekomstbestendig. Almere 2.0 is de optelsom van twee keer dertig jaar geschiedenis en toekomst.
Wonen in Almere 1.0
16/17
Wonen doen mensen – al zeker in een stedelijke omgeving – nooit alleen. Het voltrekt zich altijd tussen mensen, in een omgeving, te midden van alle mogelijke zaken die bijdragen aan het individuele woongenot. Wonen is daarom ook nooit een kwestie van alleen een huis. Het gaat altijd ook om omstandigheden, om kansen, om mogelijkheden, om perspectieven van mensen die in die huizen hun levens slijten. Al die zaken tekenen hun woonervaringen. Woonbeleid kan zich om die reden niet beperken tot alleen de huizen, tot de fysieke kant van het wonen. De kwaliteit van het wonen hangt immers samen met heel veel andere zaken. Het hangt samen met inkomen, met nabijheid van voorzieningen, met al dan niet bestaande ergernissen, met levensomstandigheden (het hebben van kinderen bijvoorbeeld), met toekomstverwachtingen, persoonlijke ambities. De reeks bepalende factoren is schier eindeloos. Dat maakt het formuleren van een visie voor Almere vanaf het begin tot een complexe opgave. Want als de stad echt greep zou willen krijgen op de kwaliteit van het wonen dan zou ze in zo’n visie de verbinding moeten zien te leggen met alles wat de kwaliteit van het wonen mede bepaalt. Dan gaat het ook over werkgelegenheidspolitiek, ook over culturele voorzieningen in wijken, ook over de kwaliteit van het welzijnswerk, ook over de toegankelijkheid van de zorg, over de aantrekkelijkheid van het onderwijs, over … ja, over alles eigenlijk. Dit essay, Wonen in Almere 1.0, heeft niet de intentie om compleet te zijn. Zeker, wonen wordt in deze visie allerminst als louter stenen stapelen afgedaan. Integendeel zelfs, er is volop aandacht voor de kwaliteit van de woonomgeving, voor mogelijkheden om wonen en werken te combineren, voor het zelfbouwen of het dragen van collectieve verantwoordelijkheid. Maar niet alles komt aan bod. Er is minder aandacht voor cultuur, welzijnswerk of onderwijs, terwijl die voorzieningen zonder twijfel in belangrijke mate bijdragen aan de kwaliteit van het wonen in Almere. Die beperking is een bewuste keuze. De ervaring leert immers dat het streven naar volledigheid nogal eens uitmondt in nietszeggendheid, in een obligate opsomming van goed klinkende integrale beleidsdoelen, waarbij veel als wenselijk wordt gedefinieerd, maar onduidelijk is wie nu wat moet gaan doen. Als alles met alles samenhangt is immers niemand nergens meer voor verantwoordelijk. Dit essay wil daarom een ander verhaal vertellen. 'Wonen in Almere 1.0' start bij de geschiedenis van de stad, hoe heeft de stad zich ontwikkeld, welke mensen streken er neer, wat voor soort stad hebben zij gemaakt, wat waren de problemen en hoe kan in de toekomst met die ervaringen worden omgegaan. Het probeert verleden,
Inleiding
heden en toekomst daarbij met elkaar te verbinden. Daarbij is gestart bij de min of meer dagelijkse ervaringen van het wonen en leven in de stad, het Almere op ooghoogte, om van daaruit invulling te geven aan de visie over de toekomst van Almere. Daarmee is deze toekomst, Almere 2.0, complementair aan een andere beleidsopgave waar de gemeente voor staat: het formuleren van een structuurvisie. Waar dit essay begint bij de ervaring van het wonen, beziet de structuurvisie de stad eerder in een groter verband, tegen het decor van regionale, ruimtelijke en economische ontwikkelingen, om van daaruit vast te stellen hoe Almere verder moet. En in die voorstellen en beslissingen moeten Almere 2.0 en de structuurvisie elkaar gaan ontmoeten en versterken. Dat alles maakt dat Almere niet langs de geijkte paden is ontwikkeld. Niet al die factoren die het wonen in de stad mede vormgeven worden keurig vermeld en uitgewerkt, niet alle samenhangen worden plichtsgetrouw blootgelegd, niet alle bepalende aspecten worden uitvergroot. Dat gebeurt niet omdat deze niet belangrijk zouden zijn. Integendeel. Dat gebeurt omdat dit essay vooral op zoek is gegaan naar de verhalen die de stad, de bewoners en de betrokken organisaties vanuit de geschiedenis en de daarin opgeslagen ervaringen te vertellen hebben. Die verhalen wijzen, gecombineerd met nieuwe bestuurlijke ambities, de weg naar de toekomst.
Leeswijzer De logica van 'Wonen in Almere 1.0' verdient enige uitleg. De navolgende tekst is geschreven als een analysekader. In het verhaal verschijnen uiteraard als vanzelf uitspraken die consequenties hebben voor het beleid. Deze zijn in de tekst met een blauw lettercorps apart geaccentueerd. Deze uitspraken vormen vervolgens de grondstof voor de WoonVisie, waarin de concrete uitwerking en de programmatische opgaven centraal staan. In hoofdstuk 1, De stad als geschenk, wordt de ontstaansgeschiedenis van Almere beschreven. Een geschiedenis die gekenmerkt wordt door een toekomstvisie, die steeds opnieuw ingevuld kan worden. In hoofdstuk 2, Beeld en werkelijkheid, passeren de vooroordelen van Almere de revue. Op het eerste gezicht kloppen deze, maar wie beter kijkt ziet andere kwaliteiten. In hoofdstuk 3, Normalisering en verstedelijking, worden de stedelijke fragmenten van Almere onderzocht, die een reactie zijn op het suburbane karakter.
Wonen in Almere 1.0
18/19
In het vierde hoofdstuk maakt de lezer(es) een papieren wandeling door Almere en ziet Almere op ooghoogte. De uit de lucht bekeken zo geordende stad blijkt tamelijk ingewikkeld in elkaar te zitten met eenvormige woonwijken, verrassende accenten en wisselende kwaliteiten van de openbare ruimten. Hoofdstuk 5, (Woon)Ruimte voor werk, verplaatst het perspectief van wonen naar werken. Wijkgerichte bedrijvigheid, broedplaatsen en werkwoningen maken Almere diverser en completer. Het essay neemt in het zesde hoofdstuk (De verbonden stad ) een verrassende wending als de dreven en busbanen nader worden beschouwd en gesuggereerd wordt deze te herontwikkelen als multifunctionele levensaders. Mensen maken Almere anders (hoofdstuk 7) is het pleidooi om op allerlei manieren de bewoners meer te betrekken bij de ontwikkeling van de stad, zodat organische stedenbouw niet alleen in fysieke, maar ook in psychologische zin plaatsvindt. In hoofdstuk 8, Oog voor kwetsbaarheid, wordt stilgestaan bij een onvermijdelijk aspect dat bij het volwassen worden van een stad hoort: verslaving, psychiatrische patiënten, daklozen, overlast. En de kwetsbaarheid van de natuurlijke omgeving en het milieu. In Nieuwe tijden, nieuwe rollen (hoofdstuk 9) wordt van alle partijen (gemeente, corporaties, ontwikkelaars, bewoners, maatschappelijke organisaties) gevraagd zich te ontdoen van routinematig gedrag en te kiezen voor nieuwe benaderingen en verhoudingen waarbij de productie van kwaliteit centraal staat om echt iets aan de stad toe te voegen. In hoofdstuk 10 (Almere 2.0) worden de inzichten die in de voorgaande hoofdstukken zijn ontwikkeld samengevat.
01 De stad als geschenk Identiteit en volwassenwording
Almere is in haar eerste dertig jaar op krachten gekomen, nu rest de vraag naar haar identiteit. Wat er de komende jaren aan wordt toegevoegd, zal de stad af moeten maken, een identiteit moeten geven, dichterbij volwassenheid of stedelijke rijpheid moeten brengen. Bouwde de stad vroeger om te groeien, nu groeit Almere om zichzelf, om volwassen te worden.
22/23
Wonen in Almere 1.0
3 Zie: www.newtowninstitute.org . Volgens deze site telt Nederland na 1900 24 new towns. Almere is daarvan met 180.000 inwoners met ruime voorsprong het grootst. Lelystad (1967) komt met 72.000 inwoners op de tweede plaats, Nieuwegein (1970) met 62.000 op de derde en Houten (1962) met 45.000 op de vierde plaats. Alle andere recente Nederlandse new towns zijn kleine gemeenten met enige duizenden tot hooguit twintigduizend inwoners.
Almere staat voor een bijzondere toekomst. De stad, nu nog grotendeels verzonken achter de dijken van Flevoland, wordt in staat gesteld om tot 2030 nog eens zestigduizend woningen toe te voegen aan de ruim zeventigduizend die er sinds halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn gebouwd. Daarmee groeit de bevolking van Almere de komende 20 jaar naar ruim 350.000 inwoners en zal de polderstad qua inwonersaantal in de top vijf van Nederlandse steden belanden.
600.000 500.000 400.000 300.000 200.000 100.000 0 1980
1995
2007
2020
2030
Groei aantal inwoners Almere
Dat is een unieke opgave. Zeker voor een new town, zoals steden van recente makelij in de stedenbouwkundige literatuur worden aangeduid. Daarvan zijn er in de westerse wereld niet zo heel veel. Bovendien zijn de meeste new towns meestal met het bereiken van zo’n honderdduizend inwoners uitgegroeid. Dan is er kennelijk een schaal bereikt, waarin alles bij elkaar hoort. De ruimtelijke structuur, de aspiraties van de bewoners, de voorzieningenstructuur – op de een of andere manier kan er niks meer bij. Het project is voorbij, de stad is af. Voor Almere geldt dat niet. Almere groeit door. Dat maakt de toekomst van de stad al bij voorbaat fascinerend. Want hoe gaat Almere dat doen? Wat voor stad zal er in 2030 staan? Gaat Almere daardoor veranderen? Of wordt het meer van hetzelfde? Reken maar dat nogal wat (internationale) gezelschappen van stedenbouwkundigen, architecten, projectontwikkelaars en volkshuisvesters de komende decennia Almere zullen aandoen om te zien op welke wijze de stad deze enorme schaalsprong vorm gaat geven. Almere is uniek. Waren we in plaats van nuchtere Nederlanders Amerikanen geweest dan hadden we het in vette kapitalen en op grote borden langs de toegangswegen gezet: THE BIGGEST NEW TOWN IN MODERN EUROPE.3
De stad als geschenk
Kwantiteit als brandstof Dit essay wil richting geven aan de wijze waarop Almere met deze uitdaging om kan gaan. Daarbij ligt in het eerste deel van deze nota de nadruk op het woord visie. We zoeken antwoord op vragen als: wat voor stad wil Almere eigenlijk zijn? Hoe verhouden zich het bestaande en het toekomstige Almere? Maar ook: wie maken de stad eigenlijk? Wat is de rol van Almeerders zelf? Daarbij staat vast dat het werken aan het Almere van de toekomst op een andere manier zal gebeuren dan in de eerste dertig jaar van de stad. Almere is tot nu toe vooral een stad geweest die in ontvangst is genomen. De stad begon als cadeau van de rijksoverheid, die in de lege polder een plek zag om de bevolkingsgroei van de Randstad op te vangen. De stad werd gemaakt door woningcorporaties en projectontwikkelaars die er grote hoeveelheden woningen hebben neergezet, waarbij de bewoners zich alleen melden om de sleutels in ontvangst te nemen. Almere is tot nu toe vooral een geschenk geweest. Almere kon ook niet op. Voor elke nieuwe fase reden de bulldozers de aanpalende polders in om het volgende stuk bouwrijp te maken. De stad maken was de stad uitbreiden. Daarbij werd in de jaren tachtig en negentig vooral gedacht in bouwvolumes en hoeveelheden woningen, die in een stedenbouwkundig ontwerp werden ‘weggezet’. Met een bijna vast jaarlijks productieniveau van tussen de twee en drieduizend woningen groeide Almere de polder in. Een geoliede bouwmachine die kwantiteit als voornaamste brandstof kende.
180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
Rotterdam
Den Haag
Utrecht
Almere
Houten
Openbaar gebied m2 per inwoner
Dat leverde – laat daarover geen misverstand bestaan – een aantrekkelijke stad op, zeker voor de mensen die de sleutels in ontvangst namen. Een stad in de ruimte, met ‘dichtheden’ waar men in andere steden niet
Wonen in Almere 1.0
4 Peetvaders van Almere, p.44.
24/25
van durfde dromen. Telt Amsterdam bijvoorbeeld gemiddeld bijna 34 inwoners per hectare, binnen de gemeentegrenzen van Almere wonen er gemiddeld ruim zeven per hectare. Vijf keer zo weinig dus. Dat is ook een eerste ervaring van iedereen die in Almere komt: ruimte, groen en rust.
Het gewone Gooi Die suburbane sfeer is vanaf het allereerste begin de bedoeling geweest. Almere moest vooral niet een kopie van een klassieke stad worden. Nee, Almere moest een tuinstad worden: ‘Het Gooi voor de gewone man’. Of, zoals Teun Koolhaas, een van de founding fathers, het 25 jaar later verwoordde: ‘Vroeger trok de adel de stad uit, stichtte landgoederen. En nu kregen wij, dankzij ons goede belastingsysteem en een hoog opleidingsniveau, de kans om een landgoed voor een kwart miljoen mensen aan te leggen. Een tuinstad ingebed in het groen, met bomen, meren en stranden. Met de metropool Amsterdam op een half uur reisafstand.’4 Vanuit die begeestering ontwierpen zij de polynucleaire stad, de meerkernige stad, die door de hoeveelheid tussenruimte en reserveruimte niet in één keer af was maar zich kon blijven ontwikkelen. Het mocht vooral geen grootschalige buitenwijk worden, zoals die niet lang daarvoor op de zuidoostflank van Amsterdam was ontstaan. Niet de anonimiteit van de Bijlmer maar een ‘stad met humane trekken’. Een overzichtelijke stad, gekenmerkt door laagbouw, eengezinswoningen, voor- en achtertuinen, water en groen. Het moest ook een stad worden zonder massaliteit. Vandaar dat de stad niet als geheel maar in delen is ontwikkeld. Deze uitgangspunten zijn met een ijzeren consequentie en tot tevredenheid van de Almeerders uitgevoerd. Niet zonder reden wordt Almere ook wel eens aangeduid als een super-VINEX-stad, een soort buitenstad, een stad die wel stad is maar er alles aan doet om de schijn daarvan te vermijden. Of, zoals het in de vakliteratuur ook wel laatdunkend heet: een ‘anti-stad’.
De stad als geschenk
Welke Almeerders waarderen wat?
Positiefste/ allerleukste
Het meest gewaardeerd door:
Omdat:
Groen, water, natuur in en om Almere (20%)
Bewoners van Almere Haven (29%)
Almere Haven het ‘groenste’ stadsdeel is.
Ruimte (19%)
Huishoudens met hoge inkomens (30%)
Mensen met hoge inkomens vaker in grote, vrijstaande huizen wonen in ruim opgezette wijken waardoor ze meer ruimte ervaren en waarderen.
Rust (10%)
Allochtonen (24%)
Veel van hen komen uit hectische wijken met gehorige, krappe woningen.
Woningen, wonen (9%)
Huishoudens met hoge inkomens (13%)
Mensen met hoge inkomens zich betere en grotere woningen kunnen veroorloven.
Kindvriendelijkheid (5%)
Huishoudens met kinderen (7%)
De “kindvriendelijkheid” van de woonomgeving voor startende gezinnen een belangrijke overweging is bij de keuze voor een woning.
Bron: Stadsenquête 2002
Die stad stuit nu op zijn grenzen. Niet in fysiek opzicht, want aan ruimte is in Almere zowel binnen als buiten de bebouwde kom geen gebrek. De grenzen zijn meer van psychologische, van gevoelsmatige aard. Want een anti-stad kan zich niet eindeloos vermenigvuldigen zonder zich te bekommeren om de vraag wat nu de stad nog tot stad maakt. Dat is een vraag waar de meeste new towns niet aan toekomen; ze zijn zoals ze zijn bedacht en daarmee is de kous af. Maar Almere wil meer en daarmee heeft ze de vraag te beantwoorden wat voor stad ze eigenlijk wil zijn.
Stadshart De vraag wat voor stad Almere eigenlijk is, is al veel langer aan de orde. In feite lag die zoektocht naar een identiteit ook al ten grondslag aan het besluit halverwege de jaren negentig om het stadshart van Almere een spectaculaire facelift te geven. Niet alleen door het centrum fors uit te breiden en er meer winkels mogelijk te maken, maar juist door een combinatie te realiseren van cultuur en commercie en dat geheel vorm
Wonen in Almere 1.0
26/27
te geven in een stedenbouwkundig ontwerp van hoog niveau en met hoogwaardige architectuur. Daarbij werd voor het eerst op deze schaal dankbaar gebruik gemaakt van wat de founding fathers van Almere in de geboortejaren van de stad bewust bedacht hadden: ruimte open laten voor een volgende generatie bestuurders. Dat is het concept van ‘reserveruimte’. Het idee daarachter is dat de behoeften van een nieuwe stad niet vanaf het eerste moment duidelijk zijn maar in de ontwikkeling van de stad zelf geboren worden. En daar moet dan ook de ruimte voor zijn. Tot op de dag van vandaag kan er daarom kwaliteit aan Almere worden toegevoegd. Zo kan een toekomstige generatie bestuurders op het terrein ten noordoosten van het stadhuis, waar nu de Paviljoens staan, opnieuw de impuls aan het centrum geven die de stad op dat moment nodig heeft. Als gevolg van de schaalsprong van het stadscentrum ontstond er aan de tot dat moment weinig aansprekende noordelijke oever van het Weerwater het afgelopen decennium een stadshart dat allure uitstraalt. Niet voor niets hebben de gemeente Almere en de betrokken ontwikkelaars Bouwfonds MAB Ontwikkeling en Blauwhoed Eurowoningen hiervoor in 2007 de NEPROM-prijs voor gebiedsontwikkeling gekregen. Het is compact, bijzonder, groots. De hoogbouw van appartementen aan het Weerwater geeft het centrum bovendien net die hoogstedelijkheid die elders in Almere juist is vermeden. Daarmee poogt het nieuwe centrum van Almere iets toe te voegen dat in de meerkernige stad onvoldoende aanwezig was en na twintig jaar node gemist werd: een kloppend hart. Een plek waar alle bloedvaten van de stad uiteindelijk bij elkaar komen. Niet alleen om op of uit de trein te stappen of er een paspoort op te halen, maar om veel meer. Om te slenteren, om te winkelen, om af te spreken, om te eten, om uit te gaan, om te pronken, om te demonstreren. Oude steden hebben zo’n plek van nature – het marktplein, het kerkplein, het raadhuisplein. Door de eeuwen volgde de bebouwing er omheen vanzelf. Die natuurlijke groei heeft Almere nooit gekend. Alles moest in een relatief kort tijdsbestek worden neergezet en pas toen de delen tot leven kwamen kon de vraag naar de plaats van ‘samenkomst’ aan de orde komen. Het is niet voor niets dat meer dan in andere steden men in Almere spreekt over ‘stadshart’ in plaats van ‘centrum’. Hier uit zich – bijna onbewust – de behoefte aan iets dat de eindeloze rijen huizen en keurige straten van de nieuwe stad te boven gaat, alles bijeenbrengt en tot een stad maakt. De discussie over en de realisatie van het nieuwe stadshart van Almere vormen een belangrijk keerpunt in de ontwikkeling van de stad. Het is de eerste uitdrukking van het besef dat voor het maken van de stad
De stad als geschenk
meer nodig is dan alleen het realiseren van nieuwe woningen. Er is ook zoiets als een psychologie van de stad, een stedelijke zielkunde, en dat is een moeilijk te doorgronden (en te besturen) stedelijke realiteit. Maar het is wel de realiteit die de laatste jaren steeds meer bestuurlijke aandacht vraagt. Want daarmee dringt zich het besef op dat de toekomst van Almere iets anders is dan het herhalen van het (jonge) verleden. Dat uitte zich ook in de omslag van ‘kwantiteit’ naar ‘kwaliteit’ die de laatste jaren in het denken over de verdere ontwikkeling van Almere is gemaakt. Ook die omslag betekent een afstand nemen van het verleden van Almere, waarin het – logischerwijs – in de eerste plaats ging om het realiseren van forse aantallen woningen. Productie, productie, productie, dat was het ritme van de eerste decennia. Maar na een kwart eeuw bereikte dat proces het verzadigingspunt dat de ontwikkeling van new towns elders in de wereld tot stilstand brengt. Meer van hetzelfde wordt dan – zonder dat de grens precies kan worden aangegeven – teveel van hetzelfde. Doorgaan gaat tegenstaan.
De adolescente stad Maar stilstand is voor Almere geen lotsbestemming. De stad moet – in de context van het dichtbevolkte Nederland – doorgroeien, maar dan anders. Wat dat betreft is de titel van de recente publicatie Adolescent Almere heel treffend gekozen.5 Want Almere is de fase van de kinderschoenen inderdaad voorbij. In die fase is bij mensen de groei vooral fysiek, het lichaam komt op krachten. Maar als het uitgegroeid is, is het nog niet volwassen. Dan treedt de fase van identiteitsvorming in: wie ben ik, waar sta ik in het leven, wat wil ik worden? Dat is de fase waarin Almere nu is terechtgekomen. De stad is op krachten gekomen, nu rest de vraag naar de identiteit van de stad. Op het ogenblik is dat nog een zoekproces, maar vast staat dat de verdere groei van de stad een antwoord op die vraag moet opleveren. Wat er de komende jaren aan wordt toegevoegd, zal de stad af moeten maken, een identiteit moeten geven, dichterbij volwassenheid of stedelijke rijpheid moeten brengen. Bouwde de stad vroeger om te groeien, nu groeit Almere om zichzelf, om volwassen te worden. Dat kan niet alleen maar aan de bestuurlijke tekentafels worden bedacht. Dat is een zoekproces waarin creativiteit en talent gemobiliseerd moeten worden, waarin geavonturierd moet worden, ontdekkingsreizen gemaakt. Daarin staan niet alle vormen en procedures bij voorbaat vast. Ook dat is een omslag ten opzichte van het verleden. Almere is gemaakt aan de bestuurlijke tekentafels, uitgevoerd in opdracht van overheden
5 JaapJan Berg, Simon Franke en Arnold Reijndorp, Adolescent Almere, Hoe een stad wordt gemaakt. Rotterdam, Nai Publishers, 2007
Wonen in Almere 1.0
28/29
door corporaties, ontwikkelaars, beleggingsmaatschappijen, die uiteindelijk de sleutels aan de nieuwe bewoners overhandigden. Het ontstaan van Almere is in dat opzicht een ongekend staaltje volkshuisvestingsdenken geweest. Bouwen voor de mensen. Doorgaan op die route is niet van deze tijd. Het past niet bij de verdere volwassenwording van Almere en – belangrijker – het past niet bij de moderne burgers. Mensen willen invloed hebben op hun woningen, hun woonomgeving en hun stad. Daar willen ze niet alleen wat over te zeggen hebben, ze willen daar ook echt de hand in hebben. Waar mogelijk willen ze hun eigen woningen (laten) bouwen, waarbij ze zelf de bepalende in plaats van de consumerende factor zijn. Dat is, zo leert de volkshuisvestingspraktijk, makkelijker gezegd dan gedaan. Institutionele belangen, ingesleten gewoonten, ingewikkelde procedures houden burgers ver van de tekentafels. Almere wil daar de komende decennia actief verandering in brengen. Want in Almere kan het. Almere 2.0 biedt de ruimte en de mogelijkheden om niet louter voor mensen te bouwen, maar het accent te verleggen naar het bouwen door burgers. Dat vraagt veel van burgers, maar ook van maatschappelijke organisaties, corporaties, ontwikkelaars en de lokale overheid. Alle partijen hebben elkaar nodig maar zullen in een andere betrekking tot elkaar komen te staan. Meer ondersteunend voor burgers, meer open naar elkaar, meer gericht op vernieuwing en kwaliteit, meer risicodragend. Dat zal veel vragen, maar de uitdaging is dan ook geweldig. Want waar kan je nog werken aan een moderne stad van zo’n omvang met zo veel mogelijkheden? Dat kan alleen in Almere. Let wel, deze constatering is geen ontkenning van wat er in Almere is gerealiseerd. Integendeel, geen adolescentie zonder kinderjaren. Geen toekomst zonder verleden. Het nieuwe Almere bouwt verder op het oude Almere, om het te verbeteren, te vernieuwen en af te maken. Almere 2.0 is de optelsom van twee keer dertig jaar geschiedenis en toekomst.
31/31
33/33
35/35
02 Beeld en werkelijkheid Tussen misprijzen en genoegen
Almere heeft een dubbel imago. Enerzijds roept de stad weerzin op bij moderne stedelingen, anderzijds fascineert Almere als een uit het water verrezen stad, als een ongekend Hollands kunst-stukje dat tot de verbeelding spreekt van stedenbouwers, architecten, kunstenaars, schrijvers, en niet in de laatste plaats van bewoners. Almere 2.0 wil die verbeeldingskracht en die creativiteit opnieuw aanspreken om haar toekomst vorm te geven.
Wonen in Almere 1.0
38/39
Er bestaat, zeker bij de smaakmakende stedelijke elites van het land, een hardnekkig beeld van Almere. Dat is een weinig flatteus beeld. Almere is – om een kleine bloemlezing te geven – een saaie slaapstad, een samenballing van burgerlijke middelmaat, een oord waar je als buitenstaander altijd de weg kwijt raakt, de gerealiseerde nachtmerrie van het huisje-boompje-beestje-ideaal, ja zelfs ‘de meest stalinistische stad van Europa’ (Carlos Weeber). En deze lijst is bij lange na niet volledig. De buitenstaander ziet Almere als een stad die niets te bieden heeft wat een stad tot een stad maakt. Het is een stad waar niet gewerkt wordt, een stad zonder leven. En om dat beeld kracht bij te zetten schroomt men niet ook nog eens te wijzen op de gure polderwinden die de stad kunnen teisteren, zodat de troosteloosheid ongekende vormen aanneemt. Zulke buitenstaanders nemen zelden de moeite om dit beeld aan de werkelijkheid te toetsen. Het is gewoon zo. In elk gesprek waarin Almere als onderwerp opduikt, geldt dat beeld als feit. Mocht iemand hun pad kruisen die het in zijn hoofd heeft gehaald om in Almere te gaan wonen, dan is hoon en minachting zijn deel. Ze verklaren hem voor gek. ‘Je gaat toch niet in Almere wonen.’ Tegen dat beeld is weinig te doen. Het wordt gekoesterd door mensen die zich niet van het tegendeel willen laten overtuigen. Bovendien – laten we eerlijk zijn – hebben ze natuurlijk niet helemaal ongelijk. Almere ontbeert nog altijd het hoogstedelijke dynamische milieu waaraan smaakmakende elites zich gaarne laven. Het wemelt in Almere inderdaad niet van kroegen op loopafstand en je kunt er ook niet elke dag een kwartier door een UIT-krant bladeren. Almere is Amsterdam niet. Dat was van meet af aan ook juist de bedoeling. Almere wilde immers aan de benauwdheid van de grote stad ontsnappen door niet alleen huizen maar ook natuur en groen de ruimte te geven. Almere wilde vanaf het begin een stad zijn waarin juist niet alles vol was en dichtgespijkerd, maar een stad die altijd ruimte had om zich te ontwikkelen. Dat was, bij de conceptie in de jaren zeventig, het idee van een complete stad. Zo is het meerkernige, suburbane Almere op de kaart gezet. Dat Almere moet je willen ontdekken. Je moet je ervoor openstellen. Zoals H.J.A. Hofland dat deed toen hij begin jaren negentig op ontdekkingsreis ging langs wat hij de nieuwe Frontier van de oprukkende Nederlandse beschaving noemde. ‘Hier ligt de Frontier in de polders en de nieuwe steden van Flevoland langs de wegen, de dijken en de spoorlijn, in het jongste land van Europa. Een territoriale winst waarvoor geen massamoorden zijn gepleegd, steden verwoest of diersoorten uitgeroeid. Nee: er is ruimte geschapen voor de beschaving in haar productiefste hoedanigheden en voor de natuur in haar onbedorven vrijheid.
Beeld en werkelijkheid
Wonen in Almere 1.0
6 H.J.A. Hofland, De ontdekking van Almere, Overlegorgaan Bouwnijverheid Almere, oktober 1994. 7 Vgl.: Henk Blanken, Hotel Almere. Verhalen uit de polders. Amsterdam Atlas, 1996. Uit de tekst op de achterflap: ‘een ode aan het vlakke land, de rechte lijnen en het onverwoestbare optimisme van een volk dat achter zijn dijken hardnekkig probeert alleen op zichzelf te lijken’.
40/41
Dit is het zelfgemaakte territorium van de Nederlandse beschaving.’6 Hofland ontdekt een stad die nieuw is en toch al vanzelfsprekend. ‘Hoe verschillend de decors ook zijn en hoe uiteenlopend de bezienswaardigheid die ze te bieden hebben, overal is dit wezenskenmerk bespeurbaar: de nieuwe stad waar men leeft alsof ze er “altijd” is geweest. Dat is het wezen, het geheim van de vanzelfsprekendheid.’ En hij constateert: ‘De droom die aan het bestaan van Almere ten grondslag ligt, is een zeer Nederlandse droom, niet minder groots in zijn aspiraties, niet minder gedurfd in de wil om de verantwoordelijkheid in de toekomst voor honderdduizenden te aanvaarden, maar Nederlands: een droom die tot tastbaar en nuttig resultaat moet leiden (…). Door de nuchtere vanzelfsprekendheid waarmee Almere zich aan ons voordoet – geen betovering van paleizen en kathedralen – zijn we geneigd ons te vergissen: we lopen door een welvarende en georganiseerde werkelijkheid van alledag. Maar juist dan is de droom tot tastbaarheid geworden.’ Het boek van Hofland, De ontdekking van Almere, is een mooi voorbeeld dat Almere naast de blijvende afkeer van moderne stedelingen ook altijd fascinatie heeft opgeroepen. Fascinatie voor het ‘omgekeerde Atlantis’, een stad die verrees op een plek waar nog niet eens zo lang geleden de bodem van de zee was. Dat kunststukje, typisch Hollands en ongekend in zijn omvang, blijft de verbeelding prikkelen. Het intrigeert veel stedenbouwers, architecten, kunstenaars, schrijvers en niet in de laatste plaats de bewoners die er de oversteek vanaf het oude land voor over hadden.7
Beeld en werkelijkheid
jaar in Almere zien verschijnen is vooral een jongere, wat beter opgeleide en wat rijkere uitsnede van de Amsterdamse bevolking. Vaak kwamen ze dan wel uit de negentiende-eeuwse wijken van de stad, maar vijftigers en zestigers bleven in de grote stad, net als werklozen, laag opgeleiden en mensen met lage inkomens.’8 Almere was in den beginne vooral aantrekkelijk voor gezinnen met kinderen die in Amsterdam te klein woonden, op zoek waren naar een kindvriendelijke omgeving en vaak de stadsvernieuwing in Amsterdam aangrepen om sneller voor een woning in Almere in aanmerking te komen. Zo ontwikkelde Almere zich in haar eerste jaren als een gezinsstad, met een bovengemiddeld aantal kinderen en jonge gezinnen. Eenouderhuishoudens, die vanaf de jaren zeventig overal in het land fors in aantal toenamen, trof je in de ontluikende polderstad niet aan. Zo ontstond ook het beeld van Almere als slaapstad, want veel van die pionierende gezinnen kenden een klassieke taakverdeling. De mannen reden ’s ochtends naar hun werk, de vrouwen bleven thuis om voor het huishouden en de kinderen te zorgen. Almere was een van de plaatsen waar journalisten begin jaren tachtig de zogenaamde ‘groene weduwen’ ontwaarden. Eenzame vrouwen in groene tuinen die hun lot wegdronken met flessen sherry. Een beeld dat nog eens werd versterkt door het feit dat in Almere het percentage scheidingen hoger lag dan in het oude, ‘vaste’ land.9 Die verhalen bezorgden Almere aan de andere kant van de brug een negatieve reputatie.
Witte en zwarte vlucht Slaapstad Overigens hadden de eerste bewoners bepaald geen hoogdravende visioenen van het soort stad dat Almere moest worden. Hun motieven waren uitermate praktisch. Ze zochten vooral een ruimere woning voor een betaalbare prijs in een rustige omgeving. En die vonden ze in Almere. Dus pakten ze hun spullen bij elkaar en streken ze – nadat ze door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) voldoende geschikt werden bevonden – neer in de zandvlakte die Almere Haven werd genoemd. Vanaf het begin was het de bedoeling om van Almere een gemiddelde stad te maken met een evenwichtige bevolkingssamenstelling, een stad dus met een normale verdeling tussen inkomensgroepen, levensstijlen, leeftijden en huishoudtypes. Dat bleek al snel een illusie. De eerste Almeerders waren in hoofdzaak mensen met een middeninkomen die afkomstig waren uit Amsterdam. ‘Wat we de eerste tien
Op het woonplezier van de nieuwe Almeerders hebben deze hardnekkige vooroordelen, die vanaf het prille begin de kop opstaken, weinig invloed gehad. Integendeel. Eenmaal over de brug hadden de nieuwe bewoners het over het algemeen goed naar hun zin. De pionierende Almeerders gaven steevast blijk van tevredenheid over hun woning en hun woonomgeving. En dat ondanks de ontberingen van zand, bouwputten en gebrekkige voorzieningen die nu eenmaal bij elke nieuwbouwwijk horen. Niet alleen de ruime woning deed mensen besluiten zich in Almere te vestigen, ook de laagbouw speelde een belangrijke rol. In dat opzicht is Almere een reactie op de massieve woonflats met zes of meer verdiepingen die in de jaren zestig overal in Nederland verrezen. De Bijlmer is daar het bekendste voorbeeld van. In de jaren zestig wilde de overheid met deze woonflats met ruime appartementen op een efficiënte manier de woningnood bestrijden, in de jaren zeventig schrok men terug van de massaliteit en compactheid die ze teweegbrachten. In veel opzichten
8 Zie: Ente Breed, e.a., Vijfentwintig jaar mensenwerk. Samen leven in een nieuwe stad. Amsterdam, SISWO 2001, blz. 26 9 Overigens een afwijking die geheel te wijten was aan het feit dat de groep mensen die in een levensfase vertoeven waarin vaker gescheiden werd, in Almere oververtegenwoordigd was. Inmiddels heeft zich het percentage scheidingen in Almere ‘genormaliseerd’.
Wonen in Almere 1.0
10 Thijs van der Steeg, e.a., Bloemkoolwijken. Woningvoorraad en bevolkingsdynamiek in laat-naoorlogse woonwijken. SEV-programma Keer de verloedering, 2006, blz. 5 11 Sociale Atlas van Almere 2008, blz.16
42/43
werd Almere de tegenhanger van die hoogbouwwijken. Er waaide in die tijd een andere wind door de Nederlandse stedenbouw. Van der Steeg e.a.10 verwoorden dat als volgt: De tussen 1970 en 1985 gebouwde woonwijken lijken in hun ruimtelijke structuur op niets wat ervoor ooit was gebouwd en wat er in de periode erna zou worden gebouwd. Woonwijken uit de periode 1970–1985 markeren een keerpunt binnen de Nederlandse stadsontwikkeling van na 1945. Soms lijkt het of de grilligheid van de fysieke opzet een afspiegeling is van de grilligheid van de maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen uit die tijd. De bouw van deze wijken was dan ook de uitkomst van een proces waarin beleid, wettelijke kaders en maatschappelijke ontwikkelingen sterk met elkaar verweven raakten. Met als resultaat de woonwijken met woonerven. Later kreeg dit type wijk vleiende en minder vleiende bijnamen als: ‘bloemkoolwijken’, ‘verdwaalwijken’, ‘longblaaswijken’ of ‘easytowns’. De kern van de ontwerpfilosofie die ten grondslag lag aan het ontwerp van deze wijken was ontmoeting, menging, variatie en kleinschaligheid. Kortom, een filosofie waarin een terugkeer naar de menselijke maat – die volgens critici van dat moment zo uit het oog was verloren tijdens de wederopbouwperiode – centraal stond. In de ruimtelijke geleding van nieuwe woongebieden zouden open ruimten (erven) en groengebieden (groene dooradering van de wijken) de woonomgeving beter herkenbaar moeten maken en meer identiteit moeten geven. Volgens de ‘founding fathers’ van dit type woonmilieu (…) waren straten voor het verkeer en erven om aan te wonen.
Almere is een kind van deze tijd geworden. Om die reden is vooral de rijtjeswoning bepalend geworden voor het aanzien van de nieuwe stad. Terwijl het Nederlands gemiddelde rondom de eeuwwisseling ongeveer 30 procent was, was op dat moment in Almere ruim het dubbele, dat wil zeggen 60 procent van de woningen, in rijtjes gebouwd. En er was, voor menig Amsterdammer, nog een ander motief om de grote stad achter zich te laten en het avontuur in Almere te zoeken. Van de nieuwkomers koos 30 procent bewust voor een andere woonomgeving. Veel Amsterdammers waren ontevreden over hun buurt, de veranderende bevolkingssamenstelling en de veiligheid. Zij vluchtten min of meer de grote stad uit, en kozen bewust voor een rustige, ruime woonomgeving. En die was in Almere ruimschoots voorhanden. Opmerkelijk is dat vanaf het allereerste begin leden van – zoals dat toen heette – ‘etnische minderheden’ de weg naar Almere wisten te vinden. In 1982 is al zes procent van de bevolking afkomstig uit het buitenland of geboren in een gezin met tenminste één buitenlandse ouder. In 2000 is dat aandeel al ruim tien procent en de stijging zet zich de laatste jaren fors door. In 2008 telde Almere 15 procent inwoners met een andere of dubbele nationaliteit. Van de ruim 180.000 inwoners is 64.000 (35 procent) allochtoon – in de meest brede definitie. Bijna 9000 zijn afkomstig uit EU-landen, er is een stevige Marokkaanse gemeenschap met ruim 6000 zielen, maar de Almeerders met Surinaamse of Antilliaanse verwantschappen is verreweg het grootst: bijna 24.000 (13 procent).11 Daarbij herhaalt zich in zeker opzicht de geschiedenis, zij het nu in
Beeld en werkelijkheid
een gekleurde variant. Waren het in de jaren zeventig en tachtig voornamelijk de jonge, witte middengroepen die hun heil in Almere zochten, hetzelfde patroon lijkt zich nu met de jonge, allochtone middengroepen te herhalen. Er is sprake van een ‘zwarte vlucht’ die in Almere neerstrijkt. De prognose is dat in 2025 Almere 27 procent niet-westerse allochtone huishoudens zal tellen, wat de stad op de tweede plaats (na Rotterdam) van de multiculturele steden in Nederland zal brengen. Almere zal zich goed moeten bezinnen op de vraag wat dat betekent. Dat gebeurt, bijvoorbeeld in het Platform Kleurrijk Almere12 , maar het kan veel indringender. Wat betekent dat voor het woonbeleid, voor het gebruik van de openbare ruimte, voor ouderenwoningen, voor het particulier (mede)opdrachtgeverschap? Waren alleenstaanden, ouderen en studenten evenals tweeverdieners in het Almere van de jaren tachtig schaarse verschijningen, vanaf de jaren negentig begon dat te veranderen. De stad ‘normaliseerde’ en begon voor andere bevolkingsgroepen aan aantrekkelijkheid te winnen. Zo verhuisden nogal wat (vroeg) gepensioneerden hun kinderen achterna, want in Almere kon dat. Onderwijsvoorzieningen boden Almeerse studenten beetje bij beetje de mogelijkheid om in de eigen stad te blijven studeren. Scheidingen zorgden voor eenoudergezinnen. En sinds de jaren negentig werd ook het ‘tweeverdienen’ een normaal verschijnsel in Almere. Zo transformeerde Almere langzaam maar zeker in de richting van een gemiddelde Nederlandse stad, ook als gevolg van gemeentelijk beleid dat in toenemende mate gericht was op differentiatie van woonmilieus en het vergroten van de keuzemogelijkheden. In de Nota Woonbeleid 2002–2006 stond daarom het principe van de ‘ongedeelde stad’ centraal: het realiseren van een voldoende gedifferentieerd aanbod (zowel in de nieuwbouw als in de bestaande stad) dat voor iedereen bereikbaar is en blijft.
Het Woningmarktonderzoek 2006: Almeerders zijn over het algemeen erg tevreden over hun woning: ze geven die een ruime voldoende (7,6). Ook de woonomgeving valt in de smaak. Negen op de tien Almeerders zijn hiermee tevreden. Opvallend is dat toch veel Almeerders willen verhuizen: ruim een derde heeft de komende twee jaar serieuze verhuisplannen. Zij wensen meestal een grotere woning. Maar ook een betere kwaliteit van de woning, een koopwoning, een grotere tuin en overlast in de buurt noemen ze vaak als verhuisreden.
12 Kleurrijk Almere is een gezamenlijk initiatief van maatschappelijke organisaties in Almere die de kracht van de diversiteit in de stad willen vergroten aan de hand van concrete projecten. Zie: http:// www.kleurrijkalmere. nl/. Het platform verenigt organisaties op het terrein van het primaire en middelbare onderwijs, welzijn, zorg, geestelijke gezondheidszorg, de GGD en sinds 2004 ook de gemeente.
03 Normalisering en verstedelijking De modernisering van Almere
Het laatste wat er van Almere gemaakt moet worden, is een ouderwetse grote stad. Almere zal nooit een kopie worden van een metropool, daarvoor ontbeert het de geschiedenis, de ruimtelijke structuur en de aspiraties van de bevolking. Almere zou simpelweg Almere niet meer zijn.
Wonen in Almere 1.0
13 Zie: Sociale Atlas 2008, blz. 14 en CBS (www.cbs. nl>bevoking). 14 Motivaction, Kijk op het leven, kijk op Almere. Leefstijlen, participatie en veiligheid. Amsterdam, april 2003. Het citaat is uit de samenvatting, blz. 3.
46/47
Anno 2009 is Almere qua bevolkingssamenstelling steeds meer op de gemiddelde stad gaan lijken die de founding fathers in de jaren zeventig voor ogen hadden. De witte vlucht van middengroepen uit Amsterdam zorgde aanvankelijk voor een onevenwichtige bevolkingssamenstelling, maar als gevolg van natuurlijke ontwikkelingen en gericht gemeentelijk beleid zijn de scheve verhoudingen rechtgetrokken. Dat blijkt ook uit de statistieken. Als we de Almeerse bevolking van 2009 qua leeftijd, bevolkingssamenstelling, soorten huishoudens en inkomensverdeling vergelijken met de rest van Nederland dan wijkt de stad eigenlijk steeds minder af. Je kunt het relatief jonge karakter van de stad alleen nog aflezen aan het feit dat er nog altijd meer jongeren (tot 15 jaar) en minder ouderen (boven 60 jaar) dan gemiddeld wonen. Zo is in Almere 22 procent van de bevolking jonger dan 15 jaar, terwijl dat in Nederland 18 procent is. Daarentegen is in Almere 11 procent van de bevolking ouder dan 60 jaar, terwijl dat in Nederland 21 procent is.13 Almere blijft een stad voor mensen uit de middengroepen die voor hun kinderen en voor zichzelf ruimte zoeken. Het feit dat Almere momenteel in trek is bij allochtone middengroepen (overigens was dat zoals gezegd al vanaf het begin het geval) onderstreept dat. Maar tegelijkertijd moderniseert en differentieert Almere qua huishoudensamenstelling en leefstijlen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het Motivaction-onderzoek van 2003 naar Leefstijlen in Almere. Gemeten naar de leefstijlen die er voorkomen kan Almere getypeerd worden als een stad met een grote diversiteit aan inwoners. Kosmopolieten, opwaarts mobielen en nieuwe conservatieven (samen 53% van de populatie) drukken een sterk stempel op de stad en zijn veel sterker vertegenwoordigd dan in de Nederlandse bevolking als totaal (31%). Gezien de gemeenschappelijke waarden van deze dominante leefstijlen kan Almere als volgt worden getypeerd: toekomstgericht, technologisch, zelfbewust, vitaal, gedreven, mobiel, open, individualistisch, ondernemend en ambitieus. Daarentegen is Almere niet geworteld, traditioneel en gericht op het collectief. In tegenstelling tot het beeld dat vaak bestaat in de publieke opinie is het dus zeker niet alleen een stad van traditionele gezinnen en bijbehorende leefstijlen zoals de moderne burgerij, maar eerder een stad van sterk geïndividualiseerde gezinnen met meer op presteren en op carrière maken gerichte leefstijlen.14
Deze vorm van differentiatie en individualisering van de Almeerse bevolking zou je ook kunnen omschrijven als een vorm van verstedelijking. De gezinsstad uit de beginjaren nadert in haar ontwikkeling het Nederlandse gemiddelde en gaat qua diversiteit en levensstijlen langzaam maar zeker de grote stad achterna. Tegelijk ontwikkelt ze de bijbehorende problemen. Diversiteit van bevolkingssamenstelling vraagt en creëert immers een ander stedelijk leven, andere behoeften, andere woonmilieus, en daarmee meer criminaliteit en onderlinge ergernissen. In feite is die verandering al langer waarneembaar in Almere. Het
Normalisering en verstedelijking
absolute monopolie van de laagbouw is al enigszins aangetast en op een paar plaatsen is – vaak bijzondere – hoogbouw tot stand gekomen. Die omvat uiteraard de hoogbouw in Almere Stad aan het Weerwater, maar ook de drie rode torens aan de rand van de Regenboogbuurt. De wijken die de laatste jaren tot stand zijn gebracht, zoals de Stripheldenbuurt, kennen al veel meer variatie en differentiatie. Niet onbelangrijk daarbij is dat er ook steeds meer gebouwd wordt voor de hogere inkomensgroepen, die in de jeugdjaren van Almere slechts spaarzaam het nieuwe land in trokken. De Noorderplassen trekken bijvoorbeeld zulke groepen aan. En ook de plannen voor bebouwing aan en op de Oostvaardersdijk, waar een imposant Almeers gezicht naar het IJmeer moet verrijzen, sluiten hierbij aan. De stad krijgt onherroepelijk steeds meer stedelijke accenten.
Stedelijke accenten Is Almere daarmee een stedelijke stad geworden? Of, kritischer uitgedrukt: kan zij zich daarmee ontdoen van haar wat dorpse, suburbane imago? Voordat die vragen kunnen worden beantwoord, dient eerst een andere, veel existentiëlere vraag aan de orde te komen: wat voor stad wil Almere eigenlijk worden? Wat die vraag betreft zijn Almeerders ambivalent. Zoals gezegd tonen ze zich over het algemeen zeer tevreden met hun woning (gemiddelde waarderingscijfer: 7,6) en met hun directe woonomgeving, maar naarmate men de vraag ruimer formuleert, wordt de toon kritischer, zoals uit onderstaand kader blijkt.15
Bewoners van Almere over: Thuisvoelen in Almere De meeste volwassenen in Almere zijn daar niet geboren, maar verhuisden erheen. In de groepsgesprekken werd daarvoor als belangrijkste reden genoemd de beschikbaarheid en relatief lage prijzen en korte wachttijden voor de woningen. Almeerders worden dan ook wel omschreven als ‘Amsterdammers die weggevlucht zijn’. Ook in deze gesprekken werd gesproken over de positieve en negatieve punten van Almere. Als sterke kanten werden onder meer genoemd: – – – –
betaalbare woningen (hoewel met name de jongeren klagen over de lange wachttijden) natuur (‘ook al is het geen echte’) centrale ligging, dichtbij Amsterdam verkeerssituatie (‘hier kan ik mijn kinderen ten minste op straat laten spelen’)
Bewoners noemen echter ook veel nadelen: – beperkte en eenzijdige uitgaansleven (zowel door jongeren als
15 Bron: Samen leven in Almere: Monitor Sociale Cohesie 2003. Gemeente Almere/Bureau Oostveen
Wonen in Almere 1.0
– – – – – –
48/49
volwassenen genoemd) verpaupering en slecht onderhoud (zowel in openbare ruimtes als privé) toenemende onveiligheid (veel genoemd) Almere is een slaapstad: overdag erg stil aanwezigheid en gedrag van snel groeiende groepen allochtone bewoners saamhorigheid tussen bewoners ontbreekt geen sfeer: ‘Sfeer, dat hebben ze hier niet’. ‘Almere is zo nuchter, het heeft geen gevoel’
Veel bewoners werken buiten Almere. Ze denken dat als er meer mensen in Almere zouden werken de band met de woonplaats sterker wordt. Overigens noemen verschillende volwassenen én jongeren Almere Haven prettiger dan Almere Stad. De sfeer vinden ze er gemoedelijker. Wegenpatroon en bouwstijl hebben iets natuurlijks en de havenkom is gezellig. Almere wordt sowieso niet als eenheid beschouwd, ‘het zijn drie dorpen’ met elk een eigen sfeer en eigen bewoners.
Wat Almeerders in het bijzonder waarderen is precies wat de stad vanaf haar ontstaan teweeg heeft willen brengen: betaalbare woningen in een groene en/of blauwe woonomgeving met een gevoel van ruimte. Dat blijft de essentie van Almere, dat is haar basiskwaliteit. Maar tegelijkertijd klagen zij over de verschijnselen die te maken hebben met een toenemende verstedelijking van hun stad. De veranderingen die zij in de ruimtelijke ontwikkeling van de stad zien, waardoor er steeds meer stedelijke accenten in het oude Almere komen, doen aan hun basisgevoel weinig af. Die processen raken in hun ogen niet aan het wezen van de stad: het suburbane woonmilieu. Voor hen is dat de basiskwaliteit. De rest is een welkome aanvulling. En ze hebben gelijk. Het laatste wat er van Almere gemaakt moet worden, is een ouderwetse grote stad. Almere zal nooit een kopie worden van een metropool, daarvoor ontbeert het de geschiedenis, de ruimtelijke structuur en de aspiraties van de bevolking. Almere zou simpelweg Almere niet meer zijn. Maar dat betekent niet dat de stad af is of dat Almere op sommige plaatsen niet meer stedelijk kan worden, zoals bewoners zelf overigens ook vaak aangeven. In zeker opzicht is dat een ontwikkeling die zich vanzelf opdringt. De hoogstedelijke impuls die aan het stadshart is gegeven maakt het centrum en de omringende gebieden aantrekkelijk voor bewoners die een levensstijl prefereren die bij zo’n gebied past. Zij zoeken de nieuwe dynamiek op. Het gemeentelijk beleid kan die ontwikkeling gericht stimuleren door aanpassingen aan de ruimtelijke structuur en door het toevoegen van woonmilieus die passen in de directe omgeving van het stadscentrum. In feite is dat ook de richting waarin het Programmaplan Almere Stad wijst.
Normalisering en verstedelijking
Problemen op de grond Daarmee verandert Almere. Stukje bij beetje. Dat is onvermijdelijk, want hoewel de ruimtelijkheid Almere’s grootste deugd is, is de stad verre van volmaakt. Wie zich over het maaiveld van de stad beweegt, beseft maar al te vaak dat Almere vanuit de lucht is gebouwd. Van boven naar beneden. Vanuit de hemel van de stedenbouwkundige concepten naar de alledaagse werkelijkheid van woningen, straten en wijken. Het fascinerende fotoboek Almere vanuit de lucht, dat eind 2006 verscheen, getuigt daar indringend van.16 Vanuit een laagvliegend vliegtuigje ziet Almere er indrukwekkend uit. Groen, zeker in de zomer, en vooral geordend. Strak in structuren, met dreven en busbanen, en omcirkeld door een heuse ringweg. Maar er is ook een ander Almere. Dat is het Almere-op-ooghoogte. Dat is het Almere waar de bezoeker onmiddellijk de weg kwijt raakt, ondanks de overvloedige bewegwijzering op de fietspaden. Dat is het Almere zonder structuur, zonder richtinggevoel. Ook dat Almere is groen, de fietspaden trekken brede strepen door de wijken en als er geen bussen reden over de busbanen zouden ze bijna ecologische verbindingszones zijn. Dat is het Almere dat elke dag op het netvlies van de Almeerders verschijnt, het Almere waarmee zij vertrouwd zijn geraakt en waarin zij blindelings de weg weten. Maar dat is ook het Almere waarin opvalt dat wat uit de lucht zo mooi lijkt, op de grond nogal eens anders uitpakt. Blinde gevels, rare plinten, onbestemd groen, nutteloze ruimte. Dat is een stad waar – we komen daar in het volgende hoofdstuk uitgebreid op terug – nog veel aan te doen valt. Daar is meer reden toe. Verschillende onderzoeken wijzen erop dat een aantal Almeerse wijken op zijn vriendelijkst gezegd ‘vatbaar’ zijn voor negatieve ontwikkelingen. Zo wijst de SEV er bijvoorbeeld op dat in de Grienden in Almere Haven tussen 1998 en 2002 het aantal hogeropgeleiden met 28 procent is teruggelopen. Dat is geen goed teken. Almere is bovendien een van de groeisteden die volgens de SEV-Kanskaart van Nederland enkele verloederende wijken telt die stammen uit de periode 1975–1990, zoals Stedenwijk-Noord, een onderdeel van Almere Stad, en Molenbuurt, onderdeel van Almere Buiten.17 Ander voorbeeld: de Atlas voor Gemeenten uit 2007 voorspelt in de nabije toekomst veiligheids- en leefbaarheidsproblemen voor Almeerse wijken, waarbij als een van de oorzaken voor het afglijden van deze wijken wordt genoemd dat jonge kinderen niet langer het sociale cement van de wijk vormen, om de simpele reden dat ze ouder worden. Als ze tussen de tien en twintig jaar zijn gedragen ze zich anders. Dat geldt ook voor de volwassenen, die anders tegenover elkaar komen te
16 ROVORM bv, Almere vanuit de lucht. Uitgeverij Thoth, Bussum 2006. 17 Thijs van der Steeg, e.a., Bloemkoolwijken, a.w.
Wonen in Almere 1.0
18 Gerard Marlet en Gerard van Woerkens, Op weg naar early warnings. Omvang, oorzaak en ontwikkeling van problemen in de wijk. Atlas voor Gemeenten, Utrecht 2007. Zie bijvoorbeeld blz. 54. 19 Woningmarktonderzoek 2006, blz. 15
50/51
staan. Wat eerst verbroederde, begint wrevel te wekken, waarna al snel een neerwaartse spiraal in werking treedt.18 Overlast van jongeren is volgens het Woningmarktonderzoek 2006 de meest genoemde klacht van Almeerders.19 Wat deze signalen duidelijk maken is dat de bestaande stad vraagt om nieuwe impulsen en gerichte ingrepen, om opknapbeurten, om het doordacht en in samenspraak met bewoners doorbreken van bestaande structuren. Dat is nodig om nieuwe ambities waar te maken, om nieuwe levenspatronen, nieuwe vormen van werkgelegenheid en meer dynamiek in buurten mogelijk te maken. Dat is ook nodig om Almere verder te brengen dan waar het nu is. Want tevredenheid is voor Almere’s toekomst onvoldoende brandstof. Waar de stad behoefte aan heeft is trots – trots op mooie plekken, trots op nieuwe gebouwen, trots op verbeterde buurten, trots op een volgroeide stad. Tevredenheid is iets individueels. Dat gaat over jezelf, je huis, je woonomgeving. Trots zijn is iets collectiefs, dat deel je met anderen, dat maak je met anderen. En trots is wat de Almeerders aan hun stad kunnen toevoegen. Het woonbeleid van de komende jaren moet daar een impuls aan geven.
53/53
55/55
57/57
59/59
04 Almere op ooghoogte De stad als dagelijkse ervaring
Groene ruimten behoren tot de rijkdom van Almere. Maar na dertig jaar is het tijd om met een groene stofkam door de stad te trekken en de ruimten op hun toegevoegde waarde te ondervragen. Effectiever gebruik, scherpere definities en een grotere functionaliteit moet de kwaliteit van het Almeerse stadsgroen verbeteren.
Wonen in Almere 1.0
62/63
Laten we een papieren wandeling maken. We stappen uit de trein in Almere Centrum en lopen noordwaarts, richting brandweertoren. Op het kruispunt voor de toren staren we rechts en links twee lange busbanen in, die als een vredelievende tankgracht een rechte lijn naar de horizon trekken. We mogen er niet over lopen, dus lopen we in de richting van het imposante, van kleur verschietende UWV-kantoor, waarbij de woningen die aan de voet van het kantoor liggen in het niet lijken te verdwijnen. We lopen over het fietspad, richting Kruidenwijk. Of het fietspad een naam heeft, valt niet te ontdekken. Wel vertelt een vriendelijke Almeerder ons dat het te voet de enige manier is om de Kruidenwijk te bereiken. ‘Met een auto moet je eerst de dreef op,’ vertelt hij er nog bij. We lopen langs het groen omzoomde fietspad onder de Spoordreef door en slaan, omdat we nu eindelijk onder de mensen willen zijn, de eerste de beste straat linksaf in: de Vanillestraat. Een straat van rijtjeshuizen tegenover elkaar, met voortuintjes waar soms het tuinplezier van af straalt, hoewel net zo vaak de slonzigheid domineert. Op de een of andere manier geeft het de straat iets onbestemds mee. Iedereen doet maar wat. De een is zorgzaam, de ander onverschillig. Om de hoek op de Oreganoweg stuiten we op een strook van bomen en struiken, waarvan zonder moeite kan worden vastgesteld dat die groen is maar tegelijkertijd een obstakel vormt. Niemand kan er wat mee. Het is geen siergroen, zoals de behegging van het fietspad. Het is vulgroen. We steken de brug over, duiken meteen links het fietspad op en wanen ons in een park, waar de huizen flink op afstand van zijn gehouden. Dit is de ansichtkaart ‘Groeten uit Almere’. We gaan terug het water over en willen dan ten noorden van de brandweerkazerne even over het bedrijventerrein lopen. Dat lukt niet. We stuiten op busbaan en Spoordreef, in de oksel van hun kruispunt treffen we een groen trapveldje aan. Een van de rondstruinende jongens laat in het struikgewas zijn favoriete verstopplekje zien. Het lukt ons niet om anders dan via het fietspad waarover we de Kruidenwijk zijn binnengekomen, de Kruidenwijk te verlaten. Pas dan is de oversteek naar het bedrijventerrein mogelijk, maar we wagen het er niet op. Het is gaan regenen. Een kroeg zou uitkomst bieden, maar die is er niet. Zo verliep de wandeling die een gezelschap deskundigen, corporatie- en gemeentebestuurders maakte om zich warm te lopen voor een discussie over Almere 1.0. Ze kregen de opdracht mee om van alles wat hun aandacht trok en waarover ze wat zouden willen vertellen, foto’s te maken met een digitale camera. Dat leverde een rijke vloed aan beelden op. En vooral diverse beelden.
Almere op ooghoogte
Wonen in Almere 1.0
64/65
Almere op ooghoogte
Bewondering bleek even vaak een motief om een foto te maken als verbazing, waardering net zo vaak als afgrijzen. Wie zijn hart verpand heeft aan volkshuisvesting en stedenbouw hoeft in sommige delen van Almere maar een kleine wandeling te maken om zijn fantasie aan het werk te zetten. Kan dat niet anders? Hoe kunnen we organiseren dat bewoners elkaar aanspreken? Wat kun je nu doen aan die totaal verwaarloosde voortuintjes, die allemaal privé zijn maar tegelijkertijd een bijdrage leveren aan het totaalbeeld van de straat? Hoe organiseer je collectiviteit, hoe betrokkenheid bij de buurt? Natuurlijk is de Kruidenwijk niet representatief. Je kunt ook uit de trein stappen in Almere Muziekwijk, het Muzenpark inslaan en tegen de Residence De Muzen aanlopen, een prachtig langgerekt complex van 360 meter lang met 145 woningen, een complex dat vorstelijk aan de kop van het Muzenpark is opgetrokken. De Muzen is een A-locatie voor ouderen, met alle mogelijke voorzieningen op het terrein van zorg en openbaar vervoer om de hoek. Het is de kroon op de ontwikkeling van de Muziekwijk en bewust als slotakkoord aan de wijk toegevoegd. Eigenlijk precies het slotakkoord dat in de eerder aangelegde Kruidenwijk ontbreekt. Maar je kunt ook uitstappen bij het nieuwste station, Almere Oostvaarders, en een wandeling door de kersverse Stripheldenbuurt maken, wat een totaal andere ervaring oplevert. Hier zijn weer pioniers aan het werk geweest, hier liggen andere stedenbouwkundige concepten aan ten grondslag, hier is meer geld in het geding. Hier zoekt het stedelijk leven nog naar routines, is de verwaarlozing nog toekomstmuziek, zijn de tuintjes nog maagdelijk. Het enige dat vertrouwd in de oren klinkt zijn de rinkelende alarmbellen als er over de busbaan een bus komt aansnellen. Hier bekruipt je nog niet het ongemakkelijke gevoel dat al snel bezit van je neemt wanneer je vanuit het meganieuwe stadshart de Stedenwijk in loopt, een willekeurige binnenruimte betreedt en tegen een wal van schots en scheve schuttingen aankijkt die een tamelijk levenloze ruimte ommuren, een niemandsland zonder eigenaren.
Het straatbeeld Almere bestaat niet alleen op een kaart of op een tekentafel maar vooral als een reeks ervaringen. Almere leeft in de eerste plaats op ooghoogte. En dan zijn de indrukken die de stad achterlaat niet alleen oneindig veelvormig, maar vooral ook wisselend van kwaliteit. Waarbij zelfs al na een wandeling van een paar kilometer kan blijken dat verschillende waarnemers de stad heel verschillend waarderen. Om elke hoek kan het voor elke waarnemer weer anders zijn.
Wonen in Almere 1.0
66/67
Dat is de ervaring van de meeste Almeerders. Als er één gemeenschappelijke zorg spreekt uit de Wijkpeiling 2006 dan is het wel de zorg over de verloedering van de openbare ruimte. Natuurlijk varieert dat oordeel enorm per wijk en is het in hoge mate gecorreleerd aan de kwetsbaarheid van de wijk op andere terreinen, maar waar het straatbeeld te wensen overlaat, dringt die zorg zich als eerste op aan de bewoners. Daarbij is verloedering een ingewikkeld begrip, omdat er heel veel onder valt. Eigenlijk alles wat als onaangenaam wordt ervaren. Het kan de overal aanwezige hondenpoep zijn, maar ook de slechte staat van de tuinen, de steeds hogere schuttingen rond de erven en het rondhangen van jongeren op de hoek van de straat. De volksmond zegt dan al gauw: ‘De buurt gaat achteruit’. In de statistiek uit het zich in een hoge mutatiegraad van bewoners en in een qua inkomen en kansen op de arbeidsmarkt eenzijdige samenstelling van de wijk. Bij elkaar hebben deze verschijnselen de neiging om elkaar negatief te versterken. Er ontstaat een negatieve spiraal, waarbij de groepen die zich het kunnen permitteren de wijk verlaten en de groepen die het meest kwetsbaar zijn achterblijven. Precies om die reden is de gemeente Almere de laatste jaren begonnen om extra te investeren in de aandachtswijken: om de negatieve spiraal tot stilstand te brengen en in een positieve ontwikkeling om te buigen. Uit de Wijkpeiling 2006 blijkt dat deze inspanningen zeker niet zonder resultaat zijn gebleven, maar toereikend is de aanpak nog lang niet. Er moet meer gebeuren. De stad vraagt om nieuwe impulsen, nieuwe instrumenten. Almere 2.0 wil daar vanuit drie thematische invalshoeken verder richting aan geven.
Invalshoek 1: Eigendom en beheer Wat op ooghoogte, zeker in de oudere stadsdelen, opvalt is dat de openbare ruimte nog het meest weg heeft van een niemandsland. Het is een ruimte zonder eigenaar en dus zonder dagelijkse zorg. Natuurlijk, formeel kent de ruimte wel een eigenaar: de gemeente. Dat is ook steevast de instantie waar mensen hun klachten en ongenoegens aan adresseren, maar het is evident dat de gemeente die alledaagse zorg niet in de gewenste intensiteit kan opbrengen. Dat is onbetaalbaar. Op dit punt snijdt de suburbane stad zichzelf in de vingers. Almere zwemt letterlijk in de ruimte en iedereen ervaart dat als de belangrijkste kwaliteit van de stad. Maar het zorgvuldig onderhouden van al die ruimte, het op orde houden van het almaar doorwoekerende groen, het snel corrigeren als er iets fout gaat, dat is een bijna onmogelijke opgave. In feite is maar een relatief beperkt deel van Almere met woningen (en
Almere op ooghoogte
tuinen) belegd, het overgrote deel is openbare ruimte. Dat is om zo te zeggen een onvoorstelbare grote tuin, een giga-park. De gemeente kan die alleen in grote onderhoudsrondes beheren. Berekeningen leren dat voor optimaal onderhoud, voor het tijdig vervangen en opnieuw investeren in de openbare groene ruimte jaarlijks zo’n € 70 miljoen nodig is, terwijl het beschikbare budget slechts een kleine 30 miljoen bedraagt. Anders gezegd: Almere heeft – via de verdeelsleutels van het Gemeentefonds – voor het onderhoud van het groen per woning € 360 ter beschikking maar eigenlijk € 900 nodig, een tekort van € 540 per woning. Dat verschil is enorm en financieel op geen enkele manier te overbruggen. De gevolgen daarvan zullen niet uitblijven. In de eerste jaren schieten de finesses, de kleine correcties, de dagelijkse zorg erbij in. Op termijn neemt de overall-kwaliteit van het groen onvermijdelijk af. Er moet dus wat gebeuren. Een van de reacties op dit proces is om stukken openbare ruimte af te sluiten, waardoor ze niet langer van iedereen zijn (en dus van niemand) en meer eigendom worden van de mensen die er wel gebruik van kunnen maken. Dat maakt het maken van afspraken over gebruik en beheer makkelijker en de betrokkenheid van bewoners groter, waardoor de kwaliteit van deze ruimte beter valt te handhaven. In de Staatsliedenwijk is dit bijvoorbeeld gebeurd met een aantal binnenterreinen, die door woningcorporatie Goede Stede zijn afgesloten en opgeknapt om daarmee de greep op de kwaliteit terug te krijgen en de verloedering van de ruimte een halt toe te roepen. En dat werkt. Feit is dat Almere zoals het gebouwd is weinig of niet uitnodigt tot wat je ‘collectieve verantwoordelijkheidsstructuren’ zou kunnen noemen. Uit onderzoek blijkt dat Almeerders inderdaad nauwelijks collectieven vormen: een individualistische levensstijl voert de boventoon.20 Maar die heeft de Almeerse stedelijke dynamiek in veel gevallen over zichzelf afgeroepen. De stad is gebouwd als een eindeloze rij individuele woningen. De pioniers in deze woningen vonden elkaar nog in het gemeenschappelijke gevoel van mensen die voor dezelfde opgave staan: het inrichten van huis en tuin. Bovendien huppelden er jonge kinderen in de nieuwbouwstraten rond die in die eerste jaren een gevoel versterkten dat verder reikte dan alleen de eigen woning. Dit ‘sociale nieuwbouwproces’ voltrok zich steeds opnieuw, ook in nieuwe wijken als de Stripheldenbuurt. Deze vorm van gezamenlijkheid, die er bijvoorbeeld ook toe leidde dat mensen elkaar op hun gedrag aanspraken, raakte echter aan erosie onderhevig vanaf het moment dat de eerste mensen weer vertrokken. In Almere deed zich daarbij het bijzondere patroon voor dat welvaarts-
20 Zie het onderzoek van Motivaction uit 2003, a.w.
Wonen in Almere 1.0
68/69
Almere op ooghoogte
groei van nogal wat Almeerders zich vertaalde in de drang om in de stad ‘door te verhuizen’ naar de nieuwste buurten. Het verhaal gaat dat in de meeste huishoudens van Almere de verhuisdozen nooit helemaal worden uitgepakt. Dat geldt zowel voor kopers als voor huurders. In de periode dat er jaarlijks nog substantiële hoeveelheden sociale woningbouw werden opgeleverd, hoopten ook de huurders van de ene nieuwbouwwijk naar de volgende te kunnen doorstromen. Het inzakken van de productie van huurwoningen heeft daar voor deze groep een einde aan gemaakt. Deze grote verhuissnelheid zorgt ervoor dat de sociale infrastructuur van buurten eenzijdiger en kwetsbaarder wordt. Het eerste gevoel van saamhorigheid ebt weg. De schuttingen in de achtertuinen beginnen langzaam maar zeker aan hoogte te winnen. In feite wordt vanaf dat moment de zorg voor de openbare ruimte geheel overgelaten aan de formele eigenaar: de gemeente. Dat is precies wat de afgelopen decennia in de oudere gedeelten van Almere is gebeurd. De uitdaging voor de toekomst is nu om die verantwoordelijkheid voor het delen van de openbare ruimte weer terug te brengen bij de mensen die er de onmiddellijke gebruikers van zijn. We noemden al de aanpak in de Staatsliedenwijk, waar binnengebieden voor niet-bewoners zijn afgesloten en corporatie Goede Stede een forse kwaliteitsimpuls heeft gegeven aan die ruimten. Maar er zijn veel meer stappen denkbaar in dit proces van het terugbrengen van betrokkenheid en verantwoordelijkheid naar de bewoners. Een vergaande stap is bijvoorbeeld het in eigendom geven van stukken openbare ruimte aan bewoners. Veel binnenhoven in de Stedenwijk liggen er nu haveloos en troosteloos bij, het onkruid wordt er maar weinig in de weg gelegd. De gemeente is niet in staat om het beheer zo te intensiveren dat dit proces gekeerd kan worden. Wat is er tegen om het eigendom van deze binnenhoven over te dragen aan de omringende bewoners en daarvoor een passende corporatieve eigendomsvorm te vinden? De bewoners maken een plan, waaraan de gemeente een aantal randvoorwaarden meegeeft, er komt een eenmalige gezamenlijke inspanning om het plan te realiseren, waarna het eigendom wordt overgedragen. De eerste stappen in die richting zijn inmiddels al in een aantal wijken in Almere Haven gezet. De gemeente neemt zich voor om – samen met woningcorporaties en uiteraard bewoners – de komende jaren initiatieven te stimuleren waardoor collectieve verantwoordelijkheid mogelijk wordt voor overzichtelijke delen van de publieke ruimte. Daarvoor zijn meerdere vormen denkbaar. Het kan goed zijn dat het beheer van de openbare ruimte in bepaalde wijken wordt overgedragen aan bijvoorbeeld woningcorporaties, het
Wonen in Almere 1.0
21 Dit probleem geldt uiteraard ook voor straten/wijken waar de woningen in particulier eigendom zijn. Daar is het nog moeilijker om iets van een standaard te introduceren. Dat gegeven op zichzelf is al een reden om in die situaties nieuwe en actieve vormen van Verenigingen van Eigenaren te stimuleren, zodat de minimale verzorgingskwaliteit van private tuinen in dat verband een gespreksonderwerp kan worden.
70/71
kan zijn dat er gewerkt wordt aan eigendomsoverdracht aan bewoners of bewonersorganisaties, het kan zijn dat op nog een andere wijze met bewoners afspraken worden gemaakt in het kader van het beheer en gebruik van de openbare ruimte. Uitgangspunt is dat de bewoners in de uitwerking van deze overdracht van beheerverantwoordelijkheid een beslissende stem hebben. Overigens kunnen private verantwoordelijkheid en publieke behoeften op dit punt met elkaar op gespannen voet komen te staan. Zo is in Nederland in principe iedereen baas in eigen tuin. En zo hoort het ook. Het gaat wel erg ver om voor te schrijven hoe de tuin van burgers er uit zou moeten zien. Aan de andere kant blijkt een ernstige verwaarlozing van de tuin een bron van ergernis voor omwonenden; het stoort de beleving van woonkwaliteit. Het probleem is dat er geen aanspreekpunt is om er wat aan te doen, omdat de tuin privaat bezit is. Behalve dat de ergernissen oplopen, gebeurt er niks. De sociale infrastructuur om dit soort ergernissen op een natuurlijke wijze op te lossen ontbreekt. Burenruzies liggen op de loer. Dat dat geen denkbeeldige situatie is blijkt uit het betrekkelijk nieuwe fenomeen van buurtbemiddeling, waarbij onafhankelijke leken tussen ruziënde buren bemiddelen. Die methode wordt de laatste jaren in Almere steeds vaker ingezet. Zo’n situatie zou structureel doorbroken kunnen worden door bijvoorbeeld in buurten tot afspraken te komen over minimale kwaliteitsnormen voor de openbare ruimte. Als het om huurders gaat, zouden deze afspraken in de huurcontracten kunnen worden opgenomen. Dat legitimeert in ieder geval een eventueel correctief optreden van de zijde van de verhuurder. Het maakt het ook mogelijk dat buren een aangrijpingspunt hebben om elkaar aan te spreken. Nu is die mogelijkheid er in ieder geval te weinig.21 Voor plaatsen waar problemen rond de openbare ruimte aan de orde zijn – en zulke plaatsen zijn er in de meer kwetsbare wijken van Almere genoeg –, is het zaak om het vastgelopen gesprek op een zo overzichtelijk mogelijke schaal (straat, blok, hof, plein) weer op gang te brengen. Een eenmalige kwaliteitsimpuls van beheerder of verhuurder kan daarbij als wisselgeld dienen om verloedering van de omgeving tot stilstand te brengen. Om vervolgens de verantwoordelijkheid aan de bewoners over te dragen. De gemeente stelt zich voor dat welzijnsorganisaties en woningcorporaties in deze een initiërende rol vervullen en wil met hen hierover graag concrete afspraken maken. De vraag die zich bovendien voordoet is of de diversiteit van de Almeerse bevolking zich ook niet meer ruimtelijk zou moeten vertalen. Het kan zinvol zijn om levensstijlen die met elkaar verwant zijn uit te
Almere op ooghoogte
sorteren. Aansluitend bij wat er in het Motivaction-onderzoek uit 2003 naar voren komt, is het denkbaar dat buurten en/of straten zich een identiteit aanmeten die iets zegt over hoe de mensen daar in het leven staan. Er zijn mensen die burgerlijk netjes zijn en mensen die veel uithuizig zijn en weinig belangstelling hebben voor het bijhouden van een tuin. Als ze naast elkaar wonen ergeren beide soorten mensen zich aan elkaar, dus waarom zou je daar in het toewijzen van woningen niet meer rekening mee houden? Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, maar het past bij Almere om er mogelijkheden voor te creëren in kleine gebieden van de bestaande stad of in nieuwe gebieden als Almere Hout, Almere Pampus en Almere Poort. Zeker in de gebieden waar particulier opdrachtgeverschap moet gaan domineren, is de verwachting dat via collectief of mede-opdrachtgeverschap dergelijke leefstijldifferentiatie vanzelf haar kans zal grijpen. Voor wat de huursector betreft, kan men middels nieuwe procedures voor het toewijzingsbeleid mogelijkheden voor zo’n differentiatie scheppen.22 Experimenten op basis van de bestaande regelgeving zijn nu al mogelijk; woningcorporatie Ymere heeft in Almere geëxperimenteerd met ‘leefstijltoewijzing’.23 Dat laat onverlet dat de gemeente Almere de eerste verantwoordelijke is en aanspreekbaar blijft op de kwaliteit van de openbare ruimte en de publieke kant van de woonmilieus. Waar de gemeente – om de intentie van deze paragraaf nog eens samen te vatten – de komende jaren naar kan streven is om samen met bewoners, bewonersorganisaties en corporaties vormen te vinden waarin de verantwoordelijkheid voor die delen van de openbare ruimte die als het ware direct aan de private ruimten grenzen, op zijn minst gedeeld of zelfs overgedragen kan worden aan (collectieven van) bewoners. Het doel daarvan is dat het gemeentebestuur op die manier de kwaliteit van de overblijvende delen van de openbare ruimte niet alleen beter kan garanderen maar zelfs aanmerkelijk kan verbeteren.
Invalshoek 2: Helder gedefinieerde gebieden Elke zichzelf respecterende grote stad in Nederland heeft behoefte aan meer trapveldjes. Ruimtes waar jongeren een balletje kunnen trappen zonder dat de omwonenden moeten vrezen voor hun ruiten. Die ruimte is er veelal niet en om toch aan de behoefte tegemoet te komen en de straat te behoeden voor rondvliegende ballen zijn er overal ‘voetbalkooien’ verschenen, kleine ruimten waarin jongeren zich opsluiten (en
22 Overigens is het denken in deze richting in de geschiedenis van Almere een gevoelig punt gebleken. Toen woningcorporatie Ymere in het begin van deze eeuw suggereerde om ‘etniciteit’ als een mogelijk criterium te nemen voor het ontwerpen van nieuwe wijkjes, was Nederland te klein en werden er zelfs Kamervragen gesteld. Volgens de critici zou dat rechtstreeks leiden tot getto’s. Dat is een typisch Nederlandse reactie: iedereen is immers principieel gelijk, onderscheid leidt tot discriminatie of zelfs erger. Dat er in de realiteit vrijwel altijd van uitsorteringen van groepen mensen sprake is en dat het bijna vanzelfsprekend is dat ‘ons soort mensen’ van welke aard ook elkaar opzoeken, lijkt er in dit debat niet toe te doen. Er zou al veel gewonnen zijn als ook op dit punt het denken wat minder star zou worden. Voor Almere zouden er daardoor nieuwe, kleurrijke kansen ontstaan. 23 Er zit overigens wel een spanning tussen differentiatie van een wijk en de gewenste sociale samenhang die juist meer homogeniteit verlangt. De vraag is waar de schaal van het leefbare verschil kruist met de schaal van de ervaren samenhang. Daar bestaan geen eenduidige antwoorden op. De praktijk zal het dus moeten uitmaken, waarbij de ervaring met overzichtelijke, kleinschalige experimenten sturend zal moeten zijn.
Wonen in Almere 1.0
72/73
Almere op ooghoogte
anderen buitensluiten) en waar ze een bijzonder soort voetbal hebben ontwikkeld. In Almere zul je maar een paar voetbalkooien aantreffen. Er is ruimte genoeg om een balletje te trappen zonder gevaar te stichten. Zo zijn er in de stad tal van stukjes openbare ruimte spontaan door de bewoners in gebruik genomen. Dat is een van de vrijheden en rijkdommen van een suburbane stad. Bewoners kunnen zich de ruimte toe-eigenen en er hun dingen doen. Die kwaliteit moet Almere ook in de toekomst vasthouden: de Almeerders moeten als het ware zelf functies aan de ruimte kunnen toevoegen. Maar op veel plaatsen is dat niet mogelijk. Het veelgeroemde groen verhindert ieder gebruik. Pleinen zijn gevuld met bomen en struikgewas, een dikke haag bosschages schermt de busbaan af, oprukkend groen vult de ruimte om geen andere reden dan dat het er ooit is neergezet. Iedereen die Almere kent, weet dat er tal van zulke onbestemde plekken groen in de stad zijn. Die moeten niet allemaal weg, want juist die plekken dragen bij tot de basiskwaliteit van Almere. Maar je kunt over die plekken en het gebruik ervan wel eens zorgvuldig nadenken. Want precies op die plekken kun je de make-up van wijken, straten en buurten bijkleuren. Je kunt bijvoorbeeld door scherpere definities van ruimten te hanteren, functies aan buurten toevoegen die ze nu niet hebben. Je kunt er andere herkenningsmomenten maken. Wijken en buurten kunnen met onverwacht kleine ingrepen net een ander aanzien, net een andere dynamiek krijgen. Almere is de afgelopen decennia niet alleen gegroeid qua inwonersaantal, qua aantal woningen, maar vooral ook qua groenvolumes, qua heggen, struiken, bomen en GAMMA-schuttingen. Daar is niks mis mee, maar na dertig jaar is het tijd om ook op dit punt met een stofkam door de stad te trekken en de ruimten op hun toegevoegde waarde te onderzoeken. Dat is onvermijdelijk op het moment dat er, zoals verderop aan de orde zal komen, ruimte voor andere functies zal moeten worden gevonden. Die ruimte kan alleen maar worden gevonden in de – opgeteld – vele hectaren onbestemd gebied in de stad. Tenslotte kan het recreatieve gebruik van de groene ruimte in de stad veel beter uit de verf komen. Dat is al langer een doelstelling van de stad, maar je ziet er nog maar weinig van in de groene en blauwe ruimten van de stad. Er is al een uitgebreid skeeler-traject in Almere, maar er is veel meer mogelijk. De groene ruimten in de stad kunnen bijvoorbeeld veel nadrukkelijker in het teken komen te staan van beweging en fitness. Intelligente hardloopinitiatieven bijvoorbeeld kunnen bijdragen tot een beter gebruik van de ruimte. Verzamelpunten, afstandsaanduidingen, helder aangegeven routes – er is veel mogelijk en het zou het
Wonen in Almere 1.0
74/75
karakter van Almere als groene stad beter uit de verf doen komen als op dit terrein nieuwe initiatieven en nieuwe coalities ontstaan. De gemeente kan daar burgers/sporters en (sport)organisaties actief toe stimuleren. Al met al betreft het hier een opgave die de stad samen met de bewoners – immers de meest betrokken en ervaren ruimtegebruikers – de komende jaren tot een goed einde zal moeten zien te brengen. Dat is geen eenvoudige opgave, omdat men de aantasting van het groen al gauw als een aanslag op de kwaliteit van de woonomgeving ervaart. Niet voor niets kent Almere Haven al een actiecomité ‘Houdt Haven Groen’, een groep bezorgde Almeerders die zich verzet tegen een mogelijke aantasting van wat zij als de basiskwaliteit van Almere Haven ervaren: wonen in het groen. Maar ook deze bewoners zullen hun ogen niet willen sluiten voor de problemen die er in hun wijk zijn, sterker nog: zij hebben er zelf belang bij om deze op te lossen. Daarom moet alles op alles gezet worden om te voorkomen dat zij zich bij voorbaat opstellen als ‘slachtoffer’ van veranderingen. Het gaat bovendien niet om het aantasten van het groen, maar om het verbeteren van de kwaliteit ervan. Meer rood moet immers tot beter groen (of blauw) leiden. Maar burgers moeten dat ook echt gaan ervaren. Daarom kan transformatie van delen van de bestaande stad, inclusief de groene ruimte, alleen succesvol verlopen als bewoners daar nauw bij worden betrokken.
Invalshoek 3: Variatie en identiteit Wat zich op ooghoogte aan Almeerders aandient is vooral veel van hetzelfde. Dat is met het ontstaan van de stad en de wijze van de vroegere woningproductie een gegeven. In latere stadsdelen is die grootschalige herhaling van hetzelfde weer op een andere, meer in het tijdsbeeld passende wijze vormgegeven, maar de grondtoon is tot ver in Almere Buiten dezelfde gebleven. Dat is overigens geen onveranderlijk gegeven. Monotonie kan op tal van manieren – van ingrijpend tot in kleine details – worden doorbroken. Met creativiteit en fantasie kan men de stad op allerlei plekken meer verrassingen, meer kleur, meer herkenbaarheid en meer markante momenten geven. In feite is dat ook een van de elementen van de programmaplannen voor Almere Stad en Almere Haven. Daarin wordt onder meer gebruik gemaakt van zogenaamde branding-sessies. In het project Park De Vijf Werven in Almere Haven – de achthonderd oudste woningen van Almere – zijn daar inmiddels leerzame ervaringen mee opgedaan. In samenspraak met bewoners en instanties wordt in deze branding-sessies
Almere op ooghoogte
gezocht naar de specifieke kwaliteiten van een afgebakend gebied: wat is goed, wat is slecht en wat is er nodig om van een zwak ‘merk’ een sterk ‘merk’ te maken? Wat moet je verwijderen en wat toevoegen? Daar kan van alles uitkomen. Niet voor niets maakten we in het begin van dit hoofdstuk gewag van de Residentie De Muzen als slotakkoord van de ontwikkeling van de Muziekwijk. Zo’n gebouw, trots uitkijkend over een centraal park, is gezichtsbepalend. Door zijn markante karakter, zijn onderscheidende allure, geeft het de omringende omgeving een identiteit. Mensen verwijzen er dan ook vaak naar als ze uitleggen waar ze wonen. Vlak achter De Muzen, bijvoorbeeld. Identiteitsversterking van wijken die een grote mate van herhaling kennen, kan dus door de wijk iets markants te geven, iets wat de aandacht trekt, er uitspringt. In de oude steden zijn zulke elementen vaak kerken of herenhuizen. Die zijn er in new town Almere echter niet. Daar moet dus gezocht worden naar andere ‘hoogstandjes’. En dat kan ook. Zulke elementen kunnen bijvoorbeeld worden geïntroduceerd in de wijkaanpak van De Wierden in Almere Haven, waar woningcorporaties, bewoners en de gemeente de handen ineen hebben geslagen voor de herstructurering van de wijk. Concreter is het al rond het Van Eesterenplein in de Bouwmeesterbuurt in Almere Buiten, waar Ymere in samenspraak met bewoners een nieuwe impuls aan het winkelcentrum geeft. Het toevoegen van een hoog gebouw of een gebouw op een bijzondere locatie is zo’n identiteitsversterkende accentuering. Almere kent een aantal van zulke markante accenten, zoals Klein India van architect Liesbeth van der Pol en Rode Donders in de Regenboogbuurt (Almere Buiten) en de torenflats in Parkwijk, Filmwijk en aan de Veerkade in Almere Haven. Maar over de hele stad genomen zijn die momenten nog te gering in aantal. Er is nog veel mogelijk en de fantasie zou veel meer in deze richting geprikkeld kunnen worden. Overigens gaat het bij het aanbrengen van variatie niet alleen om markante gebouwen of architectonische hoogstandjes. Het gaat ook om variatie in bebouwing. Het is een bekend Almeers gegeven dat het maken van een wooncarrière in een buurt niet makkelijk is. Dat zie je ook als je er rondloopt. Starterswoningen, ouderenwoningen, kleine gezinswoningen, ruime gezinswoningen – in veel wijken is dat lang niet allemaal voorhanden. Wie een volgende stap in zijn wooncarrière wil maken, moet daarom vaak de wijk uit. Dat is ook wat de demografische geschiedenis van Almere tot nu toe heeft gekenmerkt. Op sommige plaatsen in de stad is binnen een cyclus van vijftien jaar de hele bevolking vervangen. Eenzijdigheid van de woningvoorraad roept dat probleem over zich af. Daar zal dus wat aan gedaan moeten worden. Dat kan in de bestaande
Wonen in Almere 1.0
76/77
stadsdelen door ‘in te breiden’, dat wil zeggen door een ander type woningen toe te voegen aan de bestaande typen of de bestaande woningen te transformeren. Het al eerder vastgestelde beleidsmotto daarvoor is ‘bouwen voor de buurt’. Het Woonwensenonderzoek 2006 onderstreept nog eens nadrukkelijk dat daar behoefte aan is. Ouderen willen in hun eigen buurt een andere, gelijkvloerse en vaak kleinere woning kunnen betrekken, jongeren en starters zitten verlegen om betaalbare, op hun maat gesneden huizen. Dat moet natuurlijk wel doordacht gebeuren. Het heeft weinig zin om overal én starterswoningen én ouderenwoningen én ruimere woningen toe te voegen. Dat moet gebeuren in een stedelijk gecoördineerd programma, waarin bijvoorbeeld de meer stedelijk georiënteerde leefstijl van jongeren en starters de ruimte krijgt in de nabijheid van het stadscentrum. En waarbij voor ouderen – uiteraard op andere plaatsen – gekeken wordt naar de nabijheid van voorzieningen. Dat is in ieder geval ook de intentie van het programmaplan Almere Stad.
Mensen vasthouden in buurten kan ook als mensen in staat zijn meer met hun woningen te doen. Als ze meer worden uitgedaagd om hun woning naar hun behoeften te verbouwen. In Almere wordt sinds het vorige college van B&W en al zeker met het aantreden van het huidige college veel gesproken over particulier opdrachtgeverschap als het gaat om nieuwe stadsdelen als Almere Poort en Almere Hout. Maar dezelfde gedachtegang zou men ook op de bestaande stad kunnen projecteren. Laat mensen flexibel met hun eigen woningen omgaan. Ook dat is een manier om zowel mensen vast te houden als de eenzijdigheid te doorbreken. Stimuleer mensen om meer te doen met hun eigen woning. Dat is in het welstandgetrainde Nederland nog steeds niet de normaalste zaak van de wereld. Er mag bijna niks. Denken we. Maar er mag veel meer dan we nu mogelijk achten. Dus waarom zou de gemeente hier niet meer stimulerend gaan optreden? In analogie met de begeleiding van het particulier opdrachtgeverschap, zou ook hier veel meer gerichte begeleiding geboden kunnen worden. Ook hier is de behoefte aan collectieve verbanden groot. Als bijvoorbeeld het geïndividualiseerde woningbezit doorbroken wordt door het oprichten van eigenarencorporaties, of door Verenigingen van Eigenaren per blok of straat, dan zouden deze nieuwe collectieven ook gestimuleerd kunnen worden tot het gezamenlijk verbouwen van hun huizen. Daar valt voor gemeente en corporaties nog een grote, stimulerende en enthousiasmerende slag te maken. Tenslotte: het denken over de bestaande stad moet meer en meer gestuurd worden door de ervaringen vanuit ooghoogte. Dat voorkomt
Almere op ooghoogte
dat men voor elk probleem een groots plan bedenkt of nodig acht. Soms kan een kleine ingreep grote gevolgen hebben. Wie wijken levendiger wil maken kan ook de tekeningen van kinderen van de basisschool zo nu en dan in de openbare ruimte etaleren, een fototentoonstelling door de wijk ophangen, een straat opknappen, een kleine buurtwinkel mogelijk maken. Zowel onder bewoners als onder betrokken organisaties zou het besef moeten doorbreken dat ze altijd aan de stad, aan de omgeving kunnen knutselen, dat er veel verbeteringen mogelijk zijn als ze hun verbeelding haar werk laten doen. Soms leidt een levendig voorstellingsvermogen tot grootse gebaren, vaker tot kleine nuttige speldenprikken met grote gevolgen. Voor de variatie van Almere maakt het niet veel uit wat er gebeurt – als het maar gebeurt.
79/79
81/81
83/83
05 (Woon)Ruimte voor werk Anders werken, anders wonen
Almere 2.0 sorteert de stad voor op veranderingen in het economisch leven. De nieuwe kenniswerknemer is niet ‘volledig’ aan een kantoor gebakken en Almere 2.0 wil daar de passende woonmilieus voor creëren. Huisje-boompjebeestje zal steeds minder het parool zijn – de nieuwe woonfilosofie is veel meer huisje-ideetje-pc’tje.
Wonen in Almere 1.0
24 Sociale Atlas Almere 2008, blz. 100–101. 25 Zzp staat voor: zelfstandige zonder personeel. 26 Richard Florida, The Rise of the Creative Class. And How It’s Transforming Work, Leisure and Everyday Life. Basic Books, 2002.
86/87
Een enkeling waarschuwde er al in de jaren zeventig voor: voorkom dat Almere een stad zonder werk wordt. Want weinig werk binnen of nabij de stadsgrenzen leidt tot een gebrek aan binding met de stad en tot een hoge mobiliteit. Dat laatste is in ieder geval uitgekomen. Dagelijks trekt meer dan de helft van de werkzame beroepsbevolking de gemeentegrens over naar werk op het oude land. Het gaat om een kleine veertigduizend mensen, die zich over de brug en door files dringen. Dat wil niet zeggen dat er in Almere geen werk is. Integendeel, de werkgelegenheid is de laatste jaren aan een inhaalspurt begonnen. De wet ‘werk volgt bewoners’ is in dat opzicht ook op Almere van toepassing. Het aantal voltijds arbeidsplaatsen binnen de gemeentegrenzen is tussen 2000 en 2007 bijvoorbeeld met 44 procent gestegen, terwijl de beroepsbevolking in dezelfde periode met 28 procent is toegenomen.24 Maar er is in dit opzicht bij lange na nog geen sprake van een evenwichtige situatie. Vooralsnog zal Almere haar karakter van forensenstad nog niet achter zich laten. Dat betekent dat de stad zich ook de komende jaren veel inspanningen zal moeten getroosten om de werkgelegenheid binnen de gemeentegrenzen te doen groeien. De vraag die relevant is, is wat woonmilieus in de verschillende delen van Almere aan deze werkgelegenheidsgroei kunnen bijdragen. Daarbij is het om te beginnen van belang om te constateren dat de Nederlandse economie de afgelopen decennia een aantal belangrijke transformaties heeft ondergaan. In de eerste plaats heeft de productiegeoriënteerde economie steeds meer plaats gemaakt voor de dienstverleningseconomie. In de tweede plaats is er sprake van een versnelling in de flexibilisering van de arbeidsverhoudingen, wat zich bijvoorbeeld uit in een gestaag groeiend aantal ‘eenpitters’ oftewel ‘zzp’ers’25. In de derde plaats krijgt de informatietechnologie steeds meer invloed op de organisatie van het werk. Die veranderingen zorgen voor een nieuw arbeidsklimaat, waarin andere werknemers domineren met andere voorkeuren. Een dienstverleningseconomie draait meer op kennis dan op spierbundels, dus wordt het lonend om factoren die het leven en wonen van een moderne kenniswerker veraangenamen, in het vestigingsbeleid en dus het woonbeleid te betrekken. Dat verklaart voor een deel waarom zowat elke gemeente van naam in Nederland inmiddels zijn zinnen zet op wat sinds het boek The Rise of the Creative Class van Richard Florida de ‘creatieve klasse’ heet.26 Hoewel de definitie van die klasse niet al te scherp is, lijkt het te gaan om een mix van cultureel-creatieve beroepen (kunstenaars, ontwerpers, mediamakers) met wetenschappers en professioneelcreatieve beroepen (artsen, hulpverleners, managers). Almere doet het in dit opzicht niet slecht. De stad profiteert van de media-ontwikkeling
(Woon)Ruimte voor werk
in het Gooi en heeft inmiddels een respectabel aantal inwoners dat op de markt van de nieuwe media een plaats heeft verworven, waarbij de werkplek in veel gevallen het tuinhuis of de hobbykamer is.27 De regio Amsterdam is voor dit nieuwe type kenniswerkers een aantrekkelijk gebied. De cultureel-creatieve beroepen vinden in de compacte stad Amsterdam de gewenste combinatie van hoogstedelijke voorzieningen – uitgaan, horeca en cultuur – maar de professioneel-creatieve elites zoeken in de regio juist meer ruimte, groen en water, terwijl ze toch stedelijk willen wonen.28 Voor deze groepen, maar ook voor de vele kleine bedrijfjes in de sfeer van de nieuwe media, is Almere aantrekkelijk. De regio gaat daarom meer en meer als één woningmarkt functioneren, waarin mensen zich op een groter gebied dan alleen de centrumstad oriënteren.
Huisje-ideetje-pc’tje Voor Almere betekent dit dat zij in haar verdere ontwikkeling met deze nieuwe behoeften rekening zal moeten houden. Daarbij is de stad zeker kansrijk. De verwachting is dat de belangstelling voor particulier opdrachtgeverschap juist ook onder deze professionele groepen groot zal zijn. In Almere krijgen zij immers de ruimte om de regie over hun eigen leven en eigen woning geheel in eigen hand te nemen. Want dat is waar deze groep behoefte aan heeft. Het gaat daarbij niet alleen om woningen maar ook om de toegankelijkheid van technologie in die woningen, om mogelijkheden om wonen en werken te combineren, om thuis te werken. De nieuwe kenniswerknemer is immers niet aan een kantoor gebakken. Almere biedt de mogelijkheid om daar ruimte aan te bieden. Huisje-boompje-beestje zal steeds minder het parool zijn – de nieuwe woonfilosofie is veel meer huisje-ideetje-pc’tje. De combinatie van wonen en werken speelt overigens in toenemende mate ook in de bestaande stad. Daar zie je dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt zich vertaalt in een groei van werk dat vanuit de woning wordt verricht. Op een totaal van ruim 76.000 arbeidsplaatsen is in Almere een kleine 9000 in woningen gevestigd, dat is zo’n 12 procent.29 Daar is verder weinig over bekend30 en het zou interessant zijn om hier meer over te weten te komen. Om wat voor beroepen gaat het hier precies? Het is in ieder geval een trend die zich in de toekomst versterkt zal doorzetten. Want in deze cijfers gaat het om geregistreerde arbeidsplaatsen. Het gaat niet om het feit dat mensen steeds vaker thuis werken terwijl hun kantoor zich elders bevindt. Dat geldt zeker voor tweeverdieners
27 Jeroen Saris, Kansen voor een creatieve stad. De Stad bv, mei 2004 28 David Hamers, ‘Creatieve stad kan niet zonder suburb en landelijke omgeving’, in: City Journal, wetenschappelijk tijdschrift voor de steden, nr. 8, juni 2007, blz.19–25. Zie: blz. 23. 29 Sociale Atlas Almere 2008, blz. 107 30 Het laatste onderzoek dateert van 1998: Werken in de wijk, uitgevoerd door Stogo onderzoek & advies. Ook dit onderzoek wijst overigens op het groeiende belang van de thuiswerkers.
Wonen in Almere 1.0
31 Er tekenen zich overigens wel veranderingen af in dit opzicht. Woningcorporatie Stadgenoot werkt bijvoorbeeld met het zogenaamde solids-concept, waarbij het gebouw alle functies kan verwerken. Zie: Frank Bijdendijk, Met andere ogen. Over de verbindingen tussen mensen van vlees en bloed en een duurzame kwaliteit van gebouwen en gebieden. Amsterdam, 2006. Ook de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) kent enige experimenten in deze richting.
88/89
met kinderen, die door thuiswerken het werk en de zorg voor hun kinderen vloeiender in elkaar kunnen laten overgaan. Het werk van professionals in de maatschappelijke en zakelijke dienstverlening houdt zich steeds minder aan de traditionele kantooruren van 9 tot 5. Via internet kan elke werknemer op elk gewenst ogenblik inloggen op de moedercomputer van zijn werkgever. Voor het verzenden van emails, het vragen en verkrijgen van informatie en het schrijven van rapporten of het in contact treden met klanten/cliënten is aanwezigheid op kantoor steeds minder noodzakelijk. Zonder dat er sprake is van compleet telewerken (die ontwikkeling zet niet echt door) worden er wel steeds meer uren thuis gemaakt. Modern gedeeld ouderschap en parttime werken versterken, zoals gezegd, de vloeiende overgangen tussen kantoorarbeid en thuiswerken alleen nog maar. Mensen zoeken voor dit soort thuiswerk in hun woonsituatie geschikte ruimte. Een extra werkkamer is vaak niet aanwezig. Het valt op dat steeds meer schuurtjes in Almere de bestemming van een extra werkplek hebben gekregen. Ook garages aan huis ondergaan dit lot steeds vaker. Er is immers een prima werkruimte van te maken. Opvallend is dat mensen binnen hun privésituatie er toch aan hechten om hun werkplek als het ware apart te organiseren. Er moet toch een onderscheid zijn: de afstand tussen wonen en werken wordt weliswaar teruggebracht maar niet helemaal opgeheven. Het werk moet – zij het dichtbij – een aparte plek krijgen. Daar zijn woningen in Nederland niet op berekend. Zelfs in de nieuwbouwproductie is er nog steeds weinig ruimte voor atelierwoningen, woningen met kantoor-aan-huis of kantoor-om-de-hoek. Echte intelligente woon-werkcombinaties zijn nog steeds spaarzaam. Wat dat betreft betoont de Nederlandse bouwwereld zich behoudzuchtig en komt men maar moeilijk los van traditionele woonconcepten.31 Voor Almere ligt er een grote kans om dat in de nieuwe, te ontwikkelen stadsdelen te doorbreken. Innovatieve woon-werkcombinaties kunnen aan nieuwe woonwijken een bijzondere, eigentijdse identiteit geven. De verwachting is dat de plekken waar het particulier opdrachtgeverschap ruim baan krijgt, in deze ontwikkeling voorop zullen gaan.
Broedplaatsen Dat betekent niet dat men in de bestaande stad de zaak maar op zijn beloop moet laten. Integendeel, juist in de oudere woonomgevingen kan het bevorderen van werk in de wijk een goede impuls geven aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de buurt. Ook de VROM-Raad wijst daar nadrukkelijk op in het advies Stad en Stijging, waarin zij adviseert
(Woon)Ruimte voor werk
om juist weer extra ruimte te geven voor economie in de wijken.32 Daar zijn tal van mogelijkheden en aangrijpingspunten voor. Belangrijk daarbij is echter dat er een rem moet komen op het ‘uithuisplaatsen’ van werk uit de wijk naar bedrijventerreinen in de stadsperiferie, waar kleinere bedrijven worden weggepropt in bedrijfsverzamelgebouwen. Het probleem is dat er weinig andere mogelijkheden zijn dan de werkplek in de eigen woning of in een kleine kantoorruimte en het verweg-bedrijventerrein. Wie als het ware de woning uitgroeit of aan een grotere ruimte toe is, kan eigenlijk alleen nog maar naar de rand van de stad. Dat geldt voor een new town als Almere misschien nog wel meer dan voor oude stadswijken, waar soms nog wel ruimte is te vinden uit de tijd dat er nog volop in de wijk werd gewerkt. Almere is echter gebouwd in de tijd dat wonen en werken strikt werden gescheiden. Dat maakt de opgave voor Almere alleen nog maar ingewikkelder. Maar niet hopeloos. In Almere Haven heeft de Alliantie voor het project Kunstgracht panden opgekocht en geschikt gemaakt voor culturele functies en de daarbij horende bedrijvigheid. Op die manier kunnen bijvoorbeeld culturele versterking en nieuwe bedrijvigheid samengaan. Die kansen zijn ook in andere delen van de stad te creëren, op voorwaarde dat men er ook echt op gespitst is en men ondernemers er een kans durft te geven. Dan kunnen spannende broedplaatsen ontstaan voor jonge ondernemers en/of kunstenaars, waarvan de uitstraling ook invloed op de omgeving heeft.
Grenzen verleggen Voor het stimuleren van wijkgerichte bedrijvigheid dient zich een aantal mogelijkheden aan. In een aantal wijken zou het een welkome aanvulling zijn om in sommige plinten of op sommige hoeken weer winkeltjes mogelijk te maken. Dat gebeurt nu al in de Staatsliedenwijk en de Stedenwijk, terwijl ook in Haven en Buiten hiervoor ‘proefwijken’ zijn aangewezen. Dat draagt – daar is iedereen het over eens – bij tot de levendigheid van de woonwijken. Bovendien sluiten deze vormen van detailhandel en bedrijvigheid ook aan bij de multiculturalisering van de stad. Autochtoon Nederland mag dan in de jaren zeventig de kleine detailhandel uit de woonwijken hebben weggesaneerd, de nieuwe bevolkingsgroepen hebben zich daar nooit bij neergelegd. Waar mogelijk wekken ze met veel liefde in de wijk ondernemingen tot leven. Nogal wat Almeerse stadsdelen kunnen dat gekleurde ondernemerschap goed gebruiken. Een tweede mogelijkheid om de economische binding en werkgelegenheid in een wijk te stimuleren en vooral ook vast te houden bestaat
32 VROM-Raad, Stad en stijging, Sociale stijging als leidraad voor stedelijke vernieuwing. Advies 54, oktober 2006. Zie aanbeveling 4. Zie ook: Kansen voor bewoners. Een nieuwe koers voor wijkvernieuwing. Aedes-compact, nr. 32, juni 2007.
Wonen in Almere 1.0
90/91
eruit om de huizen er beter voor geschikt te maken. Dat betekent meer mogelijkheden om de woning aan te passen, te verbouwen of in haar geheel om te vormen tot kantoor- of bedrijfsruimte. Men kan ook inspelen op de behoefte om in de buurt ‘kantoor te houden’, dus niet afgezonderd op een bedrijventerrein of in een bedrijfsverzamelgebouw. Dat betekent dat men niet al te grote bedrijfsgebouwen kan toevoegen aan wijken waar daar ruimte voor is. Misschien zelfs in combinatie met zorgvoorzieningen of andere instellingen. Overigens is de omgekeerde beweging ook denkbaar: het ‘omkleuren’ van bedrijfsterreinen naar gebieden waar wonen en werken op een nieuwe wijze gemengd raken. Dat speelt vooral in gebieden in en rondom het centrum. Van belang is daarbij om op zoek te gaan naar ongekende mogelijkheden, naar plannen die buiten de oever van het vertrouwde denken treden. Het is bijvoorbeeld zelfs denkbaar om de dreven en de busbanen te gebruiken als plaatsen waar nieuwe wijkwerkgelegenheid en nieuw ondernemerschap kan worden gevestigd en ontwikkeld. We komen daar in een volgende paragraaf nog op terug. De uitdaging voor Almere is van haar zwakte haar kracht te maken. In termen van het oude werkgelegenheidsdenken, dat leidde tot bedrijventerreinen en grootschalige ondernemingen, had de stad altijd een achterstand op andere steden. Het enige voordeel dat Almere nieuwe bedrijven te bieden had, was grond voor een acceptabele prijs. Maar in het nieuwe werkgelegenheidsdenken kan Almere haar relatieve achterstand omzetten in een onverwachte voorsprong. Nergens anders in het land kunnen op zo’n grote schaal woningen worden gebouwd waar vanaf het begin op een andere, modernere wijze tegen de woonwerkcombinatie wordt aangekeken. Maar dan is het wel zaak dat Almere die kans grijpt. En dat Almere die filosofie waar mogelijk ook doortrekt naar de bestaande stad, waar de behoefte zich opdringt om in kleinschalige bedrijven nieuwe woon-werkcombinaties te maken. De ruimte voor die initiatieven is nu begrensd. Het woonbeleid van de stad en van de organisaties die daar verantwoordelijk voor zijn, moet die grenzen de komende jaren zien te verleggen. De regelgeving zal daar ook op aangepast moeten worden.
06 De verbonden stad Over dreven en busbanen
Van een driekernige stad ontwikkelt Almere 2.0 zich naar een stad met een kloppend stadshart waaromheen zich meerdere karaktervolle stadsdelen bevinden. De verbindingswegen zijn daarbij niet langer monofunctioneel, maar vormen zich naar de behoefte van de stad en de wijken die ze als vitale levensaders met elkaar verbinden.
Wonen in Almere 1.0
33 Francine Houben, Twee 11tallen voor Almere. Als kader bij deze paragraaf ingevoegd.
94/95
Almere is een andere stad aan het worden. Het nieuwe stadshart vormt in dat proces de katalysator. Het stadshart schept door haar uitstraling en haar voorzieningen verband – hier komt de stad bij elkaar. Het nieuwe stadshart zorgt ervoor dat Almere meer kan worden dan de kale som der delen. Om die reden pleitte stadsbouwmeester Francine Houben ervoor om dat proces nog te versterken door een 'rondje Weerwater'.33 Rondom het blauwe hart van de stad verrijst dan een hoogstedelijke ring gebouwen en voorzieningen. Die ring maakt het tegelijkertijd mogelijk om het geïsoleerde karakter van Almere Haven te doorbreken. Het is maar een voorbeeld van het nieuwe denken over Almere dat zich met de realisatie van het nieuwe stadshart aan het ontwikkelen is. Ook in de programmaplannen van de stadsdelen wordt dat zichtbaar, zeker voor wat betreft het denken over Almere Stad. Dat start vanuit het centrum en zoekt naar verbeteringen en aanvullingen die de nieuwe configuratie van Almere versterken. Want als het centrum een hoogstedelijk karakter krijgt, dan is het niet meer dan logisch om in de nabijheid van het centrum woonmilieus te creëren voor mensen die in hun levensstijl behoefte hebben aan de functies die in het stadshart te vinden zijn. En omgekeerd: naarmate het stadshart verder weg is, kan men woonruimte meer bestemmen voor mensen die in hun levensstijl minder waarde hechten aan de functies van een stadscentrum. De schaalsprong biedt Almere de gelegenheid om twee kanten uit te kijken en daar ook verschillende accenten aan te geven. Westwaarts (Poort en Pampus) lonkt immers de combinatie van water (blauw) en stad, oostwaarts dringt zich de combinatie van groen en stad op. Het streven zal moeten zijn om met behoud van de basiskwaliteiten de stad veelvormiger te maken door verschillende woonmilieus te onderscheiden. Daarbij is het een interessante vraag op welke schaal men woonmilieus kan differentiëren. Klassiek is om dominante karakters op wijk- of stadsdeelniveau te definiëren, maar denkbaar is natuurlijk ook dat de variatie op een kleinere schaal gestalte krijgt. Zeker in de nieuwe delen van Almere is het heel goed mogelijk en zelfs uitdagend om te denken in termen van verschillende woonmilieus op een kleinere schaal. Op die manier zou men het suburbane karakter kunnen handhaven maar tegelijk vanaf het begin gericht kunnen verrijken of larderen met stedelijke accenten. Zo ontstaat een attractieve mix van hoog- en laagbouw, van groen en rood, van verdichting en verdunning, van suburbaniteit en stedelijkheid, een mix die in de bestaande stad nog nauwelijks te vinden is. In feite is ook deze ontwikkeling naar differentiatie en verbetering van de woonmilieus niets anders dan een vorm van ‘normalisering’ zoals
De verbonden stad
die ook in andere opzichten het karakter van de stad is gaan vormen sinds Almere meer dan honderdduizend inwoners telt. Een stad van die schaal moet zich ook als een stad ontwikkelen en gedragen. Dat gebeurt voor een belangrijk deel vanzelf, want met het ‘opschalen’ van de stad dienen zich ook grote-stadsverschijnselen aan als een groeiende criminaliteit en een toenemende vraag naar voorzieningen voor verslaafden, psychiatrische patiënten en dak- en thuislozen.34 De samenstelling van de bevolking normaliseert, zoals we eerder zagen, en uiteindelijk zal het denken over de ruimtelijke inrichting zich naar de nieuwe stedelijke realiteit moeten voegen. Het stadshart is daarbij niet alleen de kroon op de ontwikkeling van de stad, maar vooral ook de deur naar een nieuwe mentale ruimte om over de toekomst van de stad op al zijn schaalniveaus te kunnen nadenken.
Klassieke typering van woonmilieus: leidraad of schrikbeeld voor Almere? Almeerse woonmilieus
Cruciale fysieke kenmerken
Stedelijk >45 won/ha
1. Centrum
– Hoog stedelijk/regionaal voorzieningenniveau – Verticale functiemenging (hoog stapelingspercentage) – Hoge bebouwingsdichtheid – Optimale bereikbaarheid per openbaar vervoer en auto
2. Stadswijk
– Functiemenging wonen/ werken/voorzieningen – Optimale bereikbaarheid per openbaar vervoer en auto
3. Tuinwijk
– Wonen – wonen – wonen – Eengezinswoningen met privétuinen
4. Parkwijk
– Bouwblokken in (semi)openbaar groen – Hoger stapelingspercentage
5. Recreatiepark
– Leidend recreatief of landschappelijk thema – Kleine eenheid in het landschap – Eenduidige typologie
6. Dorp
– Geleidelijke groei – Gedifferentieerde uitgifte – Hoge mate van particulier opdrachtgeverschap
Suburbaan 15–45 won/ha
Landelijk 1–30 won/ha
Dat nieuwe denken over de stad Almere kan niet om een erfenis heen die met het ontstaan van Almere gegeven is en die de stad tot in zijn haarvaten bepaalt. De stad is in verschillende afzonderlijke kernen gebouwd, waarbij elke kern zijn eigen intimiteit moest krijgen en daardoor
34 Voor Almere geldt bijvoorbeeld dat het omslagpunt 70.000 inwoners was. Dat werd in 1990 bereikt en sindsdien neemt de criminaliteit elk jaar meer grootstedelijke vormen aan. Tot dat moment onderscheidde Almere zich juist significant van de crimininaliteitscijfers van de grote steden. Zie: Leon Deben en Kees Schuyt, Sociale cohesie in Almere. Sociale samenhang in een jonge stad. Amsterdam 2000.
Wonen in Almere 1.0
96/97
ruimtelijk werd afgescheiden van de omgeving. In Almere Haven is dat het meest zichtbaar: kleine clusters woningen, die ieder een toegangsader hebben die tevens de enige uitweg vormt. Zo is Almere laag voor laag opgebouwd tot een meerkernige stad, een organisch weefsel van woonenclaves waarvan de toegangsroute dezelfde is als de uitgangsroute en die volgens een vaste logica zijn verbonden door twee alles dominerende verkeerscirculatiesystemen: de dreven en de busbanen. Wie van de ene enclave naar de andere moet, kan niet door de oudere kernen van de stad heen rijden maar moet altijd weer terug naar de hoofdstructuur en daar de volgende afslag nemen. Almeerders zijn er aan gewend, buitenstaanders worden er gek van. Feit is dat juist die structuur belangrijk bijdraagt tot het gevoel van ruimtelijkheid en overzichtelijkheid dat Almeerders als de basiskwaliteit van hun stad zien. Is het daarom onaantastbaar? Nee, want met de komst van een kloppend stadshart is Almere niet langer een driekernige stad met veertig wijken, maar een stad die haar onderdelen met elkaar wil verbinden. Een stad die niet bestaat door de ruimtelijke cultuur van afzondering en onderscheid maar juist een stad waarin alle onderdelen bij elkaar horen. Niet langer een driekernige stad, maar een stad met een flink aantal stadsdelen. Dat lijkt een woordenspel, maar in het denken over de stad zorgt dat voor heel andere oriëntaties. Dat is ook precies de omslag die Francine Houben voorstelt in haar ‘twee 11tallen’ die ze ter gelegenheid van haar afscheid heeft opgesteld. Veel van haar aanbevelingen komen neer op het maken van verbindingen. Verbindingen maken tussen Almere Centrum en Almere Haven, lijnen trekken vanuit het stadshart naar de kust, nadenken over de A6 als barrière, rechtstreekse verbindingen leggen tussen stadsdelen in plaats van almaar omwegen maken over dreven en ring. Haar boodschap is even eenvoudig als onontkoombaar: breng verband in Almere.
Vitale levensaders Daarmee dient zich dus meteen een stedenbouwkundige opgave aan voor de nieuwe stadsdelen die Almere de komende decennia tot ontwikkeling gaat brengen. Zij dienen niet in herhaling te treden en zich vanaf het begin in een splended isolation van Almere af te zonderen. Zij moeten zich in hun verbindingen niet afzonderen, maar juist richten naar de stad. De toegangswegen zijn geen afslagen maar vitale levensaders. Dat is een nieuwe ontwerpopgave waar de stad zich de komende jaren voor gesteld ziet. Dat zal de nodige creativiteit en denkkracht vragen, want het is makkelijker om losse eenheden te creëren dan betekenis-
De verbonden stad
volle verbanden te realiseren. Toch is dat waar Almere op zit te wachten. De ontwerpopgave strekt zich uiteraard ook uit naar de bestaande stad, waar de ring, de dreven en de busbanen zich als het ware boven het organische weefsel van de stad verheven hebben en in afzondering hun onderscheidende werk doen. We noemden ze eerder ‘vredelievende tankgrachten’ omdat ze als barrières werken en de verschillende woonomgevingen tot onneembare vestingen maken. Is dat nodig? Kan dat anders? Het is weinig zinvol om algemene uitspraken te doen, die als het ware een bom leggen onder deze structuur. Daarvoor is die in veel opzichten te functioneel. Maar dat laat onverlet dat er wel kan worden nagedacht of de vervoerscirculatiestelsels niet beter kunnen worden ingepast in de structuren die met een verdere verstedelijking van Almere samenhangen, zodat zij op passende plekken kunnen bijdragen aan meer open verbindingen. Daarbij dienen zich interessante uitdagingen aan. Bijvoorbeeld door de behoefte aan meer wijkgebonden bedrijvigheid te koppelen aan de herontwikkeling van (een gedeelte van) een dreef of een stuk busbaan. Op heel veel plaatsen zijn dit nu monofunctionele ruimtes: ze dienen geen ander doel dan transport van hulpdiensten, bussen en auto’s. Het moet mogelijk zijn om juist hier functies te combineren en tegelijk de fysieke barrières op te heffen die Almere op nogal wat plaatsen nodeloos in zichzelf doet keren. Om kort te gaan: Almere moet zich de komende jaren opnieuw op de kaart gaan zetten. Van een driekernige stad ontwikkelt ze zich naar een stad met een helder stadshart. Daar omheen bevinden zich meerdere stadsdelen die in mate van stedelijkheid verschillen en als zodanig een eigen karakter hebben. Tegelijk zijn ze op een stevige en overtuigende manier met elkaar verbonden. De verbindingswegen zijn daarbij niet langer monofunctioneel maar vormen zich naar de behoefte van de stad en de wijken die ze met elkaar verbinden. Het zijn niet langer ‘vredelievende tankgrachten’ maar vitale levensaders.
Francine Houben: twee 11tallen voor Almere In het kader van haar afscheid als stadsbouwmeester van Almere en de daaraan gekoppelde overzichtstentoonstelling van haar werk in Casa CASLa in Almere lanceerde Francine Houben in maart 2007 haar ‘twee 11tallen voor Almere’. Het zijn stellingen, tips en aanbevelingen voor de verdere ontwikkeling van de stad. De inhoud varieert van ‘intrigerend’ tot ‘open deur’. Toch kan het geen kwaad ze in je achterhoofd te hebben bij de gesprekken over WoonVisie, structuurvisie en andere voorkomende visies en beleidsstukken.
Wonen in Almere 1.0
Onderstaand beide elftallen 1: – – – – – – – – – – –
Eén stad, één hart Het vergrote Weerwater (richting Almere Haven) is het hart van Almere Introduceer rondje Weerwater Opheffen geïsoleerde ligging van Almere Haven Almere Buiten omtoveren tot Almere Oostvaardersplassen Het Stadshart is via lange lijnen verbonden met de kust Kust met drie typen water: Gooimeer, Amsterdam Bay Area (Ymeer), Markermeer Kustlijn als ontwerpopgave Ode aan de dijk Verbind binnendijks met buitendijks Almere Poort en Pampus als onderdeel van Amsterdam Bay Area
2: – – – – – – – – – – –
Pas hoogbouw toe in stadshart en stadspoorten Definieer waar je hoogbouw zou willen om de laagbouw te vrijwaren Start geïntegreerde gebiedsontwikkelingen rond stations A6 als ontwerpopgave A6 geluidsschermvrij Hoge Ring als ontwerpopgave Ontsluit de stad zo dat je deze niet via de achterkant binnenkomt Maak directe verbindingen tussen stadskernen in plaats van lussen aan de Ring Introduceer doorzichten en panorama’s om Almere leesbaar te maken Verdichten in bestaande stad verhoogt kwaliteit en diversiteit in woningen Nieuwe randen bestaande stadsparken maken met voorkanten van stadswoningen
98/99
101/101
103/103
07 Mensen maken Almere anders Een organische vorm van stedenbouw
Almere 2.0 wil burgers – in de vorm van particulier opdrachtgeverschap – de macht over de eigen woning geven. Dat is een bewuste keuze vanuit de overtuiging dat mensen die zelf hun woning bouwen of dat samen met anderen doen zich ook echt met die plek en dus met de stad verbinden. Daarmee bouwen ze niet alleen hun eigen woning, maar ook een andere stad: interessanter, vitaler, veelvormiger.
Wonen in Almere 1.0
106/107
Almere gaat – mits de rijksoverheid de juiste voorwaarden schept – opnieuw groeien. En hoe. Tot 2030 komen er nog eens 60.000 woningen bij en in de slipstream daarvan ook de nodige voorzieningen op het terrein van zorg, onderwijs, cultuur, middenstand en wat dies meer zij. Die uitbreiding zal vooral plaatsvinden in westelijke (Almere Poort, Almere Pampus) en oostelijke richting (Almere Hout). In feite worden daarmee de komende decennia drie grote nieuwe stadsdelen aan Almere toegevoegd. De stad met drie kernen ontwikkelt zich tot een stad met zes stadsdelen die zich rondom het moderne stadshart scharen. De nieuwe stad maakt de cirkel rond. Het nieuwe Almere zal zeker geen tweede druk van het oorspronkelijke Almere worden. Om meerdere redenen. De meest in het oog springende reden is de ambitie van het gemeentebestuur om in de nieuwe uitbreidingen van Almere een radicale omslag te maken in de wijze waarop er gebouwd gaat worden. In het programma Ik bouw mijn huis in Almere wil de gemeente ruim baan maken voor het zogeheten particulier opdrachtgeverschap. Niet de institutionele marktpartijen, de beleggers en de woningcorporaties nemen voor het nieuwe Almere het voortouw, maar de toekomstige bewoners zelf. In het in maart 2007 gepubliceerde handboek voor zelfbouwers legt de verantwoordelijke wethouder Adri Duivesteijn het als volgt uit: Almere wordt nog aantrekkelijker om in te wonen, want vanaf nu heeft u er volop mogelijkheden om een eigen huis te bouwen. De gemeente gaat tot aan 2030 maar liefst 25.000 bouwkavels uitgeven, meer dan duizend per jaar. Grote kavels, kleine kavels, dure en goedkope, kavels waarop u in uw eentje een huis kunt bouwen en kavels waarop u dat samen met anderen kunt doen. Wat ook uw inkomen en uw huishoudensituatie is, u kunt een eigen huis bouwen in Almere. Er is keuze genoeg. Almere is daarmee uitzonderlijk. Het is in Nederland niet eenvoudig om als individuele burger een geschikte bouwkavel te vinden. De grond- en woningbouwmarkt wordt beheerst door grote, professionele marktpartijen zoals ontwikkelaars en woningcorporaties. Dat is ooit zo ontstaan in een tijd van ernstige woningnood. Na de Tweede Wereldoorlog moest er snel en veel worden gebouwd, en dat kon het beste met seriematige woningbouw in grote aantallen. Maar we zijn nu zestig jaar later, en er is nog altijd weinig ruimte voor het individu. Het grondbeleid van de Rijksoverheid versterkt dat nog. Het resultaat is dat er in stedelijke nieuwbouwplannen slechts een handjevol ‘vrije kavels’ zijn opgenomen. En doordat ze schaars zijn, zijn ze voor de meeste mensen te duur. In Almere is de situatie anders. De gemeente beschikt hier zelf over de grond, en ze kan dus kavels uitgeven aan particulieren. Tot nu toe gebeurde dat op bescheiden schaal, met ongeveer honderd kavels per jaar. Dat verandert nu. Met ikbouwmijnhuisinalmere breekt Almere radicaal met het gebruik dat marktpartijen de bulk van de woningen bouwen. De gemeente Almere doet dat omdat ze vindt dat u het recht hebt om te kiezen tussen een zelfgebouwd huis en een kant-en-klaar woning.
Mensen maken Almere anders
Maar we doen het ook omdat wij verwachten dat er op deze manier een ander soort stad ontstaat. Als u uw eigen huis bouwt, bouwt u ook mee aan de stad, met een grote betrokkenheid, verscheidenheid en identiteit. Mensen maken de stad! Almere geeft u de ruimte, en vervolgens bent u het die de keuzes maakt. U kunt kiezen uit een groot aantal kavels in verschillende prijssegmenten. U kunt kiezen of u uw huis zelf bouwt, of geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, of dat u een kant-en-klaar huis koopt van een ontwikkelaar. U kunt een architect en een aannemer kiezen. U kunt veel meer invloed hebben op de kosten dan in de normale situatie. Mogelijk kiest u voor een collectieve vorm, waarin u een woningcomplex ontwikkelt samen met uw toekomstige buren. Het is aan u! Deze keuzes brengen ook verantwoordelijkheden met zich mee. U bent verantwoordelijk voor de planning en voor het aanvragen van vergunningen, u moet onderhandelen en u moet uw budget in de gaten houden. Dat maakt het bouwen van een eigen huis bijzonder spannend. De gemeente Almere is zich daarvan bewust. De gemeente biedt u daarom verschillende vormen van informatie, hulp en ondersteuning. U blijft zelf verantwoordelijk, maar het proces wordt eenvoudiger en toegankelijker. Dit handboek is er een voorbeeld van, net als de kavelwinkel in het stadhuis en de website www. ikbouwmijnhuisinalmere.nl. Bovendien kunt u individuele bouwbegeleiding krijgen, waarbij de gemeente een deel van de kosten op zich neemt. 35
Dat is een ongekend experiment. De animo ervoor is groot. Dat blijkt uit een eerste competitie voor ontwikkelaars die eind 2006 is uitgeschreven om voor het Homeruskwartier in Almere Poort met voorstellen te komen voor het ontwikkelen van een kavel. Daarbij zullen toekomstige bewoners zelf inhoud kunnen geven aan hun woning, het zogenaamde ‘mede-opdrachtgeverschap’. Dat leverde een kleine 75 voorstellen op van een groot aantal ontwikkelaars. Daarvan zijn er inmiddels door een jury 14 geselecteerd om er in een tweede fase verder aan te werken.36 De jury concludeerde na de eerste fase: ‘De respons op de competitie geeft aan dat de opgave aanslaat. Het is alsof het idee van medeopdrachtgeverschap overal sluimerend aanwezig was en nu ineens vol levenskracht naar buiten barst.’ De keuze was moeilijk. Enigszins wanhopig adviseert de jury dan ook de gemeente om een aantal afgevallen plannen elders in Almere aan ruimte te helpen. De tweede fase in dat proces is inmiddels ook achter de rug: de 14 geselecteerden hebben hun visie uitgewerkt tot een ‘realiseerbaar plan’, waarbij zij een uitvoerig pakket aan randvoorwaarden mee kregen. Onder het motto ‘meeste stemmen gelden’ hebben de toekomstige bewoners door middel van een inschrijving beslist welke zeven plannen zullen worden gerealiseerd. De jury concludeert: ‘de zeggenschap over het wonen is een stap dichterbij de burgers gebracht’.37 Inmiddels worden de eerste velden in ontwikkeling genomen.
35 Zie: “Ik bouw mijn huis in Almere”: Handboek kaveluitgifte: Stripheldenbuurt en Noorderplassen West. Gemeente Almere, 2007 en Programmering Particulier Opdrachtgeverschap. Gemeente Almere, 2007 36 Zie: Verslag van de selectiecommissie. Staalkaart van Opdrachtgeverschap Homeruskwartier. Gemeente Almere, april 2007 37 Zie: Verslag van de selectie, tweede fase. Van visie naar realiseerbaar plan. Gemeente Almere, november 2008
Wonen in Almere 1.0
38 Inleiding Adri Duivesteijn tijdens het vakdebat ‘Mensen maken de stad’, 11 april 2007, Stadsschouwburg Almere.
108/109
‘Organische stedenbouw’ Voor Nederland is dat een unieke situatie. Particulier opdrachtgeverschap in dichtbevolkte stedelijke gebieden is – ondanks ambitieuze beleidsvoornemens van de regering – altijd een marginaal verschijnsel gebleven. De institutionele woningbouw met alle daarin betrokken partijen wist moeiteloos de overhand te houden. De gemeentelijke overheid was veelal slechts een speler die afhankelijk was van marktpartijen, kapitaalverschaffers en woningcorporaties. De burgers hadden daarbij het nakijken, hun invloed op wat er werd gebouwd was minimaal. In vrijwel alle gevallen viel die onder de post ‘meerwerk’, met alle kosten van dien. Almere wil daar mee breken door de burgers echt de macht over de eigen woning te geven: ik bouw mijn huis in Almere. Dat is niet zomaar een keuze om tegendraads te zijn, dat is een bewuste keuze vanuit de overtuiging dat mensen die zelf hun woning bouwen of dat samen met anderen doen zich ook echt met die plek en dus met de stad verbinden. Daarmee bouwen ze niet alleen hun eigen woning, maar – aldus wethouder Duivesteijn - ook een andere stad: ‘Interessanter, vitaler, veelvormiger. Almere wil dat de betrokkenheid van de burgers bij de stad veel dieper kan worden dan ze nu is. Almere is bereid het avontuur van een nieuwe stedenbouw aan te gaan om dat te bereiken. We weten dat we daarmee meer onzekere factoren toelaten in onze planning dan tot dusver. We weten dat we risico’s lopen. Dat is de inzet van “Ik bouw mijn huis in Almere”. De inzet is een nieuwe manier van stedenbouw en woningbouw.’
Mensen maken Almere anders
immers in hoge mate het resultaat van planmatige stedenbouw, waarbij de bewoners aan het einde van het proces de sleutels in ontvangst mochten nemen. In het nieuwe Almere wordt nu gericht een poging ondernomen om dit proces om te draaien. Mensen nemen de sleutels nu niet meer in ontvangst, ze zijn zelf de sleutels tot de nieuwe stad. Zij maken de nieuwe stad en dragen dus bij aan het nieuwe Almere. Kan dat? Jazeker, waarom niet? Het is vooral ook een kwestie dat men de oude productiewijze achter zich laat en daarmee ruimte schept voor nieuwe ‘krachtbronnen’, voor de talenten van mensen zelf. Dat is – om even een uitstapje te maken naar een heel ander beleidsterrein - ook het basisidee van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), die structuur geeft aan alle vormen van zorg en welzijn waar mensen recht op hebben. Die wet is gebouwd op een optimistisch mensbeeld, waarin mensen zelf de regie over hun leven nemen en waar nodig voor ondersteuning een beroep op de overheid kunnen doen. Als het om zorg gaat vindt iedereen dat inmiddels heel normaal. Via persoonsgebonden budgetten krijgen mensen complete zeggenschap over hun zorgorganisatie. Waarom zou datzelfde mensbeeld niet van toepassing kunnen zijn als het gaat om het realiseren van de eigen woning? En waarom zou de overheid, net als in het geval van de WMO, niet alles doen om dat proces ten dienste te zijn? Kortom, het kan.
Communicerende vaten Het gemeentebestuur heeft daarvoor de term ‘organische stedenbouw’ in omloop gebracht, ‘als een andere manier om aan de stad te bouwen. De organische stedenbouw doet dat door de krachtbron aan te boren van duizenden, tienduizenden mensen en hun initiatieven. De stad kan profiteren van hun creativiteit, hun ondernemingslust, hun doorzettingsvermogen, hun drang om zich te vestigen, hun verbondenheid met een plaats en in het bijzonder met Almere.’38
Wie gebruik wil maken van de talenten, de krachtbronnen en het doorzettingsvermogen van mensen die zich nog moeten melden, kan hun mogelijkheden natuurlijk moeilijk van tevoren vastpinnen op een exact stedenbouwkundig plan dat alles vastlegt. Organische stedenbouw betekent immers ook dat de mogelijkheden in het proces zelf worden ontdekt, dat er ruimte is voor creativiteit en dat dus niet alles van te voren is dichtgespijkerd. Dat is een breuk met het Almere van het eerste uur. Dat Almere was
Maar dat vraagt veel. Dat vraagt om een ander soort dienstbaarheid van de gemeente, dat vraagt om een ander soort oriëntatie van woningcorporaties en ontwikkelaars. Het is niet langer zo dat een ieder zijn aandeel woningen krijgt en aan de slag kan gaan. Op de een of andere manier moeten deze organisaties, evenals de gemeente, op zoek gaan naar hun rol in dat niet van tevoren geheel uitgetekende proces van ‘organische stedenbouw’. Dat vraagt om andere omgangsvormen met burgers, andere vormen van conceptontwikkeling, andere ontwerpprocessen, andere vormen van zekerheid en risicomanagement. Het is niet alleen avonturieren voor de nieuwe bewoners die Almere gaan maken, het is evenzeer zoeken naar de passende rol voor de organisaties die in de realisatie van deze nieuwe stadsdelen nog steeds een cruciale rol blijven vervullen. Want weliswaar wil de gemeente ongeveer een derde van de woningbouwproductie realiseren via particulier opdrachtgeverschap; in dezelfde periode moeten marktpartijen en woningcorporaties een meer dan
Wonen in Almere 1.0
110/111
substantiële bijdrage leveren aan de groei die Almere wil realiseren. En dat zijn geen gescheiden circuits. Het is niet zo dat er kavels zijn met particulier of collectief opdrachtgeverschap en even verderop kavels voor betaalbare huisvesting gebouwd door corporaties en weer verderop een stuk grond voor een projectontwikkelaar die de duurdere woningen voor zijn rekening neemt. Dat is niet de bedoeling. Organische stedenbouw betekent juist dat alle producerende partijen in een spel betrokken raken waar ze elkaar versterken. De betrokkenheid van corporaties als ondersteuner en achterwacht voor particulier opdrachtgeverschap kan er bijvoorbeeld toe leiden dat zij de verantwoordelijkheid nemen voor de bouw van publieke voorzieningen of sociale woningbouw en andere toevoegingen realiseren. Hetzelfde geldt voor de andere marktpartijen. Zij moeten in de communicerende vaten van de organische stedenbouw hun creativiteit tonen. Zij moeten meedoen en meedenken in het proces waarin burgers het voortouw nemen om de stad te maken. Dat is een andere rol, zoals het ook een andere rol is voor de gemeente om hierin te opereren. Maar het is voor alle partijen de moeite waard om die uitdaging aan te gaan. Omdat het tot een vitalere en interessantere stad leidt. Bij die uitdaging voor de toekomst van de nieuwe stadsdelen in Almere speelt het verleden altijd weer mee. Het is verstandig om problemen die in de loop van de jonge geschiedenis van het oude Almere zichtbaar zijn geworden, in het nieuwe Almere bij voorbaat het hoofd te bieden. In die zin – maar onder totaal andere condities – staan het oude en nieuwe Almere voor dezelfde uitdaging. De problemen die in het oudere Almere overwonnen moeten worden, dienen immers in het nieuwe Almere te worden voorkomen. Juist daarom is het goed om een aantal van die problemen te benoemen.
Mensen maken Almere anders
de ene wijk op de volgende lijkt, als je tenminste ook in deze zin wil differentiëren?
Collectiviteit Wat de oude stadsdelen onvoldoende mogelijk maken is iets wat we eerder een vorm van collectiviteit hebben genoemd. Het gaat niet alleen om het feit dat individuen de stad maken, het gaat er ook om dat ze in collectieve verbanden zorg voor de stad dragen, zich er verantwoordelijk voor voelen en er vorm en inhoud aan geven. ‘Ik’ wordt dan wel van harte uitgenodigd om zijn huis in Almere te bouwen, deze ‘ik’ zal er zeker niet alleen komen te wonen. Ook het ‘wij’ moet vorm krijgen. ‘Ik’ en ‘wij’ moeten samenvloeien. Natuurlijke of gebouwde plekken om elkaar te ontmoeten ontbraken grotendeels in de eerste versie van Almere. Die collectieve dimensie kwam in de oude stad nauwelijks uit de verf en moet er nu in de vorm van overdracht van eigendom en beheersverantwoordelijkheid en nieuwe vormen van Verenigingen van Eigenaren en goed doordachte vormen van herstructurering aan worden toegevoegd. Dat is een moeizaam proces. Daarom lijkt het raadzaam om in de nieuwe wijken die structuren vanaf het begin tot stand te brengen door bewoners eerder en intensiever verantwoordelijk te maken voor de openbare ruimte en door minimumkwaliteitseisen te introduceren voor de verzorging van private ruimte. Dat is een nieuwe uitdaging: is het mogelijk om in nieuwe wijken meer collectieve verantwoordelijkheid aan te brengen?
Combinatie wonen-werken Differentiatie In de oude stadsdelen is het moeilijk gebleken om in de buurt een wooncarrière te maken. Het woningaanbod was te eenzijdig, wie een wooncarrière ambieerde moest het stadsdeel uit, wat veel Almeerders hebben gedaan. In de bestaande stad wordt nu gezocht naar het toevoegen van woningen voor bijvoorbeeld jongeren en ouderen, waardoor de mogelijkheden worden vergroot dat mensen met binding aan de wijk hun verschillende levensfasen ook in hun wijk zelf kunnen doorbrengen. Dat gedifferentieerde aanbod, dat wil zeggen de mogelijkheid om in een bekende omgeving een wooncarrière te maken, moet in de ontwikkeling van nieuwe stadsdelen steeds opnieuw worden overwogen. Is het een wijk die interne doorstroming mogelijk maakt? En hoe voorkom je dat
In de oude delen van de stad kost het de nodige moeite om nieuwe combinaties van wonen en werken in woningen te realiseren. Daar zijn de huizen uiteindelijk niet voor gebouwd en het zal veel creativiteit vergen om in die woonwijken toch iets van die woon-werkcombinaties mogelijk te maken zonder in oude concepten van bedrijventerreinen en bedrijfsverzamelgebouwen te vervallen. Maar in de nieuwe stadsdelen is het vanaf het begin mogelijk om de combinatie van wonen en werken in de organische stedenbouw mee te nemen. De verwachting is dat mensen die zich wagen aan het avontuur van particulier opdrachtgeverschap, geneigd zullen zijn deze nieuwe behoefte in hun programma van eisen op te nemen. Maar het kan geen kwaad om mensen daartoe extra te stimuleren dan wel om buiten hun
Wonen in Almere 1.0
112/113
kavels, op gezamenlijke binnenterreinen, aparte voorzieningen te realiseren die zowel nabijheid van werken mogelijk maken als een zekere distantie tussen wonen en werken. Het zou echt nieuw zijn en fascinerend als de nieuwe stadsdelen van Almere hier nieuwe vormen voor zouden vinden. Veel daarvan is afhankelijk van het lef van ontwikkelaars om mee te denken met de behoeften van de nieuwe inwoners.
Markante karakteristieken Een stadsdeel moet zijn eigen karakter hebben, waarbij een bijzonder en opvallend element dat karakter extra kan benadrukken. Een markant gebouw, een fraai centrum, een winkelcentrum waarin iedereen elkaar kan ontmoeten, een kerk. In de meeste gevallen is het een publiek element, waar in principe alle bewoners gebruik van (kunnen) maken. In het oude verleden van de Nederlandse steden diende de kerk vaak zo’n publieke functie, tegenwoordig zijn het vaker winkelcentra. Maar het kan ook, zoals De Muzen in de Muziekwijk, een mooi gebouw zijn aan de kop van een park. Of een plein met een opmerkelijke architectuur. Sommige Almeerse wijken kennen zo’n markant element, maar het houdt niet over. De nieuwe wijken moeten die nog gaan ontwikkelen. Misschien moeten zulke elementen ook pas na verloop van jaren worden toegevoegd, zoals in feite ook het stadshart pas aan Almere is toegevoegd toen de stad in haar puberjaren terecht was gekomen. De founding fathers van Almere kozen voor een ‘flexibele ontwikkeling’ onder andere door het creëren van intermediaire ruimte en ‘reserveruimte’. Dat oude Almeerse adagium heeft de stad veel goeds gebracht en zou daarom ook in de nieuwe stadsdelen overwogen moeten worden. Dan kan elk gebied zelf nog de interessante punten op de i zetten.
Duurzaamheid en flexibele toekomstwaarde Almere is in een tijd gebouwd dat alle functies gescheiden werden. Voor wonen, werken en recreëren werden aparte gebieden gereserveerd en de woningen waren af als ze werden opgeleverd. Dat is een tamelijk recente vorm van stedenbouw. In vervlogen tijden konden panden meer functies aan en daardoor met de tijd meebewegen. De Amsterdamse grachtenpanden zijn daar een klassiek voorbeeld van. Steeds opnieuw hebben deze panden zich kunnen aanpassen aan nieuwe generaties, nieuwe economische tijden en nieuwe behoeften. De massaproductie van woningen na de Tweede Wereldoorlog leverde woningen op die louter en alleen geschikt waren voor de manier van
Mensen maken Almere anders
wonen die toen gold. Zodra de behoeften verruimden en de woningen zich daaraan aanpasten, zakte dit type woningen af naar het putje van de woningmarkt, reden waarom nu veel van die wijken op de schop gaan. Daarvoor zijn de wijken in Almere duidelijk te jong, maar de stad is wel vanuit vergelijkbare denkbeelden geboren. Dat wreekt zich nu, want bewoners kunnen er weinig of niks aan toevoegen. Het nieuwe Almere moet met die eenzijdigheid breken. Toekomstbestendigheid is een wezenskenmerk van organische stedenbouw. Er moeten woningen komen die met de toekomst kunnen meebewegen, die met nieuwe bewoners en andere wensen uit de voeten kunnen. Dat is niet alleen een kwestie van regels maar ook van ontwerp. De achttien geschakelde woningen die woningcorporatie Groene Stad Almere (nu: De Alliantie Flevoland) heeft ontworpen voor de Bouwexpo 2001 kunnen als voorbeeld dienen voor een andere vorm van ontwerpen. Die open vorm van construeren en bouwen, die als het ware vraagt om toevoegingen en veranderingen, zou in de nieuwe delen van Almere meer en meer de standaard kunnen vormen. In feite zijn het uitwerkingen van de SoliDs-filosofie die directeur Frank Bijdendijk van woningcorporatie Stadgenoot propageert.39
Verbinding De oude stadsdelen zijn ontworpen om zich af te zonderen. Ze werden door de structuur van ring, dreven en busbanen in zichzelf opgesloten. De verbindingslijnen en openingen naar de rest van de stad werden door groen omzoomd, waardoor het stadsdeel voor de buitenstaander bijna aan het zicht werd ontrokken. Zo ontstond ‘Los Almeros’, een verzameling wijken die weinig met elkaar van doen hadden. Met de komst van het stadshart groeit de behoefte om de stad meer tot een samenhangend verband te maken. Voor de nieuwe stadsdelen zou dat vanaf het begin een ontwerpopgave moeten zijn. Een open verbinding met het stadshart en een oriëntatie op het centrum moeten in de vormgeving en structurering van de wijk vanaf het begin een belangrijke rol spelen. Dat betekent meer doorgangsmogelijkheden voor het verkeer en een andere manier om geborgenheid te organiseren. Het idee dat mensen de stad maken staat op gespannen voet met een gedetailleerde WoonVisie of een strak stedenbouwkundig ontwerp. Om die reden hebben we in 'Wonen in Almere 1.0' eerder thema’s en problemen omschreven dan getalsmatige oplossingen of precieze aantallen genoemd. De toekomst van het nieuwe Almere is een toekomst die
39 Frank Bijdendijk, Met andere ogen, a.w.
Wonen in Almere 1.0
114/115
al werkend veroverd moet worden, waarin de fasen elkaar niet alleen opvolgen maar met elkaar interacteren. Dat is het wezen van organische stedenbouw. Tegelijkertijd is het niet zo dat mensen de stad maken en verder niets. Er is ook een andere werkelijkheid: de stad maakt ook mensen. De stedelijke structuur stuurt niet alleen vervoersbewegingen maar ook levens van mensen, ze stuurt betrokkenheid en verantwoordelijkheid. Er is dus niet alleen private productie van woningen maar ook publieke productie van woonomgevingen, van woonmilieus, van voorzieningen, van architecturale hoogstandjes. Dat is iets wat mensen, bewoners, professionals en bestuurders met elkaar tot stand brengen. Het behoort tot de publieke verantwoordelijkheid om de problemen die in de oudere delen van Almere in de loop der tijden zijn opgetreden niet te herhalen. Juist daarom zal het nieuwe Almere zich anders moeten ontwikkelen. De betrokkenen moeten met elkaar meedenken, elkaar versterken, elkaar in de eigen verantwoordelijkheid erkennen en ieder zijn eigen plek gunnen. Dat samenspel zullen bewoners, bewonerscollectieven, professionele organisaties, woningcorporaties, marktpartijen en de gemeente met elkaar moeten gaan verwezenlijken. Als iedereen zich daar creatief en enthousiast voor inspant, kan dat alleen maar een prachtige nieuwe stad opleveren. In Almere kan het!
Mensen maken Almere anders
…bouw… ‘Bouw’ staat voor het handelen door mensen zelf, individueel of als groep, waardoor ze geen ‘woonconsument’ hoeven te zijn maar producent van het wonen. Wij zien bouwen als een cultuurdaad, als een onderdeel van ieders leven, en niet slechts als een gespecialiseerde technische handeling. Bewoners hebben nog altijd bijzonder weinig directe en serieuze invloed op de bouw. Zij zijn ervan vervreemd. Wat voor hen resteert is niet veel meer dan het hobbyen met keukens, badkamers en tuinen. Dat is, met alle respect, slechts geknutsel in de marge van het echte bouwen. Deze praktijk is geen wet van Meden en Perzen, maar een tijdgebonden Nederlandse eigenaardigheid. Zie de ons omringende landen: die hebben allemaal een andere bouwcultuur. Ook in Nederland kan het anders.
…mijn… ‘Ikbouwmijnhuisinalmere’ gaat over bezit en eigendom. We bedoelen dat niet alleen (en zelfs niet in de eerste plaats) in juridische zin. Of mensen een woning kopen of huren is van ondergeschikt belang. Het gaat om vertrouwdheid, gehechtheid, ‘eigenheid’, om de mogelijkheid om je met een plaats te identificeren. Het gaat om de ruimtelijke dimensie van je eigen levensgeschiedenis. Het gaat om ‘a place to call my own’, een plaats waarvan je kunt zeggen dat die van jou is. Anders gezegd: ‘ikbouwmijnhuisinalmere’ is een programma tegen de vervreemding. Het moet niet zo zijn dat je je een vreemde voelt in de eigen omgeving. ‘Ikbouwmijnhuisinalmere’ wil dat mensen zich in de wereld een plaats kunnen verwerven, dat ze zich een deel van de wereld eigen kunnen maken.
…huis… Ikbouwmijnhuisinalmere (fragmenten uit de toespraak van Adri Duivesteijn tijdens het vakdebat Mensen maken de stad op 11 april 2007 in Almere)
Ik… ‘Ik’ maakt duidelijk dat in ‘ikbouwmijnhuisinalmere’ niet de institutie maar de mens het beginpunt is. Onze visie op het wonen en de stad benadrukt het belang van directe en persoonlijke betrokkenheid van burgers bij hun woonsituatie en bij de stad. Het vertrekpunt is de handelende en ondernemende mens, die gedreven wordt door eigen kracht, eigen behoeften, eigen dromen, eigen initiatief. Hij of zij kan individueel handelen, of in een collectief naar eigen keuze. Ieder mens kan zijn eigen project ontwikkelen. Deze visie verzet zich tegen een woningbouw en een stedenbouw die door anonieme krachten wordt beheerst. We willen geen onnodige intermediairs en instituties. We willen dat er niet primair wordt gedacht en gebouwd vóór, maar dóór mensen. (…) Wij willen dat ze vanaf het begin, aan de ‘voorkant’ van het proces, de belangrijkste actor kunnen zijn.
Met ‘huis’ in ‘ikbouwmijnhuisinalmere’ stellen we de intrinsieke waarde van het wonen aan de orde. We willen vaste grond onder onze voeten. We willen een plaats herkennen als van ons. Greep op de eigen woonsituatie en greep op het eigen leven liggen dicht bij elkaar. ‘Wonen is zijn’, en dat houdt in zowel ‘jezelf zijn’ als ‘samenzijn’, zo schreef de socioloog Groeneveld omstreeks 1960. Die twee elementen, jezelf zijn en samenzijn, laten zien dat het wonen een verbinding vormt tussen het individu en de gemeenschap. Het zijn zware woorden. Maar deze zware taal is terecht. Wonen is een fundamentele zaak. Wonen is een werkwoord, een activiteit, niet statisch maar dynamisch. ‘My Home is my Castle’, zeggen de Engelsen. Wonen is dus tegelijkertijd een domein en de wijze waarop je het domein benut. Wonen is te waardevol om tot een ‘woonproduct’ te reduceren.
…in… Het woordje ‘in’ staat voor context. Het gaat nooit om één enkel huis. Niemand leeft geïsoleerd. Iedereen koestert zijn of haar autonomie, maar de werkelijkheid is dat we meer met elkaar te maken hebben dan ooit. Daarom is het goed om te benadrukken dat je altijd op meerdere schaalniveaus tegelijk woont. Wonen doe je in een huis, een straat, een buurt, een wijk, een stad, een land, en zelfs in een wereldgemeenschap of een wereldwijde netwerksamenleving. Je woont in een huis, of zelfs in een kamer of in één enkele stoel, en tegelijkertijd woon je in de wereld. Kortom, wonen verbindt het kleinste met het grootste. ‘Ikbouwmijnhuisinalmere’ beoogt daarom niet
Wonen in Almere 1.0
116/117
alleen een andere manier van woningbouw. Het is ook, en misschien meer nog, een stedenbouwkundig programma, een andere manier om een stad te maken.
…Almere Almere is niet alleen de naam van de stad waar dit programma zich afspeelt. ‘Almere’ staat voor de stad en de stedelijke dimensie in het algemeen. Het staat voor stad, dorp, wijk, buurt, straat. ‘Almere’ of ‘de stad’ staat voor de opvatting dat het maken van steden mensenwerk is. Interessante, sterke en levensvatbare steden zijn die steden waarin iedereen kansen heeft om te participeren. Waarin iedereen mede-maker van de stad kan zijn. Waarin iedereen initiatieven kan nemen in de verdere ontwikkeling van de stad. De stedelijke woningbouw is in handen gekomen van grootschalige instituties, tussenpersonen en grote marktpartijen. De grootschalige aanpak heeft zichzelf overleefd. Het initiatief moet weer verbreed. Er moet weer een vorm van stedenbouw komen waarin een grote variëteit aan initiatieven kan floreren. Zodat in principe álle mensen de stad kunnen maken. Almere wil een andere stad worden: beter, interessanter, vitaler, veelvormiger. Almere wil dat de betrokkenheid van de burgers bij de stad veel dieper kan worden dan ze nu is. Almere is bereid het avontuur van een nieuwe stedenbouw aan te gaan om dat te bereiken. We weten dat we daarmee meer onzekere factoren toelaten in onze planning dan tot dusver. We weten dat we risico’s lopen. Dat is de inzet van ‘ikbouwmijnhuisinalmere’. De inzet is een nieuwe manier van stedenbouw en woningbouw.
119/119
08 Oog voor kwetsbaarheid Verplichtingen voor een volwassen stad
Waar in de meeste stedelijke gebieden de vermaatschappelijking van de zorg leidde tot het geforceerd zoeken van woonruimten voor kwetsbare groepen als psychiatrische patiënten, zorgbehoevende ouderen, drugsverslaafden, dak- en thuislozen en ontregelde jongeren, waarbij de omgeving bepaald niet stond te juichen, kunnen deze vormen van ‘zorg-wonen’ in de verdere ontwikkeling van Almere de plaats krijgen waar ze menselijk gesproken recht op hebben.
Wonen in Almere 1.0
122/123
Bij de volwassenwording van Almere hoort de erkenning van problemen die onvermijdelijk met een grote stad verweven zijn. Verslavingsproblemen, criminaliteit, dak- en thuisloosheid, psychiatrische patiënten, rondhangende jongeren, burenoverlast. Het is altijd weer een kunst om die problemen tot een minimum te beperken en beheersbaar te houden. Maar te vermijden zijn ze niet. Het zijn nu eenmaal problemen die in een stad gedijen. Almere merkt dat nu al en zal dat in de toekomst steeds meer ervaren. Het bijzondere van Almere is echter dat de stad nog maar voor de helft af is. De vraag die daar onmiddellijk uit volgt is of er bij het afbouwen van de stad niet meteen moet worden nagedacht over een sociale infrastructuur die deze stedelijke problemen zo goed mogelijk opvangt en in beheersbare banen leidt. Is het mogelijk om in de nieuwe stedelijke gebieden vanaf het begin voorzieningen en ruimten in te tekenen die een zo humaan en modern mogelijke omgang met deze problemen mogelijk maken? Dat is ook het potentiële voordeel van Almere: zij kan profiteren van de wet van de versnellende achterstand. De stad kan in haar groei leren van anderen. Daardoor is de stad, meer dan andere gemeenten in Nederland, in staat om beproefde concepten en nieuwe mogelijkheden in haar ontwikkeling mee te nemen. Daarbij dient te worden aangetekend dat het behoorlijk zou helpen als de rijksbijdragen niet zoals nu nog het geval is achter de groei en dus de feiten aanlopen.
Zorgwonen Op een aantal terreinen is die tendens om voorop te lopen al zichtbaar. Almere is een proeftuin aan het worden voor nieuwe woonzorgvoorzieningen. Ymere bijvoorbeeld bouwde in de wijk Tussen de Vaarten in samenwerking met Zorggroep Almere het woonzorgcomplex Castrovalva: 60 wooneenheden omgeven door zorg- en welzijnsvoorzieningen. Geschikt voor mensen die somatische verpleegzorg nodig hebben, maar ook voor mensen die tijdelijke verzorging behoeven. Plus vier groepswoningen voor psychiatrische verpleging. Het geheel werd gerealiseerd naast een aantal zelfstandige zorgwoningen. Zo zijn er meer tot de verbeelding sprekende woonzorgcomplexen die als het ware in de ontwikkeling van Almere ‘meegenomen’ zijn. De Toonladder in Almere Muziekwijk, in de jaren negentig gerealiseerd door de Alliantie, is daar een bekend voorbeeld van. Waar in de meeste stedelijke gebieden de vermaatschappelijking van de zorg leidde tot het geforceerd zoeken van woonruimten voor kwetsbare groepen als psychiatrische patiënten, zorgbehoevende ouderen, drugsverslaafden, dak- en thuislozen en ontregelde jongeren, waarbij de
Oog voor kwetsbaarheid
omgeving bepaald niet stond te juichen, kunnen deze vormen van ‘zorgwonen’ in de verdere ontwikkeling van Almere de plaats krijgen waar ze menselijk gesproken recht op hebben. Dat moet dus niet beperkt blijven tot groepen waarvoor vanwege de financiering relatief gemakkelijk voorzieningen zijn te realiseren. Ook groepen die in dat opzicht minder bedeeld zijn, zoals verslaafden en dak- en thuislozen, moeten van deze gunstige situatie in Almere kunnen profiteren. Het is zaak te plannen en te bouwen voor wat een stad van zo’n driehonderdvijftigduizend inwoners nodig heeft.
Het Acomplex als model 40 Het Acomplex is een project waarin de kern van Almere 2.0 tot uitdrukking komt. Het gaat hier om een initiatief van ouders, die met elkaar een oplossing zoeken voor de knellende woonsituatie van hun schizofrene kinderen. Anna Zanstra, de initiatiefneemster, had een zoon waarmee ze al 23 jaar door de geestelijke gezondheidszorg zeulde. Hij werd geplaatst bij mensen met geheel andere aandoeningen, in te kleine kamertjes, bij mensen met wie hij niks had. Zo ging het van kwaad tot erger. In 1999 was voor Anna de maat vol, en nam ze het heft in eigen handen. Ze startte een initiatief om schizofrene mensen een eigen huis te bieden, een stabiele leefomgeving zonder al te veel betuttelende zorg. Geheel buiten de geestelijke gezondheidszorg (ggz) om, waar zij slechts op een grote scepsis stootte, slaagde Anna Zanstra samen met andere ouders erin om bij de gemeente Almere en de woningcorporatie Ymere een gewillig oor te vinden. Zo ontstond er ruimte, werd er geld gevonden en een plan ontwikkeld dat uiteindelijk leidde tot het Acomplex, een wooncomplex in de Stripheldenbuurt met 39 ruime driekamerwoningen rondom een gemeenschappelijke tuin. Met ontmoetingsplekken voor bewoners en werkplekken voor het ondersteunend personeel van Triade, een regionale instelling voor begeleid wonen. Ymere heeft het gebouwd en beheert het complex. De bewoners huren, zonodig met huurtoeslag. Het is geen behandelplaats, geen doorstroomproject, wie er woont mag er blijven wonen. En dat allemaal keurig binnen de officiële bekostigingsnormen van de geestelijke gezondheidszorg. Een mooi voorbeeld van wat er kan. Een prachtig voorbeeld van dienstbare instituties.
Sociale woningbouw Kwetsbaarheid in de sfeer van wonen heeft uiteraard niet alleen te maken met zorgbehoeften. Het heeft ook te maken met geld, met inkomen, met vermogen. En de wetmatigheden daarvan zijn bekend: naarmate de financiële mogelijkheden van mensen geringer zijn, nemen hun kansen op de woningmarkt af. Dat is ook de bestaansgrond voor de sociale woonsector: zorgen voor fatsoenlijke en betaalbare huisvesting voor
40 Zie voor een beschrijving: P.L. Meurs, E.K. Schrijvers en G.H. de Vries, Leren van de praktijk. Gebruik van lokale kennis en ervaring van beleid. Amsterdam University Press, Amsterdam 2006, blz. 130–134.
Wonen in Almere 1.0
124/125
mensen met een laag inkomen. Waar nodig moeten daar ook specifieke sturingsinstrumenten voor worden ingezet in de vorm van gericht armoedebeleid, tijdelijke ondersteuning via bijvoorbeeld woonvouchers of maatregelen die de woonlasten betaalbaar houden. Toch is de sociale woonsector – en daarmee ook de sociale woningbouw- de laatste jaren onder druk komen te staan. Ook in Almere. De productie van deze woningen hapert. Dat heeft een aantal oorzaken. Een schaarse markt, zoals de woningmarkt in Nederland, kenmerkt zich door een permanente opwaartse druk op de prijzen. Die ‘natuurlijke’ tendens is versterkt doordat sinds de verzelfstandiging van de woningcorporaties 'de markt' de productie van woningen stuurt. Partijen zoeken die segmenten van de markt op waar het meest te verdienen valt en dat is niet de sociale woningbouw. Woningcorporaties voeren niet langer overheidsprogramma’s uit maar moeten geld verdienen om hun sociale doelstellingen waar te maken. Dat is – naast het inzakken van de woningbouwproductie in Nederland vlak na de eeuwwisseling – een van de redenen waarom het aanbod van goedkope huisvesting en vooral de nieuwbouw ervan de laatste jaren langzaam terugloopt. Het in het beleid van Almere geformuleerde uitgangspunt van 30 procent sociale woningbouw in nieuwbouwgebieden is daarom niet altijd gehaald. Dat is overigens niet alleen de schuld van woningcorporaties, het heeft ook te maken met wisselvalligheden in het gemeentelijk beleid en in economische omstandigheden. De consequentie ervan is wel dat mensen met een laag inkomen en mensen die als starters zonder vermogen de woningmarkt betreden, minder kans hebben om een zelfstandige en betaalbare woning te verwerven. Zij dreigen de losers te worden op de woningmarkt en Almere wijkt in dat opzicht niet af van de rest van het land. Die ontwikkeling vloekt met de geschiedenis van de stad. Almere was welbeschouwd vanaf het begin een emancipatiemachine. Een toegankelijke stad met betaalbare woningen, waarin mensen neerstreken die vooruit wilden. Almere maakte die ambities waar. Die traditie moet de stad blijven koesteren en dat betekent dat ze serieus werk moet blijven maken van de doelstellingen om vaste volumes sociale woningbouw te blijven realiseren. Tegen die achtergrond is het ook altijd de bedoeling geweest dat het particulier opdrachtgeverschap in Almere niet een elitaire aangelegenheid wordt. Het is juist de uitdaging van het nieuwe beleid om het bouwen van een eigen huis ook binnen handbereik te brengen van mensen met een laag inkomen. Dat zal niet vanzelf gaan, dat vraagt om begeleiding, om adequate financiële stimulering en om ondersteunende organisatievormen, waarin woningcorporaties een stimulerende rol kun-
Oog voor kwetsbaarheid
nen vervullen. De taak van de gemeente moet zijn om de voorwaarden hiervoor te optimaliseren. Daarnaast is het van vitaal belang dat er de komende jaren strikt de hand wordt gehouden aan de afspraken die de gemeente met haar woningbouwpartners maakt om woonruimte voor kwetsbare groepen en mensen met een laag inkomen te realiseren. Het gaat in dit verband vooral om huisvesting voor jongeren, startende gezinnen, ouderen en mensen met een laag inkomen. Een complete stad komt er niet als er niet voldoende in deze groepen wordt geïnvesteerd. Daarom moet de toegankelijkheid van de stad voor deze groepen de komende jaren een ijkpunt zijn voor het gemeentelijk woonbeleid. Almere heeft deze groepen gewoon hard nodig om vooruit te komen.
Duurzaamheid Kwetsbaarheid is niet alleen iets dat mensen betreft. Het gaat net zozeer om de natuurlijke omgeving en het milieu. Daarbij is de mens de actieve factor en het milieu de kwetsbare en afhankelijke instantie. De publieke aandacht daarvoor is het laatste jaar in snel tempo gegroeid. Zelfs in die mate dat het huidige kabinet zeer ambitieuze doelstellingen op milieugebied heeft geformuleerd. Maar het gaat hier niet om een verantwoordelijkheid die alleen door regeringsmaatregelen inhoud krijgt. Het gaat om het nemen van publieke verantwoordelijkheid en dat heeft effect op tal van aspecten van het dagelijks leven. Het wonen is daarom voor het nieuwe milieudenken een centraal aangrijpingspunt, al was het maar doordat mensen het energiegebruik in hun eigen huis zelf in de hand hebben. Veranderingen moeten in het gedrag van mensen en in hun gebruik van energie hun weerslag vinden. Dat is niet alleen een vorm van edelmoedigheid maar ook vaak van welbegrepen eigenbelang. Door goede isolatie van woningen en spaarzaam energiegebruik mogelijk te maken kunnen woningcorporaties tegelijk de woonlasten terugdringen, zodat er twee vliegen in één klap kunnen worden geslagen. Daartoe is een mix aan maatregelen nodig, van isolatie tot de keuze voor duurzame energie, van zonnepanelen tot het indraaien van spaarlampen. Het boeken van duurzaamheidswinst is een gedeelde verantwoordelijkheid van overheden, energieleveranciers en consumenten, waarbij de gemeentelijke overheid stimulerend kan optreden. Die verantwoordelijkheid krijgt echter een andere dimensie als het gaat om de groei van Almere met zestigduizend woningen tot het jaar 2030. Gezien wat wij nu weten over de klimaatverandering, kan de gemeente Almere het zich niet permitteren om onverschillig te zijn.
Wonen in Almere 1.0
41 De nota Duurzame Woonmilieus (1997) en de Intentieverklaring Duurzaam Bouwen Flevoland (1998) hebben het huidige minimumniveau voor duurzame woningbouw vastgelegd. In MilieuPlan 2003–2007 (2002) geeft de gemeente aan hoe een duurzame stad in de toekomst verder vorm kan krijgen. 42 De Almere Principles. Voor een ecologisch, sociaal en economisch duurzame toekomst van Almere 2030. Thoth 2008.
126/127
Dat zal ook niet gebeuren. Almere heeft in dit opzicht een reputatie hoog te houden. Het beleid van de gemeente is er sinds jaar en dag op gericht actief het Duurzaam Bouwen te stimuleren.41 In Almere is naar schatting van provinciaal onderzoek (2001) bij de helft van de nieuwbouwhuizen aandacht aan Duurzaam Bouwen besteed en in de nieuwste wijken is een aantal projecten gerealiseerd waarin duurzaamheid centraal staat. Thema’s als reductie van CO2-uitstoot, beperking van het gebruik van bouwgrondstoffen, verdergaande toepassing van duurzame energie, intensief ruimtegebruik en differentiatie van woningbouw zijn ondergebracht in een ambitieus Milieuprogramma. De huidige aandacht voor het milieu en duurzaamheid biedt volop kansen om deze programma’s te intensiveren. Dat geldt ook voor de bestaande stad. De schaalsprong biedt Almere een unieke kans om verdere vorderingen te maken met het uitvoeren van internationale en nationale afspraken op het gebied van duurzame ontwikkeling. De voor Nederland unieke verstedelijkingsopgave biedt Almere de kans een trendbreuk te realiseren. De stad kan overstappen op duurzame energievoorziening en duurzaam ruimtegebruik. Almere wil voor deze ambitie aansluiting zoeken bij de meest geavanceerde en innovatieve denkbeelden, concepten en uitvoerende instanties op het terrein van duurzame ontwikkeling. Deze ambitie wordt geschraagd door de Almere Principles. Deze krachtige en inspirerende beginselverklaring geeft richting aan een ecologisch, sociaal en economisch duurzame toekomst van Almere.42 De Almere Principles zijn ontwikkeld in samenwerking met de Amerikaanse architect en stedenbouwer William McDonough. McDonough is de bedenker van de zogeheten cradle to cradle (van wieg tot wieg)-filosofie. Die filosofie moet productontwikkeling een stap verder brengen. De huidige methoden voor duurzame productontwikkeling richten zich op het beperken van de schadelijkheid van het product. Het product wordt hier opgevat als de complete keten van het ontstaan (winning van grondstoffen, productie), het gebruik (energieverbruik en verbruik van hulpstoffen zoals waspoeder en benzine) en de afdanking (hergebruik en stort). De ommekeer die moet plaatsvinden bestaat uit het kiezen van schonere grondstoffen, het zuiniger maken van het product in het gebruik en het optimaliseren voor recycling. Dit kan, ondanks wat de term recycling doet vermoeden, gezien worden als ontwerpen van wieg tot graf. De centrale gedachte van de cradle to cradle-filosofie is dat alle gebruikte materialen na hun leven in het ene product, nuttig kunnen worden ingezet in een ander product. Het eerste verschil met conventioneel hergebruik is dat er geen kwaliteitsverlies is en geen restproducten die alsnog gestort moeten worden. McDonough heeft deze filosofie samen met Michael Braungart uitgewerkt in het boek Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things
Oog voor kwetsbaarheid
(2002). Op verschillende plaatsen in de wereld heeft McDonough inmiddels deze gedachte in de praktijk van het ontwerpen handen en voeten gegeven. Zoals nu in de Almere Principles die, zoals McDonough het verwoordt, bedoeld zijn om de oorspronkelijke principes van duurzaamheid toe te passen op de specifieke taak van het ontwikkelen van de levende stad. Om de stad te laten groeien op een wijze die de kwaliteit van leven niet aantast en die onze identiteit beschermt en versterkt. Almere heeft hoe dan ook de potentie om de duurzaamste stad van Nederland te worden. Dat betekent dat Almere zich tot het uiterste zal inspannen om de nieuwe stadsdelen klimaatneutraal op de kaart te zetten. Met een zo duurzaam mogelijke, klimaatneutrale energievoorziening en met woningen die zo zijn gebouwd dat het energiegebruik zo minimaal mogelijk is. Complicerende factor daarbij is wel dat Almere 2.0 geen gemeentelijk project is maar het product van inspanningen van mensen en organisaties. Duurzaamheid heeft – redenerend vanuit het economische belang op korte termijn – een hoge prijs, terwijl het uitgangspunt ‘mensen maken de stad’ de beslissingen over investeringen zoveel mogelijk bij de mensen zelf legt. Dus ook de beslissingen over duurzame investeringen. Tegelijkertijd kan het niet zo zijn dat Almere zich verdubbelt terwijl de bewoners van de stad zich onverschillig tonen over het milieu. Dat betekent dat de gemeente – in samenwerking met andere overheden en energieleveranciers – tot een beleid moet zien te komen waardoor het voor individuen en organisaties loont om in duurzaam bouwen en wonen te investeren. Gezien het feit dat de groei van Almere voortkomt uit rijksbeleid, rekent de gemeente op dit punt op financiële medewerking van de rijksoverheid.
De Almere Principles Deze Almere Principles zijn bedoeld als inspirerend richtsnoer voor iedereen die in de komende decennia betrokken is bij het doorontwerpen van Almere tot een duurzame stad. De verwerkelijking van deze visie is een cultuurdaad, en de uitdrukking van een optimistische benadering van de toekomst. 1. Koester diversiteit 2. Verbind plaats en context 3. Combineer stad en natuur 4. Anticipeer op verandering 5. Blijf innoveren 6. Ontwerp gezonde systemen 7. Mensen maken de stad De Almere Principles zullen tot leven komen en betekenis krijgen door menselijk handelen, en door ze op elk niveau als beginsel te nemen van ieder ontwerp voor de stad als geheel.
129/129
131/131
133/133
09 Nieuwe tijden, andere rollen Over maatschappelijk ondernemen en de kunst van het loslaten
Almere 2.0 realiseert zich dat als zij de samenleving de ruimte wil bieden, de politiek en ambtelijke organisatie de kunst van het loslaten zullen moeten beheersen. In plaats van het uitschrijven van recepten zal men voortdurend op zoek moeten zijn om partners te vinden en vitale coalities te sluiten. Dat vraagt om een bijzondere politieke stuurmanskunst: overtuigend, stimulerend, uitdagend.
Wonen in Almere 1.0
136/137
Almere 2.0 bevat geen gedetailleerde routebeschrijving naar het Almere van 2030. Zo’n beschrijving zal er ook nooit komen. Veel van wat er in de bestaande stad verbeterd moet worden, zal immers het resultaat moeten zijn van een intensieve interactie tussen bewoners en organisaties, waarbij het vaak gaat om heel gerichte ingrepen, speldenprikken, toevoegingen of andere verbeteringen. Die acties komen voort uit de context en zijn niet bij voorbaat vanuit het stadhuis te programmeren. Wel wil Almere 1.0 door het inzichtelijk maken van ontwikkelingen en problemen waarmee de stad wordt geconfronteerd en de ambities die daaruit voortvloeien, de komende jaren als toetsingskader dienen voor specifieke, gerichte en in sommige gevallen ingrijpende beslissingen. Die beslissingen hebben niet alleen betrekking op de bestaande maar ook op de nieuwe stad. Organische stedenbouw wordt gedragen door burgerinitiatieven en maatschappelijke organisaties. Daarvoor gelden uiteraard randvoorwaarden, maar willen deze initiatieven ook echt kunnen bijdragen aan een nieuw Almere dan moeten zij ook ruimte krijgen voor hun eigen ontwikkeling, hun eigen dynamiek. Almere 2.0 wil deze dynamiek eerder uitlokken dan voorschrijven. Ze is eerder een agenda dan de notulen. Ze biedt er eerder een kader voor dan een invulling. Almere 2.0 wil vooral als inspiratiebron en meer nog als uitnodiging dienen om overal creativiteit en ondernemingslust op te wekken. Almere moet niet alleen tot de verbeelding spreken, maar meer nog de verbeelding aan het werk zetten om het nieuwe Almere te verwezenlijken. Want in Almere kan het echt! Essentieel daarbij is het besef dat Almere 2.0 op een andere wijze geproduceerd zal worden als de eerste versie van Almere. In dat opzicht is dit ook een afscheidsdocument. Het is een afscheid van de manier waarop in Nederland gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw steden zijn gemaakt. Toen waren burgers slechts eindgebruikers die de sleutel van hun nieuwe woning kregen overhandigd alsof die het winnende lot uit een loterij was. De dienst werd uitgemaakt door de grote spelers: de verschillende overheden, de woningcorporaties, de beleggers, de projectontwikkelaars en in toenemende mate de aannemers, spelers die in grote aantallen dachten en langdurig om elkaar heen draaiden om de koek te verdelen. Over wat zij als producten ‘in de markt zetten’ was weinig discussie. Er ontwikkelde zich een institutionele cultuur waarin de massaal geproduceerde woningen vanzelfsprekend als standaard werden geaccepteerd. De kwaliteit sprak voor zich en de bewoners moesten maar tevreden zijn. Het resultaat was niet onder de maat. Zeker in de jaren negentig zijn vooral in de hogere prijsklassen de keuzemogelijkheden en de differentiatie toegenomen. Maar qua plattegronden en stedenbouwkundige
Nieuwe tijden, andere rollen
composities was de gerealiseerde nieuwbouw in hoge mate voorspelbaar en weinig origineel. Almere wil dat proces omdraaien. Niet alleen in de nieuwe stadsuitbreidingen, maar als principe en als leidraad in het denken en veranderen van de bestaande stad. In heel Almere dus. Dat betekent een afscheid van de alles bepalende tekentafels, van het denken in aantallen als eerste reflex, van de stedenbouw vanuit grote hoogte en met weidse gebaren. Dat betekent ook een andere organisatie van het money makingproces. Niet de logica van het geld, van de omzet staat voorop, maar de productie van kwaliteit. In dat opzicht wil Almere terugkeren naar de wortels van de Nederlandse volkshuisvesting, waarin het in de allereerste plaats altijd ging om het realiseren van maatschappelijke en emancipatoire doelstellingen. Die omkering betekent geenszins een afscheid van allure, van kwaliteit, van innovatie en durf. Die eigenschappen zijn in het nieuwe Almere meer dan ooit nodig. Maar ze vertegenwoordigen niet een waarde op zich. Ze zijn functioneel ten opzichte van de problemen waar de stad een oplossing voor zoekt en de initiatieven en behoeften van bewoners. Daaraan ontlenen ze hun kracht. Daardoor weten ze echt iets aan de stad toe te voegen.
Rolwisseling Dat vraagt veel van alle partijen. Van bewoners die de mogelijkheid krijgen om zich te ontdoen van de passieve consumentenrol en in hun nieuwe hoedanigheid van woonproducent hun steentje aan Almere 2.0 bij te dragen. Dat gaat niet vanzelf. Veel mensen zullen er voor terugschrikken, omdat ze – om het zo maar uit te drukken – ‘zo niet zijn opgevoed’. Ze zullen verleid moeten worden, er zal aan hen getrokken moeten worden, gesleurd bij tijd en wijle, en in ieder geval moeten ze worden ondersteund. Dat vraagt van overheid en maatschappelijke organisaties een andere rol, een andere wijze van dienstverlenen. Ze zijn er niet primair om een product af te zetten, maar vooral om ten dienste van de mensen om wie het gaat, mensen die er hun dagelijks leven in moeten slijten, waarde te creëren. Niet louter economische waarde, maar voor de betrokkenen in de eerste plaats emotionele en psychologische waarde. In dat proces van waardecreatie moeten partijen elkaar leren te vinden en te ondersteunen. Daarbij is de rol van de woonproducent gezien zijn ‘levensbelangen’ toonaangevend. Dat geldt uiteraard niet alleen voor de nieuwe stadsuitbreidingsgebieden maar ook voor de bestaande stad. De behoefte van mensen daar is
Wonen in Almere 1.0
138/139
niet minder van levensbelang, hun hang naar verbetering is niet minder gerechtvaardigd. Wanneer men die behoefte weet te ondersteunen, zal dat de kwaliteit van de wijken zeker ten goede komen. Daarvoor moeten de problemen in die wijken metterdaad worden opgezocht, daarvoor moeten oplossingen in samenspraak met alle betrokkenen worden bedacht. Dat betekent dat er veel tijd en moeite gaat zitten in overleg, in het mobiliseren en organiseren van mensen. Dat is een rol die veel energie vergt maar op termijn zeker lonend zal zijn. In dat opzicht rekent Almere erop dat vooral corporaties als maatschappelijke ondernemers die rol met verve zullen gaan vervullen. Zij zijn de historische vormgevers van de Nederlandse volkshuisvesting en het laatste decennium actief op zoek naar een nieuwe invulling van hun rol. Als zij de kansen grijpen biedt Almere hen daartoe volop de gelegenheid. In Almere kunnen zij de komende jaren een nieuwe praktijk ontwikkelen bij het faciliteren van het opdrachtgeverschap van burgers (individueel en collectief) en het creëren van nieuwe eigendoms- en beheersvormen. Zij kunnen zich ontwikkelen tot professionele partners van de burgers. Zeker, zij doen al veel in dit opzicht en zij hebben juist ook in Almere laten zien bijzondere projecten van de grond te kunnen tillen, maar Almere 2.0 biedt hen de mogelijkheid om zich verder in deze vorm van burger-partnership te specialiseren. Daarbij is het van belang dat zij niet primair intekenen voor aantallen, voor woningbouwproductie, voor weg te zetten volumes, maar zich in de eerste plaats inspannen voor oplossingen die zij samen met bewoners formuleren voor problemen van wijken, voor vernieuwingen van wijken, voor kleine veranderingen met grote maatschappelijke gevolgen. Dat is het type maatschappelijk ondernemerschap dat de gemeente graag wil honoreren en waarmee zij ‘vitale coalities’ wil aangaan. Dat vraagt, niet in de laatste plaats, ook veel van de ambtelijke gemeentelijke organisatie. Wie de samenleving de ruimte wil bieden, zal de kunst van het loslaten moeten beheersen. Dat is voor een ambitieus bestuur bepaald niet eenvoudig. In plaats van het uitschrijven van recepten zal men voortdurend op zoek moeten zijn om partners te vinden. Dat vraagt om een bijzondere politieke stuurmanskunst: overtuigend, stimulerend, uitdagend. Wie een initiatiefrijke samenleving wil bedienen, zal bovendien op zijn minst in eigen huis orde op dienstbare zaken moeten stellen. Om het eufemistisch uit te drukken: op dat punt is in de gemeentelijke organisatie van Almere de nodige verbetering wenselijk. Er wordt hard gewerkt, maar aan de slagvaardigheid van handelen en de onderlinge coördinatie valt zowel ambtelijk als politiek-bestuurlijk nog wel wat te verbeteren. Wellicht is dat historisch zo gegroeid en is het vanuit de politieke struc-
Nieuwe tijden, andere rollen
tuur en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden en afspraken begrijpelijk en verklaarbaar. Of het ook ten opzichte van de ambities en de krachtsinspanningen die de gemeente van anderen verwacht te verantwoorden is, mag worden betwijfeld. Het behoort daarom tot de essentiële voornemens van Almere 2.0 om daar de komende jaren verbetering in aan te brengen. Want wie – zoals de gemeente Almere – veel van de lokale samenleving verwacht, moet er op zijn minst zeker van zijn dat in eigen kring de troepen in de hoogste staat van paraatheid verkeren.
10 Almere 2.0 Twee keer dertig jaar geschiedenis en toekomst
De verhalen en ervaringen zijn als leidraad genomen voor een exercitie die een weg naar de toekomst wijst. Daarbij wordt geen dogmatisch einddoel geschetst, maar worden trends en wenselijkheden benoemd, die gezamenlijk betekenisvol zijn voor de richting waarheen en de manier waarop Almere zich kan ontwikkelen.
Wonen in Almere 1.0
142/143
Wij begonnen dit essay met de geruststellende mededeling dat Almere 2.0 niet de intentie heeft om compleet te zijn. Dat was een bewuste keuze. Er is immers veel meer dat van invloed is op de kwaliteit van het leven dan het wonen. Maar als alles met elkaar wordt verknoopt, verlies je scherpte. Vandaar dat de verhalen en ervaringen als leidraad zijn genomen voor een exercitie die een weg naar de toekomst wijst. Daarbij wordt geen dogmatisch einddoel geschetst, maar worden trends en wenselijkheden benoemd, die gezamenlijk richting kunnen geven aan de ontwikkeling van Almere. In dit slothoofdstuk worden de inzichten gegroepeerd die betekenisvol zijn voor Amere 2.0, de optelsom van twee keer dertig jaar geschiedenis en toekomst.
De omslag Almere 2.0 zal op een andere wijze geproduceerd worden dan de eerste versie van Almere. Niet de logica van het geld, niet het halen van de omzet of het realiseren van aantallen staat voorop, maar de productie van kwaliteit. In zeker opzicht wil Almere terugkeren naar de wortels van de Nederlandse volkshuisvesting, waarin het in de allereerste plaats altijd ging om het realiseren van maatschappelijke en emancipatoire doelstellingen. Maar deze omslag betekent niet dat teruggegrepen wordt op oude vormen. De tijd waarin de gemeente of de corporatie bepaalde hoe mensen moeten wonen, wil Almere achter zich laten. Almere 2.0 wil burgers – in de vorm van particulier opdrachtgeverschap – de macht over de eigen woning geven. Dat is een bewuste keuze vanuit de overtuiging dat mensen die zelf hun woning (laten) bouwen, of dat samen met anderen doen, zich ook echt met die plek en dus met de stad verbinden. Daarmee bouwen ze niet alleen hun eigen woning, maar ook een andere stad: interessanter, vitaler, veelvormiger.
Imago en identiteit Almere heeft een dubbel imago. Enerzijds roept de stad weerzin op bij moderne stedelingen, anderzijds fascineert Almere als een uit het water verrezen stad, als een ongekend Hollands kunststukje dat tot de verbeelding spreekt van stedenbouwers, architecten, kunstenaars, schrijvers en, niet in de laatste plaats, van bewoners. Almere 2.0 wil die verbeeldingskracht en die creativiteit opnieuw aanspreken om haar toekomst vorm te geven.
Almere 2.0
Wat er de komende jaren aan wordt toegevoegd, zal de stad af moeten maken, een identiteit moeten geven, dichterbij volwassenheid of stedelijke rijpheid moeten brengen. Bouwde de stad vroeger om te groeien, nu groeit Almere om zichzelf, om volwassen te worden.
De basiskwaliteit: ruimte, groen, blauw Almere 2.0 wil verstedelijken met behoud van haar basiskwaliteit: wonen in een groene, blauwe en ruimtelijke omgeving. De uitdaging – in de bestaande èn de nieuwe stad – is om de suburbane sfeer van de stad te verrijken met stedelijke accenten. Daarnaast wordt het tijd om de groene ruimten die tot de rijkdom van Almere behoren meer betekenis te geven door een effectiever gebruik en een grotere functionaliteit. Enerzijds kan de ecologische waarde worden vergroot, anderzijds kan het recreatieve gebruik veel beter uit de verf komen. Het uitgangspunt is daarbij om de verantwoordelijkheid voor beheer van de openbare ruimte waar mogelijk neer te leggen bij de mensen die er de onmiddellijke gebruikers van zijn.
Bestaande stad De bestaande stad vraagt om nieuwe impulsen, om gerichte ingrepen, om opknapbeurten, om het doordacht en in samenspraak met bewoners doorbreken van bestaande structuren. Er is extra aandacht nodig voor die kwetsbare Almeerse wijken die in een negatieve spiraal terecht dreigen te komen. Die kwetsbaarheid wordt mede veroorzaakt doordat de geschiedenis veel-van-hetzelfde heeft opgeleverd. Monotonie kan op tal van manieren – van ingrijpend tot in kleine details – doorbroken worden. Eenzijdigheid van de woningvoorraad maakt het bijna onmogelijk om een wooncarrière in de vertrouwde omgeving te maken. Almere 2.0 wil daar verandering in brengen door een ander type woningen toe te voegen aan de bestaande woningvoorraad of de bestaande woningen te transformeren. Verder wil Almere 2.0 creativiteit en fantasie mobiliseren om de stad op allerlei plekken meer verrassingen, meer kleur, meer herkenbaarheid en meer markante momenten te geven. Hierdoor krijgen andere levenspatronen de ruimte en ontstaan nieuwe vormen van werkgelegenheid waardoor buurten zich dynamischer ontwikkelen en zich een eigen identiteit aanmeten.
Wonen in Almere 1.0
144/145
Nieuwe stad Van een driekernige stad ontwikkelt Almere 2.0 zich naar een stad met een kloppend stadshart met daaromheen meerdere karaktervolle stadsdelen. Almere 2.0 wil in dat ontwikkelingsproces leren van haar eigen geschiedenis. De problemen die in het oudere Almere overwonnen moeten worden, moeten immers in het nieuwe Almere worden voorkomen. Veelvormig in plaats van monotoon, differentiatie in plaats van eenzijdigheid, collectief-georiënteerd in plaats van individueel gefragmenteerd, woon-werk-geïntegreerd in plaats van gescheiden, open in plaats van in delen opgesloten, duurzaam en toekomstbestendig. Zo worden in de nieuwe stadsdelen woonmilieus toegevoegd door een attractieve mix van hoog- en laagbouw, van groen en rood, van verdichting en verdunning, van suburbaniteit en stedelijkheid. Daarbij wil Almere 2.0 profiteren van de wet van de versnellende achterstand. De stad kan in haar groei leren van anderen. Ze heeft – letterlijk – de ruimte om te innoveren. Daardoor is de stad, meer dan andere gemeenten in Nederland, in staat om beproefde concepten en nieuwe mogelijkheden in haar verdere ontwikkeling mee te nemen. Dat geldt met name voor de ambitie van Almere 2.0 om de duurzaamste stad van Nederland te worden. Dat betekent onder meer dat Almere zich tot het uiterste zal inspannen om de nieuwe stadsdelen klimaatneutraal op de kaart te zetten. Almere 2.0 wil daarvoor aansluiting zoeken bij de meest geavanceerde en innovatieve denkbeelden, concepten en uitvoerende instanties op het terrein van duurzame ontwikkeling.
Werken en wonen Almere moet ook een werkstad worden, maar dan wel toekomstbestendig. Almere 2.0 sorteert daarbij voor op veranderingen in het economisch leven. De nieuwe kenniswerknemer is niet ‘volledig’ aan een kantoor gebakken en Almere 2.0 wil daar de passende woonmilieus voor creëren. De traditionele functiescheiding tussen wonen en werken moet worden doorbroken. Innovatieve woon-werk-combinaties kunnen aan de nieuwe woonwijken een bijzondere eigentijdse identiteit geven. Maar ook het versterken van de wijkeconomie met winkels en interessante bedrijfsruimten, mogelijk in combinatie met andere voorzieningen, draagt bij aan een stad waar werken vanzelfsprekend is.
Almere 2.0
Emancipatie en kwetsbaarheid Almere functioneert vanaf het begin als een emancipatiemachine. Een toegankelijke stad met betaalbare woningen, waarin mensen neerstrijken die vooruit willen. Die traditie moet de stad koesteren en dat betekent dat Almere 2.0 er serieus werk van blijft maken om voldoende sociale woningbouw te realiseren voor mensen met een laag inkomen: of het nu starters, ouderen of gezinnen zijn. Daarnaast wil Almere 2.0 nadrukkelijk het bouwen van een eigen huis binnen handbereik brengen van mensen met een lager inkomen. Dat vraagt om begeleiding, om adequate financiële stimuleringsinstrumenten, en zeker om ondersteunende organisatievormen, waarin woningcorporaties een stimulerende rol kunnen vervullen. Bij een complete stad hoort de zorg voor kwetsbare groepen. Het gaat daarbij om psychiatrische patiënten, zorgbehoevende ouderen, drugsverslaafden, dak- en thuislozen en ontregelde jongeren. Zij moeten van meet af aan een plaats krijgen in de ontwikkeling van nieuwe stadsdelen. De stad wil daarbij koploper zijn in het realiseren van woonzorgvoorzieningen
Nieuwe tijden, nieuwe rollen Almere 2.0 vraagt om andere omgangsvormen met burgers, andere vormen van conceptontwikkeling, andere ontwerpprocessen, andere vormen van zekerheid en risicomanagement. Het is niet alleen avonturieren voor de nieuwe bewoners die Almere verder ontwikkelen, het is evenzeer zoeken naar de passende rol voor de organisaties die in de realisatie van deze nieuwe stadsdelen een cruciale rol zullen moeten vervullen. Zoals woningcorporaties: zij moeten als maatschappelijk ondernemers hun verantwoordelijkheid nemen voor de toekomst van de stad. Zij zijn de historische vormgevers van de Nederlandse volkshuisvesting en het laatste decennium actief op zoek naar een nieuwe invulling van hun rol daarin. Als zij de kansen grijpen, biedt Almere hen daartoe volop de gelegenheid. Maar ook de gemeente zal haar rol anders moeten definiëren. Om de samenleving de ruimte te bieden, zal de politiek en de ambtelijke organisatie de kunst van het loslaten moeten beheersen. In plaats van het uitschrijven van recepten zal men voortdurend op zoek moeten zijn om partners te vinden en vitale coalities te sluiten. Dat vraagt om een bijzondere politieke stuurmanskunst: overtuigend, stimulerend, uitdagend.
Bijlagen
148/149
Wonen in Almere 1.0
Almere, gemaakt om in te wonen. Woonbeleid Almere 2002. Gemeente Almere, 2002 Berg, JaapJan, Brans Stassen en Laura Padt (red.), Peetvaders van Almere. Interviews met bestuurders en ontwerpers. ©ASLa, Almere 2001. Berg, JaapJan, Simon Franke en Arnold Reijndorp (red.), Adolescent Almere. Hoe een stad wordt gemaakt. Rotterdam, Nai Publishers, 2007 Bewoners over hun wijk. Wijkpeiling 2006 Almere. Gemeente Almere 2006 Bijdendijk, Frank, Met andere ogen. Over de verbindingen tussen mensen van vlees en bloed en een duurzame kwaliteit van gebouwen en gebieden. Amsterdam, 2006. Blanken, Henk, Hotel Almere. Verhalen uit de polders. Atlas, Amsterdam, 1996. Bosten, Lilian, en Hans Verhorst, Almeerse Woonwensen, Woningmarktonderzoek 2006. Dimensus, januari 2007 Breed, Ente, e.a., Vijfentwintig jaar mensenwerk. Samen leven in een nieuwe stad. Amsterdam, SISWO, 2001 De Almere Principles. Voor een ecologisch, sociaal en economisch duurzame toekomst van Almere 2030. Thoth 2008
Deben, Leon, en Kees Schuyt, Sociale cohesie in Almere. Sociale samenhang in een jonge stad. Amsterdam, 2000
Diepen, Remco van, Teun Koolhaas. Polderperspectieven en waterfronten. Almere, CASLa, juni 2007 Duivesteijn, Adri, Inleiding vakdebat ‘Mensen maken de stad’, 11 april 2007, Stadsschouwburg Almere Florida, Richard, The Rise of the Creative Class. And How It’s Transforming Work, Leisure and Everyday Life. Basic Books, 2002 Haar, Hilbert, e.a., Almere. Stad uit duizenden. Uitgeverij Cambium, Zeewolde, 1994 Hamers, David, ‘Creatieve stad kan niet zonder suburb en landelijke omgeving’, in: City Journal, wetenschappelijk tijdschrift voor de steden, nr. 8, juni 2007, blz.19–25 Hofland, H.J.A., De ontdekking van Almere. Overlegorgaan Bouwnijverheid Almere, oktober 1994 Houben, Francine, Twee 11tallen voor Almere. 2007 Ik bouw mijn huis in Almere. Particulier opdrachtgeverschap volgens de Almeerse aanpak. Gemeente Almere, december 2006 Kansen voor bewoners. Een nieuwe koers voor wijkvernieuwing. Aedes-compact, nr. 32, juni 2007 Marlet, Gerard, en Gerard van Woerkens, Op weg naar early warnings. Omvang, oorzaak en ontwikkeling van problemen in de wijk. Atlas voor Gemeenten, Utrecht 2007
Mensen maken de stad. Visies op organische stedenbouw in Almere Hout. Gemeente Almere/Architectuur Lokaal, april 2007 Meurs, P.L., E.K. Schrijvers en G.H. de Vries, Leren van de praktijk. Gebruik van lokale kennis en ervaring van beleid. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2006, blz. 130–134. Motivaction, Kijk op het leven, kijk op Almere. Leefstijlen, participatie en veiligheid. Amsterdam, april 2003 Programmabureau Stad, Programmaplan Almere Stad, gemeente Almere, december 2006 Programmabureau Stad, Programmaplan Almere Haven, gemeente Almere, december 2006 Programmabureau Stad, Programmaplan Almere Buiten, gemeente Almere, december 2006 Programmabureau Stad, Gebiedsprogrammaplan Stadscentrum Almere, januari 2009 Projectbureau Toekomst Almere, Integraal Ontwikkelingsplan. Een gezamenlijke visie op verbonden uitdagingen. December 2003 Programmagroep Particulier Opdrachtgeverschap: “Ik bouw mijn huis in Almere”: Handboek kaveluitgifte: Stripheldenbuurt en Noorderplassen West. Gemeente Almere, 2007
Schriftelijke bronnen
Samen leven in Almere: Monitor Sociale Cohesie 2003. Gemeente Almere/Bureau Oostveen Saris, Jeroen, Kansen voor een creatieve stad. De Stad bv, mei 2004 Sociale Atlas van Almere 2008. Gemeente Almere, 2008 Sociale structuurschets, Almere: mensenwerk. Gemeente Almere, januari 2004 Steeg, Thijs van der, e.a., Bloemkoolwijken. Woningvoorraad en bevolkingsdynamiek in laat-naoorlogse woonwijken. SEV-programma Keer de verloedering, 2006 Verslag van de selectiecommissie. Staalkaart van Opdrachtgeverschap Homeruskwartier. April 2007 Verslag van de selectie, tweede fase. Van visie naar realiseerbaar plan. November 2008 VROM-Raad, Stad en stijging, Sociale stijging als leidraad voor stedelijke vernieuwing. Advies 54, oktober 2006. Werken aan Wonen. Evaluatie Nota Woonbeleid 2002–2006. Almere, maart 2005 Woud, M., en M. Stijnenbosch, Werken in de wijk. Stogo onderzoek & advies, Utrecht, 1998 Websites: http://www.almere.nl/live/ index.jsp?nav=1461&loc=607 897&det=151654 http://www.sev.nl/experimenten/expitem.asp?id_experiment_open=3348
Ymere, Wat bezielt ons. Almere als inspiratiebron. Juli 2007
150/151
Wonen in Almere 1.0
Voor ‘Wonen in Almere 2.0’ zijn in 2007 en 2008 verschillende bijeenkomsten georganiseerd en is een groot aantal gesprekken gevoerd. De volgende mensen waren vanuit hun – toenmalige – verantwoordelijkheid, expertise of interesse op enigerlei wijze bij de inhoudelijke voorbereiding betrokken.
Gemeente Almere Dhr. A. Duivesteijn, wethouder ruimtelijke ordening en volkshuis vesting Dhr. H. Smeeman, wethouder stedelijk beheer, gebieds programma’s bestaande stad Mevr. J. Haanstra, wethouder maatschap pelijke participatie, ondersteuning en zorg Dhr. J. Huizenga, raadslid Christen Unie Mevr. B. Hülscher, raadslid VVD Dhr. M. Kramer, fractie-assistent GroenLinks Dhr. F. de Kruif, fractieassistent Almere Partij Dhr. F. Mulckhuijse, raadslid SP Dhr. J. van der Pauw, raadslid PvdA Dhr. K. van Teijlingen, fractieassistent CDA Dhr. T. Boot, directeur DSO Dhr. J. Hock, directeur PBS Dhr. J. Schrijnen, projectdirecteur structuurvisie Mevr. W. van der Hoek, interim-directeur DSO Dhr. F. Kramer, senior beleidsmede werker DSO/Economie en Wonen Mevr. A. Veltkamp, coördinator team Wonen, DSO/Economie en Wonen Mevr. S. Butter, beleidsmedewerker DSO/ Economie en Wonen
Woningcorporaties Dhr. J. de Vletter, directeur De Alliantie Flevoland Dhr. A. Deutekom, directeur-bestuurder GoedeStede Dhr. P.J. Datema, regiodirecteur Ymere Wonen Almere Dhr. P. Roelofs, directeur gebieds management Het Oosten (nu: Stadgenoot) Dhr. J. Wachtmeester, directiesecretaris De Alliantie Flevoland Mevr. G. van der Ent, manager strategie & marketing, GoedeStede Mevr. M. de Groot, beleidsadviseur Ymere Dhr. H. Platte, adviseur corporate strategie Ymere Dhr. W. van der Graaf, gebiedsmanager Het Oosten (nu: Stadgenoot)
Menselijke bronnen
Experts Dhr. A. Reijndorp, hoogleraar Universiteit van Amsterdam Dhr. B. Gijsberts, ondernemer, voorzitter VNONCW / MKB Flevoland Dhr. E. Veenstra, ondernemer, raad van commissarissen De Alliantie Dhr. A. Kools, directeur ROC ASA Dhr. J. Winsemius, vennoot Bureau Middelkoop Dhr. O. Hoekstra, architect Dhr. J. Brinkman, Huurdersvereniging Almere (HVA)
Wonen in Almere 1.0
Colofon De productie van Almere 2.0 is verzorgd door de Afdeling Wonen van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Almere. Tekstproductie Jos van der Lans (Tekstbureau Interlinie) Vormgeving Stout/Kramer m.m.v. Marjolein Delhaas Fotografie Ralph Kämena
December 2009