ARCHIVARIA V Rare jongens die kasteelheren! Dat is de strekking van wat je vaak in Asten en Heusden hoort als het gaat over de betrekkelijk allochtone bewoners van “die commune”. Ook al trokken een aantal jaren geleden drie min of meer autochtone gezinnen in op het kasteel, de uitheemse associatie van het kasteel zal voorlopig nog wel blijven bestaan. Zelf houd ik er bijvoorbeeld al vijf jaar de rare gewoonte op na om iedere week te pendelen tussen het kasteel en mijn werk in het verre Leiden. Onze nieuwe overbuurman doet hetzelfde tussen het kasteel en Delft en weer een andere buurman trekt vrijwel wekelijks als moderne marktkramer door bijna heel Europa en soms ver daarbuiten. Deze even zo extensieve als excentrieke wooncultuur kan bogen op een lange kasteeltraditie. Immers de bezitters van het kasteel waren zelden van Astense komaf en wendden steevast de blik ver voorbij de zompige moerassen van de Peel. Natuurlijk waren er de pachters van de voorburcht die al generaties lang dezelfde kasteelgrond bewerkten, maar de eigenlijke heren en vrouwen van het kasteel kwamen vrijwel altijd uit een onbekend Verweghistan en trokken als “beschaafde” globetrotters langs al hun andere onroerende goederen in den lande. Hieraan ontleenden zij ook dat voor de dorpsbewoners zo exotische aura dat Coolen zo treffend beschrijft in zijn De vrouw met de zes slapers.
Afbeelding 1: Grafsteen van Justinus van Nassau en Anne van Merode (1565-1654), Hooglandse Kerk, Leiden.
Gezien het voorgaande is het dan ook niet echt verbazingwekkend dat ik nog binnen een straal van 200 meter van mijn Leidse pied-à-terre twee maal word geconfronteerd met het kosmopoliete gedrag van onze Astense heren. Zo kom ik bij de Leidse burcht (het op één na mooiste kasteel van Nederland) tot de ontdekking dat Leiden in de dertiende eeuw bezit is geweest van ene Dirk van Kuyc, jawel de broer van Willem van Kuyk, heer van (half) Asten. Bij een bezoek aan de tegenovergelegen Hooglandse Kerk word ik wederom getroffen door een associatie met Asten als ik stuit op de mooie grafsteen van ene Anne van Merode. Zou zij familie van onze eigen Bernard zijn? Een paar weken laten bezoek ik met familie de Pieterskerk in Oirschot (de moeite waard: aan de overkant van de kerk aan de markt ligt bijvoorbeeld Huize De Wildeman, nu een smoezelig café maar vroeger de woning van de negentiendeeeuwse Astense kasteelheer en huisarts Willem Francis Guljé) en, ja hoor, weer een déjà vu: op de vloer een steen met het wapen van de familie Merode.
Afbeelding 2: Grafsteen van Ricalt IV van Merode (d. 1559), Pieterskerk Oirschot, In kleur bestaat het familiewapen van Merode uit vier palen van keel (rood) op gouden veld en gekartelde rand van lazuur (blauw). Dit wapen vinden we (samen met het wapen van Brederode) ook terug op de verdwenen schouw van Kasteel Asten (Geschiedenis van de Heerlijkheid Asten (Asten, 1994), p. 52). Weer wat later, een uitstapje naar België: in de St. Dymphnakerk te Geel word ik als door een magneet getrokken naar het imposante praalgraf van, jawel, Jan van Merode! Hoe zit dat nu met al die Merodes in Leiden, Oirschot, Geel en Asten? Is dit toeval? Het Merode virus neemt nu definitief bezit van me en ik wil nu wel eens wat meer weten over dit blijkbaar zeer wijdverbreide familienetwerk van onze Bernard.
Afbeelding 3: Praalgraf door Cornelis Floris de Vriendt van Jan III van Merode (1496-1551), heer van Westerlo etc. en kamerheer van Karel V, St. Dymphnakerk Geel. Staalgravure van Boulquin naar een tekening van V. de Doncker (bron: W. van Broeckhoven in Jaarboek Geels Geschiedkundig Genootschap, 29 (1992). Natuurlijk weten we al het een en ander van deze beruchte heer van Asten, die wilde edele die begiftigd met de magie en de bezittingen van door hem vervolgde heksen het primitieve Huis te Asten weet om te toveren tot een statige edelmanwoning in Renaissancestijl. Maar wat is er nog meer te zeggen over deze wat schizofreen aandoende persoonlijkheid balancerend tussen primitieve heksenwaan en verlichte bouwwoede? Is hij wel de Sadamachtige bruut waar de bronnen over spreken? En wie of wat inspireerde hem tot zijn imposante Astense bouwproject? Wellicht kunnen we iets van het mysterie Bernard achterhalen door onze blik eens te werpen op zijn vrienden en verwanten buiten de kleine Astense leefwereld. Vanuit goed vaderlandse optiek is de familie Merode verre van fout te noemen. Sterker nog, we hebben hier van doen met vrijheidsstrijders van het eerste uur. Zo ondertekenen maar liefst drie Merodes, waaronder ook Bernard sr., de vader van onze Bernard, de beroemde smeekbede van 1566.
Afbeelding 4: Fragment uit de Smeekbede waarbij landvoogdes Margaretha wordt gevraagd om schorsing van de plakkaten tegen de protestanten en om het bijeenroepen van de Staten-Generaal, met de handtekening van Bernard sr. (hier “Bernart de Merode”). (bron: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 6 (Haarlem, 1979).
l
Samen met bijvoorbeeld de herhaaldelijk aangetrouwde Brederodes vormen de Merodes een voorname en hechte vriendenkring rondom Willem van Oranje. Bernard sr. was bijvoorbeeld tussen 1581-83 Willems plaatsvervanger als stadhouder van Friesland. Weer een andere Merode (Jan III uit de Westerlotak, die van het praalgraf in Geel) was nog voogd geweest over de kleine Willem. Uit diezelfde tak stamt Anne (die van het Leidse graf) die achtereenvolgens zou trouwen met twee van Willems bastaardzonen: Thomas Morgan en Justinus van Nassau. Kortom, er is geen twijfel over mogelijk, de Merodes van Asten stonden tijdens de Tachtigjarige Oorlog aan de “goede kant”: aan de zijde van de onlangs tot op één na grootste vaderlander uitgeroepen Willem van Oranje. Is het dan nog verwonderlijk dat we de bestrijders van Bernards heksenwaan moeten zoeken in het Spaans-katholieke kamp? Het zijn vooral de Astense pastoor Jacob van Baerle en de Bosche bisschop Masius die hier het voortouw nemen. Gestimuleerd door het Brusselse gezag had deze laatste juist de Contra Reformatie tegen de ketterij ingezet. Dit zou tevens moeten leiden tot een strakkere kerkelijke én politieke controle over de eigenzinnige landadel in de verre buitengewesten, waaronder ook die van Asten. De pastoor, maar ook de schout van Asten, konden het niet laten om naast de beschuldigingen van heksenwaan, Bernard ook nog eens verdacht te maken wegens zijn contacten met de Oranjes en met zijn verwanten in het ketterse Gulik. De bestrijding van de heksenvervolging in Asten staat dus niet op zichzelf maar past zeer wel in het nieuwe Brusselse en Bossche centralisme van die tijd. Is Bernard dan toch een goodie, een zielig slachtoffer van de Roomse inquisitie? Dat gaat natuurlijk weer wat ver want dat er in Asten heksen zijn vervolgd lijkt wel haast zeker. Maar wellicht moeten we toch ook enige voorzichtigheid betrachten in het interpreteren van de ons overgeleverde, met Spaanse en katholieke inkt geschreven bronnen.
Toch moeten we ook het belang van de godsdienst niet overschatten. Helaas laten de bronnen ons in het duister over Bernards gezindte maar het lijkt er op dat hij vooral een gezond pragmatisme aan de dag legde. Hoewel zijn meest directe familieleden waarschijnlijk protestants waren, vinden we twee van Bernards dochters (Catherina en Christina) terug als kloosterzusters. De moderne logica lijkt hier dus ver te zoeken. Het heeft er dan ook alle schijn van dat de godsdienstige kleur van de lagere landadel van die dagen veel meer een afspiegeling was van tijdelijke politieke allianties dan van diepe overtuiging. Zo was een van Bernards beste vrienden ene Jacob van Brecht, de hoogen laagschout van Den Bosch, een vermaard jager van heksen én ketters! Volgens de historicus Charles Caspers waren Van Brecht en Bernard aangetrouwde familieleden. Hoewel ik dit niet heb kunnen terugvinden is me wel opgevallen dat Bernards broer Floris - met wie hij zeer nauwe banden had getuige hun gezamenlijke SM optreden in de kelders van Asten - was gehuwd met Margaretha van Gent ter Oyen. Haar broer Walraven kocht in 1607 kasteel Dussen (i.e. Coolens kasteel in Vrouw met de zes slapers) van ene Anna van Brecht. Familie of niet, interessant is dat deze Walraven Dussen in Toscaanse stijl liet restaureren. Hebben we hier de inspiratiebron voor de onder Bernard ontworpen Astense loggia, beter bekend als onze “drie boogjes”?
Afbeelding 5: De loggia van kasteel Dussen (bron: Zevenhonderd jaar Kasteel Dussen. Een bewogen geschiedenis (Wijk en Aalburg, 2003).
Dit brengt ons op die andere kant van Bernards reputatie, die van bouwheer. Meer hierover in de volgende Archivaria wanneer we het Merode spoor zullen volgen naar de familiebezittingen in België en Duitsland. Jos Gommans