Jaargang: 4 Nr.: 2 Datum: november 2006
IN DEZE UITGAVE: Algemeen ◘ Promoties ◘ Klacht van de maand: 06050 en 27-316 patiëntenverwisseling ◘ Extramuraal aanvraagformulier
Het Endocrinologisch Laboratorium ◘ Gewijzigde bepalingsmethode PTH en osteocalcine ◘ Gewijzigde bepalingsmethode pro-insuline
Het Klinisch Chemisch Laboratorium ◘ Transport Liquorbuizen
Het Moleculair Biologisch Laboratorium ◘ DNA-chip diagnostiek: CYP450
ALGEMEEN PROMOTIES Efraim Rosenberg Creatine transporter deficiency: molecular and functional tools for diagnosis, and prevalence of this X-linked mental retardation syndrome. Promotor: prof.dr.ir. C.A.J.M. Jakobs Copromotor: dr. G. Salomons 20 november 2006, 13:45 uur, aula Vrije Universiteit Ligia Almeida Molecular and biochemical diagnosis of Cerebral Creatine Deficiency Syndrome Promotor: prof.dr.ir. C.A.J.M. Jakobs Copromotoren: dr. G. Salomons en dr. N.M. Verhoeven 20 november 2006, 15:45 uur, aula Vrije Universiteit Het is bijzonder dat twee mensen van onze afdeling op één middag promoveren. Bovendien sluiten zij hiermee het symposium af met internationale sprekers over het onderwerp "Cerebral Creatine Deficiency Syndromes and other genetic causes of Xlinked mental retardation".
Voor meer informatie en aanmelding kunt u kijken op www.creatinedeficiency.info/symposium. Zie ook de bijlage bij deze Kwartaalkrant. Hieronder volgt een samenvatting van de proefschriften zoals opgenomen in de Wetenschapswijzer. Creatine tekort frequente oorzaak van verstandelijke handicap Van de verstandelijk gehandicapten is tweederde man. Lang niet altijd wordt voor de handicap een oorzaak gevonden. Uit het promotieonderzoek van Efraim Rosenberg blijkt in één procent van de gevallen een fout in het creatine transporter gen (SLC6A8) hiervoor verantwoordelijk. Patiënten met creatine transporter deficiëntie produceren wel creatine, maar de cellen nemen de stof niet op. Hierdoor ontstaat een tekort aan creatine in de hersenen. Dit resulteert in alle gevallen in een verstandelijke handicap, vergrote taalontwikkelingsachterstand en autistische kenmerken, maar soms ook in epilepsie. Creatine transporter deficiëntie is in 2001 door onderzoekers uit VUmc voor het eerst
1
beschreven. Het gen SLC6A8, dat hiervoor codeert, ligt op het X-chromosoom, waardoor deze aandoening vooral bij mannen wordt gevonden. In zijn proefschrift beschrijft Rosenberg het voorkomen van SLC6A8 genmutaties bij patiënten met een verstandelijke handicap door onbekende oorzaak. In Nederland gaat dit om tientallen nieuwe gevallen per jaar. In zijn onderzoek heeft Rosenberg een techniek toegepast, waarbij elke genvariant in cellen wordt gebracht, die zelf geen creatine kunnen transporteren. Wanneer de creatineopname in deze cellen al dan niet wordt hersteld, kan worden geconcludeerd of het inderdaad een ziekteveroorzakende genvariant is. Behandeling van patiënten met creatine transporter deficiëntie kan op termijn door het toedienen van stoffen, die aan creatine verwant zijn, of het stimuleren van de aanmaak van creatine. Dit kan leiden tot verbetering van de levenskwaliteit van de patiënten. Het onderzoek naar verdere behandeling gebeurt door VUmc in samenwerking met Rotterdam, maar is nog in een experimenteel stadium. Creatine is meer dan een voedingssupplement. Creatine is een populair voedingssupplement dat vaak door bodybuilders wordt gebruikt. Het is opvallend dat patiënten met een defect in de creatine regulatie juist hersenen gerelateerde problemen hebben en geen spierproblemen. Creatine kan worden aangemaakt door het lichaam (50%) en wordt ook opgenomen uit de voeding (50%). Creatine zit vooral in vlees en vis. Patiënten met een van de drie bekende aangeboren defecten waarbij een tekort van creatine in de hersenen wordt gevonden, hebben een verstandelijke handicap, een spraak en taalstoornis, en soms epilepsie. Almeida beschrijft, dat door een simpele test in urine uit te voeren, deze ziekten kunnen worden opgespoord. Almeida heeft aangetoond dat deze groep van creatine stoornissen relatief vaak voorkomen, waarvan sommige goed behandelbaar zijn. Zij is dan ook voorstander voor het screenen op deze stoornissen bij alle patiënten met een verstandelijke handicap zonder bekende oorzaak. Tevens beschrijft Almeida, dat creatine een mogelijke rol als neuromodulator heeft, wat belangrijk is voor het ophelderen van de pathofysiologie van creatine defecten.
Nog twee promoties waaraan vanuit onze afdeling is meegewerkt: - Op 10 november is Niki Schoonenboom gepromoveerd op het proefschrift: “Cerebrospinal Fluid Markers for the Early and Differential Diagnosis of Alzheimer’s Disease”. De Alzheimer-unit heeft daaraan een wezenlijke bijdrage geleverd. Promotoren: prof. dr. P. Scheltens en prof. dr. M.A. Blankenstein. Copromotor: dr. G.J. van Kamp. - Op 8 december verdedigt Christianne Reijnders haar proefschrift: “Mechanical Loading and Gene Expression in Rat Bone”, dat op het Endocrinologisch Research Laboratorium is bewerkt. Promotoren: prof. dr. P.T.A.M. Lips en prof. dr. M.A. Blankenstein. Copromotor: dr. N. Bravenboer. KLACHT VAN DE MAAND: 06050 EN 27-316 PATIËNTVERWISSELING Iedereen die iets met kwaliteitssystemen doet, weet dat het registeren van klachten en afwijkingen één van de manieren is om te leren van fouten en ongewenste situaties en dat je daarmee je organisatie kunt verbeteren. In het eerste half jaar van 2006 hebben er op de afdeling KC 278 van zulke registraties plaatsgevonden. Een derde daarvan zijn meldingen die anderen aan ons doen. Twee derde van de afwijkingen wordt door onszelf geconstateerd. Een enkele keer bereikt ons een MIP-melding. De meest voorkomende meldingen hebben te maken met het ontbreken van gegevens of het aanleveren van onjuiste gegevens van de patiënt op het materiaal of het aanvraagformulier. De controle op ons laboratorium is streng, waar niet iedere aanvrager blij mee is. Met enige regelmaat worden de medewerkers beticht van klant- en patiëntonvriendelijkheid. Dat het minder streng zijn en meer service gericht zijn, leidt tot fouten blijkt uit de MIP-melding 06050 en de daarmee samenhangende melding 27-316. Een kleine toelichting: De afdeling Klinische Chemie verzorgt een groot deel van de bloedafname in de kliniek. Hiervoor zijn speciale “prikrondes” ingesteld. Om een patiënt te laten prikken tijdens zo’n ronde dient de aanvraag vóór een bepaalde tijd op het laboratorium te zijn. Dit is nodig om via ZIS de juiste etiketten te printen, zodat de prikker precies weet hoeveel en welke buizen er afgenomen moeten worden. Het gebeurt wel eens dat een aanvraag niet op tijd wordt
2
opgestuurd en gevraagd wordt toch bloed af te nemen bij de patiënt. In principe doen de medewerkers dit niet, soms maken zij een uitzondering. De patiënt wordt geïdentificeerd aan de hand van zijn naam en geboortedatum. Dit wordt gecontroleerd met de etiketten, die op de buizen worden geplakt. In het geval van de MIP-melding waren er geen etiketten, maar was er alleen een aanvraagformulier. De betreffende patiënt had geen bijzondere naam, maar eentje uit de Top 10 en er was niet naar haar geboortedatum gevraagd. U ziet, er zijn al twee afwijkingen te constateren. Wanneer er zich verder geen problemen voordoen, is er niets aan de hand. Helaas volgden er nog twee problemen. Op dezelfde afdeling lag namelijk nog een patiënt met dezelfde achternaam (1) en op het aanvraagformulier stonden patiëntgegevens geschreven (naam, geboortedatum én registratienummer) en was daaroverheen een ponskaartje afgeslagen (2). Dit ponskaartje was niet van de patiënt, die geprikt was. Op het laboratorium waren de gegevens overgenomen van het ponskaartje en was niet gezien dat de handschreven gegevens anders waren. Controle op de invoer aan de hand van de etiketten kon niet meer plaatsvinden, omdat het bloed al was afgenomen. Enkele dagen later werd de tweede patiënt overgeplaatst naar een andere afdeling. Op deze afdeling nemen de medewerkers meestal zelf bloed af en sturen dit op naar het laboratorium. De aanvrager zat te wachten op de uitslagen van zijn patiënt, maar die kwamen maar niet. En nu pas vallen de stukjes van de puzzel ineen: de ponskaartjes van de patiënten waren verwisseld en zaten dus in de verkeerde dossiers. Nu dit pas na enkele dagen werd geconstateerd, wilt u niet nadenken over de problemen die hadden kunnen ontstaan wanneer beide patiënten niet ongeveer dezelfde uitslagen hadden gehad. Na bovenstaand verhaal begrijpt u dat er niet voor niets procedures bestaan en dat het zeer wenselijk is dat iedereen zich hieraan houdt. Dit geldt voor onze eigen medewerkers, maar ook voor onze aanvragers. En dat het in eerste instantie niet zo patiëntvriendelijk lijkt, uiteindelijk is het dat wel.
formulier ook te downloaden van onze website www.vumc.nl/klinischechemie. Om het formulier te downloaden, klik hier. Op het aanvraagformulier is te zien welke bepalingen wij uitvoeren voor externe aanvragers. Gegevens over deze bepalingen zijn opgenomen op de website van de NVKC in de “wie doet wat database” .
HET KLINISCH CHEMISCH LABORATORIUM TRANSPORT LIQUORBUIZEN De laatste tijd komt het regelmatig voor dat we liquorbuizen opgestuurd krijgen via de buispost, waar iets niet goed mee is gegaan. We willen u nog eens attenderen op de aandachtspunten omtrent dit transport. In de literatuur is beschreven dat het het beste is het transport van liquor per buispost zoveel mogelijk te vermijden, wegens de mogelijkheid 1 tot optreden van hemolyse in de liquorbuis. Bovendien komen er helaas nog al eens storingen voor met de buispost, waardoor dit kostbare materiaal verloren kan gaan of te lang onderweg geweest kan zijn. Mocht transport per buispost onvermijdelijk zijn, verpak de buis dan goed. Liquorbuizen zijn geen bloedbuizen! Ze zijn niet gemaakt voor een vacuüm afnamesysteem. Prik dan ook niet met de naald door het dopje. Het dopje raakt hierdoor lek (in tegenstelling tot bij bloedbuizen), wat veel vervuiling kan geven in de buispost. Bovendien gaat hierdoor (een deel van) het materiaal verloren. Karen Vroonhof, klinisch chemicus 1. Wenham PR, Hanson T, Ashby JP. Interference in spectrophotometric analysis of cerebrospinal fluid by haemolysis induced by transport through a pneumatic tube system. Ann Clin Biochem. 2001 Jul;38(Pt 4):371-5
Wendy Guérand, kwaliteitscoördinator EXTRAMURAAL AANVRAAGFORMULIER Voor onze externe aanvragers is een speciaal aanvraagformulier ontwikkeld. Dit (gele) formulier is al enige tijd in gebruik en wordt op verzoek opgestuurd. Vanaf heden is het
3
HET ENDOCRINOLOGISCH LABORATORIUM GEWIJZIGDE BEPALINGSMETHODE PTH EN OSTEOCALCINE Vanwege leveringsproblemen met reagentia bij de firma Nichols heeft het Endocrinologisch Laboratorium geruime tijd nauwelijks uitslagen gerapporteerd voor PTH (parathyroïd hormoon) en voor osteocalcine. Omdat de firma Nichols inmiddels niet langer bestaat, is het laboratorium met onmiddellijke ingang overgegaan op een nieuwe bepalingsmethode voor PTH van de firma DPC en voor osteocalcine van de firma BioSource. PTH: Uit een recente evaluatie is gebleken dat tussen de oude en de nieuwe bepalingsmethode een goede lineaire correlatie bestaat over het hele bereik. De nieuwe PTH-waarden zijn echter 25% hoger dan de oude waarden. De referentiewaarden voor PTH zijn naar aanleiding van deze methodevergelijking gecontroleerd en zullen niet worden gewijzigd (< 11 pmol/L). Alle overige kenmerken van de nieuwe methode, zoals reproduceerbaarheid, zijn goed. De PTH uitslagen in ZIS die met de nieuwe methode zijn bepaald zijn voorzien van een opmerking “nieuwe methode, waarden 25% hoger”. Osteocalcine: Uit een recente evaluatie is gebleken dat tussen de oude en de nieuwe bepalingsmethode een goede lineaire correlatie bestaat over het hele bereik. De nieuwe osteocalcine-waarden zijn echter een factor 1,8 hoger dan de oude waarden, waardoor de referentiewaarden voor osteocalcine zullen worden gewijzigd in 0.4 4.0 nmol/L. Alle overige kenmerken van de nieuwe methode, zoals reproduceerbaarheid, zijn goed. De osteocalcine uitslagen in ZIS die met de nieuwe methode zijn bepaald zijn voorzien van een opmerking “nieuwe methode, waarden factor 1,8 hoger”. Tenslotte: Omdat bij de nieuwe PTH en osteocalcine methode andere reagentia (antilichamen) worden gebruikt, kunnen bij individuele patiënten in principe andere verschillen in waarden worden gevonden. Neemt u bij twijfel contact met ons op. Ook als u vanwege de verandering in deze bepaling vragen heeft over uw lopende projecten, dan kunt u contact met ons opnemen. U kunt ons zowel telefonisch als per e-mail bereiken.
De achterstand in het bepalen van PTH en osteocalcine, die als gevolg van de leveringsproblemen was ontstaan, is inmiddels volledig weggewerkt. Dr. Hilde Dijstelbloem, klinisch chemicus, tel. *98 6694,
[email protected] Marie Lomecky, coördinerend hoofdanalist EL, tel. 42619,
[email protected] GEWIJZIGDE BEPALINGSMETHODE PROINSULINE Het Endocrinologisch Laboratorium maakt gebruik van een nieuwe methode (Elizen, Zentech) voor de bepaling van pro-insuline. Deze wijziging was noodzakelijk, omdat de kwaliteit van de tot nu toe gebruikte methode (Dako) niet langer aan onze eisen voldeed. Technisch en logistiek is het hierdoor niet wenselijk om deze methode te blijven gebruiken. Uit een recente evaluatie is gebleken dat tussen de oude en de nieuwe bepalingsmethode een goede lineaire correlatie bestaat over het hele bereik. De referentiewaarden voor pro-insuline zullen naar aanleiding van deze methodevergelijking niet worden gewijzigd. Alle overige kenmerken van de nieuwe methode, zoals reproduceerbaarheid, zijn goed. Bovendien is gebleken dat deze bepaling nauwelijks gevoelig is voor hoge concentraties insuline, C-peptide en fysiologisch relevante splitproducten van pro-insuline. Dat maakt deze methode tot een uitstekende bepaling van pro-insuline, met name voor researchtoepassingen. Omdat bij de nieuwe methode andere reagentia (antilichamen) worden gebruikt, kunnen bij individuele patiënten incidenteel verschillen in waarden worden gevonden. Neemt u bij twijfel contact met ons op. Uitslagen in ZIS die met de nieuwe methode zijn bepaald, worden voorzien van de opmerking “nieuwe methode”. Ook als u vanwege de verandering in deze bepaling vragen heeft over uw lopende projecten, dan kunt u contact met ons opnemen. U kunt ons zowel telefonisch als per e-mail bereiken. De achterstand in het bepalen van pro-insuline is inmiddels bijna volledig weggewerkt. Dr. Hilde Dijstelbloem, klinisch chemicus, tel. *98 6694,
[email protected] Marie Lomecky, coördinerend hoofdanalist EL, tel. 42619,
[email protected]
4
MOLECULAIR BIOLOGISCH LABORATORIUM DNA-CHIP DIAGNOSTIEK: CYP450 Mensen zijn verschillend. De reacties van patiënten op geneesmiddelen ook en daarmee het klinisch beloop, effect van medicatie, en de mate en frequentie van bijwerkingen. Normale, vaak voorkomende genetische variaties in een tweetal CYP450 genen, CYP2D6 en CYP2C19, bepalen bij 25% van alle toegediende medicijnen het klinisch effect. Afhankelijk van het CYP450 genotype kan een medicijn sneller, langzamer of anders gemetaboliseerd worden en dient de dosis verhoogd of verlaagd te worden dan wel het middel vervangen te worden door een andere. Dit effect van CYP450 genotype geldt voor veel medicijnen: o.a. antidepressiva, antipsychotica, bètablokkers, cytostatica, en antiepileptica. Voor dergelijke medicijnen is een bepaling van het CYP450 genotype van belang en geïndiceerd, omdat op geleide van het CYP450 genotype de medicatie van de patiënt als maatwerk kan worden aangeboden. Bij de afdeling Klinische Chemie is recent deze diagnostiek mogelijk geworden. Door middel van de DNA-Chip technologie worden alle genetische variaties in de CYP2D6 en CYP2C19 genen in 1 reactie bepaald in het DNA van de patiënt. Op grond van het daarmee correlerende fenotype kan de behandeld arts de medicatie gericht toedienen en/of aanpassen. Deze vorm van diagnostiek waarbij normale, vaak voorkomende genetische variaties het verschil in klinisch beloop en effect voorspellen tussen patiënten zal in de komende jaren sterk toenemen. Vragen naar aanleiding van deze informatie kunt u richten aan dr. Cees Oudejans, hoofd Moleculair Biologisch laboratorium, tel. 43872,
[email protected]
5