Het InkCor InkCor Project In de digitale bibliotheek van de nederlandse letteren kan men het volgende fragment te vinden: "Daar de gal een zeer bittere stof is (vgl. zoo bitter als gal), wordt dit woord in overdrachtelijken zin ook gebezigd in de beteekenis van iets dat bij uitstek bitter, onaangenaam, boosaardig is, en meermalen aan den honig tegenovergesteld (bijv. honig op de lippen en gal in het hart). Vandaar zijne pen in gal doopen, zijne woorden in gal doopen in toepassing op schrijven en spreken, in den zin van de bitterste, boosaardigste woorden kiezen." De uitdrukking "De pen in gal gedoopt" is tevens de titel van een boek waarin kritische brieven van de taalkundige H.N. van der Tuuk uit het midden van de negentiende eeuw verzameld zijn. In één van zijn brieven schrijft hij de volgende zin; "misschien heeft deze brief wat gal uit de inkt opgetrokken" waarbij de samensteller van het brievenboek Rob Nieuwenhuys in zijn "Oost-indische Spiegel" aantekent: "Hij gebruikt hier het woord ‘gal’ in dubbele betekenis; vroeger werd de kleurstof voor inkt uit galnoten getrokken". De uitdrukking is inderdaad ook letterlijk een accurate beschrijving van een handeling die eeuwenlang als vanzelfsprekend door talloze klerken, secretarissen, schrijvers en tekenaars is verricht: het indopen van de pen in een galnotenextract voordat zij zich konden wijden aan hun eigenlijke taak, het schrijven of tekenen. Er werd in Europa sinds de 12e eeuw tot in de 20e eeuw voornamelijk geschreven en getekend met een inkt die gemaakt werd uit galnoten. Helaas tast deze inkt op termijn het papier aan, slecht nieuws voor degenen die manuscripten en tekeningen voor het nageslacht moeten zien te bewaren. Er is echter ook goed nieuws: een oplossing voor het probleem lijkt in zicht. In dit dossier kunt u zelf zien in welke mate meestertekeningen en documenten worden aangetast door inktvraat en welke remedies er op dit moment zijn. IJzergallusinkt Galnoten groeien op eikenbladeren. Ze ontstaan doordat de galwesp (Cynips folii) haar eitjes in het blad legt, waarop het blad reageert met het vormen van een uitstulping. Daarin kunnen de larven zich veilig ontwikkelen, gevoed door het sap dat de nerven van het blad aanvoeren. De galnoten bevatten een hoog gehalte aan looizuren (gallo-tanninen). Al vroeg in de geschiedenis is ontdekt dat een combinatie van deze tanninen met ijzerhoudende stoffen een zwart gekleurde oplossing oplevert, de galnoten- of ijzergallusinkt. Deze inktsoort leende zich uitstekend voor het beschrijven van perkament en later van papier, en was moeilijk te verwijderen. Eenmaal geschreven tekst was hierdoor niet te vervalsen. Wanneer ijzergallusinkt volgens de oude recepturen opnieuw gemaakt wordt, blijkt dat er een blauwzwarte inkt ontstaat. Na het opbrengen van de inkt op het papier verkleurt de inkt onder invloed van zuurstof uit de lucht heel langzaam van donker blauwgrijs naar bruin. Dit is een proces dat tientallen tot honderden jaren in beslag neemt.
Het is vreemd om te bedenken dat kunstenaars zoals Rembrandt hun tekeningen dus in koel donkergrijs uitvoerden aangezien wij hun meesterwerken nu kennen in warme bruintinten. Een andere aanwijzing voor deze onbedoelde verkleuring krijgen we van Rembrandt zelf dankzij zijn tekening De terugkeer van de verloren zoon (afb. 1). Rembrandt heeft hier correcties uitgevoerd in de pose van de vader. Hij gebruikte bij het corrigeren een grijze inkt die oorspronkelijk dezelfde tint gehad moet hebben als de nu bruin geworden inkt waarmee hij de tekening opzette.
Afb. 1 Rembrandt Harmensz. van Rijn (1606-1668) Terugkeer van de verloren zoon Pen en penseel in bruin, penseel in witte dekverf 191 x 227 mm Inv. nr. O* 48
Inktvraat Tot aan de opkomst van de synthetische inkten was het maken van inkt iets wat men zelf deed. Dat blijkt uit de vele overgeleverde recepten. Door de persoonlijke aanpak, de verschillen in receptuur en in de natuurlijke stoffen zelf en door de gewoonte om ingedikte inkt aan te lengen met allerhande vloeistoffen zoals water uit de sloot, bier, wijn of azijn, kunnen er grote verschillen optreden in de verhoudingen van de ingrediënten. Elke verhouding waarbij de chemische reactie tussen looizuren en ijzersulfaten niet volledig verloopt, waardoor er teveel ijzer of zuur overblijft, levert een inkt op die het papier uiteindelijk aantast. Deze aantasting, ook wel ‘inktvraat’, is in eerste instantie zichtbaar aan de achterkant van het papier. De inktlijnen worden als het ware door het papier heen naar de achterkant getrokken. Ook lijkt het vaak of de inkt aan het uitlopen is; de lijnen worden breder en krijgen wazige contouren. Dit is goed te zien in Guercino’s tekening Het martelaarschap van de H. Laurentius (afb. 2). In een later stadium is de gehele inktlijn aan de achterzijde even zichtbaar als aan de voorzijde en uiteindelijk verbrokkelt het papier en vallen er gaten waar eerst inkt was. Een rampzalig scenario voor beheerders van documenten en tekeningen, maar helaas tot dusverre onvermijdelijk.
Afb. 2 Guercino (1591-1666) Martelaarschap van de H. Laurentius Pen in bruin 175 x 250 mm Inv. nr. H 57
Tot voor kort gingen collectiebeheerders en restauratoren het probleem te lijf door ofwel aangetaste objecten te spoelen in water – met een aanzienlijk risico van uitlopen en verbleken van de inkten – ofwel het aangetaste papier eenvoudigweg te verstevigen door er een laagje papier achter te plakken. Helaas zijn beide technieken niet afdoende. Recent onderzoek heeft aangetoond dat het ijzer uit het ijzersulfaat een cruciale rol speelt bij het versnellen van het verval van de papiervezel tijdens het inktvraatproces. Dit ijzer is maar gedeeltelijk uitspoelbaar in water, er blijft altijd ijzer achter in de inkt. Verstevigen helpt ook maar tijdelijk want het ijzer zal ook die extra laag op den duur aantasten. Om te voorkomen dat een belangrijk deel van het culturele erfgoed door inktvraat verloren gaat, is het noodzakelijk het chemische proces te doorgronden en vervolgens een betere behandelmethode te ontwikkelen. De afgelopen tweeëneenhalf jaar was Teylers Museum partner in een Europees samenwerkingsverband* waarin men zocht naar een oplossing. Uitgangspunt was dat er na behandeling geen verandering in het voorkomen van een tekening zichtbaar mag zijn. Dat zou immers de zeggingskracht van het kunstwerk aantasten. Teylers aandeel bestond voor een belangrijk deel uit het bewaken van dit aspect. In het project, naar de corrosieve eigenschappen van de inkt ‘InkCor’ genoemd, bogen chemici, restauratoren en kunsthistorici zich gezamenlijk over mogelijke oplossingen. Dit leverde uiteindelijk een prototype behandelvloeistof op. De voornaamste werkzame stof is een antioxidant die de papiervezel moet beschermen tegen de door het ijzer versnelde oxidatie. Een behandelmethode tegen inktvraat moet aan vele voorwaarden voldoen, want hoe zit het bijvoorbeeld met tekeningen die naast ijzergallusinkt ook nog allerlei andere tekenpigmenten bevatten? De collectie van het museum bleek op dat punt een rijke bron te zijn van uiteenlopende probleemgevallen. Het fraaie blad Apollo en Phaeton is een goed voorbeeld. (Afb. 3) Giuseppe Passeri bereikte een schilderachtig effect door verschillende lagen bruine inkt, gewassen rood krijt en witte dekverf over elkaar heen te leggen. Een restauratiebehandeling met een vloeistof die de inktvraat in Passeri’s blad tegengaat, zou tegelijkertijd wel eens schadelijk kunnen blijken voor de overige door hem toegepaste pigmenten. Daardoor zou de balans tussen de pigmentlagen in de tekening voorgoed verstoord kunnen worden. Er is nu weliswaar een prototype behandelvloeistof, maar verder onderzoek naar dit soort effecten blijft noodzakelijk en ook Teylers Museum zal daaraan zijn bijdrage blijven leveren. Een oplossing lijkt door de inspanningen van de afgelopen tweeëneenhalf jaar in zicht maar nog net niet binnen handbereik.
* In het Europees samenwerkingsverband InkCor (2001-2004) participeerden de volgende instellingen: National and University Library, Universiteit van Ljubljana, Instituut Josef Stefan (Slovenië); Instituut Collectie Nederland, Nationaal Archief en Teylers Museum (Nederland); Zentrum für Bucherhaltung (Duitsland); Musée du Louvre (Frankrijk).
Afb. 3 Giuseppe Passeri (1654-1714) Apollo and Phaëton Rood krijt (gedeeltelijk gewassen), pen en penseel in bruin, penseel in witte dekverf 251 x 388 mm Inv. nr. K IX 70
Meer informatie over Inktvraat en het InkCor Project waaraan Teylers Museum heeft deelgenomen is te vinden op onderstaande internet links: •
The Ink corrosion website: www.knaw.nl/ECPA/ink/inkcorrosion.html
•
European research project homepage: www.infosrvr.nuk.uni-lj.si/jana/Inkcor/index.Htm
•
Canadian Conservation Institute: www.cci-icc.gc.ca/publications/newsletters/news36/irongall_e.aspx
•
Instituut Collectie Nederland: www.icn.nl
•
ICN Factsheet: www.icn.nl/Dir003/ICN/CMT/Publicatie.nsf/SEARCH/D5426A8264FA4CD 6C1256EBE0038C397?opendocument