9
Pascal Algebra Pijlen - vm
A Bewerkingen met Algebra Pijlen De schema’s in de applet Algebra pijlen noemen we rekenschema’s. Opdracht 1 Gebruik de applet Algebra Pijlen. a Je hebt het schema uit het voorbeeld nagebouwd. b Vul bij invoer de waarde 18 in. Wat komt er uit? c
Voor kommagetallen moet je een punt gebruiken. Vul de waarde 21,7 in. Wat komt er uit?
Opdracht 2 Je ziet hieronder een ander voorbeeld.
a Bouw ook dit schema na. b Vul bij invoer de waarde 10 in. Wat komt er uit? c
Vul de tabel hieronder in. Gebruik de applet! invoer uitvoer
5
10
15
20
25
Opdracht 3 Je hebt het voorbeeld bekeken. a Bouw dit schema na. b Vul bij invoer de waarde 4 in. Wat komt er uit? c
Vul de tabel hieronder in. Gebruik de applet! invoer
5
10
15
20
25
uitvoer
Opdracht 4 Controleer of het schema dezelfde waarden oplevert als het schema van oppdracht 3.
invoer
5
10
15
20
25
uitvoer
B Een rekenschema bij een formule maken Opdracht 1 Je hebt het voorbeeld bekeken. Bouw het rekenschema na. a Je vult voor getal 4 in. Wat is de uitkomst? b Je vult voor getal 15 in. Wat is de uitkomst? c
Je vult voor getal 22,5 in. Wat is de uitkomst?
Opdracht 2 Kyra gebruikt de volgende formule: kilometer = 15 × liter
a Maak bij deze formule een rekenschema. Gebruik de applet Algebra Pijlen! b In de tank van de auto van Kyra zit nog 8 liter. Hoeveel kilometer kan Kyra nog rijden? c
Kyra heeft getank. Er zit 45 liter in de tank van haar auto. Hoeveel kilometer kan Kyra nu rijden?
Opdracht 3 Je hebt het voorbeeld bekeken. Bouw het rekenschema na. a Je vult voor getal 4 in. Wat is de uitkomst? b Je vult voor getal 15 in. Wat is de uitkomst? c
Je vult voor getal 22,5 in. Wat is de uitkomst?
Opdracht 4 Kyra heeft voor haar mobiele telefoon een abonnement. Daarbij hoort de volgende formule: kosten = 0, 05 × minuten + 20
Bij deze formule hoort het volgende rekenschema:
a Bouw het rekenschema uit het voorbeeld hierboven na. b Kyra belt in maart 150 minuten. Hoeveel moet ze betalen in maart? c
In april belt Kyra 210. Hoeveel moet Kyra in april betalen?
d In mei belt Kyra 180 minuten. Hoeveel moet Kyra in mei betalen?
Opdracht 5 Een leraar wiskunde heeft een proefwerk gegeven. Voor het berekenen van de cijfers gebruikt hij de formule: cijfer = punten ÷ 5 + 1
a Bouw het rekenschema dat bij deze formule hoort. b Vul de onderstaande tabel helemaal in. Gebruik de applet om een tabel te maken! minuten
5
15
25
35
45
kostenineuro
c
Joost had 35 punten. Welk cijfer krijgt Joost?
d Thomas had 25 punten. Welk cijfer krijgt Thomas?
Opdracht 6 Ibrahim wil een keer met de taxi naar school. Hij kan met een formule uitrekenen wat dat kost: kosten = minuten × 0, 25 + 2, 75
a Bouw het rekenschema dat bij deze formule hoort. b Vul de onderstaande tabel helemaal in. Gebruik de applet om een tabel te maken! minuten
5
10
15
20
25
kostenineuro
c
Wat moet Ibrahim betalen als het 10 minuten rijden is?
d Wat moet Ibrahim betalen als het 16 minuten rijden is? C Vergelijkingen oplossen met een rekenschema Opdracht 1 Je hebt het voorbeeld bekeken. Bouw het terugrekenschema na. a Los de vergelijking op met het terugrekenschema. b Welk getal moet je invullen, zodat er 60 uitkomt?
Opdracht 2 Kyra gebruikt de volgende formule: kilometer = 15 × liter
a Maak bij deze formule een rekenschema. Gebruik de applet Algebra Pijlen! b Hoeveel kilometer kan Kyra rijden met 12 liter benzine? c
Kyra heeft 375 kilometer gereden, de tank is nu helemaal leeg. Ze wil weten hoeveel benzine er in haar tank zat toen ze vertrok. Welke vergelijking moet ze oplossen?
d Maak het terugrekenschema voor de formule.
e Los de vergelijking op, gebruik het terugrekenschema.
f
Hoeveel liter zat er nog in de tank van de auto van Kyra toen ze vertrok?
Opdracht 3 Kyra heeft voor haar mobiele telefoon een abonnement. Daarbij hoort de volgende formule: kosten = 0, 05 × minuten + 20
Bij deze formule hoort het volgende rekenschema:
a Kyra moet Ł 32,50 betalen. Ze wil weten hoeveel minuten ze heeft gebeld. Welke vergelijking moet ze oplossen? b Maak het terugrekenschema voor de formule.
c
Los de vergelijking op, gebruik het terugrekenschema.
d Hoeveel minuten had Kyra gebeld?
Opdracht 4 Voor het berekenen van de cijfers gebruikt de leraar de formule: cijfer = punten ÷ 5 + 1
a Maak bij deze formule een rekenschema. b Samir haalt 32 punten. Welk cijfer krijgt hij? c
Victor heeft een 6,8 voor zijn proefwerk. Hij wil weten hoeveel punten hij heeft gehaald. Welke vergelijking moet hij oplossen?
d Maak het terugrekenschema voor de formule.
e Los de vergelijking op, gebruik het terugrekenschema.
f
Hoeveel punten had Victor voor zijn proefwerk?
Opdracht 5 Ibrahim gaat met de taxi naar school. Hij kan met een formule uitrekenen wat dat kost: kosten = minuten × 0, 25 + 2, 75
a Maak bij deze formule een rekenschema. b Als Ibrahim 10 minuten in de taxi zit, hoeveel moet hij dan betalen. c
Ibrahim moet ¤ 7− betalen. Hij wil weten hoeveel minuten hij in de taxi heeft gezeten. Welke vergelijking moet hij oplossen?
d Maak het terugrekenschema voor de formule.
e Los de vergelijking op, gebruik het terugrekenschema.
f
Hoeveel minuten zat Ibrahim in de taxi?
Opdracht 6 Englandlines gebruikt de volgende formule: prijs = 9 × vaartijd + 36
a Maak voor de formule hierboven een rekenschema. b De vaartijd is 4,5 uur. Wat moet je betalen? c
Je moet Ł 215,- betalen. Je wilt weten hoe lang de rijs duurde. Welke vergelijking moet je oplossen?
d Maak het terugrekenschema voor de formule.
e Los de vergelijking op, gebruik het terugrekenschema.
f
Wat was de vaartijd als je ¤ 215− moet betalen?