NR. 18 / oktober 2013
DE VEILIGHEIDSREGIO Dekkingsplannen 2013
Onderzoek naar de stand van zaken van de Uitgave van het Veiligheidsberaad in samenwerking met Brandweer Nederland, Nationale Politie, GHOR, VNG, IFV en het Ministerie van Veiligheid en Justitie dekkingsplannen brandweer in de veiligheidsregio’s
3
Groeiend draagvlak voor realistische bevolkingszorg
Afscheid
4
Het DB van het Veiligheidsberaad nam afscheid van drie leden. Zij blikken in hun afscheidsinterview terug op de start van het Veiligheidsberaad en staan stil bij de huidige ontwikkelingen.
Eind dit jaar stelt het Veiligheidsberaad definitief de prestatie-eisen vast voor adequate bevolkingszorg. Een gesprek met burgemeester Bruinooge, portefeuillehouder.
6
Vooruitgang in dekkingsplannen De Inspectie Veiligheid en Justitie vindt op basis van onderzoek dat de veiligheidsregio’s de dekkingsplannen steeds beter op orde hebben. Wel vindt de Inspectie dat de maatregelen voor verdere verbetering krachtiger kunnen.
13
Grenspartners bouwen samenwerking voor crisisbeheersing De veiligheidsregio’s die grenzen aan België en Duitsland hebben de wettelijke verplichting om afspraken te maken met hun veiligheidspartners over de grens.
Geen structuurwijzigingen
Wet veiligheidsregio’s werpt vruchten af Minister Opstelten van het ministerie van Veiligheid en Justitie riep vorig jaar een onafhankelijke commissie in het leven om advies uit te brengen over de werking van de Wet veiligheidsregio’s en over het brede Nederlandse stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Haar werk is nu klaar. Een gesprek met voorzitter Rein Jan Hoekstra over de wet en de praktijk. Hij heeft met instemming de reacties gezien. ‘Veiligheidsregio’s zijn op de goede weg’, kopte de voorlichtingsafdeling van het ministerie, en daarna veel media, na het verschijnen van het adviesrapport van de Evaluatiecommissie. Zeker, er is nog veel verbetering mogelijk. Maar dat is nog geen reden om te zeggen dat de opzet dus niet deugt. We beginnen het interview met een paar uitspraken waar hij alleen met ja of nee op mag antwoorden. De eerste: ‘Veiligheidsregio’s zijn een onomstreden antwoord op de behoefte aan een betere voorbereiding op en bestrijding van rampen’. Commissievoorzitter Hoekstra laat zich niet strikken met een eenvoudig ja op één van de hoofdconclusies uit het evaluatieonderzoek dat in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) is gemaakt: “De constructie veiligheidsregio zal zich nog verder moeten bewijzen. Wij hebben de wet veiligheidsregio’s geëvalueerd en daarbij vooral gekeken naar de vraag wat voor veiligheidsregio’s de meerwaarde van de wet is.”
Vervolg op pagina 2
Advies commissie Hoekstra in een notendop Verduidelijk wat de taken, en de afbakening van taken, van de veiligheidsregio zijn. Handhaaf het principe van verlengd lokaal bestuur. Een andere bestuursvorm kan de bestuurlijke daadkracht vergroten, maar dit weegt niet op tegen het belang van lokale inbedding. Richt de sturing vanuit centraal niveau primair op de effecten van het functioneren van veiligheidsregio’s en op de resultaten die ze moeten bereiken in termen van beschermingsniveaus bij calamiteiten. Stel centraal een aantal zorgplichten voor elk van de taken van de veiligheidsregio vast, aangevuld met een aantal voorwaardelijke vereisten om de noodzakelijke samenwerking mogelijk te maken. De commissie is geen voorstander van een verandering in de financiering. Een einde van het begrotingsrecht van de gemeente legt de bijl aan de wortel van het stelsel van verlengd
lokaal bestuur. Wel dient de besteding van de budgetten inzichtelijker te worden. Daarnaast beveelt zij aan de Brede doeluitkering rampenbestrijding om te vormen van een lumpsumuitkering naar een gerichte bijdrage aan de veiligheidsregio’s, toegespitst op het realiseren van specifieke landelijke doelstellingen. Het Veiligheidsberaad krijgt vooral taken in kennisoverdracht, het maken van centrale afspraken met landelijk georganiseerde samenwerkingspartners en het adviseren van de rijksoverheid. Het beraad neemt besluiten met meerderheid van stemmen. Dat wordt ook wettelijk vastgelegd. Herindeling van de veiligheidsregio’s, in overeenstemming met de indeling van de politie in tien regio’s, is niet opportuun. Een dergelijke schaalgrootte is niet automatisch de beste vorm voor optimale brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Waak ervoor dat de leiding tijdens een calamiteit te
ver verwijderd raakt van de plaats/bron waar deze plaatsvindt. Ga wel na of alle regio’s van voldoende omvang en gewicht zijn om hun taken te kunnen uitvoeren. Waar dat niet zo is, kunnen regio’s zelf het initiatief nemen tot schaalvergroting. Op dit moment is de ontwikkeling van de veiligheidsregio te zeer verweven met de ontwikkeling van de brandweer. Er is meer aandacht nodig voor multidisciplinaire samenwerking met de andere hulpverleningsdiensten en externe partners. Veranker waar nodig de aanbevelingen uit het rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’ voor bovenregionale samenwerking in de wet. De minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) kan actiever landelijke doelen stellen en uniformiteit voorschrijven. De komst van één landelijke meldkamerorganisatie vergt sturing door de minister van VenJ. Ook moet er duidelijkheid komen over
de verhouding tussen de diverse verantwoordelijken. De technologie van het meldkamersysteem en die van de bijbehorende applicaties moet in handen zijn van één eigenaar. De GRIP-structuur moet niet rigide worden toegepast. Faciliteiten moeten beschikbaar kunnen komen ook als zich (nog) geen situatie voordoet van bovenlokale of bovenregionale betekenis. Als het om crisisorganisatie gaat moet altijd duidelijk zijn wie in welke situatie een rol heeft en wie de bestuurlijke leiding. Hanteer een strikter onderscheid tussen een crisis en een ramp. Rijk en veiligheidsregio’s moeten andere overheden ondersteunen. Beperk het aantal rijksheren tot terreinen waarin de rijksheer een zinvolle functie kan vervullen. Zet voor het toezicht en voor de verbetering van de prestaties van veiligheidsregio’s en hun partners de commissaris van de Koning beter in. DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 18 / oktober 2013 / PAGINA 1
Vervolg van cover
Een andere dan. Van de voorzitter van het Veiligheidsberaad, burgemeester Aleid Wolfsen: ‘Als veiligheidsregio’s er nog niet waren, zouden ze nu worden uitgevonden’. “Ja”, zegt Hoekstra. “Ik denk dat dat waar is.”
Onafhankelijk Hij is de eerste die toegeeft dat er – ook onder zijn naam – weleens adviesrapporten zijn uitgebracht die grotere opschudding veroorzaakten. Een grote perspresentatie hoefde van hem ook niet: “Ik ben nogal ouderwets in die dingen. Wij bieden de minister een advies aan.” De commissie heeft overigens volstrekt onafhankelijk kunnen opereren: “Als wij zouden hebben gevonden dat de Wet veiligheidsregio’s beter kan worden afgeschaft, hadden we dat ook opgeschreven. Maar we hebben met elkaar vastgesteld dat we geen voldoende redenen hebben om te zeggen dat de wettelijke regeling niet deugt. Bij de uitvoeringsregelingen zien we wel
Rein Jan Hoekstra: “Constructie veiligheidsregio zal zich nog moeten bewijzen.”
erg veel papier, vooral als het om de brandweer gaat. Daar moet echt het mes in. We zijn toch niet op aarde om af te vinken of een hulpverleningsdienst wel aan alle voorschriften voldoet? Het gaat toch om de prestatie?”
In de opmaat naar haar advies heeft de commissie dankbaar gebruik gemaakt van het evaluatieve voorwerk door het WODC en van de Staat van de rampenbestrijding die de Inspectie VenJ dit voorjaar uitbracht. Hoekstra en zijn commissieleden hebben zelf heel sterk gekeken naar de verbinding tussen de crisisorganisatie op landelijk niveau met het lokale niveau. Daar ligt, aldus Hoekstra, een groot probleem. Zo zal de minister van VenJ, in eerste instantie, meer actieve verantwoordelijkheid moeten nemen voor een deugdelijke organisatie op nationaal niveau. Hoekstra: “Had het departement – we stellen de vraag maar even – rond Moerdijk niet een aanwijzing moeten geven?”
Basaal Alle gewichtige verhalen over schakels in de veiligheidsketen daargelaten heeft de commissie voor een heel basale uitleg gekozen: “Een ramp begint lokaal, de crisis meestal ook. Daar past verlengd lokaal bestuur bij. Vervolgens houden wij de rijksoverheid voor om haar aandeel op orde te hebben en daarbij zonodig ook de rijksheren te gebruiken. Waar blijft de commissaris van de Koning bij de veiligheidsorganisatie? Die functionarissen zitten er toch niet voor niks?” Naast regelingen die er toe doen, draait volgens hem nu alles om verdere professionalisering. “Je moet de juiste man op de juiste plek hebben. Een brandweercommandant die wellicht geknipt is om hoofd van het crisiscentrum te worden. Iemand die alles van bevolkingszorg weet. De club moet natuurlijk geoefend en getraind zijn. Als een leger niet geoefend is, kun je het moeilijk op pad sturen als de oorlog uitbreekt. En de samenwerking hoort op orde te zijn. Dat is professionaliteit. Het gaat dus niet om regels en procedures, maar om goede mensen.” Dat er geen ingrijpende structuurwijzigingen
worden voorgesteld maakt het advies volgens hem niet minder relevant. De basis, zoals gegroeid in de praktijk en gecodificeerd in de wet, deugt. De invoering van de Wet veiligheidsregio’s heeft gezorgd voor vergroting van expertise, versterking van operationele slagkracht en vergroting van de effectiviteit. In die zin mogen de minister, het parlement en de veiligheidsregio’s het advies best als een steun in de rug ervaren.
Helpen In vergelijking met de tijd van de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam is het er dus beter op geworden. Maar wat hebben Haren en Moerdijk nu aan zo’n advies? Zou het hen nu helpen? Hoewel het aan de minister en de regio’s zelf is om praktische en beleidsconclusies te trekken verwacht Hoekstra van wel. “In reactie op de Facebookrellen zeggen wij niet al te rigide met de GRIP-structuur om te gaan. De veiligheidregio’s adviseren wij een goede man of vrouw op de post van directeur te zetten. Eén die als een spin in het web zit. Geen politiek figuur maar een soort secretaris-generaal van de voorzitter van de veiligheidsregio. Een functionaris voor wie vanzelf spreekt dat hij de burgemeester van Haren opbelt wanneer die met de GRIP-structuur worstelt. Waarbij hij aanbiedt om even met Peter Rehwinkel in Groningen contact op te nemen.”
Geld De commissie heeft geen uitspraken gedaan over de vraag of er wel voldoende geld is om de wet goed uit te voeren. Wel beveelt zij aan om de Brede doeluitkering rampenbestrijding (Bdur) om te vormen van een lumpsum- naar een doeluitkering die bijdraagt aan het realiseren van landelijke doelstellingen. Daar zal de minister vast meer werk van gaan maken, verwacht Hoekstra. Verder is het niet alleen een kwestie van geld maar ook van goed organiseren, benadrukt hij. Neem bijvoorbeeld de bevolkingszorg. Voor het Veiligheidsberaad, ten slotte, ziet de commissie een aantal gerichte taken, zowel onderling als richting rijksoverheid. “Voorwaarde is wel dat in de wet wordt vastgelegd dat het beraad bij meerderheid van stemmen kan besluiten. Het beraad heeft tot dusver zijn rol niet altijd kunnen waarmaken, omdat er steeds weer eerst 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s akkoord moeten gaan. Het landelijk overleg zal er alleen maar effectiever op worden”, verwacht Hoekstra. ////
Reactie Veiligheidsberaad
Reactie ministerie Veiligheid en Justitie
Het Veiligheidsberaad neemt de stelsel aanbevelingen die zijn gedaan in het rapport ter harte.
Het niveau waarop de veiligheidsregio’s functioneren is de afgelopen jaren verhoogd, concludeert de commissie Hoekstra. De operationele slagkracht is versterkt en de expertise vergroot. Minister Opstelten van VenJ is verheugd over met deze constatering.
In overleg met zijn achterban en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt een inhoudelijke reactie voorbereid*. Bij het uitwerken van de aanbevelingen wordt afstemming gezocht met het ministerie van Veiligheid en Justitie. De algemene bevindingen uit het rapport komen overeen met wat het Veiligheidsberaad eerder heeft ingebracht. Zo adviseert de commissie, net als het Veiligheidsberaad, het principe van verlengd lokaal bestuur intact te laten. Ook het standpunt over schaalvergroting heeft de commissie overgenomen. Dat wil zeggen dat de schaal van de veiligheidsregio’s niet wordt vergroot tenzij de veiligheidsregio’s hier zelf toe besluiten. Het Veiligheidsberaad is verder verheugd dat de commissie aangeeft dat wetgeving soms te gedetailleerd is en daardoor te weinig stuurt op effecten. Tot slot stemt het positief dat de commissie in haar advies ingaat op de versterking van het Veiligheidsberaad en de positie van de directeuren veiligheidsregio. *Met het samenstellen van deze krant was het nog niet mogelijk om de inhoudelijke reacties op het onderzoeksrapport van de Commissie Hoekstra op te nemen. In de volgende editie van december zal inhoudelijk ingegaan worden op het rapport.
PAGINA 2 / NR. 18 / oktober 2013 / DE VEILIGHEIDSREGIO
Hij uit in zijn eerste reactie veel waardering voor het bestuur en de medewerkers van de veiligheidsregio’s die er voor hebben gezorgd dat deze kwaliteitsverbetering is bereikt. De minister is het met de Evaluatiecommissie eens dat de veiligheidsregio’s de gelegenheid moeten krijgen zich verder te ontwikkelen. In de directe omgeving van de veiligheidsregio’s zijn veel veranderingen gaande, zoals de recente start van de Nationale Politie, de oprichting van een landelijke meldkamer en de inwerkingtreding van de Wet publieke gezondheid. Het lijkt dan ook niet nodig om grote wijzigingen in het stelsel en daarmee is de Wet veiligheidsregio’s aan te brengen of om schaalvergroting naar tien veiligheidsregio’s te initiëren. Geconstateerde knelpunten kunnen in de lagere regelgeving worden aangepast of praktisch worden opgelost, zoals de Evaluatiecommissie adviseert. Naar aanleiding van het advies gaat de minister nu eerst in overleg met de VNG en het Veiligheidsberaad. Daarna stuurt hij een uitgebreide reactie op het advies van de Evaluatiecommissie naar de Tweede Kamer. Daarin zullen ook de doelstellingen voor de veiligheidsregio’s in de komende jaren aan de orde komen.
GASTcolumn
Synergie De redactie van ‘De Veiligheidsregio’ vroeg me het in deze column te hebben over signalen van onze partners dat de politie niet voldoende zou participeren in de veiligheidsregio’s en dat het met ons moeilijk afspraken maken is, omdat we momenteel erg intern gericht lijken. Dat zijn twee zware onderwerpen voor een column van 300 woorden, maar ik wil me er zeker over uitspreken en het bovenal nuanceren. Wanneer de vraag ook maar bij iemand leeft: de politie is en blijft een robuuste partner. En u kunt op ons bouwen. Zeker: wij bevinden ons in een reorganisatie van een ongekende omvang, met grote implicaties voor medewerkers. Budgetten lopen bovendien terug en onze verantwoordelijkheden nemen toe, in plaats van af. Maar daar zijn we niet uniek in: ook de brandweer en GHOR bevinden zich in lastige tijden. De burger mag absoluut geen last hebben van interne aangelegenheden, is ons credo. En dat we in deze nieuwe werkelijkheid leven, maakt het bestaansrecht van veiligheidsregio’s alleen maar sterker. Alleen met glasheldere afspraken en volle inzet zijn we goed voorbereid op het terrein van de rampenen crisisbeheersing. Samenwerking levert synergie op, zoals we bij de gemeenschappelijke meldkamers al jaren zien. Zijn we er al? Nee, intern en extern ligt er veel werk om doeltreffender (samen) te werken. Twee voorbeelden: door het samengaan van twee korpsen werken we in mijn Eenheid Rotterdam nog met twee meldkamers voor effectief één werkgebied. En in de Eenheid Oost moet de politie zaken doen met maar liefst vijf verschillende Veiligheidsregio’s. Dat kan logischer en daar lever ik in mijn nieuwe rol graag een bijdrage aan. Frank Paauw Hoofdcommissaris van Politie Eenheid Rotterdam Frank Paauw is politiechef van de Eenheid Rotterdam (de voormalige korpsen Zuid-Holland-Zuid en Rotterdam-Rijnmond). Hij volgt Henk van Essen op als nieuwe aandachts gebiedhouder Veiligheidsregio en Conflict en Crisisbeheersing. Het aandachtsgebied omvat alles wat met openbare orde te maken heeft: naast de veiligheidsregio’s bijvoorbeeld ook regelingen rondom evenementen en voetbal.
Groeiend draagvlak voor realistische bevolkingszorg Eind dit jaar stelt het Veiligheidsberaad definitief de prestatie-eisen vast die passen bij adequate bevolkingszorg in het kader van crisisbeheersing en rampenbestrijding. Alle regio’s zijn uitgenodigd om vanuit de praktijk hun steentje bij te dragen. Tot voor kort was eigenlijk voor niemand helder wat minimaal gedaan moet worden, want er waren geen uniforme prestatie-eisen. “Dus deed je het altijd verkeerd”, zegt burgemeester
Piet Bruinooge, portefeuillehouder gemeenten in het Veiligheidsberaad en voorzitter van de commissie ‘Bevolkingszorg op orde’ die vorig jaar een visie op bevolkingszorg uitbracht. Zoals bekend is het Veiligheidsberaad geen voorstander van wetgeving voor bevolkingszorg die van bovenaf wordt opgelegd. Bruinooge en zijn commissie zien het liefst dat de regio’s en gemeenten met elkaar een finale set afspraken maken. Om tot afspraken te komen heeft de commissie Bevolkingszorg op orde prestatieeisen (zie kader, red.) geformuleerd. Deze eisen zeggen welke prestatie er met welk resultaat moet worden geleverd om van eigentijdse en realistische bevolkingszorg te kunnen spreken. Gemeenten en veiligheidsregio’s mogen zelf bepalen hoe zij de bevolkingszorg willen organiseren en welke taken zij uitbesteden. Zolang ze - binnenkort - maar aan de minimumeisen voldoen.
Experimenteel en beslissend Het Veiligheidsberaad stemde vorig jaar al in met het rapport en onderschrijft de visie, maar wilde dit jaar vooral gebruiken voor discussie en evaluatie. Vandaar dat 2013 een ‘experimenteel jaar’ is geworden. Maar ook een beslissend jaar voor de afspraken die gemeenten en veiligheidsregio’s zelf kunnen maken als het om bevolkingszorg gaat. Afgelopen voorjaar zijn alle veiligheidsregio’s uitgenodigd een bijdrage aan het eindresultaat Piet Bruinooge: “Als je geen getallen noemt en opschrijft, organiseer je alleen vrijblijvendheid.”
te leveren, onder meer door de prestatie-eisen te toetsen aan de praktijk. Daarbij gaat het concreet over incidenten die vorig jaar in de betreffende regio hebben plaatsgevonden of die dit jaar plaatsvinden. De bijdragen worden gebruikt om te bepalen of de visie en de daarbij gestelde prestatie-eisen realistisch zijn en of ze aan (en in) de praktijk voldoen. Daarnaast wordt zo inzichtelijk of de prestatie-eisen nu ook al worden gehaald. Bij het afronden van deze krant was bureau Veiligheidsberaad nog bezig met de verwerking van de binnenkomende gegevens.
Niet vrijblijvend Natuurlijk zullen er altijd discussies over minuten en getallen blijven. Bruinooge merkt dat als geen ander. “Maar als je geen getallen noemt en opschrijft, organiseer je alleen maar vrijblijvendheid”, stelt hij hier tegenover. Op een themabijeenkomst deze zomer bij het IFV in Arnhem bleek grote steun voor deze opvatting.
Prestatie-eisen De prestatie-eisen zijn onderverdeeld in eisen voor: • Crisiscommunicatie: het communiceren met de bevolking waarbij wordt aangesloten bij de (informatie)behoefte van de samenleving. • Acute bevolkingszorg: de bevolkingszorg die naast de spoedeisende zorg door de professionele hulpverleners ter plaatse meteen geleverd moet worden. • De herstelzorg: na de acute fase van een crisis is zorg nodig om een terugkeer naar de ‘reguliere’ situatie te ondersteunen. Maar wat nu als de eisen simpelweg niet worden opgevolgd en veiligheidsregio’s en gemeenten er eind dit jaar niet in slagen met elkaar tot een eensluidend pakket aan finale afspraken te komen? Bruinooge bevestigt dat dit een kardinale vraag is. Over wat de gevolgen zijn voor het veld, het Veiligheidsberaad en de inspectie als de regio’s het toch laten afweten, zegt hij: “Als wij het niet doen zullen anderen het overnemen, met als gevolg mogelijk starre wetgeving die per definitie achter de feiten aanloopt. Dat zal dan op ons allemaal terugslaan.” ////
Ruimte geboden Bruinooge is ook blij met de ruimte die de Inspectie Veiligheid en Justitie op dit vlak geeft. In plaats van vast te stellen wie zich niet aan de wet houdt en daarmee in overtreding is, staat zij open tegenover de ontwikkeling van eigen afspraken in het veld. Voor de inspectie is van belang dat er een gedragen toetsingskader ligt; waarbij ‘gedragen’ voor een breed draagvlak staat. De bedoeling is wel dat de inspectie de zelfopgelegde normen en afspraken dan ook gaat toetsen.
Voor dit artikel is deels gebruik gemaakt van het verslag van de themabijeenkomst over dit onderwerp op 4 juli bij het IFV. Hele verslag lezen? Kijk dan op www.veiligheidsberaad.nl.
Oranje kolom sterk in ontwikkeling:
Regionale regie met lokale ondersteuning “Wij zijn er klaar voor. We hebben de boel op orde”, reageert Henk Arkesteijn. Hij is regionaal coördinator multidisciplinaire crisisbeheersing en bevolkingszorg bij Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost. Een verhaal uit de praktijk. Sprekend over ‘Bevolkingszorg op orde’ herinnert hij in de eerste plaats aan het rapport van de landelijke Taskforce gemeentelijke processen uit 2009, dat een krachtige stimulans heeft gegeven aan het verbeteren van de gemeentelijke processen. Temeer omdat daarvoor uit inspectie-onderzoek naar voren was gekomen dat veel gemeenten hun zaken niet of onvoldoende op orde hadden. Dat was toen al voor het algemeen bestuur, de burgemeesters van de regio Brabant-Zuidoost, aanleiding om uit te spreken dat je de kwaliteitsslag die gewenst werd, beter in één keer voor 21 gemeenten kunt organiseren dan 21 keer voor één gemeente.
Regionale teams Dus besloot Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost tot de oprichting van een Bureau bevolkingszorg dat regionaal regie voert, maar wel met grote lokale ondersteuning. De steun en inzet komt voornamelijk van ambtenaren rampenbestrijding van de gemeenten. Voor de meeste bevolkingszorgprocessen zijn regionale teams geformeerd die in de ‘warme fase’ de getroffen gemeente komen helpen. De leden van deze teams zijn gemeenteambtenaren die hun dagelijks werk overigens ‘gewoon’ bij de sociale dienst, de afdeling bevolking, milieudienst of de buitendienst van een gemeente hebben. Iedere gemeente levert naar rato van het aantal
inwoners een aantal ambtenaren die in de warme fase worden opgetrommeld om de ramp mee te helpen bestrijden. Ingesteld op basis van een samenwerkingsverband en zoals gezegd bemenst vanuit alle deelnemende gemeenten. Vanaf januari dit jaar zijn de teams, bestaande uit teamleiders en medewerkers, intussen volledig bezet en inzetbaar. Dat betekent ook dat de regionale teams nu in het alarmeringssysteem ‘Communicator’ staan om te worden opgepiept als er een ramp of crisis plaatsheeft. Uiteraard worden de deelnemende ambtenaren opgeleid en getraind en raken zij steeds meer geoefend.
Draaiboeken Wat hebben gemeenten en regio verder ondernomen? Alle draaiboeken uit het verleden zijn tegen het licht gehouden. Arkesteijn: “Daarbij hebben we ons nadrukkelijk afgevraagd wat we centraal kunnen organiseren en wat er lokaal moet gebeuren.” Het tweede is dat heel scherp is nagegaan wat gemeenten in eigen huis afhandelen en wat beter kan worden uitbesteed. Zo zijn in de regio afspraken gemaakt met het Nederlandse Rode Kruis over het opvangen van getroffenen en met stichting Salvage voor registratie van individuele schade. In lijn van het advies van Bruinooge zijn de gemeenten in deze regio ook enorm teruggegaan in het op papier regelen van opvangcapaciteit. Arkesteijn deelt de landelijke tendens “dat mensen niet meer zo snel in een sporthal op een bedje gaan liggen”. Het betekent praktisch gezien minder afspraken maken met gebouwenbeheer-
Henk Arkesteijn (rechts, tijdens mono-oefening Bevolkingzorg): “In plaats van 3000 medewerkers in actie, nu 275 die goed opgeleid, getraind en geoefend het proces Bevolkingszorg oppakken.”
ders, met cateraars enzovoorts: “Dat gaan we gewoon niet meer doen.” Bij elkaar geeft de veiligheidsregio nu al concreet invulling aan de prestatie-eisen die de commissie ‘Bevolkingszorg op orde’ stelt. Van het allereerste moment voor crisiscommunicatie tot en met de herstelzorg achteraf. “Wij zijn in staat om daaraan te voldoen”, zegt Arkesteijn.
Geen 3000 maar 275 mensen De kracht van dit nog groeiende succes is overigens meer dan het principe van samen-
werking alleen. Het is ook een kwestie van harde cijfers. Als de veiligheidsregio het met 21 gemeenten nog op de oude manier had moeten organiseren, zouden de gemeenten bij elkaar ruwweg 3000 mensen nodig hebben gehad om de crisisorganisatie op de been te houden. In dit geval houdt de teller bij 275 mensen op. Daarbij zijn zij dan ook nog eens goed opgeleid, goed getraind en goed geoefend. En omdat zij nu vaker aan de bak moeten, zullen zij binnenkort ook meer ervaren zijn in werk dat niet alle dagen voorkomt. ////
DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 18 / oktober 2013 / PAGINA 3
Uit het Veiligheidsberaad Het Veiligheidsberaad van 27 september 2013 stond in het teken van de Evaluatie Wet Veiligheidsregio’s en het vertrek en de aanstelling van leden van het Dagelijks Bestuur. Rein Jan Hoekstra opende de vergadering met een presentatie over de Evaluatie Wet veiligheidsregio’s. Onder zijn leiding werkte de commissie het afgelopen jaar aan een advies over de werking van de Wet veiligheidsregio’s en het Nederlandse stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing (zie ook pag.1, red.). Hoekstra lichtte toe dat zijn werk gebaseerd is op het WODC onderzoek (uitgevoerd door advies- en onderzoeksbureau AEF) en het al eerder verschenen onderzoek van de Inspectie van VenJ: de Staat van de Rampenbestrijding. Dit was voor hem meteen de uitleg waarom een aantal onderwerpen niet groots worden aangehaald in zijn rapport.
“Onderdelen waar we afstand doen ten opzichte van het WODC en inspectierapport hebben we expliciet gemaakt. En waar we het mee eens zijn hebben we ook vermeld. Vandaar dat sommige onderwerpen summier worden genoemd, zoals bevolkingszorg. Dat zegt niets over het belang dat we daar aan hechten”, aldus Hoekstra. Na de presentatie van Rein Jan Hoekstra kregen de aanwezige voorzitters veiligheidsregio’s de mogelijkheid om te reageren op het rapport en vragen te stellen, bijvoorbeeld over de positie van de commissaris van de Koning. Daarover hoorde Hoekstra verschillende meningen in de zaal. Lachend: “Het valt me tegen dat ik hier zoveel verschillende geluiden hoor. Ik dacht dat jullie als Veiligheidsberaad zeer eensgezind waren!” Zijn reactie over de rol van de CdK was duidelijk: zolang hij nog in de wet staat heeft hij een rol en daarmee een informatiepositie.
Besluiten Na de themabespreking ging voorzitter Wolfsen verder met de reguliere agenda. Er werd ingestemd met de oprichting van een Bestuurlijke Adviescommissie Crisisbeheersing. Dat betekent dat kersverse portefeuillehouder Antoin Scholten (voorzitter Veiligheidsregio Limburg-Noord) een eigen adviescommissie krijgt, bestaande uit 25 lokale burgemeesters. De commissie dient de voorbereiding van de crisisbeheersingsonderwerpen voor het Veiligheidsberaad te stroomlijnen en het bestuurlijke draagvlak in de regio’s te vergroten. Naast deze adviescommissie kent het Veiligheidsberaad ook de bestuurlijke adviescommissies GHOR, Informatievoorziening en Brandweer.
Modelconvenant Prorail Het project ‘Vitale partnerschappen in veiligheid’ is afgerond, maar het Veiligheidsberaad had nog één modelconvenant te goed: het convenant ProRail. Daar werd mee ingestemd. Doel van het convenant is om op landelijk niveau afspraken te maken tussen veiligheidsregio’s, Politie en ProRail over de voorbereiding op rampen en crises. Bij de ontwikkeling van het convenant zijn vertegenwoordigers van de veiligheidregio’s, Politie, KLPD, Platform Transportveiligheid, ProRail en NS Reizigers betrokken geweest. Ook de directie van ProRail heeft onlangs ingestemd met het modelconvenant.
Afscheid en installatie Bij het sluiten van de vergadering werd stilgestaan bij het vertrek van DB-leden die sinds de oprichting van het Veiligheidsberaad betrokken waren: Henk Jan Meijer, Jan Lonink en Bernt Schneiders. Hun plekken worden ingevuld door Antoin Scholten en Peter den Oudsten (zie kader voor de nieuwe portefeuilleverdeling).
Voorzitter Aleid Wolfsen (tweede van links) neemt namens het Veiligheidsberaad afscheid van de drie vertrekkende DB leden: (van links naar rechts) Bernt Schneiders, Henk Jan Meijer en Jan Lonink.
Met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid zijn het Dagelijks Bestuur IFV en het Dagelijks Bestuur Veiligheidsberaad een personele unie geworden. Dat betekent dat het bestuur IFV uit dezelfde personen bestaat als het bestuur Veiligheidsberaad. De directeur van het IFV vervult de rol van secretaris van het Veiligheidsberaad. Het aankomende afscheid van Aleid Wolfsen als burgemeester van Utrecht en voorzitter van de Veiligheidsregio Utrecht betekent ook dat hij stopt als voorzitter van het Veiligheidsberaad/IFV. Op 13 december 2013 zal Wolfsen zijn laatste vergadering voorzitten. Dan zal ook bekend zijn wie wolfsen zal opvolgen als voorzitter.
Portefeuilleverdeling DB Veiligheidsberaad/ IFV per 27 september 2013 Aleid Wolfsen, vz Veiligheidsregio Utrecht Voorzitter Veiligheidsberaad (tot 13 december 2013) • Bestuurlijk overleg VenJ en VNG • Externe relaties • Wetgeving en financiën • Strategische agenda • Overleg directie IFV, strategie en communicatie • Programma Bestuursondersteuning IFV Antoin Scholten, vz Veiligheidsregio Limburg-Noord • Crisisbeheersing (incl. Programma Crisisbeheersing IFV) • Materieel en Logistiek IFV Piet Bruinooge, vz Veiligheidsregio Noord-Holland Noord • Gemeenten (incl. Programma Bevolkingszorg IFV) Henri Lenferink, vz Veiligheidsregio Hollands Midden • Informatievoorziening en Meldkamer (incl. Programma Informatievoorziening en Meldkamer IFV) Geke Faber, vz Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland • GHOR (incl. Programma GHOR en Opgeschaalde zorg IFV) • Werkgeverschap John Berends, vz Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland • Brandweer (incl. Programma Brandweerzorg IFV) • Kennisontwikkeling Peter den Oudsten, vz Veiligheidsregio Twente • Nog nader te bepalen PAGINA 4 / NR. 18 / oktober 2013 / DE VEILIGHEIDSREGIO
Voorzitter Aleid Wolfsen geflankeerd door het nieuwe DB (van links naar rechts): Antoin Scholten, Henri Lenferink, Geke Faber en John Berends (niet op de foto: DB-leden Peter den Oudsten en Piet Bruinooge).
Afscheid van dagelijks bestuur
Eén of vijfentwintig handtekeningen Henk Jan Meijer, lid van het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad en burgemeester van Zwolle, neemt na zeven jaar afscheid van het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad. Hij is op verschillende bijeenkomsten in het land al een tijdje bezig met een soort afscheidstournee. Daarbij verhult Meijer niet waar hij tegenaan liep terwijl hij zich sterk probeerde te maken voor collectieve belangen. Binnen het Veiligheidsberaad was hij een van de mensen van het eerste uur en ook plaatsvervangend voorzitter. Veiligheidsregio’s ontwikkelen zich in zijn ogen steeds meer tot ‘regisseurs van samenwerking’, signaleerde hij drie jaar geleden in deze krant. Meijer bekleedde de zware portefeuille multidisciplinaire samenwerking en later ook de portefeuille GHOR. Van daaruit nam hij onder meer voor alle veiligheidsregio’s ook het afsluiten van landelijke convenanten met de vitale sectoren gas/elektra en drinkwater voor zijn rekening. Later werd dit aantal nog uitgebreid met Rijkswaterstaat, de waterschappen, Defensie en ProRail. Convenanten moeten bijdragen aan duurzame partnerschappen tussen vitale sectoren en veiligheidsregio’s – en ook aan de bescherming van vitale infrastructuur op regionaal niveau. Dankzij de voorliggende teksten hoeven de vitale sectoren en de regio’s niet allerlei afzonderlijke afspraken te maken. De convenanten worden niet opgelegd aan de regio’s. Het Veiligheidsberaad heeft niet de positie om veiligheidsregio’s aan te sturen. Meijer liep er meermalen en soms met onverholen ergernis tegenaan dat het Veiligheidsberaad niet de middelen in huis heeft om met vrijblijvendheid af te rekenen. Door de constructie
van verlengd lokaal bestuur kan het Veiligheidsberaad niet één handtekening zetten voor 25 ‘anderen’. Het moet voor werkelijk soms de kleinste zaken 25 handtekeningen van 25 veiligheidsregio’s verzamelen. Zo dreigt het Veiligheidsberaad tot een ‘overlegcircus zonder mandaat’ te verworden, waarschuwt Meijer.
Slachtofferinformatie Los van deze bestuurlijke sores zijn er ook andere concrete resultaten te melden. Als voorzitter van de stuurgroep Slachtofferinformatiesystematiek werkte Meijer hard aan een verbeterde systematiek voor slachtofferinformatie. Intussen staat het ontwerp, waarvan het primaire doel het informeren van verwanten is, ver in de steigers. In eerste instantie deed hij dit vanuit het GHOR portefeuillehouderschap, maar inmiddels ligt de regie bij de gemeentelijke kolom. De GHOR-portefeuille is een heel bijzondere, vindt Meijer: “De GHOR wordt door burgemeesters in het algemeen niet zo erg interessant gevonden. Dat is ten onrechte. Vandaag de dag zien we steeds meer witte crises. De acute flitsramp is links en rechts ingehaald door zaken als Q-koorts, mazelen, gezinsdrama’s en kindermisbruik.”
Tussen opkomsttijd en brandveiligheid Wie afgelopen jaren in veiligheidsverband met vertrekkend dagelijks bestuurslid Jan Lonink te maken kreeg, hoorde hem naast veel andere onderwerpen vooral over de opkomsttijden. Van de brandweer wel te verstaan. Opkomsttijden zijn de enige wettelijke indicator voor prestaties van de brandweer. Onterecht, vindt burgemeester Jan Lonink van Terneuzen, portefeuillehouder brandweer in het Veiligheidsberaad. Afgelopen jaren benadrukte hij steeds opnieuw dat brandweerzorg meer is dan alleen opkomsttijden. De huidige wettelijke opkomsttijden, die bepalen dat de brandweer tussen vijf en achttien minuten na een incidentmelding ter plaatse moet zijn, zijn volgens het Veiligheidsberaad gebaseerd op verouderde principes. De eerste set opkomsttijden dateert uit 1966, maar is eigenlijk nooit goed - laat staan wetenschappelijk - onderbouwd. Lonink ziet veel meer heil in een model waarbij – in termen van slachtoffers en schade – winst wordt geboekt door de ontdekkingstijd drastisch te verkorten. Mensen moeten dus rookmelders en dergelijke in huis hebben om de brandveiligheid als geheel te vergroten. Een moderne brandweer die minder kost en maatschappelijk minder slachtoffers en minder schade als resultaat heeft: dat is wat hem samengevat voor ogen staat. Het Veiligheidsberaad wil er aansluitend op de evaluatie van de Wet op de veiligheidsregio’s graag (prestatie-)afspraken over maken. Overigens verdwijnt Lonink allerminst uit beeld. Hij blijft immers wel lid van het algemeen bestuur van het Veiligheidsberaad. En hij is net voorzitter geworden van de stuurgroep RemBrand 2 die een vervolg gaat geven de kwestie van de opkomsttijden door bijvoorbeeld veel meer in te zetten op proactie en preventie.
Vier vragen aan Jan Lonink
Wat heeft u – kort samengevat - kunnen bewerkstelligen? “De professionele kolom van in mijn geval de regionaal commandanten en de bestuurlijke kolom stonden soms met de ruggen naar elkaar toe. Er was nogal wat onbegrip. Dat is sterk veranderd. Ze trekken nu meer gelijk op. Verder leek er sprake van een forse verwijdering
tussen de regionaal commandanten binnen de NVBR (inmiddels Brandweer Nederland) en de vrijwilligers. Brandweer Nederland en de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers zoeken nu veel meer de samenwerking, onder andere in het gezamenlijk oprichten van een nieuwe personenvereniging. Daar is achter de schermen veel werk voor verricht. Terugkijkend is de brandweer een manifeste kolom geworden binnen de veiligheidsregio’s. Zeker in vergelijking met de politie en de gemeentelijke kolom. Zij is ook veel meer gaan uitwisselen tussen de regio’s en het landelijke niveau. Via expertregio’s en soms ook door schade en schande, denk maar aan Moerdijk.” Wie of wat is daar beter van geworden? “Je hoopt dat de brandweerman en –vrouw zijn of haar werk goed kan doen en dat de burger daar beter van wordt. Daar staat tegenover dat het minder is gelukt de fijnmazigheid aan regelgeving te slechten. Ik heb in mijn regio een brand meegemaakt waarbij de brandweer keurig op tijd was, maar de mensen al waren overleden. Dan is er toch reden om naar de preventieve kant te kijken. Heel simpel: rookmelders.” Wat is u op-, mee- of tegengevallen bij het construct veiligheidsregio, dat het van verlengd lokaal bestuur moet hebben? “Vanuit de brandweer gezien: die had lokaal een dijk van een naam. Dat kan de veiligheidsregio nog niet zeggen. Haar naam is nog niet diep ingezonken bij de mensen. Er valt communicatief dus wel een slag te winnen om duidelijk te maken dat je met meerdere disciplines bezig bent om de veiligheid te bevorderen. Daarnaast zie je dat gemeenteraden de aandacht hebben verlegd naar de financiering en het verdeelmodel voor de kosten. Terwijl het veel meer over keuzevraagstukken en de inhoud zou moeten gaan. Investeren we in de duikploeg of meer in chemische veiligheid? Dat mogen we ons trouwens ook als burgemeesters wel aantrekken. Waarover gaan we de discussie met de gemeenteraad aan?” Wat zou u uw opvolger willen meegeven? “Wij zijn de eerste zes jaar van het Veiligheidsberaad erg bezig geweest met structuren, zoals de regionalisering van de brandweer. Het is nu tijd om je op de inhoud te richten. Daarbij zou ik mijn opvolger willen aanraden een gezonde afstand te houden tot de professionals en die relatie tegelijkertijd goed te bewaken. Je moet zorgen dat je wat in de samenleving leeft, goed kunt overbrengen naar de professionals. Die samenleving staat nu ook voor keuzevraagstukken: waar geven we ons geld aan uit? Voor het veiligheidsdomein betekent het dat er nagedacht en gesproken moet worden over hoe de professie de efficiency kan verhogen. Als bestuurder mag je die vraag ook stellen. De uitgaven voor veiligheid zijn de afgelopen tien jaar immers meer dan verdubbeld.”
Twee vragen aan Henk Jan Meijer
Wat heeft u –kort samengevat - kunnen bewerkstelligen? “In het complexe veld van de crisisbeheersing is het gelukkig overzichtelijker geworden de laatste jaren. Partners zoals Defensie en koepels van bijvoorbeeld drinkwaterbedrijven weten het Veiligheidsberaad tegenwoordig echt wel te vinden. Mijn agenda van het Veiligheidsberaad is voller en diverser dan in het begin. Ik zie ook grote meerwaarde in de oprichting van het directeurenoverleg. Directeuren veiligheidsregio’s, of een equivalent daarvan, zijn de aangewezen personen om ons van strategisch advies te voorzien. Dat deden ze bijvoorbeeld over het transitieakkoord meldkamer. Nu bevragen wij ze over de inzet van defensie. Verder zijn de veiligheidsregio’s de afgelopen jaren een serieuze partner geworden voor de watersector en vindt er concreet samenwerking plaats op het gebied van voorbereiding op overstromingen en evacuaties.” Wat zou u uw opvolger willen meegeven? “Bewaak je agenda. Lid van het dagelijks bestuur ben je naast de functie als burgemeester, maar voordat je het weet zit je overal in. En met deze portefeuilles is alles leuk en interessant. We hebben niet voor niets bestuurlijke adviescommissies. Daar zitten ook enthousiaste burgemeesters die mee willen doen. We vragen de laatste tijd dan ook vaker leden van buiten het dagelijks bestuur om zich in te zetten. Dat levert bovendien meer draagvlak op.”
Van witte kolom naar IFV Als het om de politie en de brandweer gaat, zit veiligheid bij burgemeesters in de genen. Waar het de witte kolom betreft, lag dat jarenlang anders. Terwijl die toch net zo belangrijk is als de blauwe en de rode kolom. Bestuurders zijn ook op dit vlak aan zet, was de vaste overtuiging van Bernt Schneiders toen hij de GHOR-portefeuille in het bestuur van het Veiligheidsberaad op zich nam. De gemeentelijke gezondheidsdienst stond in die tijd vanzelfsprekend nog het meest dichtbij. Maar wat huisartsen, ambulancediensten, ziekenhuizen en traumacentra deden, werd toch vooral aan hen zelf overgelaten. Partijen als de Voedselen Warenautoriteit en het RIVM waren een paar jaar geleden voor veel burgemeesters zelfs grote onbekenden. Schneiders trad voor het eerst op de voorgrond toen het Veiligheidsberaad en GHOR Nederland in november 2009 een drukbezochte conferentie organiseerden over de vraag ‘Wat als de witte ramp dan toch gebeurt?’ Afgelopen jaren heeft iedereen kunnen zien hoe de GHOR ook in dit opzicht een sprong voorwaarts heeft gemaakt. Zij is steeds meer in de veiligheidsregio’s ‘ingebed’, zoals dat tegenwoordig heet. Meer recent was Schneiders als voorzitter van de stuurgroep IFV nauw betrokken bij de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid. “Een clubhuis voor de veiligheidsregio’s”, zo gaf hij plastisch aan wat hem hierbij voor ogen stond. De openingsdatum werd een paar keer verschoven maar het huis stáát er nu en Schneiders verwacht niet anders dan dat het IFV zal uitgroeien tot een krachtig instituut van en voor de regio’s. Zijn tomeloze inzet voor de eigentijdse organisatie van beide terreinen geeft aan dat Schneiders, die het dagelijks bestuur van het Veiligheidsberaad nu verruilt voor het algemeen bestuur, wel van uitdagingen houdt. Dat blijkt ook uit de vele andere nevenfuncties die hij bekleedt. Daaronder valt ook het voorzitterschap van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters.
Eén vraag aan Bernt Schneiders
Wat zou u uw opvolger willen meegeven? “Uit het rapport van de Commissie Hoekstra blijkt dat het redelijk goed gaat met de veiligheidsregio’s. De meeste zijn nu goed in staat om een crisis of groot incident te bestrijden. Ik hoop dat het Veiligheidsberaad en het IFV in staat zullen zijn om die ontwikkeling te ondersteunen. De regio’s moeten er echt wat aan hebben. Daarom is het ook van belang de toegevoegde waarde steeds duidelijk in beeld te brengen.” DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 18 / oktober 2013 / PAGINA 5
Vooruitgang in dekkingsplannen In hoeverre hebben de veiligheidsregio’s hun dekkingsplannen brandweer op orde? Dat was de hoofdvraag van het jongste inventariserende onderzoek van de Inspectie Veiligheid en Justitie (VenJ) in alle veiligheidsregio’s. Het resultaat is tweeledig. Kort samengevat: de veiligheidsregio’s hebben hun dekkingsplannen beter op orde dan een jaar geleden. Alle dekkingsplannen zijn bestuurlijk vastgesteld. Eenentwintig regio’s hanteren nu de tijdnormen uit het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr). Maar als het om maatregelen gaat die zij moeten nemen om afwijkende tijdnormen toe te staan, zit het merendeel van die maatregelen nog in een planningsstadium. Terwijl de afwijkende tijdnormen in praktijk al worden gevolgd.
Dekkingsplannede n 2013 van zaken van Onderzoek naar de stand in de veiligheidsregio’s dekkingsplannen brandweer
Op tijd Dekkingsplannen geven – zoals bekend – aan waar de brandweer in een regio ‘op tijd’ bij een brand kan zijn. De Inspectie heeft in 2012 al onderzoek gedaan naar feitelijk gerealiseerde opkomsttijden en dekkingsplannen van de brandweer. Deze bleken in een groot aantal regio’s niet op orde te zijn, aldus het rapport ‘Ter Plaatse!’ van vorig jaar. De plannen waren gedateerd of voldeden niet aan de wettelijke bepalingen uit het Besluit veiligheidsregio’s. Het onderzoek dat nu gehouden is gaat over de geplande repressieve brandveiligheid zoals die door de veiligheidsregio’s in hun dekkingsplannen brandweer is vastgelegd. Het richt zich op de ‘eerste uitruk’, omdat deze de basis vormt van het brandweeroptreden. Daarbij gaat de Inspectie uit van een standaardbezetting van een blusvoertuig van zes personen. Na het eerdere Inspectierapport ‘Ter Plaatse!’ verzocht het Veiligheidsberaad minister Opstelten van VenJ om een ruimere uitleg van de mogelijkheden tot gemotiveerd afwijken van de tijdnormen uit het Bvr. Dat zou de regio’s helpen bij het op orde brengen van hun dekkingsplannen. Opstelten is de veiligheidsregio’s daarin eind vorig jaar tegemoet gekomen met een handreiking op dit vlak.
Meer tijd Intussen blijkt dat de veiligheidsregio’s meer tijd nodig hebben. In de motiveringen voor afwijkende tijdnormen noemen de regio’s vooral aanvullende maatregelen aan de voorkant van de veiligheidsketen (proactie en preventie).
Deze maatregelen worden echter maar zelden in het dekkingsplan verwerkt. Verder is de aanbeveling die de Inspectie eerder deed om tot een evenwichtige balans tussen preventieve en repressieve brandweerzorg te komen tot op heden niet opgevolgd, aldus het nieuwste Inspectierapport. In reactie op dit rapport schrijft minister Opstelten aan de Tweede Kamer dat er veel werk is verzet door de veiligheidsregio’s. Hij
deelt de zorgen van de Inspectie en stuurt er op aan dat de veiligheidsregio’s de maatregelen alsnog voortvarend operationaliseren. //// Het jongste rapport ‘Dekkingsplannen 2013, onderzoek naar de stand van zaken van de dekkingsplannen brandweer in de veiligheidsregio’s’, is te downloaden op de site van de Inspectie VenJ. In het rapport staan ook alle regiobeelden met als peildatum 30 april 2013.
Bedrijfsbrandweer op de goede weg Sinds de veiligheidsregio’s de verantwoordelijkheid hebben gekregen om bedrijven te beoordelen die mogelijk een bedrijfsbrandweer moeten instellen, gaat het stukken beter op dit vlak. De achterstand in beoordelingen zal binnenkort tot het verleden behoren en veiligheidsregio’s leggen in hun aanpak veel meer uniformiteit aan de dag. Dit blijkt uit onderzoek gemaakt in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van VenJ. In artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) is de bevoegdheid geregeld om bepaalde bedrijven te verplichten tot het instellen van een bedrijfsbrandweer. De bevoegdheid voor het aanwijzen van bedrijven voor een bedrijfsbrandweer ligt tegenwoordig bij de veiligheidsregio’s. Die lag eerder bij de afzonderlijke gemeenten. Naar aanleiding van de brand bij Chemie-Pack had minister Opstelten van Veiligheid en Justitie de Tweede Kamer toegezegd de relatie tussen de overheidsbrandweer en de bedrijfsbrandweer nader te onderzoeken. Dat is nu gebeurd. De uitkomsten zijn voor het merendeel bemoedigend. Het proces van beoordeling van risicobedrijven vertoont in de veiligheidsregio’s steeds meer uniformiteit. De Werkwijzer voor bedrijfsbrandweren met het bijbehorende stappenplan voor de beoordelingsprocedure is weliswaar niet wettelijk verplicht, maar wordt wel door de meeste veiligheidsregio’s gevolgd. Daarnaast nemen de achterstanden in de beoordeling van ‘artikel 31-bedrijven’ zichtbaar af. Een paar jaar geleden lag er nog een aanzienlijke werkvoorraad. In de zes veiligheidsregio’s die bij het onderzoek zijn betrokken, zal aan het eind van dit jaar naar verwachting tussen de 75 en 100 procent van de bedrijven die in aanmerking komen, beoordeeld zijn. Een beoordelingsprocedure leidt overigens niet automatisch tot een aanwijzing. In de onderzochte veiligheidsregio’s ligt het aandeel bedrijven dat uiteindelijk een aanwijzing voor het instellen van een bedrijfsbrandweer krijgt tussen de 15 en 40 procent.
Kwetsbaar element De afstemming tussen bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning (vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) en de veiligheidsregio (vastgelegd bevoegd gezag artikel 31Wet PAGINA 6 / NR. 18 / oktober 2013 / DE VEILIGHEIDSREGIO
veiligheidsregio’s) blijft voor verbetering vatbaar. De onderzoekers spreken van een ‘kwetsbaar element’. Het geheel is volgens hen op wettelijk niveau niet toereikend, omdat de brandveiligheid bij risicobedrijven gescheiden wordt geregeld. Tenslotte signaleren de onderzoekers dat op het gebied van brandweerzorg steeds meer initiatieven ontstaan voor nauwere samenwerking tussen de publieke en de private sector. Doorgaans gebeurt dat op initiatief van de bedrijven. Deze publiekprivate samenwerking (PPS) kan volgens de onderzoekers zeker een bijdrage leveren aan het streven naar efficiency (lees ook: kostenbesparing) en verhoging van kwaliteit. Maar het vereist wel een heldere rolverdeling tussen overheid en private sector. Naast het scherp definiëren van bevoegdheden moet ook een duidelijke
Bedrijfsbrandweer oefent op oefencentrum Falc Risc op de Rotterdamse Maasvlakte.
scheiding van functies worden aangebracht. De overheid heeft immers een dubbele pet op, want zij is deelnemer aan de ppsconstructie én toezichthouder. //// Voor het onderzoek zijn de veiligheidsregio’s RotterdamRijnmond, Midden- en West-Brabant, AmsterdamAmstelland, Zuid-Limburg, Zeeland en Groningen geselecteerd. Zij huisvesten bij elkaar 72 procent van de bedrijven die onder de werkingssfeer van artikel 31 Wvr vallen. Het rapport is te downloaden via Wodc.nl/bedrijfsbrandweer.
GHOR ontwikkelt eigen incidentkaart Informatie is hét basisingrediënt in de rampenbestrijding, zo blijkt telkens weer uit evaluatierapporten. Als bij een chemisch incident een giftige wolk richting andere regio’s gaat, willen hulpverleners weten waar de nietzelfredzame mensen zich in het effectgebied bevinden en waar zorgaanbieders te vinden zijn. De GHOR heeft hiervoor GHOR4all, een gegevensdrager die wordt beheerd ten behoeve van zorgcontinuïteit. Zorginstellingen houden daarin zelf allerlei gegevens bij, ook gegevens die al in de basisregistraties zitten. Deze gegevens konden tot voor kort nog niet op een (incident)kaart getoond worden. In 2012 voerde de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM) een proef uit: de zogeheten ‘Witte Kaart’ met als doel te bepalen welke landelijke bronbestanden het beste te gebruiken zijn voor het plotten van alle zorginstellingen (niet-zelfredzame mensen en zorgaanbieders) op een kaart. Het Nieuwe Handelsregister (NHR) van de Kamer van Koophandel en de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) van de Rijksoverheid boden als combinatie het beste uitgangspunt.
Het LCMS team van het Veiligheidsberaad heeft nu een basis NHR set als kaartlaag in de oefenomgeving beschikbaar, inclusief pictogrammen in de LCMS huisstijl. Het is de bedoeling dat de kaartlaag alleen standaard op ‘aan’ staat voor mensen die vanuit een geneeskundige rol inloggen, maar iedere LCMS gebruiker kan de kaartlaag aanzetten indien gewenst. Dat is dit jaar dus nog beperkt tot de basisset uit het NHR. De verrijkte gegevens (zoals beddencapaciteit, contactgegevens en planvorming) zitten in de landelijke GHOR4all gegevensdrager, die eigendom is van GHOR Nederland en beheerd wordt door Orangehill. Zij werken dit jaar aan een webservice die vanaf 2014 de volledige set (NHR basis + verrijkingsset) kan serveren aan elke toepassing die geografische webservices aankan. Met deze ontwikkeling wordt de informatiepositie van de geneeskundige hulpverlening aanzienlijk verbeterd. Het informatiemanagement voor zorgcontinuïteit, als voorbereiding op de warme fase, is een belangrijk ingrediënt in de landelijke visie op Zorgcontinuïteit die dit jaar vanuit GHOR Nederland wordt opgesteld. Voor vragen of voor meer informatie kan contact opgenomen worden met René Letsch, Programmaraad Informatievoorziening:
[email protected]. ////
Voorbeeld van witte kaart voor oefening.
“Sociale media zijn geen communicatiespeeltjes” Het inzetten en gebruiken van sociale media is voor alle kolommen een belangrijk issue. Op welke wijze hulpdiensten kunnen inspelen op reacties van burgers, de groeiende behoefte aan informatie en de dilemma’s over het wel of niet verstrekken van informatie als officiële instantie, zijn vragen die spelen in de dagelijkse praktijk. Een gesprek met Henk van der Linden, projectmanager van het landelijk projectteam sociale media bij de Nationale Politie, en Sacha van Olphen, community-manager bij GHOR Midden- en West-Brabant over de ontwikkelingen van sociale media. “Natuurlijk zijn sociale media te benutten om (potentiële) crisissituaties zo snel mogelijk te duiden. En kun je daarmee snel voorzien in de informatiebehoefte van het publiek. Maar we moeten met zijn allen eens af van het beeld dat sociale media vooral speeltjes zijn voor de afdeling communicatie!” Sacha van Olphen is duidelijk in haar boodschap. Volgens haar dienen bestuurders zich meer in te zetten voor een intensivering van het integrale gebruik van sociale media binnen de crisisbeheersing. “Maar de wijze waarop we nu in crisisbeheersingsorganisaties werken staat nog haaks op de snelheid en de interactiemogelijkheden die sociale media bieden.”
Henk van der Linden:”Laat bestuurders het professioneel vakmanschap van medewerkers stimuleren.”
Context Van Olphen ziet dat bestuurders nog onvoldoende weten hoe sociale media in de dagelijkse werkzaamheden zijn te integreren. Henk van der Linden stelt dat bestuurders niet per se zelf sociale media hoeven te gebruiken, maar erkent dat bestuurders wel de context van sociale media dienen te begrijpen. “Leidinggevenden kunnen het professioneel vakmanschap van medewerkers stimuleren en daartoe dienen ze te weten welke randvoorwaarden er zijn om sociale media te kunnen gebruiken en wat voor effect dit gebruik heeft of kan hebben.” Van Olphen heeft als community-manager wel een idee hoe bestuurders meer gevoel kunnen krijgen bij sociale media. “Ze moeten zich meer laten omringen met een nieuwe generatie medewerkers. Bestuurders dienen deze generatie ruimte te geven door gebruik te maken van de sterke kanten van deze manier van werken en leven.” Van der Linden: “Binnen de politieorganisatie maken niet alle leidinggevenden gebruik van sociale media. Dit moet je hen ook niet verplichten. Het blijft belangrijker dat we met elkaar zorgen voor een cultuur waarin je fouten mag maken en geza-
menlijk daarvan leert. Het gaat erom dat we in contact blijven met de burgers.” De landelijke projectmanager voorziet dat bekwaamheden rondom het sociale media en internet gebruik wel langzaam opgenomen gaan worden in een aantal functieprofielen. “Voor een jeugdagent wordt dit op termijn gewoon een standaard. Je wilt toch in verbinding blijven met de jeugd. En als medewerker van het Real Time Intelligence Center is het niet meer dan logisch dat je weet hoe sociale media zijn te gebruiken als informatiebron. Digitaal bewustzijn is een van de thema’s waar we landelijk mee bezig zijn. We hebben in totaal negen domeinen uitgewerkt waarin sociale media kunnen worden aangewend, denk dan aan crowdmanagement, realtime intelligence, opsporing en crisiscommunicatie.”
Monitoren Volgens Van Olphen helpt het als de andere crisisorganisaties de politie hierin volgen. “We moeten nadenken welke rol sociale
Sacha Van Olphen: “Zie sociale media vooral als informatiebron.”
media kunnen vervullen in de crisisbeheersing. Welke informatie op Twitter kan een Geneeskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen bijvoorbeeld gebruiken? En hoe willen we het proces Infectieziekten bijsturen als er veel wordt geschreven over de mazelenepidemie op Facebook? We moeten sociale media vooral als informatiebron zien.” Van der Linden geeft aan dat de politie daar al enige tijd mee aan de slag is. “Wij monitoren sociale media ook om informatie te verzamelen in bijvoorbeeld een aantal opsporingsonderzoeken of om het publiek te informeren tijdens grote evenementen. Samen met onze partners staan we nog voor tal van keuzes alvorens het gebruik van sociale media volledig in de organisatie is ingebed, maar we zijn zeer zeker op de goede weg. Mijn advies aan bestuurders zou zijn: laat iedereen leren door te doen!” //// DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 18 / oktober 2013 / PAGINA 7
Brandveiligheid: ruimte voor verbetering Het ministerie van Veiligheid en Justitie ziet naast alle bestaande aandacht nog goede mogelijkheden om het niveau van brandveiligheid in Nederland verder te verhogen: op het vlak van kennisuitwisseling, brand onderzoek en brandveiligheid in woningen.
kaders in de vorm van wet- en regelgeving, ondersteunt waar mogelijk de juiste toepassing en ziet toe op de naleving. Gelukkig gebeurt er al heel veel, aldus de minister. Internationaal gezien is Nederland zelfs een koploper in brandveiligheid. Toch ziet Opstelten op drie fronten ruimte voor verbetering:
Het voorkomen en beperken van de gevolgen van brand is een gedeelde verantwoordelijkheid, schrijft minister Opstelten van Veiligheid en Justitie in een brief aan de Tweede Kamer. Voor burgers, bedrijven en instellingen betekent het dat zij zelf de nodige maatregelen nemen om zichzelf en anderen te beschermen tegen (de gevolgen van) brand. De overheid, op haar beurt, bepaalt de
Platform Volgens hem ontbreekt het op dit moment aan een ‘structureel platform’ waarin partijen die bij brandveiligheid zijn betrokken kennis kunnen delen. Vanuit zijn coördinerende rol voor brandveiligheid zal hij voortaan tweemaal per jaar een Platform Brandveiligheid op zijn ministerie organiseren met alle partijen die voor brandveiligheid relevant zijn.
Brandonderzoek In Engeland werken forensisch politieonderzoekers en brandonderzoekers op basis van een overeenkomst samen om in geval van forensisch onderzoek op de plaats van de brand betrouwbare en volledige onderzoeksgegevens te verkrijgen. In Nederland ontbreekt het aan dergelijke afspraken en richtlijnen. Het ministerie wil deze in overleg met het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie en Brandweer Nederland verder ontwikkelen. Overigens is bij natuurbrandonderzoek bij ons al wel sprake van De brand is naar alle waarschijnlijkheid ontstaan in de droger. Vermoedelijk door een niet schone filter. gecombineerde teams van brandweer en politie. Opstelten vindt dat een ‘aansprekend PERSONALIA voorbeeld’. Per 1 oktober is Henk van Essen lid Korpsleiding van de Nationale Politie. Van Essen was daarvoor politiechef van de Eenheid Den Haag. Herman Kaiser is op 19 augustus geïnstalleerd als burgemeester van Arnhem en tevens voorzitter van Veiligheidsregio Gelderland-Midden. Kaiser was eerder burgemeester van Margraten, Roermond en Doetinchem. Moniek Pieters is per 1 oktober benoemd als directeur Publieke Gezondheid bij GGD Gelderland-Zuid. Zij was daarvoor directeur Volksgezondheid en zorg bij het RIVM.
Woningbranden De meeste dodelijke slachtoffers van branden zijn jaarlijks bij woningbranden te betreuren. Meest voorkomende oorzaken zijn het in slaap vallen tijdens het roken, kortsluiting en koken. Het onafhankelijke onderzoeksinstituut van het ministerie, WODC, is intussen een onderzoek gestart naar brandveiligheid in woningen en eventuele verbetermogelijkheden. Het moet begin volgend jaar klaar zijn. //// Zie voor meer informatie over initiatieven die in het land op het gebied van brandveiligheid worden genomen: www.brandweernederland.nl.
Reactie Brandweer Nederland
Omissie in relatie met omgevingsrecht Brandweer Nederland is samen met andere partners bij de totstandkoming van de brief betrokken geweest. Stephan Wevers, voorzitter van de Raad van Brandweercommandanten en Brandweer Nederland, constateert dat de brief “waardevolle elementen bevat om aan de brandveiligheid van Nederland te (blijven) werken. De verbeterpunten die de minister ziet, steunt Brandweer Nederland en daar werkt zij graag aan mee”. Desondanks ziet Wevers een belangrijke omissie waarvoor bij het ministerie nadrukkelijk aandacht is gevraagd: de relatie met de ontwikkelingen in het omgevingsrecht. Volgens Brandweer Nederland kent het veiligheidsbelang in de concept-Omgevingswet nauwelijks een plek. Ook staat de adviesrol van de brandweer bij bouwplannen onder druk, omdat het kabinet plannen heeft om de technische Bouwbesluittoets door de markt te laten uitvoeren. Een antwoord op de fundamentele vraag of het wenselijk is dat bepaalde (advies)activiteiten uit de veiligheidsketen worden weggenomen en hiermee vervreemd worden van de brandweer, geeft de brief niet. De minister stelt in zijn brief dat hij de samenhang tussen de diverse beleidsterreinen belangrijk vindt, en het als zijn taak ziet die samenhang structureel te monitoren zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheden van andere bewindspersonen. Wevers: “Wij juichen dat toe, maar het ministerie ziet nog geen risico’s bij de genoemde ontwikkelingen in het omgevingsrecht. Wij zien die nadrukkelijk wel.” Grote incidenten in de afgelopen jaren hebben volgens Wevers aangetoond dat bij het ontbreken van samenhang tussen preventie en repressie problemen kunnen ontstaan. Bovendien levert het vroegtijdig meewegen van het veiligheidsbelang, naast een betere kwaliteit van de leefomgeving, ook tijdwinst en een kostenbesparing op.
Bindmiddel Verder constateert Brandweer Nederland dat de brief een beschrijving van een veelheid aan activiteiten op het gebied van brandpreventie bevat, ook activiteiten waarvoor de minister van VenJ zelf geen verantwoordelijkheid draagt omdat andere organisaties deze hebben geïnitieerd. “Er gebeurt veel op het gebied van brandpreventie, maar wij missen als het ware ‘het bindmiddel’ tussen deze activiteiten”, zegt Wevers. “We moeten werken aan activiteiten die niet los van elkaar staan, maar bijdragen aan een integrale benadering van brandveiligheid. Daarbij hoort ook de verduurzaming van brandveiligheid. Een thema als Brandweer over morgen moet natuurlijk wel op de politieke agenda blijven staan.”
Begroting Veiligheid en Justitie:
‘Nederland wordt veiliger’
Nog dit jaar komt minister Opstelten met maatregelen die moeten leiden tot betere prestaties op de terreinen brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing, zo berichtte het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) bij de start van het nieuwe parlementaire jaar. De maatregelen vloeien voort uit de recente evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s en het stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing door de commissie-Hoekstra. Ze zullen zo goed mogelijk aansluiten bij de afspraken die eerder met de veiligheidsregio’s zijn gemaakt in het project Bovenregionale Samenwerking. Zo is afgesproken dat de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid zal helpen de crisiscommunicatie van de veiligheidsregio’s verder te professionaliseren.
De minister herinnert er in de toelichting bij zijn begroting verder aan dat de regionalisering van de brandweer zijn voltooiing nadert. Met ingang van 1 januari 2014 is de brandweer per veiligheidsregio georganiseerd. Vanaf dat moment komt een einde aan de gemeentelijke brandweer en vervalt het recht van de veiligheidsregio’s om via de deelnemende gemeenten de btw op brandweeruitgaven te compenseren via het btwcompensatiefonds. Om dit nadelig effect voor de veiligheidsregio’s te compenseren wordt een bedrag structureel overgeheveld vanuit het btw-compensatiefonds naar de begroting van VenJ. Inclusief de btwverhoging naar 21 procent gaat het om 50,1 miljoen euro. Daarmee samenhangend gaat de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding in 2014 omhoog van 127 miljoen naar 177 miljoen euro.
PAGINA 8 / NR. 18 / oktober 2013 / DE VEILIGHEIDSREGIO
Voor de verbetering van het brandweeronderwijs ontvangt het Instituut Fysieke Veiligheid 1,9 miljoen euro. Het Instituut Fysieke Veiligheid staat de komende twee jaar voor ruim 30 miljoen euro op de rijksbegroting. Daarna daalt de rijksbijdrage naar bijna 28 miljoen in 2018. Het ministerie van VenJ heeft een efficiencytaakstelling van 344 miljoen euro structureel vanaf 2018. De Nationale Politie is hiervan uitgezonderd. De reorganisatie richting Nationale Politie zal eind 2014 grotendeels klaar moeten zijn. “Daarmee bedoel ik niet dat dan alles tot in detail is geregeld, maar wel dat we kunnen zeggen: de Nationale Politie, die staat er!”, aldus Opstelten over deze grootscheepse operatie. Zijn doel en conclusie: “Nederland wordt veiliger.” ////
De partners van de veiligheidsregio’s
DCC-IenM De veiligheidsregio’s zijn opgericht om de samenwerking tussen brandweer, politie, GHOR en gemeenten te versterken. Maar het samenwerkingsverband is groter dan deze vier kolommen. Ook waterschappen, Defensie, Justitie, vitale partners en anderen werken samen met de veiligheidsregio’s. In deze rubriek belichten wij telkens een samenwerkingspartner. Dit keer het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing Infrastructuur en Milieu die de veiligheidsregio’s adviseert en informeert.
DCC-IenM: spin in het web bij infrastructuur- en milieucrises Crisismanagement is netwerkmanagement. Als er één organisatie is waar dat credo wordt gehuldigd, is het wel het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM). Want er is bijna geen calamiteit te bedenken die niet raakt aan een van de beleidsterreinen van IenM. Verkeer, bereikbaarheid, spoor, luchtvaart, scheepvaart, waterbeheer, milieu; een groot deel van het fysieke reilen en zeilen van ons land rust op de schouders van de minister van IenM. Dat gegeven maakt het DCC-IenM tot een belangrijke relatie voor andere ketenpartners in veiligheid zoals de veiligheidsregio’s. “Het DCC zit als een spin in het web van een omvangrijk kennis- en expertisenetwerk”, beaamt Rob Hagman, hoofd van het DCCIenM. “We staan op relatief grote afstand van de operationele crisisbeheersingspraktijk in het veld. Toch zijn er tal van incidenten en crisistypen waarbij ook de veiligheidsregio’s met onderdelen van het departementale crisisbeheersingsapparaat te maken kunnen krijgen. Veiligheidsregio’s moeten weten dat de impact van een ramp of crisis niet op het regionaal niveau ophoudt, maar dat op het rijksniveau ook vakdepartementen zoals IenM betrokken zijn. Incidenten in de luchtvaart, op het spoor of met scheepvaart kunnen maatschappelijk gevoelig liggen en aanleiding zijn voor media-aandacht en politieke vragen. Het informeren van de ambtelijke en politieke top van het ministerie bij dreigingen, calamiteiten en crises is één van onze primaire taken. Daarnaast hebben wij een coördinerende rol bij het ontsluiten van inhoudelijke kennis en expertise bij crises met mogelijke milieu- en gezondheidseffecten ten behoeve van andere overheden, waaronder de veiligheidsregio’s.”
Drie adviesnetwerken Om die kennis en expertise goed te stroomlijnen, werkt het DCC-IenM samen met kennisinstituten in een drietal adviesnetwerken. Deze ‘Eenheden Planning en Advies’ (EPA) zijn: • de EPA-N (Nucleair) voor advisering bij incidenten en rampen met radioactieve stoffen; • de EPA-D voor alles wat met de drinkwatervoorziening te maken heeft; • het Beleids Ondersteunend Team milieuincidenten (BOT-mi). Dit laatste team is een virtuele bundeling van landelijke kennisinstituten, die het bevoegd gezag adviseren over de effecten van incidenten voor het milieu, de volksgezondheid, landbouw en waterkwaliteit. Partners in dit adviesnetwerk zijn onder andere het KNMI, het RIVM, RIKILT (Wagenings instituut voor voedsel veiligheid), Verkeer- en Watermanagement van Rijkswaterstaat en de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.
Shoppen “Via de EPA structuur verbinden we de deskundigheid van de kennisinstituten met vraagstel-
Mensen achter het DCC-IenM: Crisismanager Karen van Giersbergen, Hoofd DCC Rob Hagman en plaats vervangend hoofd Ben Smit.
lers op landelijk of regionaal niveau”, licht Rob Hagman toe. “Bijvoorbeeld als een crisisteam in een veiligheidsregio wil weten wat de effecten van vrijgekomen giftige stoffen zijn voor het milieu, de landbouw en de volksgezondheid op de middellange en langere termijn. Het belang van bundeling van kennis en expertise via de EPA structuur is dat de regio’s één loket hebben voor hun vraagstelling. Zo hoeven ze niet bij allerlei kenniscentra te gaan shoppen, maar krijgen ze een eenduidig en samenhangend advies. Dat advies kan cruciale input zijn voor de professionals in de incident respons en voor de besluitvorming van de burgemeester en zijn beleidsteam.”
Het DCC in de praktijk
De ‘Poldercrash’, alle hens aan dek voor het crisismanagement van IenM.
Uit de praktijk van een crisismanager Karen van Giersbergen is een van de crisismanagers van het DCC. Zij vertelt hoe haar dagelijks werk er in de praktijk uit ziet. “Gemiddeld krijgen we één keer per dag een melding waar we iets mee moeten. Criteria voor het DCC om in actie te komen zijn: politiek gevoelige issues, grote media-aandacht, grote milieuschade, grote economische schade, veel slachtoffers, uitval van infrastructuur en verstoring van maatschappelijk vitale processen. Lang niet altijd komen we fysiek bijeen. Vaak blijft het bij telefonisch overleg met het NCC of de betrokken veiligheidsregio en de betrokken onderdelen van het ministerie. De dienstdoende crisismanager maakt samen met het fungerend hoofd en de ondersteuner een netwerk- en scenarioanalyse. Welke partijen in het IenM domein zijn betrokken en moeten worden geïnformeerd, wat is de actuele situatie en hoe kan het incident zich ontwikkelen?” Behalve haar taak als crisismanager in de warme fase, heeft Karen nog een aantal taken. Zo heeft zij een aantal ‘organisatie-accounts’ en projecten onder haar hoede. Daarnaast is zij mede verantwoordelijk voor opleiden, trainen en oefenen binnen IenM. “Oefenen is cruciaal voor de routine in onze crisismanagementorganisatie. Minimaal één keer per jaar bied ik aan de diensten in mijn portefeuille - zoals de beleidsdirectie Bereikbaarheid, diensten bij Rijkswaterstaat, Inspectie Leefomgeving en Transport en Prorail- een oefening aan. Indien mogelijk betrekken we bij oefeningen op regionaal niveau ook de veiligheidsregio’s, zodat we ook op dat niveau onze relaties kennen en wij aan de regio kunnen laten zien wat wij qua kennis en advies voor hen kunnen betekenen.”
Het DCC-IenM houdt continu een vinger aan de pols om te volgen of ergens in het land een situatie speelt die gevolgen heeft voor een van de DCC-IenM-beleidsterreinen. Vierentwintig uur per dag en zeven dagen in de week zijn een fungerend hoofd, een crisismanager en een ondersteuner paraat en bereikbaar. Zij beoordelen of een incident ernstig genoeg is om een departementaal crisisteam of in uitzonderlijke gevallen zelfs een coördinatiegroep op het niveau van directeuren-generaal bijeen te roepen. “Niet bij iedere calamiteit hoeven we met een team crisismanagers om de tafel te zitten”, verklaart Ben Smit, plaatsvervangend hoofd van het DCC-IenM. “We werken tegenwoordig zoveel mogelijk met flexibele crisisteams, afhankelijk van welk beleidsterrein betrokken is en hoe groot de impact is. Grote calamiteiten waarbij de departementale crisisstructuur van IenM werd geactiveerd waren gelukkig schaars de afgelopen jaren. 2011 was een bewogen jaar met extreme weersituaties, Diginotar, de extreme droogte in de zomer en de brand in Moerdijk.” Maar niet alleen in acute crisissituaties is het DCC aan zet. Ook in de periode van de troonswisseling was het DCC tot het hoogste niveau opgetuigd, vanwege de veiligheidsmaatregelen die effecten hadden op de vitale infrastructuur en de luchtvaart. Smit vervolgt: “We zijn nu al druk met de voorbereidingen voor de Nuclear Security Summit in Den Haag, maart 2014. Dan krijgen we onder andere te maken met mogelijke luchtruimsluitingen en andere mobiliteitsmaatregelen. Alle vervoersbewegingen van hoge gasten over het rijkswegennet zullen onge-
twijfeld leiden tot maatregelen in het verkeersmanagement. In het DCC-IenM wegen we in overleg met onze netwerkpartners belangen en maatregelen af en we brengen die ook op tafel in het interdepartementaal overleg.”
ICT-risico’s Het DCC-IenM is onderdeel van de nationale crisisbeheersingsstructuur. Het is een grote speler in het landelijk crisismanagement door het grote aantal beleidsterreinen dat het ministerie bestrijkt. In die rol participeert de crisisbeheersingsorganisatie van IenM ook in interdepartementale veiligheidsvraagstukken. Zoals het thema cyber security. Hoofd DCC Rob Hagman voorziet dat die digitale risico’s ook in het werkveld van IenM een steeds grotere rol gaan spelen. Hagman: “Cyber security is in ons beleidsplan een voornaam speerpunt. Mede omdat in het IenM-domein heel veel systemen voor verkeersen watermanagement, maar ook op het spoor
Code Rood! Bij extreme weerssituaties is DCC-IenM ook actief in de informatielijn.
en in de luchtvaart, zijn geautomatiseerd. Veel van die systemen worden op afstand bestuurd en onderhouden en daar kleven zekere security risico’s aan. De Diginotar-affaire en Ddosaanvallen hebben laten zien hoe groot de impact van cyber crime op de overheids ICT kan zijn. Het is een van de ‘nieuwe crisistypen’ waarop we ons ook als DCC-IenM intensiever willen voorbereiden door middel van scenario’s en planvorming.” ////
DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 18 / oktober 2013 / PAGINA 9
“Haaglanden is een echte securityregio”
Regionale veiligheid met politieke en internationale dimensies Veiligheidsregio Haaglanden heeft te maken met typische grootstedelijke openbare orde- en veiligheidsvraagstukken, maar in Haaglanden heeft veiligheid tegelijk bijzondere dimensies die de regio moeilijk vergelijkbaar maken met andere veiligheidsregio’s. Dat komt vooral door de kenmerken van centrumstad Den Haag. De politieke en internationale allure van de Hofstad laat ook de regionale veiligheidspartners niet onberoerd. Zelfs brandhaarden ver weg in de wereld kunnen gevolgen hebben voor de openbare orde en veiligheid in Den Haag en omgeving; een fenomeen waar de politie en haar operationele partners voortdurend op bedacht moeten zijn.
“Haaglanden kenmerkt zich door een sterke verstedelijking, grote bevolkingsdichtheid, kwetsbare infrastructuur en een grote concentratie politieke en internationale instituties.” Zo typeert Esther Lieben, regionaal brandweercommandant en voorzitter van de regionale veiligheidsdirectie, de regio. “We hebben het Koningshuis binnen onze grenzen, de regeringszetel, het centrum van de parlementaire democratie, tientallen ambassades en de hoofdkwartieren van tal van internationale organisaties voor vrede en recht. Al die politieke en internationale activiteiten hebben hun weerslag op het regionaal risicoprofiel en maken Haaglanden tot een echte ‘securityregio’. Veel
een stad waar jaarlijks zo’n 1600 politiek getinte demonstraties plaatsvinden”. Het bijzondere risicoprofiel is ook een weegfactor bij de landelijke toekenning van politiecapaciteit. Om altijd alert op openbare ordeproblemen te kunnen inspelen krijgen wij van de minister extra menskracht in de vorm van het zogenaamde Hofstadcontingent. Daaruit vormen we onder andere ons eigen bureau Orde en Bewaken, verantwoordelijk voor het beveiligen van de gebouwen van de regering, ambassades en internationale instellingen. Ook hebben we een paraat peloton Mobiele eenheid, dat op basis van frequente risicoanalyse razendsnel inzetbaar is. Wij merken in deze internationale stad snel de gevolgen van
Ministeries en internationale instituties bepalen de skyline van Den Haag.
van evenementenveiligheid. En evenementen kent Haaglanden genoeg. “Neem nu prinsjesdag, een enorme jaarlijkse publiekstrekker. Dan halen we als veiligheidspartners alles uit de kast. Behalve met de GHOR en de brandweer hebben we in ons eigen politiespectrum dan nog te maken met diensten als de NCTV en de AIVD. Prinsjesdag is in zekere zin jaarlijkse routine, maar toch moeten we altijd scherp blijven op veiligheidsrisico’s, zoals de potentieel risicovolle individuen, de PRI’s.”
Gedifferentieerde brandweer
Henk van Essen: “In Den Haag merken we snel de effecten van onrust elders in de wereld.”
Esther Lieben, voorzitter van de veiligheidsdirectie: “Door zijn risicotypering is Haaglanden een echte ‘securityregio’.”
veiligheidsvraagstukken liggen primair op het bordje van de politie, al trekken we als veiligheidspartners uiteraard intensief samen op in de crisisvoorbereiding en de veiligheidszorg.”
Hofstadcontingent Henk van Essen, politiechef van de regionale eenheid Den Haag (tot 1 oktober), noemt het evident dat de positie van de politie binnen Veiligheidsregio Haaglanden sterker verankerd is dan in andere regio’s. “Dat kan niet anders in
Ton van Dijk (GHOR): “Bestuurlijke verantwoordelijkheid bij A-infectieziekten roept vragen op.”
politiek gevoelige gebeurtenissen elders in de wereld. Zo hebben we een grote Turkse gemeenschap in Den Haag. Als het in Turkije spannend wordt met de Koerdische problematiek, merken we dat hier direct in de vorm van demonstraties. En in 2009 liep een demonstratie van Oeigoeren bij de Chinese ambassade uit de hand. Met het parate peloton konden we snel ingrijpen.” Van Essen vult aan dat de intensieve multisamenwerking ook tot uiting komt op het gebied
De brandweer van Veiligheidsregio Haaglanden heeft ook zijn eigen uitdagingen. Zowel in het stedelijk gebied als in de landelijke delen van de regio zijn de risico’s veelzijdig. Zo is er de kustlijn van Monster tot Wassenaar met intensieve strand- en waterrecreatie, de kassencomplexen van het Westland, dicht verstedelijkt gebied met hoogbouw en verkeerstunnels, snelwegen, vitale verkeersknooppunten en spoorlijnen. Dat pluriforme risicobeeld is voor Haaglanden het vertrekpunt voor de regionale vertaling van de strategische reis van de Nederlandse brandweer. Ook Haaglanden is actief met projecten op het gebied van brandveilig leven en met initiatieven voor slimmere incidentenbestrijding, zoals snelle interventie-eenheden en flexibele uitrukteams. Regionaal commandant Esther Lieben: “Dit jaar is voor onze organisatie een mijlpaal, omdat de pilots voor vernieuwde repressie zijn afgerond en we nu overgaan tot implementatie. Die fysieke realisatiefase is intensief en vraagt veel communicatie met alle geledingen van
Burgemeester van Den Haag en regiovoorzitter van Haaglanden, Jozias van Aartsen:
“All hazardbenadering voor dynamische regio” “Het is duidelijk dat het karakter van Den Haag als internationale stad van vrede en recht én als regeringsstad specifieke eisen stelt aan de professionals op veiligheidsgebied, maar regionaal is er meer. Naast het risico van een aanslag wordt ons regionaal risicoprofiel bepaald door onrust en geweld, bedreiging van de volksgezondheid, uitval van energievoorziening en overstromingsgevaar. We kiezen dan ook nadrukkelijk voor multidisciplinaire crisisvoorbereiding volgens een brede ‘all hazard’-benadering. Voor de vele politieke en internationale organisaties in Den Haag geldt dat zij geen eilandjes zijn, maar een integraal onderdeel van de stad. Daarom is het vanzelfsprekend dat we onze procedures inrichten op de bijzondere veiligheidsvereisten die dergelijke organisaties met zich mee brengen. Een goed voorbeeld daarvan is het Bureau Orde en Bewaken van de politie-eenheid Den Haag. Dit bureau richt zich specifiek op het bewaken en beveiligen van diplomatieke objecten binnen de eenheid. Dit is uniek binnen de Nationale Politie. Ook de zogenaamde ‘Diplomatic Front Office’ is onderdeel van het bureau. Hier kunnen diplomatieke diensten, zoals bijvoorbeeld ambassades, terecht met actuele PAGINA 10 / NR. 18 / oktober 2013 / DE VEILIGHEIDSREGIO
Regiovoorzitter Jozias van Aartsen: “Brede all-hazard benadering.”
veiligheidsvraagstukken die betrekking hebben op hun instelling en hun medewerkers. Een ander goed voorbeeld is de samenwerking rond de internationale zone, waarin de meeste internationale instellingen in Den Haag zijn gevestigd. Politie, brandweer, gemeente en GHOR werken hier samen op het gebied van onder meer preventie. De blik is daarbij niet alleen op veiligheid gericht. De internationale organisaties zijn verweven met de stad en met de mensen die daar wonen en werken. Security moet dus zoveel mogelijk samengaan met een plezierige, open, leefbare woon- en werkomgeving.”
het korps. Inmiddels kijken we alweer verder vooruit naar de toekomst, met het besef dat we met de toenemende complexiteit van het brandweerwerk binnen de huidige personele organisatie tegen steeds grotere knelpunten in kennis en vaardigheden aanlopen. Brandweermensen kunnen niet alles beheersen, dus wil ik voor de langere termijn inzetten op een zwaar gedifferentieerde brandweer met basiseenheden voor het allround brandweerwerk, aangevuld met specialistenteams op een beperkt aantal kazernes. Zo vergroten we ook de efficiency binnen het korps.”
CBRNe en infectieziekten Een zorgpunt voor de hulpverleningspartners is de voorbereiding op CBRNe incidenten (Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair en explosies). Zeker geen ‘papieren risico’ in Haaglanden. Want behalve grote tuinbouwbedrijven in het Westland, waar met bestrijdingsmiddelen wordt gewerkt, is er in de regio ook veel transportactiviteit met gevaarlijke stoffen én het risico van aanslagen waarbij CBR Ne-componenten worden gebruikt. “Daar zijn we als hulpverleningsorganisaties nog onvoldoende op voorbereid”, stelt Ton van Dijk, Regionaal Geneeskundig Commandant (GHOR)van Veiligheidsregio Haaglanden. “Met name de eerstelijnshulpverleners van politie en ambulancezorg hebben onvoldoende bescherming en nog geen gerichte protocollen. Omdat zij vaak als eerste arriveren bij incidenten, ontwikkelen we momenteel als veiligheidsregio een handelingsperspectief CBRNe voor alle first responders in de hulpverlening, inclusief de ziekenhuizen in de regio. Half december moet er een bestuurlijke notitie liggen waarin we protocollen hebben uitgewerkt en vastleggen hoe we besmette slachtoffers benaderen en opvangen.” Van Dijk snijdt nog een ander thema aan dat de bestuurlijke verantwoordelijkheid bij uitbraken van infectieziekten betreft. “De Wet Publieke Gezondheid legt het nemen van maatregelen bij een A-infectieziekte zoals quarantaine, neer bij de voorzitter van de veiligheidsregio. Maar op andere terreinen is het formeel de bevoegdheid van de burgemeester om dergelijke vergaande beslissingen te nemen. Omdat we merken dat er in de regio bestuurlijke vragen zijn over dit onderwerp, is een notitie over de bestuurlijke verantwoordelijkheid rond A-infectieziekten opgesteld. Ook wordt in november een workshop over dit onderwerp georganiseerd voor de wethouders Zorg en de burgemeesters. We hebben met de SARS-epidemie enige jaren geleden gezien hoe snel een besmetting zich internationaal kan verspreiden. En voor een sterk internationaal gerichte stad als Den Haag is een SARS-achtig scenario zeker niet denkbeeldig.” ////
EvenementAssistent: betere samenwerking bij de aanvraag van evenementenvergunningen Elke gemeente, groot of klein, heeft te maken met evenementen. Een circus, popfestival, wielerronde of straatbarbecue: zonder vergunning gaat het niet. De digitale, landelijke applicatie ‘EvenementAssistent’ maakt het regelwerk rond het aanvragen en verlenen van evenementenvergunningen een stuk eenvoudiger. Per gemeente kunnen andere eisen voor vergunningen gelden. Vaak moeten meerdere vergunningen worden aangevraagd voor één evenement, zoals muziek, horeca, tribunebouw en wegafzetting of omleiding. Voor organisatoren lastig en veel werk. Ook kan er sprake zijn van bijzondere wet- en regelgeving, waardoor een ontheffing of Verklaring van geen Bezwaar nodig is. Voor gemeenten is het belangrijk dat de aanvragen volledig en nauwkeurig worden ingediend en dat de samenwerking met hulpdiensten en veiligheidsregio’s goed verloopt. Niek Meier, burgemeester van Zandvoort is als bestuurslid van de Stichting EvenementAssistent nauw betrokken bij de ontwikkelingen van de Evenementassistent: “Zandvoort is een kleine Burgemeester Niek Meijer spreekt publiek toe tijdens de Historic Grand prix Zandvoort. Een groots evenement waar ruim 46.000 bezoekers op af kwamen.
gemeente, maar wel met veel evenementen, vooral aan het strand. Hulpdiensten moeten soms tot vier keer toe om informatie vragen voordat ze kunnen beoordelen of een vergunning wel afgegeven kan worden. Dat behoort met de EvenementAssistent tot het verleden”. De EvenementAssistent is een regelhulp voor evenementvergunningen waarmee via één uniform aanvraagproces alle vergunningaanvragen en meldingen kunnen worden doorlopen. De Stichting EvenementAssistent is een publiek-private samenwerking (PPS) tussen overheden, gemeenten, ondernemers en veiligheidsregio’s. De stichting behartigt de belangen van alle partners. Via een gebruikersraad hebben alle partners inbreng in de doorontwikkeling van de EvenementAssistent. Niek Meier: ”Digitalisering is een ‘must’ voor de overheid. Grote toegevoegde waarde is dat er gedacht wordt vanuit de aanvrager, hiermee wordt de organisator fors ontlast, zowel financieel als regeltechnisch. De meldingen voor bijvoorbeeld een buurtbar-
becue, belangrijk voor het sociale leven, zijn gratis. De veiligheid van evenementen wordt vergroot waardoor burgemeesters beter in staat worden gesteld om bestuurlijke verantwoordelijkheid te dragen voor evenementen. Voor ons, als burgemeesters, is het van belang om de informatie die wij krijgen te delen en in geval van crisis duidelijk ter beschikking te hebben. En uiteraard zijn er grote voordelen wanneer we zowel regionaal als landelijk gebruik maken van hetzelfde systeem.” De EvenementAssistent is opgenomen in de Handreiking Evenementenveiligheid, levert een automatische risicoscan en koppelt eenvoudig met het Ondernemingsdossier en gemeentelijke zaak- en backofficesystemen. Ook zijn koppelingen voorzien met nieuwe Nationale Politiekalender (PSH-EB) en het Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS). De EvenementAssistent is in de afgelopen maanden uitvoerig getest en wordt nu geïmplementeerd bij gemeenten. //// Zie voor meer informatie: www.evenementassistent.nl.
Handtekeningen onder landelijke meldkamerorganisatie Het heeft even geduurd, maar nu ligt er dan toch een akkoord en staan de handtekeningen eronder. Met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen is overeenstemming bereikt over de transitie van de huidige meldkamers naar de meldkamer van de toekomst. “Eén van de grootste en meest ingewikkelde operaties”, vat voorzitter Aleid Wolfsen van het Veiligheidsberaad de transitie goed samen. Ter gelegenheid van de start van de samenvoeging van de huidige meldkamers en de inrichting van de nieuwe landelijke meldkamerorganisatie verschijnt bij dit nummer van De Veiligheidsregio een Special over wat er achter de handtekeningen zit. En wie. Van de ministers tot en met de mensen van de meldkamers. De Nationale Politie die straks over het beheer gaat en de besturen van de veiligheidsregio’s. De Koninklijke Marechaussee die er
nu ‘multi’ bijkomt. De brandweer. De Regionale Ambulancevoorzieningen. De gemeentesecretarissen. Elk met eigen kanttekeningen of mogelijke punten van zorg over hoe het straks verder zal gaan. Maar wel vanuit de breed gedeelde overtuiging dat voor de burger essentiële verbeteringen kunnen worden gerealiseerd in de organisatie en werkwijze van het meldkamer domein in Nederland. “Alle partijen hebben hard gewerkt. Zij moesten op momenten over hun eigen schaduw stappen. Daar ben ik hen zeer dankbaar voor”, aldus minister Opstelten. //// Lees verder in de Meldkamerspecial bij dit nummer. De nieuwe gemeenschappelijke meldkamer van brandweer, politie en ambulancedienst van Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland die op 16 september officieel in gebruik werd genomen. DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 18 / oktober 2013 / PAGINA 11
Herstructurering brandweeronderwijs maakt eind aan versnippering Het brandweeronderwijs moet op de schop. De huidige organisatie van het opleiden, trainen en oefenen van brandweerlieden is versnipperd en een vrij marktproduct. Bovendien kan het voor minder geld. Centraliseren en standaardiseren is de opgave die Peter den Oudsten, burgemeester van Enschede en voorzitter van de Stuurgroep Herstructurering Brandweeronderwijs ziet voor het brandweerveld. In oktober komt de stuurgroep met een voortgangsrapportage en wordt het ‘spoorboekje’ voor het verdere verloop van het project gepresenteerd.
“Er is een groot bestuurlijk belang gediend met een robuuste onderwijsstructuur voor de brandweer”, stelt stuurgroepvoorzitter Den Oudsten: “Burgemeesters moeten er immers op kunnen vertrouwen dat zij brandweerlieden ‘fit for duty’, met voldoende kennis en vaardigheden, naar gevaarlijke situaties sturen. Maar er zijn knelpunten, omdat er op dit moment teveel verschillende opleidingsmodellen en teveel trainingslocaties zijn. Iedere regio doet het op zijn eigen manier. De ene regio stuurt zijn mensen naar Zweden voor praktijktraining, de andere regio leidt zijn mensen in Duitsland op en daarnaast wordt nog getraind bij een keur aan commerciële en overheidsinstituten in eigen land. Die versnippering is historisch gegroeid en is ongewenst vanuit kwaliteitsoogpunt. Het project moet meer eenheid in het brandweeronderwijs brengen.”
Theorie en praktijk De tijd is er volgens Den Oudsten rijp voor, want de brandweer bouwt aan een nieuw bedrijfsmodel met meer nadruk op risicobeheersing en slimmere inzettactieken. Dat vraagt brandweerlieden met andere deskundigheden en vaardigheden en daarmee ook andere accenten in scholing. “Tegelijk staan de brandweerbudgetten stevig onder druk, dus we moeten het efficiënt organiseren. Hoe dat het best kan, onderzoeken we binnen onze projectopdracht. Ik heb met succes bij het Veiligheidsberaad bepleit om de reikwijdte van het project te verruimen met het formuleren van een visie op realistisch oefenen. Die nemen we nu als apart spoor mee binnen ons project dat door het ministerie van Veiligheid en Justitie wordt gesubsidieerd.”
Centraliseren en standaardiseren Het is de stellige overtuiging van Den Oudsten dat de kwaliteit van het brandweeronderwijs is gediend met centraliseren en standaardiseren. Harmonisering van opleiden en trainen is in het belang van de interregionale samenwerking bij grootschalig optreden. Bovendien zijn gestandaardiseerde opleidingsproducten goedkoper dan een grote variëteit aan modellen. Één landelijk brandweeronderwijsinstituut met circa zes decentrale vestigingen voor realistische praktijktraining lijkt het model te Peter den Oudsten: “Centralisatie en standaardisatie van het brandweeronderwijs zijn in het belang van de kwaliteit.”
zijn waarop de stuurgroep koerst. Voor details is het nog te vroeg, want het project zit nog maar net in de onderzoekfase. Toch voorziet de stuurgroepvoorzitter nu al dat bij het realiseren van een efficiënte onderwijs- en trainingsstructuur keuzes moeten worden gemaakt die de regionale brandweren en commerciële aanbieders van opleidings- en trainingsproducten raken. “We realiseren ons dat het beperken van het aantal trainingslocaties gevolgen kan hebben voor regiokorpsen die zelf een oefencentrum exploiteren. Zij hebben soms financieel belang bij het in stand houden van die centra, omdat ze er geld mee verdienen door faciliteiten en trainingsproducten aan derden aan te bieden. Voor die belangen moeten we natuurlijk wel oog houden bij het opstellen van de visie op realistisch oefenen. Eind 2014 ronden we het project af, waarna we kunnen beginnen met het realiseren van een nieuwe onderwijsstructuur.”
Bestuurlijk commitment De eerste opgave van het project is het landelijk harmoniseren van opleidingsprogramma’s en exameneisen. Omdat de regiobesturen verantwoordelijk zijn voor het organiseren van opleiding, training en oefening, is bestuurlijk commitment tussen regio’s nodig om de gewenste landelijke eenheid te realiseren. Na de inhoud komt de uitvoering en dan komt ook het vraagstuk van beheer en exploitatie op tafel. Is het organiseren en uitvoeren van onderwijs en training een exclusieve overheidstaak of is er ook ruimte voor commerciële aanbieders? Den Oudsten: “Veiligheid is een basistaak van de overheid. Dat geldt ook voor het domein van opleiden, trainen en oefenen. Dat sluit niet uit dat marktpartijen een rol kunnen spelen in de nieuwe structuur. Het is een illusie dat we als overheid het hele veiligheidsdomein kunnen beheersen, dus op onderdelen hebben we private partners nodig voor de uitvoering. Maar als we kiezen voor publiek-private samenwerking, moeten we wel bewaken dat de financiële risico’s voor de overheid zo laag mogelijk zijn. Hoe het model er ook uit gaat zien, ik verwacht in ieder geval dat we proberen het realistisch trainen zoveel mogelijk in eigen land te faciliteren, zodat we onze mensen niet meer naar dure buitenlandse oefencentra hoeven te sturen.” ////
Publicaties & Applicaties
Lessen uit crises en mini-crises 2012
Politieacademie onderzoeksreeks
onderzoeksreeks Politieacademie
Lessen uit crises en mini-crises 2012
Lessen uit crises en mini-crises 2012
Het lectoraat Crisisbeheersing van het IFV en de Politieacademie publiceerde samen met het NGB in september het boek ‘Lessen uit crises en mini-crises 2012’. De publicatie bevat twintig bijzondere gebeurtenissen uit 2012. Klassieke incidenten als de wateroverlast in het Noorden, maar ook atypische gebeurtenissen, zoals de asbestvondst in Utrecht en de Facebookrellen in Haren. Verder komen ook kleine incidenten, waaronder een zeemijn in een gracht in Leeuwarden en de fatale stranding van bultrug Johannes, aan bod. Het boek geeft een reflectie op de manier waarop Nederland met (mini-)crisissituaties omgaat en de rol die de media daarin hebben. De publicatie is geschreven voor bestuurders en professionals in de veiligheidsketen. Ook voor degenen die een rol hebben in de communicatie over dergelijke situaties biedt de uitgave veel informatie.
Lectoraat Crisisbeheersing i.s.m. NGB
29-8-2013 10:56:46
De publicatie kwam tot stand onder redactie van Menno van Duin, Vina Wijkhuijs en Wouter Jong, en is uitgegeven via Boom Lemma uitgevers (www.boomlemma.nl) of te downloaden via www.nifv.nl. Brandweer in Europa
Brandweer in Europa: een vergelijkende verkenning van Europese brandweerstelsels In opdracht van het ministerie van VenJ onderzocht het IFV de overeenkomsten en verschillen tussen het Nederlandse brandweerstelsel en dat van zes andere Europese landen (België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden). Het onderzoek richtte zich op zes thema’s, zoals de samenstelling van het brandweerpersoneel, bestuurlijke aansturing en toekomstige ontwikkelingen. Het rapport is te vinden op www.infopuntveiligheid.nl
De wet die in 2007 werd aangenomen en waarin het voornemen tot zonevorming is vastgelegd, is echter tot op heden niet verder uitgewerkt in zogenoemde uitvoeringsbesluiten die een nadere invulling geven aan de implementatie (betreffende bijvoorbeeld arbeidsvoorwaarden, opleiding, financieringswijze en inspectie). Wel is in het ‘Koninklijk Besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones’ de (voorlopige) territoriale indeling vastgelegd. Hoewel het de bedoeling was dat het aantal zones gelijk zou zijn aan het aantal provincies (10), worden op dit moment 34 hulpverleningszones onderscheiden.8 Alleen de provincies Waals-Brabant, Namen en Luxemburg vormen elk een hulpverleningszone; de overige provincies zijn opgedeeld in meerdere zones (zie figuur 1). Figuur 1: De Belgische hulpverleningszones
Volgens het voorstel dat in de wet is vastgelegd, wordt een zone bestuurd door een zoneraad en een zonecollege. De zoneraad bestaat uit de burgemeesters van de betreffende gemeenten en stelt bij meerderheid van stemmen onder andere een meerjarenbeleidsplan en begroting vast. Het zonecollege, dat door en uit de raad wordt verkozen, vervult beheersmatige en controlerende taken. Ook kent elke zone een (operationeel) coördinator, zijnde een commandant van een van de brandweerkorpsen, die de vergaderingen van de raad en het college bijwoont. De voortgang van de stelselherziening verloopt evenwel traag; België bevindt zich zogezegd in de pre-zonale fase, waarin meer en meer volgens de principes van de nieuwe indeling wordt gewerkt, maar zeker nog niet overal. Bestuurders vrezen dat de stelselherziening gepaard zal gaan met extra kosten, zoals bij een eerdere 8
De stelselherziening heeft geen betrekking op de medische taken die de Belgische brandweer uitvoert; daarover gaat de minister voor Gezondheidszorg.
7
PAGINA 12 / NR. 18 / oktober 2013 / DE VEILIGHEIDSREGIO
Crisisbeheersing in Europa
Crisisbeheersing in Europa
rugdikte 18mm 29-08-2013
Figuur 4 Crisisstaf Noordrijn-Westfalen
Bron: Städteregion Aachen (2011)
De operationele rampenbestrijding en crisisbeheersing is in handen van de brandweren en de diensten voor spoedeisende medische hulpverlening, die ten tijde van een grootschalig incident opereren onder het gezag van de Kreis. Deze diensten beschikken over materialen, mensen en middelen voor de bestrijding van grootschalige incidenten. Bij tekorten aan capaciteiten en middelen kan een beroep worden gedaan op de eenheden uit de naburige Kreisen en op de eenheden die de federale staat ter beschikking stelt. De deelstaat Noordrijn-Westfalen beschikt over 27 beroepsmatige brandweerkorpsen en 386 vrijwillige korpsen en 89 werkfeuerwehren, private brandweerkorpsen voor specifieke taken of gebieden (bijv. luchthavens), waar zowel beroeps- als vrijwillige brandweerlieden werken. In totaal werken bij de brandweer 121.325 medewerkers, waaronder 79.000 vrijwilligers in brandweerzorg, 19.000 vrijwilligers in rampenbestrijding en 12.800 beroepsmatig (Ministerium für Inneres und Kommunales, 2011). De politie van de deelstaat NRW is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde. De politiewet NRW, noch de website van de politie NRW spreekt over taken van de politie bij grootschalige incidenten. De politie NRW valt onder het Innenministerium NRW.
Voorafgaand aan het rapport ‘Brandweer in Europa’ verscheen er nog een tweede publicatie: Crisisbeheersing in Europa. In deze publicatie wordt de crisisbeheersing in Nederland vergeleken met België, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Doel van het onderzoek was te achterhalen wat Nederland van de genoemde landen kan leren wat betreft de effectiviteit en efficiency van de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het rapport is te vinden op www.infopuntveiligheid.nl
81
De fatale staat Politiek filosoof en bestuurskundige Paul Frissen stel in zijn boek ‘De fatale staat’ dat de politiek zich moet presenteren als fatalistisch: ‘de grenzen van de maakbaarheid moeten eerder als tragiek dan als de gevolgen van tekortschietende kennis en kunde worden opgevat’. In zijn boek beschrijft Frissen hoe wij ons niet meer weten te verzoenen met tragiek. ‘De politiek zet instrumenten in, zoals protocollen, plannen en lijsten, toezichtsystemen omdat er kennelijk diep geloof is, als we de regels hebben gestold, dat we dan klaar zijn voor de ramp, het risico en het leed.’ Het boek ‘De fatale staat’ is te koop in boekhandel en/of internet.
‘Krisenmanagement ist Kopfen kennen’
Grenspartners bouwen aan samenwerking voor crisisbeheersing Een goede buur is beter dan een verre vriend. De veiligheidsregio’s die grenzen aan België en Duitsland hebben daarom de wettelijke opdracht om afspraken te maken met hun partners over de landsgrens. Dat gaat met kleine stappen, als gevolg van systeem- en cultuurverschillen. Maar er is vooruitgang. Zo zijn onder andere grensoverschrijdende bestuurlijke netwerkkaarten voor crisisbeheersing in de maak. Die moeten bevorderen dat Nederlandse en buitenlandse autoriteiten elkaar beter weten te vinden bij incidenten in het grensgebied. In de uitvoering op straat van de politie-, brandweer- en ambulancetaken is grensoverschrijdende samenwerking al dagelijkse praktijk. Zo is op politiegebied onder andere in de verdragen van Schengen, Prüm en Enschede geregeld hoever en met welke bevoegdheden politiepersoneel over de landsgrens heen mag optreden. Nu nog het hogere echelon van crisisbeheersing, inclusief samenwerking aan de voorkant: risicobeheersing.
Systeem- en cultuurverschillen “Dat is best ingewikkelde materie”, erkent Erwin de Hamer, beleidsfunctionaris bij het ministerie van VenJ, belast met grensoverschrijdende samenwerking. “Bindende afspraken maken vereist maatwerk, want in Duitsland is niet de bondsregering verantwoordelijk voor de rampenbestrijding, maar de afzonderlijke deelstaten. Dat betekent dat de minister van VenJ aparte afspraken moet maken met zijn ambtsgenoten in Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen. En ook dat de Nederlandse grensregio’s bilateraal praktische afspraken moeten maken met de Duitse Landkreisen waaraan zij grenzen. Door verschillen in systematiek en organisatie tussen de Duitse deelstaten kan niet worden volstaan met één samenwerkingsformule.” Ook langs de Belgisch-Nederlandse grens is het nog puzzelen op het verbinden van de veiligheidsregio’s met de Vlaamse partners. “België bouwt aan een eigen variant van veiligheidsregio’s, de hulpverleningszones”, vervolgt De Hamer. “In België ligt een belangrijke verantwoordelijkheid voor rampenbestrijding en
Rampenbestrijding op de landsgrens vereist samenwerking met de buren.
en met risicocommunicatie. Volgens Frank Cools van het IFV was dit een van de thema’s die ter sprake kwamen tijdens een seminar voor vertegenwoordigers van Nederland, Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen in juni. “Nederland loopt voorop als het gaat om bestuurlijke en operationele informatiedeling”, aldus Cools. “Een bijdrage over het Landelijk Crisismanagement Systeem tijdens het seminar was voor de Duitse partners een echte eye-opener. Op zich zouden crisisteams over de landsgrenzen heen informatie via LCMS kunnen delen. Dat is onder andere gebeurd bij de grote brand op de Kalmthoutse Heide drie jaar geleden. Informatie moet echter wel geïnterpreteerd worden en daarvoor is de rol van liaisons in elkaars crisisstaven cruciaal.” Meer hobbels liggen er volgens Cools op het gebied van de risicobeheersing en risicocommunicatie. Zo zijn met name de Duitse autoriteiten niet scheutig met risico-informatie. Cools: “In Nederland zijn we heel open naar de bevolking over bijvoorbeeld risico’s van chemische bedrijven, maar die informatie wordt in Duitsland niet openbaar gedeeld. Dat maakt het maken van grensoverschrijdende risicokaarten lastig. Het is een van de uitdagingen in de verdere samenwerking tussen Nederland en de Duitse buurlanden.”
Erwin de Hamer: “Door verschillen in systematiek en organisatie tussen de Duitse deelstaten is maatwerk in afspraken nodig.”
crisisbeheersing bij de provinciegouverneur. Voor samenwerking op regionaal niveau moet de gouverneur dus zaken doen met de voorzitter van een Nederlandse veiligheidsregio. Dat ligt wat gevoelig, want de Belgisch-Nederlandse samenwerkingsverdragen kennen de voorzitter van de veiligheidsregio nog niet. De Duitse verdragen zijn daar inmiddels op aangepast. Nog dit jaar sluiten we met Nordrhein-Westfalen een overeenkomst voor verdere uitbouw van de samenwerking en met Niedersachsen werken we aan een herziening van de gemeenschappelijke intentieverklaring.”
Crisisinformatie Een van de aandachtspunten in het samenwerkingsdossier is hoe de grenspartners omgaan met het uitwisselen van bestuurlijke en operationele informatie bij calamiteiten Duitse en Nederlandse crisisstaven oefenen g ez amenlijk in Ahrweiler.
Operationele teams Op operationeel gebied gebeuren al mooie dingen in de grensstreek. Zo organiseren de Veiligheidsregio Limburg-Noord en drie aangrenzende Duitse Landkreisen al voor het vijfde jaar op rij praktijktrainingen voor leden van Nederlandse en Duitse operationele crisisstaven.
Rob Hamelinck, hoofd Opleiden en Oefenen van Brandweer Limburg-Noord, ziet in de praktijk het nut van deze gezamenlijke trainingsprogramma’s: “De gezamenlijke oefeningen geven inzicht in elkaars werkwijze en informatiebehoefte bij incidenten en crisissituaties. In juli dit jaar hebben we de praktische meerwaarde van onze gezamenlijke oefeninspanningen ervaren. Toen was er bij Venlo een ongeval met een tankwagen geladen met zoutzuur. Het incident was 50 meter van de landsgrens en het effectgebied lag volledig op Duits grondgebied. Onze Duitse collega’s uit de Kreis Kleve konden zonder drempels aanschuiven bij het Regionaal Operationeel Team in Roermond en hebben van daaruit hun eigen eenheden in Duitsland aangestuurd. Zo hielden we de lijnen van de informatie-uitwisseling kort en konden we bron- en effectbestrijding in uitstekende samenwerking aanpakken.” ////
Bestuurlijke netwerkkaarten De Limburgse ervaringen tonen het belang van kennen en gekend worden over de landsgrenzen heen. Om de samenwerkingsnetwerken in het grensgebied verder te versterken, stelt het IFV in opdracht van het ministerie van VenJ bestuurlijke netwerkkaarten voor crisismanagement in de grensstreek op. Die netwerkkaarten maken systeemverschillen in crisisbeheersing inzichtelijk en bieden autoriteiten aan weerszijden van de landsgrens houvast bij het leggen van contacten op het juiste niveau. Voorlopig gaat het om een pilot voor vier netwerkkaarten: voor de rampenbestrijding in het grensgebied met België en de Duitse Bundesländer Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen en specifiek voor de binnenvaart rond de Belgisch-Nederlandse grens. Merijn ten Dam, adviseur a.i. bij het IFV, is auteur van de pilot-netwerkkaarten. Hij licht toe: “Veel aspecten van grensoverschrijdende samenwerking zijn op papier nog niet goed geregeld. Zo liggen taken en bevoegdheden in de buurlanden vaak op andere plekken en op een ander niveau dan in Nederland. De bestuurlijke netwerkkaarten kunnen helpen om op ieder niveau de juiste partners aan de andere kant te identificeren. Wie heb je nu in Duitsland of België nodig als bij een rivieroverstroming gebieden in Nederland én Duitsland moeten worden geëvacueerd? Wie is beslissingsbevoegd? En hoe stemmen we de crisiscommunicatie af, zodat in het hele gebied dezelfde beleidslijnen gelden en dezelfde boodschap wordt gecommuniceerd? Dat is de functie van de netwerkkaarten. Als we de pilots voor de binnenvaart en de rampenbestrijding hebben afgerond, gaan we bekijken voor welke crisistypen in het grensgebied aanvullende netwerkkaarten gewenst zijn.” DE VEILIGHEIDSREGIO / NR. 18 / oktober 2013 / PAGINA 13
KORT (REGIO)NIEUWS
Bestuursconferentie Wees Alert Online ‘Publieke Gezondheid 2013 De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijen Veiligheid ding en Veiligheid (NCTV) start op 28 oktober met een cyber security campagne Alert Online verbonden’ Maandag 28 oktober wordt in Zwolle de gehouden voor burgemeesters, wethouders volksgezondheid en directeuren Publieke Gezondheid. Het delen van persoonlijke ervaringen en kennis over de inzet van de GHOR bij (de voorbereiding op) ‘witte’ rampen en crises zijn de hoofdthema’s op deze conferentie. Naast een plenair programma zijn er ook deelsessies waar wordt ingegaan op actuele bestuurlijke vraagstukken rondom ontwikkelingen binnen de witte keten die van invloed zijn op het veiligheidsdomein. Meer informatie over deze bijeenkomst is te vinden op: www.bestuurdersconferentieghor.nl. Ook aanmelden kan via deze site.
2013. Het is de tweede jaar dat de NCTV via deze campagne specifiek aandacht vraagt voor cyber security. Nederland behoort tot de landen met de meeste internetaansluitingen en de meeste internetbankierende mensen. Dat biedt kansen maar ook gevaren en risico’s. De campagne heeft als thema ‘Smart Security: samen slim investeren om van Nederland de meest Wees Alert Online 2013: open en online samen slim investeren in een veilig digitaal Nederland veilige samenleving te maken’. Factsheet augustus 2013
Nederland behoort tot de landen met de meeste internetaansluitingen en de meeste internetbankierende mensen. We zijn altijd en overal online. Dat geeft Nederland een voorsprong en biedt kansen voor innovatie en economische groei. Maar het betekent ook dat iedereen zich bewust moet zijn van gevaren en risico’s. Met een muisklik kun je onbedoeld een heel netwerk besmetten of liggen al je privé- of klantgegevens op straat. Maak daarom bewust de goede keuzes bij het gebruik, de aanschaf en het onderhoud van ICT, thuis en op het werk. Zo dragen we allemaal bij aan een veilig digitaal Nederland waarin we veilig en zorgeloos kunnen profiteren van de kansen die ICT biedt.
De campagne duurt van 28 oktober tot en met 5 november en wordt samen gedaan met bedrijfsleven en overheid. Doel van de campagneweek is om bedrijfsleven, overheden en publiek bewust te laten worden van hun internet- en mobielgebruik en de risico’s dat dit met zich meebrengt. Ook wordt aandacht besteed aan de kansen die er liggen voor bedrijven en overheden. Campagne Alert Online: 28 oktober tot en met 5 november
open en veilige online samenleving te
Op 28 oktober geeft minister Opstelten van
lijke belang.
maken’ benadrukt dan ook het gezamen-
Veiligheid en Justitie het startschot voor de cyber security campagne Alert Online 2013.
Alert Online is daarmee een campagne voor
De kick-off wordt dit jaar gehost door Shell.
en door vele partners uit het bedrijfsleven
Deze tweede editie van de campagne loopt
én de publieke sector met als doel gezamen-
tot en met 5 november en wordt georgani-
lijk in een korte periode de krachten te
seerd door de Nationaal Coördinator
bundelen en zo een breed gedragen sterk
Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV).
impuls te geven aan het cyber security bewustzijn in Nederland.
Juist omdat online veiligheid in Nederland geen zaak van één partij is zoekt de NCTV
De campagne laat op een praktische
hierbij bewust de samenwerking met
manier steeds zien wat je zelf - vaak
andere partners. Het thema van de
eenvoudig - kunt doen om risico’s te
campagne ‘Smart Security’: samen slim
voorkomen. Slimme doordachte keuzes en
investeren om van Nederland de meest
samenwerkingsverbanden bij het gebruik,
De campagne doet een oproep aan veiligheidsregio’s, gemeenten, bestuurders en bedrijfsleven om mee te doen met het campagneprogramma. Op 28 oktober geeft minister Opstelten van VenJ het startschot voor de cyber security campagne. Meer informatie hierover is te vinden op: www.alertonline.nl
Mindmap voor Grip-0 30-10 t/m 1 november Internationaal situaties congres: ‘Social Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB) ontwikkelde samen met Infopunt engineering, how to Veiligheid een mindmap waarin de aandachtspunten voor grip-0 situaties zijn samengevat. change and activate Het gaat om incidenten met een relatief grote civilians?’ impact op lokaal niveau. Zoals zinloos geweld, gezinsdrama’s, geruchtmakende moorden en zedenzaken. Een mindmap is een diagram opgebouwd uit begrippen, teksten en illustraties rond een centraal thema. De aandachtspunten zijn grotendeels gebaseerd op de ervaringen van burgemeesters die met dergelijke situaties te maken hebben gehad. Later dit jaar brengt het NGB ook een interviewbundel uit waar deze mindmap is opgenomen. Ook zullen hoogstwaarschijnlijk meer mindmaps over andere crisesthema´s als hoogwater, stroomstoringen, enzovoorts worden ontwikkeld.
Hoe vergroot je veerkracht, zelfredzaamheid en weerbaarheid in de samenleving? Hoe benut je burgerinitiatieven in de voorbereiding en tijdens rampen- en crisisbeheersing? Veiligheidsregio Kennemerland, betrokken bij het Europees project Miracle, houdt op 30 en 31 oktober en 1 november het internationale congres: ‘Social engineering, how to change and activate civilians?’ Het Europese project Miracle staat voor het ontwikkelen van een internationaal kennisnetwerk over risicocommunicatie, weerbaarheid, zelfredzaamheid en veerkracht. Actuele thema’s die centraal staan tijdens het Miracle congres op 30/31 oktober en 1 november 2013. Tijdens het congres delen (hulpverlenings)organisaties en partners uit het veld hun kennis en ervaring over het zelfredzamer maken van de samenle-
De mindmap over sociale drama´s is in kleur of zwart-wit (printversie) te downloaden of als print op A1 formaat te verkrijgen via :www. infopuntveiligheid.nl. Ook op www.burgemeesters.nl/mindmap is meer informatie te vinden. PAGINA 14 / NR. 18 / oktober 2013 / DE VEILIGHEIDSREGIO
ving. Met als doel dat hulpacties van burgers doeltreffend(er) bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van rampen en incidenten. Er zijn nog plaatsen vrij. Deelname aan het congres is kosteloos. Inschrijven kan via: www.resilienceconference-vrk.nl. Hier is ook meer informatie te vinden over het congres, de sprekers en het programma.
Veiligheidsregio Fryslân lanceert campagne ‘Hoe koel blijf jij?’ Hoe koel ij blijfgij fwolk
Om inwoners van Fryslân bewust als er een te maken van nnetje voor het zo schuift? veiligheidsrisico’s ! in hun eigen t de KoelCheck Ontdek het me .nl jij ijf bl el omgeving, is ko oe www.h Veiligheidsregio Fryslân samen met de Friese gemeenten de campagne ‘Hoe koel blijf jij?’ gestart. De campagne richt zich op de thema’s incidenten op het water, paniek bij evenementen, uitval nutsvoorzieningen en gevaarlijke stoffen. Centraal in de campagne staat de zogenaamde KoelCheck. De KoelCheck is te vinden op de campagnesite www.hoekoelblijfjij.nl. Het is een spel waarmee mensen kunnen testen hoe ‘koel’ ze blijven tijdens een ramp of calamiteit. Het spel brengt met humor serieuze risicothema’s onder de aandacht en bevat een winelement. Friese gemeenten kunnen de titel ‘Koelste gemeente van Fryslân’ verdienen met de KoelCheck. Hiervoor dienen zoveel mogelijk inwoners van de gemeente de KoelCheck in te vullen. Risicocommunicatie is een wettelijke taak van Veiligheidsregio’s. De campagne ‘Hoe koel blijf jij?’ van Veiligheidsregio Fryslan is hier een uitwerking van. Voor meer informatie over de inzet van de verschillende communicatiemiddelen, de wijze waarop de regio burgers bewust wil maken van de risico’s en de campagne, kan contact worden opgenomen met Rika Leijstra:
[email protected]
Expertmeeting SIS Op donderdag 26 september vond de Expertmeeting ‘Slachtoffer Informatiesystematiek, samen implementeren’ plaats. Op deze bijeenkomst, georganiseerd door het Veiligheidsberaad en SIS, gingen deelnemers intensief met elkaar aan de slag door middel van serious gaming. Via deze methode werden gezamenlijk aanvullende kennis, verbeteringen, omissies en ideeën over de implementatie van SIS opgehaald. De verkregen output zal worden gebruikt voor versie 2.0 van de handreiking SIS. Van de bijeenkomst is een beeldverslag gemaakt. Deze is te zien via een scan van de qr-code.
HIER KAN UW NIEUWS STAAN
Wilt u uw kennis over projecten en initiatieven delen met uw partners in het land? Of heeft u nieuws betreffende uw veiligheidsregio? Stuur dan een mail naar de redactie:
[email protected]
De veiligheidsregio IN uw brievenbus? Samen werken aan zelfredzaamheid De Veiligheidsregio niet ontvangen? Of zijn uw adresgegevens veranderd? Stuur dan een mail naar:
[email protected] Hoe koel blijft u als er in uw gemeente een crisis plaatsvindt? In zo’n situatie is het aan de gemeente en Veiligheidsregio
Fryslân om zorg te dragen voor de veiligheid van de bevolking. Dit kunnen we doen als er echt wat aan de hand is, maar ook in rustige tijden. Bijvoorbeeld door vooraf met burgers te communiceren over risico- en crisissituaties.
Met de communicatiecampagne Hoe koel blijf jij? willen wij samen met u de Friezen bewust maken van de risico’s in hun omgeving zodat ze zich kunnen voorbereiden op noodsituaties.
Om dit doel te bereiken bieden wij u de ‘KoelBox’ aan; een uitgebreide toolkit met middelen die gemeenten kunnen inzetten ter
AGENDA
ondersteuning van de campagne. Om Hoe koel blijf jij? tot leven te brengen, hebben we uw inzet en expertise namelijk hard nodig. Veiligheidsregio Fryslân wil dan ook graag een beroep op u doen en u vragen om de campagne te ondersteunen. Want: het succes maken we samen!
EXPERTMEETINGS VEILIGHEIDSBERAAD
Het campagneteam bestaat uit het cluster Communicatie van Veiligheidsregio Fryslân. Zij zijn bereikbaar voor vragen, hulp
4 december (was oorspronkelijk 28 november): Expertmeeting Meldkamer Zie voor meer informatie: www.veiligheidsberaad.nl
en ondersteuning bij de campagne:
[email protected] / 088 22 999 92. Wim Kleinhuis
Directeur Veiligheidsregio Fryslân
OVERIG 28 oktober Conferentie ‘Publieke gezondheid en Veiligheid verbonden’
Colofon De Veiligheidsregio is een kwartaaluitgave van het Veiligheidsberaad in samenwerking met Brandweer Nederland, Politie Nederland, GHOR Nederland, VNG en het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het kopiëren en/of overnemen van (delen van) de inhoud van deze uitgave is toegestaan, mits men vooraf toestemming vraagt aan de redactie en onder bronvermelding.
Redactieadres Bureau Veiligheidsberaad T.a.v. redactie De Veiligheidsregio Postbus 7010 6801 HA Arnhem
Hoofdredactie Veiligheidsberaad, Leo Zaal, algemeen directeur IFV en secretaris Veiligheidsberaad
Redactieraad Brandweer Nederland, Frank Huizinga GHOR Nederland, Judith van Berkel IFV, Yvonne Stassen Nationale Politie, Jeroen Molenaar VNG, Rob van Gerwen
Redactie Ministerie Veiligheid en Justitie, Nicolien Wamsteker Veiligheidsberaad, Elize Fallon Eindredactie: Ada Kraft Redacteuren: Rob Jastrzebski, Roy Johannink, Klaas Salverda Traffic: PINO evenementen & congressen Ontwerp en opmaak: Bor Borren Design Fotografie: Peter Hofman, Rob Jastrzebski, Gemeenten Alkmaar, Enschede, Haarlem, Terneuzen en Zwolle, Rob Bossink/Redmond, Veiligheidsregio’s Brabant Zuidoost, Kennemerland en Haaglanden, Sicco van Grieken, Ronald Brokke, Brandweer Nederland, Jaap Wals, Brandweer Amsterdam-Amstelland, John Voermans Cartoon: Patrick van Gerner Drukwerk: Roto Smeets Utrecht Oplage: 9.500 - oktober 2013