Algemene instructies staalname, bewaring en verzending
Staalname Tenzij dringende gevallen of om speciale doeleinden , wordt veneus bloed afgenomen ’s morgens vroeg na bedrust bij een nuchtere patiënt. Het opstellen van de meeste referentiewaarden gebeurt immers ook op bloed afgenomen in deze omstandigheden. Een onjuiste patiëntenvoorbereiding of patiëntenidentificatie kan leiden tot foutieve resultaten en zo aanleiding geven tot verkeerde medische beslissingen. Doe de identificatie van de opvangrecipiënten in de aanwezigheid van de patiënt. Het optimale moment voor de bloedafname is 's morgens na (8 - 12u) bedrust bij een nuchtere patiënt.
Om vergelijkbare resultaten te bekomen bij uw patiënt, moet bloed bovendien steeds in dezelfde houding genomen worden ; zo is het hemoglobinegehalte lager bij liggende patiënten. De patiënt dient in de mate van het mogelijke nuchter te zijn. Overnacht vasten is de klassieke methode. Onder vasten wordt verstaan niet eten en enkel water drinken na 18 uur de avond voordien. Het niet nuchter zijn heeft vooral invloed op de bepaling van stoffen die uit de voeding als dusdanig geresorbeerd worden (glucose, triglyceriden, ...). Onrechtstreeks kunnen lipemische stalen (verhoogde triglyceriden) technisch interfereren met de bepalingen. Voor patiënten die totale parenterale voeding krijgen is het wenselijk bloed af te nemen zo lang mogelijk na het stoppen van de voeding, om zo dicht mogelijk een toestand van vasten te benaderen. Algemene richtlijnen staalnemer
De afnemer moet zich ervan vergewissen dat de patiënt voldoet aan de nodige voorwaarden voor de gevraagde onderzoeken. Hij moet op de aanvraag alle nuttige en nodige gegevens noteren: inz. nuchter, patiënt ongesteld voor een urinestaal, inname van geneesmiddelen bij therapeutische monitoring, ... De afnemer moet de identificatie van elk af te nemen recipiënt controleren, de naam en voornaam van de patiënt moeten hierop vermeld worden. Hij kijkt na of deze overeenkomen met het voorschrift. Hij kijkt ook de vervaldatum van het te gebruiken materiaal na. De persoon die de afname uitvoert, moet de regels van de hygiëne eerbiedigen en in het bijzonder deze die een besmetting van bloed kunnen veroorzaken,zowel voor zichzelf als voor de patiënten. In dit geval zal hij de handen wassen voor elke afname en er zich van vergewissen dat het niet-wegwerp materiaal, dat rechtstreeks of onrechtstreeks degelijk ontsmet is.
Afnametechniek met vacuümsysteem
Draai de naald op de naaldhouder zonder de beschermkap te verwijderen. De beschermkap wordt pas juist voor de punctie verwijderd. Plaats de buis in de naaldhouder tot aan de merkstreep (de stop niet doordrukken zodat het vacuüm behouden blijft). Butterfly naalden enkel indien nodig gebruiken, want hiermee komt het bloed langer in contact met het vreemde materiaal. Breng een stuwband ongeveer een handbreedte boven de punctieplaats aan. Een punctie in de elleboog is de meest gebruikte, gemakkelijkste en minst pijnlijke punctieplaats (in principe zijn alle oppervlakkige venen van elleboog, onderarm en handrug geschikt). Laat de patiënt een aantal maal pompen met de hand zodat de venen beter te zien zijn. De arm van de patiënt wordt strak naar beneden gehouden. Door inspectie en palpatie kan U zich een oordeel vormen over de ligging, het verloop en de aard van de vene. Door palpatie kan U dieper liggende, maar toch goed te puncteren venen beter lokaliseren Venen voelen elastisch aan en zijn goed van pezen en spieren te onderscheiden. Opgelet : als het gevoelde vat pulseert, heeft U met een arterie te maken! Ontsmet de huid met een antisepticum (vb. alcohol 90 %). Zodra de alcohol verdampt is (20 seconden), is de huid ontsmet. Indien U de ader nog wenst te palperen, dient U uiteraard ook de vingertoppen waarmee U palpeert te ontsmetten. Vervolgens wordt een punctie verricht. Verwijder de beschermkap. Hou de houder met naald vast door de wijsvinger tussen de basis van de naald en de arm van de patiënt te leggen. Als de patiënt beweegt, bewegen houder en naald ook mee en wordt voorkomen dat de naald van zijn plaats schuift. Het afnamebuisje wordt in de houder geschoven. De wijsvinger en middenvinger liggen tegen de vleugeltjes van de houder. Met de duim wordt het buisje in de houder gedrukt (buisje doordrukken tot naald door de stop van het buisje is). Op het moment dat het bloed in het buisje stroomt, mag de stuwband losgemaakt worden (bij fragiele aders de stuwband pas losmaken nadat alle buizen gevuld zijn) Het gevulde buisje wordt uit de houder genomen door tegendruk van de duim op de zijvleugels van de houder. Als het mogelijk is moet naald en houder worden vastgehouden met de hand waarmee geprikt is (door het verwisselen van de hand kan de naald per ongeluk verschuiven) Indien stuwband nog niet los is, moet U deze losmaken. Trek naaldhouder met naald uit de vene en doe de naald in een naaldcontainer. Alle buizen behalve de serumbuis mengen. Vermijd langdurige veneuze stase door de stuwband nooit langer dan 1 minuut aangesnoerd
te laten. Als de stuwband langere tijd aangelegd is geweest om een goede punctieplaats uit te zoeken, dan moet hij voor de punctie nog 1 à 2 minuten worden losgemaakt. Bij gebruik van vacuümbuisjes moet de stuwband losgemaakt worden onmiddellijk na de eigenlijke venepunctie en na start van de bloedaanzuiging in het eerste afgenomen buisje. Dit is vooral van belang voor de bepaling van stollingstesten. Anticoagulantie
Anticoagulantie worden gebruikt om bloed onstolbaar te maken. Verschillende anticoagulantia binden calciumionen en voorkomen hierdoor de vorming van trombine. Tot deze anticoagulantia behoren het natriumcitraat, het natriumoxalaat en het natriumfluoride. Deze stoffen vormen weinig oplosbaar calciumcitraat, calciumoxalaat en calciumfluoride met de calciumionen uit het bloed. Natriumcitraat en ook natrium-en kaliumzouten van ethyleendiamine-tetra-azijnzuur (EDTA) vormen met de calciumionen weinig geïoniseerde complexe verbindingen. Een andere coagulans, bereid uit runderlongen, is het heparine. Het heparine remt de vorming van trombine en heeft daarnaast ook invloed op de omzetting van fibrinogeen in fibrine en voorkomt daardoor stolling van het bloed. Volgorde van de buizen bij bloedname
Ideale volgorde: 1. Neutrale buizen zonder preparaten of anticoagulantia (haemokultuur). 2. Serum buizen met of zonder gel 3. Citraatbuizen (bloedstolling) 4. Heparine buizen 5. EDTA buizen 6. Fluoride buizen
Neem steeds eerst haemokultuurflesjes af omdat hier een steriele afname absoluut vereist is. Neem daarna steeds de serumbuis (bruine stop), gevolgd door de buisjes voor het bepalen van stollingstesten (blauwe stop), en daarna de andere buisjes met anticoagulans (paarse of grijze stop) Het vullen van de buizen
Bij gebruik van vacuümbuisjes vult het buisje zich voldoende met bloed door vacuümaanzuiging (= tot aan het streepje op het label). Indien de serumbuis niet volledig gevuld werd, moet U het vacuüm van de buis halen door de stop even van de buis te halen en deze er terug op te plaatsen. Anders gaan de rode bloedcellen lyseren door het resterende vacuüm Indien een buis met anticoagulans (EDTA, fluoride, citraat,..) niet tot aan het streepje gevuld werd, dan is het afgenomen volume niet in verhouding met de hoeveelheid anticoagulans in het buisje. Dit is vooral belangrijk voor de citraatbuis (blauwe stop): indien de verhouding volgens het labo niet werd gerespecteerd wordt dit op het rapport vermeld en wordt het resultaat onder voorbehoud medegedeeld.
Het mengen van de buizen
Een buis met anticoagulans (EDTA, fluoride, citraat,..) onmiddellijk na afname mengen door voorzichtig 3 maal volledig om te zwenken. Niet SCHUDDEN! Speciale richtlijnen Deze worden bij de desbetreffende analyse vermeld en dienen strikt opgevolgd te worden. Urinecollectie
Urine wordt per staal of 24 uur collectie afgenomen in speciaal hiertoe bestemde containers volgens de aard van de aangevraagde testen.
een gewoon staal :
Er wordt aan de patiënt gevraagd om een mid-stream portie af te nemen. Bij een mid-stream wordt nog de eerste nog de laatste portie opgevangen.
24 uurs urine afname :
De eerste ochtend urine in het toilet lozen en het uur noteren. Alle verdere urine van de dag en daarop volgende nacht in een verzamelfles opvangen. De volgende ochtend op hetzelfde tijdstip als de vorige dag, de eerste ochtendurine bij de verzamelfles voegen. De totale hoeveelheid urine goed mengen. Gedurende de verzameling moet de urine koel bewaard worden.
Gevaren en foutenbronnen verbonden aan het afnemen van bloed
Kans op infectie vanaf de huid in de steekwond. Dit gevaar dreigt vooral indien een der betrokken personen een stafylokokkeninfectie (steenpuisten,…) of een streptokokkeninfectie (tonsillitis,faryngitis,enz.) heeft. Goede desinfectie van de huid verkrijgt men met: - 90 % alcohol - 2 % jodiumoplossing in 70 % alcohol - 0.5 % hibitane oplossing in alcohol Petroleumether kan eventueel vooraf gebruikt worden voor het verwijderen van vet maar is geen desinfectans.
Kans op overbrengen van infecties (serum hepatitis,…) door gebruik van niet steriel materiaal (lancetten, enz.). Daarom altijd steriel en bij voorkeur wegwerpmateriaal gebruiken bij bloednames. Kans op beschadigingen van zenuwweefsel, bloedvaten of andere weefsels. Kans op nabloedingen en op bloeduitstortingen(hematomen) ter plaatse van de venapunctie. Bloeduitstortingen tijdens de venapunctie ontstaan meestal doordat het
bloedvat geheel doorboord is. De punctie moet dan meestal beëindigd worden. Nabloedingen treden nogal eens op indien dikke venapunctie naalden zijn gebruikt. Indien de punctie echter op de juiste wijwe wordt uitgevoerd, knellende kledingsstukken zijn verwijderd en de juiste behandeling van de wond wordt toegepast, kunnen moeilijkheden zoveel mogelijk worden beperkt. Indien toch nabloeding optreedt, dan bestaat de juiste wijze van behandeling erin dat de lichtelijk gebogen arm omhoog geheven wordt, terwijl gedurende tenminste enkele minuten en ononderbroken druk wordt uitgeoefend op de plaats waar de punctie heeft plaatsgevonden, zodat zich ter plaatse een effectief stolsel kan vormen. Kans op flauwvallen. Indien de persoon aangeeft gemakkelijk flauw te vallen moet de venapunctie uitgevoerd worden terwijl de persoon op een rustbank ligt. Tevens tracht men de aandacht af te leiden en te voorkomen dat de persoon naar de handeling kijkt. Langdurige stase veroorzaakt haemoconcentratie waardoor hematocriet, celtelling en alle proteïnegebonden stoffen foutief verhoogd zijn. De patiënt moet, indien mogelijk stressvrij zijn: 20 – 30 min relaxatie (stollingsfactoren VIII en VWF bij kinderen, prolactine,17OHprogesteron neonati …). Het ontsmettingsmiddel dient vooral bij een capillaire bloedafname volledig opgedroogd te zijn om hemolyse te voorkomen. Zware fysische inspanningen kunnen sterke verhogingen geven van creatine kinase (CK), lactaatdehydrogenase (LDH) en een lichte verhoging van het aantal witte bloedcellen. Een anaestheticum (aanbrengen van anaesthetische crèmes op de huid) kan de testresultaten beïnvloeden. Het niet opdrogen van alcohol tijdens het desinfecteren kan het monster mogelijk verdunnen en de testresultaten beïnvloeden. De eerste druppel bij een hielprik bevat weefselvloeistoffen die het monster mogelijk verdunnen en de testresultaten beïnvloeden. Een bloedafname uit de hielprik bij een kleine premature pasgeborenen kan tot botbeschadiging leiden, als het aanprikken dieper dan 2 mm gebeurt. Het foutief gebruik van anticoagulantia (onvoldoende mengen, te sterk schudden, verkeerd gebruik) kan de testresultaten beïnvloeden.
Bewaring
Stalen bij voorkeur niet te lang bij kamertemperatuur laten staan. Bewaar het staal in afwachting van het transport bij 4°C omdat de afwijkingen bij deze temperatuur het geringst zijn. Bewaar de stalen die een temperatuur van respectievelijk 4°C en – 18°C vereisen onmiddellijk in de koelkamer en diepvriezer. Leg de stalen nooit bij een warmtebron (vb. radiator). Serumtube (stolbuis of buis met bruine stop)
De meeste testen blijven één dag tot één week na afscheiding van de cellen stabiel bij bewaring bij 4°C. Indien het volbloed langer dan 24 uur moet staan, is het te verkiezen het serum te scheiden van de bloedklonter en het serum te verzenden.
Bij de stalen die een temperatuur van respectievelijk 4°C en – 18°C vereisen moet de scheiding onmiddellijk worden uitgevoerd. Laat hiertoe de serumbuis (roodbruine stop) eerst ongeveer 30 tot 45 minuten bij kamertemperatuur staan om een goed gecontraheerde bloedklonter te bekomen. Indien U niet over een centrifuge beschikt, giet dan wat serum over in een andere buis met vermelding van naam en voornaam van de patiënt en de aard van het staal (serum). Indien een centrifuge beschikbaar is, is het beter de serumbuizen te centrifugeren (tien minuten aan 3000 rpm, langer bij lagere snelheid). De siliconenpasta (aanwezig in de buizen met roodbruine stop) zorgt ervoor dat serum en cellen van elkaar gescheiden worden. Evenwel is het ook hier voor bepaalde testen nodig het serum over te brengen in een andere buis. Heparine-bloed (buis met groene stop)
Voor de bepaling van ketonlichamen worden de stalen op ijs afgenomen en onmiddellijk geprepareerd met perchloorzuur door een laboratorium dat aan het ziekenhuis is verbonden,ingevroren bewaard en zo snel mogelijk doorgestuurd naar het PCMA. De verhouding heparinebloed/ijskoud perchloorzuur 1M is 1/1, waarna 5 minuten koud wordt gecentrifugeerd. Daarna de bovenstaande vloeistof diepvriezen en aan PCMA bezorgen. Bij voorkeur 3 tot 5 ml heparinebloed, geprepareerd met perchloorzuur.
Transport Het transport gebeurt bij voorkeur in dezelfde omstandigheden als de bewaarvoorschriften. Stalen worden getransporteerd in een koelbox of een isimodoos met ijselementen via een koerier. Stalen kunnen enkel op de weekdagen afgeleverd worden van 8 uur tot 17 uur.
Frequentie van uitvoering en rondgangtijden
Bepalingstest
Frequentie van uitvoering 2 x week
Rondgangtijden
1 x week
2 weken
ASAP
1 week
Cystine/Homocystine
In functie aanvraag
1 week
7-dehydrocholesterol
In functie aanvraag
2 weken
Galactose
ASAP
1 week
Galactose-1-fosfaat
ASAP
1 dag (dringend)
Galactose-1-fosfaat uridyltransferase (GALT) Glutathion
ASAP
1 week
ASAP
2 weken
Imidazolen
In functie aanvraag
2 weken
Ketonlichamen
ASAP (binnen 3 dagen)
1 week
Mucopolysacchariden (MPS) – screening
1 of 2 x week
2 weken
AC en AZ – Acylcarnitines en Aminozuren MS/MS Aminozuren – kwantitatief Vloeistofchromatografie Biotinidase serum – kwantitatief
MPS Glycosaminoglycanen-scanratio MPS electroforese
In functie aanvraag In functie aanvraag
2 weken
Indien Muco-test positief: 1 week Indien Muco-test positief: 1 week 2 weken
Organische zuren – GCMS
2 x week
Oligosacchariden
1 x week
2 weken
Orootzuur – Orotidine
In functie aanvraag
4 weken
Purines/pyrimidines
In functie aanvraag
4 weken
Reducerende suikers
In functie aanvraag
1 week
Vrije vetzuren
In functie aanvraag
1 week
Kreatinine = concentratiegradiënt voor urine
1 of 2 x week