Algemene Economie II: Taak 2 Luc Hens Vrije Universiteit Brussel Lentesemester 2015
1
Richtlijnen voor de taken
Voor Algemene Economie II moet je twee taken maken. De doelstelling van de taken is om je vertrouwd te maken met de gegevensbronnen van de economist en het toepassen van economische concepten op de economische realiteit. Elke groep van vijf studenten bereidt gezamenlijk een werkstuk voor en geeft hierover een spreekbeurt. Het cijfer voor elke taak telt mee voor 7,5% van het eindcijfer van Algemene Economie II. Je moet het cijfer voor de taak (op 20) dus vermenigvuldigen met 0,075 om de bijdrage tot je eindcijfer (op 20) te kennen.
1.1
Voorbereiding
Voor elke taak krijg je enkele (meestal twee) weken de tijd. Je vormt een groep van vijf studenten. Elke groep krijgt een opdracht. Voor vragen tijdens de voorbereiding kan je terecht bij je assistent of op het discussieforum op Pointcarr´e. Hier volgend enkele tips om groepswerk te organizeren. Vergader met de volledige groep zodra je de opdracht hebt gekregen. Spreek af na de les of zoek een tijdstip met een Doodle (www.doodle.com. Zorg dat alle groepsleden aanwezig zijn. Overloop samen de opdracht en verdeel het werk (in subgroepjes van twee of drie); kijk wat de knelpunten zijn. Maak een afspraak voor een tweede vergadering om het werk samen te brengen; dat kan op de dag dat de tijd van het werkcollege vrijgemaakt is om aan de taak te werken. Met Google Drive (http://drive.google.com) of iCloud (https://www.icloud.com) kan je samen aan hetzelfde document werken (de on-line versies van de tekstverwerker en het rekenblad hebben een beperkte functionaliteit, dus voor de finale versie gebruik je best de off-line software). Overloop tijdens de tweede vergadering elkaars werk en voeg de delen samen. Wees kritisch. Druk de tekst af; iedereen neemt de tekst mee en leest hem grondig na. Hou een derde vergadering waarin je de eindredactie van de tekst verzorgt: inhoudelijk bijsturen, zorgen voor stilistische eenheid, fouten verbeteren. Spreek op deze vergadering af wie zal presenteren. Hou een vierde vergadering om de presentatie te proefdraaien. De groepsleden die niet presenteren dienen als proefpubliek en sturen waar nodig de presentatie bij. Alle groepsleden zijn verantwoordelijk voor het gehele werk en de spreekbeurt.
1
1.2
Werkstuk en spreekbeurt
Enkele weken later (in de week van 23 maart 2015 voor taak 1 en in de week van 18 mei 2014 voor taak 2) levert iedere groep bij het begin van het werkcollege het werkstuk in (getypt, in de opmaak zoals in het voorbeeld op de webstek, pagina’s linksboven aan elkaar geniet) en geeft iedere groep (behalve de werkstudenten) tijdens het werkcollege een spreekbeurt over het werkstuk. Je vindt het modeldocument voor de opmaak van je werkstuk (in .doc-formaat en in .pdf-formaat) hier: http://homepages.vub.ac.be/~lmahens/voorbeeld.doc http://homepages.vub.ac.be/~lmahens/voorbeeld.pdf Haal het modeldocument voorbeeld.doc af, geef het een nieuwe naam (zoals Algemene-Economie-II-taak-1.doc), en open het document in je tekstverwerker. Zo heb je meteen de juiste opmaak. Twee of drie studenten geven de spreekbeurt, de andere twee of drie studenten beantwoorden vragen van het publiek. Bij de volgende taak keren de rollen om. Gebruik voor je spreekbeurt de presentatiemodus van een pdf-lezer om de relevante informatie te tonen (voor de presentaties gebruik je de laptop van de assistent). Gebruik een voldoende groot lettertype zodat de tekst voor iedereen leesbaar is. De presentatie duurt 10 minuten. Na afloop van de presentatie kan het publiek vragen stellen. De bedoeling van deze vragen is om een boeiende discussie op gang te brengen en om na te gaan of de leden van de groep de materie goed beheersen.
1.3
Beoordeling
Het cijfer wordt toegekend aan de groep in zijn geheel, en is dus voor ieder groepslid gelijk. Aanwezigheid bij de spreekbeurten is verplicht voor alle studenten. Enkel doktersbriefjes zijn een geldig excuus; in dat geval maakt de student een individuele taak. De beoordeling gebeurt op basis van: – de kwaliteit van het geschreven werkstuk (opmaak, structuur, stijl, inhoud) – koppeling tussen de economische realiteit en de concepten uit de cursus: is je argumentatie correct onderbouwd met economische concepten die we hebben geleerd? – de mate van groepswerk: beheersen alle groepsleden de materie? Kunnen ze overtuigend argumenteren? Kunnen ze antwoorden op de vragen van het publiek? – presentatievaardigheden (niet voor de werkstudenten): lichaamshouding en gebaren (kijk het publiek aan, spreek niet tegen het scherm); toon, snelheid en intonatie; structuur (ontwikkeling van argumentatie en overgangen); duidelijkheid en effectiviteit van presentatieslides – participatie tijdens de spreekbeurt van de andere groepen (niet voor de werkstudenten): luister je aandachtig en stel je relevante vragen? Je kan geen nieuw cijfer voor de taken behalen in de tweede zittijd. 2
2
Opgave voor Taak 2
Voor deze taak schrijf je een kort werkstuk (150 tot 300 woorden als je de hoofding, de tabellen, en de referenties niet meerekent) over de korte-termijnschommelingen in de economie van een aan je groep toegewezen land (de lijst met de indeling staat in Appendix A). Twee of drie groepsleden stellen de bevindingen voor in een spreekbeurt van 5 minuten. De titel van je werkstuk is: Korte-termijnschommelingen in de economie van (naam van het land), 19832014.
2.1
Theorie
Kwartaaldata van het bbp en werkloosheidsgraad vertonen schommelingen (zie Mankiw and Taylor (2014, afbeelding 30-1 p. 639)). Hoofdstukken 30 tot 35 in Mankiw and Taylor (2014) gaan over deze korte-termijnschommelingen in de economie. Lees aandachtig de inleiding van hoofdstuk 30 en de paragrafen “Trend Growth Rates” en “Causes of Changes in the Business Cycle” (Mankiw and Taylor, 2014, hoofdstuk 30, pp. 638-646) en “Three key facts about economic fluctuations” (Mankiw and Taylor, 2014, hoofdstuk 32, pp. 680-682).
2.2
Verzamelen van de gegevens
Kwartaaldata voor het re¨ele bbp en de werkloosheid voor OESO-landen vind je op de webstek van de OESO. Voor het re¨ele bbp is dat: http://stats.oecd.org/Index.aspx > Data by theme > National Accounts > Quarterly National Accounts > Quarterly National Accounts > Quarterly National Accounts Dit is het datavenster dat je nodig hebt voor het re¨ele bbp: Subject: Gross domestic product - expenditure approach Measure: VOBARSA: Millions of national currency, volume estimates. OECD reference year, annual levels, seasonally adjusted Frequency: Quarterly Klik op de rode i bij de naam van het land voor meer uitleg over de data (de “metadata”). Je vindt hier ook het basisjaar (“reference period”). Het bbp is uitgedrukt in de nationale munt (euro voor de landen van de euro-zone). Vermeld de munt, de eenheden (miljoenen), en het basisjaar op de verticale as van je grafiek. Ga voor het re¨ele bbp terug in de tijd tot het laatste kwartaal van 1982 (weergeven als 1982Q4), en als dat niet beschikbaar is het eerste kwartaal van 1983 (weergeven als 1983Q1). Ga voor het werkloosheidspercentage terug in de tijd tot het eerste kwartaal van 1983 (1983Q1). Je kan de tijdsperiode kiezen door bovenaan links te selecteren: Customize > Period & Frequency; vink Select data range aan, vink Quarterly aan, vink “To: latest available data” aan, en in “From:” selecteer je 1982Q4 (of 1983Q1). Klik dan op “View data.” Je kan de tabel exporteren als een rekenblad door te klikken op “Export” en te kiezen voor “Excel” (een Excel-rekenblad kan je ook openen en bewerken in Numbers, LibreOffice Calc, of Google Docs). Vink Include extra columns for flags niet aan. In een rekenblad geef je tijdreeksdata voor kwartalen (zoals 3
1983Q1, 1983Q2, 1983Q3, 1983Q4, enz.) best in met een opmaak bedoeld voor tijd: codeer 1983Q1 als 31-maart-1983, 1983Q2 als 30-juni-1983, 1983Q3 als 30september-1983, en 1983Q4 als 31-december-1983, enz. Op de webstek van de cursus staat een voorbeeld-rekenblad met de tijdsdata van 1982Q4 tot 2014Q4 (Taak-2-voorbeeld-rekenblad.xls) . Haal het rekenblad af, open het in je favoriete rekenbladprogramma, en gebruik het als basis voor je berekeningen. In een rekenblad gebruik je in cellen waar geen gegevens beschikbaar zijn de code #N/A (“not available”). Voor de werkloosheidspercentages is de koppeling: http://stats.oecd.org/Index.aspx > Data by theme > Labour > Labour Force Statistics > Short-term Statistics > Short-term Labour Market Statistics > Harmonised unemployment rates (HURS). Kies kwartaaldata voor de periode vanaf 1983Q1. Dit is het datavenster dat je nodig hebt voor het werkloosheidspercentage: Subject: Harmonized unemployment (monthly), Total, All persons Measure: Level, rate or quantity serties, s.a. [s.a. staat voor seasonally adjusted ; we willen data die gezuiverd zijn voor seizoensschommelingen. Een veel voorkomende seizoensschommeling is dat in de wintermaanden de bouwnijverheid gedeeltelijk stil ligt, wat de werkloosheidscijfers omhoog duwt.] Frequency: (kwartaalcijfers: Klik op “Frequency” en ga dan te werk zoals voor de bbp-data: selecteer de kwartaaldata van 1983Q1 tot de meest recent beschikbare data). Exporteer de gegegevens naar een rekenblad (zoals voor de bbp-gegevens).
2.3
Expansies en recessies
Voor deze opdracht maak je twee tijdsreeksdiagrammmen (voor de kwartaalgegevens van het bbp en de kwartaalgegevens van het werkloosheidspercentage), en bespreek je de diagrammen kort. Je mag je de berekeningen en grafieken maken met een rekenbladprogramma (zoals Numbers, LibreOffice Calc, Google Drive, of Microsoft Excel) of met een statistisch programma (zoals SPSS). Gebruik anders een rekenmachine voor de berekeningen en maak de grafieken met de hand op ruitjespapier. Maak eerst een tijdreeksdiagram van de kwartaalgegevens voor het bbp (zoals in Mankiw and Taylor (2014, afbeelding 30-1 p. 639); je hoeft de trendlijn niet toe te voegen). Vermeld zo gedetailleerd mogelijk de bronnen van je gegevens in een noot bij de afbeeldingen en de tabellen. Bereken de procentuele groei tussen elk kwartaal en het vorige kwartaal. Je doet dat als volgt (bijvoorbeeld om de groeivoet van 1983Q2 vergeleken met het vorige kwartaal te vinden): (ln bbp1983Q2 − ln bbp1983Q1 ) × 100% In deze vergelijking staat ln voor de natuurlijke logaritme; je vermenigvuldigt met 100% om een procentuele groeivoet te krijgen. Doorgaans drukken economen groeipercentages van kwartaal tot kwartaal uit op jaarbasis. Je doet dat door het groeipercentage van kwartaal tot kwartaal te vermenigvuldigen met 4: (ln bbp1983Q2 − ln bbp1983Q1 ) × 100% × 4 4
Economen defini¨eren een recessie als een periode van minstens twee opeenvolgende kwartalen waarin het re¨ele bbp afnam. Maak een tabel (tabel 1, met gepaste titel) met de periode en duur van de recessies die je waarneemt voor jouw land, met telkens ook het gemiddelde van de procentuele dalingen op jaarbasis van het bbp tijdens de recessie. Stel dat de groei van het bbp −3,0% was in 1983Q4 (vergeleken met 1983Q3, op jaarbasis), −3,2% in 1984Q1, en −2,2% in 1984Q2. Dat is gemiddeld: (−3,0%) + (−3,2%) + (−2,2%) = −2,8% 3 (toon in je werkstuk deze berekening voor de eerste recessie). Het begin van de tabel ziet er dan zo uit: Periode en duur van recessie
1983Q4-1984Q2 (3 kwartalen) ...
gem. daling van het bbp
gem. cyclische werkloosheid
−2,8% ...
+0,5% ...
Noot. Berekend op basis van gegevens uit Organisation for Economic Cooperation and Development (OECD) (2015). OECD StatExtracts. Geraadpleegd op 2 april 2015 (of wat de datum was waarop je de gegevens hebt afgehaald) op http://stats.oecd.org/Index.aspx Bespreek de eerste twee kolommen kort (zoals in “Fact 1: Economic Flucuations are Irregular and Unpredictable”). Over de derde kolom zo dadelijk meer.
2.4
Recessies en werkloosheid
Volgens feit 3 neemt de werkloosheid toe als de productie daalt (“Fact 3: As Output Falls, Unemployment Rises”). Maak een tijdreeksdiagram van de kwartaalgegevens voor het werkloosheidsperecentage. Vergelijk met afbeelding 1: klopt het dat de werkloosheid toeneemt als de productie daalt? Is er een vertraagd effect (time-lag)? Mogelijk is het verband duidelijker als je het werkloosheidspercentage opsplitst in natuurlijke en cyclische (of conjuncturele) werkloosheid. Bereken het gemiddelde werkloosheidspercentage voor de hele periode vanaf 1983Q1. Beschouw dit als het natuurlijke werkloosheidpercentage vanaf 1983, en geef weer (als een horizontale lijn) in je tijdreeksdiagram met de werkloosheid (zie figuur 1 in de handreiking bij hoofdstuk 23). Bereken dan het cyclische werkloosheidspercentage voor elk kwartaal vanaf 1983Q1. Bereken het gemiddelde cyclische werkloosheidspercentage voor de periodes van recessie die je in tabel 1 hebt ge¨ıdentificeerd, en vul kolom drie van tabel 1 aan. Stel dat de cyclische werkloosheid tijdens de eerste recessie (in het voorbeeld de drie kwartalen van 1983Q4 tot 1984Q2) gelijk was aan: −0,7% in 1983Q4, +0,6% in 1984Q1, en +1,4% in 1984Q2. Dat is gemiddeld: (−0,7%) + (+0,6%) + (+1,4%) = +0,5% 3 (toon in je werkstuk deze berekening voor de eerste recessie). 5
Bereken ook het gemiddelde van de cyclische werkloosheidsgraad over de hele periode waarover je werkloosheidsgegevens lopen. Wat is het resultaat? Waarom is dat zo? Is tijdens de periodes van recessie de cyclische werkloosheid positief, zoals verwacht? Bespreek kort (zoals in “Fact 3: As Output Falls, Unemployment Rises”). Tot slot even samenvatten: je werkstuk bestaat uit een korte inleiding over het bestaan van korte-termijnschommelingen in de economie van je land, ge¨ıllustreerd in figuur 1 (een tijdreeksdiagram met kwartaaldata van het re¨ele bbp, 1983Q1-2014Q4) en figuur 2 (een tijdreeksdiagram met kwartaaldata van het werkloosheidspercentage, 1983Q1-2014Q4; figuur 2 toon ook de natuurlijke werkloosheid). Het werkstuk identificeert de periodes van recessie en geeft ze weer in een tabel (tabel 1). Het werkstuk bespreekt kort feit 1 en feit 3 aan de hand van figuur 1, figuur 2 en tabel 1.
3
Spreekbeurt
Stel de resultaten van je onderzoek voor in een korte spreekbeurt (5 minuten; de studenten die niet presenteerden voor taak 1 presenteren nu wel). Maak voor de spreekbeurt presentatieslides (drie slides: een slide met titel en auteurs, de afbeelding en de tabel; geen bullet points). Bewaar de presentatie als een pdf-document; tijdens de spreekbeurt gebruik je de presentatie-modus van een pdf-lezer. Zorg ervoor dat wat je toont voor iedereen leesbaar is (geen lettertypes kleiner dan 18 punt). De sprekers maken enkele steekkkaarten met kernwoorden als een geheugensteun. Stuur het pdf-document met je presentatie per e-mail naar de assistent, ten laatste om 12:00 ’s middags op de dag v´o´or het werkcollege. Gebruik als naam van het document een naam als: 8-BEDR-A-taak-2.pdf (1BEDR-A betekent groep 1 – bedrijfskunde – subgroep A), 4-TEW-A-taak-2.pdf, enz. Je moet dus twee documenten maken: het werkstuk met de volledige tekst inclusief grafieken, tabellen, en referentielijst—in te leveren op papier bij het begin van het werkcollege; en een document met wat je op het scherm zal laten zien—in te leveren per e-mail als een pdf-document de dag voor het werkcollege.
4
Veel voorkomende fouten
Hier volgen enkele aanbevelingen om fouten te vermijden die de afgelopen jaren vaak werden gemaakt: – Gebruik Nederlandse termen: vertaal Engels jargon naar klare Nederlandse termen. Je vindt een lijst onderaan dit document: http://homepages.vub.ac.be/~lmahens/written_work.html – Rond cijfers af tot op het aantal decimalen dat relevant is voor de lezer. Zo is het zinloos om groeivoeten of werkloosheidspercentages te geven tot op 5 cijfers na de komma: rond af tot ´e´en cijfer na de komma (“van het eerste tot het tweede kwartaal van 1982 nam het bbp af met 0,5% op jaarbasis”). – Vermeld details enkel als ze relevant zijn voor de lezer. 6
– Vermeld bronnen in de tekst met de auteur-jaar-methode ´en voluit in de referentielijst: elke auteur-jaar-bronvermelding in de tekst (Mankiw and Taylor, 2014) moet ook voorkomen in de referentielijst, en elke referentie die in de referentielijst staat moet met een auteur-jaar-bronvermelding ergens in de tekst voorkomen. – Stel je werkstuk op in keurig Nederlands, zonder taal- en stijlfouten: let op grammatica (zoals de overeenkomst tussen onderwerp en werkwoord), zinsbouw, en lidwoorden. Aangezien elke groep uit vier of vijf personen bestaat, die allen de tekst grondig nalezen, hanteren we nultolerantie voor taalfouten. – Vermijd vage of ongefundeerde veralgemeningen. Hou je aan de feiten. Gebruik argumenten om beweringen te staven. – Vermeld bij cijfers (in de tekst, in tabellen en in grafieken) altijd de eenheden (“de werkloosheidsgraad bedroeg 12,8 percent”). – Herhaal de cijfers die je in de tekst bespreekt, zelfs al staan ze in de tabel. – De indicatoren die je bespreekt in de tekst zijn dezelfde als de indicatoren in de tabel; niet meer, niet minder. – Structureer je tekst op een logische manier. Structureer je bespreking van tabellen en grafieken.
A
Landen en groepen
Australi¨e Canada Denemarken Finland Frankrijk Ierland Itali¨e Japan Luxemburg Nederland Portugal Zweden Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten
1-HI-A 1-HI-B 1-HI-C 1-HI-D 1-HI-E 1-HI-F 1-HI-G 1-HI-H 1-HI-I 2-HI-A 2-HI-B 2-HI-C 2-HI-D 2-HI-E
2-HI-F 2-HI-G 2-HI-H 2-HI-I 3-HI-A 3-HI-B 3-HI-C 3-HI-D 3-HI-E 3-HI-F 3-HI-G 3-HI-H 3-HI-I 4-TEW-A
4-TEW-B 4-TEW-C 4-TEW-D 4-TEW-E 4-TEW-F 4-TEW-G 4-TEW-H 4-TEW-I 5-TEW-A 5-TEW-B 5-TEW-C 5-TEW-D 5-TEW-E 5-TEW-F
5-TEW-G 5-TEW-H 5-TEW-I 6-TEW-A 6-TEW-B 6-TEW-C 6-TEW-D 6-TEW-E 6-TEW-F 6-TEW-G 6-TEW-H 6-TEW-I 7-BEDR-A 7-BEDR-B
7-BEDR-C 7-BEDR-D 7-BEDR-E 7-BEDR-F 7-BEDR-G 7-BEDR-H 7-BEDR-I WS-A WS-B WS-C WS-D WS-E WS-F WS-G
Referenties Mankiw, N. G. and Taylor, M. P. (2014). Economics. Cengage Learning, Andover, 3rd edition.
7
WS-H WS-I 8-BEDR-A 8-BEDR-B 8-BEDR-C 8-BEDR-D 8-BEDR-E 8-BEDR-F 8-BEDR-G 8-BEDR-H 8-BEDR-I 8-BEDR-J 8-BEDR-K