Postbus 9921 1006 AP Amsterdam Telefoon (020) 410 62 22 Fax (020) 410 62 21
[email protected] www.psynip.nl
Eindredactie en productiebegeleiding: Afd. Communicatie NIP Ontwerp Link Design, Amsterdam
Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)
© NIP, september 2010 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, overgenomen of gekopieerd zonder toestemming van het NIP
Algemene Standaard Testgebruik
Inhoud
1 Preambule
1 Preambule
3
2 Achtergrond
4
3 De Praktijk
7
3.1 Opdrachtacceptatie 3.1.a De opdrachtgever 3.1.b Overleg 3.1.c Opdrachtacceptatie- en bevestiging door de psycholoog
7 7 7 7
3.2 Onderzoeksprocedure 3.2.a Uitnodiging van de cliënt 3.2.b Dossiervorming 3.2.c Beschrijving van de onderzoeksvraag en de onderzoeksmethode 3.2.d Wanneer worden psychodiagnostische instrumenten ingezet 3.2.e Principes bij de keuze van psychodiagnostische instrumenten 3.2.f Afname van de tests 3.2.g Toepassing tests bij speciale groepen
7 7 9 11 11 13 13 15
3.3 Het psychologisch rapport 3.3.a Onderdelen van het psychologisch rapport 3.3.b Rechten van de cliënt 3.3.c Verstrekking van gegevens verkregen uit tests aan derden
17 17 17 19
3.4 Gegevensbeheer
19
4 Aanbevolen Literatuur
20
Totstandkoming van deze Standaard
21
Deze Standaard is een bewerking van de Algemene Standaard Testgebruik (NIP, 2004), en geldt als opvolger daarvan. De Algemene Standaard Testgebruik NIP (AST-NIP) heeft betrekking op de professioneel-diagnostische relatie tussen de NIP-leden en/of NIP-geregistreerden en cliënten, opdrachtgevers en overige betrokkenen. De AST-NIP sluit uitdrukkelijk aan bij de Beroepscode voor psychologen (2007, NIP) en is daarvan een uitwerking en verbijzondering. NIP-leden en/of NIP-geregistreerden zijn aanspreekbaar op de Beroepscode voor Psychologen; in geval van een klacht kan het College van Toezicht maatregelen jegens hen treffen. Klachten in relatie tot testgebruik door de psycholoog worden behandeld op basis van de relevante bepalingen in de beroepscode. De AST-NIP vormt op zichzelf geen onderdeel van de code, maar is te beschouwen als een nadere uitwerking van de Beroepscode als het gaat om testgebruik. Het College van Toezicht kan de AST-NIP bij de toetsing van het beroepsmatig handelen van de psycholoog aan de beroepscode betrekken als nadere invulling en interpretatie van de relevante codeartikelen. De AST-NIP verschaft dus geen receptuur of regels, laat staan wetten, maar richtlijnen. Professioneel testgebruik houdt enerzijds in dat die richtlijnen ook inderdaad als richtinggevend fungeren. Anderzijds houdt professionaliteit in dat in concrete gevallen van richtlijnen kan worden afgeweken. Indien men van de richtlijnen wil afwijken wordt aanbevolen dit vooraf in collegiaal verband te beargumenteren. Het NIP is van mening dat de AST-NIP naar zijn aard zou moeten gelden voor de beroepsuitoefening van alle psychologen. Cliënten en andere opdrachtgevers dienen zich echter te realiseren dat alleen NIP-leden en/of NIP-geregistreerden direct aan te spreken zijn op de Beroepscode en de AST-NIP, ook in het kader van de klachten procedure bij het NIP. De AST-NIP is vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het Nederlands Instituut van Psychologen op 24 juni 2010. Juni 2010 Prof. dr. K. Sijtsma, voorzitter Commissie Testaangelegenheden Nederland Drs. H. Geertsema, voorzitter commissie Beroeps Ethische Zaken
2
3
2 Achtergrond Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat voor het doen van psychologische uitspraken over een persoon of groep personen, het gebruik van psychodiagnostische instrumenten (tests, vragenlijsten, observatieschalen, gestandaardiseerde vragen, et cetera) belangrijke voordelen heeft boven een ‘ongewapend oordeel’ (bijvoorbeeld intuïtie, gevoel, individuele ervaring, inleven of meeleven). Psychodiagnostische tests1 hebben echter ook hun beperkingen; men kan er niet op blindvaren. Diagnostiek is altijd meer dan alleen testtoepassing. Tests horen dan ook thuis bij wetenschappelijk opgeleide professionals die zich van zowel de voordelen als de beperkingen bewust zijn. Een test kan gezien worden als een instrument waarmee de onderzochte op een gestandaardiseerde wijze aan het woord komt. Voor de te onderzoeken persoon wordt in de psychologische professie de term ‘cliënt’ gebruikt. Hieronder worden alle typen te onderzoeken personen begrepen, zoals leerlingen, sollicitanten en patiënten. De resultaten bij het gebruik van psychodiagnostische instrumenten zijn, vergeleken met de werkwijze bij ‘ongewapende oordelen’, veelal betrouwbaarder, meer valide, beter reproduceerbaar en objectiever. Bovendien is aannemelijk dat psychodiagnostische instrumenten efficiënter en kostenbesparend, en daardoor meer rendabel zijn. Daarenboven zijn deze instrumenten genormeerd, zodat een onderzochte vergeleken kan worden met vergelijkbare (qua relevante kenmerken) personen. Een voorwaarde is evenwel dat een psychodiagnostisch instrument op de juiste manier wordt toegepast. Bij ondeskundig gebruik kan met een psychodiagnostisch instrument schade aangericht worden, waardoor testgebruik leidt tot pseudowetenschap en misleiding van cliënt en opdrachtgever. De ‘juiste toepassing van een test’ beduidt dat het testgebruik onderdeel uitmaakt van een psychodiagnostisch proces en niet een op zichzelf staande activiteit is. Een psycholoog dient altijd te (kunnen) verhelderen hoe de relatie is tussen het gebruikte psychodiagnostisch instrument en de vraagstelling. Ook dient de psycholoog altijd te (kunnen) verhelderen hoe de relatie is tussen de test resultaten en de uitspraken die hij op grond daarvan doet. Daarbij dienen die resultaten steeds te worden betrokken op de persoon (de cliënt in de zin van de Beroepscode). Benadrukt wordt dat het onjuist is het toepassen van tests gelijk te stellen aan psychologisch onderzoek. Onder psychodiagnostische instrumenten worden verstaan psychologische tests en vragenlijsten ter bepaling van iemands eigenschappen, met het oog op uitspraken omtrent die persoon (in het kader van advies aan die persoon zelf, of aan anderen met betrekking tot die persoon, in het kader van behandeling, plaatsing of selectie). Maar ook andere instrumenten waaronder observatieschalen en schoolvorderingentoetsen kunnen een functie hebben
in dat psychodiagnostisch proces. Centraal in deze Standaard staat die psychodiagnostische context. Dat neemt overigens niet weg dat ook aan instrumentgebruik en -gebruikers in andere contexten wetenschappelijke en professionele eisen dienen te worden gesteld. De gegevens die verkregen zijn met behulp van psychodiagnostische instrumenten zijn vaak de basis voor het nemen van belangrijke beslissingen over de onderzochte persoon. Om geen schade aan de onderzochte persoon te veroorzaken, dienen deze resultaten derhalve op een verantwoorde manier te worden verkregen, gebruikt en overgedragen. De primaire garantie hiervoor dient te worden gezocht in het NIP-lidmaatschap en/of de NIP-registratie, waarmee de psycholoog zich verbindt aan de Beroepscode en collegiaal toezicht op basis daarvan. Er kunnen zich bij het gebruik van psychodiagnostische instrumenten twee problemen voordoen: 1 psychodiagnostische instrumenten die niet aan de noodzakelijke (wetenschappelijke) criteria voldoen en 2 het onjuist gebruik van psychodiagnostische instrumenten. In beide gevallen zullen de resultaten van een onderzoek afbreuk doen aan de mogelijkheden die een onderzoek met tests biedt.
s pecifieke situaties worden zonodig specifieke standaarden ont wikkeld; die hebben dan het karakter van aanvullingen op en ver bijzonderingen van de AST-NIP. Voor de volledigheid wordt er op gewezen dat de toepassing van deze standaard nauw verbonden is met de juiste toepassing van algemene principes in de psychodiagnostiek (zie bijvoorbeeld De Zeeuw et al. 2004) en de Beroepscode voor psychologen (NIP, 2007). Hoewel het zeker meer aandacht verdient, wordt één element van verantwoord testgebruik in dit document verder niet uitgewerkt. Hierbij wordt gedoeld op de eigen verantwoordelijkheid van de psycholoog als het gaat om de beschikbaarheid van goede psycho diagnostische instrumenten. Psychologische instrumenten - tests zijn kostbaar om te ontwikkelen en te onderhouden. Het is van belang dat psychologen de investering in het testmateriaal in stand houden door te voorkomen dat testmateriaal door verkeerde of ongeautoriseerde toepassing (bijvoorbeeld publiek maken) onbruikbaar wordt. Daarnaast zou elke psycholoog zich verplicht moeten voelen om, binnen de mogelijkheden die zijn of haar werkcontext biedt, bij te dragen aan onderzoek waarmee de kwaliteit van psychodiagnostische instrumenten verbeterd kan worden.
De wetenschappelijke en praktische criteria waar een psycho diagnostisch instrument en het gebruik ervan aan moeten voldoen, worden behandeld in de uitgaven van de COTAN (Commissie Testaangelegenheden Nederland). Voor deze uitgaven verwijzen we naar de literatuurlijst. Het juiste gebruik van psychodiagnostische instrumenten is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de psycholoog. Er kan, in bepaalde mate, een zekerheid op het verantwoord gebruik van psychodiagnostische instrumenten gegeven worden door een standaard voor het gebruik hiervan te formuleren. Het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) heeft daarom besloten voor zijn leden de AST-NIP op te stellen die het verantwoord gebruik van psychodiagnostische instrumenten beschrijft. Het doel van deze standaard is de cliënt (de te onderzoeken persoon) of diens wettelijke vertegenwoordiger, de opdrachtgever van een NIP-lid en/of NIP-geregistreerde, en de psycholoog zelf een kwaliteitstoets te geven bij het gebruik van psychodiagnostische instrumenten. Benadrukt wordt dat het NIP grote bezwaren heeft tegen het uit oefenen van de psychologie, inclusief testgebruik, door diegenen die daartoe de benodigde kennis en vaardigheden missen, en door psychologen die zich niet verplichten aan de Beroepscode. In het volgende worden de eisen geformuleerd waaraan verantwoord testgebruik moet voldoen. Het betreft een algemene richtlijn voor het gebruik van psychodiagnostische instrumenten. Voor
1 In deze Standaard worden uit stilistische overwegingen de begrippen ‘psychodiagnostisch instrument’ en ‘test’ door elkaar gebruikt. 4
5
3 De Praktijk Op 3.1, Opdrachtacceptatie, hebben de volgende artikelen in de Beroepscode voor Psychologen 2007 (NIP) in het bijzonder betrekking: I.1.2.9 de externe opdrachtgever: de persoon of rechtspersoon die opdracht heeft gegeven tot enige vorm van beroepsmatig handelen, maar die niet zelf de cliënt of het cliënt systeem is, noch de verwijzer; I.1.2.10 de verwijzer: de persoon op wiens advies de cliënt een professionele relatie met de psycholoog aangaat; III.2.1.1 Voorwaarden voor aanvang en voortzetting van de professionele relatie De psycholoog dient een professionele relatie alleen aan te vangen of voort te zetten, als dit professioneel en ethisch verantwoord is. III.2.1.4 Onafhankelijkheid en objectiviteit in het beroepsmatig handelen De psycholoog zorgt ervoor dat hij in zijn beroepsmatig handelen onafhankelijk en objectief kan optreden. Hij laat zijn beroepsmatig handelen niet zodanig beïnvloeden, dat hij zijn werkwijze en de resultaten daarvan professioneel niet kan verantwoorden. III.2.2.4 Geen irreële verwachtingen wekken De psycholoog zorgt ervoor dat met betrekking tot de aard, de effecten en de gevolgen van zijn dienstverlening geen verwachtingen worden gewekt die niet op de realiteit gestoeld zijn. III.2.2.5 Informatie over voorwaarden waaronder opdrachten worden aanvaard De psycholoog stelt voorafgaand aan of in het vroegste stadium van de professionele relatie de betrokkenen eerlijk en nauwgezet op de hoogte van de financiële en andere voorwaarden waaronder hij zijn opdracht aanvaardt, voor zover deze informatie voor betrokkenen van belang is voor het wel overwogen verlenen van hun medewerking aan de uitvoering van de opdracht. III.2.3.3 Niet aanvaarden van onverenig bare opdrachten De psycholoog aanvaardt geen nieuwe opdracht die niet goed te verenigen is met een reeds eerder aanvaarde opdracht, ook 6
als er geen sprake is van dezelfde cliënt. Bij motivering van zo’n weigering neemt de psycholoog de vertrouwelijkheid in acht. III.3.2.1 Respect voor autonomie en zelfbeschikking In zijn beroepsmatig handelen respecteert de psycholoog de autonomie en zelfbeschikking van de betrokkene, en bevordert deze. In het bijzonder komt die zelfbeschikking van de betrokkene tot uiting in het recht om de professionele relatie met de psycholoog al dan niet aan te gaan, voort te zetten, dan wel te beëindigen. III.3.2.2 Respectvol handelen bij beperkte zelfbeschikking De zelfbeschikking van de cliënt kan worden beperkt door zijn leeftijd, aanleg en ontwikkeling, geestelijke gezondheid, door wette lijke bepalingen of door de beslissings bevoegdheid van een externe opdrachtgever die deze ontleent aan een hem opgedragen wettelijke taak of rechterlijke beslissing. In dat geval laat de psycholoog binnen deze beperkingen de zelfbeschikking van de cliënt toch zoveel mogelijk tot haar recht komen. III.3.2.3 Toestemming bij aangaan of voortzetten van de professionele relatie De psycholoog kan uitsluitend een profes sionele relatie met iemand aangaan of voortzetten met diens toestemming. Die toestemming is echter niet nodig als de professionele relatie tot stand komt als gevolg van een opdracht door een externe opdrachtgever die daartoe een door de wet toegekende bevoegdheid heeft. III.3.2.4 Welingelicht aangaan en voort zetten van de professionele relatie Voorafgaande aan en tijdens de duur van de professionele relatie verstrekt de psycholoog zodanige informatie aan de cliënt, dat deze vrijelijk in staat is welingelicht in te stemmen met het aangaan en voortzetten van de professionele relatie. III.3.2.5 Informatie bij het aangaan en voortzetten van de professionele relatie De informatie bij het aangaan en voort zetten van de professionele relatie wordt bij voorkeur schriftelijk gegeven en waar nodig mondeling toegelicht, en bevat voor zover van toepassing: • het doel van de professionele relatie, de context waarin die plaatsvindt en de plaats van de cliënt en de psycholoog hierin;
•
e methoden van onderzoek of behand deling die in aanmerking komen en wat daarvan wel en niet te verwachten is; • de gang van zaken, de activiteiten en situaties waarmee de cliënt rechtstreeks of indirect zal worden geconfronteerd; • de personen met wie de psycholoog in de professionele relatie samenwerkt, al dan niet in multidisciplinair verband; • de soort gegevens die over de cliënt worden verzameld, de wijze waarop deze worden bewaard en hoe lang de gegevens worden bewaard; • de wijze van eventuele rapportering en aan wie wordt gerapporteerd; • de regels in de beroepscode met betrekking tot inzage en afschrift, correctie en blokkering van de rapportage; • eventuele instanties die bij de professio nele relatie enig belang hebben; • mogelijke neveneffecten van het beroepsmatig handelen; • de gebondenheid van de psycholoog aan de beroepscode en het klachtrecht. III.3.2.6 Dezelfde informatie voor externe opdrachtgever en cliënt Vóór de aanvang van de professionele relatie dient de psycholoog zich ervan te vergewissen dat zowel de externe opdrachtgever als de cliënt of het cliëntsysteem over dezelfde infor matie beschikken over het doel en de opzet van de professionele relatie en over de voorgenomen werkwijze. De opdracht kan slechts doorgang vinden als over doel en opzet tussen hen overeenstemming bestaat. Bij wijziging van de situatie of van de opdracht dient de psycholoog tot hernieuwde afspraken te komen. III.3.2.7 Overleg over invulling van de professionele relatie De psycholoog biedt de cliënt de gelegenheid voor overleg over diens wensen en meningen betreffende de invulling van de professionele relatie, tenzij dat een goede voortgang van de professionele relatie in de weg staat. III.4.3.2 Grenzen van de eigen deskundigheid De psycholoog neemt in zijn beroepsmatig handelen de grenzen van zijn deskundigheid in acht en aanvaardt geen opdrachten waarvoor hij de deskundigheid mist.
Op de even pagina’s staan telkens de artikelen uit de Beroeps code voor psychologen (NIP, 2007) die in het bijzonder betrekking hebben op de paragraaf in kwestie. De Beroepscode is te vinden op www.psynip.nl.
3.1 Opdrachtacceptatie De opdrachtnemer in de zin van deze Standaard is het NIP-lid en/of NIP-geregistreerde, onder wiens verantwoordelijkheid het testgebruik plaatsvindt; die verantwoordelijkheid komt tot uit drukking in de ondertekening van het psychologisch rapport. 3.1.a De opdrachtgever De psycholoog stelt vóór het onderzoek vast wie de opdrachtgever is. Formeel gesproken is er altijd sprake van een opdrachtgever voor het verrichten van een psychodiagnostisch onderzoek. In de meeste gevallen is wel duidelijk wie de opdrachtgever is, zoals een werk gever, die van de psycholoog een uitspraak of advies vraagt over een sollicitant, of een rechtbank die een psychodiagnostisch onderzoek gelast. In zo’n geval is sprake van een externe opdrachtgever (zie artikel I.1.2.9). In andere gevallen zoals bij een beroepskeuzeadvies, dat ten dienste van de cliënt zelf staat, geldt die cliënt als opdrachtgever. De verwijzer (zie artikel I.1.2.10), bijvoorbeeld een arts, geldt uitdrukkelijk niet als externe opdrachtgever. Bij minderjarige en bij wilsonbekwame cliënten worden de rechten die de Beroepscode aan hen toekent, uitgeoefend door hun wettelijke vertegenwoordiger; de cliënten dienen echter zoveel mogelijk bij de uitoefening ervan te worden betrokken. Een bijzondere situatie doet zich voor als de psycholoog voor de eigen oordeelsvorming een psychodiagnostisch onderzoek doet. Dan hangt het af van de relatie die de cliënt met de psycholoog heeft wie de opdrachtgever is. Als de psycholoog zelf, bijvoorbeeld in de functie van personeelsfunctionaris, een onderzoek doet in het kader van selectie bij personeelswerving, dan handelt hij namens de externe opdrachtgever. Maar als een behandelaar (bijvoorbeeld een psychotherapeut) ten behoeve van de eigen oordeelsvorming zelf een onderzoek wil verrichten, moet de cliënt als de opdracht gever worden gezien. Het onderzoek maakt dan deel uit van de behandeling, waartoe de cliënt (direct of indirect) opdracht geeft.
3.1.c Opdrachtacceptatie en -bevestiging door de psycholoog Psycholoog, cliënt en opdrachtgever bereiken op enig moment overeenstemming over een vraag die gebruikt wordt als opdracht voor de psycholoog. De psycholoog formuleert de onderzoeksvraag en bevestigt de opdracht tegenover de betrokkenen. In het geval van een externe opdrachtgever, en voor het overige indien daartoe aanleiding bestaat, wordt de opdracht door de psycholoog expliciet schriftelijk of elektronisch bevestigd. In deze opdrachtbevestiging is in ieder geval (zie voorts art. III.3.2.5 van de Beroepscode) opgenomen: de te beantwoorden vraagstelling, de wijze waarop wordt gerapporteerd en ook dat het onderzoek volgens de AST-NIP zal plaatsvinden. De betrokkenen kunnen desgevraagd een exemplaar verkrijgen van de ASTNIP. Voor zover sprake is van een meer dan incidentele opdracht relatie met de opdrachtgever, waarbij de werkwijze van de psycholoog in enig document is vastgelegd, kan kortheidshalve naar dit document worden verwezen.
3.2. Onderzoeksprocedure Een onderzoeksprocedure met psychodiagnostische instrumenten kent na de opdrachtacceptatie de volgende stappen. 3.2.a Uitnodiging van de cliënt De cliënt wordt persoonlijk, bij voorkeur3 schriftelijk uitgenodigd voor het onderzoek. Vóór aanvang van het onderzoek wordt de cliënt, eveneens schriftelijk, op de hoogte gebracht van het doel van het onderzoek, de wijze van onderzoeken, de wijze van rapporteren, de wijze waarop inzage verkregen wordt, de wijze waarop bezwaar tegen het psychologisch rapport kan worden aangetekend, de wijze waarop eventueel correctie op het psychologisch rapport verkregen wordt en de wijze waarop de opdrachtgever (voor zover daar sprake van is) op de hoogte gesteld wordt van het onderzoek. Bij jeugdigen (tot 16 jaar) of wilsonbekwame cliënten worden ook de ouder(s) of de andere wettelijke vertegenwoordiger(s) van de cliënt bij voorkeur vooraf schriftelijk geïnformeerd; de nadruk blijft echter liggen op de zelfbeschikking van de cliënt.
3.1.b Overleg De psycholoog neemt kennis van de vraag die de opdrachtgever2 heeft. De psycholoog beoordeelt of de vraag in deze vorm door hem te beantwoorden is, dan wel of een herformulering noodzakelijk is. Tevens wordt beoordeeld of er geen (beroeps)ethische beletselen zijn voor het beantwoorden van de vraag. Eventueel noodzakelijk overleg met de opdrachtgever en met de cliënt als die niet opdrachtgever is, vindt plaats vóór aanvang van het onderzoek. Het overleg kan zowel mondeling, elektronisch als schriftelijk zijn.
2 Dit kan dus ook de cliënt zijn. 3 Er kunnen zich situaties voordoen waarbij een schriftelijke uitnodiging en informatieoverdracht bijna niet mogelijk, of in hoge mate onpraktisch is. De psycholoog gaat er van uit dat een schriftelijke uitnodiging noodzakelijk is, tenzij… 7
Op 3.2.b, Dossiervorming, hebben de volgende artikelen uit de Beroepscode in het bijzonder betrekking: I.1.2.14 dossier: de op een cliënt of cliëntsysteem betrekking hebbende verzameling van alle gegevens die de psycholoog in zijn beroepsmatig handelen heeft verkregen en die hij bewaart vanwege hun relevantie voor kwaliteit en continuïteit van de professionele relatie. Persoonlijke werkaantekeningen van de psycholoog behoren niet tot het dossier. III.1.2.2 Volledigheid, noodzakelijkheid en actualiteit van het dossier Alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de professionele relatie en dienen tot het doel van de professionele relatie worden door de psycholoog bewaard, en geen andere. Hij bewaart deze gegevens uitsluitend in het dossier. Hij zorgt er voor dat het dossier altijd zodanig bijgewerkt is dat bij een onvoorziene absentie van zijn kant, een deskundige vakgenoot de professionele relatie kan voortzetten. III. 1.6.2 Bewaartermijn van een op naam gesteld dossier Na beëindiging van de professionele relatie bewaart de psycholoog het op naam gestelde dossier een jaar of zoveel langer als noodzakelijk is voor het doel waarvoor het dossier is aangelegd, dan wel wettelijk is voorgeschreven. Het dossier wordt niet langer bewaard dan de van tevoren vast gestelde termijn. Als er een klacht wordt ingediend bij het College van Toezicht, dan mag de psycholoog bij het verstrijken van de bewaartermijn niet tot vernietiging van het dossier overgaan zolang de klachtbehandeling in eerste, dan wel in tweede aanleg, niet is afgerond, tenzij de cliënt om vernietiging vraagt. III.3.3.8 Vertrouwelijkheid jegens andere personen dan cliënt Als het noodzakelijk is om gegevens in het dossier op te nemen, die betrekking hebben op andere personen dan de cliënt en die gegevens niet door de cliënt zelf zijn verstrekt, dan worden deze in zodanige vorm opgenomen, dat ze tijdelijk te verwijderen zijn, zodat bij inzage door de cliënt de vertrouwelijkheid van die gegevens gewaarborgd kan worden. 8
III.3.3.9 Vertrouwelijkheid jegens personen in een cliëntsysteem Voor zover gegevens noodzakelijkerwijs op meerdere personen tegelijk betrekking hebben, dan worden deze verzameld in een dossier over het betreffende cliëntsysteem. Geen van de personen in het cliëntsysteem heeft recht op inzage en afschrift van die gegevens, tenzij de andere(n) schriftelijk toestemming hiertoe verleent of verlenen. Voorafgaand aan het opnemen van gegevens in zo’n dossier deelt de psycholoog dat aan elk van hen mee, en wijst hen erop dat daaruit een beperking kan voortvloeien van het recht op inzage en afschrift, voor zover dat noodzakelijk is om de vertrouwelijkheid van elkaars gegevens te waarborgen. III.3.3.10 Beveiliging van het dossier De psycholoog zorgt er voor dat het dossier op zodanige wijze wordt bewaard dat zonder zijn toestemming niemand toegang daartoe heeft, zodat de vertrouwelijkheid van de gegevens bewaard blijft. III.3.2.9 Inzage in en afschrift van het eigen dossier De psycholoog geeft de cliënt desgevraagd inzage in en afschrift van het diens dossier. Hij biedt daarbij aan tekst en uitleg te verschaffen. Alvorens de cliënt inzage te geven, verwijdert de psycholoog de gegevens die betrekking hebben op anderen, voor zover die niet door de cliënt zelf zijn verstrekt. Als er sprake is van een professionele relatie met een cliëntsysteem, worden daarbij van de afzonderlijke personen alle gegevens, die niet tegelijkertijd betrekking hebben op andere personen in dat systeem (ook) op zodanige wijze bewaard, dat aan elk afzonderlijk gelegenheid tot inzage gegeven kan worden zonder de vertrouwelijkheid van de gegevens van de anderen te schenden. III.3.2.10 Toegankelijkheid van het dossier De psycholoog richt het dossier naar vorm en inhoud zo in dat het voor de cliënt redelijkerwijs toegankelijk is. III.3.2.11 Verbetering van, aanvulling op of verwijdering van gegevens in het dossier De psycholoog corrigeert die gegevens in het dossier, waarvan de cliënt aannemelijk maakt dat ze onjuist zijn, onvolledig, of niet ter zake doen, gezien de doelstelling van het dossier en voor zover deze op hem betrekking hebben.
Op verzoek van de cliënt worden door hem opgestelde notities met zijn opvattingen over de professionele relatie in het dossier opgenomen. III.3.2.12 Recht op vernietiging van het eigen dossier Op schriftelijk verzoek van de cliënt wordt diens dossier door de psycholoog vernietigd. Het verzoek om vernietiging wordt bewaard. Het verzoek van de cliënt om vernietiging wordt niet ingewilligd als het dossier betrekking heeft op een professionele relatie in opdracht van een externe opdrachtgever die een door de wet toegekende bevoegdheid heeft om nakoming van de opdracht te eisen, en deze opdrachtgever niet met vernietiging instemt.
3.2.b Dossiervorming Onmiddellijk nadat (of voordat) de cliënt is uitgenodigd wordt een dossier van de cliënt aangelegd. Dit dossier bevat alle relevante bescheiden die met de individuele onderzoeksrelatie van doen hebben. Hieronder vallen de ruwe testgegevens4 en normscores van de cliënt (Frima & Visser, 2008). Persoonlijke werkaantekeningen van de psycholoog behoren niet tot het dossier (zie art. I.1.2.14). Het dossier is uitsluitend toegankelijk voor de cliënt, de psycholoog en de direct onder zijn verantwoordelijkheid vallende medewerkers. Bij klachtenprocedures is dit dossier ook voor leden van de tucht colleges ter inzage, indien dat van belang is voor de beoordeling van de klacht. Voor beheer en inhoud van het dossier zie paragraaf 3.4.
4 Onder ruwe testgegevens wordt verstaan: de testvragen of items met de daarbij behorende antwoorden en scores van een cliënt. 9
Op 3.2.c, Beschrijving van de onderzoeksvraag en de onderzoeksmethode, heeft in het bijzonder het volgende artikel uit de Beroepscode betrekking: III. 1.6.1 Afleggen van verantwoording De psycholoog houdt van zijn professionele activiteiten op zodanige wijze aantekening, dat hij in staat is van zijn handelwijze verantwoording af te leggen.
3.2.c Beschrijving van de onderzoeksvraag en de onderzoeksmethode De psycholoog formuleert vóór de aanvang van het onderzoek van de cliënt een onderzoeksvraagstelling. Deze wordt opgenomen in het rapport. De psycholoog legt verantwoording af door de onderzoeksvraag te vertalen in de onderzoeksmethode. In de keuze van de onderzoeks methode(n) dient de methodische competentie van de psycholoog tot uitdrukking te komen. Theorie en praktijk worden zo met elkaar verbonden.
Het wordt aanbevolen om aspecten van de methodologische keuzes bij de verslaglegging te betrekken voor zover zij directe consequenties hebben voor het begrip en de interpretatie van de uitkomsten van het onderzoek. Voorbeelden zijn het beschrijven van: • het theoretisch kader van waaruit is gewerkt. • de consequenties van de keuze voor een bepaald instrument voor de inhoudelijke interpretatie. De psycholoog is altijd in staat om desgevraagd een verantwoording van de keuze van methode en instrumenten te geven.
De onderzoeksvraagstelling zoals in het volgende beschreven, dient om met name de cliënt, de eventuele verwijzer of collegae, en de psycholoog zelf inzicht te geven in de gevolgde onderzoeksprocedure. De onderzoeksvraagstelling kan in hoge mate gestandaardiseerd (bijvoorbeeld bij personeelsselectie), maar ook strikt individueel (bijvoorbeeld bij klinisch onderzoek) zijn. De onderzoeksvraagstelling kan een hypothese bevatten op grond waarvan de psycholoog start met het onderzoek. In ieder geval is de onderzoeksvraagstelling te beschouwen als een vertaling van de opdracht naar de gevolgde onderzoeksprocedure. Uit de onderzoeksvraagstelling is altijd af te leiden om welke reden en met welk doel de psycholoog bepaalde onderzoeksmethoden, waaronder psycho diagnostische instrumenten, inzet.
3.2.d Wanneer worden psychodiagnostische instrumenten ingezet Psychodiagnostische instrumenten worden ingezet wanneer rede lijkerwijs verwacht kan worden dat met deze instrumenten de kwaliteit van een advies of uitspraak over een persoon of groep van personen toeneemt. De psycholoog kan deze verwachting desgevraagd aannemelijk maken door verwijzing naar relevante literatuur, eigen onderzoek of deducties uit literatuur en/of (eigen) onderzoek. De kwaliteitstoename van een adviesprocedure door het gebruik van psychodiagnostische instrumenten kan blijken uit een toename van validiteit, betrouwbaarheid, efficiency of rechtvaardigheid ten opzichte van het gebruik van (of in combinatie met) andere methoden zoals schoolcijfers, werkprestaties, anamnesegegevens, praktijksimulatie, werkstukken, deskundigenoordeel, et cetera. Deze toename kan de psycholoog op dezelfde wijze als hiervoor omschreven aannemelijk maken.
Bij hypothesetoetsend onderzoek wordt aangegeven welke methode de psycholoog hanteert om de hypothese te toetsen en welke instrumenten (test, interview, observatie, anamnese, et cetera) daarbij gebruikt worden. De psycholoog geeft aan wanneer de hypothese verworpen of aanvaard wordt. Dit laatste kan bijvoorbeeld in termen van grenswaarden van testuitslagen. De onderzoeksvraagstelling betreft ten minste: • de aanleiding tot het onderzoek, • de vraagstelling van de opdrachtgever, • de (met de opdrachtgever) overeengekomen opdracht aan de psycholoog5, • de keuze van methode en instrumenten voor het beantwoorden van de onderzoeksvraagstelling.
5 H et onderscheid ‘aanleiding’, ‘vraagstelling opdrachtgever’, ‘opdrachtacceptatie’ en ‘onderzoeksvraagstelling’ wijst op verschillende fases in het tot stand komen van een onderzoeksovereenkomst. De aanleiding is bijvoorbeeld ‘een slecht schoolresultaat’, de vraagstelling van de opdrachtgever is ‘doet deze leerling wel voldoende z’n best’, de overeengekomen opdracht kan zijn ‘een onderzoek naar intelligentie, motivatie en interesse’. In de ‘onderzoeksvraagstelling’ wordt aangegeven dat een individuele intelligentietest (bijv. de GIT) gebruikt zal worden om ook de wijze van werken in de beoordeling te betrekken, dat naast de PMT ook de UCL ingezet wordt omdat bij de intake bleek dat de cliënt nogal gelaten reageert op zijn mislukkingen, et cetera. 10
11
Op 3.2.e, Principes bij de keuze van psychodiagnostische instrumenten, hebben de volgende artikelen uit de Beroepscode in het bijzonder betrekking: III.1.1.4 Professionele en ethische normen De psycholoog handelt in zijn beroepsuit oefening volgens professionele en ethische normen. Hij handelt in overeenstemming met de stand van de wetenschap. Hij draagt naar vermogen bij aan het ontwikkelen van dergelijke normen en standaarden in zijn vakgebied. III.1.1.5 Zorgvuldigheid en voorzichtigheid bij nieuwe methoden Bij het toepassen van nieuwe methoden of het betreden van nieuwe toepassings gebieden gaat de psycholoog zorgvuldig en voorzichtig te werk. III. 1.5.3 Verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van medewerkers De psycholoog is verantwoordelijk voor de technische en de ethische kwaliteit van het werk van degenen die onder zijn directe leiding meewerken aan de uitvoering van opdrachten, waarvoor hij zelf de profes sionele verantwoordelijkheid draagt. Als deze medewerkers niet vanuit hun beroep of functie aan eigen beroepsethische regels zijn onderworpen, wijst hij hen op de afgeleide verplichtingen uit deze beroepscode, in het bijzonder op de geheimhoudingsverplichting. Hij vergewist zich van de professionele (en ethische) kwaliteit van degenen die hij bij zijn beroepsmatig handelen anderszins inschakelt. III.3.1.2 Respect voor psychische en lichamelijke integriteit De psycholoog respecteert de psychische en lichamelijke integriteit van de betrokkene en tast hem niet in zijn waardigheid aan. Hij dringt niet verder door in het privéleven van de betrokkene dan voor het doel van zijn beroepsmatig handelen noodzakelijk is.
12
III.4.2.1 In stand houden en verder ontwikkelen van de professionele deskundigheid De psycholoog houdt zijn professionele deskundigheid in stand en ontwikkelt deze in overeenstemming met de recente ontwikkelingen in de psychologie. Hij volgt de voor hem relevante vakliteratuur en neemt deel aan relevante bij- en nascholing. III.4.2.2 Gebruik van doeltreffende en doelmatige methoden De psycholoog kiest methoden die doel treffend en doelmatig zijn en geeft zich rekenschap van de beperkingen van die methoden. III.4.3.4 Kwalificatie De psycholoog hanteert alleen methoden, waarvoor hij door opleiding, training en/of ervaring is gekwalificeerd. III.4.3.7 Professionele verantwoording van het beroepsmatig handelen De psycholoog moet zijn beroepsmatig handelen kunnen verantwoorden in het licht van de stand der wetenschap ten tijde van dat handelen, zoals deze uit de vak literatuur blijkt.
3.2.e Principes bij de keuze van psychodiagnostische instrumenten Er zijn twee voorwaarden aan de inzet van een psychodiagnostisch instrument. 1 Kwaliteit: een psychodiagnostisch instrument kan ingezet worden voor het geven van een advies over een persoon of groep personen indien van dit instrument de uitgangspunten van de testconstructie, de kwaliteit van het testmateriaal, de handleiding, normen, betrouwbaarheid, de begripsvaliditeit en de criteriumvaliditeit ten minste voldoende zijn, volgens het oordeel van de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN). Dit geldt ook voor geautomatiseerde testafnames; het testprogramma dient voldoende toegankelijk dan wel inzichtelijk te zijn voor de gebruiker van dat programma. Indien het instrument op een of meer van bovengenoemde punten, al dan niet bij gebrek aan gegevens, door de COTAN als onvoldoende is beoordeeld, of wanneer nog geen COTAN-beoordeling heeft plaatsgevonden, dient de psycholoog het gebruik van dit instrument afdoende te kunnen argumenteren. 2 Relevantie: uit de hiervoor vermelde gegevens is aannemelijk te maken dat het gebruik van het instrument bijdraagt aan de verbetering van een uitspraak of een advies over de persoon in kwestie. Tevens kan de psycholoog aangeven welke relatie er is tussen het gebruik van een bepaald instrument en de opdracht die de psycholoog geaccepteerd heeft. 3.2.f Afname van de tests De verantwoordelijke psycholoog maakt een taakverdeling indien verschillende personen bij het onderzoek betrokken zijn. Deze taakverdeling wordt in het dossier opgenomen. In deze taakverdeling wordt in ieder geval duidelijk wie verantwoordelijk is voor: • de onderzoeksvraagstelling en de gevolgde onderzoeksprocedure, • de onderscheiden testafnames, • de scoring en het scoringsprogramma, • de interpretatie, • de rapportering naar de opdrachtgever en de nabespreking(en).
Bij de testafname dient de inrichting van de testsituatie aan de onderstaande voorwaarden te voldoen. 1 De testafnames worden verricht door, of onder verantwoordelijkheid van de psycholoog. 2 De door de testauteur bedoelde procedure van afname, zoals vermeld in de handleiding, wordt gehandhaafd, bijvoorbeeld de wijze van afname, de volgorde van afname, de volledigheid van de afname, het gebruik van een computer, het inlassen van gesprekken en praktijkoefeningen en eventueel andere eisen. Wijzigingen in de oorspronkelijke afnameprocedure dienen te worden beargumenteerd en bij voorkeur door literatuur- (dan wel onderzoeks-)gegevens te worden gelegitimeerd. Met name het gebruik van de computer bij de afname kan van invloed zijn op de testresultaten; de aard van deze invloed dient bij de psycholoog bekend te zijn. Er is voortdurend toezicht en/of begeleiding bij de afname van de psychodiagnostische instrumenten. Een uitzondering op deze vereiste geldt voor vragenlijsten, voor zover zelfstandige invulling de kwaliteit van de gegevens en van de beroepsrelatie niet aantast. 3 De ruimte is passend voor het betreffende psychodiagnostisch onderzoek. Dit betekent onder meer dat er sprake is van een adequaat verlichte, geluidsarme, stof- en rookvrije ruimte en dat stoel en tafel geschikt zijn voor de cliënt om hier enige tijd zonder problemen aan te werken. Gerefereerd wordt hierbij aan de geldende Arbo-normen. De psycholoog draagt er zorg voor dat storende invloeden (voor de testafname) zo gering mogelijk zijn.
De psycholoog zorgt voor een juiste afname (zie hieronder, punt 3) van de psychodiagnostische instrumenten.Dit geldt eveneens voor afnames met behulp van de computer. De psycholoog verzekert zich er van dat de tests en de programmatuur passen in de onderzoeksopdracht en dat deze voor hem transparant zijn. Juist bij computerafname dient de psycholoog zich er van te vergewissen dat hij te allen tijde verantwoording kan afleggen over de wijze waarop zijn uitspraak tot stand gekomen is. Dit betekent dat hij zich dient te onthouden van programma’s die op voor hem onbekende wijze uitkomsten (testuitslagen en/of psychologische rapporten of fragmenten) genereren.
13
Op 3.2.g, Toepassing van tests bij speciale groepen is het volgende artikel uit de Beroepscode in het bijzonder van toepassing: III.3.1.3 Geen ongerechtvaardigde discriminatie De psycholoog geeft zich rekenschap van de individuele eigenschappen en omstandigheden van elke cliënt en de culturele verschillen die tussen cliënten bestaan en houdt daar rekening mee. Hij spant zich ervoor in dat ondanks die verschillen een ieder in een soortgelijke situatie dezelfde kansen krijgt. Discriminatie wegens ras, etniciteit, geslacht, levensovertuiging, godsdienst, politieke gezindheid, seksuele geaardheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
14
3.2.g Toepassing tests bij speciale groepen Toepassing van psychodiagnostische instrumenten bij speciale groepen zoals personen met fysieke of verstandelijke beperkingen, niet-Nederlandstaligen enzovoorts stelt speciale eisen aan de testprocedure. Het behoren van een cliënt tot een bepaalde deelpopulatie kan van invloed zijn op de waardering van de testresultaten. De psycholoog houdt hier rekening mee door vooraf mogelijk relevante zaken als culturele achtergrond, taalvaardigheid, linkshandigheid, kleurenblindheid, handicap, et cetera in kaart te brengen. Indien dergelijke factoren mogelijkerwijs van invloed zijn op een bepaalde testuitslag wordt gezocht naar een alternatief voor deze test; als dat er niet is, worden die factoren zo goed mogelijk verdisconteerd. De test condities moeten optimaal zijn en het kan voor verantwoorde testtoepassing noodzakelijk zijn te beschikken over aparte norm tabellen voor deze groepen. De testsituatie wordt zo ingericht dat deze toegankelijk en geschikt is voor minder validen. Dit betekent dat de ‘werkplek’ voor deze personen indien noodzakelijk ergonomisch wordt aangepast. De psycholoog verzekert zich ervan dat de cliënt de visuele en auditieve informatie krijgt die nodig is voor de testafname. Aanpassingen worden gedaan voor cliënten die hier beperkingen in hebben, voor zover deze de testuitslag niet kunnen beïnvloeden (vergroten van lettertype, hulp bij het omslaan van pagina’s, lichtsignalen bij start en einde tests, et cetera).
15
Op 3.3, Het psychologisch rapport, zijn de volgende artikelen van de Beroepscode in het bijzonder van toepassing: III.3.3.3 Geheimhouding bij rapportage en gegevensverstrekking Als er met toestemming van de cliënt bepaalde gegevens worden verstrekt of wordt gerapporteerd aan derden, dan geldt er geen geheimhoudingsplicht jegens de ontvanger van die gegevens of van het oordeel dat in de verklaring of rapportage is vervat. Voor het overige dat hem ter kennis mocht komen heeft de psycholoog een geheimhoudingsplicht. III.3.2.15 Rapportage aan derden De rapportage aan een derde wordt als regel schriftelijk uitgebracht. Als gemotiveerd kan worden dat schriftelijke rapportage niet in overeenstemming kan worden gebracht met het doel van de opdracht, wordt vooraf afgesproken dat de rapportage mondeling wordt uitgebracht. III.3.2.16 Gelegenheid tot inzage voorafgaand aan de rapportage Als de psycholoog rapporteert aan een derde, biedt de psycholoog de cliënt de gelegenheid tot inzage in het rapport voordat de rapportage wordt uitgebracht. Het recht op inzage geldt niet voor delen in het rapport die betrekking hebben op anderen. Wanneer de rapportage feitelijk wordt uitgebracht verschaft de psycholoog de cliënt desgewenst een afschrift, voor zover de rapportage op de cliënt betrekking heeft. III.3.2.17 Mondelinge rapportage aan een derde Wanneer, met in achtneming van het artikel III.3.2.15, een rapportage mondeling wordt uitgebracht, dan wordt de inhoud van de rapportage met de cliënt besproken voorafgaand aan het uitbrengen ervan. III.3.2.18 Correctie, aanvulling of verwijdering van gegevens in de rapportage De gegevens in de rapportage waarvan de cliënt aannemelijk maakt dat ze onjuist zijn, worden door de psycholoog gecorrigeerd en hij vult ze aan of hij verwijdert ze als ze onvolledig zijn of niet terzake doen gezien de doelstelling van de rapportage. Dit geldt niet voor de bevindingen en conclusies, deze behoren tot de verantwoordelijkheid van de psycholoog. 16
III.3.2.19 Blokkeren van de rapportage aan de externe opdrachtgever Als regel heeft de cliënt heeft het recht om de rapportage aan de externe opdrachtgever te blokkeren. Dat recht is er echter niet als de externe opdrachtgever op grond van een wettelijke regeling een bevoegdheid heeft om rapportage te eisen. In dat geval stelt de psycholoog de cliënt in de gelegenheid eventuele bezwaren tegen de rapportage op schrift te stellen en deze gelijktijdig met de rapportage naar de opdrachtgever te sturen. Als de cliënt geen recht heeft om de rapportage te blokkeren, dan is de psycholoog verplicht om hem voorafgaande aan de professionele relatie schriftelijk daarop te wijzen. III.3.2.20 Inzage- en blokkeringsrecht bij rapportage over een cliëntsysteem Cliënten kunnen niet zonder meer een beroep doen op bovenstaande bepalingen met betrekking tot inzage en blokkering van de rapportage als zij deel uitmaken van een cliëntsysteem. Het doel van de rapportage en of de vertrouwelijkheid ten opzichte van de anderen kunnen zich tegen inzage en blokkering verzetten. Voor zover dat het geval is dienen de cliënten voorafgaand aan de professionele relatie daarover te worden ingelicht. III.4.3.6 Rapportage beperken tot relevante gegevens De psycholoog beperkt zich in rapportages tot het vermelden van die gegevens en oordelen die voor het doel van de rapportage noodzakelijk zijn. Hij doet dat in voor de ontvanger van het rapport begrijpelijke en in ondubbelzinnige termen. Uit de rappor tage moet duidelijk blijken wat de beper kingen zijn van de uitspraken en de gronden waarop deze berusten. Wanneer er een verzoek is om een beoordeling te geven over de (toekomstige) toestand of het (toekomstig) functioneren van de cliënt, dient de psycholoog zicht te beperken tot een beoordeling die kan worden gedragen door de hem bekende gegevens. III.1.4.2 Voorkomen van onbedoeld gebruik en misbruik van rapportage De psycholoog treft maatregelen om te voorkomen dat een rapportage wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is opgesteld. Daartoe dient in de rapportage te worden vermeld dat deze
van vertrouwelijke aard is. Bovendien wordt vermeld dat de conclusies alleen betrekking hebben op de aan de rapportage ten grondslag liggende doel- of vraagstelling en niet zonder meer kunnen dienen voor de beantwoording van andere vragen. Ook wordt in de rapportage vermeld na verloop van welke termijn de conclusies redelijkerwijs hun geldigheid verloren kunnen hebben.
3.3 Het psychologisch rapport 3.3.a Onderdelen van het psychologisch rapport De inhoud van het psychologisch rapport is afgestemd op de vraagstelling en zal over het algemeen de volgende elementen bevatten. 1 Datum onderzoek, naam, sekse en geboortedatum cliënt. 2 Herkomst en beschrijving van de vraagstelling (opdracht). 3 Verloop van het onderzoek. 4 Gebruikte psychodiagnostische instrumenten (bronnen van informatie, zie hieronder). 5 Anamnese/Intakegegevens. 6 Resultaten van het onderzoek, inclusief de onzekerheidsmarges waarmee die zijn omgeven. 7 Samenvatting. 8 Conclusie en uitspraak/advies. 9 Geldigheidsduur van het rapport. 10 Naam van de psycholoog onder wiens verantwoordelijkheid het psychodiagnostisch onderzoek plaatsvond. Het is aan te bevelen het rapport door de verantwoordelijke te laten ondertekenen. 11 De bewaartermijn van de testgegevens en het psychologisch rapport. In het psychologisch rapport zijn de afzonderlijke bronnen van informatie herleidbaar. Voor de duidelijkheid: het expliciet benoemen van de naam van de test zal in het rapport niet nodig zijn (wel in het dossier). In het rapport kan volstaan worden met de soort informatiebron (een intelligentietest, een gestructureerd interview, een persoonlijkheidsvragenlijst, et cetera). De keuze van de normgroep moet duidelijk worden vermeld en gemotiveerd. De uitspraken in het rapport dienen in ieder geval onderbouwd te worden en zijn af te leiden uit (de aantekeningen in) het dossier. Daar waar (onbedoeld) onoordeel kundig gebruik gemaakt kan worden van absolute scores door leken, zoals bij de uitslagen van intelligentietests, is het beschrijven van betrouwbaarheidsintervallen van belang.
3.3.b Rechten van de cliënt Het psychologisch rapport wordt in de regel schriftelijk uitgebracht. De cliënt wordt voor aanvang van het onderzoek duidelijk (bij voorkeur schriftelijk) gewezen op zijn rechten met betrekking tot het rapport. Bijvoorbeeld het recht op: • nabespreking van het onderzoek, • inzage van het rapport voorafgaande aan het uitbrengen ervan, • blokkering van het rapport, • aanvulling, correctie en eventuele verwijdering van door de cliënt verstrekte gegevens, • afschrift van het rapport, na het uitbrengen ervan, en het recht op • een begeleide inzage in de ruwe testgegevens en normscores. Cliënt heeft geen recht op afschrift van deze gegevens. Uitgangspunt is dat de cliënt het recht heeft om de rapportage aan de externe opdrachtgever te blokkeren, tenzij de psycholoog op grond van een wettelijke regeling of in opdracht van de rechter verplicht is om te rapporteren. In een dergelijk geval komt aan de cliënt geen blokkeringsrecht toe. De psycholoog dient de cliënt daarop schriftelijk te wijzen. De opdrachtgever wordt vooraf, voor het aanvaarden van de onderzoeksopdracht van het blokkeringsrecht in kennis gesteld. In geval van blokkering wordt daarvan zonder verdere toelichting mededeling gedaan aan de opdrachtgever.
De verantwoording voor het psychologisch rapport is terug te vinden in het dossier. De psycholoog maakt aantekening van de bewijs plaatsen (literatuur, eigen onderzoek) van zijn uitspraken voor zover deze niet in de handleiding van de test genoemd zijn. Indien er geen bewijsplaatsen zijn, c.q. indien de interpretatie belangrijk afwijkt van hetgeen in de handleiding vermeld staat, wordt er door de psycholoog aantekening gemaakt van zijn deductie (of inductie) die tot de uitspraak geleid heeft zodat deze desgevraagd gereproduceerd kan worden. De in het rapport vermelde gegevens en gedane uitspraken dienen beperkt te blijven tot datgene wat relevant is gezien de vraagstelling van het onderzoek. In geval van geschiktheidsonderzoek wordt het criterium van onderzoek duidelijk aangegeven. Indien de vraagstelling van het onderzoek in de loop van het onderzoek zich wijzigt, wordt dit expliciet in het psychologisch rapport vermeld.
17
Op 3.3.c, Verstrekking van gegevens uit tests aan derden, zijn de volgende artikelen uit de Beroepscode in het bijzonder van toepassing: III.3.2.21 Verstrekking van gegevens over de cliënt De psycholoog verstrekt aan een derde die niet de opdrachtgever is, uitsluitend die gegevens over de cliënt, waarvoor deze vooraf gerichte toestemming heeft verleend en die relevant en noodzakelijk zijn voor een specifieke vraagstelling van die derde. III.3.3.11 Verstrekking van gegevens en beoordelingen zonder toestemming Voor het verstrekken van gegevens en het geven van beoordelingen aan andere beroepsbeoefenaren is geen gerichte toestemming van de cliënt nodig als die andere beroepsbeoefenaren de cliënt behandelen of onderzoeken in verband met hetzelfde als dat waarop de professionele relatie van de psycholoog betrekking heeft, of met iets dat daaraan sterk gerelateerd is. De verstrekking wordt beperkt tot die gegevens en beoordelingen die noodzakelijk zijn voor de werkzaamheden van die andere beroepsbeoefenaren. III.3.3.12 Wettelijk verplichte verstrekking van gegevens en van beoordelingen Voor het verstrekken van gegevens of van een beoordeling aan derden is geen toestemming van de cliënt nodig wanneer de psycholoog op grond van een wettelijke bepaling verplicht is deze te verstrekken. De cliënt wordt hiervan van tevoren op de hoogte gesteld. III.3.3.14 Informatieverstrekking voor research en statistiek Ten behoeve van research en statistiek mag de psycholoog desgevraagd aan een derde gegevens en beoordelingen verstrekken. Deze gegevens en beoordelingen dienen zo te worden aangeleverd, dat herkenbaarheid van de persoon daarbij wordt uitgesloten, tenzij dat gezien het doel van het onderzoek niet mogelijk is. In dat geval kunnen die gegevens, respectievelijk beoordelingen, alleen met toestemming van de cliënt worden verstrekt.
18
III.3.3.15 Gebruik van gegevens voor publicaties, onderwijs, supervisie en intervisie Voor wetenschappelijke publicaties, onderwijsdoelen, supervisie en intervisie mag de psycholoog uitsluitend gegevens van en oordelen over een cliënt gebruiken waaruit diens identiteit niet te herleiden is. De combinatie van gegevens en beschreven omstandigheden mag er niet toe kunnen leiden dat derden daaruit de cliënt her kennen, tenzij de cliënt toestemming heeft gegeven voor een dergelijke gegevens verstrekking.
3.3.c Verstrekking van gegevens verkregen uit tests aan derden De vertrouwelijkheid van de tijdens het onderzoek verkregen gegevens impliceert een geheimhoudingsplicht voor de psycholoog en voor degenen die onder zijn verantwoordelijkheid aan het onderzoek medewerking verlenen. Als het rapporteren deel uitmaakt van de opdracht, dan geldt voor de gegevens die relevant zijn voor het psychologisch rapport, geen geheimhoudingsplicht jegens de ont vanger van het rapport. Dit betekent niet dat derden inzage kunnen krijgen in het dossier. Van de testgegevens is slechts inzage in de bewerkte uitslagen van de tests mogelijk. De ingevulde tests zelf, testprotocollen alsmede gegevens uit observatieformulieren en ander ruw materiaal zijn niet in te zien. Dit laat onverlet dat de psycholoog zijn bevindingen altijd moet kunnen verantwoorden. In geval van toetsing (zie 3.2.b) geldt dat het gehele dossier, ter inzage komt van de Colleges van Toezicht en Beroep van het NIP. Uiteraard geldt ook voor deze tuchtrechtelijk colleges de geheim houdingsplicht. Verder kan justitie, op basis van een uitspraak van de rechter, inzage in het dossier eisen. Externe opdrachtgevers (zoals werkgevers, uitkeringsinstanties, school arbo- of verzekeringsartsen etc.) hebben pas recht op informatie uit het onderzoek na afronding van dit onderzoek en na toestemming van de cliënt. Deze opdrachtgevers hebben nooit toegang tot de ruwe testgegevens.
3.4 Gegevensbeheer Gegevens worden niet langer bewaard dan nodig voor het doel van het psychodiagnostisch onderzoek, of voor zover daar wettelijke regels voor gelden. De wet op de geneeskundige behandelings overeenkomst (WGBO) kent een wettelijke bewaartermijn. Het op naam gestelde dossier wordt bewaard voor ten minste de geldigheidsduur van het psychologisch rapport, met een minimale termijn van één jaar. Het bewaren van geanonimiseerde gegevens ten behoeve van research is niet aan een termijn gebonden. De psycholoog maakt de verzamelde testgegevens zodanig toegankelijk dat er eventueel statistische analyses op kunnen worden uitgevoerd. Hij bewaart de gegevens daartoe in een (bij voorkeur geanonimiseerd) databestand. Aan deze voorwaarde wordt ook voldaan indien de data zo worden opgeslagen in een protocol dat zij gemakkelijk te scheiden zijn van overige dossiergegevens.
19
4 Aanbevolen Literatuur
Totstandkoming van deze standaard
College Bescherming Persoonsgegevens (2008). Wetgevingsadvies. Inzage in psychologische tests: CBP acht beperking inzagerecht gerechtvaardigd. www.cbpweb.nl
De herziening van de AST-NIP 2004 is voorbereid door de leden van de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN), de secretarissen van de COTAN en de commissie Beroepsethische Zaken (BEZ). De volgende personen hebben een bijdrage geleverd aan de 2010 uitgave van de AST-NIP: dhr. R.H. van den Berg dhr. dr. J.B. Blok mw. Prof. dr. M.Ph. Born dhr. dr. H.W. van Boxtel dhr. drs. M.E. Dinger dhr. dr. A.V.A.M. Evers mw. drs. R.M. Frima dhr. dr. B.T. Hemker mw. dr. P.P.M. Hurks dhr. Drs. W.W. Kersten dhr. Drs. W.I. Lucassen dhr. Prof. dr. R.R. Meijer dhr. drs. E.F.M. Pouw mw. Prof. dr. W.C.M. Resing dhr. Prof. dr. K. Sijtsma dhr. drs. J.D.L.M. Schutijser mw. dr. T. van Strien
Drenth, P.J.D. & Sijtsma, K. (2006). Testtheorie. Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Evers, A., M.S.L. Braak, Frima, R.M., & Vliet-Mulder, J.C. van (2009). COTAN-Documentatie. Amsterdam: Boom test uitgevers. www.cotandocumentatie.nl Evers. A., Lucassen, W., Meijer, R. en Sijtsma, K. (2009). COTAN Beoordelingssysteem voor de kwaliteit van tests. Amsterdam: NIP. Frima, R.M. & Visser, R. (2008). Ruwe testgegevens: spanningsveld tussen openheid en bescherming. Een poging tot verzoening. De Psycholoog, 236-238. Kooreman, A. (2006). Het psychologisch rapport. Amsterdam: Pearson. Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) (2009). Basisaantekening Psychodiagnostiek. Amsterdam: NIP. Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) (2007). Beroepscode voor Psychologen 2007. Amsterdam: NIP. Nederlands Instituut van Psychologen en Landelijke Bureau ter Bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR) (2005). Richtlijnen voor het gebruik van psychologische tests bij etnische minderheden. Rotterdam: Art.1 Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en Landelijke Bureau ter Bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR) (2005). Toepasbaarheid van enkele psychologische tests bij personeelsbeoordeling bij etnische minderheden. Rotterdam: Art.1 Zeeuw, J. de., Dekker, R. & Resing, W.C.M. (2004). Algemene Psychodiagnostiek I. Testmethoden. Leiden: PITS.
20
21