DEFINITIES EN VERANTWOORDING BESTE STUDIES 2013 1CIJFER HOGER ONDERWIJS Alle analyses die op basis van het 1 Cijfer hoger onderwijs zijn verricht zijn gebaseerd op de voltijd studenten. STUDENTENAANTAL Betreft het aantal hoofdinschrijvingen in 2012 van voltijd studenten onderscheiden naar opleiding * instelling. TOENAME INSCHRIJVINGEN Per opleiding is berekend hoe het aantal inschrijvingen zich tussen 2010 en 2012 heeft ontwikkeld. Hiertoe zijn alleen hoofdinschrijvingen meegerekend. Op basis van de procentuele ontwikkeling is bepaald of een opleiding tot de twintig procent grootste stijgers (1) of grootste dalers (-1) behoort. SWITCHERS NA 1 JAAR De uitval is berekend op basis van het 1CijferHO; definities zijn afgestemd met DUO. Allereerst zijn de eerstejaarscohorten gedefinieerd:
ten aanzien van het soort inschrijving in het hoger onderwijs zijn alleen de hoofdinschrijvingen meegenomen (in het hbo de code 1; in het wo de code 1 of A); type hoger onderwijs is bachelor; het eerste jaar in het hoger onderwijs is gelijk aan het inschrijvingsjaar;
de hoogste vooropleiding van de student is gelijk aan de hoogste vooropleiding vóór het HO: dat betekent dat de student nog geen enkele diploma in het hoger onderwijs heeft behaald en dus echte eerstejaars ho zijn);
associate degrees zijn achterwege gelaten; voor de berekening van de uitval zijn alleen de voltijdstudenten meegenomen.
Aan deze cohorten (alleen voltijdstudenten) zijn de inschrijfgegevens van jaar 2 gekoppeld. Verder is bepaald wat het eerste diplomajaar is waarin de student uit het cohort aan de betreffende instelling een bachelordiploma behaalt (indien de student een bachelordiploma aan de instelling heeft behaald). Hiertoe is voor de betreffende student vanuit 1CijferHO bepaald wat het laagste diplomajaar is dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
OCW-correspondentienummer is gelijk aan OCW-correspondentienummer uit cohort; actuele instelling is gelijk aan de actuele instelling van de student in het jaar; soort diploma soort hoger onderwijs is gelijk aan 03 of 04 (bachelor).
Deze studenten worden niet als uitval getypeerd. Een student uit het cohort is vervolgens na 1 jaar uitgevallen uit de instelling als de actuele instelling van de inschrijving in het instroomjaar ongelijk is aan de actuele instelling in (instroomjaar + 1) én de student géén HO-einddiploma gedurende het instroomjaar heeft behaald. Voor switch binnen een joint degree is gecorrigeerd.
1
Een student is een switcher binnen de instelling na 1 jaar wanneer de actuele instelling in instroomjaar gelijk is aan de actuele instelling in (instroomjaar + 1), de opleiding in instroomjaar niet gelijk is aan de opleiding in (instroomjaar + 1), wanneer de student géén bachelordiploma aan de actuele instelling heeft behaald waarvan diplomajaar gelijk is aan het instroomjaar. Hierbij wordt een opleiding als volgt gedefinieerd: als opleiding historisch equivalent gevuld is, dan is de opleiding historisch equivalent gebruikt; indien dit niet gevuld is, is de opleiding actueel equivalent gebruikt. De volgende drie groepen zijn als ‘uitval’ getypeerd:
uitval uit het hoger onderwijs: de student heeft in instroomjaar 2012 geen inschrijving in het hoger onderwijs; uitval uit instelling: de student studeert in instroomjaar 2012 niet meer aan dezelfde instelling;
switch binnen instelling: de student studeert in instroomjaar 2012 nog wel aan dezelfde instelling, maar heeft gekozen voor een andere opleiding. DOORSTROOM NAAR UNIVERSITEIT Van alle gediplomeerde hbo-bachelors uit 2011 is nagegaan welk deel is doorgestroomd naar de universiteit. PERCENTAGE MANNELIJKE STUDENTEN Het aandeel mannen dat staat ingeschreven aan een opleiding in 2012 gedeeld door het totaal aantal ingeschrevenen. PERCENTAGE BUITENLANDSE STUDENTEN Voor de vaststelling van buitenlandse studenten is gebruikgemaakt van de definities van VSNU/CBS. De buitenlandse studenten zijn studenten met een vooropleiding in de categorie ‘overig’ of in de categorie ‘onbekend’ en een niet-Nederlands nationaliteit. Vooropleiding vwo (aandeel van de totale eerstejaars ho-instroom in een hbo-bachelor met een vwo-opleiding). Het aantal buitenlandse studenten is gedeeld door het totaal aantal ingeschreven studenten. GEMIDDELD CIJFER CSE HAVO EN VWO Dit veld betreft het gemiddeld eindcijfer in het voortgezet onderwijs voor degenen met havo of vwo als hoogste vooropleiding vóór het hoger onderwijs. Het gemiddelde eindcijfer van het vo-diploma behorende bij deze hoogste vooropleiding vóór het hoger onderwijs. Deze variabele is gevuld voor de jaren 2006 t/m 2010 van het diplomajaar van de hoogste vooropleiding vóór het hoger onderwijs voor zover het een VO-diploma betreft dat is geregistreerd in de Basisregistratie Onderwijsnummer. Voor zover eenduidig in het ExamenResultatenRegister bepaald kon worden, is ook op basis van die vakgegevens het gemiddelde eindcijfer berekend (jaren 1998 t/m 2005, alleen regulier VO (dus geen VAVO)). De berekening van het gemiddelde eindcijfer heeft plaatsgevonden op basis van vastgestelde routines binnen 1 cijfer VO examens. Voor het hbo zijn de gemiddelde cijfers berekend voor studenten met een havo- of vwo-diploma. In alle gevallen betreft het de hoogste opleiding in het voortgezet onderwijs. In het wo is deze berekening gedaan op basis van de studenten met een vwo-diploma. De examencijfers zijn berekend voor alle in 2012 ingeschreven studenten. VOOROPLEIDING VWO Het percentage van alle ingeschreven studenten in het hbo waarvan de hoogste vooropleiding in het voortgezet onderwijs vwo is.
2
STUDIEKEUZEDATABASE/CROHO SELECTIE, NUMERUS FIXUS EN AANVULLENDE EISEN Opleidingen met een numerus fixus (NF), decentrale selectie (DC) of indicatie aanvullende eisen (AE). Deze informatie wordt gepubliceerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (indicatie aanvullende eisen) en op de website van DUO (numerus fixus en decentrale selectie). BINDEND STUDIEADVIES (ECTS) De norm (in ECTS) voor het bindend studieadvies in 2012. Instellingen leveren deze informatie aan via HODEX of het Studiekeuze Webformulier van Studiekeuze123. De gegevens worden gepubliceerd in de Studiekeuzedatabase van Studiekeuze123. AFGESTUDEERD BINNEN 5 JAAR % / AFGESTUDEERD BINNEN 4 JAAR % Het aandeel studenten dat binnen respectievelijk vier of vijf jaar een diploma heeft behaald. In het wo betreft dit het percentage behaalde bachelordiploma’s na vier jaar van het cohort eerstejaars voltijd bachelor hoofdinschrijvingen uit 2008 met een vooropleiding vwo, en een rechtstreekse instroom in het wo. In het hbo betreft dit het percentage behaalde hbo-diploma’s na vijf jaar van het cohort eerstejaars voltijd bachelor hoofdinschrijvingen uit 2007. De bestanden worden beschikbaar gesteld door de VSNU (wo) en de Vereniging Hogescholen (hbo). ANDERSTALIG ONDERWIJS Opleiding die gegeven worden in het Engels of in het Duits, aan te geven met ‘EN’ of ‘DU’. Instellingen leveren deze informatie aan via HODEX of het Studiekeuze Webformulier. De gegevens worden gepubliceerd in de Studiekeuzedatabase van Studiekeuze123.
3
NATIONALE STUDENTENENQUÊTE VERWERKING VAN DE GEGEVENS De NSE is een groot tevredenheidsonderzoek onder studenten over hun beoordeling van de opleidingen aan Nederlandse universiteiten en hogescholen. Alle NVAO-geaccrediteerde opleidingen aan hogescholen en universiteiten in Nederland kunnen participeren aan dit onderzoek. Vanuit de data van de Nationale Studentenenquête (NSE) is voor elke combinatie van instelling, opleiding en locatie, alsmede voor elke opleiding landelijk (het gemiddelde van alle combinaties van instelling en locatie waar de betreffende opleiding wordt aangeboden) een aantal tevredenheids-oordelen samengesteld. Hierna is een selectie gemaakt van vragen. Op basis hiervan is een indeling gemaakt. Per vraag is berekend of een student tevreden is (score 4 of 5) door deze studenten een score van ‘100’ te geven. Vulde een student een waarde van 1, 2 of 3 in, dan is een score van ‘0’ toegekend. Deze scores zijn per croho*brin gemiddeld. Om te kunnen bepalen of deze gemiddelden significant afwijken van de landelijke referenties, zijn op basis van de geobserveerde scores [croho*brin], de standaarddeviaties, de ongewogen responsaantallen en de populatieaantallen betrouwbaarheidsintervallen berekend volgens de formule: marge= 1,96*std/ wortel(n). De betrouwbaarheidsmarges zijn vermenigvuldigd met een eindigheidscorrectie-factor: √(N-n)/(N-1). Door deze eindigheidscorrectie toe te passen, wordt de betrouwbaarheidsmarge kleiner en de schatting preciezer. Verschillen in het percentage tevreden studenten zijn als significant aangeduid wanneer de betrouwbaarheidsintervallen elkaar helemaal niet overlappen. De rangorde is bepaald op basis van totaaloordeel (%) waarbij 'significant +' voorrang heeft boven 'niet significant' en 'niet significant' voorrang heeft boven 'significant -'. DATASTRUCTUUR NSE De vragen uit de NSE zijn als volgt gerubriceerd:
Inrichting opleiding
Faciliteiten
HOGER BEROEPSONDERWIJS Zitplaatsen, computers, practica
Beschikbaarheid studiemateriaal
De bibliotheek/mediatheek De digitale leeromgeving
Aansluiting bij verwachting
De aansluiting van de inhoud bij het beeld dat je van je opleiding had
Voorbereiding op de praktijk
Het opdoen van vaardigheden voor de beroepspraktijk De praktijkgerichtheid van je opleiding
Keuzemogelijkheden
De mogelijkheid die je opleiding je biedt om zelf de inhoud te bepalen
Samenhang tussen onderdelen programma
De samenhang tussen de verschillende onderdelen van je opleiding
Kennismaking met beroepspraktijk
Het contact met de beroepspraktijk
Voorbereiding stages in studieprogramma
De aansluiting van de stages bij het overige onderwijs
De De De De
geschiktheid van de onderwijsruimten geschiktheid van werkplekken beschikbaarheid van werkplekken ict-faciliteiten
4
Organisatie & communicatie
Toetsing
Docenten
Onderwijs
HOGER BEROEPSONDERWIJS (VERVOLG) Aansluiting vooropleiding
De aansluiting van je opleiding bij je vooropleiding
Spreiding van de studielast
De spreiding van de studielast over het studiejaar
Haalbaarheid van de deadlines
De haalbaarheid van deadlines
Kritische houding
Een kritische houding
Kennis en vaardigheden
Werkvormen
De in jouw opleiding gehanteerde werkvormen
Kwaliteit studiemateriaal
De inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal
Bekwaamheid en inzet
De inhoudelijke deskundigheid van docenten De didactische kwaliteit van docenten De betrokkenheid van de docenten bij de studenten
Bereikbaarheid
De bereikbaarheid van docenten buiten contacturen
Begeleiding bij stages
De kwaliteit van de stagebegeleiding vanuit je opleiding
Aansluiting toetsing bij inhoud studie
De aansluiting van toetsing en beoordeling bij de inhoud van de opleiding
Duidelijkheid beoordelingscriteria
De duidelijkheid van criteria waarop beoordeeld wordt
Uitslag binnen termijn
Het tijdig bekend maken van resultaten en beoordelingen
Communicatie met student
De informatie over regels en procedures
Informatie over studievoortgang
De informatie over jouw studievoortgang
Rooster colleges en tentamens
Het tijdig bekendmaken van de roosters Het tijdig bekendmaken van wijzigingen in de roosters
Communicatieve vaardigheden Probleemoplossend vermogen Het onderbouwen van conclusies Het samenwerken met anderen
Inrichting opleiding
Faciliteiten
WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS Zitplaatsen, computers, practica
Beschikbaarheid studiemateriaal
De bibliotheek/mediatheek De digitale leeromgeving
Aansluiting bij verwachting
De aansluiting van de inhoud bij het beeld dat je van je opleiding had
Keuzemogelijkheden
De mogelijkheid die je opleiding je biedt om zelf de inhoud te bepalen
Stages en contact met de beroepspraktijk
Het contact met de beroepspraktijk De aansluiting van de stages bij het overige onderwijs De kwaliteit van de stagebegeleiding vanuit je opleiding
Samenhang tussen onderdelen programma
De samenhang tussen de verschillende onderdelen van je opleiding
De De De De
geschiktheid van de onderwijsruimten geschiktheid van werkplekken beschikbaarheid van werkplekken ict-faciliteiten
5
Organisatie & communicatie
Toetsing
Docenten
Onderwijs
WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS (VERVOLG) Aansluiting vooropleiding
De aansluiting van je opleiding bij je vooropleiding
Spreiding van de studielast
De spreiding van de studielast over het studiejaar
Haalbaarheid van de deadlines
De haalbaarheid van deadlines
Academische attitude en vaardigheden
Onderzoeksvaardigheden
Het ontwikkelen van wetenschappelijke theorieën Het doen van onderzoek Methoden en technieken van onderzoek
Schriftelijke vaardigheden
Het schrijven van wetenschappelijke artikelen
Mondelinge vaardigheden
Communicatieve vaardigheden
Werkvormen
De in jouw opleiding gehanteerde werkvormen
Kwaliteit studiemateriaal
De inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal
Voorbereiding op arbeidsmarkt
Het opdoen van vaardigheden voor de beroepspraktijk
Bekwaamheid en inzet
De inhoudelijke deskundigheid van docenten De didactische kwaliteit van docenten De betrokkenheid van de docenten bij de studenten
Bereikbaarheid
De bereikbaarheid van docenten buiten contacturen
Begeleiding
De kwaliteit van de begeleiding door docenten
Een kritische houding Argumenteren/redeneren Analytisch denken Het kritisch beoordelen van wetenschappelijk werk
Aansluiting toetsing bij inhoud studie De aansluiting van toetsing en beoordeling bij de inhoud van de opleiding Duidelijkheid beoordelingscriteria
De duidelijkheid van criteria waarop beoordeeld wordt
Uitslag binnen termijn
Het tijdig bekend maken van resultaten en beoordelingen
Communicatie met student
De informatie over regels en procedures
Informatie over studievoortgang
De informatie over jouw studievoortgang
Rooster colleges en tentamens
Het tijdig bekendmaken van de roosters Het tijdig bekendmaken van wijzigingen in de roosters
CONTACTTIJD EERSTEJAARS < 12 UUR % Het percentage eerstejaarsstudenten met twaalf of minder contacturen; antwoordcategorieën 1 (minder dan 6 klokuren per week) en 2 (6 tot 12 klokuren per week) samengenomen. CONTACTTIJD (VEEL) TE WEINIG Het percentage studenten dat de contacttijd te weinig of veel te weinig vindt (zowel eerstejaars als ouderejaars); antwoordcategorieën 1 (veel te weinig) en 2 (te weinig) samengenomen.
6
LESSEN VALLEN MEESTAL/ALTIJD UIT Antwoord op de vraag 'Bij mijn opleiding vallen …. lessen uit'; antwoordcategorieën 4 (meestal) en 5 (altijd) samengenomen. DE BESTE UNIVERSITEIT EN HOGESCHOOL Als basis voor de beoordeling van de beste universiteit en hogeschool is gekeken naar de antwoorden op de algemene vraag in de NSE: geef aan hoe tevreden je bent over je opleiding in het algemeen. Deze vraag is gesteld op een schaal van 1 (zeer ontevreden) tot 5 (zeer tevreden). Er is gebruikgemaakt van de gemiddelde score van alle voltijdstudenten van een opleiding op deze vijfpuntschaal. Vervolgens is gekeken of een opleiding significant beter of slechter scoort dan het gemiddelde van de sector. Zo is bijvoorbeeld een opleiding Commerciële Economie in het hbo vergeleken met het gemiddelde van de hele economiesector in het hbo. En een opleiding Nederlandse Taal en Cultuur in het wo is vergeleken met de hele sector Taal en Cultuur in het wo. Op deze wijze kunnen ook unieke opleidingen vergeleken worden. Hier is dus een andere werkwijze gehanteerd dan bij de berekening van de percentage op de rubrieken in de gepubliceerde tabellen per opleiding. Voor deze analyses zijn alle opleidingen meegenomen, ongeacht het aantal respondenten. Van alle resultaten is per instelling een lijst gemaakt van het aantal beoordeelde opleidingen, het aantal opleidingen dat significant beter scoort en het aantal opleidingen dat significant slechter scoort. De score per instelling is berekend door het aantal slecht scorende opleidingen in mindering te brengen op het aantal goed scorende opleidingen: een opleiding krijgt een score van -1 als deze slechter scoort dan het landelijk sectorgemiddelde, een score van 1 als deze beter scoort dan het landelijk sectorgemiddelde en een score van 0 als deze op het landelijk sectorgemiddelde scoort. Het totaal aantal punten per instelling is gedeeld door het totaal aantal beoordeelde opleidingen van de instelling. Omdat niet alle universiteiten even groot zijn, of dezelfde mix van opleidingen aanbieden, is onderscheid gemaakt naar drie typen universiteiten: de brede, specialistische en technische universiteiten. In het hbo is onderscheid gemaakt tussen specialistische hogescholen (minder dan 20 beoordeelde opleidingen), middelgrote hogescholen (tussen 20 en 55 beoordeelde opleidingen) en grote hogescholen (meer dan 55 beoordeelde opleidingen) met een breder en gevarieerder aanbod. Op deze wijze ontstaan een genuanceerd beeld van de kwaliteit van de onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs. Twee universiteiten hebben hierin een aparte positie. Ten eerste de Wageningen Universiteit. Dit is een monosectorale universiteit met nagenoeg unieke opleidingen en dus lastig vergelijkbaar met de andere universiteiten. Bovendien zou de hiervoor beschreven verwerking voor Wageningen neerkomen op een vergelijking met de eigen universiteit, waardoor het lastig wordt zich te onderscheiden van andere universiteiten. Daarom is een extra analyse uitgevoerd waarin de studentoordelen per opleiding zijn vergeleken met de landelijke score in hbo en wo. De Open Universiteit is helemaal buiten beschouwing gelaten omdat het hier vooral gaat om cursorisch aanbod of deeltijdaanbod en deze universiteit een specifieke populatie kent. Ook omdat het formele CROHO-geregistreerde opleidingenaanbod uit deeltijdopleidingen bestaat, werd het niet verantwoord geacht om de OU te vergelijken met reguliere universiteiten.
7
ELSEVIER FACULTY RATING 2013 Het hooglerarenonderzoek ofwel Elsevier Faculty Rating (EFR) van Elsevier en ResearchNed is een belangrijk onderdeel van de beoordeling van de universitaire bacheloropleidingen. Voor dit onderzoek gaven ruim 2000 hoogleraren en universitair hoofddocenten aan de hand van vier indicatoren aan welke universiteit de beste is binnen hun vakgebied. Zij mogen hierbij niet op hun eigen universiteit stemmen. Om mee te doen in de verkiezing moet een opleiding aan minstens drie universiteiten worden aangeboden. Anders zouden twee universiteiten elkaar, of zou één universiteit zichzelf beoordelen. Waar de studenten vooral een oordeel over hun eigen opleiding kunnen geven, hebben hoogleraren in de regels genoeg kennis van hun vakgebied om aan te geven hoe de kwaliteit van opleidingen aan andere universiteiten is. Zij kunnen daarom een vergelijking maken. Onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zijn met elkaar verweven. De hoogleraren beoordelen de opleidingen daarom aan de hand van de volgende vier indicatoren:
kwaliteit van het bachelorprogramma; het aanbod van masteropleidingen; de kwaliteit van de docenten; de kwaliteit van de wetenschappelijke publicaties van de staf.
Hoogleraren geven aan welke universiteit de beste is op deze vier indicatoren. De eigen universiteit wordt buiten beschouwing gelaten en is in internetvragenlijst niet selecteerbaar. STEMMEN EERSTE PLAATS De universiteit die de hoogste score haalt op de vier genoemde punten, heeft ‘de beste opleiding’ in huis. Althans, volgens de hoogleraren. Om de rangorde vast te stellen, is telkens per opleiding het aantal ontvangen stemmen voor een eerste plaats gedeeld door het aantal maximaal te ontvangen stemmen. Dit maximum is het totaal aantal uitgebrachte stemmen, minus de zelf uitgebrachte stemmen. Niet stemmen, in de hoop dat de eigen universiteit naar verhouding meer stemmen ontvangt, levert geen voordeel op. RANG HOOGLERARENOORDEEL De beste opleiding is de opleiding met het hoogste totaalpercentage stemmen voor een eerste plaats. Dit is berekend door alle eerste plaatsen op te tellen voor de vier indicatoren en daarna te delen door het maximaal te verkrijgen aantal stemmen: de som van het aantal uitgebrachte stemmen op de opleiding, verminderd met de som van de zelf uitgebracht stemmen. Het totaal percentage stemmen bepaalt dus de positie op de ranglijst.
8