Idris, Amarant Groep
Alles over LVB, de handleiding Handleiding voor hulpverleners voor het geven van psycho-educatie; voorlichting over een licht verstandelijke beperking aan jeugdigen met deze beperking en hun ouders
Milou Rosenboom (studentnummer) Leerwerkproject in het kader van de Master of Education in pedagogical studies Scriptiebegeleidster Fontys: Monique van Empel-Dentener Methodoloog Fontys: Cristel Elias Begeleidster Idris: Lesley Boons Breda, mei 2013
Inhoudsopgave Inleiding..............................................................................................................................................3 1.
een Licht Verstandelijke beperking in vogelvlucht .......................................................................5 1.1
Definitie ..............................................................................................................................5
1.2 Kenmerken van een licht verstandelijke beperking ....................................................................7 2. Psycho-educatie aan ouders en hun kind ........................................................................................8 2.1 Wie geeft psycho-educatie? ......................................................................................................8 2.2 Een voorbeeld ...........................................................................................................................8 2.3 Communiceren op niveau........................................................................................................ 11 Afstemmen van communicatie .................................................................................................. 12 Oplossingsgerichte gespreksvoering .......................................................................................... 13 2.4 omgaan met weerstand .......................................................................................................... 15 3. Oefeningen voor het geven van psycho-educatie aan ouders (met hun jeugdigen) ........................ 17 3.1 In gesprek aan de hand van de strip met ouders en jeugdigen ................................................. 17 3.2 In gesprek met ouders aan de hand van tekst .......................................................................... 18 Ontwikkelingstaken jeugdigen met voorbeelden van vaardigheden.......................................... 19 Ontwikkelingstaken adolescenten met voorbeelden van vaardigheden ..................................... 22 3.3 Wat heeft je kind nodig? ......................................................................................................... 24 Toekomst: ..................................................................................................................................... 25 4. Oefeningen voor het geven van psycho-educatie aan jeugdigen................................................ 26 4.1 Jouw IQ ................................................................................................................................... 27 4.2 Voor meiden ........................................................................................................................... 29 4.3 Voor jongens ........................................................................................................................... 30 4.4 Wat heb je nodig? ................................................................................................................... 31 4.5 Toekomst ................................................................................................................................ 32 Bibliografie ....................................................................................................................................... 33
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 2
Milou Rosenboom
Inleiding Deze handleiding geeft concrete handvatten voor jou als hulpverlener om psycho-educatie over een licht verstandelijke beperking (LVB) te geven aan jeugdigen met een LVB en hun ouders, met of zonder LVB. Het uitgangspunt van deze handleiding is dat hij niet statisch is. Het is een hulpmiddel die je flexibel zal moeten inzetten. Dit vraagt creativiteit van jou als hulpverlener, maar ook zekerheid. Wanneer je het zelf moeilijk vindt om over dit onderwerp te praten, zal het voor ouders en jeugdigen ook moeilijk worden. Daarom wordt geadviseerd om onzekerheid of moeilijke situaties, die zich kunnen voordoen tijdens het geven van psycho-educatie, te bespreken met collega’s of je leidinggevende. Als hulpverlener dien je over voldoende kennis van de doelgroep te beschikken en daarbij zul je moeten kunnen aanvoelen op wel niveau de cliënt de informatie het beste aangereikt kan krijgen. Het is belangrijk om aan te sluiten bij het niveau van zowel de jeugdige als de ouder. Er wordt vanuit gegaan dat de omgeving van de jeugdige dezelfde worsteling ervaart als de jeugdige zelf (Bode & Bom, 2008). Wanneer de omgeving onvoldoende kennis bezit kan veel onbegrip ontstaan bij zowel ouders, familie als hulpverleners (Luijten, 2004). Het gaat erom dat de betekenis van de beperking verandert voor ouders en kind naarmate zij kennis hebben, want de beperking zal niet verdwijnen (Boom, 2011). Het is voor hulpverleners de taak om deze kennis aan te reiken, op een respectvolle en passende manier. Rekening houdend met de mogelijkheden van de jeugdige betekent het dat de hulpverleners aanpassingen zal moeten doen met betrekking tot het geven van informatie. Zo zullen er aanpassingen zijn op het gebied van taal, omdat deze zo eenvoudig mogelijk moet zijn. Hierbij vinden jeugdigen het leuk als zij hun eigen woorden mogen kiezen tijdens het gesprek, zo wordt de jeugdige direct actief betrokken en weet de hulpverlener zeker dat de jeugdige het begrijpt (Boom, 2011). Het gaat erom dat ouders en hun kind weten waar de kwetsbaarheid zit in de LVB. Waardoor raken zij gefrustreerd, treedt paniek of blokkade op, raken zij in conflict? Waar zit de onmacht en waar liggen juist de krachten? De hulpverlener zal hierin continu het gevoel van de cliënt als vertrekpunt kunnen nemen, om de aansluiting te vinden. Zijn ouders bijvoorbeeld gespannen, kan dit het uitgangspunt worden. Wat maakt ouders gespannen en wanneer is dit gevoel er juist niet? Het heeft geen zin om erover te praten als ouders veel weerstand tonen, dan komt het niet binnen. Wel kan de hulpverlener proberen het onderwerp bespreekbaar te maken. Probeer ze het belang te laten zien. Wanneer ouders inzicht krijgen in de behoeftes van hun kind, ontstaat vanzelf meer grip op de situatie. Ze leren signalen beter te herkennen en hebben hier begrip voor en daarbij hebben ze woorden zodat zij er samen over kunnen praten (Boom, 2011). In deze handleiding wordt in vogelvlucht uitgelegd wat een licht verstandelijke beperking inhoudt. Raadpleeg voor meer informatie het onderzoeksverslag “Alles over LVB”, een onderzoek naar het geven van psycho-educatie over een licht verstandelijke beperking aan jeugdigen met deze beperking
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 3
Milou Rosenboom
en hun ouders. Daarbij worden een aantal tips gegeven voor gespreksvoering. Vervolgens worden voorbeelden gegeven op welke manier je als hulpverlener psycho-educatie kunt geven. Hierbij worden een aantal oefeningen en/of hulpmiddelen aangereikt.
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 4
Milou Rosenboom
1. een Licht Verstandelijke beperking in vogelvlucht 1.1 Definitie Er bestaan verschillende definities van een licht verstandelijke beperking (LVB). Dit komt omdat het intelligentieniveau, hoe belangrijk ook, niet het enige kenmerk is. Daarom is er in de praktijk een formele definitie en een praktijkdefinitie ontstaan (de Beer, De kleine gids. Mensen met een licht verstandelijke beperking 2012, 2012). De formele definitie staat in de DSM-IV (2000) wat de afkorting is van Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. In dit Amerikaanse boek wordt de diagnose van psychische aandoeningen beschreven en daarbij in veel landen gebruikt voor psychiatrische diagnostiek. De DSM-V is in ontwikkeling en komt in mei 2013 uit. In deze nieuwe DSM zullen een aantal verschillen zichtbaar zijn in de definiëring van een verstandelijke beperking. Zo verdwijnen ondermeer de vier verschillende niveaus op IQ-indeling en de leeftijdsgrens van 18 jaar als voorwaarde voor het ontstaan van een verstandelijke beperking (Expertisecentrum verstandelijke beperking, 2011-2012). In de DSM-IV wordt een verstandelijke beperking in het hoofdstuk ‘Mental Retardation’, ook wel zwakzinnigheid, genoemd. Criteria voor de diagnose ‘verstandelijke beperking’ -
Verstandelijk duidelijk onder het gemiddelde functioneren: een IQ van ongeveer 70 of lager bij een individueel toegepaste IQ-test;
-
Gelijktijdig aanwezige tekorten in of beperkingen van het huidige aanpassingsgedrag op ten minste twee van de volgende terreinen: communicatie, zelfverzorging, zelfstandig kunnen wonen, sociale en relationele vaardigheden, gebruikmaken van gemeenschapsvoorzieningen, zelfstandig beslissingen nemen, functionele intellectuele vaardigheden, werk, ontspanning, gezondheid en veiligheid;
-
Begin voor het achttiende jaar.
Voor een ‘Mild Mental Retardation’, dus een LVB wordt een IQ gehanteerd van 50-55 tot ongeveer 70. In 2004 kondigde het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een maatregel aan waarbij de bovengrens van het IQ voor jeugdigen met een LVB op 75 werd gesteld. Dit hield in dat jeugdigen met een IQ daarboven geen gebruik meer konden maken van gespecialiseerde, gefinancierde zorg vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Maar in de praktijk blijkt echter dat jeugdigen met een IQ tussen de 70 en 85 vaak ernstig probleemgedrag ontwikkelen en deze specialistische LVB-zorg wel nodig hebben. Niet alleen het IQ bepaalt de beperking van de jeugdige, ook het sociaal aanpassingsvermogen is hierin van belang. Op dit moment heeft de
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 5
Milou Rosenboom
overheid de maatregel ingetrokken en is in samenwerking met deskundigen een praktijkdefinitie geformuleerd (de Beer, 2012) welke er als volgt uit ziet. -
IQ-score tussen de 50 en 85; én
-
Beperkt sociaal aanpassingsvermogen. Tekorten of beperkingen in het aanpassingsgedrag van wat op zijn leeftijd en bij zijn cultuur verwacht mag worden op ten minste twee van de volgende gebieden: communicatie, zelfverzorging, zelfstandig kunnen wonen, sociale en relationele vaardigheden, gebruikmaken van gemeenschapsvoorzieningen, zelfstandig beslissingen nemen, functionele intellectuele vaardigheden, werk, ontspanning, gezondheid en veiligheid: én
-
Bijkomende problematiek, zoals leerproblemen, een psychiatrische stoornis, medischorganische (lichamelijke) problemen en/of problemen in het gezin en sociale omstandigheden.
Omdat deze jeugdigen vaak ernstige gedragsproblemen laten zien hebben zij vaak behoefte aan langdurige of chronische hulp. In onderstaand model wordt de praktijkdefinitie weergegeven. Wanneer iemand een IQ-score tussen de 70 en 85 heeft moet dit worden gezien als een signaal voor het vermoeden van een LVB. Wanneer de andere kenmerken aanwezig zijn kan duidelijk worden of de jeugdige een LVB heeft of niet.
Figuur 1 (Bron: Moonen & Verstegen, 2006)
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 6
Milou Rosenboom
1.2 Kenmerken van een licht verstandelijke beperking Een licht verstandelijke beperking is aan het uiterlijk van iemand niet te zien (de Beer, 2012). Dat kan ervoor zorgen dat er geen rekening gehouden wordt met de beperking, wat we wel doen als iemand bijvoorbeeld het syndroom van Down heeft. Daarom komt het in de praktijk voor dat mensen met een LVB overschat worden en dat zorgt voor frustraties voor mensen met een LVB. Het hebben van een LVB houdt in dat er op verschillende leefgebieden beperkingen zijn en die houden allemaal verband met elkaar. In de bijlage worden deze dertien leefgebieden uitgebreid beschreven. Bij een (licht) verstandelijke beperking is er een wisselwerking gaande tussen enerzijds de intellectuele en aanpassingsvermogens van het individu en anderzijds de specifieke eisen uit de omgeving (Kraijer, 2007). De maatschappij gaat uit van personen die gemiddeld mee kunnen komen op cognitief en adaptief gebied. Dit betekent voor iemand met een LVB dat hij of zij alleen kan functioneren wanneer ondersteuning plaatsvindt op deze gebieden. Mensen met een LVB hebben een beperkt sociaal aanpassingsvermogen. Dit betekent dat zij tekortkomen op verschillende gebieden zoals communicatie, zelfverzorging, sociale en relationele vaardigheden, ontspanning, gezondheid en veiligheid (Moonen & Verstegen, 2006). In de praktijk komt dit neer op onhandigheid in sociale situaties, omdat zij bijvoorbeeld anderen niet altijd begrijpen of kunnen inschatten wat de ander wil zeggen. Hierdoor kunnen frustraties en conflicten ontstaan. Leren gaat ook moeilijker, omdat zij meer moeite hebben met abstractie en abstracte begrippen en met het onthouden van nieuwe dingen. Dit valt in de eerste levensjaren van een kind nog niet op, maar vanaf groep 3 zal een achterstand zichtbaar kunnen worden. Meestal zullen deze jeugdigen naar speciaal onderwijs gaan. Onderzoek toont aan dat jeugdigen met LVB in vergelijking met leeftijdsgenoten zonder LVB een 3 tot 4 keer grotere kans hebben op emotionele problemen, gedragsproblemen en/of psychiatrische stoornissen (Dekker & Koot, 2003). Daarbij blijkt dat deze problemen niet zomaar verdwijnen en vaak blijven bestaan (Ruiter, Dekker, Douma, Verhulst, & Koot, 2008). De meest voorkomende bijkomende problematiek bij jeugdigen met LVB die intramuraal zijn opgenomen zijn de oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD), Gedragsstoornis (CD), ADHD, reactieve hechtingsstoornis en een stoornis uit het autistisch spectrum (Vermeulen, Jansen, & Feltzer, 2007).Deze problemen kunnen zorgen voor een belemmering van de ontwikkeling omdat ze vaak te laat worden vastgesteld.
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 7
Milou Rosenboom
2. Psycho-educatie aan ouders en hun kind Er wordt vanuit gegaan dat de jeugdige een licht verstandelijke beperking heeft. Daarnaast kan het zijn dat de ouder ook een (licht) verstandelijke beperking heeft, hier wordt echter geen specifieke aandacht aan besteedt. Het is aan de hulpverlener om hier rekening mee te houden bij het geven van psycho-educatie. Het is belangrijk dat ouders zo vroeg mogelijk uitleg krijgen over de licht verstandelijke beperking van hun kind. Voor jeugdigen zelf is het goed om te starten wanneer zij in de puberteit komen. De volgende opbouw is deels gebaseerd op de cursus “psycho-educatie aan ouders en hun kind met een licht verstandelijke beperking” van de RINO-groep en deels gebaseerd op conclusies uit het onderzoek “Alles over LVB” van Milou Rosenboom. 2.1 Wie geeft psycho-educatie? Elke hulpverlener werkend bij de Amarant Groep, Idris kan met psycho-educatie te maken krijgen. Bijvoorbeeld tijdens een evaluatiebespreking wanneer een jeugdige op een groep verblijft. Of met jeugdigen zelf die vragen stellen tijdens hun verblijf, maar ook bij ambulante hulpverlening waarbij ouders er misschien wel zelf om vragen. Omdat Idris zich heeft gespecialiseerd in mensen met een licht verstandelijke beperking zullen hulpverleners al veel van dit onderwerp af weten omdat zij er dagelijks mee werken. Vergeet daarbij niet dat ouders en jeugdigen als ervaringsdeskundigen nog veel beter weten waar zij tegenaan lopen. Dat moet ook het uitgangspunt zijn; stel je vragend op en laat ouders en jeugdigen vertellen. Maak ze belangrijk en nodig ze uit hun kennis en ervaringen te delen. 2.2 Een voorbeeld Het is goed om een uitgangspunt te hebben en hierbij kun je denken aan een IQ-bepaling. Alle jeugdigen die bij Idris in behandeling zijn hebben een indicatie, neem deze als leidraad omdat het IQ vast staat. Dit betekent overigens niet dat het IQ leidend is, maar het geeft wel goed weer op welk niveau de jeugdige ongeveer functioneert. Leg uit wat zo’n niveaubepaling inhoudt, wat verbaal en performaal IQ betekent. Het verbale IQ staat voor taalvaardigheid en het performale IQ staat voor ruimtelijk vaardigheden, ook wel ruimtelijk inzicht genoemd. Hoe je dit precies kunt uitleggen wordt verderop beschreven. Zoek daarna samen naar voorbeelden van verbale en performale vaardigheden. Hierbij geven ouders en jeugdigen voorbeelden, de hulpverlener kan ze helpen door voorbeelden te helpen bedenken. Schrijf deze samen op.
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 8
Milou Rosenboom
Een voorbeeld: Vaardigheden met woorden:
Vaardigheden zonder woorden:
Telefoneren
Geld betalen
Iets vragen
Koken
Gesprek voeren
Reizen (OV, fiets, lopen)
Luisteren naar taal (radio, TV)
Verkeersborden lezen
Verhaaltjessommen
Tijd
Gevoel uiten
Wiskunde
Lezen
Dagelijkse verzorging Tekenen, techniek, handwerk
Daarna vraag je wat gedoe geeft en wat geen gedoe geeft. Wat iemand leuk vindt en minder leuk vindt. Een voorbeeld: Wat geeft geen gedoe?
Wat geeft gedoe?
Koken
luisteren naar wat er gezegd wordt
Opstaan; ochtendroutine
lezen
De tijd bijhouden
iets vragen in de winkel
Wat vind je leuk?
Wat vind je minder leuk?
Sporten
boodschappen doen
Knutselen
uitgaan
Meestal zegt dat wat iemand wel of niet leuk vindt ook iets over het verbaal en performaal IQ. Bovenstaand voorbeeld is van iemand met een verbaal zwak IQ.
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 9
Milou Rosenboom
Vervolgens ga je de normaalverdeling tekenen en koppel je dit aan vaardigheden en wat de jeugdige wel en niet leuk vindt. Wanneer je de normaal verdeling aan het tekenen bent, leg je uit dat een IQ van 100 gemiddeld is, daarna leg je uit wat hooggemiddeld is en hoogbegaafd. Daarna leg je uit wat zwakbegaafd is en verstandelijk beperkt. Vervolgens kruis je in de normaalverdeling , teken dan het IQ, zowel verbaal als performaal, op de normaalverdeling met een kruisje. Hieronder een voorbeeld:
X 69
X 81
Verbaal: 69 Performaal: 81 Het gaat er niet om dat er in gewreven wordt dat een jeugdige een licht verstandelijke beperking heeft. Zeg daarom in plaats van ‘je hebt een licht verstandelijke beperking’: Jouw IQ is ………. Dit betekent: een licht verstandelijke beperking Leg uit dat dit gaat over begrijpen, leren en kunnen. Dit kan met woorden (verbaal) en zonder woorden (performaal). Leg uit dat dit het volgende betekent op het gebied van leren, het kost:
Meer tijd
Meer hulp
Meer herhaling
Minder resultaat Tip: laat ouders/jeugdige een foto maken met hun smartphone van de tekening zodat ze er nog eens naar kunnen kijken.
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 10
Milou Rosenboom
2.3 Communiceren op niveau Er zijn verschillende mogelijkheden om in gesprek te gaan met zowel ouders als jeugdigen. Het is belangrijk om je manier van communiceren aan te passen aan het niveau van de jeugdige en de ouder. Hier zijn verschillende hulpmiddelen voor waarvan er hieronder een aantal worden toegelicht. Het is voor veel mensen met een LVB moeilijk om gesproken taal te begrijpen. Zij kunnen zich vaak moeilijker uidrukken in taal. Dit vraagt van hulpverleners, ouders en anderen die communiceren met iemand met een LVB bepaalde vaardigheden in de communicatie. Zij zullen steeds op zoek moeten gaan naar afstemming. Een aantal tips (expertisecentrum William Schrikker, 2007) welke de communicatie kunnen helpen laten slagen staan hieronder geformuleerd.
Gebruik korte zinnen
Formuleer zinnen concreet
Gebruik simpele, maar niet kinderachtige, taal;
Geef weinig keuzes;
Herhaal;
Bouw stiltes in voor verwerking;
Check of de boodschap begrepen wordt;
Pas het tempo aan;
Bespreek niet meerdere onderwerpen tegelijk;
Toon geduld;
Wees consequent en betrouwbaar in gedrag;
Ondersteun en bied hulp;
Wees betrokken maar ga niet mee in grillig gedrag;
Veroordeel niet, maar toon begrip;
Neem de mening van de cliënt serieus;
Wees betrouwbaar in afspraken en uitspraken;
Ondersteun bij moeilijke situaties en leg zaken uit;
Verdeel ingewikkelde activiteiten in stapjes;
Ondersteun opdrachten met materiaal (bijvoorbeeld plaatjes) als geheugensteuntje
Maar bovenal: toon oprechte betrokkenheid bij, interesse in en aandacht voor de ander!
Dit lijkt misschien vanzelfsprekend, maar hoe vaak vragen we in de praktijk werkelijk of iemand het heeft begrepen? Bij psycho-educatie ligt het accent echt op het begrijpen. Ga dus niet te snel! Het is niet erg wanneer er meer tijd nodig is om iets uit te leggen. Visualiseer met materiaal, kies woorden
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 11
Milou Rosenboom
die de ander echt begrijpt en doe alles in kleine stapjes waarbij je steeds checkt of de ander je heeft begrepen. Afstemmen van communicatie Vereenvoudig het taalgebruik
Beperkte woordenschat Moeite met figuurlijk taalgebruik Moeite met verbale informatieverwerking Beperkt werkgeheugen Risico op overvragen
Ga na of je elkaar begrijpt
Moeite met (verbale) informatieverwerking en productie
Gebruik visuele ondersteuning
Moeite met (verbale) informatieverwerking
Hanteer kernachtig gesproken of geschreven teksten Gebruik korte, enkelvoudige zinnen van ongeveer 5 woorden Gebruik geen impliciete boodschappen of figuurlijk taalgebruik Gebruik gangbare en concrete woorden en vermijd overkoepelend termen (trein en bus i.p.v. openbaar vervoer) maar niet te kinderachtig Gebruik dezelfde woorden als de jeugdige (neem geen straattaal over) Laat de jeugdige zelf woorden kiezen voor belangrijke begrippen Praat rustig en stel 1 vraag tegelijkertijd Zorg dat non-verbale en verbale informatie overeen komen Laat de jeugdige in eigen woorden herhalen wat er gezegd is Vraag als hulpverlener na of je de jeugdige goed begrijpt Geef de oefenstof kernachtig weer in een tekening of schets Laat de jeugdige zelf zijn verhaal verduidelijken met een tekening Gebruik bijv. pictogrammen of foto’s in de communicatie (met duidelijke betekenis voor jeugdige)
Bron: (Wit, Moonen, & Douma, 2011)
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 12
Milou Rosenboom
Oplossingsgerichte gespreksvoering Bij oplossingsgericht werken staan emancipatie van de cliënt en de ontdekkingstocht naar werkwijzen die dat proces versterken centraal (Roeden & Bannink, 2007). Bij oplossingsgericht werken wordt er met de cliënt gesproken en niet over de patiënt, zoals in het medisch model. De cliënt wordt als een expert gezien die in staat is om zelf zijn doel te bepalen en over de benodigde vaardigheden beschikt om dit doel te bereiken. De Shazer (1994) stond aan de basis van oplossingsgericht werken en hanteert de houding ‘leading from one step behind’. Hiermee zegt hij dat de hulpverlener niet hoeft te trekken, maar een stap achter de cliënt staat en samen kijkt in dezelfde richting, namelijk de toekomst. Dit betekent dat de hulpverlener zich bescheiden en geïnteresseerd opstelt, de houding van het niet-weten. De cliënt informeert de hulpverlener, die fungeert als coach die samen met de cliënt speurt naar oplossingen die de cliënt (meestal) al zelf kent, in combinatie met de sterke kanten die de cliënt bezit. De oplossingsgerichte hulpverlener past zich in de samenwerking steeds aan de motivatie van de cliënt aan en gebruikt hierbij de competenties en hulpbronnen, woorden en opvattingen van de cliënt. Wanneer een oplossing werkt gaat de cliënt ermee door, wanneer het niet werkt kan de cliënt ermee stoppen. Er zijn sterke aanwijzingen uit de praktijk dat oplossingsgericht werken goed aan kan sluiten bij mensen met een LVB (Cooke, 2003). Veel gesprekken gaan vooral over de problemen van mensen, terwijl hiermee de kans op een negatief zelfbeeld toeneemt (Roeden & Bannink, 2007). Oplossingsgericht werken richt zich op optimale samenwerking, formulering van het gewenste doel, succes uit het verleden en stapsgewijze vooruitgang. Hier wordt in dit onderzoek verder niet op ingegaan. Wel wordt aandacht besteed aan de oplossingsgerichte gespreksvoering. Deze manier van bevragen en onderzoeken kan helpen het gesprek aan te gaan. Er worden een aantal mogelijkheden beschreven. Onder elke mogelijkheid worden een aantal voorbeelden aan vragen geformuleerd, welke aansluiten bij het geven van psycho-educatie over een LVB. Deze vraagstelling kan ondersteunend werken om jeugdigen zelf tot antwoorden te laten komen! Vragen naar het doel. Als start om het doel te bepalen kan de hulpverlener de wondervraag inzetten. Een voorbeeld van zo’n wondervraag is: ‘Stel je gaat vannacht slapen en er gebeurt een wonder. Door dat wonder is het probleem (probleem concreet benoemen) bijna weg. Wat is er dan veranderd? En wat nog meer? En wat doe jij anders?’ (Roeden & Bannink, 2007). Hiermee kan worden ingeschat wat belangrijk is voor ouders en/of jeugdigen. Wanneer zij zouden willen dat de beperking dan weg is, kun je bijvoorbeeld insteken op de (on)mogelijkheden van de LVB.
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 13
Milou Rosenboom
Welk probleem heb je volgens…?
Ben je het eens met de zorgen die …. Over je heeft?
Kijk, dit is een toverstokje. Als daarmee je probleem kan worden weggetoverd, wat gaat dan beter?
Hoe ziet jouw ideale dag eruit?
Hoe wil je jezelf het liefst zien? Of hoe zie je je kind het liefst?
Vragen naar uitzonderingen. Interessant is te onderzoeken wanneer het probleem er niet is. Op zoek gaan naar successen en strategieën die mogelijk eerder geholpen hebben bij het oplossen van een probleem is daarvan een vorm (Selekman, 1993). Wanneer merken ouders en/of jeugdigen bijvoorbeeld niks van de beperking?
Wat weet je al?
Wat heeft je tot nu toe geholpen om om te gaan met de beperking (van je kind)?
Wat gaat goed?
Wie kunnen je daarbij helpen?
Wat kunnen anderen doen, waardoor het beter met je gaat?
Schaalvragen. Hierbij kunnen jeugdigen op een schaal aangeven hoe de huidige situatie is. Bijvoorbeeld op een schaal van 1 tot 10, maar ook met pictogrammen van een lachend tot een huilend poppetje, regenwolkjes tot zonnetjes, hoger en lager, et cetera. Deze vragen kunnen nuttig zijn wanneer het gaat om bezorgdheid bij ouders over hun kind met LVB, bijvoorbeeld over de toekomst. Of om erachter te komen hoeveel last de jeugdige zelf ervaart van zijn beperking.
Wat gaat er beter?
Als 10 is: Ik heb veel zin om…. En als 0 is: ik heb geen zin om….Welk cijfer geef je dan?
Hoe ziet een stapje hoger eruit?
Wat is een klein stapje vooruit?
Hoe ziet dat stapje er dan uit?
Competentievragen. Waarom-vragen roepen vaak weerstand of verdediging op. Hoe- en wanneervragen werken vaak beter, omdat hiermee competenties naar boven worden gehaald (Roeden & Bannink, 2007). Hulpverleners kunnen beter aandacht besteden aan de krachten die mensen bezitten (Saleebey, 1992). De beperking kan niet worden opgelost, wel is een goede beeldvorming van de beperking belangrijk. Complimenteren is zeer belangrijk bij deze doelgroep. Zoeken naar wat iemand kan en dit uitbreiden, vertelt tegelijkertijd waar iemand moeite mee heeft. Maar daar wordt de nadruk dan niet op gelegd. Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 14
Milou Rosenboom
Kun je me iets vertellen over jezelf (over je kind)?
Wat zijn jouw talenten (of die van je kind)?
Hoe lukt het je om…?
Hoe is het je eerder gelukt om…?
Wat moet zo blijven?
Wat gaat je gemakkelijk af?
Waarover is …. Trots op jou?
2.4 omgaan met weerstand Het kan zijn dat je als hulpverlener te maken krijgt met (blijvende) weerstand. Voor ouders is het zeer belangrijk dat zij vroegtijdig weten wat de beperking inhoudt, maar tegelijkertijd zal ook hierbij goed gekeken moeten worden of ouders hier voor open staan. Wanneer ouders er onvoldoende voor openstaan heeft het weinig zin om psycho-educatie te geven. Zij zijn immers ook degene die de jeugdige moeten opvangen. Dit betekent overigens niet dat een hulpverlener er dan direct geen aandacht meer aan hoeft te geven. Met voorzichtigheid kan in kleine stapjes worden gevraagd naar de beleving van ouders. Ga hier als hulpverlener niet mee in de ontkenning van ouders, maar ontkrachtig ze ook niet direct. Stel verdiepingsvragen zoals bijvoorbeeld ‘waar merkt u dat aan…’of ‘u ziet geen verschillen in de ontwikkeling, kunt u voorbeelden noemen van gelijkenissen’. Als hulpverlener zul je tegen dilemma’s aanlopen. Want wat doe je bij blijvende weerstand? Wat kun je doen om in te schatten of iemand er klaar voor is? Wat merk je als je te snel gaat? Hoe stem je af? Wat doe je als iemand blijft ontkennen of zeggen dat de IQ-score niet klopt. Of als iemand blijft zeggen dat hun kind er wel overheen groeit of alleen een gedragsprobleem heeft. Hoe hoog ligt het tempo? Wanneer is het acceptatieprobleem zo groot dat verdere hulp nodig is? In deze handleiding kunnen bovenstaande vragen (helaas) niet geheel beantwoord worden. Wanneer je als hulpverlener tegen weerstand aanloopt is het goed om te overleggen met je collega’s. Zij kunnen wellicht bruikbare tips geven. Ook is het goed om de oplossingsgerichte vragen er eens bij te pakken. Soms kan een andere vraagstelling nieuwe openingen bieden. Een belangrijk advies is om altijd de aansluiting te blijven zoeken bij ouders. Probeer hun tempo te volgen en neem tijd voor het mogelijke rouw- en/of acceptatieproces. Vraag aan ouders of je te snel gaat en vraag ook of ouders het moeilijk vinden en wat zij dan precies moeilijk vinden. Hierdoor blijf je als het ware op de hoogte van het tempo/proces van ouders. Ouders moeten hun (toekomst)verwachtingen bij stellen en dit valt niet altijd mee. Heb begrip voor dit feit, maar trap niet in de valkuil mee te gaan in ontkenning. Als een ouder dus tegen je zegt; “Ik was ook geen hoogvlieger op school, maar het is allemaal goed gekomen” kun je bijvoorbeeld Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 15
Milou Rosenboom
benoemen dat de jeugdige inderdaad nog veel kan leren, maar dat het meer tijd en herhaling kost. Wanneer na lange tijd blijkt dat ouders het probleem dusdanig ontkennen of onderschatten en zij daarmee onvoldoende kunnen afstemmen op de behoeftes van hun kind, is het goed om verdere hulp in te schakelen. Vraag advies aan je collega’s, orthopedagogen of systeemdeskundigen.
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 16
Milou Rosenboom
3. Oefeningen voor het geven van psycho-educatie aan ouders (met hun jeugdigen) 3.1 In gesprek aan de hand van de strip met ouders en jeugdigen Deze oefening visualiseert en ondersteunt je verhaal. Deze oefening kan goed gebruikt worden met de jeugdige en/of met ouders die visualisering prettig vinden.
Ga naar aanleiding van deze strip samen op zoek naar krachten en naar dingen die moeilijk zijn om te leren. Stel daarbij de volgende vragen aan ouders en kind: -
Wat kan je/de jeugdige al zelf?
-
Wat kan je/de jeugdige samen?
-
Wat kan je/de jeugdige nog leren?
-
Waar is hulp nodig?
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 17
Milou Rosenboom
3.2 In gesprek met ouders aan de hand van tekst Het kan helpend zijn om kort concrete informatie voorhanden te hebben voor ouders. Beperk je informatie, er komt veel op de ouders af en het gaat erom dat zij begrijpen wat er gezegd wordt. In de DSM-IV is het niveau van intellectueel functioneren als volgt onderverdeeld (APA, 1994). -
Zwakbegaafd: IQ 70/75-85/90.
-
Lichte verstandelijke handicap: IQ 50/55-70.
-
Matige verstandelijke handicap: IQ 35/40-50/55.
-
Ernstige verstandelijke handicap: IQ 20/25-35/40.
-
Diepe verstandelijke handicap: IQ lager dan 20/25.
Mensen met een diepe verstandelijke beperking functioneren op volwassen leeftijd op het niveau van een 2-jarige. Mensen met een ernstige verstandelijke beperking op het niveau van een 4-jarige. Iemand met een matige verstandelijke beperking functioneert uiteindelijk op het niveau van een 4tot 7-jarige. Voor iemand met een licht verstandelijke beperking geldt een ontwikkelingsleeftijd van 7 tot 12 jaar. In Nederland is de IQ-grens van een licht verstandelijke beperking nu tot 85, vanwege de vaak bijkomende gedragsproblematiek of psychiatrische stoornissen. Vaak komt pas op de basisschool tot uiting dat de jeugdige, omdat dan blijkt dat de jeugdige niet goed mee kan komen. Sterke kanten: -
Je bent vaak goed met je handen
-
Je leert van voordoen en nadoen
-
Je kunt mensen en dieren vaak goed aanvoelen
-
Je houdt van regelmaat
-
Je doet graag dezelfde dingen en je kan dat goed volhouden
-
Je doet graag taken waarbij je meteen kunt zien wat het wordt
-
Je bent voorzichtig met nieuwe dingen
Zwakke kanten: -
Moeite met oorzaak/gevolg
-
Moeite om informatie te werven, te ordenen, te verwerken, en vast te houden
-
Minder exploreren
-
Moeilijk leren van ervaringen
-
Onthoudt minder van wat hij leert
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 18
Milou Rosenboom
-
Moeite met reflectie
-
Vaker een negatief zelfbeeld
-
Weinig inlevingsvermogen
-
Moeite met taal, woorden vinden
-
Moeite met plannen en organiseren
-
Moeite met overzicht
-
Beïnvloedbaar
Dit betekent voor ouders: -
Gebruik korte en eenvoudige zinnen
-
Benoem de emotie van uw kind en uw zelf
-
Benoem wat goed gaat, geef complimentjes
-
Probeer geduldig te zijn, geef veel herhaling
Praktische tips voor ouders: -
Structureer situaties goed voor
-
Gebruik eenvoudige taal met korte zinnen
-
Vraag of je kind je heeft begrepen
-
Doe dingen voor
-
Gebruik hulpmiddelen zoals plaatjes of pictogrammen
-
Geef complimentjes
-
Beloon gewenst gedrag
-
Doe alles in kleine stapjes, ga niet te snel
-
Heb begrip en geduld
Ontwikkelingstaken jeugdigen met voorbeelden van vaardigheden Onderstaande schema’s kunnen ook veel duidelijkheid binnen voor ouders. Hierin worden de normale ontwikkelingstaken en bijkomende vaardigheden besproken en daarnaast de invloed van de licht verstandelijke beperking. Het is prettig om te weten wat tot de normale ontwikkeling hoort om in te kunnen schatten wat ‘niet normaal’ is.
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 19
Milou Rosenboom
Ontwikkelingstaken jeugdigen
Voorbeelden van
Voorbeelden van invloed van
vaardigheden
de LVB op de ontwikkelingstaak
Fysiologische regulatie
Slikken, goed op prikkels reageren, opbouw van slaap/waak ritme
Motorische ontwikkeling
Fles vasthouden, rollen,
Leert minder van opgedane
kruipen, lopen, fijne motoriek
ervaringen, bijvoorbeeld een baby die per ongeluk met de rammelaar tegen zijn hoofd slaat, heeft langer de tijd nodig om de oorzaak en het volg hiervan te begrijpen
Gevoelens herkennen en
Gevoelens herkennen,
Minder vermogen tot het
reguleren
benoemen, uiten, weten
differentiëren tussen
wanneer je gevoel mag en kunt
verschillende gevoelens: duurt
uiten en hoe
langer voor ene kind onderscheid kan maken tussen bijvoorbeeld ‘ik ben boos’ of ‘ik ben bang’
Vorming gehechtheidsrelaties
Opvoeder opzoeken als veilige
Kind met LVB is minder goed in
basis, om hulp
staat om signalen naar de
vragen, gepaste afstand bij
ouder te sturen om zijn
vreemden, zich laten
hulpbehoefte te laten blijken
troosten
en ook minder goed in staat om de intentie van de ouder te begrijpen. Ouder begrijpt niet dat de jeugdige niet of minder goed reageert op respons naar de jeugdige toe. Hierdoor komt een veilige hechting moeilijker tot stand
Vorming (kinderlijke)
Initiatieven nemen, exploreren,
Een kind met een LVB heeft van
autonomie
contact leggen
nature minder exploratiedrang
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 20
Milou Rosenboom
met andere jeugdigen, gepast
en blijft langer afhankelijk van
nee zeggen, omgaan met
de opvoeder
ouderlijk gezag Symbolische ontwikkeling
Woorden leren, napraten, het
Mogelijkheid om op abstract
‘alsof-spel’,
niveau te kunnen denken, zoals
stimulerend speelgoed pakken
nodig is bij taal of fantasiespel, is beperkt
Verwerking sociale informatie
Nieuwsgierig naar wat de ander Gedrag van de ander die per bedoelt, vragen
ongeluk tegen je aanloopt,
stellen, begrijpen of iemand
wordt geïnterpreteerd als
iets goed of kwaad
‘expres en negatief’. Door de
meent
LVB kan het gedrag niet in het perspectief geplaatst worden van de omstandigheid (bijvoorbeeld drukte)
Relaties met leeftijdgenootjes
Functioneren op school
Spelletjes doen met anderen,
Vraagt om invoelingsvermogen
simpele conflicten
en het kennen en begrijpen van
aangaan en oplossen, kunnen
sociale regels; vaardigheden
geven en nemen
die beide beperkt zijn
Luisteren, een tijdje stilzitten,
Aandacht vasthouden bij de
gevoeligheid voor
instructie en meerdere
instructies en aanwijzingen
aanwijzingen tegelijk onthouden is moeilijk voor een kind met LVB
Bron: Deltamethode Gezinsvoogdij (2008) aangevuld met voorbeelden LVB (de Beer, 2012)
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 21
Milou Rosenboom
Ontwikkelingstaken adolescenten met voorbeelden van vaardigheden Onderstaand eenzelfde schema maar dan met ontwikkelingstaken voor de adolescent. Ook weer met een aantal voorbeelden en de invloed van de LVB aangevuld door de Beer (2012). Ontwikkelingstaken
Voorbeelden van vaardigheden
adolescenten
Voorbeelden van invloed van de LVB op de ontwikkelingstaak
Autonomie ten opzichte van
‘Geven en nemen in discussie
Meer en langer controle nodig
ouders
met ouders’,
van ouders, bijvoorbeeld omdat
accepteren dat ouders niet alles
het langer duurt voordat
van je begrijpen,
waarden en normen
minder afhankelijk zijn van
geïnternaliseerd zijn
goedkeuring Onderwijs en werk
Vrije tijd
Realistische
Lastiger kunnen plannen en
beroepsverwachting, dagritme
werkzaamheden kunnen
kunnen
overzien en daardoor in de
volgen, met leerkrachten en
problemen komen met het
chefs communiceren,
tijdig afhebben van
solliciteren
(school)werk
Hobby kiezen, plannen van vrije
Beperkter
tijd, iets zinnigs
voorstellingsvermogen van de
doen bij teveel vrije tijd, met
mogelijkheden en moeite met
geld uitkomen
plannen, waardoor ‘zinvolle’ invulling van vrije tijd moeizamer gaat
Woonsituatie
Omgaan met autoriteit
Eigen huishouden opbouwen,
Minder in staat om regie over
dagritme vinden,
huishouden te voeren,
zorgen voor hygiëne, met geld
bijvoorbeeld hoe je uitgaven
uitkomen
over de maand verdeeld
Aanwijzingen en regels
Beperkter gevoel voor
opvolgen, meningsverschil
gezagsverhoudingen: onder
uiten, onderhandelen
andere door beperkte sociale vaardigheden en beperkt empathisch vermogen
Gezondheid
Gerichte keuzes bij eten en
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 22
Minder kennis over wat wel en
Milou Rosenboom
drinken, risico’s op
niet gezond is, minder in staat
letsel inschatten, veilig rijden in
om weloverwogen beslissingen
het verkeer,grenzen kennen en
te nemen, meer impulsief zijn,
hanteren ten aanzien van drugs
wat kan leiden tot een minder
en drank, naar de
gezond eetpatroon
huisarts/tandarts gaan Lichaam en uiterlijk
Ontspannen zijn als je bekeken
Minder kennis over en
wordt, zorgen voor
vaardigheden bij zelfverzorging
hygiëne en goede voeding, zorg
kunnen leiden tot onvoldoende
besteden aan
hygiene (bijvoorbeeld een
kleding
overzorgd gebit) of slecht zittende en gecombineerde kleding
Sociale contacten en
Iets voor een ander doen,
Sociale vaardigheden zijn
vriendschappen
vertrouwen tonen,
beperkt, iemand met een LVB
probleem oplossen, humor
heeft vaak weinig
begrijpen en toepassen
zelfvertrouwen, is afhankelijk van wat de ander van hem vindt en is beperkt in staat om op een adequate manier vriendschappen te onderhouden. Is daardoor gevoelig voor de groepsnorm (om erbij te horen); neemt gemakkelijk waarden en normen over van peergroup
Intimiteit en seksualiteit
Contact leggen, aanvoelen
Minder empathisch vermogen
welke intimiteit de ander
met als gevaar dat eigen gevoel
wenst, soa’s voorkomen, nee
en gedrag stuurt
kunnen zeggen Bron: Deltamethode Gezinsvoogdij (2009) aangevuld met voorbeelden LVB (de Beer, 2012)
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 23
Milou Rosenboom
3.3 Wat heeft je kind nodig? Het is goed om vooraf met je kind door te nemen wat je van hem of haar verwacht. Dat kan ook zo worden gebracht dat je hem / haar laat kiezen uit dat wat jij wilt wat er gebeurt. Samen activiteiten ondernemen.
Voordoen hoe ………het zou kunnen doen.
Als het goed gaat belonen.
Begrip en veel geduld laten zien.
Ga even bij ……..na of hij / zij het begrepen heeft.
…….. mag zijn zoals ze is met haar/ zijn goede kanten en ook de minder sterke kanten.
Laat duidelijk merken wat je goed aan haar vindt. Benoem daarbij ook de gewonen dagelijkse dingen
Hij/zij heeft een vereenvoudiging nodig van haar leefwereld. Hij/zij moet kunnen herkennen wat er gaat of moet gebeuren. Zijn of haar wereld moet overzichtelijk zijn, duidelijk en er moet vastigheid zijn. Dit betekent voor…… voorstructureren van situaties:
Hierbij geef je aan wat je van ……verwacht in bepaalde situaties.
Je geeft aanwijzingen, tips hoe hij evt. zou kunnen reageren in bepaalde situaties.
Je geeft hem tips, aanwijzingen, wat te doen als hij het even niet meer weet.
Je leert hem nieuwe dingen aan, door ze in kleine overzichtelijke stukjes te hakken.
Samen activiteiten ondernemen
Door samen activiteiten te ondernemen krijgt…….. Individuele aandacht, die hij erg prettig vindt.
Hierbij kun je tijdens de activiteit……. nieuwe dingen aanleren en hem steunen in zaken die hij nog moeilijk vindt.
Gewenst gedrag belonen:
Belangrijk is het om dingen die ….. goed doet te belonen met of een complimentje, duim omhoog, schouderklop, aai over zijn bol of knuffel.
….. zal eerder geneigd zijn gedrag te herhalen als dit hem positieve aandacht oplevert.
Door de positieve aandacht, kan ……. een positiever zelfbeeld ontwikkelen.
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 24
Milou Rosenboom
Model staan
Als je …… nieuw gedrag wil aanleren lukt dit gemakkelijker als je dit samen met hem doet.
Jeugdigen leren door imitatie gedrag, door zelf het juiste voorbeeld te geven, kan hij jouw gedrag gaan imiteren
Je mag, kan van een kind geen gedrag verwachten, dat jezelf ook niet doet. Jij als ouders bent zijn grote voorbeeld.
Begrip en geduld opbrengen:
Voor ….. is het geen onwil maar onvermogen dat hij bepaalde zaken te doen.
…….. heeft veel herhaling, begeleiding, aansturing nodig om zich zaken eigen te maken.
Dit vraagt van jouw als moeder veel begrip en geduld.
Klimaat scheppen en aanpassen
Voor …… is het prettig als hij een vast terugkerend dagritme heeft.
Toekomst: Ouders moeten rekening houden met de volgende zaken:
Pubers met LVG zijn beïnvloedbaar. Pubers met LVG kunnen vluchtgedrag vertonen (zoals stoer gedrag).
Ook kunnen ze zich terugtrekken in hun eigen wereldje. Ze leggen alles buiten zichzelf.
Er is een risico voor verslavingen, criminaliteit of prostitutie.
Vanaf 18 jaar valt de LVG-jongere niet meer onder de jeugdhulpverlening en dan komt juist de leeftijd waarop keuzes moeten worden gemaakt: bijvoorbeeld over werk, huisvesting en geldzaken.
Hierover is het belangrijk van te voren na te denken en eventueel ondersteuning te zoeken.
Zorg dat je trots kunt zijn op je kind en wat je kind kan. Succes ervaringen zijn belangrijk voor je kind, hierdoor groeit het zelfvertrouwen!
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 25
Milou Rosenboom
4. Oefeningen voor het geven van psycho-educatie aan jeugdigen Op een heldere manier kunnen vertellen wat een LVB inhoudt aan jeugdigen, vraagt veel van hulpverleners. Ten eerste is het de kunst om aansluiting te vinden, dus door aan te sluiten op het niveau van de jeugdige. Daarnaast is het belangrijk dat ouders of andere mensen uit het netwerk het feit dat hun kind uitleg krijgt steunen. Zij zullen de jeugdige immers moeten opvangen. De oefeningen op de volgende pagina geven een basis voor het geven van psycho-educatie. Gebruik ook de tips die eerder in deze handleiding te vinden zijn. Daarbij kan het stripverhaal op pagina 13 worden gebruikt.
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 26
Milou Rosenboom
4.1 Jouw IQ Het IQ betekent je intelligentie. En je intelligentie gaat over hoe slim je bent. Dus bijvoorbeeld hoe makkelijk je kunt leren. Hiervoor scoor je punten, net zoals bijvoorbeeld met je schoenmaat. In dit schema kun je zien wat de meeste mensen hebben, dat is namelijk oranje. Als je het vergelijkt met je schoenmaat; welke schoenmaat hebben de meeste jongens/meisjes van jouw leeftijd? Vul in: Tussen de ……………….. en de …………….. As je het IQ neemt is dat tussen de 90 en 115 punten (oranje strepen)
Als je dan naar de roze streep kijkt en naar de paarse, welke schoenmaat zou dat ongeveer zijn?
Roze is als mensen grotere voeten hebben: tussen de ………….. en de ……………… Paars is als mensen grote voeten hebben: tussen de …………………… en de ……………………..
Als je IQ tussen de 115 en 130 is heet dat intelligent of meer begaafd. Als je IQ hoger is dan 130 heet dat hoogbegaafd.
Dan gaan we kijken naar de gele streep, voor de kleinere voeten. Welke schoenmaat zou dat zijn?
Geel is als mensen kleinere voeten hebben: tussen de …………………… en de ……………………….. Groen is als mensen kleine voeten hebben: tussen de…………………. En de ………………………
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 27
Milou Rosenboom
Als je IQ tussen de 70 en 90 is heet dat zwakbegaafd. Als je IQ tussen de 50 en 70 is heet dat een licht verstandelijke beperking. Als je IQ tussen de 70 en 85 is en je hebt bijkomende problematiek heet dit ook een licht verstandelijke beperking.
Wat is jouw IQ? …………………………………………………..
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 28
Milou Rosenboom
4.2 Voor meiden
Op wie lijk jij? Waar ben je goed in? Waar ben je minder goed in? -
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 29
Milou Rosenboom
4.3 Voor jongens
Op wie lijk jij? Waar ben je goed in? Waar ben je minder goed in? -
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 30
Milou Rosenboom
4.4 Wat heb je nodig? Wanneer de jeugdige de nodige voorlichting heeft gehad, is het goed om samen met de jeugdige te kijken wat werkt voor de jeugdige zelf en wat hij/zij daarin nodig heeft van zijn omgeving. Je kunt hierbij vooraf doornemen wat je van hem of haar verwacht. Dat kan ook zo worden gebracht dat je hem / haar laat kiezen uit dat wat jij wilt wat er gebeurt. Samen activiteiten ondernemen. Bedenk samen met de jeugdige een activiteit en neem deze als voorbeeld.
Voordoen hoe ………het zou kunnen doen. Hoe gaat de activiteit nu?
Wie kan ……….. helpen bij het ondernemen van activiteiten?
Wat helpt …… bij het doen van die activiteit?
Wat moet de ander doen …….. jou te helpen? (bijv. herhalen, geduldig zijn, lachen, niet mee bemoeien etc.)
Hoe wil je beloond worden als het goed gaat? (bijv. complimentje, sticker etc.)
Het is belangrijk dat je begrijpt wat je moet doen. Je moet kunnen herkennen wat er gaat of moet gebeuren. Je wereld moet overzichtelijk zijn, duidelijk en er moet vastigheid zijn.
Met wie onderneem je graag samen activiteiten?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Je hebt een aantal mensen gekozen die jou kunnen helpen bij het ondernemen van activiteiten. Nu ga je bedenken hoe zij jou kunnen helpen in verschillende situaties. Voorstructureren van situaties:
Het helpt als de ander jou tips en aanwijzingen geeft als je het even niet meer weet. Vind je dat goed?
Het helpt jou als de ander jou helpt met het maken van kleine overzichtelijke stukjes. Vind je dat goed?
Het helpt jou als de ander aangeeft wat zijn/haar verwachtingen zijn. Je kunt daar een standaard lijstje voor maken. Wat zou daarop moeten staan?
Gewenst gedrag belonen:
Het helpt jou om complimentjes te krijgen. Vind je dat fijn of soms nog moeilijk?
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 31
Milou Rosenboom
Welke complimentjes vind je fijn? (bijv. aai over bol, duim omhoog, schouderklop, knuffel, met woorden) Spreek samen af welke complimentjes te graag krijgt.
Wie geeft jou het goede voorbeeld?
Begrip en geduld opbrengen:
Je hebt veel herhaling nodig. Durf je te vragen als je iets niet begrijpt?
Hoe zou je het op een goede manier kunnen vragen? Heb je hier hulp bij nodig? (bijv. een vel met een vraagteken erop of een code-woord)
Voor jou is het prettig als je een vast terugkerend dagritme hebt. Hoe ziet die eruit?
4.5 Toekomst
Niemand kan in de toekomst kijken. Misschien heb je wel vragen over de toekomst. Schrijf ze hier op: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Belangrijk voor jou om te weten:
Alle pubers vinden het soms lastig om voor zichzelf te kiezen. Iedereen wil er graag bijhoren. Het is belangrijk dat je voor jezelf kan opkomen zodat je alleen dingen doet die je ook zelf graag wil.
Het is voor pubers soms moeilijk om naar zichzelf te kijken. Ze denken dan dat hun ouders maar iets stoms zeggen en luisteren niet. Heb jij dat ook wel eens? Wat doe je dan?
Met jouw beperking is het nog niet zeker of je zelfstandig zou kunnen wonen later. Hier komt heel veel bij kijken. Misschien kun je wel heel veel leren met wat begeleiding en is het daarna wel mogelijk, misschien heb je altijd nog wat begeleiding nodig. Bijvoorbeeld met het invullen van papieren of het betalen van rekeningen.
Dat is trouwens niet erg, want je kan ook heel veel zelf leren. Bijvoorbeeld koken of werken of sporten! Wat zou jij nog willen leren?
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 32
Milou Rosenboom
Bibliografie Bode, C., & Bom, d. H. (2008). Gewoon leven met ongewone handicaps. Amsterdam: Nelissen. Boom, A. (2011). Hoe vertel ik het mijn kind? Hoe help ik ouders om met hun kind te praten over de verstandelijke beperking? Ouderschapskennis , 5-15. Cooke, L. (2003). Treating the sequelae of abuse in adults with learning disabilities. The British Journal of Developmental Disbabilities , 49, 1, 23-28. de Beer, Y. (2012). De kleine gids. Mensen met een licht verstandelijke beperking 2012. Deventer: Kluwer. de Shazer, S. (1994). Words were originally magic. New York: Norton. Dekker, M., & Koot, H. (2003). DSM-IV disorders in children with bordeline to moderate intellectuel disability. I: Prevalence and impact. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry , 42, 915-922. Expertisecentrum verstandelijke beperking. (2011-2012). Opgeroepen op maart 12, 2013, van Van DSM IV naar DSM: http://www.verstandelijkbeperkt.nl/dsm5.php Kraijer, D. (2007). Handboek autismespectrumstoornissen en verstandelijke beperking. Amsterdam: Harcourt. Luijten, J. (2004). Had ik maar een mongool! Ouderschap & Ouderbegeleiding 7 , 227-234. Moonen, X., & Verstegen, D. (2006). LVG-jeugd met ernistige gedrpagroblematiek in de verbinding met prakijk en wetgeving. Onderzoek & Praktijk, 4 (1), p. 23-24. Roeden, J., & Bannink, F. (2007). Handboek Oplossingsgericht werken met licht verstandelijk beperkte jeugdigeen . Amsterdam: Harcourt Assessment BV. Ruiter, K. d., Dekker, M., Douma, J., Verhulst, F., & Koot, J. (2008). Development of parent- and teacher-reported emotional and behavioural problems in young people with intellectuel disabilities: Does level of ID matter? Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities , 21, 70-80. Saleebey, D. (. (1992). The strengths perspective in social work practice. New York: Longman. Selekman, M. (1993). Pathways to change: Brief therapy solutions with difficult adolescents. New York: Guilford.
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 33
Milou Rosenboom
Vermeulen, T., Jansen, M., & Feltzer, M. (2007). LVG: een licht verstandelijke handicap met grote gevolgen: een onderzoek naar de problematiek van licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Onderzoek & Praktijk , 5(2), 4-15. Wit, d. M., Moonen, X., & Douma, J. (2011). Richtlijn effectieve interventies LVB. Utrecht: Dekkers.
Handleiding psycho-educatie LVB
Pagina 34
Milou Rosenboom