Alliantie Kunsten Fontys Zuyd Master Kunsteducatie
© Netherlands Quality Agency (NQA) Maart 2011
2/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) een bestaande hbo-masteropleiding heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbomasteropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Alliantie Kunsten Fontys Zuyd (penvoerder: Fontys Hogescholen) Opleiding(en) Master Kunsteducatie Variant(en) Deeltijd Croho-nummer 49117 Locaties Tilburg, Maastricht Auditdatum 26-11-2010 Auditteam Mevrouw M.J. van Hoorn (vakdeskundige / dagvoorzitter) Mevrouw drs. M.G.M. Groenendijk (vakdeskundige) Mevrouw A.H. Bandringa-Hendriks (studentlid auditteam) Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse (NQA-auditor) De heer drs. J.G. Betkó (NQA-juniorauditor) Door Fontys Hogescholen is mede namens Hogeschool Zuyd een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-masteropleiding Kunsteducatie. De master is gezamenlijk ontwikkeld door de Hogeschool voor de Kunsten van Fontys Hogescholen samen met de Hogeschool Zuyd, in het kader van het samenwerkingsverband Alliantie Kunsten Fontys Zuyd. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-masteropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleiding heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. De eindkwalificaties die gebruikt worden door de opleiding zijn passend voor een opleiding in dit domein. De landelijk vastgestelde competenties zijn het uitgangspunt; door enkele aanpassingen hierin krijgt de opleiding een eigen gezicht binnen het opleidingsdomein. De opleiding profileert zich vooral door extra aandacht te schenken aan beleid en organisatie. Er is geen vergelijking gemaakt met soortgelijke programma’s in binnen- en buitenland. De opleidingscompetenties sluiten aan bij de eisen die gesteld worden door de beroepspraktijk. Tevens sluiten de eindkwalificaties aan bij de internationale beschrijvingen van het masterniveau, te weten de Dublin descriptoren. De eindkwalificaties zijn ontleend aan de landelijke eindkwalificaties, die zijn opgesteld in samenspraak met het beroepenveld. Contacten met het beroepenveld over de eindkwalificaties vinden veelal plaats in de
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
3/57
informele sfeer. De eindkwalificaties sluiten aan bij het niveau dat nodig is voor een zelfstandig of leidinggevend beroepsbeoefenaar in deze sector. Studenten ontwikkelen kennis aan de hand van literatuur, interactie met de beroepspraktijk en toegepast onderzoek. De literatuurlijst behoeft enige aandacht, bijvoorbeeld ten aanzien van het aandeel internationale literatuur. De interactie met de beroepspraktijk is erg sterk. Studenten komen in aanraking met actuele ontwikkelingen in het vakgebied en de beroepspraktijk, onder andere door de inzet van een groot aantal gastdocenten. Het programma sluit qua niveau en oriëntatie goed aan bij de eindkwalificaties. De leerdoelen die de opleiding gesteld heeft zijn erg breed en qua niveau (te) ambitieus. De overgang van voltijd- naar deeltijdprogramma is positief. Studenten, alumni en werkveld zijn positief over het programma. Het programma is inhoudelijk sterk samenhangend. Ten behoeve van de verticale samenhang is het opgedeeld in periodes waarin een thema aan de orde komt. Horizontale samenhang is aangebracht door de leerlijnen die door het curriculum heenlopen en grotendeels overlappen met de eindkwalificaties. De opleiding doet haar best de studeerbaarheid van het programma te bevorderen. Dit was een van de redenen om over te gaan op deeltijdonderwijs. Het programma is pittig, maar reëel voor de tijd die er voor staat. De opleiding heeft een helder instroombeleid, met een grondige instroomprocedure waar goed verslag van wordt gelegd. De omvang van de opleiding is met 60 EC conform de wettelijke voorschriften. De door de opleiding gehanteerde didactiek is passend voor het onderwijs en stelt studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te realiseren, hoewel hij niet helemaal het formele (hogeschoolbrede) didactische model volgt. De opleiding zorgt voor een kwalitatief goede toetsing, er worden verschillende toetsvormen gebruikt en studenten krijgen in ruime mate feedback. Het onderwijs wordt voor een groot deel verzorgd door docenten die in nauw contact staan met de beroepspraktijk. De link met de beroepspraktijk wordt versterkt door de inzet van een groot scala aan gastdocenten. De docent:/studentratio van de opleiding voldoet ruim en studenten zijn tevreden over de beschikbaarheid van docenten. De docenten zijn goed gekwalificeerd voor de uitoefening van hun inhoudelijke, didactische en organisatorische taken. Ook de gastdocenten leveren een kwalitatief hoge bijdrage aan het programma. De opleiding borgt hun kwaliteit door een selectieprocedure, gesprekken vooraf en evaluaties achteraf. De opleiding biedt goede voorzieningen aan hun studenten. Zowel de digitale leeromgeving als de fysieke lesruimtes voldoen. Ook is een ruim aanbod aan literatuur toegankelijk voor studenten van beide opleidingslocaties. Studiebegeleiding en de informatievoorziening sluiten aan op de behoefte van studenten en stellen hen in staat het programma te realiseren. Studenten zelf zijn tevreden over de door de opleiding geboden begeleiding en informatie. Het onderwijs wordt periodiek geëvalueerd door zowel studenten als docenten. De evaluaties geven een goed beeld van de plussen en de minnen van de verschillende studieonderdelen. De opleiding maakt beperkt gebruik van streefdoelen. Naast de formele contacten vindt er veel informeel contact plaats over de kwaliteit van de opleiding. Dat is
4/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
positief, maar de opleiding kan nog winst behalen door naast het informele circuit meer aandacht te besteden aan formele en systematische kwaliteitszorg. In dit collegejaar wordt een academiebreed platform kwaliteitszorg opgericht, naar verwachting zal dit een positieve invloed hebben. De opleiding voert een actief verbeterbeleid, waar onder andere de overgang van voltijd- naar deeltijdopleiding een uitwerking van is. De informele werkwijze van de opleiding maakt dat het voor externen lastig is om te zien hoe de PDCA-cyclus precies functioneert. De betrokkenheid van stakeholders bij de opleiding is wisselend en voor sommige groepen, zoals alumni, te weinig systematisch geborgd. De opleiding beschikt niet over een werkveld- en opleidingscommissie. Desondanks slaagt de opleiding er wel in om knelpunten in de opleiding adequaat aan te pakken, waardoor het onderwerp ‘interne kwaliteitszorg’ toch positief beoordeeld wordt. Het gerealiseerde eindniveau sluit aan bij wat verwacht mag worden van een master Kunsteducatie. De eindwerkstukken voldoen qua onderwerpkeuze, niveau en relevantie voor de praktijk. De beoordeling is soms wat aan de hoge kant. Het werkveld is tevreden over de eindproducten, sommige worden ook in de praktijk geïmplementeerd. De opleiding hanteert enkele streefcijfers, maar heeft deze nog niet aangepast aan het nieuwe (tweejarige deeltijd) programma. Ten aanzien van de streefcijfers die de opleiding de afgelopen jaren gehanteerd heeft, is wisselend succes behaald. Ook de rendementen wisselen sterk. Het is aannemelijk dat de rendementen zullen stijgen, in het licht van het verbeterbeleid dat de opleiding recentelijk heeft ingezet, in het bijzonder de overgang van voltijd- naar deeltijdstudie. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-masteropleiding Kunsteducatie van de Alliantie Kunsten Fontys Zuyd aan de vereiste basiskwaliteit voldoet. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
5/57
6/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
1
Basisgegevens
2
Beoordeling
3
9
11
2.1
Doelstellingen van de opleiding
11
2.2
Programma
15
2.3
Inzet van personeel
25
2.4
Voorzieningen
28
2.5
Interne kwaliteitszorg
30
2.6
Resultaten
34
Bijlagen
39
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
41
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
47
Bijlage 3
Bezoekprogramma
53
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
55
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
7/57
8/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie zijn in onderstaande tabel weergeven. 1. Naam instelling 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Status instelling Naam opleiding in CROHO Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting(en) Locatie(s) Code of conduct Variant(en) Inhoudelijk profiel opleiding
12. Beoogd werkveld alumni
13. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool 14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie 16. Schema opbouw programma
Alliantie Kunsten Fontys en Zuyd (penvoerder: Fontys Hogescholen) Bekostigd Master Kunsteducatie 49117 hbo; master 60 n.v.t. (profilering via meesterproef) Tilburg en Maastricht Ja deeltijd De opleiding is inhoudelijk breed van opzet (leerlijnen: onderwijsontwikkeling, kunstbeleid, onderzoeksvaardigheid, cultuurfilosofie, cultuurmanagement, kunstzinnige ontwikkeling) en interdisciplinair. Via opdrachtgestuurd onderwijs komen actuele en ‘kritische’ situaties en thematieken uit de cultuur- en kunsteducatieve praktijk aan bod en verwerven studenten de noodzakelijke beroepscompetenties. Belangrijk is verder de praktijkgerichte onderzoekscompetentie die studenten verwerven, uitmondend in een omvangrijk individueel afstudeerproject (meesterproef). Het gehele gebied van kunst- en cultuureducatie, zowel binnen- als buitenschools en alle disciplines omvattend. In algemene zin richt de opleiding zich op leidinggevende en coördinerende functies, met de nadruk op zowel educatieve vernieuwing en ontwikkeling, als het ‘verbinden’ van bij kunsteducatie betrokken partijen zoals het ‘publiek’, de scholen (m.n. docenten van de secties kunst en cultuur), centra voor de kunsten, culturele instellingen zoals musea, popcentra en theaters (educatie), educatief ontwerpers, kunstenaars, beleidsmakers, ondernemers en didactici/pedagogen. De master wordt aangeboden door de Alliantie Kunsten Fontys en Zuyd. Administratief-juridisch valt de opleiding onder Fontys Hogescholen. Datum accreditatie: Visitatie 11-01-2006 Datum besluit:11 december 2006 De omzetting van voltijd naar deeltijd per 1 september 2010. Zie volgende pagina
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
9/57
schematisch overzicht Master
Kunsteducatie van Fontys en Zuyd, deeltijd
2010 Onderwijsconcept: de kennis- en competentiesbases zitten in de leerlijnen, de actuele kunsteducatieve vragen en uitdagingen in de blokthema’s. Alle komen samen in de opdrachten. Didactisch concept: opdrachtgestuurd onderwijs: op basis van een praktijkopdracht zet de student de verworven kennis en vaardigheden om in een praktische oplossing.
cursorisch deel van de master: jaar 1
weken
1
1-14
15-29
onderzoeksdeel van de master: jaar 2
30-44
week 1 - 44 6 practica 2 ec
Onderzoeksvaardigheid 4 ec
e
Filosofie van de kunst(educatie)
Gemeentelijk cultuurbeleid etc 7 ec
Onderwijsontwikkeling
Diversiteit en identiteit etc. 7 ec
Kunstzinnige ontwikkeling
Summerschool: verkenning werkveld 2 ec
Organisatie en cultuurmanagement
beoordeling
T ee
goedkeuring plan
studieadvies op T. einde jaar 1
T.
presentaties meesterproef
beoordeling
Onderzoeksplan (2 ec)
beoordeling
Kunstbeleid en themaverdieping
Het canondebat en cultuureducatie 7 ec
evaluatie
Tentamens = 2 ec
Goedkeuring meesterproef EINDE studie M e e s t e r p r o e f 23 ec
T.
T. 3 studiedagen 2 ec
portfolio 1 ec
10/57
portfolio 1 ec
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding: Onderwerp 1 Doelstellingen
Oordeel P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving – inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Voldaan Voldoende Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Voldoende Onvoldoende Voldoende Voldoende
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-masteropleiding Kunsteducatie van Fontys Hogescholen aan de vereiste basiskwaliteit voldoet en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleiding. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau.
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen • Het netwerk van Kunstvakdocentenopleidingen (KVDO) heeft in 2004 een landelijk opleidingsprofiel voor de hbo-master Kunsteducatie opgesteld, dat is vastgelegd in het register van de HBO-raad. Het profiel kent negen competenties. De Alliantie
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
11/57
•
•
•
•
Kunsten Fontys en Zuyd heeft op basis van dit competentieprofiel een eigen competentieprofiel ontwikkeld dat zeven competenties kent. Beide competentiesets zijn weergegeven in bijlage 5. Voor een groot deel komen beide competentiesets overeen, maar er zijn enkele verschillen. Zo is de competentie ‘creërend vermogen’ uit het KVDO-profiel niet overgenomen door de opleiding in de eigen competentieset. De opleiding gaat er namelijk vanuit dat studenten al in voldoende mate creërend vermogen hebben ontwikkeld in hun vooropleiding. Een ander belangrijk verschil is dat de opleiding de competentie ‘organisatie en beleid’ heeft toegevoegd. In het overzicht in bijlage 5 is weergegeven hoe de opleidingsspecifieke competenties zich verhouden tot die van de KVDO. Het auditteam is van mening dat de opleidingsspecifieke competenties op hoofdlijnen de landelijke competenties dekken. Het feit dat het landelijke opleidingsprofiel ten grondslag ligt aan het eigen competentieprofiel van de opleiding borgt dat de eindkwalificaties actueel zijn en afgestemd op de eisen van het beroepenveld. Werkveldvertegenwoordigers met wie het auditteam gesproken heeft, gaven te kennen dat de opleidingscompetenties aansluiten bij de wensen en behoeften van het werkveld. Daarnaast heeft de opleiding een onderzoek gehouden onder organisaties in het werkveld, waarop 40 organisaties gereageerd hebben. Uit de respons blijkt dat naar mening van het werkveld de opleidingscompetenties aansluiten bij de beroepspraktijk. De profilering van de opleiding hangt samen met de afwijking van het landelijke competentieprofiel. De opleiding positioneert zich nadrukkelijk op het afleveren van professionals die in het beroepenveld van de kunst- en cultuureducatie een verbindende functie kunnen vervullen tussen verschillende soorten organisaties en instellingen. Dit uit zich in een nadruk op de competentie ‘organisatie en beleid’ en relatief veel aandacht voor marketing, communicatie, financiën, organisatie en beleid. In de profilering ligt geen accent op kunstzinnig vermogen. Wel benadrukt de opleiding dat onderzoeksvaardigheid een belangrijke eindkwalificatie is. Het auditteam ziet, in vergelijking met andere masters kunsteducatie, de nadruk liggen op beleid & organisatie. Het auditteam heeft geen programmavergelijking gezien met soortgelijke opleidingen in binnen- en buitenland. De verschillende betrokkenen met wie het auditteam gesproken heeft, zijn bekend met het profiel. Verschillende alumni met wie gesproken is gaven aan bewust voor deze master gekozen te hebben, vanwege het profiel. Zij gaven aan dat uit voorlichtingsmaterialen en intakegesprekken het profiel van de opleiding duidelijk naar voren kwam.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de eindkwalificaties die gebruikt worden door de master Kunsteducatie passend zijn voor een opleiding in dit domein. De landelijk vastgestelde competenties voor de master Kunsteducatie zijn gebruikt als uitgangspunt. De opleiding heeft deze enigszins aangepast, waardoor de opleiding naar de mening van het auditteam een duidelijk eigen gezicht heeft binnen het opleidingsdomein. Het auditteam ziet de profilering vooral op het gebied van aandacht voor beleid en organisatie. De aandacht die de opleiding geeft aan onderzoeksvaardigheden is naar mening van het auditteam niet
12/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
onderscheidend in vergelijking met andere masteropleidingen Kunsteducatie. Dat de opleidingscompetenties en de specifieke profilering van de opleiding aansluiten bij de eisen die gesteld worden door de beroepspraktijk, is gebleken uit het door de opleiding gedane werkveldonderzoek en de gesprekken die het auditteam gevoerd heeft met het werkveld. Het auditteam vindt het jammer dat een inhoudelijke vergelijking van het programma met soortgelijke opleidingen in binnen- en buitenland ontbreekt. Conclusie Op basis van bovenstaande kritische bevindingen en overwegingen ten aanzien van het ontbreken van een vergelijking met andere, soortgelijke opleidingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende.
Niveau master (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen • De opleiding heeft de opleidingscompetenties getoetst aan de Dublin descriptoren die gelden voor het masterniveau. In een matrix is vastgelegd hoe de competenties de verschillende descriptoren afdekken. Daarnaast heeft de opleiding in het zelfevaluatierapport beschreven hoe de afzonderlijke descriptoren geconcretiseerd worden in het programma. • Het toepassen van kennis en inzicht realiseert de opleiding bijvoorbeeld in verscheidene opdrachten binnen de opleiding maar ook in een beroepscontext. De themaopdrachten zijn reële, kritische beroepssituaties waarin de student de kennis en vaardigheden die gerelateerd zijn aan het thema geïntegreerd moet toepassen. In de meesterproef moet de student laten zien dat hij in staat is de kennis en vaardigheden die zijn opgedaan in de opleiding, toe te passen in de beroepscontext. • Daarnaast heeft de opleiding een vergelijking gemaakt tussen het bachelor- en het masterniveau voor opleidingen kunstonderwijs, om aan te geven waar het niveauverschil uit blijkt. Uit die vergelijking blijkt dat in de bacheloropleiding studenten zich vooral specialiseren in één van de kunstvakken en het daarop gebaseerde schoolvak, terwijl de master een inter- en multidisciplinair karakter heeft. • Alumni en werkveldvertegenwoordigers die het auditteam gesproken heeft, hebben aangegeven dat de masteropleiding zowel qua verbreding als qua verdieping een evidente meerwaarde heeft ten opzichte van de bacheloropleiding. Overwegingen Het auditteam heeft vastgesteld dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de internationale beschrijvingen van de kwalificaties van de master, te weten de Dublin descriptoren. Verder constateert het auditteam dat de opleiding bewust bezig is met de verschillen tussen bachelor- en masteronderwijs en het niveauverschil dat er tussen die twee is. Ten slotte vindt het auditteam het positief dat werkveld en alumni de meerwaarde van het masterdiploma ten opzichte van de bachelor duidelijk aan kunnen geven.
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
13/57
Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Oriëntatie hbo master (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarin een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen • Zoals aangegeven in facet 1.1 zijn de opleidingscompetenties afgeleid van het landelijke competentieprofiel. Dit profiel is vastgesteld door de HBO-raad, en in dat kader ook afgestemd met de beroepspraktijk door middel van werkconferenties. Daarnaast heeft bij de eerder genoemde marktscan onder 40 organisaties in NoordBrabant en Limburg (zie facet 1.1) ook een werkveldconsultatie plaatsgevonden over de competenties waar de opleiding toe opleidt. Het auditteam stelt overigens vast dat bij de geraadpleegde organisaties relatief weinig gemeentes en provincies vertegenwoordigd waren, terwijl dit door de profilering van de opleiding op het gebied van beleid wel in de lijn der verwachting zou liggen. • De opleiding geeft aan het actuele vacatureaanbod in de sector van week tot week systematisch te volgen en op basis van de gevraagde competenties te categoriseren. Dit draagt bij aan het actuele beeld dat de opleiding heeft van de benodigde competenties in dit beroepenveld. • Het auditteam heeft geconstateerd dat er nauw contact is tussen het werkveld en de opleiding. Uit de gesprekken blijkt dat dit contact veelvuldig, informeel en functioneel is. De opleiding geeft aan dat in deze informele contacten ook de eindkwalificaties ter sprake komen. • Studenten worden opgeleid voor een breed scala aan functies op het terrein van de kunsteducatie. Het gaat om leidinggevende en coördinerende functies met een nadruk op educatieve vernieuwing en ontwikkeling, en het leggen van verbindingen tussen verschillende partijen die betrokken zijn bij kunsteducatie (zie ook het schema met basisinformatie op pagina 7). Alumni en werkveld met wie gesproken is, geven aan dat afgestudeerden inderdaad terechtkomen in dergelijke functies en dat de kwalificaties waartoe de master kunsteducatie opleidt hen in staat stellen dergelijke functies succesvol te vervullen. Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de eindkwalificaties zijn ontleend aan de, in samenspraak met het relevante beroepenveld opgestelde, landelijke eindkwalificaties. Ze zijn regionaal ondermeer getoetst door de marktscan onder 40 instellingen en in de informele contacten met het beroepenveld. Het auditteam merkt hierbij op dat die informele input van het
14/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
beroepenveld uiteraard niet kan worden gecontroleerd. Het panel heeft er vertrouwen in dat de contacten die de opleiding heeft met het beroepenveld goed en veelvuldig zijn. Het auditteam vindt het opmerkelijk dat bij de instellingen die geraadpleegd zijn, relatief weinig (lokale) overheden zaten. Het auditteam had meer input uit deze sector verwacht gezien de sterke nadruk die de opleiding in haar profilering legt op beleid en organisatie. Het auditteam heeft begrepen dat er regelmatig informele contacten zijn met mensen die werkzaam zijn bij (lokale) overheden. De eindkwalificaties sluiten aan bij het niveau dat nodig is voor een zelfstandig of leidinggevend beroepsbeoefenaar in deze sector, wat onder meer blijkt uit de functies die alumni vervullen en de tevredenheid van het werkveld over afgestudeerden van de opleiding. Conclusie Op basis van de kritische bevindingen en overwegingen ten aanzien van het gebrek aan formele input op de eindkwalificaties en het soort instellingen dat geraadpleegd is, komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstelling opleiding’ positief.
2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen • Kennisontwikkeling bij studenten vindt onder andere plaats door het gebruik van vakliteratuur. Studenten hebben een lijst met zowel verplichte als met aanbevolen literatuur ter beschikking. De mate waarin buitenlandse werken gebruikt worden, is beperkt: bij de verplichte literatuur is slechts één Engelstalig werk opgenomen. Naast de literatuur bieden docenten ook teksten aan via de portal, zowel per thema als per leerlijn krijgen studenten de beschikking over actuele, relevante literatuur. Tevens kunnen studenten via de portal doorgelinkt worden naar bijvoorbeeld de Boeckmanstichting en Cultuurnetwerk Nederland, waar ze verdere literatuur kunnen vinden. Het auditteam heeft de literatuurlijst bestudeerd en is van mening dat deze weliswaar adequaat is, maar dat de lijst actueler zou kunnen. Bovendien heeft het vraagtekens bij het aantal onderzoeksartikelen waar studenten mee in aanraking
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
15/57
•
•
•
•
16/57
komen. De artikelen waarover studenten via de portal kunnen beschikken zijn actueler en vormen een goede aanvulling op de literatuur. De opleiding maakt gebruik van aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal. De themaopdrachten bestaan uit reële, kritische beroepssituaties en de meesterproef is een praktijkopdracht bij een cultuureducatieve instelling. Het curriculum kent een leerlijn onderzoeksvaardigheden. Deze is ontwikkeld door de lector van de Kenniskring Kennisontwikkeling Vaktherapieën (KENVAK - een gezamenlijke kenniskring van Hogeschool Zuyd, Hogeschool Utrecht en Artez Hogeschool), die bij de start van de studie was betrokken. Inmiddels is er geen structurele betrokkenheid meer tussen de opleiding en het lectoraat. Studenten met wie het auditteam heeft gesproken, gaven aan erg tevreden te zijn over de onderzoeksvaardigheden die ze aangeboden krijgen. Volgens hen wordt daar bij de start van het curriculum al mee begonnen en zijn er wekelijkse opdrachten om onderzoeksvaardigheden zoals ‘interviews afnemen’ en ‘bronnenlijsten maken’ te oefenen. De opleiding gebruikt zelf de term ‘wetenschappelijk onderzoek’. Naar mening van het auditteam gaat het om onderzoek dat bijdraagt aan de verheldering of oplossing van een praktijkprobleem en is het daardoor beter te karakteriseren als praktijkonderzoek. Bij navraag bleek de opleiding de mening van het auditteam te delen. Aantoonbare verbanden met de beroepspraktijk worden gegarandeerd door de docenten, die grotendeels zelf actief zijn in de beroepspraktijk en de mate waarin een variatie aan gastdocenten worden ingezet. Ook mag gezien het deeltijdkarakter van de opleiding worden aangenomen dat studenten zelf de verbinding met de beroepspraktijk in hun werk kunnen leggen. Studenten die het auditteam gesproken heeft, toonden waardering voor het feit dat er ruimte in het programma wordt gelaten om eigen praktijkervaring van studenten een plaats te geven. Zo is een excursie gehouden naar een expositie die een student georganiseerd heeft. Beroepsvaardigheden worden studenten zowel binnenschools als buitenschools aangeleerd, respectievelijk bij de aan de beroepspraktijk ontleende themaopdrachten en bij het uitvoeren van de meesterproef. Door de inbreng van ervaringen van studenten en gastdocenten is de aandacht voor actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk geborgd. Ook zorgen de gastdocenten voor een inbreng van actuele ontwikkelingen uit het vakgebied. De opleiding geeft aan dat actuele ontwikkelingen, bijvoorbeeld rond volkskunst en community art, in het programma verwerkt worden in de kunstontwikkelleerlijn. De inbreng van gastdocenten is hier van belang. Een voorbeeld: ter ondersteuning van de operationalisering van het begrip ‘volkscultuur’ werd een gastles gegeven door een cultuurambtenaar, wiens gemeente geconfronteerd werd met een subsidieaanvraag onder vermelding van ‘volkscultuur’ voor een carnavalswagen. Het panel signaleert echter dat enkele actuele ontwikkelingen ook gemist worden, zoals de toename van contexten die niet expliciet rond leren georganiseerd zijn (informeel leren) en nieuwe manieren van overdracht (mentoring, coaching, peer to peer). Daarnaast zou er naar mening van het auditteam meer aandacht kunnen zijn voor het onderwerp kwaliteit en kunsteducatie en is het actualiteitsgehalte van het blok ‘canon’ niet zo hoog.
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
Overwegingen Het auditteam constateert dat kennisontwikkeling plaatsvindt aan de hand van literatuur, interactie met de beroepspraktijk en toegepast onderzoek. Het auditteam is positief ten aanzien van de kennisontwikkeling door interactie met de beroepspraktijk. De gebruikte literatuur kan naar mening van het auditteam actueler en de internationale component in de literatuur is beperkt. Het auditteam vraagt zich af of studenten genoeg in aanraking komen met actuele onderzoeken en rapportages daarover. Actuele ontwikkelingen in vakgebied en beroepspraktijk vinden hun weg in de opleiding onder andere via de gastdocenten en de eigen beroepsmatige inbreng van studenten. Ten aanzien van actuele ontwikkelingen in het vakgebied merkt het auditteam op dat de opleiding enkele relevante ontwikkelingen, zoals nieuwe manieren van overdracht en kwaliteit en kunsteducatie, weinig aan de orde laat komen. Over de verbanden met de actuele beroepspraktijk en de ontwikkeling van beroepsvaardigheden is het auditteam positief. Conclusie Op basis van bovenstaande kritische overwegingen en bevindingen ten aanzien van de gebruikte literatuur, de mate waarin onderzoeksvaardigheden worden aangeleerd en het ontbreken in het programma van enkele relevante, actuele ontwikkelingen uit het vakgebied, komt het auditteam tot het oordeel voldoende.
Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken op master niveau. Bevindingen • De master Kunsteducatie heeft per september 2010 de omschakeling gemaakt van eenjarige voltijdopleiding naar tweejarige deeltijdopleiding. Voor het programma heeft deze overgang inhoudelijk weinig gevolgen gehad: er worden nog steeds dezelfde vakken en cursussen aangeboden. Wel is er meer ruimte in het programma ontstaan, wat enkele positieve gevolgen heeft gehad. Omdat er minder druk op het programma zit, hebben studenten meer tijd voor verwerking en reflectie, wat een positief effect heeft op de mate waarin de leerstof beklijft. Na de overgang is ook het aantal colleges per thema voor iedere leerlijn aangepast. Wanneer een leerlijn erg relevant is voor een thema worden er tien colleges van gegeven, wanneer een leerlijn minder van toepassing is op een thema worden er vijf colleges gegeven. Ook hebben docenten in het nieuwe curriculum iets meer speelruimte om bijvoorbeeld een extra gastdocent uit te nodigen en zo de verbinding met de beroepspraktijk en/of het vakgebied te versterken.
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
17/57
•
•
•
•
•
De opleiding heeft een zeer uitgebreide vertaling gemaakt van eindcompetenties naar leerdoelen. In het ‘KLOTS-schema’ heeft de opleiding iedere competentie uitgebreid omschreven. Vervolgens heeft ze een vertaling gemaakt naar leerdoelen en aangegeven waar in de onderwijseenheden de competentie en de leerdoelen aan de orde komen, waar in het curriculum ze getoetst worden en hoeveel studiepunten er voor staan. Het auditteam stelt vast dat de concretisering van eindkwalificaties naar leerdoelen naar mening van het auditteam niet realistisch is. Naar de mening van het panel is het niet mogelijk om alle gestelde leerdoelen te behalen in het masterprogramma. In de vertaling van eindkwalificaties naar leerdoelen zijn meer en complexere leerdoelen weergegeven, dan realistisch is voor een masteropleiding. De gestelde leerdoelen zijn eerder passend voor een afgestudeerde met enige jaren werkervaring. Het panel had een reëlere koppeling verwacht tussen de leerdoelen en de competenties, en tussen de leerdoelen en wat de opleiding in het programma realiseert op masterniveau. Met andere woorden: de leerdoelen kunnen meer geformuleerd worden overeenkomstig de programma-inhoud en de bereikte kwalificaties. De eigen accenten die de opleiding legt bij de eindkwalificaties zijn zichtbaar in het programma. Er is nadrukkelijk aandacht voor organisatie, beleid en management in het programma en er is weinig aandacht voor de eigen artistieke ontwikkeling van studenten. Dit sluit aan bij de competenties zoals die omschreven zijn door de opleiding (zie facet 1.1). De programmaonderdelen sluiten goed aan bij de eindkwalificaties. Verschillende leerlijnen vallen samen met competenties, zoals ‘kunstzinnige ontwikkeling’, ‘ontwikkeling van onderwijs’ en ‘onderzoeksvaardigheden’. Het is evident dat opdrachten uit deze leerlijnen bijdragen aan het ontwikkelen van de betreffende competentie. De opdrachten en cursusmaterialen die het auditteam heeft gezien zijn geschikt voor het behalen van de eindkwalificaties, al wordt in het lesmateriaal en in themabeschrijvingen niet altijd expliciet voor studenten aangegeven aan welke competentie(s) een opdracht gerelateerd is. De studenten en alumni die het auditteam gesproken heeft zijn enthousiast over de opleiding. Ook uit de thema- en leerlijnevaluaties die de afgelopen jaren zijn afgenomen onder studenten, blijkt dat studenten erg tevreden zijn over het programma (scores 4 of hoger op een vijfpuntsschaal).
Overwegingen Het auditteam is positief over het programma. Het sluit goed aan bij de eigen eindkwalificaties van de opleiding qua niveau en oriëntatie en stelt studenten in staat de eindkwalificaties te behalen. De eigen accenten die de opleiding legt in haar competentieprofiel zijn duidelijk vertaald in het programma. Het auditteam stelt echter ook vast dat de goede vertaling tussen programma en eindkwalificaties eerder gerealiseerd wordt ondanks dan dankzij de gestelde leerdoelen. De leerdoelen zijn zo breed, veelomvattend en complex dat de opleiding ze onmogelijk waar kan maken. Dat hoeft naar mening van het auditteam ook niet, aangezien de leerdoelen qua niveau en complexiteit de eindkwalificaties en het masterniveau overstijgen. Het auditteam is van mening dat het de opleiding ten goede
18/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
komt wanneer de leerdoelen vanuit de eigen visie van de opleiding kritisch bekeken worden en waar nodig worden bijgesteld. Ook is het auditteam van mening dat voor studenten expliciet duidelijk moet zijn aan welke competenties een opdracht of thema bijdraagt. Het auditteam is verder positief over de overschakeling van voltijd- naar deeltijdopleiding en is van mening dat het programma beter gerealiseerd kan worden in deze deeltijdopzet. Ook waardeert het auditteam het enthousiasme van studenten en alumni over het programma. Conclusie Op basis van de kritische bevindingen en overwegingen ten aanzien van de leerdoelen komt het auditteam tot het oordeel voldoende.
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen • De opleiding realiseert horizontale samenhang door het curriculum op te delen in vijf fasen. Ter inleiding is er een summerschool, vervolgens worden er drie thema’s behandeld en de opleiding wordt afgesloten met de Meesterproef, het afstuderen. Ieder thema wordt afgesloten met een themaopdracht, gebaseerd op een reële beroepssituatie. Daarin moeten de kennis, vaardigheden en attituden die in de verschillende opdrachten en (gast)colleges in het thema aan de orde komen, geïntegreerd worden en leiden tot een eindproduct. Veel van de themagerelateerde colleges worden verzorgd door gastdocenten. Het afstuderen kent ook een horizontale samenhang en vindt plaats in een aantal opeenvolgende fasen, zie hiervoor facet 6.1. • De themaopdrachten zijn in toenemende mate complex van aard, zowel qua inhoudelijke als organisatorische problematiek. Ook moeten studenten steeds zelfstandiger te werk gaan. De eerste themaopdracht wordt uitgevoerd in een kleine projectgroep, de volgende in tweetallen en de derde opdracht is individueel. • De verticale samenhang in het curriculum komt vooral tot uiting in de zes leerlijnen (zie het schematisch overzicht van de opleiding op pagina 9). De leerlijnen bestaan uit vakken die gedurende het hele curriculum terugkomen. Elke leerlijn wordt grotendeels verzorgd door en valt onder de verantwoordelijkheid van een kerndocent. Opdrachten en colleges vanuit de leerlijnen komen in ieder thema aan de orde (zie ook het vorige facet). Een ander aspect van de verticale samenhang is dat er gedurende het curriculum doorlopend aandacht is voor de persoonlijke en professionele ontwikkeling van studenten. • De verbinding tussen leerlijnen en thema’s zit theoretisch goed in elkaar. Het auditteam heeft gezien dat de opleiding er veel moeite voor doet om systematisch de leerlijnen en thema’s met elkaar te verbinden en stelt vast dat ze daar in slaagt. Ook in de toetsing worden de thema’s beoordeeld vanuit iedere leerlijn (zie facet 2.8). • Het auditteam heeft gesproken met zowel studenten als alumni over de samenhang in het curriculum. De studenten met wie gesproken is, zijn enthousiaster over de samenhang dan de alumni. Vanuit alumni kwam enige kritiek op het feit dat colleges
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
19/57
•
vanuit een leerlijn soms niet helemaal aansloten bij een thema. De huidige studenten zijn hier tevreden over. Zij gaven in gesprek met het auditteam aan dat de leerlijnen goed aansluiten bij de hoofdopdrachten van de thema’s. Ook waren zij tevreden over de manier waarop lessen elkaar opvolgen en de inhoud toepasbaar is in de themaopdracht. Ten slotte gaven zij aan dat de gastdocenten goed voorbereid zijn en hun bijdragen een samenhangend geheel vormen met de overige lessen. De opleiding evalueerde in het voltijdprogramma hoe studenten de samenhang beleefden tussen het eerste en het tweede semester. Over het algemeen werd deze voldoende tot goed beoordeeld.
Overwegingen Het auditteam constateert dat de opleiding er in slaagt een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma te realiseren. De verticale samenhang wordt aangebracht door de studie op te delen in periodes waarin een thema aan de orde komt. Het gebruik van leerlijnen zorgt er voor dat de opleiding ook een sterke verticale samenhang kent. Het auditteam heeft vastgesteld dat het de opleiding lukt om systematisch de leerlijnen met de thema’s te verbinden. De opleiding maakt veel gebruik van gastdocenten. Het auditteam vindt het positief dat hun inbreng een samenhangend geheel vormt met het overige lesmateriaal. Het is voor het auditteam opvallend dat de huidige lichting studenten tevredener is over de samenhang tussen leerlijnen en themaopdrachten dan de oud-studenten. Het auditteam acht het waarschijnlijk dat het verbeterbeleid van de opleiding, waarbij het aantal colleges uit iedere leerlijn is aangepast aan de relevantie van de leerlijn voor het betreffende thema, hier van invloed op is. Het auditteam constateert dan ook dat de opleiding progressie boekt ten aanzien van het aanbrengen van samenhang in het opleidingsprogramma. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen • De opleiding voert een actief beleid om de studeerbaarheid te bevorderen. Dit doet zij onder andere door: o de contacttijden te beperken tot één dag per week (de maandag) en eens in de vier weken een woensdagavond voor debat, lezingen of gastcolleges; o te streven naar een evenwichtige studiebelasting door de opleiding heen, met een gemiddelde studiebelasting van 20 uur per week; o goede begeleiding van en tijdige informatie aan studenten. • De opleiding heeft de in 2.2 besproken overgang van voltijd- naar deeltijdopleiding vooral gemaakt ten behoeve van de studeerbaarheid. Evaluaties gaven aan dat, hoewel het programma te doen was, er wel erg veel druk op zat. Studenten uit het
20/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
•
oude voltijdprogramma en alumni gaven aan dat het voltijdprogramma inderdaad heel druk was. Er werd aangegeven dat het hebben van een baan een duidelijke pre was bij het volgen van de opleiding om het geleerde in een kader te plaatsen. Anderzijds was het, door de combinatie werk – studie, voor studenten moeilijk om altijd de gewenste kwaliteit te bereiken in het voltijdprogramma. Studenten uit het deeltijdprogramma hebben in gesprek met het auditteam aangegeven dat ze ongeveer 18 uur per week aan hun studie besteden. Slechts één student heeft volgens hen sinds de aanvang van het collegejaar de studie gestaakt, mede omdat deze persoon twee banen had (dit overigens tegen het advies van de opleiding in.) In het studiejaar 2008-2009 is de opleiding begonnen met het afnemen van kennistoetsen halverwege de opleiding. Het toetsen van relevante kennisaspecten heeft bijgedragen aan een betere studeerbaarheid: relevante onderwerpen worden samengevat en bieden verheldering voor de projecten. Tevens werken deze toetsen confronterend voor studenten die de theorie niet blijken te beheersen. Het auditteam concludeert uit verschillende gesprekken dat de kennistoetsen niet onomstreden zijn: voor sommige deelnemers zijn ze nuttig en bieden ze een overzicht, terwijl andere deelnemers ze nodeloos schools vinden.
Overwegingen Het auditteam constateert dat de opleiding de studeerbaarheid van het programma stimuleert. Het meest ingrijpende voorbeeld van ingrijpen door de opleiding is de overgang van voltijd- naar deeltijdopleiding. Het auditteam is (ook) in het kader van studeerbaarheid positief over deze overgang. Het voltijdprogramma was naar mening van het auditteam wel erg druk, zeker voor studenten die er een parttime baan bij hadden. Studenten gaven aan dat de druk op het programma soms tot een mindere kwaliteit dan wenselijk leidde. De opleiding heeft dit goed opgepakt. Het programma is volgens het auditteam nog steeds pittig, maar reëel voor de tijd die er voor staat. Het aantal uren dat studenten in de deeltijdvariant besteden aan hun studie vindt het auditteam passend en reëel. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bacheloropleiding en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen • De toelatingseisen voor de opleiding zijn opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) 2010. Studenten met een afgeronde bacheloropleiding tot docent in één van de kunstvakken, of met een andere afgeronde bacheloropleiding en aantoonbare kennis van en ervaring met de kunsteducatie, kunnen worden toegelaten.
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
21/57
•
•
•
In de voorlichting worden aankomende studenten onder andere voorgelicht over de te verwachten studielast, de lestijden en de vereiste vooropleiding. Studenten en alumni gaven in gesprek met het auditteam aan, dat er in de intakegesprekken specifieke aandacht was voor de profilering van de opleiding. Ook de voorlichting gaf volgens de (oud)studenten duidelijke informatie over de profilering van de opleiding, vooral over de zwaardere nadruk die de opleiding legt op de beleidscomponent. De intake wordt gedaan door een toelatingscommissie. Zij beoordeelt het curriculum vitae en de motivatiebrief van studenten die zich aanmelden, en voert een intakegesprek. Hierin komen onder andere de opleidingscompetenties aan de orde. Ook krijgen aspirantstudenten een opdracht, waarbij ze een tekst moeten analyseren en becommentariëren. Er wordt gebruik gemaakt van een intakeformulier. Potentiële studenten worden beoordeeld aan hand van hun curriculum vitae, het interview en de gemaakte opdracht. Het auditteam heeft een aantal ingevulde intakeformulieren gezien en constateert dat deze goed gebruikt worden.
Overwegingen Het auditteam constateert dat de opleiding een helder instroombeleid heeft en zich daar goed aan houdt. De instroomprocedure is grondig en er wordt goed verslag van gedaan. Studenten tonen zich positief over de voorlichting van de opleiding en over de intakegesprekken. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo- master: minimaal 60 studiepunten/european credit points. Bevindingen • Het auditteam heeft de programmabeschrijving bestudeerd. Het curriculum van de deeltijd master Kunsteducatie bestaat uit 60 EC, die verantwoord zijn in diverse documenten. Overwegingen Het auditteam heeft vastgesteld dat de omvang van het curriculum van de opleiding master Kunsteducatie met 60 EC in overeenstemming is met de voorschriften. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen stelt het auditteam vast dat voor de opleiding aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum is voldaan.
22/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen • Het onderwijsconcept is gebaseerd op (sociaal)constructivistische leertheorieën. Deze theorieën staan aan de basis van het competentiegerichte onderwijs. Dit onderwijs kent verschillende uitwerkingen, zoals vraaggestuurd onderwijs, probleemgestuurd onderwijs en opdrachtgestuurd onderwijs. De didactische benadering van de master Kunsteducatie ligt het eerste semester dicht bij de uitgangspunten van het opdrachtgestuurd onderwijs. In het tweede semester, waarbij meer nadruk ligt op zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid, vertoont de didactische benadering vooral kenmerken van probleemgestuurd onderwijs. In het didactisch concept wordt uitgegaan van zelfsturing door studenten. • Uit de gesprekken die het auditteam heeft gevoerd met docenten, blijkt dat zij zich slechts deels laten leiden door het didactische concept. Docenten geven de eigen leerlijn in de eerste plaats vorm op de manier die ze zelf daar het meest geschikt voor achten en pas in de tweede plaats volgens het didactisch concept. Het auditteam constateert dat de verschillende betrokkenen daar tevreden mee zijn en dat het onderwijs er niet onder lijdt. • Uit gesprekken die het auditteam gevoerd heeft en de bestudeerde materialen maakt het auditteam op dat de opleiding inderdaad opdrachtgestuurd en probleemgestuurd onderwijs aanbiedt. Het onderwijs is voornamelijk docentgestuurd. Keuzevrijheid voor studenten is er vooral in de Meesterproef. De competenties zijn in het curriculum voorgeprogrammeerd, meestal vanuit het principe dat een competentie ook een eigen leerlijn of vak heeft. Het is niet zo dat studenten zelf bepalen aan welke competenties ze willen werken. • Er worden verschillende werkvormen gebruikt, zoals colleges, opdrachten en workshops. Over het algemeen zijn de studenten tevreden over de gehanteerde werkvormen en didactiek. Een kanttekening die studenten tijdens de visitatie maakten, is dat op één dag soms wel veel dezelfde werkvorm wordt toegepast. Het management is zich bewust van deze kanttekening en heeft het onderwerp op de agenda staan voor het komende kernteamoverleg. Overwegingen Het auditteam constateert dat, hoewel de opleiding formeel de hogeschoolvisie op didactiek volgt, dit in de praktijk niet volledig het geval is. De opleiding is opdrachtgestuurd en probleemgestuurd, conform de didactische visie. Van zelfsturing door studenten is weinig sprake. De opdrachten en problemen aan de hand waarvan het onderwijs plaatsvindt zijn docentgestuurd. Het auditteam constateert ook dat alle betrokkenen tevreden zijn over de manier waarop het onderwijs gegeven wordt, en dat de gehanteerde didactiek studenten in staat stelt de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Gezien dit feit is het naar mening van het auditteam logischer wanneer de opleiding haar beschrijving van de didactiek aanpast aan de gebruikte didactiek dan andersom.
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
23/57
Conclusie Op basis van bovenstaande kritische bevindingen en overwegingen ten aanzien van de mate waarop het gehanteerde didactische concept overeenkomt met het beschreven didactische concept komt het auditteam tot het oordeel voldoende.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen • De opleiding heeft het toetsbeleid beschreven in een bijlage van het zelfevaluatierapport. Het sluit aan bij de uitgangspunten voor toetsing van Fontys. Kwaliteitscriteria waar de opleiding naar streeft, zijn validiteit, betrouwbaarheid, transparantie, authenticiteit, intersubjectiviteit en bruikbaarheid. Tentamens die beoordeeld worden met een cijfer lager dan zes komen in aanmerking voor herkansing. Elk tentamen mag één keer herkanst worden. Regels en procedures rondom toetsing zijn opgenomen in de OER. De bewaking van de toetscriteria en de toetsprocedures ligt bij de examencommissie. • De visie van de opleiding op toetsing uit zich in de volgende twee punten: o ontwikkelingsgericht toetsen – bij de toetsing gaat het niet alleen om het ‘wat’, het product, maar ook om het ‘hoe’, de manier waarop het product tot stand is gekomen; o geïntegreerd toetsen – de producten van de thema’s worden geïntegreerd getoetst. Dit houdt in dat de themaopdrachten beoordeeld worden door alle docenten uit het kernteam, die vanuit hun eigen leerlijn en expertise een oordeel hierover geven. • Het auditteam constateert dat de geïntegreerde beoordelingen studenten in staat stellen om te zien hoe vanuit verschillende perspectieven naar een product gekeken kan worden. Studenten die het auditteam sprak, waren positief over deze manier van beoordelen. De toetsing van de themaopdrachten vanuit iedere leerlijn op de voor die leerlijn relevante zaken, borgt een sterke samenhang tussen thema’s en leerlijnen. • In het KLOTS-schema is een vertaling gemaakt van competenties naar leerdoelen naar onderwijseenheden naar toetsing. Zoals aangegeven bij facet 2.2 laat de vertaling van eindcompetenties naar leerdoelen te wensen over. Het KLOTS-schema laat desalniettemin duidelijk zien hoe de eindkwalificaties getoetst worden en op wat voor manier dit gebeurt. Het auditteam heeft verschillende toetsen bestudeerd en stelt vast dat de toetsen geschikt zijn om de competenties te meten. • De opleiding maakt gebruik van verschillende toetsvormen: kennistoetsen (open- en geslotenboektentamens), performance assessments (onder andere groepsopdrachten, schrijfopdrachten, presentaties en reflectieverslagen) en de Meesterproef, het afstudeeronderzoek. Studenten geven in gesprek met het auditteam aan, dat ze weten wat van hun verwacht wordt bij de verschillende toetsen.
24/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
•
Het auditteam heeft geconstateerd dat er een vast beoordelingsformulier gebruikt wordt. Docenten maken hier standaard gebruik van en geven veel en naar mening van het auditteam nuttige feedback aan studenten op deze formulieren. Studenten die het auditteam sprak, zijn positief over de feedback die ze krijgen.
Overwegingen Het auditteam constateert dat de toetsen adequaat zijn om vast te stellen of studenten over de beoogde competenties beschikken. De opleiding gebruikt verschillende toetsvormen en docenten geven studenten in ruime mate feedback. Het geïntegreerd toetsen van themaopdrachten is naar mening van het auditteam een sterk punt. Studenten tonen zich ten slotte positief over de toetsing. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ positief.
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen • De opleiding werkt met een kernteam van vijf docenten. Zij zijn verantwoordelijk voor de doorlopende leerlijnen en zijn betrokken bij de themaopdrachten, werkcolleges en studiebegeleiding. De kerndocenten zijn grotendeels werkzaam in de beroepspraktijk. Kerndocenten en coördinatoren beschikken over een breed netwerk in de beroepspraktijk. • De opleiding maakt gebruik van circa 50 gastdocenten die werkzaam zijn in één van de kunsteducatieve werkvelden. Hiermee verzekert de opleiding zich ervan dat een deel van het onderwijs gegeven wordt door personeel met dat in de actuele beroepspraktijk staat en goed zicht heeft op lopende en toekomstige ontwikkelingen. Gastdocenten worden ingezet voor lezingen, collegereeksen, workshops en beoordelingen. Ze verzorgen colleges tijdens symposia, op studiedagen, bij excursies en in practica. Ze kunnen ook fungeren als extern begeleider bij de Meesterproef. De meeste gastdocenten komen uit de directe professionele netwerken van de kerndocenten. • Het onderwijs op beide locaties wordt verzorgd door hetzelfde docententeam. Inleidende colleges bij symposia worden verzorgd door dezelfde gastsprekers. Overige gastdocenten kunnen per locatie verschillen. De opleiding geeft aan hiermee tegemoet te kunnen komen aan de regionale eigenheid van beide locaties.
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
25/57
•
Uit gesprekken die het auditteam met studenten gevoerd heeft, blijkt dat zij de inzet van gastdocenten en de praktijk die de gastdocenten inbrengen in de lessen zeer positief waarderen. Ook geven zij aan dat de kerndocenten in hun lessen de link leggen met de actuele praktijk. Als voorbeeld werd genoemd dat de docent die verantwoordelijk is voor de leerlijn ‘Kunstbeleid’ het afgelopen jaar in het themablok over de historische canon een les wijdde aan de actuele ontwikkelingen rond het Nationaal Historisch Museum.
Overwegingen Het auditteam heeft waargenomen dat het onderwijs voor een groot deel wordt verzorgd door docenten die in contact staan met de beroepspraktijk. Dit geldt voor de docenten van het kernteam, maar in nog grotere mate voor het grote aantal gastsprekers dat de opleiding inzet en wiens inbreng positief beoordeeld wordt door de studenten. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen • De formatie voor de master Kunsteducatie bedraagt 2,25 fte. Daarvan gaat 0,6 fte naar de coördinatie en de (door)ontwikkeling van de master en 1,65 fte naar het onderwijs. Daarnaast is er nog 0,1 fte administratieve ondersteuning. De docent : student-ratio is ongeveer 1 : 20. Daarnaast maakt de opleiding zoals aangegeven in het vorige facet gebruik van een groot aantal gastsprekers. • Het auditteam heeft de docenten met wie gesproken is, gevraagd naar de werkdruk. Docenten gaven aan dat werkdruk geen issue voor hen is, al zou meer tijd om de Meesterproef te begeleiden welkom zijn. De studenten met wie gesproken is gaven aan dat er goed en veelvuldig contact is met de docenten. Het management van de opleiding is ook gevraagd naar de werkdruk. Het gaf in reactie hierop aan dat het af en toe ter sprake komt op het kernteamoverleg, maar dat er geen problemen mee zijn. Volgens het management wordt dit bevestigd door een zeer laag ziekteverzuim. Overwegingen Het auditteam constateert dat de docent/studentratio van de opleiding ruimschoots voldoet, zelfs zonder dat de gastdocenten worden meegerekend. De betrokken partijen tonen zich tevreden over de hoeveelheid personeel die wordt ingezet voor de opleiding.
Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
26/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen • Docenten uit het kernteam zijn ieder verantwoordelijk voor een leerlijn. In overleg met de coördinatoren ontwikkelen ze de leerinhouden in relatie tot de eindcompetenties en stemmen ze de opdrachten af met de opdrachten uit de andere leerlijnen. De docenten zijn alle kundig op hun vakgebied. Het scholingsniveau van de docenten in het kernteam is relatief hoog. Eén heeft een PhD, drie een master en één is opgeleid als eerstegraads leraar. Verschillende docenten publiceren op terreinen die verwant zijn aan de kunsteducatie. • Het auditteam heeft de cv’s van de kerndocenten bestudeerd. Zij geven naar mening van het auditteam blijk van een ruime ervaring op het gebied van kunst en educatie. Het auditteam is van mening dat het personeel over de benodigde inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische capaciteiten beschikt om het programma te realiseren. • De coördinatoren hebben een reguliere onderwijsaanstelling, één bij Fontys en één bij Zuyd, de overige docenten worden aangesteld op contractbasis. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor het op peil houden van hun (vak)deskundigheid. Wel kunnen zij deelnemen aan voor de opleiding relevante conferenties, studiedagen, symposia en dergelijke. Dit wordt gestimuleerd door de opleiding, die reis- en deelnamekosten vergoed. • De opleiding borgt op meerdere manieren de kwaliteit van de gastdocenten. Ten eerste worden ze uitgezocht op de mate waarin hun praktijkervaring aansluit bij het thema dat wordt behandeld. Ten tweede wordt een voorgesprek gehouden met de relevante kerndocent, om het college van de gastdocent maximaal af te stemmen op het thema. Ten slotte worden gastdocenten geëvalueerd, en indien de gastdocent niet voldoet wordt deze niet nogmaals gevraagd. • In de evaluaties die door de opleiding gehouden worden is er expliciete aandacht voor de kwaliteit van de docenten. In de leerlijnevaluaties wordt gevraagd naar de mening van studenten over de mate waarin docenten kennis van zaken en didactische kwaliteit hebben. De opleiding scoort hier zeer hoog, bijvoorbeeld voor de leerlijn ‘onderwijsontwikkeling’ zijn de afgelopen drie jaar scores gegeven tussen de 4,4 en 4,9 op een vijfpuntsschaal. Bij de themaevaluaties wordt gevraagd naar het aandeel van de gastdocenten. Uit de scores blijkt dat deze ruim voldoende beoordeeld worden. • Studenten die het auditteam gesproken heeft, zijn positief over hun docenten. Zij spreken onder andere over “een open en geïnteresseerde houding”. Ook tonen zij zich positief over de gastdocenten en de mate waarin zij hun praktijkkennis inbrengen in de opleiding (zie facet 3.1). Uit het gesprek dat gevoerd is met alumni, bleek dat er in het verleden ook docenten hebben gedoceerd die slecht beoordeeld werden. Alumni bevestigden dat deze docenten inderdaad, na het krijgen van een negatieve evaluatie, niet meer gevraagd werden.
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
27/57
Overwegingen Het auditteam is de mening toegedaan dat de docenten ruimschoots gekwalificeerd zijn voor de inhoudelijke, didactische en organisatorische realisatie van het programma. Dit blijkt volgens het auditteam uit zowel hun cv’s als uit de gesprekken die met hen gevoerd zijn. Ook de gastdocenten leveren een kwalitatief goede bijdrage aan het programma. De opleiding borgt hun kwaliteit op verschillende manieren, zowel in de selectie, door het houden van een gesprek voorafgaand aan de inbreng van de gastdocent en door de evaluaties achteraf. Het auditteam vindt het positief dat de opleiding er niet voor terugschrikt om in te grijpen, wanneer achteraf blijkt dat de inbreng van een gastdocent is tegengevallen. Ook vindt het auditteam het belangrijk dat de studenten zeer tevreden zijn over de kerndocenten. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Inzet van personeel Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ positief.
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen • De locaties in Tilburg en Maastricht hebben beide een vaste ruimte waar het onderwijs verzorgd wordt. Zij beschikken over ruim voldoende werkplekken en over onder andere flipovers, audio- en videoapparatuur, beamer en smartboard. Beide locaties hebben voorzieningen voor draadloos internet. • In Tilburg hebben studenten toegang tot de mediatheek van de Fontys Hogeschool der Kunsten. Dit is een verzameling mediatheken van alle afzonderlijke academies. De opleiding beschikt daarmee over een uitgebreide verzameling van literatuur over alle praktische kunstvakken, kunst- en cultuurgeschiedenis en pedagogische, psychologische, onderwijskundige en vakdidactische onderwerpen. Daarnaast beschikt de mediatheek over een ruim aanbond aan dvd’s, cd-roms, videobanden en vaktijdschriften. Op de locatie Maastricht kunnen studenten gebruik maken van de in de kunstinstellingen van de Hogeschool Zuyd aanwezige mediatheken. Ook is er een afspraak met de openbare mediatheek Centre Céramique in Maastricht. Deze heeft een uitgebreid aanbod van relevante literatuur, waar studenten over kunnen beschikken. • Via de site van de master Kunsteducatie hebben studenten toegang tot een portal. Hier zijn onder andere een leerlijnenbibliotheek en een themabibliotheek op geplaatst. Via de leerlijnenbibliotheek hebben studenten toegang tot alle informatie van docenten en gastdocenten die wordt aangeboden vanuit de leerlijnen. Het gaat
28/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
•
onder andere om kennismethodieken, praktijkvoorbeelden en verwijzingen naar relevante bronnen. Ook de aangeboden collegestof is terug te vinden in de vorm van powerpointpresentaties. De informatie is gerangschikt per leerlijn. In de themabibliotheek is studie-informatie zoals literatuurlijsten en relevante artikelen beschikbaar voor de summerschool, meesterproef en de drie blokthema’s. Ook is hier informatie van gastdocenten beschikbaar. Het auditteam heeft een rondleiding gekregen op de locatie in Tilburg, die onder andere langs het vaste leslokaal en de mediatheek leidde. Beide zijn geschikt om het benodigde onderwijs te realiseren. Een afvaardiging van het auditteam heeft een bezoek gebracht aan de leslocatie in Maastricht, dit is een lokaal in het conservatorium van Maastricht. Het auditteam heeft vastgesteld dat het is toegerust met moderne elektronische hulpmiddelen zoals genoemde beamer en smartboard, maar ook met meerdere computerwerkplekken.
Overwegingen Het auditteam constateert dat de geboden voorzieningen adequaat zijn om het programma te realiseren. De digitale leeromgeving ziet er goed uit en geeft een helder overzicht van de aangeboden informatie, zowel per leerlijn als per thema. De ruimtes waarin de studenten les krijgen zijn hiervoor geschikt. Ook is een ruim aanbod aan relevante literatuur toegankelijk voor studenten van beide locaties. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed.
Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen • De opleiding kent verschillende begeleidersrollen, waarvan de belangrijkste de mentor en de coach zijn. De mentorrol wordt vervuld door de twee coördinatoren. De mentor is gedurende het jaar het kritisch aanspreekpunt voor alle aangelegenheden die de studie betreffen. De mentor voert ook de POP-gesprekken en bewaakt de studievoortgang. De coach is de docent die op het onderwerp van het lopende thema deskundig is en die studenten begeleid tijdens de werkcolleges. Studenten kunnen bij de coach terecht voor onderwerpinhoudelijke zaken. • De begeleiding van de Meesterproef wordt gedaan door de docent die het meest deskundig is op het onderzoeksgebied waar de student zich op richt. Momenteel gebeurt dit door de docenten van het kernteam, de opleiding overweegt hier in de toekomst ook externe deskundigen voor in te zetten.
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
29/57
•
•
•
•
Studenten die het auditteam heeft gesproken, zijn positief over de studiebegeleiding. Studenten uit het voltijdprogramma gaven aan dat in de begeleiding goed rekening gehouden werd met het soms erg drukke programma. De informatieverstrekking naar studenten gaat voor een belangrijk deel via de (bij het vorige facet besproken) digitale portal. Naast inhoudelijke studie-informatie, zoals artikelen en literatuurlijsten, zijn op de portal roosters, intekenlijsten, semesteroverzichten, feedbackformulieren en evaluaties te vinden. Ook staat de OER op de portal. De opleiding beschikt over een uitgebreide studiegids. Hierin staan zowel algemene informatie, opleidingskenmerken en informatie over het curriculum. Onder andere staan respectievelijk beschreven: informatie over de studentenpas, cateringvoorzieningen, de mediatheek, lestijden en de studentenpas, opleidingscompetenties en opleidingsprofiel, informatie over de Meesterproef en het onderwijsconcept. Het auditteam heeft de evaluaties bestudeerd die de opleiding tussen 2008-2010 gehouden heeft. Over het algemeen zijn studenten daarin tevreden over de begeleiding en informatievoorziening, waarbij enkele kritische kanttekeningen gemaakt worden over de tijdigheid van de informatie.
Overwegingen Het auditteam constateert dat studiebegeleiding en informatievoorziening aansluiten op de behoefte van studenten en ze in staat stellen om het programma te realiseren. De studenten zelf zijn tevreden over zowel begeleiding als informatievoorziening. Het auditteam constateert dat er in voorgaande jaren enige kanttekeningen gemaakt zijn met betrekking tot het tijdig verstrekken van informatie, maar is van oordeel dat de overgang naar een deeltijdstudie dit zal verbeteren. De informatiebronnen die het auditteam bestudeerd heeft, zoals de portal en de studiegids, zijn volledig en up to date. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ positief.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
30/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
Bevindingen • Het kwaliteitsbeleid van de master Kunsteducatie sluit aan bij het kwaliteitsbeleid van Fontys. De opleiding heeft het document Handleiding voor het inrichten van kwaliteitszorg (2006-2010) als uitgangspunt genomen en daar in een extra paragraaf een eigen invulling aan toegevoegd. Het auditteam stelt echter vast dat deze uitwerking vrij summier is, waardoor er nauwelijks opleidingsspecifiek kwaliteitsbeleid is geformuleerd. • De opleiding heeft verschillende streefdoelen, onder andere op gebied van instroom en rendementen (zie facet 6.2). Uit het gesprek dat het auditteam heeft gevoerd met het management is gebleken dat het streefdoel bij evaluaties een minimale score van drie is op een vijfpuntsschaal. Het auditteam merkt op dat er weinig streefdoelen formeel zijn vastgelegd. Er is bijvoorbeeld geen kwaliteitshandboek waarin streefcijfers zijn vastgelegd. • Het auditteam heeft geconstateerd dat er verschillende periodieke evaluaties worden gehouden. Studenten evalueren workshops, excursies, studiedagen, themablokken en semesters. Zij beoordelen deze cijfermatig, maar er is ook ruimte voor opmerkingen en suggesties, waar veel gebruik van wordt gemaakt. De evaluaties geven zo een goed beeld van wat er goed is aan de verschillende studieonderdelen en waar de verbeterpunten zitten. Vanwege de overgang naar het deeltijdprogramma zal in de toekomst ook het totale eerste jaar worden geëvalueerd. De docenten evalueren jaarlijks het programma. • In gesprek met het auditteam heeft het management aangegeven dat het contact met docenten en studenten over de kwaliteit van de opleiding veelvuldig informeel gebeurt. Door de kleinschaligheid van de opleiding zijn de drempels laag, is er veel contact met studenten en is er minder tijd voor en behoefte aan formele mechanismen. Studenten hebben in het gesprek met het auditteam benadrukt dat er veel individuele contacten met docenten zijn, waarin opmerkingen over de kwaliteit van de opleiding en het onderwijs aan de orde kunnen komen. De opleidingscoördinatoren zijn tevens docent en makkelijk benaderbaar. • Het management gaf in gesprek met het auditteam aan dat in het huidige collegejaar academiebreed gewerkt gaat worden aan de kwaliteitszorg. Omdat de kunstenopleidingen veel gemeen hebben, bijvoorbeeld qua kleinschaligheid, wordt er een platform kwaliteitszorg in de kunsten opgericht, onder leiding van de academiedirecteur. Hier zal gekeken worden hoe, specifiek voor dit soort opleidingen (bachelors en masters), de kwaliteitszorg verbeterd kan worden. Overwegingen Het auditteam stelt vast dat het onderwijs van de master Kunsteducatie periodiek geëvalueerd wordt door zowel studenten als docenten. De evaluaties geven een goed beeld van de plussen en de minnen van de verschillende studieonderdelen. De opleiding maakt beperkt gebruik van streefdoelen. Streefdoelen op het gebied van instroom en rendement zijn vastgelegd, maar bijvoorbeeld de streefscore bij evaluaties is dat niet. Het auditteam constateert dat binnen de opleiding veel op het gebied van kwaliteitszorg informeel gebeurt. Het auditteam vindt dit enerzijds logisch, daar het een kleine opleiding betreft met veel contact tussen studenten, docenten en management. Anderzijds zou de opleiding er niet
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
31/57
slechter van worden wanneer meer streefdoelen worden vastgelegd en er systematischer met kwaliteitszorg zou worden omgegaan. Het auditteam is van mening dat de extra, academiebrede aandacht voor kwaliteitszorg waarvoor een platform wordt opgericht, de opleiding ten goede zal komen. Conclusie Op basis van bovenstaande kritische bevindingen en overwegingen ten aanzien van het opleidingsspecifieke kwaliteitsbeleid en de streefdoelen komt het auditteam tot het oordeel voldoende.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen • Zoals in het vorige facet gesteld, maakt de opleiding gebruik van het Fontyskwaliteitsbeleid. Deze beschrijft ook hoe de PDCA-cyclus vorm krijgt binnen de opleiding. Uitkomsten van evaluaties worden besproken met de coördinatoren en in het kernteamoverleg. Op basis van de uitkomsten hiervan neemt de opleidingscoördinator actie, in samenspraak met de betrokken docenten. Grotere onderwerpen worden besproken in het kernteam, dat bestaat uit de twee locatiecoördinatoren en drie docenten. Het houdt zich bezig met inhoudelijke besluitvorming, de kwaliteit van het onderwijsprogramma, de positionering van de opleiding en het volgen van marktontwikkelingen. • Het auditteam heeft vastgesteld dat er geen notulen worden bijgehouden van docentoverleggen, kernteamvergaderingen of managementoverleggen. Door het ontbreken hiervan kan niet vastgesteld worden of en hoe de PDCA-cyclus doorlopen wordt. • Wel ziet het auditteam duidelijke voorbeelden van verbeterbeleid, naar aanleiding van evaluaties: o op basis van klachten en opmerkingen van studenten over de zware studiebelasting heeft de opleiding ervoor gekozen om per 1 september 2010 een tweejarige deeltijdopleiding te worden, in plaats van een eenjarige voltijdopleiding; o na evaluaties onder zowel studenten als docenten is ervoor gekozen om kennisaspecten via tentamens te toetsen; o in enkele gevallen is het (gast)docentschap beëindigd na negatieve oordelen in studentenevaluties; o op de agenda van het komende docentenoverleg staat het gebruik van werkvormen, naar aanleiding van evaluaties waarbij studenten aangaven het zwaar te vinden wanneer op één dag veel dezelfde werkvormen gebruikt worden.
32/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
Overwegingen Het auditteam heeft vastgesteld dat de opleiding de afgelopen jaren effectief verbeterbeleid heeft gevoerd. De overgang van voltijd- naar deeltijdopleiding is hier een ingrijpend voorbeeld van, waarbij het auditteam van mening is dat het een verandering is die op meerdere fronten de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt. Het auditteam twijfelt niet aan de capaciteiten van de opleiding om resultaten van evaluaties om te zetten in concreet beleid. Omdat de opleiding echter vrij informeel te werk gaat en geen verslag legt van vergaderingen, is het voor het auditteam niet mogelijk om goed inzicht te krijgen in hoe de PDCA-cyclus precies functioneert. Het auditteam zou het raadzaam vinden wanneer, onder andere in het kader van de externe verantwoording, de opleiding verslag zou doen van formele bijeenkomsten en vergaderingen. Conclusie Op basis van bovenstaande kritische bevindingen en overwegingen, ten aanzien van het ontbreken van formele documenten en het gebrek aan inzichtelijkheid in hoe het gevoerde verbeterbeleid tot stand komt, komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Hierbij is meegewogen dat studenten tevreden zijn over de mate waarin ze gehoord worden.
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen • Studenten worden formeel betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding door de evaluaties van verschillende studieonderdelen. Docenten worden formeel betrokken bij de kwaliteitszorg van de instelling door middel van de jaarevaluaties en hun deelname aan het docenten- en kernteamoverleg. De opleiding kent géén opleidingscommissie. • De opleiding onderhoudt contact met alumni door enkele van hen in te zetten als gastdocent. Afgelopen september is voor het eerst een alumnidag georganiseerd, waarbij alumni uit verschillende jaren elkaar konden treffen. Hier vond geen reflectie op het opleidingsprogramma plaats, aldus alumni met wie het auditteam gesproken heeft. • De opleiding kent geen werkveldcommissie. Vertegenwoordigers uit het werkveld met wie het auditteam gesproken heeft, gaven aan nauw betrokken te zijn bij de opleiding. Ze gaven aan dat er ruimte is om eventuele kritische opmerkingen rechtstreeks door te geven aan de coördinatoren. Ook melden ze het auditteam dat ze er weinig in zagen het contact met de opleiding te formaliseren en de voorkeur te geven aan informeel contact. • Uit gesprekken die het auditteam gevoerd heeft met de diverse gesprekspartners, komt naar voren dat er veelvuldig informeel contact is over de kwaliteit van de opleiding. Zowel vertegenwoordigers uit het werkveld als alumni worden ingezet als gastdocent en kunnen in die hoedanigheid input geven over de opleidingskwaliteit. Zoals al aangegeven (zie facet 5.1) is er ook veel informeel contact tussen studenten,
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
33/57
docenten en coördinatoren. Alle betrokkenen met wie gesproken is, zijn tevreden over de mate waarin de opleiding open staat voor opmerkingen die de kwaliteit van de opleiding aangaan. Overwegingen Studenten, docenten alumni en werkveld zijn in wisselende mate betrokken bij de opleiding. Het auditteam constateert dat veel contact informeel plaatsvindt. Hoewel dit logisch is bij een dergelijke kleinschalige opleiding als de master Kunsteducatie, is de betrokkenheid van bepaalde groepen stakeholders te weinig systematisch geborgd. Studenten en docenten zijn weliswaar betrokken bij de kwaliteitszorg, maar een opleidingscommissie ontbreekt, ondanks het feit dat dit een wettelijke verplichting is voor een bekostigde opleiding conform artikel 10.3c van de WHW. De opleiding dient deze omissie zo snel mogelijk te verhelpen om te voldoen aan haar wettelijke verplichtingen. Conclusie Op basis van de zeer kritische bevindingen en overwegingen ten aanzien van het ontbreken van een opleidingscommissie en werkveldcommissie, en gebrek aan een formeel geborgd contact met alumni en werkveld komt het auditteam tot het oordeel onvoldoende. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg De facetten 5.1 en 5.2 zijn door het auditteam beoordeeld met een voldoende, het facet 5.3 is beoordeeld met een onvoldoende. Het auditteam constateert echter dat het belangrijkste, namelijk het aanpakken van knelpunten in de opleiding, adequaat gebeurt. Op basis hiervan én op basis van de extra aandacht die de kwaliteitszorg het komende jaar academiebreed gaat krijgen, komt het auditteam tot een positief oordeel op het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’.
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen • Het afsluitende onderdeel van de studie Kunsteducatie is de Meesterproef. Dit is een zelfstandig praktijkonderzoek, dat een bijdrage dient te leveren aan de ontwikkeling en vernieuwing van de kunsteducatie. Studenten moeten op verantwoorde wijze een onderzoek kunnen ontwerpen en uitvoeren en de resultaten schriftelijk rapporteren en presenteren. Het onderwerp kan door de student zelf gekozen worden, of er kan gebruik gemaakt worden van de onderzoeksprojectbank. Hierin zijn onderzoeksvragen opgenomen die door instellingen uit het werkveld worden aangereikt. Het auditteam heeft de opdrachten in de bank bestudeerd en achten die een goed beeld geven van de behoeften van de praktijk. Meestal wordt toch gekozen
34/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
•
•
•
•
•
•
voor een eigen onderwerp. Het onderzoek vindt altijd plaats bij een instelling. De studielast van de meesterproef bedraagt 22 EC. In het document De meesterproef – Wat, waarom, hoe? (2010) heeft de opleiding de benodigde informatie voor studenten over het afstuderen vastgelegd. Hieraan is ook toegevoegd een leeg beoordelingsrapport, het begeleidingsprotocol, een lijst met tips en een format voor een onderzoeksplan. De meesterproef kent drie fases, die enige overlap kennen. Fase 1 bestaat uit het maken van een onderzoeksplan, fase 2 uit het verzamelen en verwerken van gegevens en fase 3 uit het schrijven van de onderzoeksrapportage. Het onderzoeksplan moet zijn goedgekeurd voordat een student mag beginnen met schrijven. Bij het afstuderen zijn betrokken: de begeleider, de examinator en de onderzoekscommissie. De onderzoekscommissie bespreekt het onderzoeksplan van een student en beslist of een student mag starten met het onderzoek. De commissie bestaat uit deskundigen van de opleiding en soms van daarbuiten. De begeleider is verantwoordelijk voor de begeleiding van de student en is de eerste beoordelaar. Ook stelt hij een begeleidingsverslag op. De examinator fungeert als tweede lezer. Hij beoordeelt de meesterproef en het bijbehorende begeleidingsverslag en komt samen met de begeleider tot het cijfer. Het auditteam heeft elf meesterproeven bestudeerd en is van mening dat het eindniveau dat hier uit sprak overeenkwam met het niveau dat verwacht mag worden van een master kunsteducatie. Bij verschillende meesterproeven had het auditteam wel enige opmerkingen bij de onderzoeksopzet en de manier waarop bronnen vermeld werden. In enkele gevallen was het auditteam van mening dat de beoordeling wat hoog uitviel, in één geval was er twijfel of het eindwerkstuk wel met een voldoende beoordeeld had moeten worden, mede gezien het commentaar van de beoordelaar op cruciale punten als de helderheid van de onderzoeksvraag en een gering vermogen tot analyse. Uit het gesprek dat het auditteam gevoerd heeft met vertegenwoordigers uit het werkveld bleek dat deze tevreden zijn over het niveau van de afgestudeerden. Vertegenwoordigers uit het werkveld gaven aan dat de meesterproeven die studenten bij hen deden ook werkelijk gebruikt worden in de praktijk. Alumni met wie gesproken is, toonden zich eveneens zeer tevreden met hetgeen ze in de master kunsteducatie hebben geleerd. Alumni gaven onder andere aan dat ze zelfverzekerder waren geworden, een betere docent waren geworden, beter waren geworden in netwerken en dat ze meer inzicht hadden in beleidsvoorbereiding.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat het gerealiseerde eindniveau, dat spreekt uit de eindwerkstukken, aansluit bij wat verwacht mag worden van een master Kunsteducatie. Enige opmerkingen heeft het auditteam bij de manier waarop studenten een onderzoeksopzet maken en met bronvermeldingen omgaan. De eindwerkstukken voldoen qua onderwerpkeuze, niveau en relevantie voor de praktijk. Ten aanzien van de beoordeling van de eindwerkstukken merkt het auditteam op dat deze soms aan de hoge kant zijn. Het afnemend werkveld is tevreden over de eindproducten, wat blijkt uit de met het auditteam
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
35/57
gevoerde gesprekken en uit het feit dat Meesterproeven in de praktijk geïmplementeerd worden. Het auditteam vindt het positief dat alumni eveneens tevreden zijn over de opleiding. Procedures rond het afstuderen zijn helder en adequaat. Conclusie Op basis van bovenstaande kritische overwegingen en bevindingen ten aanzien van onder andere de relatief hoge beoordelingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende.
Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen • De opleiding hanteert verschillende streefcijfers die betrekking hebben op de rendementen. Ten eerste zijn er streefcijfers voor de instroom: de opleiding mikt op een instroom van 10 studenten per jaar in Maastricht en 15 studenten per jaar voor Tilburg. Deze streefcijfers waren van toepassing op de oude, eenjarige opleiding, en zijn nog steeds van toepassing op de huidige deeltijdopleiding. • Voor de voltijdopleiding streefde de opleiding naar een opleidingsrendement van 20 procent na één jaar en een opleidingsrendement van 80 procent na twee jaar. De gemiddelde studieduur waar de opleiding naar streefde was 1,5 jaar (zowel voor de geslaagden als de uitvallers) en het streefcijfer voor de uitval was 15 procent. • Bovengenoemde streefcijfers werden de afgelopen jaren deels behaald: o de streefcijfers voor de instroom werden, over de afgelopen vier jaar gemeten, slechts één jaar niet gehaald; o het slagingspercentage na één jaar werd over de afgelopen vier jaar gezien één maal gehaald en één maal bijna; hetzelfde geldt voor het slagingspercentage na twee jaar (waarbij voor instroomjaar 2009 niet vastgesteld kan worden of het slagingspercentage na twee jaar gehaald is en dus gemeten is over drie jaren); o het streefcijfer voor het uitvalpercentage werd in ieder geval twee jaren niet gehaald, voor de overige twee jaren is nog niet vast te stellen of het gehaald wordt; o het streefcijfer voor de gemiddelde verblijfsduur van de geslaagden werd, over de drie jaren waar dit gemeten kon worden, eenmaal behaald. Aan het streefcijfer met betrekking tot de studieduur van de studiestakers werd voldaan. Voor de gemiddelde verblijfsduur per cohort geldt overigens dat nog niet definitief valt vast te stellen wat het cijfer is. Aangezien uit een paar cohorten nog mensen studeren, ligt het in de rede dat of de gemiddelde verblijfsduur van de geslaagden, of de gemiddelde verblijfsduur van de studiestakers, of beide, nog gaan stijgen.
36/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
•
•
•
De rendementsstreefcijfers voor de deeltijdopleiding zijn nog niet formeel vastgesteld. Uit het gesprek dat het auditteam gevoerd heeft met het opleidingsmanagement, blijkt dat voor de nieuwe deeltijdopleiding gestreefd wordt naar een slagingspercentage van 75 procent. De termijn waarin dit rendement behaald dient te worden is (nog) niet vastgesteld. De opleiding is van mening dat de studieduur van ondergeschikt belang is. De groep studenten waar het om gaat zijn voor het overgrote deel wat oudere studenten, die reeds een baan en/of gezin hebben. Hierdoor heeft de opleiding in veel gevallen geen invloed op factoren die leiden tot studievertraging en -uitval. Ook kan worden uitgegaan van een grotere mate van eigen verantwoordelijkheid dan in een bacheloropleiding het geval is. De opleiding heeft uit evaluaties geconcludeerd dat er een duidelijk aanwijsbare reden is voor de tegenvallende rendementen van de afgelopen jaren, namelijk het zeer intensieve karakter van de voltijdopleiding, voornamelijk in het eerste semester. Hierdoor namen studenten in het tweede semester vaak een tijdelijke stop in hun studie, om voorrang te geven aan hun (deeltijd)baan, wat leidde tot studievertraging. Wat ook meespeelde was dat veel studenten een omvangrijkere baan aanhielden dan door de opleiding werd aangeraden (meer dan 0.4 fte). Op basis van bovenstaande constatering is besloten de opleiding om te vormen tot een deeltijdopleiding (zie ook facet 2.2 en 2.4). Verbetermaatregelen die de opleiding het komende jaar gaat treffen, zijn het houden van exitinterviews met uitvallers, om zo een beter beeld te krijgen van de redenen van uitval, en het gebruik van een verbeterd studievoortgangregistratiesysteem.
Overwegingen Het auditteam constateert dat de opleiding enkele streefcijfers hanteert, maar dat deze nog niet formeel zijn vastgelegd voor het nieuwe, tweejarige programma en niet volledig zijn. Het auditteam constateert ook dat de streefcijfers die de afgelopen jaren gehanteerd zijn beperkt gehaald worden en dat rendementen sterk wisselen. Dit is naar mening van het auditteam echter inherent aan een kleine (deeltijd)opleiding, waarbij een vertraging van enkele studenten grote gevolgen heeft voor de cijfers, waardoor zeer goede rendementen worden afgewisseld met mindere resultaten. Het auditteam heeft begrip voor de opvatting van de opleiding dat de tijd die studenten nodig hebben om de opleiding te completeren van minder belang is dan dat ze de opleiding afmaken. Gezien de getroffen verbetermaatregelen, in het bijzonder de overgang van voltijd- naar deeltijdstudie, ligt het volgens het auditteam in de rede dat meer studenten de eindstreep zullen halen en de rendementen zullen stijgen. Conclusie Op basis van bovenstaande kritische overwegingen en bevindingen ten aanzien van (het ontbreken van) enkele streefcijfers en het maar ten dele voldoen aan de streefcijfers die er zijn, komt het auditteam tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Resultaten Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Resultaten’ positief.
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
37/57
38/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
3
Bijlagen
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
39/57
40/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
Bijlage 1:
Deskundigheden leden van het auditteam
Opleiding Master Kunsteducatie, Fontys Hogescholen
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
Lid auditteam NQA: De heer drs. J.G. Betkó
X
Lid auditteam NQA: Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse
Lid auditteam: Mevrouw drs. M.G.M. Groenendijk
Relevante werkvelddeskundigheid
Studentlid auditteam: Mevrouw A.H. Bandringa-Hendriks
Lid auditteam: Mevrouw M.J. van Hoorn
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de leden van het auditteam:
Mevrouw M.J. van Hoorn Mevrouw Van Hoorn is ingezet als lid van het auditteam vanwege haar onderwijsdeskundigheid alsmede vanwege haar werkvelddeskundigheid en haar internationale deskundigheid. Mevrouw Van Hoorn heeft de staatsdiploma’s Handvaardigheid A en B behaald aan de Academie voor Beeldende Vorming Amersfoort (1976 en 1978). Van 1978 tot en met 1984 was zij werkzaam als docent Handenarbeid en Kunstgeschiedenis op verschillende scholen voor voortgezet onderwijs, tussen 1980 en 1992 was zij regelmatig werkzaam in de Verenigde Staten, van 1984 tot 1989 als gastdocent vakdidactiek aan de verschillende universiteiten in de Verenigde Staten. Vanaf het studiejaar 2007-2008 is zij werkzaam als docent aan de masteropleiding kunsteducatie van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Op dit moment werkt mevrouw Van Hoorn als senior medewerker Beleid en Onderzoek bij Cultuurnetwerk Nederland, wat informatie en kennis verzamelt
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
41/57
en verspreidt over theorie, beleid en praktijk van cultuureducatie in Nederland en het buitenland voor belangstellenden en belanghebbenden uit het onderwijs, de vrije tijd, kunst en cultuur en beleid. Zij is daarbij verantwoordelijk voor de eenheid Studies en Onderzoek en het doen van onderzoek naar cultuureducatie in het onderwijs en de opbouw van netwerken van onderzoekers op het gebied van cultuureducatie (Cultuur+Educatie 16, 2006). Zij is daarnaast hoofdredacteur van Cultuur+Educatie, een thematische, theoretische reeks over cultuureducatie. Voor deze visitatie heeft mevrouw Van Hoorn onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is zij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1966 – 1971 Havo, Rijksscholengemeenschap Lochem 1976 en 1978 Staatsdiploma’s Handvaardigheid A en B, Academie voor Beeldende Vorming Amersfoort 1993 NIMA-A 1996,’97,’98 Informatief Schrijven en Journalistiek Schrijven, Hogeschool van Utrecht, FORUM Werkervaring: 1978 – 1984 Docent Handenarbeid en Kunstgeschiedenis op verschillende scholen voor voortgezet onderwijs: het Zandevelt College te ’s Gravenzande (havo en vwo); de Gemeentelijke Dag- en Avondschool voor Volwassenen (mavo, havo en meao) en de Katholieke Technische School te Voorhout 1983 – 1984 Research assistant J.P. Getty Trust 1984 – 1989 Gastdocent vakdidaktiek aan Penn State University, University of New York, State University of New York at New Paltz en Skidmore College 1984 – 1990 Algemeen stafmedewerker voortgezet onderwijs LOKV 1990 – 1991 Waarnemend hoofd van de afdeling onderwijs LOKV 1984 – 1989 Gastdocent vakdidactiek aan Penn State University, University of New York, State University of New York at New Paltz en Skidmore College 1986 – 1992 Adviseur Pace (Performance Assessment Collaboratives for Education, Harvard Graduate School of Education, Cambridge) 1991 – 1999 Stafmedewerker Onderzoek en Ontwikkeling LOKV 1993 – 1998 Lid kernredactie tijdschrift Kunst & Educatie (deeltijd) 1999 – heden Senior Beleid en onderzoek Cultuurnetwerk Nederland 2007 – heden Docent Literatuuronderzoek en Praktijkonderzoek Master Kunsteducatie AHK 2007 – heden Peer-reviewer voor het International Journal of Education through Art. Overig: 2008 – heden Voorzitter SBKV (Samenwerkingsberaad Kunstvakken) 2007 – 2008 Domeindeskundige visitatiecommissie accreditatie twee docentenopleidingen beeldende vorming (respectievelijk HKU en AHK) 2004 – 2008 Lid Adviescommissie (educatie en amateurkunst) Meerjarenbeleidsplan Cultuur gemeente Den Haag 2000 – 2004 Lid adviescommissie Culturele Diversiteit gemeente Den Haag, Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn. 2000 – heden Lid adviescommissie Culturele Projecten gemeente Den Haag, Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn. 1998 – heden Lid adviescommissie Goede Praktijk van Bureau Erfgoed Actueel. 1998 – heden Lid adviescommissie provincie Noord Holland voor het project Cultuur en School.
42/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
1995 – 1998 1990 – 1992 1985 – 1992 1989 – 1996 1987 – 1996 1985 – 1990 1982 – 1984
Adviseur voor nascholingsaanbod voor docenten in het voortgezet onderwijs voor de Hogeschool voor de Kunsten (HKU) in Utrecht. Organisatie van de examens beeldende vakken voor het Voortgezet Speciaal Onderwijs(VSO). Lid Algemeen Voortgezet Onderwijs (AVO) Commissie Kunstzinnige vakken. Vice-voorzitter van de European Council van de International Society for Education through Art (InSea). Secretaris International Society for Education through Art (InSea) Nederland. Rijksgecommitteerde examens vakdidactiek aan opleidingen voor leraren in de beeldende vakken. Bestuurslid van de Vereniging voor Leraren Handenarbeid (VLH).
Recentste publicaties: Haanstra, F. & Hoorn, M. van (2009). Culturele invloeden op de esthetische beoordeling van beeldend werk : een replicatieonderzoek naar de theorie van de U-vormige beeldende ontwikkeling. (Cultuur+Educatie 24). Utrecht, Cultuurnetwerk Nederland. Hoorn, M. van, Hagenaars, P. & Maaijwee, J-P (2009). Cultuureducatie in Europees perspectief. Kunstzone, 8 (7/8), 4-5. Ros, B., Hagenaars, P., Hoorn, M. van & IJdens, T. (2009). Conference reader CICY. Utrecht /Brussel Cultuurnetwerk Nederland /CANON Cultuurcel.
Mevrouw drs. M.G.M. Groenendijk Mevrouw Groenendijk is ingezet als lid van het auditteam vanwege haar onderwijsdeskundigheid op het gebied van vakdidactiek van de beeldende vakken en haar domeindeskundigheid op het gebied van beeldende kunst en vormgeving en kunstgeschiedenis. Mevrouw Groenendijk heeft een uitgebreide ervaring met beeldende vakken in alle vormen van onderwijs. Daarnaast heeft zij veel inzicht in onderwijsontwikkelingen en consequenties daarvan voor de lespraktijk. Mevrouw Groenendijk heeft een groot aantal publicaties op haar naam staan en werkte aan vele onderzoeken op het gebied van kunsttheorie en -praktijk en de vorming van esthetisch oordeel. Door haar werkzaamheden in het buitenland beschikt mevrouw Groenendijk tevens over internationale deskundigheid. Voor deze visitatie is mevrouw Groenendijk individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1976 1980 1981 1986 – 1988 1989 1989 – 1992
1995 2005
VWO, Christelijk Lyceum, Alphen aan den Rijn 2de graads docent tekenen en handenarbeid, Stichting Leraren Opleiding Utrecht 1ste graads docent tekenen, Amsterdamse Academie voor Beeldende Vorming nascholingscursussen tekenen en schilderen, HKU, Utrecht cursus leerlingbegeleiding en schooldecanaat, Utrecht Nascholing Woord en beeld, Vrije Universiteit, Amsterdam Kunstpsychologie, Universiteit van Nijmegen, Filosoferen met kinderen, Universiteit van Amsterdam Doctorandus Kunstgeschiedenis Nieuwste Tijd (cum laude), Vrije Universiteit Utrecht Cursus Kernreflectie 1, instituut Multilevel learning
Werkervaring: 1981 – 1987 Docent tekenen en handenarbeid, Comenius College, Hilversum 1983 – 1987 Docent handschriftverbetering, Comenius College, Hilversum
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
43/57
1983 – 1989 Docent tekenen, Farel College, Amersfoort 1985 – heden Docent vakdidactiek tekenen en handenarbeid, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, 1985 – 1987 Coördinator nascholing docenten beeldende vakken, Academie voor beeldende Vorming Amersfoort 1987 Vervanger vakdidactiek tekenen en handenarbeid, Lerarenopleiding de Witte Lelie, Amsterdam 1989 – 1993 Docent vakdidactiek Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afdeling docentenopleiding beeldende vorming 1998 – 2008 Clustercoördinator Kunst en Cultuur, CEVO, Utrecht 2008 -- heden Vaksectievoorzitter beeldende kunst en Vormgeving CvE 2004 – heden Docent en trainer didactische cursus HKU 2009 – heden Docent Master kunsteducatie HKU Diversen: 1993 – 1997
bestuurslid NVTO Nederlandse Vereniging voor Beeldend Onderwijs (voorheen tekenonderwijs) 1993 – heden inhoudelijk organisator studiedagen docenten beeldende vakken voor de NVTO 2004 – heden Cumulus netwerk Finland, Zürich, Rotterdam, Denemarken en Noorwegen. Diverse projecten internationale samenwerking 1998 – heden Interdisciplinaire projecten op locatie Maart 2006 gastdocentschap Rovaniemi University, Rovaniemi, Finland
Mevrouw A.H. Bandringa-Hendriks Mevrouw Bandringa is ingezet als studentlid. Zij volgt de opleiding master Kunsteducatie aan de Willem de Kooning Academie te Rotterdam, waar zij betrokken is bij de organisatie van de expo. Mevrouw Bandringa is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is mevrouw Bandringa aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2009 – 2011 2010 2009 2007 2004 2003 1998 – 2003 1993 – 1998
Master Kunsteducatie Willem de Kooning Academie - Rotterdam Cursus Film in het vak CKV - VU - Amsterdam Cursus De Cultuurkaart – Beslispunten - VU - Amsterdam Cambridge English Advanced Cursus Kunst en Cultuur in de Nieuwe Onderbouw - VU - Amsterdam Cursus Cultuurcoördinator - VU Amsterdam Docentenopleiding Beeldende Kunst en Vormgeving - Windesheim - Zwolle HAVO Greijdanus College - Zwolle
Werkervaring: 2010 – heden 2010 2006 – heden 2005 – heden 2004 – 2005 2001 – 2005
Thesis Augmented reality in het kunstonderwijs Redactie expositie Werk insp. Werk/ Work insp. Work Sectievoorzitter vak CKV Docent handvaardigheid, tekenen en CKV - CSG Willem van Oranje - Oud-Beijerland Voorzitter werkgroep leergebied `Kunst en Cultuur’ Cultuurcoördinator
44/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
2001 – 2005 2000 – 2001
Docent handvaardigheid - Greijdanus College - Zwolle Docent tekenen - Guido de Bres - Amersfoort
Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse Mevrouw Dekker is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ruime ervaring met visitaties in alle sectoren van het hbo en in het wo. Zij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en heeft cursussen gevolgd bij Lloyd’s, daarnaast verzorgt zij trainingen over het visitatie- en accreditatiestelsel voor auditoren hoger onderwijs. Haar kennis van het hoger onderwijs is ondermeer ontstaan door docentschap WU en onderwijskundige cursussen. Opleiding: 1977 – 1983 1983 – 1989
VWO, Christelijke Scholengemeenschap Walcheren te Middelburg Opleiding Tuinbouwplantenteelt, Wageningen Universiteit
Werkervaring: 1990 – 1991 Adviseur bij Tuinbouwkundig Adviesbureau 1991 – 1995 Toegevoegd docent Wageningen Universiteit, vakgroep Tuinbouwplantenteelt, belast met onderwijsontwikkeling 1995 – 2004 Beleidsmedewerker afdeling Kwaliteitszorg, HBO-raad, 7 visitatietrajecten in diverse sectoren/domeinen van het hbo. 2004 – heden NQA: senior auditor, adviseur en accountmanager Cursussen: Training Auditor Hoger Onderwijs, oktober 2003, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Tweedaagse cursus Interne Kwaliteitsaudits, december 2002, Lloyd’s Register
De heer drs. J.G. Betkó De heer Betkó is ingezet als NQA-auditor. In zijn functie als bestuurslid van de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) heeft hij ervaring opgedaan met verschillende aspecten van het hoger onderwijs, zoals bekostiging, accreditatie, medezeggenschap en excellentie. Hij is in die hoedanigheid betrokken geweest bij de totstandkoming van het nieuwe accreditatiestelsel. In de beoordelingscommissies “Studiekeuzegesprekken – wat werkt?” heeft hij tweemaal een subsidie van OCW helpen verdelen onder hogescholen en universiteiten die willen experimenteren met studiekeuzegesprekken. Hij is ingewerkt in de werkwijze van NQA en heeft ervaring met meerdere visitaties. Opleiding 1999 – 2007
Geschiedenis, Radboud Universiteit
Werkervaring 2007 – 2009 2008 – 2009
Landelijke Studenten Vakbond: bestuurslid Lid beoordelingscommissie “studiekeuzegesprekken – wat werkt?” (deel I en II, onder begeleiding van SURF) 2009 – heden Netherlands Quality Agency: junior auditor
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
45/57
46/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
47/57
48/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
49/57
50/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
51/57
52/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Auditteam)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met studenten studenten In verband met werkzaamheden van een van de studenten willen we graag starten met de studentenvertegenwoordiging
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
13.15 – 14.00 uur
Gesprek met docenten
Docenten
14.00 – 14.45 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden Zie opgave
- begeleiders onderzoek in het werkveld - Werkgevers afgestudeerden - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar)
14.45 – 17.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern overleg auditteam
(Auditteam)
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
Opleidingsmanagement
53/57
54/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
Bijlage 4
1.
2. 3.
4.
5. 6.
7.
8. 9.
10. 11.
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
Beleidsdocumenten op opleidings- en hogeschoolniveau waaruit in kwalitatieve en kwantitatieve zin blijkt hoe in de afgelopen jaren aan de opleiding gestalte is gegeven en welk beleid de opleiding de komende jaren voor ogen heeft. Onderwijsbeleid en toetsbeleid. Een representatieve selectie uit het studiemateriaal, zoals: • Readers/syllabi (selectie) • Moduleboeken en handleidingen of studiewijzers (compleet overzicht), • (Stage- en afstudeer)handleidingen • Literatuurlijst en boekenlijst + selectie van boeken (onderscheiden in verplicht en aanbevolen) • Projectopdrachten (selectie). Een representatieve set van gemaakte toetsen (inclusief beoordelingen): • Toetsen • Opdrachten • Portfolio’s en assessments • Stageverslagen • Projectverslagen. Personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren, scholingsplan). Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem: • Beleid, overzicht van evaluatie-instrumenten, streefcijfers • Recente evaluatierapporten (zowel intern als extern, inclusief de meetinstrumenten en de analyses) van aspecten van het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties door studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidsonderzoek, uitkomsten en analyses van evaluaties en verbeteractiviteiten. Samenstelling van relevante overlegorganen (opleidingscommissie, werkveldadviescommissie, examencommissie, stafoverleg, e.a.) statuten/reglementen en /notulen van de overlegorganen. Overzicht van externe contacten en aard van die contacten. Afstudeerproducten (zie lijst van 25), inclusief beoordelingen voor zo ver aanvullend op de reeds toegestuurde documenten. In het geval niet alle eindkwalificaties (facet 1.1) in de eindwerkstukken worden beoordeeld, wil het auditteam van enkele van de studenten ook de producten inzien, waaruit blijkt dat de overige eindkwalificaties zijn bereikt (facet 6.1). Dit kunnen bijvoorbeeld portfolio’s, stagewerkstukken/-verslagen of andere producten zijn. Deze informatie ligt tijdens de visitatie ter inzage. De meest recente voorlichtingsbrochure en overig relevant voorlichtingsmateriaal. Alle overige documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst.
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
55/57
56/57
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Vergelijking competenties uit het landelijke opleidingsprofiel met de opleidingscompetenties van Fontys - Zuyd: KVDO-competenties creërend vermogen onderzoekend vermogen (kunst)pedagogisch en didactisch vermogen operationaliserend vermogen vermogen tot kritische reflectie innovatief vermogen communicatief vermogen vermogen tot samenwerken omgevingsgerichtheid
competenties Fontys - Zuyd kunstzinnige ontwikkeling onderzoeksvaardigheden ontwikkeling van onderwijs/educatie training en begeleiding organisatie en beleid, onderzoeksvaardigheden onderzoeksvaardigheden persoonlijke en professionele ontwikkeling, kunstzinnige ontwikkeling communicatie en samenwerking training en begeleiding communicatie en samenwerking organisatie en beleid
© NQA – audit bestaande hbo-masteropleiding Master Kunsteducatie
57/57