ADOBE PRESENTER GEBRUIKEN 7
Copyright 2001-2008 Adobe Systems Incorporated en haar licentiegevers. Alle rechten voorbehouden. Copyright
Adobe® Presenter 7 voor Windows® gebruiken Beschermd door Amerikaanse octrooien 5.929.866; 5.943.063; 9.943.063; 6.563.502; 6.754.382; 7.002.597; 7.006.107; 7.333.110; octrooien aangevraagd in de VS en andere landen. Als bij dit handboek software wordt geleverd waarvoor een gebruiksrechtovereenkomst geldt, worden dit handboek en de software die erin wordt beschreven, geleverd onder licentie en mogen de software en het handboek alleen worden gebruikt of gekopieerd in overeenstemming met de bepalingen in de licentie. Tenzij toegestaan volgens voornoemde licentie, mag niets uit deze publicatie worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een opslagsysteem of verzonden, in welke vorm of op welke manier dan ook, hetzij elektronisch, mechanisch, via opname of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Adobe Systems Incorporated. De inhoud van dit handboek wordt beschermd door het copyright, zelfs indien deze inhoud niet wordt verstrekt bij software die een gebruiksrechtovereenkomst bevat. De inhoud van dit handboek is slechts ter informatie verstrekt, kan zonder nadere aankondiging worden aangepast en dient niet te worden opgevat als een verplichting van de zijde van Adobe Systems Incorporated. Adobe Systems Incorporated neemt geen enkele verantwoordelijkheid en geeft geen enkele garantie met betrekking tot fouten of onnauwkeurigheden, mochten deze in dit handboek voorkomen. Houd rekening met de mogelijkheid dat er copyright rust op bestaande illustraties of afbeeldingen die u wellicht in uw project wilt opnemen. Het zonder toestemming opnemen van dergelijk materiaal in uw werk kan een schending van de rechten van de copyrighteigenaar vormen. U wordt aangeraden toestemming te vragen aan de houder van het copyright voor gebruik van het desbetreffende werk. Eventuele bedrijfsnamen in voorbeeldsjablonen dienen slechts om het gebruik van het product te illustreren en zijn fictief. Bijgewerkte informatie of aanvullende informatie over codes van derden is beschikbaar op http://www.adobe.com/go/thirdparty_nl/. Adobe, het Adobe-logo, Adobe Audition, Acrobat, Acrobat Connect, Captivate, Flash, Reader en Soundbooth zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of in andere landen. Mac OS is een gedeponeerd handelsmerk van Apple Computer, Inc. in de Verenigde Staten en in andere landen. Microsoft, Windows en Windows Vista zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of in andere landen. Linux is het gedeponeerde handelsmerk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten en in andere landen. Intel en Pentium zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation of zijn dochterondernemingen in de Verenigde Staten en in andere landen. Solaris is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Sun Microsystems, Inc. in de Verenigde Staten en in andere landen. Arial is een handelsmerk van The Monotype Corporation dat is gedeponeerd bij het Amerikaanse Patent and Trademark Office en in bepaalde rechtsgebieden. Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van hun respectieve eigenaren. Gedeelten van dit product bevatten software en vallen onder de volgende voorwaarden: Dit product bevat software die is ontwikkeld door Apache Software Foundation (http://www.apache.org/). Flash video-compressie en -decompressie wordt mogelijk gemaakt door On2 TrueMotion-videotechnologie. Gedeeltelijk copyright ©1992-2005 On2 Technologies, Inc. Alle rechten voorbehouden. http://www.on2.com Kennisgeving aan eindgebruikers bij de Amerikaanse overheid: deze software en documentatie zijn “commerciële artikelen”, zoals gedefinieerd in 48 C.F.R. §2.101, bestaande uit “commerciële computersoftware” en “documentatie bij commerciële computersoftware”, zoals deze begrippen worden genoemd in 48 C.F.R. §12.212 of 48 C.F.R. §227.7202, al naar gelang hetgeen van toepassing is. Conform 48 C.F.R. §12.212 of 48 C.F.R. §§227.7202-1 tot en met §227.7202-4, al naargelang hetgeen van toepassing is, is aan de eindgebruikers bij de Amerikaanse overheid een licentie voor de commerciële computersoftware en de documentatie bij de commerciële computersoftware verleend (a) alleen als commerciële artikelen en (b) met alleen de rechten die aan alle eindgebruikers worden verleend overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen in dit document. Nietgepubliceerde rechten voorbehouden onder de copyrightwetgeving van de Verenigde Staten. Adobe verklaart te voldoen aan alle van toepassing zijnde wetten inzake gelijke kansen, waaronder, indien van toepassing, de bepalingen van Executive Order 11246, zoals geamendeerd, lid 402 van de Vietnam Era Veterans Readjustment Assistance Act van 1974 (38 USC 4212) en lid 503 van de Rehabilitation Act van 1973, zoals geamendeerd, en de bepalingen in 41 CFR deel 60-1 tot en met 60-60, 60-250 en 60-741. De clausule en regels betreffende positieve actie die zijn opgenomen in de voorafgaande zin zullen worden opgenomen via verwijzing. Adobe Systems Incorporated, 345 Park Avenue, San Jose, California 95110, VS.
iii
Inhoud Adobe Presenter Overzicht van Adobe Presenter Presentaties maken
............................................................1
.......................................................................3
Presenter-presentaties bewerken Audio in presentaties
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Flash en video in presentaties
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Quizzen en vragen toevoegen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Presentaties ontwerpen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Presentaties publiceren en weergeven Index
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
1
Adobe Presenter Overzicht van Adobe Presenter Info over Adobe Presenter Adobe® Presenter is software waarmee u snel e-learninginhoud en kwalitatief hoogstaande multimediapresentaties kunt maken. Presenter gebruikt als uitgangspunt Microsoft PowerPoint, een populaire toepassing die deel uitmaakt van de Microsoft Office-suite. Voltooide presentaties krijgen de Flash®-indeling (SWF-bestand). Inhoud die is gemaakt met Presenter, voldoet aan de SCORM 1.2- en SCORM 2004-norm en is compatibel met AICC. Nadat u Presenter hebt geïnstalleerd, opent u de toepassing vanuit PowerPoint. Alle Presenter-ontwerpfuncties in PowerPoint zijn toegankelijk via het menu Adobe Presenter. Presenter past bij Adobe® Connect™ Pro Server. Met Presenter kunt u inhoud maken met interactieve quizzen en enquêtes, audio en een aanpasbare viewer. Met Presenter worden het PPT- of PPTX-bestand (PowerPoint), het PPCX-bestand en de presentatiegegevens en -middelen naar Connect Pro Server verzonden. Opmerking: Office 2007 biedt ondersteuning voor PPTX-bestanden. U kunt eenvoudige of geavanceerde quizzen toevoegen aan presentaties. Presenter biedt ondersteuning voor zes verschillende typen vragen waaraan u cijfers kunt toekennen of die u als enquêtes kunt gebruiken. U kunt vertakkingen toevoegen aan quizzen om gebruikers op basis van hun antwoorden langs verschillende 'paden' door de presentatie te leiden. Presenter verschaft een eenvoudige interface voor het gebruik van een microfoon, zodat u gesproken tekst aan uw presentatie kunt toevoegen. Bovendien kunt u uw PowerPoint-animaties gemakkelijk synchroniseren met de gesproken tekst. Dankzij de intuïtieve Presenter-interface en de volledige integratie met PowerPoint hebt u geen aanvullende training voor of kennis van Flash-programmering nodig. Binnen een paar minuten kunt u statische PowerPoint-bestanden omtoveren in dynamische webervaringen door het toevoegen van audio, video, multimedia, interactieve quizzen en enquêtes en uitgebreide branding. Als u de inhoud hebt gemaakt, publiceert u deze naar Connect Pro Server. (U kunt de presentatie ook naar uw computer publiceren om deze te testen.) Nadat u Presenter hebt geïnstalleerd, kunt u het programma openen vanuit PowerPoint. Als u PowerPoint opent, ziet u een nieuw menu met de naam Adobe Presenter in de menubalk.
Zie ook “Presentaties maken met Presenter” op pagina 3
Systeemvereisten Raadpleeg voor de meest recente systeemvereisten www.adobe.com/go/presenter_sysreqs_nl.
Presenter installeren U kunt Presenter in een handomdraai installeren en registreren. Hier vindt u een aantal tips waar u rekening mee kunt houden als u een upgrade naar Adobe Presenter 7 uitvoert. Presenter 7 gebruiken met PowerPoint 2007
Presenter 7 biedt ondersteuning voor de meeste functies in PowerPoint 2007, maar er is ook een aantal functies dat niet wordt ondersteund.
ADOBE PRESENTER 7 2 Adobe Presenter 7 gebruiken
Raadpleeg www.adobe.com/go/kb_nl voor een bijgewerkte lijst met niet-ondersteunde functies. Adobe Presenter installeren en registreren
Als u het Adobe-product moet installeren of registreren, raadpleegt u het Lees mij-bestand op de cd of dvd van het product voor meer informatie. Het Lees mij-bestand bevat verder instructies voor het verwijderen van het product, indien van toepassing. Registreer het Adobe-product als u in aanmerking wilt komen voor gratis ondersteuning bij installatie- en productproblemen en als u op de hoogte wilt worden gebracht van productupdates. Nadat u Presenter hebt geïnstalleerd, hebt u toegang tot alle bijbehorende functies via het menu Adobe Presenter dat is toegevoegd in PowerPoint (of via het lint in PowerPoint 2007). De presentatie Aan de slag begeleidt u door de stappen die u moet uitvoeren om uw eerste presentatie te publiceren. De meest recente versie van Flash Player (versie 9) wordt geïnstalleerd wanneer u Presenter installeert. Opmerking: Installeer Adobe Presenter 6 niet op een computer waarop u eerder al Adobe Presenter 7 hebt geïnstalleerd. (Als een presentatie compatibel moet zijn met Adobe Presenter 6, raadpleegt u “Presentaties opslaan als een oudere versie van Presenter” op pagina 7.) Upgrade uitvoeren naar Adobe Presenter 7
De volgende informatie kan van pas komen als u een upgrade uitvoert van een eerdere versie van Adobe Presenter naar Adobe Presenter 7.
• Als u presentaties hebt die zijn gemaakt met een oudere versie van Presenter dan versie 6, kunt u overwegen de presentaties bij te werken. Gezien de wijzigingen in de meest recente versies van Internet Explorer, moeten gebruikers die presentaties willen weergeven die met versies van Breeze die ouder zijn dan Adobe Connect Enterprise Server 6 zijn gemaakt, op het inhoudsgebied in de browser klikken voordat ze kunnen klikken op de besturingselementen. Open de presentatie in Presenter 6 en publiceer de presentatie opnieuw als u deze wilt bijwerken, zodat gebruikers niet in het inhoudsgebied hoeven te klikken. (Op de Microsoft-website vindt u volledige informatie over de EOLAS-wijzigingen in Internet Explorer.)
• Als u een presentatie met een gekoppeld PPC-bestand (PPC-bestanden zijn gekoppeld aan PPT-presentatiebestanden die geluiden bevatten) hebt die is gemaakt met Presenter 6 of een eerdere versie, kunt u ervoor kiezen het PPT-bestand om te zetten en de nieuwe presentatie op te slaan als PPTX-bestand. Het PPCX-audiomanifestbestand wordt gemaakt en vervangt het oude PPC-bestand. De optie om bestanden om te zetten wordt ook weergegeven als u een Presenter 6presentatie opent die quizzen bevat met voorwaardelijke vertakkingen voor juiste en onjuiste antwoorden. De conversieoptie wordt automatisch weergegeven als u het oorspronkelijke PPT-bestand voor het eerst opent nadat u Presenter 7 hebt geïnstalleerd. Opmerking: Het omzettingsproces kan worden overgeslagen. Als u Presenter-functies probeert te gebruiken of het bestand opnieuw probeert te openen, wordt de conversieoptie echter opnieuw weergegeven. Als u de optie Opslaan als in het menu Bestand van PowerPoint gebruikt, wordt de presentatie bovendien automatisch omgezet naar de nieuwe Presenter 7-indeling.
• Als u een presentatie hebt die quizzen met vertakkingen bevat en die is gemaakt in Presenter 7, kunt u de vertakkingsinformatie behouden en de presentatie in een eerdere versie van Presenter gebruiken door deze te exporteren naar Presenter 5.x of 6.x. Raadpleeg “Presentaties opslaan als een oudere versie van Presenter” op pagina 7 voor meer informatie.
• De meest recente versie van Flash Player (Flash Player 9) wordt geïnstalleerd wanneer u Presenter installeert. • Wanneer u Presenter installeert of bijwerkt, wordt de oude versie verwijderd en kunt u deze niet meer gebruiken. Presenter-licenties
Adobe-software kan technologie voor elektronisch licentiebeheer bevatten waarmee naleving van de licentieovereenkomst voor het product wordt gecontroleerd. Als deze technologie aanwezig is, wordt u gevraagd de licentie voor het product binnen 30 dagen na het eerste gebruik te verifiëren. Deze verificatie is verplicht.
ADOBE PRESENTER 7 3 Adobe Presenter 7 gebruiken
De aanwijzingen op het scherm kunnen verschillen, afhankelijk van het type licentie: enkele gebruiker of meerdere gebruikers. Het type licentie is niet van invloed op de softwarefunctionaliteit. Tijdens het verificatieproces worden geen identiteitsgegevens van gebruikers verzameld, verzonden of gebruikt. Raadpleeg de Adobe-website voor meer informatie over dit onderwerp.
Presentaties maken Presenter Hoe kan ik-onderwerpen • “Een Presenter-presentatie maken” op pagina 6 • “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 • “Dia-eigenschappen wijzigen” op pagina 10 • “Presentatoren toevoegen en bewerken” op pagina 12 • “Bijlagen toevoegen en bewerken” op pagina 15 • “Audiobestanden toevoegen aan een presentatie” op pagina 19 • “Audio opnemen” op pagina 22 • “Video importeren” op pagina 30 • “Video opnemen” op pagina 31 • “Quizzen en vragen toevoegen” op pagina 33 • “Thema's maken en bewerken” op pagina 61 • “Publiceren naar een Connect Pro-server” op pagina 74
Presentaties maken met Presenter Met Adobe Presenter kunt u in drie stappen snel en gemakkelijk bijzonder geavanceerde en opvallende presentaties en e-learninginhoud maken: 1. Ontwerp uw presentatie.
Vanuit PowerPoint kan Presenter u helpen bij het uitvoeren van de volgende taken:
• Een bestaande PowerPoint-presentatie als uitgangspunt gebruiken voor een Presenter-presentatie. Zo kunt u zich de tijd en moeite besparen die u aan het maken van een nieuwe presentatie had moeten besteden.
• PowerPoint-bestanden snel en nauwkeurig omzetten. Ook PowerPoint-animaties worden volledig ondersteund. • De vormgeving van de interface van de presentatieviewer aanpassen met bedrijfslogo's, kleuren, biografieën van de presentatoren en foto's. 2. Bewerk uw presentatie.
Met Presenter kunt u presentaties op de volgende manieren aan uw wensen aanpassen:
• PowerPoint-presentaties uitbreiden met multimedia. Multimedia, waaronder audio (zoals voice-overs), video, quizzen en enquêtes toevoegen zonder PowerPoint te verlaten.
• Vooraf opgenomen audio in een presentatie importeren en met dia-animaties in PowerPoint synchroniseren. 3. Publiceer uw presentatie.
U kunt uw presentaties publiceren zodat gebruikers deze kunnen bekijken. Presenter biedt u de volgende functies:
• Presenter is diep geïntegreerd met alle Connect Pro Central-toepassingen, waaronder Connect Pro Training en Connect Pro Meetings, maar ook met Captivate®, Flash-inhoud en FLV-bestanden.
ADOBE PRESENTER 7 4 Adobe Presenter 7 gebruiken
• Presentaties weergeven in de interactieve Presenter-viewer. • Presenter-inhoud in LMS-systemen (Learning Management Systems) integreren. Presenter maakt inhoud die compatibel is met SCORM en AICC.
Zie ook “Een presentatie plannen” op pagina 5 “Beste werkwijzen in Presenter” op pagina 6
Presenter-werkruimte Presenter beschikt over de twee volgende componenten die auteurs samen helpen om inhoud te maken en te leveren aan gebruikers: Presenter Stelt schrijvers in staat inhoud samen te stellen. Presenter-viewer Stelt gebruikers in staat de omgezette Presenter-presentaties weer te geven en ermee te communiceren.
Alle Presenter-functies staan via het menu Adobe Presenter in PowerPoint ter beschikking van de makers van inhoud.
Alle opties voor het ontwerpen van een presentatie staan in het menu Adobe Presenter in PowerPoint XP.
Alle opties voor het ontwerpen van een presentatie staan in het menu Adobe Presenter in PowerPoint 2007.
Zie ook “Een Presenter-presentatie maken” op pagina 6 “Een quiz maken” op pagina 35
ADOBE PRESENTER 7 5 Adobe Presenter 7 gebruiken
Elementen van presentaties U kunt tijdens de planningsfase overwegen om de volgende elementen aan uw presentatie toe te voegen: Titeldia's Titeldia's worden meestal gevormd door de eerste of tweede dia in een presentatie en ze beschrijven waar de inhoud over gaat. Info over de presentator Hier vindt u de naam, titel, foto, contactgegevens en een korte levensloop van de presentator of
de presentatoren. Aangepaste logo's Voeg een bedrijfslogo toe om de presentatie aan de bedrijfsstijl aan te passen. Copyrightgegevens Afhankelijk van de lengte van deze gegevens kunt u de copyrightvermelding op de eerste of laatste dia in een presentatie plaatsen. U kunt ook een aparte dia met alleen de copyrightgegevens maken. Openingsdia's en afsluitende dia's U kunt een duidelijk begin en einde maken om gebruikers duidelijk te maken waar de
presentatie begint en eindigt en waar de tussenliggende dia's behoren. U kunt dezelfde openingsdia en afsluitende dia gebruiken voor een aantal presentaties voor een herkenbare, professionele vormgeving. Dia's die secties van elkaar scheiden U kunt ook scheidingsdia's gebruiken om de secties in een presentatie van elkaar te scheiden. Scheidingsdia's zijn vooral handig in lange presentaties. Geluid Voice-overs, muziek of geluidseffecten kunnen een geheel nieuwe dimensie toevoegen aan presentaties. Quizzen Laat gebruikers communiceren met de presentatie, terwijl u hun vorderingen bijhoudt of informatie vergaart (enquêtes). Bijlagen Voeg bestaande informatie toe om de boodschap van presentaties te versterken. U kunt documenten, spreadsheets, koppelingen naar webpagina's en afbeeldingen als bijlagen opnemen.
Zie ook “Een Presenter-presentatie maken” op pagina 6 “Een quiz maken” op pagina 35
Een presentatie plannen Het kan nuttig zijn om uw presentatie goed te plannen. Bedenk eerst wat de gebruiker van uw presentatie moet opsteken. Als u deze doelstelling duidelijk definieert, kunt u een alomvattend plan voor succes opstellen. Nadat u de doelstelling van de presentatie hebt gedefinieerd, kunt u een bestaande PowerPoint-presentatie nemen en deze verfraaien met de meest effectieve Presenter-opties. 1. Ontwerp uw presentatie.
Gebruik storyboards, scripts of andere geschikte hulpmiddelen. Bedenk welke elementen u wilt opnemen in de presentatie. (Raadpleeg “Elementen van presentaties” op pagina 5 voor meer informatie.) 2. Start PowerPoint.
U kunt een bestaande PowerPoint-presentatie openen of een nieuwe presentatie maken. 3. Neem gesproken tekst en andere speciale elementen op in de presentatie.
Voeg in PowerPoint opgenomen gesproken tekst, quizzen, video, informatie over de presentator en andere opties toe aan uw presentatie, allemaal vanuit het menu Adobe Presenter. Voeg bijlagen toe, zoals webpagina's of documenten, en pas het thema (het uiterlijk van de presentatieviewer) aan voor elke presentatie. 4. Geef een voorvertoning weer van uw presentatie.
Bekijk de presentatie op uw computer door de presentatie lokaal te publiceren. Op deze manier kunt u de timing en toegevoegde onderdelen testen.
ADOBE PRESENTER 7 6 Adobe Presenter 7 gebruiken
5. Publiceer de presentatie.
Publiceer de presentatie naar Connect Pro Server. U kunt de presentatie ook op een cd branden of uploaden naar het web via een extern FTP-programma.
Zie ook “Een Presenter-presentatie maken” op pagina 6 “Presenter-presentaties bewerken” op pagina 10
Beste werkwijzen in Presenter De volgende beste werkwijzen worden aanbevolen voor het maken van presentaties:
• Ontwerp uw onlinepresentatie op basis van de bandbreedte van de gebruikers. Als uw gebruikers over snelle breedbandverbindingen beschikken, kunt u een afbeeldingsintensieve presentatie met vele animaties maken. Als de gebruikers echter over een tragere verbinding beschikken, kunt u beter alleen statische afbeeldingen (geen animaties) of helemaal geen afbeeldingen gebruiken om ervoor te zorgen dat de gebruikers de presentatie probleemloos kunnen weergeven. Met Presenter kunt u ook de kwaliteit van afbeeldingen en audiobestanden verlagen om inhoud te maken die geschikt is voor gebruikers met tragere verbindingen.
• Het is ook verstandig een script te schrijven voordat u de audio voor uw presentatie opneemt. Soms is het moeilijker om in een microfoon te spreken dan een live-presentatie te geven voor een publiek. U kunt ook een script voor de volledige presentatie schrijven voordat u de audio voor de presentatie opneemt, dan weet u zeker dat alle belangrijke aspecten probleemloos worden verwerkt. (U kunt in PowerPoint geschreven dianotities gemakkelijk importeren naar Presenter en deze als (basis voor het) script gebruiken.)
• Voeg animaties toe om de presentatie te verfraaien als uw publiek over een snelle verbinding beschikt. Presenter biedt ondersteuning voor PowerPoint-animaties, zodat u krachtige, geanimeerde multimediapresentaties kunt maken. Animaties onderstrepen uw boodschap en verbeteren het kijkplezier van de gebruiker. (Animaties moeten zijn ingesteld op Bij klikken.)
• Voeg video toe aan presentatiedia's of het zijpaneel om informatie die u al hebt, te hergebruiken. Video is geschikt voor gebruikers met snelle verbindingen.
• Maak geen presentaties die zo groot zijn dat ze onhanteerbaar worden. Eén PowerPoint-presentatie komt meestal overeen met één module of cursus. Een module bevat meestal zo'n 20 tot 40 dia's, hetgeen overeenkomt met een gebruikerssessie van 15 tot 45 minuten.
• Geef een voorvertoning weer van de presentatie door deze lokaal te publiceren naar een Connect Pro Server. Door een voorvertoning weer te geven, kunt u de omgezette presentatie bekijken en controleren of deze aan uw verwachtingen voldoet.
• Geef de dia's titels, zodat gebruikers gemakkelijk toegang hebben tot alle dia's. Controleer of de titels in het PowerPointoverzicht voor alle dia's (inclusief de dia's met alleen maar afbeeldingen) staan voordat u de presentatie publiceert.
Zie ook “Een presentatie plannen” op pagina 5
Een Presenter-presentatie maken Presenter-presentaties zijn altijd gebaseerd op PowerPoint-presentaties. Als u een nieuwe presentatie wilt starten, opent u een bestaande PowerPoint-presentatie (of maakt u een nieuwe presentatie) en voegt u alle functies toe die beschikbaar zijn in Presenter. Raadpleeg het desbetreffende gedeelte voor meer informatie over het toevoegen van deze functies. 1 Open in PowerPoint een presentatie (.ppt of .pptx) of maak een nieuwe presentatie door Bestand > Nieuw te selecteren. 2 Kies in Adobe Presenter de Presenter-functies die u aan uw presentatie wilt toevoegen. U hoeft niets te wijzigen voordat u de presentatie publiceert, maar door Presenter-functies zoals gesproken tekst, videobestanden, SWF-bestanden, quizzen, bijlagen en een thema toe te voegen, kunt u de presentatie uitbreiden en hebt u de mogelijkheid te experimenteren met de beschikbare functies van Presenter.
ADOBE PRESENTER 7 7 Adobe Presenter 7 gebruiken
3 Geef een voorvertoning van de presentatie weer door deze te lokaal publiceren op uw computer. 4 Keer na de voorvertoning, indien nodig, terug naar stap 2 en bewerk de presentatie. 5 Als u klaar bent, publiceert u de presentatie naar Connect Pro Server.
Zie ook “Quizzen en vragen toevoegen” op pagina 33 “Lokaal publiceren” op pagina 71 “Publiceren naar een Connect Pro-server” op pagina 74
Presentaties opslaan als een oudere versie van Presenter U kunt presentaties opslaan als Presenter 5.x- of 6.x-bestanden. Het kan nuttig zijn om een presentatie in een oudere indeling op te slaan als u samenwerkt met iemand die alleen over een oudere versie van Presenter beschikt. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Help > Exporteren naar Presenter 5.x en 6.x. Opmerking: Als een presentatie videobestanden bevat en wordt omgezet in de Presenter 5.x- of 6.x-indeling, worden de video's niet omgezet.
Zie ook “Een Presenter-presentatie maken” op pagina 6
Een Articulate Presenter-bestand openen in Adobe Presenter Bestanden die zijn gemaakt in Articulate® Presenter, kunnen worden geopend en bewerkt in Adobe Presenter. De oorspronkelijke Articulate-presentatie wordt nooit aangepast. Er wordt een kopie van de presentatie omgezet en geopend in Adobe Presenter. De Articulate-map met middelen moet beschikbaar zijn bij het Articulate-presentatiebestand. Zonder de map met middelen en de inhoud daarvan kunnen Articulate-functies niet worden geïmporteerd in de presentatie als deze wordt geopend in Adobe Presenter. Adobe Presenter biedt ondersteuning voor de meeste Articulate Presenter-gegevens, waaronder Flash, audio en quizgegevens (zo lang de Articulate Presenter-map met middelen beschikbaar is). De volgende Articulate Presenterfuncties worden niet ondersteund: Learning-games, Engage-interacties en Webobject invoegen. Niet alle vraagtypen uit Articulate Presenter worden ondersteund in Adobe Presenter. Niet-ondersteunde vragen worden niet geïmporteerd tijdens het omzetproces. Er wordt een gedetailleerd lograpport (ConversionLog.log) gegenereerd aan het eind van het omzetproces. Hierin vindt u details over de omzetting, inclusief vragen die niet zijn geïmporteerd.
Een in Articulate Presenter gemaakte presentatie importeren Bestanden die zijn gemaakt in Articulate Presenter, kunnen worden geopend en bewerkt in Adobe Presenter. 1 Open in PowerPoint een presentatie (PPT- of PPTX-bestand) die is gemaakt in Articulate Presenter. 2 Klik in het dialoogvenster voor omzetting op Ja. 3 Kies een naam en opslaglocatie voor de omgezette presentatie. 4 (Optioneel) Als u de informatie in het logbestand van de omzetting wilt weergeven, klikt u op Logbestand weergeven. (U kunt het logbestand ook op elk gewenst moment weergeven met Windows Verkenner. Ga naar de locatie die u hebt opgegeven in stap 3, klik met de rechtermuisknop op het bestand ConversionLog.log en selecteer Openen met > Kladblok.) 5 Klik op Sluiten nadat de omzetting is voltooid. 6 Bewerk in Adobe Presenter het nieuwe, omgezette bestand. Voeg naar wens Adobe Presenter-functies toe.
ADOBE PRESENTER 7 8 Adobe Presenter 7 gebruiken
Presentaties voor mobiele apparaten maken U kunt Presenter gebruiken om presentaties te maken die kunnen worden weergegeven op mobiele apparaten die ondersteuning bieden voor Adobe® Flash® Lite™ 3 of later. U kunt aanpassingen maken in bestaande presentaties zodat deze geschikter zijn voor mobiele apparaten of u kunt nieuwe presentaties maken die specifiek zijn ontworpen voor mobiele apparaten. Raadpleeg www.adobe.com/go/kb_nl voor meer informatie. Opmerking: Raadpleeg www.adobe.com/go/mobile_supported_devices_nl/ voor een bijgewerkte lijst met apparaten die ondersteuning bieden voor Flash Lite.
Zie ook “Een Presenter-presentatie maken” op pagina 6 “De audiokwaliteit voor een presentatie instellen” op pagina 28 “Animaties, afbeeldingen en Flash-bestanden (.swf) toevoegen” op pagina 17
Een presentatie voorvertonen Als u uw werk wilt controleren, kunt u op elk gewenst moment een voorvertoning van uw presentatie weergeven op uw lokale computer. Het weergeven van een voorvertoning is een eenvoudige manier om te zien hoe de presentatie er voor de gebruikers uitziet. Tijdens een voorvertoning wordt een presentatie in uw standaardwebbrowser weergegeven. Alle functies in de presentatie, zoals audio en quizzen, functioneren precies als in de Presenter-viewer. De presentatie wordt weergegeven met alle ingestelde thema's en gekozen kleuren. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Publiceren. 3 Selecteer Deze computer links in het scherm. 4 (Optioneel) Klik op Kiezen en navigeer naar een andere opslaglocatie voor Presenter-bestanden. 5 (Optioneel) Selecteer Uitvoer weergeven na publicatie om het bestand index.htm te openen in uw standaardbrowser nadat het publicatieproces is voltooid. 6 (Optioneel) Selecteer Pakket comprimeren om alle presentatiebestanden toe te voegen aan een ZIP-bestand. Een ZIPpakket is handig als u de bestanden aan iemand wilt geven of sturen, zodat deze persoon een voorvertoning kan weergeven. (De optie Uitvoer weergeven is niet beschikbaar als u Pakket comprimeren selecteert. Als u de bestanden wilt weergeven, gebruikt u Windows Verkenner om naar de map met gepubliceerde bestanden te gaan.) 7 (Optioneel) Selecteer Cd-pakket als u de presentatie na de voorvertoning gaat distribueren op een cd-rom. (Als u deze optie selecteert, kunt u de presentatie op een cd-rom branden en als de cd wordt geopend, wordt de presentatie automatisch afgespeeld.) 8 Klik op Publiceren. Wanneer u de presentatie publiceert, wordt er een nieuwe map met dezelfde naam als de presentatie aangemaakt in de map Mijn documenten\My Adobe Presentations. De nieuwe map bevat alle presentatiebestanden, kopieën van bijlagen en alle audio-, video- en afbeeldingsbestanden die deel uitmaken van de presentatie. 9 Als u de optie Uitvoer weergeven hebt geselecteerd in stap 4, wordt de presentatie weergegeven in uw standaardbrowser.
ADOBE PRESENTER 7 9 Adobe Presenter 7 gebruiken
A
B
C
D
E
Gepubliceerde presentatie met weergegeven zijpaneel A. Voorvertoning van dia B. Viewerzijpaneel C. Deelvensters D. Werkbalk E. Zijpaneel weergeven/verbergen
Gepubliceerde presentatie met verborgen zijpaneel
Zie ook “Een presentatie publiceren naar PDF” op pagina 72 “Publiceren naar een Connect Pro-server” op pagina 74
ADOBE PRESENTER 7 10 Adobe Presenter 7 gebruiken
Presenter-presentaties bewerken De titel van een presentatie wijzigen U kunt de presentatietitel op elk gewenst moment bewerken. De titel wordt weergegeven in de Adobe Presenter-viewer.
De presentatietitel wordt boven in het browservenster en in het viewerzijpaneel weergegeven.
1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Selecteer het tabblad Vormgeving. 4 Voer een nieuwe naam in voor de presentatie in het tekstvak Titel en klik op OK.
Een samenvatting van een presentatie toevoegen Een presentatiesamenvatting bestaat meestal uit een korte beschrijving van de inhoud van de presentatie. Deze optionele samenvatting is een handig organisatiehulpmiddel voor schrijvers. De samenvatting wordt alleen bij de instellingen weergegeven, deze maakt geen deel uit van de gepubliceerde presentatie en gebruikers krijgen de samenvatting niet te zien. Opmerking: De samenvatting van de presentatie wordt weergegeven in Connect Pro Server nadat een presentatie naar de server is gepubliceerd. Samenvattingen kunnen worden bewerkt in Connect Pro Central. Schrijvers van presentaties kunnen samenvattingen doorzoeken en de samenvatting weergeven wanneer ze de inhoudsgegevens bekijken. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Selecteer het tabblad Vormgeving. 4 Typ een beschrijving van de inhoud van de presentatie in het tekstvak Samenvatting en klik op OK.
Dia-eigenschappen wijzigen U kunt de eigenschappen van de dia's in een presentatie op elk gewenst moment heel gemakkelijk weergeven en wijzigen. Tot de dia-eigenschappen behoren de titel, navigatienaam, navigatieopties, multimedia-informatie, vergrendelingsinformatie en de naam van de presentator. Ook worden voor alle dia's pictogrammen weergegeven die audio, video en Flash vertegenwoordigen. Als een dia een van deze typen multimedia bevat, wordt het betreffende pictogram gekleurd weergegeven. Als dit niet zo is, wordt het pictogram grijs weergegeven. In het dialoogvenster Eigenschappen dia kunt u snel en gemakkelijk wijzigingen aanbrengen in een groep dia's. Stel bijvoorbeeld dat u een presentator hebt toegewezen aan alle dia's, maar dat een andere presentator de gesproken tekst voor een aantal dia's inspreekt. U kunt de dia-eigenschappen gebruiken om de nieuwe presentator toe te wijzen aan deze dia's. Opmerking: Video op het zijpaneel kan nu worden toegevoegd met de Presenter-menuopties Flash invoegen en Video importeren.
ADOBE PRESENTER 7 11 Adobe Presenter 7 gebruiken
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 De dia-eigenschappen van alle dia's weergeven
U kunt vanaf één centrale locatie een korte beschrijving weergeven van alle dia's in een presentatie. U kunt bijvoorbeeld zien welke presentatoren zijn gekoppeld aan iedere dia, of navigatienamen zijn toegewezen en of de gebruiker de volgende dia moet aanklikken. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Diabeheer. 3 Gebruik de schuifbalk aan de rechterkant om de eigenschappen van alle dia's in de presentatie weer te geven. Een navigatienaam instellen
U kunt een navigatienaam instellen voor een dia die afwijkt van de diatitel. Een duidelijke, beschrijvende navigatienaam kan gebruikers helpen door de gepubliceerde presentatie te navigeren. De navigatienaam wordt in het zijpaneel (de deelvensters Overzicht en Miniatuur) van de gepubliceerde presentatie weergegeven. Een navigatienaam is handig als uw dia's lange titels hebben of als u in de uiteindelijke presentatie een beschrijvender naam wilt weergeven voor gebruikers dan de titel van de dia. Zo kan de eerste dia in een presentatie bijvoorbeeld de titel ''Inleiding'' hebben, maar kunt u er de navigatienaam ''Informatie over product X'' aan toewijzen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Diabeheer. 3 Selecteer een dia en klik rechts van Navigatienaam op de naam van de koppeling. (Als er geen navigatienaam is ingesteld, wordt Geen weergegeven als koppeling.) 4 Voer in het tekstvak Navigatienaam de tekst in die u wilt gebruiken. 5 Klik op OK.
Diatitels (links) die zijn gewijzigd in navigatienamen (rechts)
Opties voor Ga naar dia instellen
Normaal gesproken worden de dia's van een presentatie lineair doorlopen, maar u kunt de diavolgorde wijzigen met de optie Ga naar dia. Met deze optie kunt u dia's in een presentatie overslaan zonder ze te moeten verwijderen. De optie Ga naar dia kan handig zijn als u een presentatie maakt voor verschillende soorten publiek. Zo kunt u bijvoorbeeld een presentatie met de secundaire arbeidsvoorwaarden voor zowel fulltime- als parttimemedewerkers maken. De voorwaarden die alleen voor fulltimemedewerkers gelden, kunt u dan overslaan in de presentatie voor parttimemedewerkers. De optie Ga naar dia werkt hetzelfde voor presentaties die zijn gepubliceerd naar Connect Pro Server en presentaties die lokaal worden weergegeven in een browser.
ADOBE PRESENTER 7 12 Adobe Presenter 7 gebruiken
Opmerking: Als u een presentatie wilt gebruiken als een Connect Training-cursus, kunt u de optie Ga naar dia beter niet gebruiken. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Diabeheer. 3 Selecteer een dia en klik op de koppelingstekst naast Ga naar (de koppelingstekst is standaard Geen). 4 Selecteer in het keuzemenu Ga naar dia de dia waarnaar de presentatie moet springen. 5 Klik op OK. Dianavigatie instellen
Standaard wordt automatisch de volgende dia in een presentatie weergegeven. U kunt echter de standaardinstelling zodanig instellen dat de volgende afzonderlijke dia alleen wordt weergegeven wanneer de gebruiker op Volgende klikt. Dit is bijvoorbeeld handig voor dia's met een interactieve Adobe Captivate-simulatie zonder ingestelde afspeelduur. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Diabeheer. 3 Selecteer een dia en klik naast Handmatige voortgang op Nee of Ja om een optie te selecteren. 4 (Optioneel) Als u alle dia's wilt instellen, klikt u op Alles selecteren, op Bewerken en selecteert u Handmatige voortgang. 5 Klik op OK. Dia's vergrendelen
U kunt een dia vergrendelen voor de opgegeven diaduur. Door een dia te vergrendelen, kunt u ervoor zorgen dat toeschouwers een dia gedurende een specifieke minimumduur bekijken en deze niet snel overslaan. Als u een dia vergrendelt, worden de navigatie-elementen en de navigatiemogelijkheden in de deelvensters Overzicht en Miniatuur uitgeschakeld. Quiz- en vraagdia's kunnen niet worden vergrendeld. Opmerking: De dia's zijn alleen vergrendeld als ze voor de eerste keer worden bekeken. Als een dia nogmaals wordt bekeken, is de dia niet vergrendeld en zijn de navigatie-elementen niet uitgeschakeld. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Diabeheer. 3 Selecteer een dia en klik naast Dia vergrendelen op Ja of Nee om een optie te selecteren. 4 (Optioneel) Als u alle dia's wilt vergrendelen, klikt u op Alles selecteren, op Bewerken en selecteert u Dia vergrendelen. 5 Klik op OK.
Presentatoren toevoegen en bewerken Een presentator is de persoon die tijdens een presentatie informatie verschaft. Als de presentatie bijvoorbeeld over softwaretraining gaat, kan de presentator een instructeur, trainer of productmanager zijn. Eén presentator kan zijn toegewezen aan alle dia's in een presentatie of er kunnen verschillende presentatoren zijn toegewezen aan verschillende dia's. U kunt gedetailleerde informatie over een presentator weergeven, zoals zijn of haar naam, functie, enkele biografische notities, een bedrijfslogo en contactgegevens. Deze informatie kan een presentatie geloofwaardiger, persoonlijker en interessanter maken.
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
ADOBE PRESENTER 7 13 Adobe Presenter 7 gebruiken
Een nieuw presentatorprofiel toevoegen
In Presenter worden presentatorprofielen op één centrale locatie opgeslagen. U kunt deze profielen gebruiken in alle presentaties die u maakt. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Voorkeuren. 3 Selecteer het tabblad Presentatoren. 4 Klik op Toevoegen. 5 Typ de naam van de nieuwe presentator. Opmerking: U hoeft alleen het tekstvak Naam in te vullen om een presentator te maken. 6 (Optioneel) Geef een functie op, zoals Accountant. 7 (Optioneel) Klik naast het tekstvak Foto op Bladeren en navigeer naar een afbeeldingsbestand in de JPEG- of PNGindeling. De aanbevolen grootte voor een presentatorfoto is 88 x 118 pixels. Nadat u een afbeeldingsbestand hebt geselecteerd, wordt de desbetreffende afbeelding weergegeven in het gebied Foto presentator rechts in het scherm. Tijdens de presentatie wordt de afbeelding precies op deze grootte weergegeven in de Presenter-viewer. 8 (Optioneel) Klik naast het tekstvak Logo op Bladeren en navigeer naar een logobestand in de JPEG- of PNG-indeling. De aanbevolen grootte voor een logo is 148 x 52 pixels. Nadat u een afbeeldingsbestand hebt geselecteerd, wordt de desbetreffende afbeelding weergegeven in de voorvertoning Logo rechts in het scherm. Tijdens de presentatie wordt het logo precies op deze grootte weergegeven in de Presenter-viewer. Opmerking: Als u video op het zijpaneel hebt toegevoegd, wordt deze video weergegeven in het logogebied. Als u ook een logobestand hebt toegevoegd, krijgt het videobestand prioriteit en wordt het logo niet weergegeven. 9 (Optioneel) Geef een e-mailadres op. 10 (Optioneel) Geef in het tekstvak Biografie informatie op over de presentator, zoals zijn opleiding en beroepservaring, telefoonnummer of functie. 11 Kies Standaardinstelling als u deze persoon wilt instellen als de standaardpresentator voor alle presentaties. 12 Klik op OK. 13 Klik op Sluiten. De presentator voor een volledige presentatie instellen
1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Diabeheer. 3 Klik op Alles selecteren. 4 Klik op Bewerken. 5 Selecteer in het keuzemenu Gepresenteerd door een naam uit de lijst. 6 Klik op OK. 7 Klik op Sluiten. De presentator voor dia's instellen
U kunt dezelfde presentator instellen voor alle dia's of verschillende presentatoren instellen voor afzonderlijke dia's. U kunt ook geen presentator instellen voor een of meer dia's. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Diabeheer. 3 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Als u de presentator voor een afzonderlijke dia wilt instellen, selecteert u de dia en klikt u op de koppeling rechts van Gepresenteerd door. Gebruik het menu om een presentator te selecteren.
ADOBE PRESENTER 7 14 Adobe Presenter 7 gebruiken
• Als u de presentator voor alle dia's wilt instellen, klikt u op Alles selecteren, op Bewerken, gebruikt u het menu Gepresenteerd door om een presentator te selecteren, en klikt u op OK. 4 Klik op OK. Een presentator bewerken
1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Voorkeuren. 3 Selecteer het tabblad Presentatoren. 4 Selecteer een presentator in de lijst en klik op Bewerken of dubbelklik op een presentator. 5 Wijzig de eigenschappen, zoals de functie, het e-mailadres of de biografie. 6 Klik op OK. 7 Klik op Sluiten. Een presentator verwijderen
U kunt een presentator en alle overeenkomstige informatie, zoals de biografie en het e-mailadres, op elk gewenst moment wijzigen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Voorkeuren. 3 Selecteer het tabblad Presentatoren. 4 Selecteer een presentator in de lijst en klik op Verwijderen. (Als de presentator die u wilt verwijderen aan een van de dia's in de presentatie is gekoppeld, wordt ''Geen'' aangegeven als presentator voor die dia.) 5 Klik op Sluiten.
Info over bijlagen Bijlagen zijn bestanden of koppelingen die toeschouwers van de presentatie aanvullende informatie verschaffen. Gebruik bijlagen om bestaande inhoud, zoals webpagina's, documenten, Adobe PDF-bestanden, FlashPaper-documenten, SWFbestanden of spreadsheets, toe te voegen aan een presentatie. U kunt ook koppelingen toevoegen naar websites of documenten die worden gehost met Connect Pro Server of een systeem van derden. Als een presentatie bijlagen bevat, wordt onder aan de Presenter-viewer een knop Bijlagen weergegeven. De gebruiker kan op deze knop klikken om een lijst met aan de presentatie gekoppelde bijlagen weer te geven en vervolgens op een vermelde bijlage klikken om deze te openen. Opmerking: Bij sommige webbrowsers moet de gebruiker bijlagen eerst lokaal op de computer opslaan om deze te kunnen openen en bekijken.
Het venster Bijlagen waarin verschillende typen bijlagen worden vermeld
Op basis van het type worden bijlagen geopend in een toepassing of in de standaardbrowser:
ADOBE PRESENTER 7 15 Adobe Presenter 7 gebruiken
Type bijlage
Wordt geopend in
FlashPaper
Standaardwebbrowser
Microsoft Word-document
Microsoft Word (indien geïnstalleerd)
Microsoft Excel-spreadsheet
Microsoft Excel (indien geïnstalleerd)
Microsoft PowerPoint-presentatie
Microsoft PowerPoint
Tekstbestand (.txt)
Standaardteksteditor, zoals Kladblok of Wordpad
PDF
Adobe Reader (indien geïnstalleerd)
SWF-bestand
Standaardwebbrowser, zoals Internet Explorer of Mozilla Firefox
Afbeelding of grafisch bestand
Standaardwebbrowser, zoals Internet Explorer of Mozilla Firefox
URL
Standaardwebbrowser, zoals Internet Explorer of Mozilla Firefox
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 “SWF-bestanden toevoegen aan presentaties en deze beheren” op pagina 29
Bijlagen toevoegen en bewerken Voeg webpagina's, documenten, PDF-bestanden, FlashPaper-documenten, SWF-bestanden of spreadsheets toe aan uw presentatie. U kunt ook koppelingen toevoegen naar websites of documenten die worden gehost met Connect Pro Server of een systeem van derden. Belangrijk: Bijlagen naar presentaties die lokaal zijn gepubliceerd in plaats van naar Connect Pro Server, worden als gevolg van beveiligingsbeperkingen die zijn toegevoegd door Microsoft, mogelijk niet juist weergegeven in Internet Explorer. In Adobe Presenter wordt een presentatie die lokaal is gepubliceerd, uitgevoerd in Flash Player. Het downloaden van bestanden uit Flash Player wordt als onveilig aangemerkt in Internet Explorer. U kunt dit probleem op twee manieren omzeilen: U kunt Connect Pro Server (of een ander LMS, learning management system) gebruiken om de presentatie te publiceren, of u kunt het bijgesloten bestand beschikbaar maken als download via een webbrowser of netwerkstation waartoe gebruikers toegang hebben en vervolgens de hyperlink-functie van PowerPoint gebruiken om de bijlagen weer te geven.
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 “SWF-bestanden toevoegen aan presentaties en deze beheren” op pagina 29 Een bijlage toevoegen aan een presentatie
1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Selecteer het tabblad Bijlagen. 4 Klik op Toevoegen. 5 Geef een unieke naam op voor de bijlage. 6 Selecteer Bestand of Koppeling in het keuzemenu Type.
• Klik op Bladeren en navigeer naar een bestand om dat bestand te koppelen. • Typ het volledige pad van een koppeling die u wilt koppelen in het tekstvak URL. 7 Klik op OK.
ADOBE PRESENTER 7 16 Adobe Presenter 7 gebruiken
Koppelingen naar documenten toevoegen en testen
Koppelingen naar documenten in Connect Pro Server of een systeem van derden zijn een type bijlage. U kunt bijvoorbeeld een koppeling maken van tekst op een PowerPoint-dia naar een SWF-bestand. Wanneer u een koppeling naar een document tot stand brengt, kan het nodig zijn het document naar de bronnenmap voor het document te kopiëren, zodat het document op de juiste wijze wordt weergegeven in de presentatie. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Navigeer naar de dia waarnaar u de koppeling wilt toevoegen. 3 Selecteer de tekst die u als de koppeling wilt gebruiken. 4 Selecteer Hyperlink in het menu Invoegen. 5 Navigeer naar het bestand waarnaar u wilt koppelen en klik op OK. 6 Als u de koppeling wilt testen, geeft u een voorvertoning van de presentatie weer door Adobe Presenter > Publiceren te selecteren. 7 Selecteer Deze computer. 8 Selecteer Uitvoer weergeven na publicatie. 9 Klik op Publiceren. (Klik op Ja als er een bericht wordt weergegeven waarin staat dat alle bestanden worden verwijderd. Iedere keer als u een presentatie genereert, worden de bestanden in de huidige uitvoermap verwijderd en vervangen door de opnieuw gegenereerde bestanden.) 10 Navigeer naar de dia met de koppeling en klik op de koppeling. 11 Als er een bericht wordt weergegeven met een tekst vergelijkbaar met 'Kan bestand://C:\Documents and Settings\jsmith\Mijn documenten\My Adobe Presentations\NaamPresentatie\data\resources\sample.swf niet vinden', moet u het bestand kopiëren naar de bronnenmap (deze map bevindt zich standaard in C:\Mijn documenten\My Adobe Presentations\[naam presentatie]\data\resources). Maak een notitie van het in het bericht opgegeven pad en sluit de presentatie in uw webbrowser. 12 Open Windows Verkenner. Navigeer naar de huidige locatie van het bestand. 13 Klik met de rechtermuisknop op het bestand en selecteer Kopiëren. 14 Navigeer naar de locatie die werd vermeld in het foutbericht, zoals een adres dat lijkt op het voorbeeld voor stap 10. 15 Klik met de rechtermuisknop op de bronnenmap en selecteer Plakken. 16 Volg de stappen 6 tot en met 8 om een voorvertoning van de presentatie weer te geven en de koppeling opnieuw te testen. Koppelingen naar bestanden tot stand brengen
Als u koppelingen maakt van een presentatie naar een bestand en het pad van de koppeling relatief is ten opzichte van de locatie van de presentatie, dient u enkele stappen uit te voeren om ervoor te zorgen dat de koppelingen goed werken. Dit is te wijten aan de methode die PowerPoint gebruikt voor het beheer van relatieve koppelingen. (PowerPoint lost echter wel alle koppelingen naar bestanden op hetzelfde station als het PPT- of PPTX-bestand op.) 1 Navigeer in Windows Verkenner naar de map met het PPT- of PPTX-bestand van de presentatie (bijvoorbeeld C:\Map A\test.ppt). 2 Maak een submap in de map met het PPT- of PPTX-bestand van de presentatie (bijvoorbeeld C:\Map A\Koppelingen). 3 Kopieer alle bestanden waarnaar u vanuit de presentatie wilt kunnen koppelen naar de nieuwe submap. 4 Maak in de presentatie koppelingen naar de bestanden. 5 Publiceer de presentatie. Maak een notitie van de locatie van de map met de gepubliceerde inhoud (bijvoorbeeld C:\Preso). 6 Kopieer de in stap 2 gemaakte submap met de koppelingen naar de submap Date\Resources van de map met de gepubliceerde inhoud uit stap 5. Kopieer bijvoorbeeld de koppelingenmap van C:\Map A\Koppelingen naar C:\Preso\Data\Resources\Koppelingen.
ADOBE PRESENTER 7 17 Adobe Presenter 7 gebruiken
Opmerking: In plaats van koppelingen kunt u ook bijlagen gebruiken. In het geval van bijlagen worden de bestanden automatisch opgenomen in de gepubliceerde inhoud. De naam, het type of de locatie van een presentatiebijlage wijzigen
Nadat u een bijlage aan een presentatie hebt toegevoegd, kunt u de informatie over de bijlage bewerken. Opmerking: Als u de inhoud van de bijlage wilt bewerken, opent u het bestand in de toepassing waarin het is gemaakt. Als u klaar bent met bewerken, opent u Presenter en verwijdert u de oude bijlage. Voeg vervolgens de bijgewerkte bijlage toe. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Selecteer het tabblad Bijlagen. 4 Selecteer een bijlage en klik op Bewerken of dubbelklik op een bijlage. 5 Wijzig de bestandsnaam, het type (bestand of koppeling) of de locatie en klik op OK. 6 Klik op OK. Een presentatiebijlage verwijderen
1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Selecteer het tabblad Bijlagen. 4 Selecteer een bijlage en klik op Verwijderen. 5 Klik op OK. Als een map met bijlagen per ongeluk wordt verwijderd, wordt de volgende keer dat het presentatiebestand (.ppt of .pptx) wordt geopend en opgeslagen, een dialoogvenster weergeven voor elke verwijderde bijlage. In het venster wordt gemeld dat de bijlage ontbreekt. Het dialoogvenster bevat drie opties: u kunt naar de bijlage bladeren met Windows Verkenner, u kunt de bijlage uit de presentatie verwijderen en u kunt de melding negeren. Als u Negeren selecteert, wordt het dialoogvenster niet meer weergegeven, tenzij de presentatie wordt gesloten, opnieuw wordt geopend en Opslaan wordt geselecteerd.
Animaties, afbeeldingen en Flash-bestanden (.swf) toevoegen Het is mogelijk animaties en SWF-bestanden in uw Presenter-presentaties op te nemen. Wanneer u al over PowerPoint-animaties beschikt, zoals vliegende of uit het beeld verdwijnende tekst, worden deze naadloos omgezet door Presenter. In de uiteindelijke presentatie worden ze precies zo weergegeven als in PowerPoint. (In de Adobe Knowledgebase op vindt u de meest recente lijst met ondersteunde PowerPoint-animaties.) Opmerking: Presenter kan animaties alleen besturen als deze zijn ingesteld op Bij klikken. U hebt geen controle over de animaties in het diamodel. U dient de animaties dan uit het diamodel te verwijderen en ze op afzonderlijke dia's te plaatsen.
Zie ook “Dia-eigenschappen wijzigen” op pagina 10 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 De tijdinstellingen van audio en animaties synchroniseren
Nadat u een voorvertoning van een presentatie hebt weergegeven, kunt u de tijdinstellingen van PowerPoint-animaties bewerken om deze beter te synchroniseren met toegevoegde audiobestanden. Als u een dia met tekst met opsommingstekens hebt die komt 'binnenvliegen', kunt u de timing bijvoorbeeld aanpassen zodat de audiotrack synchroon loopt met de actie van de geanimeerde tekst.
ADOBE PRESENTER 7 18 Adobe Presenter 7 gebruiken
Opmerking: Met het dialoogvenster Audio synchroniseren kunt u alleen PowerPoint-animaties met de eigenschap Bij muisklik synchroniseren. Animaties met tijdinstellingen daarentegen gebruiken de tijdinstelling die is ingesteld in het dialoogvenster Aangepaste animatie in PowerPoint. Animaties kunnen alleen worden gesynchroniseerd met audiobestanden, niet met videobestanden. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Audio synchroniseren. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Sync.) 3 Klik in het dialoogvenster Audio synchroniseren desgewenst op Vorige of Volgende om naar de dia te navigeren die de timing bevat die u wilt aanpassen. 4 Klik op Tijdinstellingen wijzigen
om de audio af te spelen.
5 Klik tijdens het afspelen van de audio op Volgende animatie om de tijdinstelling van de eerste animatie te synchroniseren met de audio. Selecteer nogmaals Volgende animatie om de tijdinstelling van de volgende animatie te synchroniseren. Herhaal deze stap voor alle animaties op de dia. 6 Als u klaar bent en de audio is afgespeeld, klikt u op Afspelen om de dia en animaties met de nieuwe timing weer te geven. Als het eindresultaat u niet bevalt, herhaalt u stappen 4 en 5. 7 Klik op OK. Opmerking: Animaties kunnen alleen worden gesynchroniseerd met audiobestanden, niet met videobestanden. De presentatie pauzeren nadat een animatie is afgespeeld
Wanneer uw presentatie PowerPoint-animaties bevat, kunt u de presentatie automatisch pauzeren nadat de animaties zijn afgespeeld. Dit is handig als u wilt definiëren waar de animatie eindigt en wanneer de presentatie moet worden hervat. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Afspelen. 4 Selecteer Pauze na iedere animatie. 5 Klik op OK. Als deze optie is geselecteerd, moeten gebruikers op de werkbalk op Afspelen starten na een pauze.
klikken om de presentatie opnieuw te
De afbeeldingskwaliteit voor een presentatie instellen
Hoe hoger de afbeeldingskwaliteit, hoe groter het bestand. Test verschillende instellingen om het beste compromis tussen kwaliteit en bestandsgrootte te vinden. Hoge kwaliteit is het meest geschikt voor gebruikers zonder bandbreedtebeperkingen. Voor gebruikers met lagere bandbreedten, moet u de standaardkwaliteit of de lagere kwaliteit gebruiken. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Selecteer het tabblad Kwaliteit. 4 Selecteer een optie voor de afbeeldingskwaliteit: Hoog Voor afbeeldingen met de hoogste kwaliteit en de grootste bestandsgrootte. Standaard Het beste evenwicht tussen bestandsgrootte en afbeeldingskwaliteit. Laag Voor afbeeldingen met de laagste kwaliteit en de kleinste bestandsgrootte.
5 (Optioneel) Als uw presentatie mogelijk wordt bekeken door gebruikers met een lagere bandbreedte, selecteert u Opties voor vooraf laden en Dia's volledig downloaden voordat ze worden afgespeeld. Als u deze optie kiest, duurt het langer
ADOBE PRESENTER 7 19 Adobe Presenter 7 gebruiken
voordat de presentatie wordt gestart, maar worden de dia's probleemloos afgespeeld als de presentatie eenmaal is begonnen. 6 (Optioneel) Als uw presentatie SWF-bestanden op opeenvolgende dia's bevat, selecteert u Opties voor vooraf laden en Vooraf laden van ingesloten Flash-inhoud uitschakelen. U voorkomt op deze manier bijvoorbeeld dat een tweede SWFbestand begint met afspelen voordat het eerste SWF-bestand is voltooid. Opmerking: Als u een presentatie wilt publiceren zonder audiobestanden op te nemen, schakelt u Audio publiceren uit. 7 Klik op OK.
Audio in presentaties Audio gebruiken in presentaties U kunt in Adobe Presenter gesproken tekst, muziek, stapsgewijze instructies en vrijwel alle soorten geluid aan uw projecten toevoegen. U kunt instructies geven aan de hand van audio of er belangrijke punten in de presentatie mee benadrukken. Over het algemeen geldt dat geluid net zo flexibel en persoonlijk kan zijn als alle andere onderdelen van presentaties. U kunt audio op verschillende manieren gebruiken in Presenter-presentaties. Presenter kan u bijvoorbeeld helpen met het uitvoeren van de volgende taken:
• Geluid toevoegen aan een afzonderlijke dia • Speciale tonen toevoegen aan quizzen voor juiste en onjuiste antwoorden U kunt in Presenter (met gebruik van eenvoudige apparatuur) uw eigen audiobestanden opnemen of bestaande bestanden importeren. Opgenomen bestanden worden opgeslagen in de MP3-indeling. Geïmporteerde bestanden kunnen de WAVof MP3-indeling hebben. Stereobestanden worden in stereo geïmporteerd, monobestanden worden in mono geïmporteerd. Opmerking: Bestanden die zijn geïmporteerd in de WAV-indeling, worden in MP3 omgezet als een presentatie wordt gepubliceerd. In de uiteindelijke gepubliceerde presentaties worden alleen MP3-bestanden afgespeeld. Audiobestanden die zijn opgenomen in presentaties, worden opgeslagen in de map met audiomiddelen. Het PPCXbestand bevat metagegevens over audiobestanden. Presentaties in een PPC-bestand moeten in PPCX worden omgezet om Adobe Presenter-functies te kunnen inschakelen. Als u presentatiebestanden of de map met middelen verplaatst of kopieert, moet u ook de map met audiomiddelen kopiëren of verplaatsen. (Het verplaatsen of kopiëren van de map met audiomiddelen zonder het PPCX-bestand kan problemen veroorzaken.) Nadat u audio aan een presentatie hebt toegevoegd, kunt u de timing synchroniseren met andere inhoud, zoals animaties. Als uw presentatie bijvoorbeeld PowerPoint-animaties bevat, zoals tekst die het scherm binnen komt vliegen, kunt u de animaties synchroniseren met de audio. (Raadpleeg “Animaties, afbeeldingen en Flash-bestanden (.swf) toevoegen” op pagina 17 voor nadere informatie.) Presenter bevat ook functies waarmee u stille perioden kunt toevoegen aan audiobestanden en waarmee u de audio voor alle dia's kunt normaliseren tot een consistent geluidsniveau.
Audiobestanden toevoegen aan een presentatie U kunt snel bestaande audiobestanden in de WAV- of MP3-indeling toevoegen aan een presentatie. U importeert dan gewoon de bestanden en gebruikt ze als openingsmuziek, gesproken tekst, instructies of voor willekeurige andere doeleinden. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Audio importeren. 3 Selecteer de dia waaraan u het audiobestand wilt toevoegen. 4 Klik op Bladeren en navigeer naar het audiobestand (.wav of .mp3) dat u aan de dia wilt toevoegen.
ADOBE PRESENTER 7 20 Adobe Presenter 7 gebruiken
5 Selecteer het audiobestand en klik op Openen. (U kunt meerdere bestanden toevoegen. Als u meerdere bestanden wilt toevoegen, wordt het eerste audiobestand toegevoegd aan de dia die u hebt geselecteerd in stap 3, het volgende bestand aan de daarop volgende dia enzovoort.) Opmerking: Voeg niet meer dan 100 minuten audio per afzonderlijke dia toe aan een presentatie. 6 (Optioneel) Selecteer de optie Markeringen negeren om eventuele in het audiobestand geplaatste geluidsmarkeringen te negeren.
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 “Video importeren” op pagina 30
Audio opnemen U kunt niet alleen bestaande audiobestanden toevoegen, u kunt ook uw eigen audiobestanden opnemen en deze gebruiken in Presenter-presentaties. Opgenomen bestanden worden opgeslagen in de MP3-indeling. Voer de volgende tips uit om ervoor te zorgen dat u audio van de hoogst mogelijke kwaliteit opneemt. Audioapparatuur instellen
Wanneer u de vereiste audio-opnameapparatuur hebt verworven, dient u deze op de juiste wijze in te stellen. Als u alleen een microfoon gebruikt, sluit u de microfoon aan op de computer en start u de opname. Sluit anders de microfoon aan op een mixer of standalone voorversterker en sluit de uitvoer van dat apparaat aan op de 'lijn in' van de geluidskaart van uw computer. Sluit de koptelefoons aan op uw computer. Stel vervolgens het volume voor de mixer of de voorversterker in. Begin te spreken om het volumeniveau te testen en verhoog het volume voorzichtig totdat het vlak onder nul staat. (Het gebruik van een voorversterker en lijn in-aansluiting is optioneel.) Geluidskaartopties instellen
U kunt het programma openen dat de geluidskaart bestuurt. (In de meeste Windows-besturingssystemen vindt u de geluidsinstellingen door linksonder in het scherm op Start te klikken en Instellingen > Configuratiescherm > Geluid te selecteren.) Wanneer u de opnamebron selecteert (lijn in), kunt u het volume aanpassen tot 100%. Als u een mixer of een standalone voorversterker gebruikt, kunt u het feitelijke opnameniveau op dat apparaat bepalen. De instellingen voor de audio-opname wijzigen
Nadat u het audio-opnameprogramma hebt gestart, kunt u de instellingen naar wens aanpassen. Mixers en voorversterkers hebben geen besturingselementen voor het geluidsniveau, u dient tijdens de opnamen dus een oogje te houden op de meters. Tijdens de opnamen dient u ervoor te zorgen dat de nul op de meters niet wordt overschreden, anders wordt het geluid namelijk vervormd. De microfoon plaatsen
Correcte plaatsing van de microfoon kan een groot verschil maken in het voltooide audiobestand. Ga ten eerste zo dicht mogelijk bij de microfoon zitten (op zo'n 10 tot 15 cm afstand), zodat andere omgevingsgeluiden niet worden opgenomen. Spreek niet omlaag in de microfoon, maar plaats de microfoon boven uw neus en naar uw mond gericht. Plaats de microfoon ten slotte enigszins aan de zijkant van uw mond; dit verzacht het geluid van de letters s en p. Microfoontechnieken verbeteren
Zorg dat u een glas water bij de hand hebt, zodat u geen droge mond krijgt. Vlak voor de opname dient u zich van de microfoon af te wenden, diep in te ademen, uit te ademen, weer diep in te ademen, uw mond te openen, weer voor de microfoon te gaan zitten en te beginnen met spreken. Zo voorkomt u de ademhalingsgeluiden en de smakkende lippen die vaak aan het begin van audiotracks worden opgenomen. Spreek langzaam en zorgvuldig. U krijgt wellicht het gevoel dat u bijzonder langzaam spreekt, maar u kunt de snelheid later desgewenst aanpassen met de audio-opnamesoftware. Vergeet bovendien niet dat u het niet de eerste keer goed hoeft te doen. U kunt iedere opname beluisteren en opnieuw opnemen als dat nodig mocht zijn.
ADOBE PRESENTER 7 21 Adobe Presenter 7 gebruiken
Geluid bewerken
U bewerkt geluid op vergelijkbare wijze als tekst. Beluister de opname goed, verwijder eventuele externe geluiden en perfectioneer het geluid met behulp van de opties in het programma. Voeg gewenste muziek of geluidseffecten toe, maar vergeet niet om uw audiotrack in de juiste indeling op te slaan (.mp3 of .wav). De presentatie beoordelen
Nadat u de audio aan de presentatie hebt toegevoegd, dient u deze weer opnieuw te beluisteren. Ten slotte is het nuttig om anderen te vragen het presentatiebestand te beoordelen. U kunt de audio als dat nodig is voor iedere afzonderlijke dia weer bewerken.
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 “Video opnemen” op pagina 31
Info over apparatuur voor audio-opnamen Het gebruik van de juiste audioapparatuur maakt een enorm verschil in de kwaliteit van opgenomen audio. Standaardaudioapparatuur is gelukkig niet zo duur en uw apparatuur kan enkele of alle van de volgende elementen te bevatten: Computer met een geluidskaart De in uw computer geïnstalleerde geluidskaart fungeert als een digitaal audio-
opnameapparaat. Microfoon Probeer indien mogelijk niet de interne computermicrofoon te gebruiken. Gebruik een microfoonkabel van
professionele kwaliteit en plaats de microfoon tijdens de opname op een standaard. Microfoonvoorversterker Een voorversterker versterkt het signaal van de microfoon. De microfooninvoer van de
geluidskaart van uw computer is waarschijnlijk voorzien van een voorversterker, maar deze is vaak van lage kwaliteit. Als u een voorversterker koopt, kunt u kiezen tussen een kleine mixer of een standalone exemplaar. Met mixers kunt u verschillende microfoons en apparaten aansluiten op één locatie en u kunt het volume van deze apparaten afzonderlijk aanpassen. Standalone voorversterkers filteren ongewenste ruis soms beter uit dan mixers. Luidsprekers De bij uw computer geleverde luidsprekers zijn waarschijnlijk goed genoeg voor het beluisteren van de audio die u opneemt. U bereikt de beste resultaten wanneer u de specificaties van uw luidsprekers controleert en kwalitatief de meest hoogstaande luidsprekers gebruikt.
(In Microsoft Windows-besturingssystemen vindt u de luidsprekerinstellingen (geluidsinstellingen) meestal door linksonder in het scherm op Start te klikken en Instellingen > Configuratiescherm > Geluid te selecteren.) Opnameprogramma's Er zijn veel verschillende opnameprogramma's beschikbaar, waaronder Adobe SoundBooth™ en
Adobe Audition®. Belangrijke functies zijn bewerkingsmogelijkheden (voor het corrigeren van vergissingen), opties voor muziek en geluidseffecten en de mogelijkheid om bestanden in de gewenste bestandsindeling te maken (zoals .mp3 of .wav). Opnameruimte U dient een rustige plaats te zoeken voor uw opnamen. Sluit alle deuren, schakel overbodige computerapparatuur uit, doe alle lichten die ruis veroorzaken uit of zet ze lager, schakel de beltoon van telefoons uit en schakel piepers en pagers uit. Vertel uw collega's ook dat u opnamen maakt.
De kwaliteit van de audio-opname instellen Ook voor audiobestanden geldt dat u een compromis moet zien te vinden tussen kwaliteit en bestandsgrootte. Hoe hoger de geluidskwaliteit, hoe groter het bestand. Houd bij het werken met audio rekening met de verbindingssnelheid van de gebruikers. In het ideale geval experimenteert u een beetje om de optimale balans te vinden tussen geluidskwaliteit en bestandsgrootte voor uw doelpubliek. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.)
ADOBE PRESENTER 7 22 Adobe Presenter 7 gebruiken
3 Selecteer het tabblad Kwaliteit. 4 Selecteer een niveau voor de audiokwaliteit. Vergeet niet dat een hogere instelling voor kwaliteit tot een groter audiobestand leidt. Cd-kwaliteit (stereo of mono) Bitsnelheid tot 128 kBps en samplefrequentie van 44 kHz Benadert cd-kwaliteit (stereo of mono) Bitsnelheid tot 112 kBps en samplefrequentie van 44 kHz FM-kwaliteit (stereo) Bitsnelheid tot 64 kBps en samplefrequentie van 44 kHz Lage bandbreedte (mono) Bitsnelheid tot 32 kBps en samplefrequentie van 22 kHz
5 (Optioneel) Als u verwacht dat bepaalde gebruikers de presentatie zullen bekijken op computers met een tragere verbinding, selecteert u Opties voor vooraf laden en Dia's volledig downloaden voordat ze worden afgespeeld. Als u deze optie kiest, duurt het langer voordat de presentatie wordt gestart, maar worden de dia's probleemloos afgespeeld als de presentatie eenmaal is begonnen. 6 (Optioneel) Als uw presentatie SWF-bestanden op opeenvolgende dia's bevat, selecteert u Opties voor vooraf laden en Vooraf laden van ingesloten Flash-inhoud uitschakelen. U voorkomt op deze manier bijvoorbeeld dat een tweede SWFbestand begint met afspelen voordat het eerste SWF-bestand is voltooid. Opmerking: Als u een presentatie wilt publiceren zonder audiobestanden op te nemen, schakelt u Audio publiceren uit. 7 Klik op OK.
De invoerbron van de audio wijzigen Als u audio opneemt voor een presentatie, kunt u een microfoon gebruiken. Maar u kunt ook de optie Lijn in gebruiken die meestal bij externe audioapparatuur, zoals een tapedeck of een stereoversterker, wordt geleverd. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Voorkeuren. 3 Selecteer het tabblad Audiobron. 4 Selecteer Microfoon of Lijn in in het gebied Invoerbron van audio. 5 (Optioneel) Selecteer de optie Gebruiker altijd vragen het microfoonniveau in te stellen voor opnamen als u de microfoon voor elke opnamesessie wilt kalibreren. De kalibratie is nuttig als u andere microfoons gebruikt of als u opnamen maakt in verschillende omgevingen, zoals een rustige ruimte of een locatie met achtergrondruis. 6 Klik op Sluiten.
Microfoons kalibreren voor opnamen Als u audio opneemt voor een presentatie, dient u de microfoon of het opnameapparaat in te stellen op het juiste opnameniveau. Dit wordt het kalibreren van het opnameapparaat genoemd. Presenter kan automatisch de optimale gevoeligheidsniveaus voor de microfoon en de opnamen vaststellen. Presenter dient uw opnameapparaat te detecteren voordat het kan worden gekalibreerd. Voordat u begint te kalibreren, dient u te controleren of het opnameapparaat op de juiste wijze is aangesloten op uw computer en of het ingeschakeld is. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Audio opnemen. 3 Als u het juiste niveau wilt instellen voor het opnameapparaat, spreekt u de volgende zin uit in de microfoon tot het rode opnamevenster groen wordt: "Ik stel het opnameniveau van mijn microfoon in voor gebruik met Adobe Presenter." 4 Klik op OK als u klaar bent.
Audio opnemen Als er een microfoon op uw computer is aangesloten, kunt u audio voor een dia opnemen. U kunt audio gebruiken voor vele typen gesproken tekst of aanwijzingen.
ADOBE PRESENTER 7 23 Adobe Presenter 7 gebruiken
A
B
C
D
Audio opnemen A. Opnemen B. Afspelen C. Pauze D. Stoppen
1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Audio opnemen. 3 U kalibreert uw microfoon door de instructies in het dialoogvenster Opnameniveau microfoon instellen op te volgen. 4 Klik op OK. 5 Klik op Audio opnemen om te beginnen met de opnamen. 6 Spreek in de microfoon of in het opnameapparaat. 7 Als u klaar bent, klikt u op Opname stoppen. Presenter zet de audio om in de MP3-indeling. 8 Klik op Afspelen om de opname te beluisteren. 9 (Optioneel) Klik op Vorige of Volgende om de audio voor een andere dia op te nemen. 10 Klik op OK als u klaar bent.
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 “Video opnemen” op pagina 31
Audio opnemen voor een specifieke locatie in een presentatie Soms kan het nodig zijn om audio op een specifieke locatie in een presentatie op te nemen en toe te voegen. (Als u audio wilt opnemen, moet er een microfoon of opnameapparaat zijn aangesloten op uw computer.) 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Audio bewerken. 3 Klik in de golfvorm op de locatie waar u nieuwe opgenomen audio wilt toevoegen. Als er bijvoorbeeld een audiobestand wordt afgespeeld op dia 1 en u de audio aan het begin wilt toevoegen, klikt u op het begin van het audiobestand op dia 1. U kunt audio toevoegen op elke locatie in de golfvorm, zelfs op een locatie waar zich momenteel geen audio bevindt. 4 Selecteer Opnemen in het menu Invoegen. 5 Klik in Invoerbron op het menu en selecteer het opnameapparaat dat u wilt gebruiken: Microfoon of Lijn in. 6 Stel het volumeniveau in voor de opname. De standaardinstelling is 100%. Schuif de volumeschuifregelaar naar links of rechts als u de instelling wilt wijzigen. 7 Klik op Kalibreren om het optimale opnameniveau en de optimale gevoeligheid voor uw invoerbron in te stellen (Microfoon of Lijn in). 8 Als u de opname wilt starten, klikt u op Opname starten
en begint u met spreken.
Lengte De lengte van de opname. Stoppen Klik op Stoppen
9 Klik op Afspelen
om de opname te stoppen.
om de opname te beluisteren.
10 Klik op OK. De audio die u net hebt opgenomen, wordt toegevoegd op de locatie die u in de golfvorm hebt opgegeven.
ADOBE PRESENTER 7 24 Adobe Presenter 7 gebruiken
Golfvorm voor (boven) en na het toevoegen van nieuwe opname (onder)
Dianotities importeren Als u dianotities hebt gemaakt in PowerPoint, kunt u de notities importeren naar het scriptvenster in het dialoogvenster Audio opnemen of het dialoogvenster Audio synchroniseren. Het importeren van notities is handig als u dianotities wilt gebruiken als script tijdens het opnemen van een audiobestand als een voice-over. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Audio synchroniseren. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Sync.) 3 Selecteer, indien noodzakelijk, de optie Script weergeven. 4 Klik op Notities importeren. 5 Selecteer de dianotities die u wilt importeren. U kunt de huidige dia, alle dia's of scripts op specifieke dia's selecteren. 6 Selecteer een importoptie. U kunt notities toevoegen aan bestaande PowerPoint-notities (hiermee worden notitieteksten toegevoegd aan het einde van bestaande notitieteksten in PowerPoint-dia's) of u kunt bestaande scripts vervangen door geïmporteerde PowerPoint-notities. 7 Klik twee keer op OK.
Zie ook “Audio opnemen” op pagina 22 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Scripts exporteren in PowerPoint U hebt mogelijk de dialoogvensters Audio opnemen en Audio synchroniseren gebruikt om een script te maken of aan te passen in Presenter. Als dat het geval is, kunt u het script als dianotities exporteren naar PowerPoint. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Audio synchroniseren. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Sync.) 3 Selecteer, indien noodzakelijk, de optie Script weergeven. 4 Klik op Script exporteren. 5 Selecteer de scripts die u wilt exporteren. U kunt het huidige script, alle scripts of de scripts op specifieke dia's kiezen. 6 Selecteer een exportoptie. U kunt scripts toevoegen aan bestaande PowerPoint-notities (door de scripttekst toe te voegen aan het einde van bestaande PowerPoint-dianotitietekst) of door bestaande PowerPoint-notities te vervangen door scripts. 7 Klik op OK.
ADOBE PRESENTER 7 25 Adobe Presenter 7 gebruiken
Stilte aan een audiobestand toevoegen U kunt een periode met stilte toevoegen aan ieder audiobestand dat deel uitmaakt van een Presenter-presentatie. Deze functie is handig in de volgende situaties:
• Als u een audiobestand importeert en de audio moet synchroniseren met dia's • Als u een bestaand audiobestand wilt laten functioneren in een presentatie zonder de audio uitgebreid te bewerken • Als u een FLV-bestand met audio (zoals video van een spreker op het zijpaneel) hebt ingevoegd in een presentatie en u de audio van het FLV-bestand wilt synchroniseren met de dia's, gaat u als volgt te werk: 1 Open in PowerPoint een presentatie (PPT- of PPTX-bestand) met audiobestanden. 2 Selecteer Adobe Presenter > Audio bewerken. 3 Gebruik de Audio-editor om stilte toe te voegen aan een willekeurige locatie in een presentatie, zoals een specifieke locatie in een audiobestand. Klik op de locatie in de presentatie of op de exacte locatie in het audiobestand op de golfvorm waaraan u de stilte wilt toevoegen. 4 Selecteer Stilte in het menu Invoegen. 5 Typ in het tekstvak Invoegen een getal om de tijdsduur van de stilte aan te geven (in seconden). 6 Geef in het tekstvak Seconden de locatie op waar u de stilte wilt toevoegen: Cursorpositie (standaardinstelling) Kies deze optie om stilte toe te voegen op het punt in de golfvorm dat u hebt
geselecteerd in stap 3. Begin van dia Kies deze optie om de stille periode toe te voegen aan het begin van de dia met de locatie die u hebt geselecteerd in stap 3. Einde van dia Kies deze optie om de stille periode toe te voegen aan het einde van de dia met de locatie die u hebt geselecteerd in stap 3.
7 Klik op OK. De stille periode wordt in Presenter toegevoegd aan het audiobestand. De periode wordt weergegeven in de golfvorm. 8 Als u het audiobestand met de toegevoegde stilte wilt testen, klikt u op Afspelen linksonder in het scherm Audio-editor.
Zie ook “Audio opnemen” op pagina 22 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Het audiovolume aanpassen U kunt het volume van de in uw presentaties opgenomen audiobestanden aanpassen. Nadat u het volume hebt aangepast, geeft u een voorvertoning van de presentatie weer om te zien of het geluidsniveau acceptabel is. 1 Open in PowerPoint een presentatie (PPT- of PPTX-bestand) met audiobestanden. 2 Selecteer Adobe Presenter > Audio bewerken. 3 Selecteer Volume in het menu Extra. 4 Klik op de volumeregelaar links in het scherm en sleep deze omhoog om het volume te verhogen of omlaag om het volume te verlagen. 5 U kunt de opties voor audioverwerking als volgt wijzigen: Normaliseren Kies deze optie om het geluidsvolume automatisch aan te passen. Het normaliseren van audio draagt bij aan
een consistent geluidsniveau tussen verschillende dia's. Dynamiek Kies deze optie om rustige gedeelten van de audio te versterken en zo te compenseren voor verschillen in het audiovolume.
6 Klik op OK. 7 Als u het bewerken van het audiobestand hebt voltooid, klikt u op Sluiten
.
ADOBE PRESENTER 7 26 Adobe Presenter 7 gebruiken
Audiobestanden bewerken U kunt de audio in uw presentatie op elk gewenst moment bewerken. Met de Audio-editor kunt u audiobestanden beluisteren, stiltes invoegen, het volume aanpassen en andere opties wijzigen. A
B
C
D
E
F
G
H
I
Met de Audio-editor bewerkt u audiobestanden die u hebt opgenomen voor een presentatie of die u naar een presentatie hebt geïmporteerd. A. Een dia selecteren in het keuzemenu B. Diaverdeling en rode markeringslijn C. Tijd D. Golfvorm E. Audiobestanden F. Cursor plaatsen of slepen om dia te selecteren voor bewerking G. Afspeelkop H. Totale of geselecteerde afspeeltijd I. Schaal
1 Open in PowerPoint een presentatie (PPT- of PPTX-bestand) met audiobestanden. 2 Selecteer Adobe Presenter > Audio bewerken. 3 Gebruik de knoppen en menuopdrachten om alle vereiste bewerkingen uit te voeren. U kunt gedeelten van het audiobestand knippen en plakken, stilteperioden toevoegen om het audiobestand langer te laten duren, het volume aanpassen, een ander audiobestand importeren en nog veel meer. Knippen Kies deze optie om het geselecteerde gedeelte van het audiobestand te knippen. Kopiëren Kies deze optie om het geselecteerde gedeelte van het audiobestand te kopiëren. Plakken Kies deze optie om Klembord-gegevens te plakken. (Als u bijvoorbeeld een gedeelte van het audiobestand hebt geselecteerd en vervolgens op Knippen of Kopiëren klikt, plaatst Presenter het geselecteerde audiobestand op het Klembord. U kunt dan op Plakken klikken om de audio weer op een willekeurige locatie in het audiobestand te plaatsen.) Verwijderen Kies deze optie om het geselecteerde gedeelte van het audiobestand te verwijderen. Ongedaan maken Hiermee maakt u de vorige handeling ongedaan. Opnieuw uitvoeren Hiermee herhaalt u de vorige handeling. Inzoomen Kies deze optie om de golfvorm te vergroten. Uitzoomen Kies deze optie om de golfvorm te verkleinen. Opnemen over/Opname invoegen Kies deze optie om te beginnen met het opnemen van audio. (Een microfoon is vereist.) Afspelen Kies deze optie om het audiobestand te beginnen. Pauze Kies deze optie om het afspelen van de dia te onderbreken. (Klik op Afspelen om het afspelen van het audiobestand
te hervatten.) Stoppen Kies deze optie om het afspelen van het audiobestand te beëindigen. Dianummer Kies deze optie om op te geven welke dia is geselecteerd in de golfvorm (bijvoorbeeld dia 4 of 12). Afspeelkop Hiermee geeft u in seconden de geselecteerde locatie op in een individuele dia in de golfvorm. Als u bijvoorbeeld met een dia van vijf seconden lang werkt en midden in de dia op de golfvorm klikt, wordt in dit gebied ongeveer 00:00:02,500 weergegeven.
ADOBE PRESENTER 7 27 Adobe Presenter 7 gebruiken
Geselecteerd Hier geeft u de totale afspeelduur van de presentatie op, als er geen tijdsduur is geselecteerd in de golfvorm.
Als u een tijdsduur hebt geselecteerd in de golfvorm, wordt hier de geselecteerde tijdsduur weergegeven. Schaal Hiermee bepaalt u bij welke schaal de golfvorm wordt weergegeven. (Klik op Inzoomen of op Uitzoomen om de
schaal te wijzigen.) 4 Als u het bewerken van het audiobestand hebt voltooid, klikt u op Sluiten
.
Zie ook “Audio opnemen” op pagina 22 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Audiobestanden beheren met de Audio-editor U kunt in Presenter de timing van audiobestanden bewerken nadat u deze bestanden hebt opgenomen of geïmporteerd. Dankzij het feit dat u de tijdinstelling van audiobestanden kunt regelen, kunt u audiobestanden van verschillende lengte gebruiken en deze naadloos opnemen in presentaties. Nadat u een audiobestand hebt opgenomen of geïmporteerd, wordt dit bestand als een golfvorm weergegeven in het dialoogvenster Audio-editor. Als uw presentatie meerdere audiobestanden bevat, kunt u zien welke audiobestanden aan specifieke dia's zijn toegewezen.
Zie ook “Audio opnemen” op pagina 22 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 De tijdinstelling van audiobestanden bewerken
1 Open in PowerPoint een presentatie (PPT- of PPTX-bestand) met audiobestanden. 2 Selecteer Adobe Presenter > Audio bewerken. In het dialoogvenster Audio-editor geeft Presenter alle audiobestanden die in de presentatie zijn opgenomen weer als golfvormen. De dianummers boven aan de golfvorm geven precies aan hoe de audiobestanden momenteel zijn gedistribueerd over de dia's. U kunt in Presenter een audiobestand maken of importeren en dat bestand distribueren over meerdere dia's. Wijzigen hoe audiobestanden over dia's worden gedistribueerd ❖ Klik in de Audio-editor op een diascheidingslijn boven een rode diamarkeringslijn en sleep deze scheidingslijn naar
links of rechts.
Een diaverdelingslijn slepen om te bepalen waar de audio voor een bepaalde dia begint of eindigt
ADOBE PRESENTER 7 28 Adobe Presenter 7 gebruiken
De golfvorm blijft statisch, maar u kunt het punt wijzigen waarop het audiobestand tijdens de presentatie begint met afspelen. Deze optie is nuttig als u een lang audiobestand hebt en wilt experimenteren met het toewijzen van het bestand aan één dia of het laten afspelen over meerdere dia's. Een audiobestand afluisteren ❖ Klik in de Audio-editor op een locatie in de golfvorm en klik op Afspelen linksonder in het dialoogvenster Audio-editor
of druk op de spatiebalk op uw toetsenbord. De audio wordt afgespeeld vanaf de locatie die u hebt geselecteerd tot aan het einde van alle audio in de presentatie. (U kunt op elk gewenst moment het afspelen stoppen door linksonder in het dialoogvenster Audio-editor op Stoppen te klikken of op de spatiebalk op uw toetsenbord te drukken.) Inzoomen op een gebied van de golfvorm ❖ Klik in de Audio-editor op de golfvorm en klik op Inzoomen
of Uitzoomen de golfvorm klikken en met het muiswiel rollen om in en uit te zoomen.)
op de werkbalk. (U kunt ook op
De schaal waarbij u de golfvorm weergeeft, wordt aangegeven in het informatievak voor schaal rechtsonder in het dialoogvenster. Nadat u audiobestanden aan de presentatie hebt toegevoegd, kunt u in de Audio-editor audiobestanden volledig of gedeeltelijk knippen of kopiëren en ze vervolgens op een nieuwe locatie plakken. Audio knippen of kopiëren en plakken ❖ Selecteer in de Audio-editor een gedeelte van een audiobestand rechtstreeks in de golfvorm en klik op Knippen
Kopiëren
. Klik vervolgens op een andere locatie in de golfvorm en klik op Plakken
of
.
Een audiobestand volledig of gedeeltelijk verwijderen ❖ Selecteer een gedeelte van een audiobestand rechtstreeks in de golfvorm in de Audio-editor en klik op Verwijderen.
De audiokwaliteit voor een presentatie instellen Experimenteer met de balans tussen kwaliteit en bestandsgrootte, waarbij u niet mag vergeten dat hogere audiokwaliteit tot grotere bestanden leidt. (De standaardinstelling is Standaard.) 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Selecteer het tabblad Kwaliteit. 4 Selecteer een niveau voor de audiokwaliteit. Vergeet niet dat een hogere instelling voor kwaliteit tot een groter audiobestand leidt. Cd-kwaliteit (stereo of mono) Bitsnelheid tot 128 kBps en samplefrequentie van 44 kHz Benadert cd-kwaliteit (stereo of mono) Bitsnelheid tot 112 kBps en samplefrequentie van 44 kHz FM-kwaliteit (stereo) Bitsnelheid tot 64 kBps en samplefrequentie van 44 kHz Lage bandbreedte (mono) Bitsnelheid tot 32 kBps en samplefrequentie van 22 kHz
5 Klik op Sluiten.
Audio vooraf afspelen Een snelle manier om te luisteren naar de audio die u aan een presentatie hebt toegevoegd, is door de presentatie rechtstreeks af te spelen vanuit de Audio-editor. 1 Open in PowerPoint een presentatie (PPT- of PPTX-bestand) met audiobestanden. 2 Selecteer Adobe Presenter > Audio bewerken. 3 Kies Beeld > Diavoorstelling.
ADOBE PRESENTER 7 29 Adobe Presenter 7 gebruiken
4 Klik op Sluiten als u klaar bent.
Flash en video in presentaties SWF-bestanden toevoegen aan presentaties en deze beheren Met Adobe Presenter kunt u SWF-bestanden toevoegen aan presentaties. (Raadpleeg voor meer informatie over het toevoegen van videobestanden “Video importeren” op pagina 30U kunt een SWF-bestand gebruiken om inhoud of visuele extra's (bijvoorbeeld een geanimeerde aanwijzer) toe te voegen. Iedere dia in een presentatie wordt geladen als een individueel, extern Flash-element dat kan worden aangevuld met een willekeurig SWF-bestand. Volg deze richtlijnen tijdens het werken met ingesloten SWF-bestanden:
• Maak een SWF-bestand met 30 frames per seconde. Presenter-presentaties worden gemaakt met 30 frames per seconde, zodat SWF-bestanden met dezelfde instelling probleemloos kunnen worden geïntegreerd in de presentatie.
• Gebruik geen _root of absolute filmclipverwijzingen. Gebruik relatieve paden in de MovieClip-objectverwijzingen, niet _root.
• Met het SWF-bestand dat u wilt invoegen, mogen geen aanpassingen buiten het bestand zelf worden toegepast. De code mag daarom niet naar de volgende variabelen verwijzen: _level#, _global of stage .
• ActionScript™ 3 wordt niet ondersteund.
Zie ook “Dia-eigenschappen wijzigen” op pagina 10 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 Een SWF-bestand invoegen in een presentatie
Een Flash-bestand (.swf) is een gecompileerd alleen-weergevenbestand waarmee beelden en animaties via internet kunnen worden aangeboden. Opmerking: In Adobe Captivate gemaakte geanimeerde simulaties en demonstraties kunnen eenvoudig worden toegevoegd aan uw presentaties. Bepaalde Adobe Captivate-projecten, zoals trainingdemonstraties of softwaresimulaties, kunnen nuttig zijn in presentaties. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Flash (.swf) invoegen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > SWF-bestand invoegen.) 3 Gebruik in Importopties het menu naast Op om een dia te selecteren. 4 Selecteer in Importopties de optie Video op dia of Video op zijpaneel. 5 Navigeer naar de locatie van het SWF-bestand en selecteer het bestand. 6 (Optioneel) Als u een directe voorvertoning van het SWF-bestand wilt weergeven in het dialoogvenster Flash (.swf) invoegen, selecteert u Voorvertoning. 7 Klik op Openen. Presentator voegt het SWF-bestand toe aan de dia. 8 (Optioneel) Selecteer het bestand en sleep het, indien noodzakelijk, naar een nieuwe locatie op de dia. Opmerking: Gebruik PowerPoint om een voorvertoning weer te geven van de SWF-inhoud in uw presentatie. Selecteer Beeld > Diavoorstelling in PowerPoint. (In PowerPoint 2007 kunnen ActiveX-instellingen in Vertrouwenscentrum ervoor zorgen dat Flash-animaties in dia's niet worden afgespeeld in de diavoorstelling.)
ADOBE PRESENTER 7 30 Adobe Presenter 7 gebruiken
Een ingevoegd SWF-bestand besturen aan de hand van de Presenter-afspeelbalk
Als u een SWF-bestand toevoegt aan een presentatie, kunt u ervoor kiezen het SWF-bestand met de Presenter-afspeelbalk (Stoppen, Pauzeren, Afspelen enzovoort) of met de afspeelbalk in het oorspronkelijke SWF-bestand te besturen. Als u bijvoorbeeld een Adobe Captivate SWF-demonstratiebestand toevoegt aan de presentatie, kunt u de demonstratie besturen via de Presenter-afspeelbalk in de viewer of via de afspeelbalk in de Adobe Captivate-demonstratie. Opmerking: Deze instelling is alleen beschikbaar voor SWF-bestanden die zijn toegevoegd als diavideo, niet voor SWFbestanden die zijn toegevoegd als video op het zijpaneel. U wilt het SWF-bestand waarschijnlijk meestal besturen via de Presenter-afspeelbalk, omdat Presenter de twee volgende dia's in de buffer plaatst. Als u het bestand niet bestuurt via de Presenter-afspeelbalk, wordt het SWF-bestand wellicht te vroeg afgespeeld. 1 Open in PowerPoint een presentatie (PPT- of PPTX-bestand) met een toegevoegd SWF-bestand. 2 Selecteer Adobe Presenter > Flash (.swf) beheren. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > SWF-bestand invoegen > SWF-bestand beheren.) 3 Selecteer de optie Bestuurd door afspeelbalk van presentatie naast een van de bestanden in de lijst. 4 Klik op OK. SWF-bestanden verwijderen uit dia's en het zijpaneel
1 Open in PowerPoint een presentatie (PPT- of PPTX-bestand) met een toegevoegd SWF-bestand. 2 Selecteer Adobe Presenter > Flash (.swf) beheren. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > SWF-bestand invoegen > SWF-bestand beheren.) 3 Klik op de naam van het SWF-bestand dat u wilt verwijderen. 4 Klik op Verwijderen. 5 Klik op Ja om de keuze te bevestigen. 6 Klik op OK.
Video importeren Videobestanden die zijn toegevoegd aan een presentatie, kunnen direct op een dia of in het zijpaneel van de viewer worden weergegeven. Diavideo kan eenvoudig worden geïntegreerd in bestaande dia's. U kunt ook een dia maken die alleen het videobestand bevat. Het kan vooral handig zijn om een videobestand als video op het zijpaneel toe te voegen als u een video van een spreker hebt. Video die is toegevoegd aan het zijpaneel, wordt weergegeven op de locatie die wordt gebruikt voor foto's van de presentator. Er kan slechts één video worden toegevoegd aan een diagebied. (Raadpleeg “SWF-bestanden toevoegen aan presentaties en deze beheren” op pagina 29 voor meer informatie over het toevoegen van SWF-bestanden.) Opmerking: Video wordt aan iedere dia afzonderlijk toegevoegd. Als u een videobestand op het zijpaneel wilt gebruiken voor meerdere dia's, moet u de video in afzonderlijke bestanden splitsen. De videobestandsindelingen die kunnen worden geïmporteerd, zijn 3GP, F4V (nooit opnieuw gecodeerd als On2 FLV), ASF, AVI, DV, DVI, MOV, MP4, MPEG, MPG, WMA, WMV en FLV. Met Presenter 7 kunt u verschillende videobestandsindelingen importeren door deze opnieuw te coderen als On2 FLVbestanden. De volgende indelingen kunnen worden omgezet: ASF, WMV, AVI, MPEG, MPE, M1V, M2V, MOD, MP2, MPV2, MP2V, MP4, DV, DVI, MOV, 3GP, 3GPP, 3GP2 en 3GPP2. De ingesloten bestanden kunnen worden afgespeeld met Flash Player 8 of later. Opmerking: H.264-bestanden worden niet opnieuw gecodeerd als FLV-bestanden, omdat deze worden ondersteund in Flash Player 9.0.115.0 of later. Bestanden in de indelingen AVI en MOV met H.264-codering worden niet omgezet in FLV. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer de dia waaraan u het videobestand wilt toevoegen. 3 Selecteer Adobe Presenter > Video importeren.
ADOBE PRESENTER 7 31 Adobe Presenter 7 gebruiken
4 Navigeer naar de video die u wilt toevoegen aan de dia. 5 Selecteer het videobestand. 6 Selecteer in Importopties een optie voor Kwaliteit vanuit het menu. 7 (Optioneel) Als u de dia wilt wijzigen waarop de video wordt geïmporteerd, gebruikt u het menu Importeren op om een andere dia te selecteren. 8 Selecteer Video op dia of Video op zijpaneel. 9 (Optioneel) Selecteer Voorvertoning om een verkleinde versie van het videobestand direct weer te geven in het dialoogvenster Video importeren. Opmerking: Als u een video importeert waarbij voor de voorvertoning QuickTime vereist is, kan het systeem minder stabiel worden als u de optie Voorvertoning gebruikt. (Bestandstypen waarbij QuickTime voor de voorvertoning wordt gebruikt, zijn MP4, DV, DVI, MOV, 3GP, 3GPP, 3GP2, 3GPP2, M4V en F4V.) 10 Klik op Openen. 11 (Optioneel) Als u de video op de dia wilt weergeven, publiceert u de presentatie en geeft u deze weer.
Zie ook “Dia-eigenschappen wijzigen” op pagina 10 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
H.264-video importeren H.264 is een standaard voor videocompressie die is ontworpen om goede videokwaliteit te bieden bij een lagere bitsnelheid dan andere standaarden. U kunt H.264-video importeren in Presenter. Voor H.264-video is Flash Player versie 9.0.115.0 vereist. Als de video wordt afgespeeld, wordt in Presenter de Flash Player-versie gecontroleerd. Als de geïnstalleerde Flash Player ouder is dan versie 9, wordt er een foutbericht weergegeven en wordt de video niet afgespeeld. Opmerking: Sommige videobestanden met H.264-codering worden mogelijk niet herkend door Adobe Presenter en worden opnieuw gecodeerd als On2 VP6-codec om te zorgen dat ze correct worden afgespeeld in Flash Player.
Video opnemen U kunt videobestanden opnemen in Presenter als u beschikt over een videocamera of als u een ander apparaat op de computer hebt aangesloten waarmee u video kunt vastleggen. Na de opname kunt u het bestand naar wens bewerken en aanpassen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer de dia waaraan u het videobestand wilt toevoegen. 3 Selecteer Adobe Presenter > Video vastleggen. 4 Selecteer bij Als de optie Video op dia om de video direct in de geselecteerde dia op te nemen. Selecteer Video op zijpaneel om video op te nemen voor het Presenter-beeldgebied. 5 Controleer in Toevoegen aan of de juiste dia is geselecteerd. Klik indien noodzakelijk op het menu om een andere dia te selecteren. 6 Gebruik de menu's in Instellingen om een opnameapparaat, kwaliteitsniveau en weergaveformaat te selecteren. 7 Klik in Instellingen op
om voorkeuren te wijzigen.
8 (Optioneel) Als u audio bij de video wilt opnemen, selecteert u Audio opnemen. Gebruik de menu's om een apparaat voor audio-opnamen en een audiokwaliteitsniveau te selecteren. (Audio die met deze optie is opgenomen, kan niet worden gesynchroniseerd met dia-animaties.) Klik op om de interne instellingen van het audioapparaat aan te passen. 9 Als u klaar bent om de video-opname te starten, klikt u op Opnemen audio-optie hebt geselecteerd) worden gestart.
. De video- en audio-opname (indien u de
ADOBE PRESENTER 7 32 Adobe Presenter 7 gebruiken
10 Als u klaar bent, klikt u op Stoppen
. (U kunt de weergave indien noodzakelijk ook pauzeren en hervatten.)
11 (Optioneel) Als u de video wilt weergeven, klikt u op Afspelen
.
12 Als de video is voltooid, klikt u op Opname opslaan naar bestand. (Als u het bestand op een andere locatie wilt opslaan dan de opslaglocatie van de presentatie, geeft u een bestandsnaam op en navigeert u naar de nieuwe locatie voor het videobestand.) 13 Klik op OK.
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Instellingen voor video-opnamen wijzigen Er zijn veel instellingen die u kunt wijzigen voordat u de video opneemt. Met deze instellingen kunt u ervoor zorgen dat de video van hoge kwaliteit is en aan uw vereisten voldoet. De beschikbare opties zijn afhankelijk van het apparaat dat u gebruikt om video vast te leggen. Als u de opties wijzigt, worden de gekozen instellingen niet opgeslagen. Stel de opties elke keer dat u video vastlegt, opnieuw in. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer de dia waaraan u het videobestand wilt toevoegen. 3 Selecteer Adobe Presenter > Video vastleggen. 4 Klik in Instellingen op Instellingen van apparaat voor vastleggen van video
.
5 Stel de opties naar wens in. 6 Klik op OK als u klaar bent.
Videobestanden bewerken Nadat u de videobestanden hebt opgenomen of geïmporteerd, kunt u deze indien noodzakelijk bewerken. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer de dia met het videobestand dat u wilt bewerken. 3 Selecteer Adobe Presenter > Video bewerken. 4 (Optioneel) Als de video die u wilt bewerken zich op een andere dia bevindt, klikt u op het menu naast Toevoegen op en selecteert u een andere dia. 5 Gebruik in de afspeelbalk de optie Afspelen/Pauzeren 6 Klik op de prullenbak
om het videobestand te starten en pauzeren.
om het videobestand te verwijderen.
7 Als u wilt schakelen tussen video in het diagebied en video in het zijpaneel, klikt u op het menu naast Als en selecteert u een optie. U kunt effecten op beide video's toepassen als deze zich op dezelfde dia bevinden. 8 (Optioneel) Selecteer Audio dempen tijdens afspelen om de audiotrack in de video te dempen. 9 (Optioneel) Als u wilt instellen welk deel van de video wordt weergegeven voor gebruikers, verplaatst u de selectiemarkeringen onder aan de videoafspeelbalk. Alleen de selectie tussen de markeringen wordt afgespeeld. 10 Wijzig desgewenst de volgende instellingen: Effecten Hiermee kunt u de effecten (zoals Infaden) opgeven die moeten worden toegepast op de video. Snelheid Hiermee kunt u de duur (bijvoorbeeld kort of lang) van het geselecteerde effect opgeven. Beginnen na Hiermee geeft u op wanneer het effect moet worden gestart. Een effect kan optreden na een bepaalde tijd, animatie of een bepaald audiofragment. Tijd (sec.) Hiermee kunt u opgeven na hoeveel tijd het effect moet optreden. (Gebruik de optie Tijd (sec.) in combinatie met de optie Vertraging in Beginnen na.)
11 Als u klaar bent met het bewerken van het videobestand, klikt u op OK.
ADOBE PRESENTER 7 33 Adobe Presenter 7 gebruiken
Quizzen en vragen toevoegen Info over quizzen en vragen U kunt met Adobe Presenter interactieve e-learningpresentaties maken die compatibel zijn met SCORM of AICC voor gebruik in een LMS. U kunt voor het maken van e-learninginhoud een combinatie van quizzen en vragen gebruiken. Quizzen zijn de 'containers' die vragen bevatten. Met Quizmanager kunt u één quiz maken voor een presentatie of meerdere quizzen in één presentatie. Vervolgens kunt u vragen aan de quiz of quizzen toevoegen. U kunt beoordelingsvragen, enquêtevragen of een combinatie van beide aan elke quiz toevoegen. Nadat u de vragen hebt toegevoegd, gebruikt u vraaggroepen om ervoor te zorgen dat twee gebruikers die dezelfde quiz afleggen, niet dezelfde vragen in dezelfde volgorde krijgen te zien. Aan quizzen wordt een doelstellings-ID toegewezen. Dit is een nummer waarmee een serie doelen in uw LMS of Connect Pro Server wordt opgegeven. Het gebruik van quizzen en de bijbehorende doelstellings-ID's is de beste manier om Presenter-presentaties, Connect Pro Server en reeds bestaande inhoud te coördineren.
A
B
In Quizmanager kunt u alle quizzen en vragen in een presentatie beheren. A. Een quiz B. Verschillende typen vragen
U kunt zes typen vragen ontwerpen in Presenter: meerkeuzevragen, open vragen, combinatievragen, ja-neevragen, beoordelingsvragen (Likert-schaal) en invulvragen. U kunt vragen beoordelen of ze in enquêtes gebruiken om informatie te vergaren.
ADOBE PRESENTER 7 34 Adobe Presenter 7 gebruiken
Vertakkingen in quizzen
Vertakking is een belangrijk aspect tijdens het maken van effectief e-learningmateriaal en het vormt bovendien een handige manier om presentaties aan te passen. In vertakte presentaties wordt het pad dat de gebruikers afleggen in een quiz of enquête bepaald door de antwoorden op vragen. U kunt bijvoorbeeld vertakkingen maken op basis van juiste antwoorden, onjuiste antwoorden en opties die de gebruiker heeft geselecteerd. Op basis van deze factoren kunt u de presentatie voortzetten, naar een bepaalde dia springen, een URL openen enzovoort. Aan de hand van vertakking bepaalt u wat er gebeurt wanneer gebruikers vragen juist of onjuist beantwoorden. U kunt een bepaalde handeling (zoals “Ga naar de volgende dia”) bijvoorbeeld koppelen aan het juiste antwoord en een andere handeling (zoals “URL openen”) aan het onjuiste antwoord. Rapporten
U kunt rapporten gebruiken om de prestaties van studenten in ieder type quiz bij te houden. U kunt het aantal pogingen bijhouden, juiste en onjuiste antwoorden vastleggen en gegevens over het wel of niet slagen naar Connect Pro Server verzenden. U kunt er ook voor kiezen om de studenten feedback te verschaffen op basis van de juiste en onjuiste antwoorden.
Quizgrenzen Als u een quiz toevoegt aan een presentatie, wordt een onzichtbare quizgrens vastgesteld. De quizgrens omvat het gedeelte van de eerste vraag tot en met de laatste vraag van een quiz. Bij een quiz met 10 vragen omvat de grens bijvoorbeeld de dia's tussen de eerste en de tiende vraagdia. Als er zich dia's zonder vraag tussen de vraagdia's bevinden, liggen deze dia's binnen de quizgrenzen. Als u een instructiedia hebt toegevoegd, ligt deze dia ook binnen de quizgrenzen. Als gebruikers een presentatie bekijken, kunnen ze zich binnen en buiten de quizgrenzen verplaatsen. Als een gebruiker één dia teruggaat vanaf de eerste vraag, verlaat deze gebruiker bijvoorbeeld de quizgrens. Ook als een gebruiker zich op de laatste vraagdia bevindt en doorgaat naar de dia met de score/resultaten, verlaat deze gebruiker de quizgrens. Quizgrenzen zijn van belang voor verschillende functies in Adobe Presenter. U kunt met Presenter een bericht voor gebruikers weergeven als zij de quizgrens proberen te verlaten zonder alle vragen in de quiz te beantwoorden. Het deelvenster Quiz wordt in het zijpaneel van de presentatie weergegeven als een gebruiker zich binnen een quizgrens bevindt.
Tips voor het maken van quizzen en vragen Hier volgen enkele handige tips voor het toevoegen van quizzen aan uw presentatie:
• Wanneer u een combinatievraag maakt, sleept u items tussen de twee kolommen om de juiste combinaties tot stand te brengen.
• Pas de feedbackberichten aan zodat u de juiste boodschap overbrengt aan presentatiegebruikers. • Experimenteer met vertakking om presentaties aan te passen voor verschillende typen gebruikers. • Als een presentatie quizzen bevat die geschikt zijn voor een andere presentatie, kunt u de quiz importeren om tijd te besparen.
• Gebruik de opties Antwoorden in willekeurige volgorde en Vragen in willekeurige volgorde om verschillende versies van dezelfde informatie weer te geven voor gebruikers.
• U kunt ook aangepaste audiofeedback toevoegen op basis van de manier waarop gebruikers de vragen beantwoorden. U kunt verschillende audio selecteren voor juiste en onjuiste antwoorden.
• Bewerk de instellingen in de optie Score aan einde van quiz weergeven. U kunt aangepaste voldoende- en onvoldoendeberichten samenstellen, de achtergrondkleuren voor dia's ontwerpen en bepalen hoe de score wordt weergegeven.
• Stel de vragen altijd samen in Quizmanager. Het is bijvoorbeeld niet goed om in PowerPoint een quizdia te kopiëren in het linkervenster en deze dan te plakken naar een 'nieuwe' quizdia. Dat zou leiden tot twee dia's met dezelfde interactie-ID en dat wordt niet ondersteund door LMS-systemen.
ADOBE PRESENTER 7 35 Adobe Presenter 7 gebruiken
• Wanneer een wijziging wordt aangebracht in de vraag doordat de dia-inhoud wordt bewerkt, opent u Quizmanager eenmaal voordat u de presentatie publiceert. Quizzen worden alleen bijgewerkt en gevalideerd wanneer Quizmanager wordt geopend.
• Wijzig de tekstopmaak van quizvragen nadat de volledige quiz is gegenereerd. U kunt bijvoorbeeld de quiz maken en genereren en vervolgens het tabblad Vormgeving van Quizmanager gebruiken om de tekengrootte te wijzigen.
Een quiz maken Er wordt een standaardquiz weergegeven wanneer u Quizmanager voor het eerst opent. U kunt de standaardquiz gebruiken of meer quizzen toevoegen als dat nodig is. Opmerking: Als u een quiz maakt die alleen uit enquêtevragen bestaat, krijgt de gebruiker slechts één kans om de quiz af te leggen. Probeer quizzen met alleen enquêtevragen vrij kort te houden, tot een maximum van bijvoorbeeld 15 tot 20 vragen, zodat gebruikers de enquête gemakkelijk kunnen voltooien. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) Als u een nieuwe presentatie maakt, moet u de presentatie opslaan voordat u een quiz kunt toevoegen. 3 Klik op Quiz toevoegen. Als u Microsoft Office XP gebruikt, wordt de quiz na de eerste dia in de presentatie gegenereerd. In presentaties die met andere versies van Microsoft Office zijn gemaakt, wordt de eerste quiz na de eerste geselecteerde dia op het tabblad PowerPoint-dia gemaakt. In alle versies van Microsoft Office worden quizzen die na een eerste quiz worden gemaakt meteen na de eerste quiz geplaatst. Als er eenmaal quizdia's zijn, kunt u de dia's met het tabblad PowerPoint-dia naar andere locaties in de presentatie slepen. (Wanneer u quizdia's verplaatst, dient u te controleren of de volledige quiz wordt verplaatst. Het verplaatsen van een vraagdia naar een andere quiz wordt niet ondersteund.) 4 Accepteer de standaardnaam in het dialoogvenster Nieuwe quiz of typ een nieuwe naam in het tekstvak Naam. 5 Selecteer een optie in het keuzemenu naast Vereist om te bepalen of gebruikers de quiz moeten afleggen of ervoor moeten slagen. Tijdens het selecteren van deze optie dient u te bedenken hoe de quiz in uw e-learningstrategie voor de presentatie past. U kunt bijvoorbeeld verplicht stellen dat gebruikers voor de quiz moeten slagen of het gebruikers mogelijk maken de quiz over te slaan. Optioneel De student kan de quiz afleggen, maar het is niet verplicht. Vereist De student is verplicht minstens één poging te doen om de quiz af te leggen. Een quizpoging wordt gedefinieerd
als het beantwoorden van minstens één vraag in de quiz (door een antwoord te selecteren of te typen en op Indienen te klikken). Het weergeven van een vraag wordt niet als een poging beschouwd. Totdat de student minstens één vraag in de quiz heeft beantwoord, kan hij of zij niet verder navigeren in de presentatie dan de laatste vraagdia in die quiz. De optie Vereist beperkt echter het navigeren tussen de dia's van een bepaalde quiz niet. Voldoende vereist De student moet een voldoende halen voor de quiz om verder te kunnen gaan. Als u deze optie selecteert, kan de student pas voorbij de laatste dia van de quiz navigeren als hij of zij een voldoende heeft gehaald. Deze beperking betreft zowel studentnavigatie (bijvoorbeeld klikken op de knoppen Volgende of Vorige in de afspeelbalk of klikken op een dia in het venster Overzicht) als door de auteur ingestelde vertakking (bijvoorbeeld onmiddellijke feedback op vragen en quizzen). Als u de optie Voldoende vereist kiest, dient u een scoredia te tonen. In deze dia wordt uitgelegd waarom studenten niet verder dan de quiz kunnen navigeren. Als er geen scoredia wordt gekozen, functioneert de optie Voldoende vereist net zo als de optie Optioneel en gelden er geen navigatiebeperkingen. Alles beantwoorden De student moet iedere vraag beantwoorden. De vragen moeten in de juiste volgorde worden beantwoord en er mogen geen vragen worden overgeslagen.
6 Selecteer de opties die u in de quiz wilt opnemen: Achteruit verplaatsen toestaan (Optioneel) Kies deze optie om studenten toe te staan op de knop Vorige te klikken en
terug te navigeren. Als u deze optie niet inschakelt, kunnen studenten tijdens het afleggen van een quiz niet terug navigeren. (Als u deze optie niet inschakelt, voorkomt u dat studenten quizvragen lezen en vervolgens teruggaan naar eerdere dia's om de juiste antwoorden op te zoeken.)
ADOBE PRESENTER 7 36 Adobe Presenter 7 gebruiken
Gebruikers toestaan hun antwoorden te controleren (Optioneel) Kies deze optie om een quizrevisieknop weer te geven op de dia. Studenten kunnen op deze knop klikken, waarna de eerste vraagdia in de quiz weer wordt weergegeven. Ze kunnen vervolgens hun antwoorden op iedere vraag bekijken en controleren of hun antwoord goed was. Was dat niet het geval, dan wordt het juiste antwoord getoond. Het reviseren van een quiz dient slechts ter informatie, studenten kunnen hun antwoorden dan niet meer wijzigen. Instructiedia opnemen (Optioneel) Hiermee kunt u een dia weergeven aan het begin van de quiz. Deze bevat informatie voor gebruikers over het afleggen van de quiz. De dia wordt zonder tekst toegevoegd. Navigeer in PowerPoint naar de dia en voeg uw aangepaste instructietekst over de quiz toe. De dia bevat standaard een knop Quiz starten waarop gebruikers kunnen klikken om naar de eerste vraag van de quiz te navigeren. Als de presentatie wordt weergegeven, stopt de afspeelbalk bij de instructiedia (net zoals dit gebeurt bij andere quizdia's), zodat gebruikers de tekst kunnen lezen. In de gepubliceerde presentatie wordt de instructiedia weergegeven in de deelvensters Overzicht, Miniatuur en Quiz (indien u dit laatste deelvenster hebt toegevoegd). Score aan einde van quiz weergeven (Optioneel) Kies deze optie om aan het einde van de quiz een scoredia weer te geven. U kunt aangepaste voldoende- en onvoldoendeberichten samenstellen, de achtergrondkleuren voor dia's ontwerpen en bepalen hoe de score wordt weergegeven. Vragen weergeven in overzicht (Optioneel) Met deze optie wordt de naam van de vraagdia in het overzicht weergegeven
als gebruikers de presentatie bekijken in de Presenter-viewer. Vragen in willekeurige volgorde (Optioneel) Hiermee wordt de vraagvolgorde iedere keer dat de quiz wordt weergegeven,
gewijzigd. Antwoorden in willekeurige volgorde (Optioneel) Hiermee wordt de weergavevolgorde van mogelijke antwoorden
willekeurig aangepast. 7 Klik op het tabblad Opties voor slagen of zakken. 8 Selecteer een optie in het gebied Opties voor slagen/zakken. Geef een voldoende-score op als een percentage (bijvoorbeeld 80% correct) of als een aantal correcte antwoorden (bijvoorbeeld 8 van 10). 9 Selecteer wat er gebeurt als gebruikers een voldoende of onvoldoende ontvangen. Gebruik bijvoorbeeld het keuzemenu naast Handeling en selecteer Ga naar dia om een bepaalde dia weer te geven als reactie op een voldoende of onvoldoende. Opmerking: Als de optie Achteruit verplaatsen toestaan is ingeschakeld, is het belangrijk dat u de juiste antwoordopties instelt. Als Achteruit verplaatsen toestaan niet is geselecteerd (dus als deze optie uitgeschakeld is), stelt u de quizopties in op Alles beantwoorden en stelt u het aantal toegestane quizpogingen in op 1. Als een quiz is ingesteld op een andere optie dan Alles beantwoorden, selecteert u de optie Achteruit verplaatsen toestaan (schakelt u deze optie in). Zo voorkomt u situaties die kunnen ontstaan wanneer studenten een vraag mogen overslaan maar de optie Achteruit verplaatsen toestaan niet is geselecteerd. Studenten kunnen dan niet teruggaan om de overgeslagen vragen te beantwoorden. Over het algemeen is het beter de optie Achteruit verplaatsen toestaan niet in te schakelen. 10 Klik twee keer op OK.
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Vragen toevoegen aan presentaties U kunt in Presenter zes verschillende typen vragen toevoegen aan presentaties. Elk type vraag bevat verschillende opties. Klik op de onderstaande koppelingen voor informatie over het toevoegen van deze zes typen vragen.
Zie ook “Een invulvraag toevoegen aan een presentatie” op pagina 41 “Een combinatievraag toevoegen aan een presentatie” op pagina 46 “Een meerkeuzevraag toevoegen aan een presentatie” op pagina 37 “Een beoordelingsvraag toevoegen aan een presentatie” op pagina 48
ADOBE PRESENTER 7 37 Adobe Presenter 7 gebruiken
“Een open vraag toevoegen aan een presentatie” op pagina 43 “Een ja-neevraag toevoegen aan een presentatie” op pagina 39
Een meerkeuzevraag toevoegen aan een presentatie In Presenter kunnen meerkeuzevragen op verschillende manieren vertakken op basis van de antwoorden van de gebruiker. In een vraag met drie mogelijke antwoorden kunt u bijvoorbeeld de volgende vertakkingen instellen: als de gebruiker het eerste antwoord selecteert, wordt de volgende dia weergegeven; als de gebruiker het tweede antwoord kiest, wordt naar een latere dia in de quiz gesprongen en als de gebruiker het derde antwoord kiest, wordt een webpagina geopend. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer de dia vóór de dia waarin u de vraag wilt invoegen. Klik bijvoorbeeld op dia 6 als u de nieuwe vraag wilt opnemen in dia 7 van de presentatie. 3 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 4 Selecteer de quiz waaraan u een vraag wilt toevoegen en klik op Vraag toevoegen. (Als u snel een nieuwe vraag wilt toevoegen zonder op te geven of het een scorevraag betreft, klikt u op de pijl naast Vraag toevoegen en selecteert u een vraagtype.) 5 Selecteer Meerkeuzevraag in het dialoogvenster Vraagtypen en geef op hoe een score moet worden toegekend aan de vraag: Scorevraag maken Aan de vraag wordt een score toegekend. Enquêtevraag maken Aan de vraag wordt geen score toegekend.
6 Accepteer de standaardtekst voor de naam op het tabblad Vraag of geef een nieuwe naam op in het tekstvak Naam. De naam wordt op de vraagdia in de presentatie weergegeven. Als u meerdere vragen van hetzelfde type maakt (dus bijvoorbeeld meerdere meerkeuzevragen of open vragen) in één presentatie, typt u een unieke naam voor elke vraag, zodat u de vragen van elkaar kunt onderscheiden. 7 Typ de meerkeuzevraag in het tekstvak Vraag precies zo als u deze wilt weergeven op de dia. (U mag het tekstvak Vraag niet leeg laten.) 8 Typ in het tekstvak Score het aantal punten dat u aan deze vraag wilt toewijzen (u kunt ook de pijl-omhoog en -omlaag gebruiken om dit aantal op te geven). Door het toewijzen van punten bepaalt u het relatieve belang van de vraag. Door verschillende puntwaarden toe te wijzen aan verschillende vragen kunt u inleidende vragen bijvoorbeeld een lagere waarde geven dan geavanceerde vragen. U kunt ieder gewenst geheel getal opgeven. Als alle vragen dezelfde waarde hebben (bijvoorbeeld 10 punten), krijgen ze allemaal dezelfde score. 9 Klik in het gebied Antwoorden op Toevoegen om de mogelijke antwoorden op te geven. (Voor een meerkeuzevraag dienen minstens twee antwoorden te worden opgegeven.) Klik, indien noodzakelijk, op Verwijderen om een antwoord uit de lijst te verwijderen. 10 (Optioneel) Klik op Geavanceerd om opties in te stellen voor afzonderlijke antwoorden, zoals een aangepast feedbackbericht, een bepaalde handeling of audio. (In het geval van lange antwoorden biedt het dialoogvenster Geavanceerde antwoordopties meer ruimte om een antwoord te typen.) 11 Schakel het keuzerondje naast het juiste antwoord in. 12 Kies in het keuzemenu Type of er meerdere juiste antwoorden zijn of slechts één goed antwoord. Als u meerdere juiste antwoorden selecteert, moet u niet vergeten terug te gaan naar stap 11 om de keuzerondjes naast alle juiste antwoorden te selecteren. Bovendien worden de in stap 10 beschreven geavanceerde functies alleen ingeschakeld als u Eén antwoord selecteert. 13 Gebruik het keuzemenu Nummering om aan te geven hoe de antwoorden op de dia worden vermeld. U kunt kiezen uit hoofdletters, kleine letters of nummers. 14 Selecteer het tabblad Opties. 15 (Optioneel) Selecteer in het keuzemenu Type het vraagtype: Scorevraag of Enquête.
ADOBE PRESENTER 7 38 Adobe Presenter 7 gebruiken
16 Schakel Knop Wissen weergeven in om een knop op de vraagdia weer te geven waarop gebruikers kunnen klikken om hun antwoorden te wissen en opnieuw te beginnen. 17 Stel de volgende opties in in het gebied Indien antwoord juist: Handeling Hier kiest u welke actie wordt ondernomen als de gebruiker het juiste antwoord geeft. U kunt naar de volgende dia gaan (Ga naar volgende dia, de standaardhandeling), naar een andere dia in de presentatie springen (Ga naar dia) of een webpagina weergeven (URL openen). Als u een webpagina weergeeft, typt u het adres in het tekstvak URL openen en geeft u op waar u de webpagina wilt weergeven (kies Huidig om de webpagina de plaats van de presentatie te laten innemen of Nieuw om de webpagina in een ander venster weer te geven). Ga naar volgende dia Afhankelijk van de optie die u hebt geselecteerd bij Handeling, kunt u in dit tekstvak een exacte
bestemming opgeven. Audioclip afspelen Schakel deze optie in om een audiobestand te importeren of een nieuw audiobestand op te nemen dat wordt afgespeeld wanneer de vraag juist wordt beantwoord. Gebruik de knoppen Opnemen, Stoppen, Verwijderen en Importeren naar wens. (Als u al audio hebt opgenomen, wordt de knop Afspelen vervangen door de knop Opnemen. Als u nieuwe audio wilt opnemen, dient u de audio eerst te verwijderen en vervolgens Opnemen te selecteren.)
Opmerking: Als een audioclip en een handeling aan een vraag zijn gekoppeld, wordt de audioclip afgespeeld voordat de handeling plaatsvindt. Bericht bij juist antwoord weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven wanneer gebruikers het juiste antwoord geven. Schakel deze optie uit als u geen feedback wilt weergeven voor een juist antwoord.
18 Stel de volgende opties in in het gebied Indien antwoord onjuist: Gebruiker krijgt [#] pogingen Gebruik de pijlen of typ rechtstreeks in het tekstvak om te bepalen hoe vaak een gebruiker
mag raden voordat een andere handeling plaatsvindt. Onder een poging wordt het openen en weergeven van de vraagdia verstaan. (Wanneer het aantal pogingen wordt ingesteld op 1, wordt de presentatie niet voortgezet als de gebruiker de quiz sluit en deze weer probeert te openen. Stel het aantal pogingen niet in op 1 als u uw presentatie wilt gebruiken in een vergadering of wilt opnemen in een archief.) Onbeperkt aantal pogingen Schakel deze optie in om de gebruikers een onbeperkt aantal pogingen te geven. Handeling Klik op de gewenste handeling of bestemming voor na de laatste poging. U kunt naar de volgende dia gaan (Ga naar volgende dia, de standaardhandeling), naar een andere dia in de presentatie springen (Ga naar dia) of een webpagina weergeven (URL openen). Typ het adres van de webpagina in het tekstvak URL openen en geef op waar de webpagina moet worden weergegeven (kies Huidig om de webpagina de plaats te laten innemen van de presentatie of kies Nieuw om de webpagina weer te geven in een ander venster). Ga naar volgende dia Afhankelijk van de optie die u hebt geselecteerd bij Handeling, kunt u in dit tekstvak een exacte
bestemming opgeven. Audioclip afspelen Schakel deze optie in om een audiobestand te importeren of een nieuw audiobestand op te nemen dat wordt afgespeeld wanneer de vraag onjuist wordt beantwoord. Gebruik de knoppen Opnemen, Stoppen, Verwijderen en Importeren naar wens. Foutbericht weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven wanneer gebruikers een onjuist antwoord
geven. Schakel deze optie uit als u geen feedback wilt weergeven voor een onjuist antwoord. Bericht voor opnieuw proberen weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven voor gebruikers die een onjuist antwoord hebben gegeven, maar die nog een poging mogen uitvoeren (zoals “Probeer het nogmaals”). 'Onvolledig'-bericht weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven voor gebruikers die geen
antwoord opgeven (zoals ''Selecteer een antwoord voordat u verdergaat''). Opmerking: U kunt de standaardtekst van de berichten voor juiste, onjuiste en onvolledige antwoorden en voor nieuwe pogingen bewerken in Quizmanager. Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager (gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren) en klik op het tabblad Standaardlabels. 19 Selecteer het tabblad Rapportage. U kunt de standaardinstellingen accepteren of, indien noodzakelijk, de volgende opties wijzigen: Antwoorden rapporteren Hiermee worden de antwoordgegevens naar Connect Pro Server of een LMS verzonden.
ADOBE PRESENTER 7 39 Adobe Presenter 7 gebruiken
Quiz De naam van de quiz waaraan deze vraag is toegewezen. U kunt een andere quiz selecteren in het keuzemenu. ID van doelstelling Dit nummer wordt automatisch toegewezen wanneer u een quiz maakt. Dit nummer wordt gebruikt om scores uit Presenter-presentaties te rapporteren die worden bijgehouden in Connect Pro Server of een LMS. Interactie-ID Accepteer het standaardnummer of typ een nieuw nummer rechtstreeks in het tekstvak. De maximale lengte van een interactie-ID is 64 tekens. Als u wilt dat traceringsinformatie vanuit de Presenter-presentatie naar Connect Pro Server wordt verzonden, moet u de interactie-ID gebruiken die in Connect Pro Server is opgegeven.
Opmerking: Als u een nieuwe vraag maakt door een bestaande vraagdia te kopiëren en te plakken, moet u een nieuwe unieke interactie-ID invoeren zodat elke afzonderlijke vraag correct wordt gerapporteerd in Connect Pro Server. Het wordt niet aangeraden nieuwe vragen te maken door middel van kopiëren en plakken. Het is beter nieuwe vragen te maken met Quizmanager. 20 Als u klaar bent, drukt u twee keer op OK.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Een ja-neevraag toevoegen aan een presentatie Gebruikers beantwoorden ja-neevragen door Waar of Niet waar (of Ja of Nee) als antwoord te selecteren. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer de dia vóór de dia waarin u de vraag wilt invoegen. Klik bijvoorbeeld op dia 6 als u wilt dat dia 7 de nieuwe vraagdia wordt in de presentatie. 3 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 4 Selecteer de quiz waaraan u een vraag wilt toevoegen en klik op Vraag toevoegen. (Als u snel een nieuwe vraag wilt toevoegen zonder op te geven of het een scorevraag betreft, klikt u op de pijl naast Vraag toevoegen en selecteert u een vraagtype.) 5 Selecteer Ja/Nee in het dialoogvenster Vraagtypen en geef op of de vraag een scorevraag wordt. Scorevraag maken Aan de vraag wordt een score toegekend. Enquêtevraag maken Aan de vraag wordt geen score toegekend.
6 Accepteer de standaardtekst voor de naam op het tabblad Vraag of geef een nieuwe naam op in het tekstvak Naam. De naam wordt op de vraagdia in de presentatie weergegeven. Als u meerdere vragen van hetzelfde type maakt (dus bijvoorbeeld meerdere meerkeuzevragen of open vragen) in één presentatie, typt u een unieke naam voor elke vraag, zodat u de vragen van elkaar kunt onderscheiden. 7 Typ de ja-neevraag in het tekstvak Vraag precies zo als u deze wilt weergeven op de dia. (U mag het tekstvak Vraag niet leeg laten.) 8 Typ in het tekstvak Score het aantal punten dat u aan deze vraag wilt toewijzen (u kunt ook de pijl-omhoog en -omlaag gebruiken om dit aantal op te geven). Door het toewijzen van punten bepaalt u het relatieve belang van de vraag. Door verschillende puntwaarden toe te wijzen aan verschillende vragen kunt u bijvoorbeeld een lagere waarde toekennen aan inleidende vragen en een hogere waarde aan geavanceerde vragen. U kunt ieder gewenst geheel getal opgeven. Als alle vragen dezelfde waarde hebben (bijvoorbeeld 10 punten), krijgen ze allemaal dezelfde score. 9 Geef in het gedeelte Antwoorden aan welke vraag juist is door Ja of Nee te selecteren. 10 Selecteer een van de opties in het keuzemenu Type. (Als u de vraagopties wilt aanpassen, selecteert u de bestaande tekst het gebied Antwoorden en voert u een nieuw woord in. Selecteer bijvoorbeeld Waar en typ Geldig.) 11 Gebruik het keuzemenu Nummering om aan te geven hoe de antwoorden op de quizdia worden vermeld. U kunt kiezen uit hoofdletters, kleine letters of nummers. 12 Selecteer het tabblad Opties.
ADOBE PRESENTER 7 40 Adobe Presenter 7 gebruiken
13 (Optioneel) Selecteer in het keuzemenu Type het vraagtype: Scorevraag of Enquête. 14 Schakel Knop Wissen Weergeven in om een knop in te voegen in de vraagdia waarop gebruikers kunnen klikken om hun antwoorden te wissen en opnieuw te beginnen. 15 Stel de volgende opties in in het gebied Indien antwoord juist: Handeling Hier kiest u welke actie wordt ondernomen als de gebruiker het juiste antwoord geeft. U kunt naar de volgende dia gaan (Ga naar volgende dia, de standaardhandeling), naar een andere dia in de presentatie springen (Ga naar dia) of een webpagina weergeven (URL openen). Als u een webpagina weergeeft, typt u het adres in het tekstvak URL openen en geeft u op waar u de webpagina wilt weergeven (kies Huidig om de webpagina de plaats van de presentatie te laten innemen of Nieuw om de webpagina in een ander venster weer te geven). Ga naar volgende dia Afhankelijk van de optie die u hebt geselecteerd bij Handeling, kunt u in dit tekstvak een exacte
bestemming opgeven. Audioclip afspelen Schakel deze optie in om een audiobestand te importeren of een nieuw audiobestand op te nemen dat wordt afgespeeld wanneer de vraag juist wordt beantwoord. Gebruik de knoppen Opnemen, Stoppen, Verwijderen en Importeren naar wens. (Als u al audio hebt opgenomen, wordt de knop Afspelen vervangen door de knop Opnemen. Als u nieuwe audio wilt opnemen, dient u de audio eerst te verwijderen en vervolgens Opnemen te selecteren.)
Opmerking: Als een audioclip en een handeling aan een vraag zijn gekoppeld, wordt de audioclip afgespeeld voordat de handeling plaatsvindt. Bericht bij juist antwoord weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven wanneer gebruikers het juiste antwoord geven. Schakel deze optie uit als u geen feedback wilt weergeven voor een juist antwoord.
16 Stel de volgende opties in in het gebied Indien antwoord onjuist: Gebruiker krijgt [#] pogingen Gebruik de pijlen of typ rechtstreeks in het tekstvak om te bepalen hoe vaak een gebruiker
mag raden voordat een andere handeling plaatsvindt. Onder een poging wordt het openen en weergeven van de vraagdia verstaan. (Wanneer het aantal pogingen wordt ingesteld op 1, wordt de presentatie niet voortgezet als de gebruiker de quiz sluit en deze weer probeert te openen. Stel het aantal pogingen niet in op 1 als u uw presentatie wilt gebruiken in een vergadering of wilt opnemen in een archief.) Onbeperkt aantal pogingen Schakel deze optie in om de gebruikers een onbeperkt aantal pogingen te geven. Handeling Klik op de gewenste handeling of bestemming voor na de laatste poging. U kunt naar de volgende dia gaan (Ga naar volgende dia, de standaardhandeling), naar een andere dia in de presentatie springen (Ga naar dia) of een webpagina weergeven (URL openen). Als u een webpagina weergeeft, typt u het adres in het tekstvak URL openen en geeft u op waar u de webpagina wilt weergeven (kies Huidig om de webpagina de plaats van de presentatie te laten innemen of Nieuw om de webpagina in een ander venster weer te geven). Ga naar volgende dia Afhankelijk van de optie die u hebt geselecteerd bij Handeling, kunt u in dit tekstvak een exacte
bestemming opgeven. Audioclip afspelen Schakel deze optie in om een audiobestand te importeren of een nieuw audiobestand op te nemen dat wordt afgespeeld wanneer de vraag onjuist wordt beantwoord. Gebruik de knoppen Opnemen, Stoppen, Verwijderen en Importeren naar wens. Foutbericht weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven wanneer gebruikers een onjuist antwoord
geven. Schakel deze optie uit als u geen feedback wilt weergeven voor een onjuist antwoord. Bericht voor opnieuw proberen weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven voor gebruikers die een onjuist antwoord hebben gegeven, maar die nog een poging mogen uitvoeren (zoals “Probeer het nogmaals”). 'Onvolledig'-bericht weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven voor gebruikers die geen
antwoord opgeven (zoals ''Selecteer een antwoord voordat u verdergaat''). Opmerking: U kunt de standaardtekst van de berichten voor juiste, onjuiste en onvolledige antwoorden en voor nieuwe pogingen bewerken in Quizmanager. Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager (gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren) en klik op het tabblad Standaardlabels.
ADOBE PRESENTER 7 41 Adobe Presenter 7 gebruiken
17 Selecteer het tabblad Rapportage. U kunt de standaardinstellingen accepteren of, indien noodzakelijk, de volgende opties wijzigen: Antwoorden rapporteren Met deze optie worden de antwoordgegevens naar Connect Pro Server of een LMS verzonden. Quiz De naam van de quiz waaraan deze vraag is toegewezen. U kunt een andere quiz selecteren in het keuzemenu. ID van doelstelling Dit nummer wordt automatisch toegewezen wanneer u een quiz maakt. Dit nummer wordt gebruikt om scores uit Presenter-presentaties te rapporteren die worden bijgehouden in Connect Pro Server of een LMS. Interactie-ID Accepteer het standaardnummer of typ een nieuw nummer rechtstreeks in het tekstvak. De maximale lengte van een interactie-ID is 64 tekens. Als u wilt dat traceringsinformatie vanuit de Presenter-presentatie naar Connect Pro Server wordt verzonden, moet u de interactie-ID gebruiken die in Connect Pro Server is opgegeven.
Opmerking: Als u een nieuwe vraag maakt door een bestaande vraagdia te kopiëren en te plakken, moet u een nieuwe unieke interactie-ID invoeren zodat elke afzonderlijke vraag correct wordt gerapporteerd in Connect Pro Server. Het wordt niet aangeraden nieuwe vragen te maken door middel van kopiëren en plakken. Het is beter nieuwe vragen te maken met Quizmanager. 18 Als u klaar bent, drukt u twee keer op OK.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Een invulvraag toevoegen aan een presentatie Invulvragen bevatten een lege ruimte die gebruikers invullen door tekst (een woord of uitdrukking) op te geven of door uit een lijst met mogelijke antwoorden te kiezen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer de dia vóór de dia waarin u de vraag wilt invoegen. Klik bijvoorbeeld op dia 6 als u wilt dat dia 7 de nieuwe vraagdia wordt in de presentatie. 3 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 4 Selecteer de quiz waaraan u een vraag wilt toevoegen en klik op Vraag toevoegen. (Als u snel een nieuwe vraag wilt toevoegen zonder op te geven of het een scorevraag betreft, klikt u op de pijl naast Vraag toevoegen en selecteert u een vraagtype.) 5 Selecteer Invulvraag in het dialoogvenster Vraagtypen en geef op hoe een score moet worden toegekend aan de vraag: Scorevraag maken Aan de vraag wordt een score toegekend. Enquêtevraag maken Aan de vraag wordt geen score toegekend.
6 Accepteer de standaardtekst voor de naam op het tabblad Vraag of geef een nieuwe naam op in het tekstvak Naam. De naam wordt op de vraagdia in de presentatie weergegeven. Als u meerdere vragen van hetzelfde type maakt (dus bijvoorbeeld meerdere meerkeuzevragen of open vragen) in één presentatie, typt u een unieke naam voor elke vraag, zodat u de vragen van elkaar kunt onderscheiden. 7 Accepteer de standaardtekst voor Beschrijving of typ een nieuwe beschrijving in het vak Beschrijving. De beschrijving wordt weergegeven op de vraagdia in de presentatie en dient de gebruikers aanwijzingen te verschaffen over het beantwoorden van de vraag. (Het veld Beschrijving mag niet leeg worden gelaten.) 8 Typ in het tekstvak Score het aantal punten dat u aan deze vraag wilt toewijzen (u kunt ook de pijl-omhoog en -omlaag gebruiken om dit aantal op te geven). Door het toewijzen van punten bepaalt u het relatieve belang van de vraag. Door verschillende puntwaarden toe te wijzen aan verschillende vragen kunt u bijvoorbeeld een lagere waarde toekennen aan inleidende vragen en een hogere waarde aan geavanceerde vragen. U kunt ieder gewenst geheel getal opgeven. Als alle vragen dezelfde waarde hebben (bijvoorbeeld 10 punten), krijgen ze allemaal dezelfde score.
ADOBE PRESENTER 7 42 Adobe Presenter 7 gebruiken
9 Selecteer de optie Antwoorden in willekeurige volgorde in lijst om de weergavevolgorde van mogelijke antwoorden te wijzigen. 10 Typ in het tekstvak Uitdrukking de volledige zin of uitdrukking die een lege ruimte bevat die moet worden ingevuld door de gebruikers of waarvoor een keuzelijst met mogelijke antwoorden wordt weergegeven. 11 Selecteer het woord of de uitdrukking die de lege ruimte moet opvullen en klik op Ontbrekende tekst toevoegen. Er kunnen maximaal acht lege ruimten in een vraag worden opgenomen. (Tijdens het instellen van ontbrekende tekst wordt de witruimte in het dialoogvenster vertegenwoordigd door “
”, waarbij “i” verwijst naar het nummer dat aan de witruimte is toegewezen. Bewerk de tekst ”” niet handmatig, gebruik liever de knoppen Ontbrekende tekst toevoegen en Ontbrekende tekst verwijderen om het gewenste resultaat te bereiken.) 12 Bepaal in het dialoogvenster Niet ingevuld antwoord hoe gebruikers het juiste antwoord moeten kiezen. De gebruiker typt het antwoord dat met de onderstaande lijst wordt vergeleken Gebruikers typen een antwoord in een
tekstvak. De gebruiker dient een antwoord te selecteren in de onderstaande lijst Gebruikers dienen een antwoord te selecteren in
de keuzelijst. (In de keuzelijst kunnen antwoorden van ongeveer 22 tekens lang worden weergegeven. Langere antwoorden zijn wellicht niet helemaal zichtbaar in de gepubliceerde uitvoer.) 13 Klik, indien nodig, op Toevoegen en geef meer woorden of uitdrukkingen op die de desbetreffende lege ruimte in de zin op de juiste wijze vullen. Klik desgewenst op Toevoegen en Verwijderen om een lijst met juiste antwoorden te maken. 14 (Optioneel) Selecteer Het antwoord is hoofdlettergevoelig om te vereisen dat de gebruikers de juiste combinatie van kleine letters en hoofdletters invoeren als zij de ontbrekende tekst invullen. Als het antwoord op de vraag bijvoorbeeld ''Windows'' is en u de optie Het antwoord is hoofdlettergevoelig inschakelt, wordt het antwoord ''windows'' niet goed gerekend. 15 Klik op OK. 16 Selecteer het tabblad Opties. 17 (Optioneel) Gebruik het keuzemenu Type om het vraagtype te wijzigen van scorevraag in enquêtevraag. 18 Schakel Knop Wissen weergeven in om een knop op de vraagdia weer te geven waarop gebruikers kunnen klikken om hun antwoorden te wissen en opnieuw te beginnen. 19 Stel de volgende opties in in het gebied Indien antwoord juist: Handeling Hier kiest u welke actie wordt ondernomen als de gebruiker het juiste antwoord geeft. U kunt naar de volgende dia gaan (Ga naar volgende dia, de standaardhandeling), naar een andere dia in de presentatie springen (Ga naar dia) of een webpagina weergeven (URL openen). Als u een webpagina weergeeft, typt u het adres in het tekstvak URL openen en geeft u op waar u de webpagina wilt weergeven (kies Huidig om de webpagina de plaats van de presentatie te laten innemen of Nieuw om de webpagina in een ander venster weer te geven). Ga naar volgende dia Afhankelijk van de optie die u hebt geselecteerd bij Handeling, kunt u in dit tekstvak een exacte
bestemming opgeven. Audioclip afspelen Schakel deze optie in om een audiobestand te importeren of een nieuw audiobestand op te nemen dat wordt afgespeeld wanneer de vraag juist wordt beantwoord. Gebruik de knoppen Opnemen, Stoppen, Verwijderen en Importeren naar wens. (Als u al audio hebt opgenomen, wordt de knop Opnemen gewijzigd in Afspelen. Als u nieuwe audio wilt opnemen, dient u de audio eerst te verwijderen en vervolgens Opnemen te selecteren.)
Opmerking: Als een audioclip en een handeling aan een vraag zijn gekoppeld, wordt de audioclip afgespeeld voordat de handeling plaatsvindt. Bericht bij juist antwoord weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven wanneer gebruikers het juiste antwoord geven. Schakel deze optie uit als u geen feedback wilt weergeven voor een juist antwoord.
20 Stel de volgende opties in in het gebied Indien antwoord onjuist: Gebruiker krijgt [#] pogingen Gebruik de pijlen of typ rechtstreeks in het tekstvak om te bepalen hoe vaak een gebruiker
mag raden voordat een andere handeling plaatsvindt. Onder een poging wordt het openen en weergeven van de vraagdia verstaan. (Wanneer het aantal pogingen wordt ingesteld op 1, wordt de presentatie niet voortgezet als de gebruiker de quiz sluit en deze weer probeert te openen. Stel het aantal pogingen niet in op 1 als u uw presentatie wilt gebruiken in een vergadering of wilt opnemen in een archief.)
ADOBE PRESENTER 7 43 Adobe Presenter 7 gebruiken
Onbeperkt aantal pogingen Schakel deze optie in om de gebruikers een onbeperkt aantal pogingen te geven. Handeling Klik op de gewenste handeling of bestemming voor na de laatste poging. U kunt naar de volgende dia gaan (Ga naar volgende dia, de standaardhandeling), naar een andere dia in de presentatie springen (Ga naar dia) of een webpagina weergeven (URL openen). Als u een webpagina weergeeft, typt u het adres in het tekstvak URL openen en geeft u op waar u de webpagina wilt weergeven (kies Huidig om de webpagina de plaats van de presentatie te laten innemen of Nieuw om de webpagina in een ander venster weer te geven). Ga naar volgende dia Afhankelijk van de optie die u hebt geselecteerd bij Handeling, kunt u in dit tekstvak een exacte
bestemming opgeven. Audioclip afspelen Schakel deze optie in om een audiobestand te importeren of een nieuw audiobestand op te nemen dat wordt afgespeeld wanneer de vraag onjuist wordt beantwoord. Gebruik de knoppen Opnemen, Stoppen, Verwijderen en Importeren naar wens. Foutbericht weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven wanneer gebruikers een onjuist antwoord
geven. Schakel deze optie uit als u geen feedback wilt weergeven voor een onjuist antwoord. Bericht voor opnieuw proberen weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven voor gebruikers die een onjuist antwoord hebben gegeven, maar die nog een poging mogen uitvoeren (zoals “Probeer het nogmaals”). 'Onvolledig'-bericht weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven voor gebruikers die geen
antwoord opgeven (zoals ''Selecteer een antwoord voordat u verdergaat''). Opmerking: U kunt de standaardtekst van de berichten voor juiste, onjuiste en onvolledige antwoorden en voor nieuwe pogingen bewerken in Quizmanager. Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager (gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren) en klik op het tabblad Standaardlabels. 21 Selecteer het tabblad Rapportage. U kunt de standaardinstellingen accepteren of, indien noodzakelijk, de volgende opties wijzigen: Antwoorden rapporteren Met deze optie worden de antwoordgegevens naar Connect Pro Server of een LMS verzonden. Quiz De naam van de quiz waaraan deze vraag is toegewezen. U kunt een andere quiz selecteren in het keuzemenu. ID van doelstelling Dit nummer wordt automatisch toegewezen wanneer u een quiz maakt. Dit nummer wordt gebruikt om scores uit Presenter-presentaties te rapporteren die worden bijgehouden in Connect Pro Server of een LMS. Interactie-ID Accepteer het standaardnummer of typ een nieuw nummer rechtstreeks in het tekstvak. De maximale lengte van een interactie-ID is 64 tekens. Als u wilt dat traceringsinformatie vanuit de Presenter-presentatie naar Connect Pro Server wordt verzonden, moet u de interactie-ID gebruiken die in Connect Pro Server is opgegeven.
Opmerking: Als u een nieuwe vraag maakt door een bestaande vraagdia te kopiëren en te plakken, moet u een nieuwe unieke interactie-ID invoeren zodat elke afzonderlijke vraag correct wordt gerapporteerd in Connect Pro Server. Het wordt niet aangeraden nieuwe vragen te maken door middel van kopiëren en plakken. Het is beter nieuwe vragen te maken met Quizmanager. 22 Als u klaar bent, drukt u twee keer op OK.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Een open vraag toevoegen aan een presentatie Gebruikers dienen open vragen te beantwoorden door een woord, uitdrukking of volledige zin op te geven als een antwoord. U kunt deze vragen als essayvragen gebruiken en er een score aan toekennen of als enquêtevragen om uitgebreide feedback te verzamelen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer de dia vóór de dia waarin u de vraag wilt invoegen. Klik bijvoorbeeld op dia 6 als u wilt dat dia 7 de nieuwe vraagdia wordt in de presentatie.
ADOBE PRESENTER 7 44 Adobe Presenter 7 gebruiken
3 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 4 Selecteer de quiz waaraan u een vraag wilt toevoegen en klik op Vraag toevoegen. (Als u snel een nieuwe vraag wilt toevoegen zonder op te geven of het een scorevraag betreft, klikt u op de pijl naast Vraag toevoegen en selecteert u een vraagtype.) 5 Selecteer Open vraag in het dialoogvenster Vraagtypen en geef op hoe een score moet worden toegekend aan de vraag: Scorevraag maken Aan de vraag wordt een score toegekend. Enquêtevraag maken Aan de vraag wordt geen score toegekend.
6 Accepteer de standaardtekst voor de naam op het tabblad Vraag of geef een nieuwe naam op in het tekstvak. De naam wordt op de vraagdia in de presentatie weergegeven. Als u meerdere vragen van hetzelfde type maakt (dus bijvoorbeeld meerdere meerkeuzevragen of open vragen) in één presentatie, typt u een unieke naam voor elke vraag, zodat u de vragen van elkaar kunt onderscheiden. 7 Typ de open vraag in het tekstvak Vraag precies zo als u deze wilt weergeven op de dia. (U mag het tekstvak Vraag niet leeg laten.) 8 Typ in het tekstvak Score het aantal punten dat u aan deze vraag wilt toewijzen (u kunt ook de pijl-omhoog en -omlaag gebruiken om dit aantal op te geven). Door het toewijzen van punten bepaalt u het relatieve belang van de vraag. Door verschillende puntwaarden toe te wijzen aan verschillende vragen kunt u bijvoorbeeld een lagere waarde toekennen aan inleidende vragen en een hogere waarde aan geavanceerde vragen. U kunt ieder gewenst geheel getal opgeven. Als alle vragen dezelfde waarde hebben (bijvoorbeeld 10 punten), krijgen ze allemaal dezelfde score. 9 Klik in het gebied Acceptabele antwoorden op een lege rij of klik op Toevoegen en typ woorden of uitdrukkingen die de vraag op de juiste wijze beantwoorden. Klik naar wens op Toevoegen en Verwijderen om een volledige lijst op te stellen. 10 (Optioneel) Selecteer Het antwoord is hoofdlettergevoelig om te vereisen dat de gebruikers de juiste combinatie van kleine letters en hoofdletters invoeren als zij een open vraag beantwoorden. Als het antwoord op de vraag bijvoorbeeld 'Windows' is en u de optie voor hoofdlettergevoelige antwoorden inschakelt, is het antwoord 'windows' onjuist. 11 Selecteer het tabblad Opties. 12 (Optioneel) Gebruik het keuzemenu Type om het vraagtype te wijzigen van scorevraag in enquêtevraag. 13 Schakel Knop Wissen weergeven in om een knop op de vraagdia weer te geven waarop gebruikers kunnen klikken om hun antwoorden te wissen en opnieuw te beginnen. 14 Stel de volgende opties in in het gebied Indien antwoord juist: Handeling Hier kiest u welke actie wordt ondernomen als de gebruiker het juiste antwoord geeft. U kunt naar de volgende dia gaan (Ga naar volgende dia, de standaardhandeling), naar een andere dia in de presentatie springen (Ga naar dia) of een webpagina weergeven (URL openen). Als u een webpagina weergeeft, typt u het adres in het tekstvak URL openen en geeft u op waar u de webpagina wilt weergeven (kies Huidig om de webpagina de plaats van de presentatie te laten innemen of Nieuw om de webpagina in een ander venster weer te geven). Ga naar volgende dia Afhankelijk van de optie die u hebt geselecteerd bij Handeling, kunt u in dit tekstvak een exacte
bestemming opgeven. Audioclip afspelen Schakel deze optie in om een audiobestand te importeren of een nieuw audiobestand op te nemen dat wordt afgespeeld wanneer de vraag juist wordt beantwoord. Gebruik de knoppen Opnemen, Stoppen, Verwijderen en Importeren naar wens. (Als u al audio hebt opgenomen, wordt de knop Afspelen vervangen door de knop Opnemen. Als u nieuwe audio wilt opnemen, dient u de audio eerst te verwijderen en vervolgens Opnemen te selecteren.)
Opmerking: Als een audioclip en een handeling aan een vraag zijn gekoppeld, wordt de audioclip afgespeeld voordat de handeling plaatsvindt. Bericht bij juist antwoord weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven wanneer gebruikers het juiste antwoord geven. Schakel deze optie uit als u geen feedback wilt weergeven voor een juist antwoord.
15 Stel de volgende opties in in het gebied Indien antwoord onjuist: Gebruiker krijgt [#] pogingen Gebruik de pijlen of typ rechtstreeks in het tekstvak om te bepalen hoe vaak een gebruiker
mag raden voordat een andere handeling plaatsvindt. Onder een poging wordt het openen en weergeven van de vraagdia
ADOBE PRESENTER 7 45 Adobe Presenter 7 gebruiken
verstaan. (Wanneer het aantal pogingen wordt ingesteld op 1, wordt de presentatie niet voortgezet als de gebruiker de quiz sluit en deze weer probeert te openen. Stel het aantal pogingen niet in op 1 als u uw presentatie wilt gebruiken in een vergadering of wilt opnemen in een archief.) Onbeperkt aantal pogingen Schakel deze optie in om de gebruikers een onbeperkt aantal pogingen te geven. Handeling Klik op de gewenste handeling of bestemming voor na de laatste poging. U kunt naar de volgende dia gaan (Ga naar volgende dia, de standaardhandeling), naar een andere dia in de presentatie springen (Ga naar dia) of een webpagina weergeven (URL openen). Als u een webpagina weergeeft, typt u het adres in het tekstvak URL openen en geeft u op waar u de webpagina wilt weergeven (kies Huidig om de webpagina de plaats van de presentatie te laten innemen of Nieuw om de webpagina in een ander venster weer te geven). Ga naar volgende dia Afhankelijk van de optie die u hebt geselecteerd bij Handeling, kunt u in dit tekstvak een exacte
bestemming opgeven. Audioclip afspelen Schakel deze optie in om een audiobestand te importeren of een nieuw audiobestand op te nemen dat wordt afgespeeld wanneer de vraag onjuist wordt beantwoord. Gebruik de knoppen Opnemen, Stoppen, Verwijderen en Importeren naar wens. Foutbericht weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven wanneer gebruikers een onjuist antwoord
geven. Schakel deze optie uit als u geen feedback wilt weergeven voor een onjuist antwoord. Bericht voor opnieuw proberen weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven voor gebruikers die een onjuist antwoord hebben gegeven, maar die nog een poging mogen uitvoeren (zoals “Probeer het nogmaals”). 'Onvolledig'-bericht weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven voor gebruikers die geen
antwoord opgeven (zoals ''Selecteer een antwoord voordat u verdergaat''). Opmerking: U kunt de standaardtekst van de berichten voor juiste, onjuiste en onvolledige antwoorden en voor nieuwe pogingen bewerken in Quizmanager. Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager (gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren) en klik op het tabblad Standaardlabels. 16 Selecteer het tabblad Rapportage. U kunt de standaardinstellingen accepteren of, indien noodzakelijk, de volgende opties wijzigen: Antwoorden rapporteren Met deze optie worden de antwoordgegevens naar Connect Pro Server of een LMS verzonden. Quiz De naam van de quiz waaraan deze vraag is toegewezen. U kunt een andere quiz selecteren in het keuzemenu. ID van doelstelling Dit nummer wordt automatisch toegewezen wanneer u een quiz maakt. Dit nummer wordt gebruikt om scores uit Presenter-presentaties te rapporteren die worden bijgehouden in Connect Pro Server of een LMS. Interactie-ID Accepteer het standaardnummer of typ een nieuw nummer rechtstreeks in het tekstvak. De maximale lengte van een interactie-ID is 64 tekens. Als u wilt dat traceringsinformatie vanuit de Presenter-presentatie naar Connect Pro Server wordt verzonden, moet u de interactie-ID gebruiken die in Connect Pro Server is opgegeven.
Opmerking: Als u een nieuwe vraag maakt door een bestaande vraagdia te kopiëren en te plakken, moet u een nieuwe unieke interactie-ID invoeren zodat elke afzonderlijke vraag correct wordt gerapporteerd in Connect Pro Server. Het wordt niet aangeraden nieuwe vragen te maken door middel van kopiëren en plakken. Het is beter nieuwe vragen te maken met Quizmanager. 17 Als u klaar bent, drukt u twee keer op OK. De nieuwe open-vraagdia wordt op de aangegeven locatie in de presentatie weergegeven. Als u de open vraag gebruikt als toetsvraag die voor de score telt, kunt u aan alle antwoorden afzonderlijk een score toekennen door de overschrijvingsoptie van Connect Pro Central te gebruiken. Raadpleeg het Connect Pro Central Handboek voor meer informatie.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
ADOBE PRESENTER 7 46 Adobe Presenter 7 gebruiken
Een combinatievraag toevoegen aan een presentatie Gebruikers beantwoorden combinatievragen door items uit twee verschillende lijsten aan elkaar te koppelen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer de dia vóór de dia waarin u de vraag wilt invoegen. Klik bijvoorbeeld op dia 6 als u wilt dat dia 7 de nieuwe vraagdia wordt in de presentatie. 3 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 4 Selecteer de quiz waaraan u een vraag wilt toevoegen en klik op Vraag toevoegen. (Als u snel een nieuwe vraag wilt toevoegen zonder op te geven of het een scorevraag betreft, klikt u op de pijl naast Vraag toevoegen en selecteert u een vraagtype.) 5 Selecteer Combinatievraag in het dialoogvenster Vraagtypen en geef op hoe een score moet worden toegekend aan de vraag: Scorevraag maken Aan de vraag wordt een score toegekend. Enquêtevraag maken Aan de vraag wordt geen score toegekend.
6 Accepteer de standaardtekst voor de naam op het tabblad Vraag of geef een nieuwe naam op in het tekstvak. De naam wordt op de vraagdia in de presentatie weergegeven. Als u meerdere vragen van hetzelfde type maakt (dus bijvoorbeeld meerdere meerkeuzevragen of open vragen) in één presentatie, typt u een unieke naam voor elke vraag, zodat u de vragen van elkaar kunt onderscheiden. 7 Typ de combinatievraag in het tekstvak Vraag precies zo als u deze wilt weergeven op de dia. Voorbeeld: “Kies de functies in kolom 1 die overeenkomen met de afdelingen in kolom 2”. (U mag het tekstvak Vraag niet leeg laten.) 8 Typ in het tekstvak Score het aantal punten dat u aan deze vraag wilt toewijzen (u kunt ook de pijl-omhoog en -omlaag gebruiken om dit aantal op te geven). Door het toewijzen van punten bepaalt u het relatieve belang van de vraag. Door verschillende puntwaarden toe te wijzen aan verschillende vragen kunt u bijvoorbeeld een lagere waarde toekennen aan inleidende vragen en een hogere waarde aan geavanceerde vragen. U kunt ieder gewenst geheel getal opgeven. Als alle vragen dezelfde waarde hebben (bijvoorbeeld 10 punten), krijgen ze allemaal dezelfde score. 9 Selecteer Opties voor willekeurige volgorde om de weergavevolgorde van mogelijke antwoorden willekeurig aan te passen. 10 Klik bij Antwoorden op Toevoegen onder elke kolom en typ de woorden of uitdrukkingen die met elkaar overeenkomen. (Het is ook mogelijk rechtstreeks in iedere kolom te klikken en de woorden of uitdrukkingen te typen.) Klik, indien nodig, op Verwijderen om antwoorden te verwijderen of klik op de pijl-omhoog of -omlaag om antwoorden omhoog of omlaag te verplaatsen in de kolom. 11 (Optioneel) Als u de namen van de kolommen wilt wijzigen, klikt u op de standaardnamen (“Kolom 1” en “Kolom 2”) en typt u nieuwe namen. 12 U brengt als volgt de juiste overeenkomst tot stand tussen de antwoorden: klik op een item in een kolom en klik vervolgens op een item in de andere kolom. Klik daarna op Combineren. (Het is ook mogelijk om items tussen de twee kolommen te slepen om de juiste combinaties tot stand te brengen.) Er wordt een lijn tussen de twee items getrokken om de overeenkomst aan te geven. Elk item in Kolom 1 moet een overeenkomend item hebben in Kolom 2. 13 Als u de volgorde van de items in een kolom wilt wijzigen, selecteert u een item en klikt u op de pijl-omhoog of -omlaag onder de kolom om het item omhoog of omlaag te verplaatsen in de lijst. 14 Als u een fout maakt bij het vaststellen van de juiste combinaties van kolomitems, klikt u op Combinaties wissen en begint u opnieuw. 15 Gebruik het keuzemenu Nummering om aan te geven hoe de antwoorden op de quizdia worden vermeld. U kunt kiezen uit hoofdletters, kleine letters of nummers. 16 Selecteer het tabblad Opties. 17 (Optioneel) Gebruik het keuzemenu Type om het vraagtype te wijzigen van scorevraag in enquêtevraag. 18 Schakel Knop Wissen weergeven in om een knop op de vraagdia weer te geven waarop gebruikers kunnen klikken om hun antwoorden te wissen en opnieuw te beginnen.
ADOBE PRESENTER 7 47 Adobe Presenter 7 gebruiken
19 Stel de volgende opties in in het gebied Indien antwoord juist: Handeling Hier kiest u welke actie wordt ondernomen als de gebruiker het juiste antwoord geeft. U kunt naar de volgende dia gaan (Ga naar volgende dia, de standaardhandeling), naar een andere dia in de presentatie springen (Ga naar dia) of een webpagina weergeven (URL openen). Als u een webpagina weergeeft, typt u het adres in het tekstvak URL openen en geeft u op waar u de webpagina wilt weergeven (kies Huidig om de webpagina de plaats van de presentatie te laten innemen of Nieuw om de webpagina in een ander venster weer te geven). Ga naar volgende dia Afhankelijk van de optie die u hebt geselecteerd bij Handeling, kunt u in dit tekstvak een exacte
bestemming opgeven. Audioclip afspelen Schakel deze optie in om een audiobestand te importeren of een nieuw audiobestand op te nemen dat wordt afgespeeld wanneer de vraag juist wordt beantwoord. Gebruik de knoppen Opnemen, Stoppen, Verwijderen en Importeren naar wens. (Als u al audio hebt opgenomen, wordt de knop Opnemen gewijzigd in Afspelen. Als u nieuwe audio wilt opnemen, dient u de audio eerst te verwijderen en vervolgens Opnemen te selecteren.)
Opmerking: Als een audioclip en een handeling aan een vraag zijn gekoppeld, wordt de audioclip afgespeeld voordat de handeling plaatsvindt. Bericht bij juist antwoord weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven wanneer gebruikers het juiste antwoord geven. Schakel deze optie uit als u geen feedback wilt weergeven voor een juist antwoord.
20 Stel de volgende opties in in het gebied Indien antwoord onjuist: Gebruiker krijgt [#] pogingen Gebruik de pijlen of typ rechtstreeks in het tekstvak om te bepalen hoe vaak een gebruiker
mag raden voordat een andere handeling plaatsvindt. Onder een poging wordt het openen en weergeven van de vraagdia verstaan. (Wanneer het aantal pogingen wordt ingesteld op 1, wordt de presentatie niet voortgezet als de gebruiker de quiz sluit en deze weer probeert te openen. Stel het aantal pogingen niet in op 1 als u uw presentatie wilt gebruiken in een vergadering of wilt opnemen in een archief.) Onbeperkt aantal pogingen Schakel deze optie in om de gebruikers een onbeperkt aantal pogingen te geven. Handeling Selecteer de gewenste handeling/bestemming voor na de laatste poging. U kunt naar de volgende dia gaan (Ga naar volgende dia, de standaardhandeling), naar een andere dia in de presentatie springen (Ga naar dia) of een webpagina weergeven (URL openen). Als u een webpagina weergeeft, typt u het adres in het tekstvak URL openen en geeft u op waar u de webpagina wilt weergeven (kies Huidig om de webpagina de plaats van de presentatie te laten innemen of Nieuw om de webpagina in een ander venster weer te geven). Ga naar volgende dia Afhankelijk van de optie die u hebt geselecteerd bij Handeling, kunt u in dit tekstvak een exacte
bestemming opgeven. Audioclip afspelen Schakel deze optie in om een audiobestand te importeren of een nieuw audiobestand op te nemen dat wordt afgespeeld wanneer de vraag onjuist wordt beantwoord. Gebruik de knoppen Opnemen, Stoppen, Verwijderen en Importeren naar wens. Foutbericht weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven wanneer gebruikers een onjuist antwoord
geven. Schakel deze optie uit als u geen feedback wilt weergeven voor een onjuist antwoord. Bericht voor opnieuw proberen weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven voor gebruikers die een onjuist antwoord hebben gegeven, maar die nog een poging mogen uitvoeren (zoals “Probeer het nogmaals”). 'Onvolledig'-bericht weergeven Schakel deze optie in om een tekstbericht weer te geven voor gebruikers die geen
antwoord opgeven (zoals ''Selecteer een antwoord voordat u verdergaat''). Opmerking: U kunt de standaardtekst van de berichten voor juiste, onjuiste en onvolledige antwoorden en voor nieuwe pogingen bewerken in Quizmanager. Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager (gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren) en klik op het tabblad Standaardlabels. 21 Selecteer het tabblad Rapportage. U kunt de standaardinstellingen accepteren of, indien noodzakelijk, de volgende opties wijzigen: Antwoorden rapporteren Met deze optie worden de antwoordgegevens naar Connect Pro Server of een LMS verzonden. Quiz De naam van de quiz waaraan deze vraag is toegewezen. U kunt een andere quiz selecteren in het keuzemenu.
ADOBE PRESENTER 7 48 Adobe Presenter 7 gebruiken
ID van doelstelling Dit nummer wordt automatisch toegewezen wanneer u een quiz maakt. Dit nummer wordt gebruikt om scores uit Presenter-presentaties te rapporteren die worden bijgehouden in Connect Pro Server of een LMS. Interactie-ID Accepteer het standaardnummer of typ een nieuw nummer rechtstreeks in het tekstvak. De maximale lengte van een interactie-ID is 64 tekens. Als u wilt dat traceringsinformatie vanuit de Presenter-presentatie naar Connect Pro Server wordt verzonden, moet u de interactie-ID gebruiken die in Connect Pro Server is opgegeven.
Opmerking: Als u een nieuwe vraag maakt door een bestaande vraagdia te kopiëren en te plakken, moet u een nieuwe unieke interactie-ID invoeren zodat elke afzonderlijke vraag correct wordt gerapporteerd in Connect Pro Server. Het wordt niet aangeraden nieuwe vragen te maken door middel van kopiëren en plakken. Het is beter nieuwe vragen te maken met Quizmanager. 22 Als u klaar bent, drukt u twee keer op OK.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Een beoordelingsvraag toevoegen aan een presentatie Gebruikers beantwoorden beoordelingsvragen door aan te geven in hoeverre ze het met een bepaalde verklaring eens zijn. Zo kunt u een gebruiker bijvoorbeeld vragen om aan te geven of hij het oneens is met, het enigszins oneens is met, geen mening heeft over, het enigszins eens is met of het eens is met de verklaring: ''Deze presentatie heeft me waardevolle informatie verschaft''. Beoordelingsvragen zijn altijd enquêtevragen en er wordt dus geen score aan toegekend. U kunt geen puntwaarde toewijzen aan een beoordelingsvraag en u kunt geen vertakkingen creëren voor juiste of onjuiste antwoorden (er zijn immers geen juiste of onjuiste antwoorden voor enquêtevragen). U kunt echter wel beslissen wat er gebeurt als de gebruiker de beoordelingsvraag heeft beantwoord, zoals doorgaan met de volgende dia of een URL weergeven. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer de dia vóór de dia waarin u een vraagdia wilt invoegen. Klik bijvoorbeeld op dia 6 als u wilt dat dia 7 de nieuwe vraagdia wordt in de presentatie. 3 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 4 Selecteer de quiz waaraan u een vraag wilt toevoegen en klik op Vraag toevoegen. (Als u snel een nieuwe vraag wilt toevoegen zonder op te geven of het een scorevraag betreft, klikt u op de pijl naast Vraag toevoegen en selecteert u een vraagtype.) 5 Selecteer Beoordelingsvraag (Likert-schaal) in het dialoogvenster Vraagtypen. 6 Klik op Enquêtevraag maken. 7 Accepteer de standaardtekst voor de naam op het tabblad Vraag of geef een nieuwe naam op in het tekstvak. De naam wordt op de vraagdia in de presentatie weergegeven. Als u meerdere vragen van hetzelfde type maakt (dus bijvoorbeeld meerdere meerkeuzevragen of open vragen) in één presentatie, typt u een unieke naam voor elke vraag, zodat u de vragen van elkaar kunt onderscheiden. 8 Accepteer de standaardtekst of typ een nieuwe beschrijving rechtstreeks in het tekstvak Beschrijving. De beschrijving wordt weergegeven op de vraagdia in de presentatie en dient de gebruikers aanwijzingen te verschaffen over het beantwoorden van de vraag. (U mag het tekstvak met de beschrijving niet leeg laten.) 9 Klik in het gebied Vragen op de eerste rij of klik op Toevoegen en typ een Likert-vraag rechtstreeks in het tekstvak. (U kunt maximaal vijf afzonderlijke Likert-vragen toevoegen op één dia.) 10 In het gebied Antwoorden kunt u de standaardantwoordtekst accepteren, de tekst bewerken, een type verwijderen en een nieuw antwoordtype toevoegen. Als u tekst wilt bewerken, dubbelklikt u op de bestaande tekst (zoals Neutraal) en typt u de nieuwe tekst. Als u een antwoordtype wilt verwijderen, selecteert u het type en klikt u op Verwijderen. Als u een
ADOBE PRESENTER 7 49 Adobe Presenter 7 gebruiken
antwoordtype wilt toevoegen, klikt u op Toevoegen en typt u nieuwe tekst. (U kunt maximaal vijf antwoordtypen gebruiken.) 11 Selecteer het tabblad Opties. 12 Schakel Knop Wissen weergeven in om een knop op de vraagdia weer te geven waarop gebruikers kunnen klikken om hun antwoorden te wissen en opnieuw te beginnen. 13 Stel de volgende opties in in het gebied Vraag na enquête: Handeling Klik op de gewenste handeling of bestemming nadat de enquête is uitgevoerd. U kunt naar de volgende dia gaan (Ga naar volgende dia, de standaardhandeling), naar een andere dia in de presentatie springen (Ga naar dia) of een webpagina weergeven (URL openen). Als u een webpagina weergeeft, typt u het adres in het tekstvak URL openen en geeft u op waar u de webpagina wilt weergeven (kies Huidig om de webpagina de plaats van de presentatie te laten innemen of Nieuw om de webpagina in een ander venster weer te geven). Ga naar volgende dia Afhankelijk van de optie die u hebt geselecteerd bij Handeling, kunt u in dit tekstvak een exacte
bestemming opgeven. Audioclip afspelen Schakel deze optie in om een audiobestand te importeren of een nieuw audiobestand op te nemen dat wordt afgespeeld wanneer de vraag wordt beantwoord. Gebruik de knoppen Opnemen, Stoppen, Verwijderen en Importeren naar wens. (Als u al audio hebt opgenomen, wordt de knop Opnemen gewijzigd in Afspelen. Als u nieuwe audio wilt opnemen, dient u de audio eerst te verwijderen en vervolgens Opnemen te selecteren.)
Opmerking: Als een audioclip en een handeling aan een vraag zijn gekoppeld, wordt de audioclip afgespeeld voordat de handeling plaatsvindt. 14 Selecteer het tabblad Rapportage. U kunt de standaardinstellingen accepteren of, indien noodzakelijk, de volgende opties wijzigen: Antwoorden rapporteren Met deze optie worden de antwoordgegevens naar Connect Pro Server of een LMS verzonden. Quiz De naam van de quiz waaraan deze vraag is toegewezen. U kunt een andere quiz selecteren in het keuzemenu. ID van doelstelling Dit nummer wordt automatisch toegewezen wanneer u een quiz maakt. Dit nummer wordt gebruikt om scores uit Presenter-presentaties te rapporteren die worden bijgehouden in Connect Pro Server of een LMS. Interactie-ID Accepteer het standaardnummer of typ een nieuw nummer rechtstreeks in het tekstvak. De maximale lengte van een interactie-ID is 64 tekens. Als u wilt dat traceringsinformatie vanuit de Presenter-presentatie naar Connect Pro Server wordt verzonden, moet u de interactie-ID gebruiken die in Connect Pro Server is opgegeven.
Opmerking: Als u een nieuwe vraag maakt door een bestaande vraagdia te kopiëren en te plakken, moet u een nieuwe unieke interactie-ID invoeren zodat elke afzonderlijke vraag correct wordt gerapporteerd in Connect Pro Server. Het wordt niet aangeraden nieuwe vragen te maken door middel van kopiëren en plakken. Het is beter nieuwe vragen te maken met Quizmanager. 15 Als u klaar bent, drukt u twee keer op OK.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Vragen importeren uit bestaande quizzen Als u bestaande quizzen en vragen hebt in een presentatie die is gemaakt met Presenter 5 of Presenter 6, kunt u deze hergebruiken door de quizzen en vragen in andere presentaties te importeren. Als u een quiz importeert, kunt u alle of bepaalde vragen en vraaggroepen uit de quiz selecteren om deze ook te importeren. Opmerking: Als een geïmporteerde vraagdia audio, video of SWF-bestanden bevat, worden deze multimediabestanden samen met de vraagdia geïmporteerd. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quiz importeren.
ADOBE PRESENTER 7 50 Adobe Presenter 7 gebruiken
3 Navigeer naar het PPT- of PPTX-bestand met de quiz die u wilt importeren en klik op Openen. 4 Selecteer bij Importeren uit de quiz of vraag die u wilt importeren. 5 Selecteer bij Importeren naar de dia na de locatie waarnaar u de quiz of vraag wilt importeren. Als u de quiz of vraag bijvoorbeeld vóór dia 5 wilt weergeven, klikt u op dia 5. 6 Klik op Verplaatsen. (U kunt de geselecteerde vragen ook met slepen en neerzetten vanuit het bronvenster naar het doelvenster verplaatsen.) 7 (Optioneel) Als u de geïmporteerde quiz of vraag wilt bewerken, selecteert u Quizmanager starten na importeren. 8 Klik op OK. Opmerking: Als u details wilt weergeven, zoals de punten en de status voor Verplicht, houdt u de muisaanwijzer boven een quiz of vraag in de lijst Importeren uit of Importeren naar.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35
Quizzen en vragen bewerken U kunt de vraagdia's die u voor een presentatie hebt gemaakt naar wens bewerken.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Vragen toevoegen aan presentaties” op pagina 36 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 De volgorde van vraagdia's wijzigen
U kunt de volgorde wijzigen van de vraagdia's die u voor een presentatie hebt gemaakt. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Versleep in het deelvenster Overzicht het diapictogram Dia's een miniatuur verslepen naar een nieuwe locatie.
naar een nieuwe locatie. U kunt ook in het deelvenster
Een vraagdia verwijderen
U kunt een vraagdia op elk gewenst moment verwijderen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Selecteer in het deelvenster Overzicht of Dia's van PowerPoint een dia en selecteer Verwijderen. • Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) Selecteer een vraagdia en klik op Verwijderen. Een feedbackbericht aan een vraag toevoegen
Aangezien quizzen interactief zijn, is het belangrijk dat u gebruikers door eventuele vraagdia's in projecten begeleidt. Feedbackberichten zijn een handige manier om te communiceren met gebruikers. Een feedbackbericht wordt bijvoorbeeld weergegeven wanneer een gebruiker een juist of onjuist antwoord selecteert. Feedbackberichten worden ingesteld voor individuele vragen, dus u kunt ervoor kiezen om berichten op te nemen voor bepaalde vragen of voor alle vragen in een quiz. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 3 Selecteer een vraag en klik op Bewerken.
ADOBE PRESENTER 7 51 Adobe Presenter 7 gebruiken
4 Klik op het tabblad Opties. 5 Schakel de optie Bericht bij juist antwoord weergeven in het gebied Indien antwoord juist in om een bericht weer te geven waarin wordt aangegeven dat gebruikers het juiste antwoord hebben geselecteerd. Schakel de optie Bericht bij juist antwoord weergeven uit als u geen bericht wilt weergeven wanneer gebruikers het juiste antwoord selecteren. 6 Schakel de optie Foutbericht weergeven in het gebied Indien antwoord onjuist in om een bericht weer te geven waarin wordt aangegeven dat gebruikers een onjuist antwoord hebben geselecteerd. Schakel de optie Foutbericht weergeven uit als u geen bericht wilt weergeven wanneer gebruikers een onjuist antwoord selecteren. 7 Schakel de optie Bericht voor opnieuw proberen weergeven in in het gebied Indien antwoord onjuist om een bericht weer te geven wanneer gebruikers een onjuist antwoord selecteren, maar nog een poging mogen doen. Schakel de optie Bericht voor opnieuw proberen weergeven uit als u geen bericht wilt weergeven wanneer gebruikers een onjuist antwoord selecteren, maar nog een poging mogen doen. 8 Schakel 'Onvolledig'-bericht weergeven in het gebied Indien antwoord onjuist in om een bericht weer te geven wanneer gebruikers een verplichte vraag niet beantwoorden. De tekst van feedbackberichten in een quiz bewerken
Presentator verschaft standaardtekst voor feedbackberichten, maar u kunt deze standaardtekst op elk gewenst moment wijzigen. De tekst wordt ingesteld op quizniveau, zodat voor alle vragen in een quiz dezelfde feedbackberichten worden weergegeven. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 3 Klik in een quiz op Bewerken. 4 Selecteer de optie Gebruikers toestaan hun antwoorden te controleren en klik op Antwoordcontroleberichten. 5 Typ de nieuwe tekst direct in de tekstvakken voor de feedbackberichten Juist, Niet volledig en Onjuist. 6 Klik drie keer op OK om alle dialoogvensters te sluiten. Opmerking: Als u de standaardtekst wijzigt, wijzigt u tegelijkertijd de feedbackberichten voor vragen die u al hebt gemaakt. Standaardlabels wijzigen
U kunt de standaardlabels op vraagknoppen en voor feedbackberichten wijzigen. Standaardlabels zijn een gemakkelijke manier om de communicatie met de gebruikers die de quiz afleggen een persoonlijk tintje te geven. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 3 Klik op Standaardlabels. 4 Wijzig de volgende opties bij Standaardlabels voor vraagknoppen: Knoptekst indienen Voer de tekst in voor de knop Indienen van de vraag. (U kunt de tekst bijvoorbeeld wijzigen in OK
of Enter.) Knoptekst wissen Voer de tekst in voor de knop Wissen van de vraag. (U kunt de tekst bijvoorbeeld wijzigen in Opnieuw
of Nogmaals.) 5 Wijzig desgewenst de volgende opties bij Standaardfeedback op vraag: Bericht bij juist antwoord Voer het tekstbericht in voor een juist antwoord. Bericht in geval van onjuist Voer het tekstbericht in voor een onjuist antwoord. Bericht voor opnieuw proberen Voer het tekstbericht in voor een onjuist antwoord als er nog meer vraagpogingen
beschikbaar zijn. 'Onvolledig'-bericht Voer het tekstbericht in voor gebruikers die een vereiste vraag niet hebben beantwoord.
6 Klik op OK.
ADOBE PRESENTER 7 52 Adobe Presenter 7 gebruiken
Info over vraaggroepen Een vraaggroep is een set van bijvoorbeeld 10 vragen. U kunt bepalen hoeveel vragen samen een subset vormen als de quiz met de vragen wordt weergegeven in de presentatie. Er worden bijvoorbeeld vijf van de tien vragen weergegeven. (Alle vragen in de quiz maken deel uit van de uiteindelijke gepubliceerde presentatie. Als de presentatie wordt bekeken, wordt echter alleen het aantal vragen dat u hebt opgegeven (in dit geval vijf), weergegeven voor de gebruiker.) Vraaggroepen zijn een methode die u kunt gebruiken om ervoor te zorgen dat twee gebruikers die dezelfde quiz afleggen, niet dezelfde vragen in dezelfde volgorde krijgen te zien. (U kunt dit ook bewerkstelligen door de vragen in willekeurige volgorde weer te geven.) Opmerking: Dia's zonder vragen (inhoudsdia's) die zich binnen een vraaggroepgrens (tussen de eerste en laatste vraag van een vraaggroep) bevinden, worden niet weergegeven in de gepubliceerde presentatie. Als u vraaggroepen maakt, hebt u de beschikking over meer opties, zoals het instellen van verplichte vragen (vragen die altijd worden weergegeven in gevormde subsets), het toevoegen van vertakkingen op basis van de behaalde score in een vraaggroep, en het instellen van willekeurige vraagvolgorde (dit zorgt ervoor dat de vraagvolgorde iedere keer dat de quiz wordt weergegeven, wordt gewijzigd). Opmerking: Zorg dat vragen en vraaggroepen in quizzen zich nooit buiten de quizgrens vertakken.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Vragen toevoegen aan presentaties” op pagina 36 “Quizgrenzen” op pagina 34
Vraaggroepen maken Vraaggroepen zijn vragensets die u kunt gebruiken om verschillende subsets te maken. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 3 Selecteer de quiz waaraan u een vraaggroep wilt toevoegen. Opmerking: Een afzonderlijke quiz kan meerdere vraaggroepen bevatten. 4 Klik op Vraaggroep toevoegen. 5 Klik op het tabblad Instellingen. 6 (Optioneel) Voer een unieke naam in voor de vraaggroep. (Verschillende vraaggroepen kunnen dezelfde naam hebben.) 7 Voer een nummer in of gebruik het menu om een waarde voor Grootte van subset op te geven. Als u tien vragen hebt, kunt u bijvoorbeeld 5 invoeren om iedere keer dat de quiz wordt weergegeven, vijf vragen weer te geven. 8 Voer een nummer in of gebruik het menu
om een standaardscore op te geven.
9 (Optioneel) Selecteer Vragen in willekeurige volgorde om de vraagvolgorde iedere keer dat de quiz wordt weergegeven, te wijzigen. Opmerking: Dia's zonder vragen (inhoudsdia's) die zich tussen de quizvragen in willekeurige volgorde bevinden, worden niet weergegeven in de gepubliceerde presentatie. 10 (Optioneel) Klik op het tabblad Navigatie om vertakkingen toe te voegen. Voer een percentagebereik in voor specifieke acties. Als een gebruiker bijvoorbeeld 0-49% van de vragen juist heeft beantwoord, wordt Handeling 1 uitgevoerd. Als de score tussen 50 en 100% juist ligt, wordt Handeling 2 uitgevoerd. 11 Klik op OK.
ADOBE PRESENTER 7 53 Adobe Presenter 7 gebruiken
12 De nieuwe vraaggroep wordt weergegeven in Quizmanager. Als u vragen wilt toevoegen aan de vraaggroep, selecteert u een vraag en sleept u deze naar de vraaggroep. U kunt ook de vraaggroep selecteren in Quizmanager en op Vraag toevoegen klikken om vraagtypen toe te voegen. 13 Klik op OK. Opmerking: Als u een presentatie hebt met quizzen die zijn gemaakt met een eerdere versie van PowerPoint, kunt u vragen op een snelle manier toevoegen aan een vraaggroep. Selecteer in Quizmanager een quiz met vragen, klik op Bewerken, klik op Quizvragen groeperen, kies Opties en klik op OK. Er wordt een standaardvraaggroep gemaakt met alle vragen in de quiz. (De optie Quizvragen groeperen is alleen beschikbaar voor quizzen zonder vraaggroepen.)
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Vragen toevoegen aan presentaties” op pagina 36
Willekeurige vraagvolgorde instellen U kunt voor een quiz instellen dat de vraagvolgorde iedere keer dat de presentatie wordt geopend, wordt gewijzigd. De gebruikers krijgen dezelfde vragen, maar in een andere volgorde. Dia's zonder vragen (inhoudsdia's) die zich tussen de quizvragen in willekeurige volgorde bevinden, worden niet weergegeven in de gepubliceerde presentatie. Als een gebruiker een cursus op een Connect Pro-server of een LMS bekijkt, een quiz start, de quiz niet voltooit en deze vervolgens hervat, wordt de quiz in de oorspronkelijke volgorde weergegeven. De volgorde wordt niet opnieuw gewijzigd. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 3 Selecteer een quiz en klik op Bewerken. 4 Selecteer Vragen in willekeurige volgorde. 5 Klik twee keer op OK.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Vragen toevoegen aan presentaties” op pagina 36
Willekeurige antwoordvolgorde instellen Voor bepaalde vraagtypen kan de volgorde van mogelijke antwoorden iedere keer dat de vraag wordt weergegeven, willekeurig worden gewijzigd. Als een gebruiker een cursus op een Connect Pro-server of een LMS bekijkt, een quiz start, de quiz niet voltooit en deze vervolgens hervat, wordt de quiz in de oorspronkelijke volgorde weergegeven. De volgorde wordt niet opnieuw gewijzigd. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 3 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Selecteer een bestaande meerkeuzevraag, invulvraag of combinatievraag en klik op Bewerken. • Maak een nieuwe meerkeuzevraag, invulvraag of combinatievraag. Opmerking: Voor invulvragen kan willekeurige antwoordvolgorde alleen worden gebruikt voor vragen waarbij de gebruiker een antwoord in een lijst selecteert, niet voor vragen waarbij de gebruiker een eigen antwoord moet typen.
ADOBE PRESENTER 7 54 Adobe Presenter 7 gebruiken
4 Schakel op het tabblad Vraag de optie voor willekeurige volgorde in. 5 Klik op OK. Opmerking: In dit onderwerp wordt beschreven hoe u willekeurige antwoordvolgorde kunt instellen voor een specifieke vraag. Als u willekeurige antwoordvolgorde op quizniveau wilt instellen zodat alle toepasselijke vragen willekeurige antwoordvolgorde hebben, selecteert u een quiz in Quizmanager, klikt u op Bewerken, klikt u op het tabblad Quizinstellingen en selecteert u Antwoorden in willekeurige volgorde.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Vragen toevoegen aan presentaties” op pagina 36
Deelvenster Quiz toevoegen aan gepubliceerde presentatie Met Presenter beschikt u over een functie waarmee u het deelvenster Overzicht kunt vervangen door het deelvenster Quiz in het zijpaneel van de gepubliceerde presentatie. U kunt het deelvenster Quiz aanpassen om verschillende typen informatie over quizzen weer te geven.
Voorbeeld met deelvenster Quiz dat wordt weergegeven in het zijpaneel
1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 3 Klik op het tabblad Uitvoeropties. 4 Selecteer Vragenlijst weergeven in deelvenster Quiz. 5 (Optioneel) Selecteer Score weergeven voor iedere vraag om de gebruiker te laten zien hoeveel punten zij voor het beantwoorden van de huidige vraag krijgen. 6 (Optioneel) Selecteer Vraagpogingen weergeven als knopinfo om het huidige aantal pogingen en het aantal toegestane pogingen weer te geven voor een vraag. De informatie wordt als knopinfo weergegeven als de gebruiker de aanwijzer boven afzonderlijke vraagnamen houdt in het deelvenster Quiz. 7 (Optioneel) Selecteer Huidige score weergeven als u gebruikers hun huidige score wilt laten zien als zij de quiz afleggen. 8 (Optioneel) Selecteer Voldoende en maximum haalbare score weergeven als u de maximum haalbare score voor de quiz en de minimumscore die een gebruiker nodig heeft voor een voldoende, wilt weergeven.
ADOBE PRESENTER 7 55 Adobe Presenter 7 gebruiken
9 (Optioneel) Selecteer Quizpogingen weergeven om gebruikers te laten zien hoeveel pogingen ze hebben gedaan en hoeveel pogingen zijn toegestaan. 10 (Optioneel) Selecteer in Navigatie de optie Waarschuwing met betrekking tot onvolledige quiz tonen als u gebruikers een bericht wilt laten zien als zij proberen een quiz te verlaten zonder deze te voltooien. 11 Klik op OK. 12 Het deelvenster Quiz moet zijn ingeschakeld in het dialoogvenster Thema-editor. Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen > tabblad Vormgeving > Thema-editor. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen > tabblad Vormgeving > Thema-editor.) 13 Klik op het tabblad Vormgeving. 14 Klik op Thema-editor. 15 Selecteer in Deelvensters de optie Deelvenster Quiz inschakelen. 16 Klik twee keer op OK. Presenter beschikt over vele opties voor het aanpassen van kleuren, tabbladen, functionaliteit, illustraties, lettertypestijlen en andere ontwerpelementen van een thema. Raadpleeg “Thema's maken en bewerken” op pagina 61 voor meer informatie.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Vragen toevoegen aan presentaties” op pagina 36
Rapportopties instellen Presenter verschaft uitvoeropties voor presentaties met e-learningelementen. U kunt bijvoorbeeld presentaties maken die compatibel zijn met SCORM of AICC en voor gebruik in een LMS. Rapportopties worden ingesteld op quizniveau, zoals welke gegevens worden verzameld en hoe deze gegevens worden gerapporteerd. U kunt echter bepalen of interactiegegevens worden gerapporteerd aan een LMS op quiz- of op vraagniveau. Stel bijvoorbeeld dat een quiz is ingesteld om interactie te rapporteren, maar dat een vraag in de quiz niet is ingesteld om interacties te rapporteren. In dat geval wordt de vraag niet gerapporteerd. Als het om een scorevraag gaat, wordt deze echter wel opgenomen in de algemene numerieke score voor de quiz. (Aangezien voor de vraag niet is ingesteld dat interacties moeten worden gerapporteerd, wordt het exacte antwoord dat de gebruiker heeft geselecteerd niet gerapporteerd.) Als quizrapportage is uitgeschakeld, is vraagrapportage niet mogelijk. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 3 Klik in het dialoogvenster Quizmanager op het tabblad Rapportage. 4 Schakel Rapportage voor deze presentatie inschakelen in. 5 Selecteer de belangrijkste LMS-standaard die u wilt gebruiken:
• Adobe Connect Pro • AICC. Als u AICC selecteert, worden er vier cursusstructuurbestanden gemaakt. • SCORM. Als u SCORM selecteert, klikt u op Manifest om opties in te stellen voor het maken van een manifestbestand. Dit bestand is vereist voor veel externe LMS-systemen. In het dialoogvenster Manifest kunt u ook SCORM versie 1.2 of 2004 selecteren. 6 Kies hoe gegevens worden gerapporteerd: Rapport naar Adobe Connect Pro Hiermee worden quizrapportagegegevens naar Connect Pro Server gerapporteerd. In een presentatie met quizzen worden voldoendes bijvoorbeeld gerapporteerd naar Connect Pro Server als voor alle quizzen een poging is gedaan. Als een presentatie geen quizzen bevat, wordt er een voltooiingsbericht naar Connect Pro Server verzonden als de gebruiker alle dia's heeft bekeken.
ADOBE PRESENTER 7 56 Adobe Presenter 7 gebruiken
Alleen quizresultaten rapporteren Alleen quizresultaten worden gerapporteerd, niet de voltooiingsstatus voor
diaweergave. Als een presentatie bijvoorbeeld quizzen bevat en aan iedere quiz een voldoende van meer dan 0 wordt toegewezen, wordt een voldoende gerapporteerd wanneer de gebruiker alle quizzen voltooit en er een voldoende voor haalt. Als een presentatie geen quizzen bevat, wordt een voltooiingsbericht verzonden als de gebruiker alle dia's heeft weergegeven. Alleen gebruikerstoegang rapporteren Hiermee wordt gerapporteerd dat gebruikers de presentatie hebben geopend en
één dia hebben weergegeven. Quizresultaten en diaweergaven rapporteren Hiermee worden de quizresultaten en de voltooiingsstatus voor
diaweergave gerapporteerd. Alleen diaweergaven rapporteren Hiermee wordt de status voor diaweergave gerapporteerd. De score voor inhoud
zonder scorequizzen is altijd nul. Als u voor inhoud met scorequizzen de optie Alleen diaweergaven rapporteren inschakelt en Voltooiing diaweergave instelt op 100%, wijzigt de status van Niet-voltooid naar Voltooid wanneer alle dia's (100% van de dia's) zijn bekeken. Voltooiing diaweergave Hier kunt u het percentage van de dia's instellen dat moet worden weergegeven voordat een gebruiker de presentatie heeft voltooid.
7 Selecteer hoe de informatie over slagen en zakken wordt gerapporteerd. (Als u Rapport naar Adobe Connect Pro hebt geselecteerd in stap 5, worden instellingen in dit gebied van Voldoende of onvoldoende rapporteren genegeerd en wordt de standaardinstelling De status rapporteren zoals deze wordt gedefinieerd gevolgd.) Voltooid/Niet-voltooid rapporteren Hiermee worden de resultaten gerapporteerd als voltooid of niet voltooid. Gebruikers
dienen alle dia's weer te geven en als er quizdia's zijn, moeten ze de quizzen afleggen (en een voldoende of onvoldoende halen) om de status Voltooid te ontvangen. Opmerking: Als u een quiz maakt die alleen uit enquêtevragen bestaat, krijgt de gebruiker slechts één kans om de quiz af te leggen. Probeer quizzen met alleen enquêtevragen vrij kort te houden, tot een maximum van bijvoorbeeld 15 tot 20 vragen, zodat gebruikers de enquête gemakkelijk kunnen voltooien. Slagen/zakken rapporteren Hiermee rapporteert u resultaten als geslaagd of gezakt. Gebruikers dienen alle dia's weer te geven en als er quizdia's zijn, moeten ze de quizzen afleggen en een voldoende halen om de status Geslaagd te ontvangen. Als een gebruiker een onvoldoende haalt, wordt de status Niet geslaagd gerapporteerd. De status rapporteren zoals deze wordt gedefinieerd door de rapportgegevens Hiermee wordt de status gerapporteerd
met gebruik van de selecties die zijn aangebracht in het gedeelte Rapportgegevens kiezen van dit dialoogvenster. 8 Kies hoe scores worden gerapporteerd bij uw LMS. (Als u Rapport naar Adobe Connect Pro hebt geselecteerd in stap 5, worden instellingen in dit gebied van Score bij LMS melden als genegeerd en wordt de standaardoptie Score gevolgd. De score wordt als numerieke score verzonden.) Score Scores worden gerapporteerd als een numerieke score. Als 8 van de 10 vragen juist zijn beantwoord, levert dit bijvoorbeeld een score van 80 op (elke vraag is 10 punten waard). Percentage: Scores worden gerapporteerd als een percentage. Voorbeeld 85% correct.
9 Selecteer een rapportageniveau. (Als u Rapport naar Adobe Connect Pro hebt geselecteerd in stap 5, worden instellingen in dit gebied van Rapportageniveau genegeerd en wordt de standaardoptie Alleen de score rapporteren gevolgd. Alleen de score wordt naar het LMS gerapporteerd, niet de interacties.) Alleen de score rapporteren Alleen de scores worden gerapporteerd bij het LMS. Interacties en de score rapporteren Scores en interacties worden gerapporteerd bij het LMS.
10 (Optioneel) Klik op Instellingen om aan te passen hoe gegevens naar een LMS worden verzonden en hoe ze worden opgemaakt. 11 Klik op OK.
ADOBE PRESENTER 7 57 Adobe Presenter 7 gebruiken
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Vragen toevoegen aan presentaties” op pagina 36 “Quizgrenzen” op pagina 34
Een voldoende niveau instellen voor een quiz Wanneer u quizzen in een presentatie plaatst, stelt u een voldoende niveau in voor gebruikers. Het voldoende niveau is een percentage of een numerieke waarde die gebruikers moeten behalen om voor de quizzen te slagen. Als u bijvoorbeeld instelt dat 80% voldoende is, moeten gebruikers 80% van de vragen correct beantwoorden om te slagen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 3 Selecteer een quiz in Quizmanager en klik op Bewerken. 4 Klik op het tabblad Opties voor slagen of zakken. 5 Selecteer een optie bij Opties slagen/zakken: “#”% of meer van de totaalscore is voldoende Geef een percentage op dat de studenten moeten behalen om te slagen. Als
100 de maximale quizscore is, houdt 80% bijvoorbeeld in dat een score van 80 vereist is om te slagen. “#” of meer van de totaalscore is voldoende Geef een numerieke waarde op die de studenten moeten behalen om te slagen. Als u een waarde van 50 invoert, moeten studenten bijvoorbeeld een score van 50 of hoger halen om te slagen.
6 Klik op OK.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Vragen toevoegen aan presentaties” op pagina 36
Scoreweergave instellen U kunt bepalen hoe de quizscore wordt gerapporteerd aan gebruikers. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 3 Selecteer een quiz in het dialoogvenster Quizmanager en klik op Bewerken. 4 Klik op het tabblad Quizinstellingen. 5 Selecteer Score aan einde van quiz weergeven. 6 Klik op Quizresultaatberichten. 7 Selecteer een scoreoptie: Score weergeven Bepaalt dat de numerieke score wordt weergegeven. Percentagescore weergeven Bepaalt dat een score wordt weergegeven als een percentage van een totaal. Scorebord juiste antwoorden Bepaalt dat de score als een scorebord wordt weergegeven, zoals 7 van 10 juist.
8 Klik drie keer op OK om alle dialoogvensters te sluiten.
ADOBE PRESENTER 7 58 Adobe Presenter 7 gebruiken
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Vragen toevoegen aan presentaties” op pagina 36
Lettertypen en knopplaatsing in quizzen wijzigen Met deze nieuwe functie kunt u de lettertypen en knopplaatsing met één stap in alle quizzen wijzigen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 3 Klik op het tabblad Vormgeving. 4 Wijzig de lettertypen (vraag, antwoordoptie, knoptekst en feedbackbericht) en knopplaatsing als dat nodig is. 5 (Optioneel) Selecteer Opmaak toepassen op alle bestaande quizzen om de geselecteerde opmaak toe te passen op alle vragen in de quiz en op alle vragen die u later toevoegt. Als deze optie niet is ingeschakeld, wordt de opmaak alleen toegepast op nieuwe vragen die u later toevoegt. 6 (Optioneel) Als u de oorspronkelijke instellingen wilt herstellen, klikt u op Standaardinstellingen herstellen. 7 (Optioneel) Klik nadat u de instellingen hebt gewijzigd op Opslaan als om de instellingen als een nieuw profiel op te slaan. Voer een nieuwe profielnaam in en klik op OK.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Vragen toevoegen aan presentaties” op pagina 36
Waarschuwing met betrekking tot niet-beantwoorde vragen Als u quizzen maakt, krijgen gebruikers een bericht te zien als zij de quizgrens proberen te verlaten zonder alle vragen te beantwoorden. U hebt bijvoorbeeld een quiz gemaakt met vijf vragen die moeten worden beantwoord. Als een gebruiker de vijf vragen niet allemaal heeft beantwoord en naar een dia probeert te navigeren die zich na de laatste vraagdia bevindt, wordt in Presenter een bericht weergegeven met de volgende strekking: U hebt niet alle vragen in deze quiz beantwoord. Klik op Ja om de quiz af te sluiten. Klik op Nee om de quiz voort te zetten.
Zie ook “Een quiz maken” op pagina 35 “Quizgrenzen” op pagina 34
Presentaties gebruiken in combinatie met een LMS Presentaties die met Presenter zijn gemaakt, kunnen bijzonder goed worden geïntegreerd in het LMS (Learning Management System) van Connect Pro Server. U kunt Presenter-presentaties echter in ieder LMS gebruiken. Als u een presentatie gebruikt met een extern LMS, wordt in de volgende secties uitgelegd hoe u een manifestbestand kunt maken en hoe u LMS-instellingen kunt aanpassen. Opmerking: Als u de optie Connect Pro Server of AICC selecteert bij het instellen van rapportageopties, worden er vier AICCcursusstructuurbestanden gemaakt: presenter.au, presenter.crs, presenter.cst en presenter.des. Tijdens het maken van deze bestanden worden standaardwaarden toegewezen, maar u kunt deze waarden handmatig bewerken. Raadpleeg de AICCwebsite op www.aicc.org voor meer informatie.
ADOBE PRESENTER 7 59 Adobe Presenter 7 gebruiken
Zie ook “Info over quizzen en vragen” op pagina 33 Een SCORM-manifestbestand maken
U hebt een manifestbestand nodig als u een Presenter-presentatie wilt presenteren als een e-learningcursus die vanuit een LMS-systeem dat compatibel is met SCORM 1.2 of 2004, kan worden beheerd en gestart. Opmerking: Als u publiceert naar Connect Pro Server, wordt er automatisch een manifestbestand met de naam breezemanifest.xml gemaakt. Dit XML-bestand wordt gebruikt om de presentatie te uploaden naar Connect Pro Server. U hoeft de procedure in dit onderwerp niet te volgen om een SCORM-manifestbestand te maken. Het manifestbestand dat door Presenter wordt gemaakt, heet imsmanifest.xml en het bevat verwijzingen naar alle inhoudsbronnen. Het XML-bestand gebruikt vooraf gedefinieerde XML-tags die de onderdelen, de structuur en de speciale regels voor het pakket beschrijven. Het bestand werkt achter de schermen om presentaties op de juiste wijze te laten integreren met uw LMS en om quizgegevens bij te houden. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 3 Klik op het tabblad Rapportage. 4 Schakel Rapportage voor deze presentatie inschakelen in. 5 Selecteer SCORM bij LMS (Learning Management System). 6 Klik op Manifest. 7 Stel de SCORM-versie in door 1.2 of 2004 te selecteren in het keuzemenu. 8 Stel de volgende manifestopties in: Identificatiecode (Vereist) Deze identificatiecode wordt in het LMS gebruikt om verschillende manifesten te kunnen herkennen. Er wordt automatisch een standaardidentificatiecode toegevoegd aan dit tekstvak op basis van de naam van uw Presenter-presentatie. U kunt de identificatiecode op elk gewenst moment wijzigen door de tekst te selecteren en nieuwe tekst te typen. Titel (Vereist) Studenten die het LMS gebruiken, kunnen de titel zien. U kunt de titel op elk gewenst moment wijzigen
door de tekst te selecteren en nieuwe tekst te typen. Beschrijving (Vereist) Een tekst die door het LMS wordt gebruikt om verschillende cursussen te beschrijven. U kunt de
beschrijving op elk gewenst moment bewerken. Versie (Optioneel) De versie bepaalt een nummer waarmee verschillende manifesten met dezelfde identificatiecode van elkaar kunnen worden onderscheiden. Duur (Optioneel) Schakel deze optie in om op te geven hoe lang het ongeveer duurt om met de desbetreffende Presenterpresentatie te werken. Stel de tijd in in de volgende notatie: uu:mm:ss. Onderwerp (Optioneel) Schakel deze optie in om een korte beschrijving van de Presenter-presentatie te geven aan de hand
van trefwoorden of uitdrukkingen. SCO Identificatiecode (Vereist) De identificatiecode wordt in het LMS gebruikt om verschillende SCO's (Shareable
Content Objects) te kunnen onderscheiden. U kunt de identificatiecode op elk gewenst moment wijzigen door de tekst te selecteren en nieuwe tekst te typen. (Gebruik geen spaties als u de naam van een nieuwe identificatiecode typt.) Titel (Vereist) Een titel voor het SCO. U kunt de titel op elk gewenst moment wijzigen door de tekst te selecteren en nieuwe
tekst te typen. Beheersingsscore (Optioneel) Schakel deze optie in om een voldoende score op te geven voor de Presenter-presentatie.
Geef een getal tussen 0 en 100 op. Alleen voor Presenter-presentaties met score-rapporterende objecten, zoals quizdia's, tekstinvoervakken, aanklikvakken of knoppen, is een beheersingsscore vereist. Toegestane tijd (Optioneel) Schakel deze optie in om de maximale hoeveelheid tijd op te geven waarbinnen de Presenter-
presentatie moet worden voltooid.
ADOBE PRESENTER 7 60 Adobe Presenter 7 gebruiken
Handeling bij tijdlimiet (Optioneel) Schakel deze optie in om de actie op te geven die moet worden ondernomen wanneer de maximaal toegestane tijd voor het voltooien van de presentatie wordt overschreden. Selecteer een van de vier opties in het keuzemenu: Afsluiten met bericht, Afsluiten zonder bericht, Doorgaan met bericht of Doorgaan zonder bericht. Startgegevens (Optioneel) Schakel deze optie in om de initialisatiegegevens op te geven die door de bron worden
verwacht. 9 Klik op OK. Als u het manifestbestand wilt weergeven, dient u uw Presenter-presentatie lokaal te publiceren om een SWF-bestand en een manifestbestand te maken. Als u het bestand op de standaardlocatie hebt opgeslagen, navigeert u met Windows Verkenner naar het SWF-bestand en naar het bestand imsmanifest.xml file in de map Mijn documenten\My Presentations\ Naam van presentatie . Als u de presentatie naar een andere map hebt gepubliceerd, navigeert u naar die locatie om het manifestbestand te zien. Geavanceerde LMS-instellingen instellen
Presenter bevat verschillende geavanceerde instellingen voor het integreren van presentaties met LMS-systemen. Aan de hand van deze instellingen kunt u bepalen welke gegevens naar het LMS worden verzonden en hoe de gegevens worden opgemaakt. Meestal zijn deze instellingen vereist voor geavanceerde LMS-gebruikers en LMS-beheerders. Opmerking: De geavanceerde instellingen worden gebruikt in LMS-systemen van derden. Geavanceerde opties die met deze procedure zijn ingesteld, zijn niet van invloed op de gegevens die van Presenter naar Connect Pro Server worden verzonden. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Quizmanager. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Quiz beheren.) 3 Klik op het tabblad Rapportage. 4 Klik op Instellingen. 5 Stel de volgende opties in in het gebied LMS-aanpassingsinstellingen: Hervattingsgegevens nooit verzenden Selecteer deze optie om geen hervattingsgegevens naar het LMS te verzenden. Dit
kan handig zijn als uw LMS geen ondersteuning biedt voor hervattingsgegevens of een ander mechanisme om te voorkomen dat gebruikers tijdens een latere sessie teruggaan naar een reeds begonnen maar niet voltooide quiz. Stel bijvoorbeeld dat een gebruiker vier van de acht vragen beantwoordt en de presentatie vervolgens afsluit. Als u deze optie inschakelt en de gebruiker de presentatie weer opent, dient hij alle acht vragen te beantwoorden, want de antwoorden van de eerste sessie worden niet bijgehouden in de Presenter-presentatie. U kunt deze optie gebruiken voor het publiceren en afspelen van inhoud vanuit ieder LMS dat compatibel is met AICC of SCORM. Opmerking: Presentaties die onderdeel zijn van een Connect Pro Server-trainingscursus of -studieprogramma, worden altijd automatisch hervat. Presentaties die worden weergegeven via het tabblad Inhoud worden nooit hervat. Escape-versie en sessie-ID Deze optie is standaard geselecteerd. Laat deze optie ingeschakeld als u wilt dat Presenter de versie en sessie-ID via URL codeert tijdens het verzenden van gegevens naar een met AICC compatibel LMS. Dat is handig als uw LMS geen door URL gecodeerde gegevens accepteert voor deze velden. Schakel deze optie uit als u de versie- en sessie-ID niet via URL wilt coderen. Geen Escape-tekens instellen Met deze optie wordt ingesteld dat Presenter de waardevelden in parameters niet via URL codeert wanneer gegevens naar een met AICC compatibel LMS worden verzonden. Typ in het tekstvak de tekens (zonder scheidingstekens zoals komma's en spaties) die het LMS niet wil coderen. Typ bijvoorbeeld 0123456789 als het LMS nummers niet wil coderen. Verzendinterval Met deze optie wordt opgegeven hoe vaak diagegevens naar het LMS worden verzonden. Wanneer een gebruiker een presentatie weergeeft, wordt de informatie naar het LMS verzonden. In het geval van gewone dia's wordt het LMS op de hoogte gesteld van het feit dat de gebruiker de dia heeft weergegeven en in het geval van vraagdia's wordt informatie over de gebruikersreactie naar het LMS verzonden. Bovendien registreert het LMS iedere keer dat een dia wordt weergegeven welk dianummer werd weergegeven, zodat de laatst weergegeven dia opnieuw kan worden afgebeeld wanneer een gebruiker de presentatie sluit en later weer opent. Wijzig het verzendinterval als u niet voor iedere dia in de presentatie gegevens naar het LMS wilt verzenden. Als u het interval bijvoorbeeld instelt op 10, wordt om de tien dia's informatie verzonden naar het LMS.
ADOBE PRESENTER 7 61 Adobe Presenter 7 gebruiken
Opmerking: Als u het verzendinterval op een hogere waarde instelt dan 1, kunnen gebruikers die een nog niet voltooide presentatie afsluiten, deze wellicht niet hervatten op het punt waar ze zijn opgehouden. Stel dat u het verzendinterval wijzigt in tien en dat een gebruiker de presentatie afsluit na het weergeven van negen dia's. Als de gebruiker de presentatie later dan weer opent, moet hij weer met dia 1 beginnen. 6 Klik op OK om de aangepaste LMS-instellingen te voltooien en Quizmanager te sluiten.
Presentaties ontwerpen Thema's maken en bewerken Het gebruik van thema's is de beste manier om te ontwerpen hoe presentaties worden weergegeven in de Adobe Presenterviewer. Thema's fungeren als een soort container voor uw presentatie en u kunt zo stilstaande afbeeldingen, kleuren en geluid toevoegen om dynamische en interactieve presentaties te maken. U kunt op elk gewenst moment een thema toevoegen. Probeer verschillende thema's uit tot u het gewenste uiterlijk hebt verkregen. U kunt hetzelfde thema opnieuw gebruiken voor alle presentaties die u maakt, maar u kunt ook nieuwe thema's ontwerpen. Presenter beschikt over vele opties voor het aanpassen van kleuren, tabbladen, functionaliteit, illustraties, lettertypestijlen en andere ontwerpelementen van een thema.
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 Een presentatiethema selecteren
Standaard wordt het thema Sage toegewezen aan presentaties, maar u kunt op elk gewenst moment een ander thema kiezen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Vormgeving. 4 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Klik naast Thema op het menu en selecteer een ander thema. Het nieuwe thema wordt weergegeven in het voorvertoningsvenster.
• Klik op Thema-editor en selecteer in het keuzemenu Thema een thema. Het nieuwe thema wordt weergegeven in het voorvertoningsvenster. Stel de themaopties naar wens in. Klik op OK om de Thema-editor te sluiten. 5 Klik op OK. Een aangepast thema maken
U kunt een aangepast thema maken door een van de standaardthema's te selecteren, wijzigingen aan te brengen en het nieuwe thema op te slaan onder een andere naam. U kunt bijvoorbeeld het thema Grijs als uitgangspunt gebruiken, de lettertypekleur wijzigen in donkergroen en het nieuwe thema opslaan als GrijsMet wijzigingen. Aangepaste thema's die u hebt gemaakt, worden weergegeven in het keuzemenu Thema en u kunt ze gebruiken in combinatie met andere presentaties. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Vormgeving. 4 Klik op Thema-editor.
ADOBE PRESENTER 7 62 Adobe Presenter 7 gebruiken
5 Breng desgewenst wijzigingen aan. Klik bijvoorbeeld op Tekstlabels wijzigen om de tekst in verschillende gebieden van het thema te wijzigen, of klik op de kleuren onder Vormgeving om aangepaste kleuren te selecteren. 6 Klik op Opslaan als en geef een naam op voor het thema. 7 Klik op OK. Het nieuwe thema wordt weergegeven in het keuzemenu Thema in de Thema-editor en u kunt het gebruiken wanneer u presentaties publiceert. Tekstlabels in een thema wijzigen en lokaliseren
Tekstlabels zijn de woorden die in een thema voorkomen, zoals knoptekst en namen van tabbladen. U kunt de tekstlabels in een thema op elk gewenst moment bewerken. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Vormgeving. 4 Klik op Thema-editor. 5 Klik op de knop Tekstlabels wijzigen. 6 Klik op het keuzemenu Taal en selecteer een taal voor de tekstlabels. Opmerking: De taal van het besturingssysteem van de gebruiker wordt in de presentatie herkend. De tekstlabels worden hierdoor automatisch weergegeven in de eigen taal van de gebruiker als de taal op de computer is ingesteld op Duits, Frans, Koreaans, Japans, Portugees, Spaans, Italiaans, Vereenvoudigd Chinees of Nederlands. Als dat niet het geval is, worden Engelse tekstlabels weergegeven. 7 Wijzig de tekstlabels voor ieder gewenst element van het presentatiethema. U kunt bijvoorbeeld de tekst wijzigen die op knoppen of in deelvensters wordt weergegeven. 8 Klik op OK. 9 Klik op OK. Themakleuren wijzigen
U kunt de kleuren in een thema wijzigen, zoals de achtergrond- en gloedkleur. U kunt ook een achtergrondafbeelding opgeven en dat gebruiken in een thema. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Vormgeving. 4 Klik op Thema-editor. 5 Klik in Vormgeving op de volgende opties: Thema Klik op dit gekleurde vierkant om de kleur van het themazijpaneel en de werkbalk te wijzigen. Gloed Klik op dit gekleurde vierkant om de kleur te wijzigen die wordt weergegeven als gebruikers hun muisaanwijzer boven dia's in het deelvenster Overzicht en boven miniatuurafbeeldingen in het deelvenster Miniatuur houden. Lettertype Klik op dit gekleurde vierkant om de kleur van de tekst in het thema te wijzigen. Achtergrond Klik op dit gekleurde vierkant om de kleur te wijzigen van het achtergrondgebied dat zichtbaar is achter de
dia's, het zijpaneel en de werkbalk. Achtergrondafbeelding Klik op Achtergrondafbeelding > Wijzigen om naar een afbeeldingsbestand (in de JPG-indeling)
te navigeren en dit te gebruiken als achtergrond. De achtergrond is het gebied dat zichtbaar is achter de dia's, het zijpaneel en de werkbalk. Klik op Achtergrondafbeelding > Verwijderen om de achtergrondafbeelding te verwijderen. 6 Klik op OK.
ADOBE PRESENTER 7 63 Adobe Presenter 7 gebruiken
7 Klik op OK. Een thema verwijderen
U kunt op elk gewenst moment een aangepast thema verwijderen. U kunt de bij Presenter geleverde standaardthema's, zoals Sage en Steel, echter niet verwijderen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Vormgeving. 4 Klik op Thema-editor. 5 Selecteer het thema dat u wilt verwijderen in het keuzemenu Thema. 6 Klik op Verwijderen. 7 Klik op Ja. 8 Klik op OK. Themavensters weergeven en verbergen
Deelvensters worden weergegeven in het zijpaneel van een thema. Standaard bevindt het zijpaneel zich rechts in het scherm, maar deze locatie kan worden gewijzigd. U kunt kiezen welke deelvensters in het thema worden weergegeven en welke deelvensters worden verborgen. Stel bijvoorbeeld dat u de deelvensters Overzicht en Zoeken wilt weergeven, maar de deelvensters Miniatuur en Opmerkingen wilt verbergen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Vormgeving. 4 Klik op Thema-editor. 5 Selecteer in het gebied Aanpassen aan de rechterkant de deelvensters die moet worden weergegeven. Schakel vensters die u wilt verbergen uit. De themavoorvertoning aan de linkerkant wordt automatisch bijgewerkt op basis van de opties die u selecteert. 6 Klik op OK. Een standaarddeelvenster voor een thema instellen
Deelvensters maken deel uit van een thema en worden weergegeven in het zijpaneel. Als een thema meerdere deelvensters bevat, worden ze in lagen boven elkaar geplaatst en wordt bovenaan een tabblad met de naam van het venster weergegeven. U kunt bepalen welk deelvenster voor de andere deelvensters wordt weergegeven. Als u alle deelvensters weergeeft, kunt u een keuze maken uit Overzicht, Miniatuur, Opmerkingen en Zoeken. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Vormgeving. 4 Klik op Thema-editor. 5 Klik in Deelvensters op het menu naast Standaard en selecteer het deelvenster dat standaard moet worden weergegeven als de presentatie wordt weergegeven. De themavoorvertoning aan de linkerkant wordt automatisch bijgewerkt op basis van de opties die u selecteert. 6 Klik op OK.
ADOBE PRESENTER 7 64 Adobe Presenter 7 gebruiken
Een locatie voor het zijpaneel kiezen
Het zijpaneel in een thema bevat informatie over de presentator, de deelvensters Overzicht en Zoeken, en informatie over de tijdinstellingen van de presentatie. U kunt het zijpaneel rechts (standaardinstelling) of links van het thema weergeven. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Vormgeving. 4 Klik op Thema-editor. 5 Klik in Zijpaneel weergeven op het menu naast Locatie en selecteer Links of Rechts. 6 Klik op OK. Presentatoropties instellen voor een thema
U kunt nauwkeurig bepalen welke presentatoropties worden weergegeven in een thema. U kunt bijvoorbeeld de naam en een foto van de presentator weergeven, maar niet zijn levensloop of contactgegevens. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Vormgeving. 4 Klik op Thema-editor. 5 Selecteer in het gebied Informatie over presentator de opties die u wilt opnemen in uw thema: Foto Selecteer deze optie om een foto van de presentator op te nemen in de gepubliceerde presentatie. Naam Selecteer deze optie om de naam van de presentator op te nemen in de gepubliceerde presentatie. Titel Selecteer deze optie om de titel van de presentator op te nemen, zoals Directeur Human Resources. Biografie Selecteer deze optie om een koppeling naar een biografie van de presentator op te nemen. Logo Selecteer deze optie om een logo op te nemen in de gepubliceerde presentatie. Contactgegevens Selecteer deze optie om een koppeling op te nemen naar de contactgegevens van de presentator, zoals een telefoonnummer of een e-mailadres.
De themavoorvertoning aan de linkerkant wordt automatisch bijgewerkt op basis van de opties die u selecteert. 6 Klik op OK.
PowerPoint-sjablonen gebruiken in combinatie met Presenter In Presenter-presentaties wordt de achtergrond van dia's bepaald door instellingen in PowerPoint. U kunt de achtergrond van de dia's in een presentatie aanpassen met gebruik van PowerPoint-ontwerpsjablonen. Wanneer u een ontwerpsjabloon toepast, wordt de sjabloonachtergrond van het ontwerp aan alle dia's in de presentatie toegewezen. Stel bijvoorbeeld dat u een presentatie in PowerPoint maakt met de ontwerpsjabloon Technologie, het thema Blauw toevoegt in de Thema-editor van Presenter, de presentatie publiceert naar Connect Pro Server en deze vervolgens bekijkt. U merkt dat de themakleuren 'vloeken' met de dia-achtergrond van de ontwerpsjabloon Technologie, dus u wilt de diaachtergrond wijzigen. Volg de onderstaande procedure voor uw versie van PowerPoint. (U controleert als volgt het versienummer: open PowerPoint, klik op het menu Help en selecteer Info.)
Zie ook “Thema's maken en bewerken” op pagina 61 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
ADOBE PRESENTER 7 65 Adobe Presenter 7 gebruiken
PowerPoint 2003-sjablonen gebruiken als een achtergrond voor dia's
1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Diaontwerp in het menu Opmaak. 3 Selecteer een toepasselijke sjabloon die overeenkomt met het thema dat u hebt gekozen voor uw presentatie. 4 Publiceer de locatie op uw lokale computer en bekijk de resultaten om de achtergrond van de ontwerpsjabloon te testen met het thema van de presentatie. (In PowerPoint selecteert u Adobe Presenter > Publiceren, selecteert u Deze computer en klikt u op Publiceren.) PowerPoint XP-sjablonen gebruiken als een achtergrond voor dia's
1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Diaontwerp in het menu Opmaak. 3 Selecteer een sjabloon die past bij het thema dat u voor uw presentatie hebt gekozen en klik op Toepassen. 4 Publiceer de locatie op uw lokale computer en bekijk de resultaten om de achtergrond van de ontwerpsjabloon te testen met het thema van de presentatie. (In PowerPoint selecteert u Adobe Presenter > Publiceren, selecteert u Deze computer en klikt u op Publiceren.) PowerPoint 2007-sjablonen gebruiken als een achtergrond voor dia's
1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer het tabblad Ontwerp in het menu. 3 Selecteer een sjabloon die past bij het thema dat u voor uw presentatie hebt gekozen en klik op Toepassen. 4 Publiceer de locatie op uw lokale computer en bekijk de resultaten om de achtergrond van de ontwerpsjabloon te testen met het thema van de presentatie. (In PowerPoint selecteert u Adobe Presenter > Publiceren, selecteert u Deze computer en klikt u op Publiceren.) Opmerking: Probeer het gebruik van de thema-achtergrond Concours te vermijden. Verloopafbeeldingen in dit thema worden niet goed weergegeven.
Een dia met het logo van de presentator toevoegen U kunt een aangepast logo toevoegen en dat weergeven in de Presenter-viewer. Op deze manier kunt u de presentatie overeen laten komen met de andere multimediapublicaties van uw bedrijf. Opmerking: Als u een videobestand hebt toegevoegd, zoals een video van een spreker op het zijpaneel, wordt die video weergegeven in het logogebied. Als u ook een logobestand hebt toegevoegd, krijgt het videobestand prioriteit en wordt het logo niet weergegeven. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Voorkeuren. 3 Klik op het tabblad Presentatoren en voer een van de volgende handelingen uit:
• Voeg een nieuwe presentator toe door op Toevoegen te klikken. • Selecteer een bestaande presentator en klik op Bewerken. 4 Klik op Bladeren naast het tekstvak Logo. 5 Navigeer naar de locatie van het gewenste logobestand (in de indeling .jpg of .png). Opmerking: Het wordt aangeraden een formaat van 148 x 52 pixels te gebruiken. In dat geval wordt het logo namelijk op de juiste wijze weergegeven in het thema en in de Presenter-viewer. 6 Selecteer het bestand en klik op Openen. De naam van het bestand wordt weergegeven in het tekstvak Logo en rechts ziet u een voorvertoning van het logo. 7 Klik op OK.
ADOBE PRESENTER 7 66 Adobe Presenter 7 gebruiken
8 Publiceer de presentatie op uw lokale computer om een voorvertoning van het aangepaste logo te bekijken. (In PowerPoint selecteert u Adobe Presenter > Publiceren, selecteert u Deze computer en klikt u op Publiceren.)
Zie ook “Thema's maken en bewerken” op pagina 61 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Dianotities opnemen in presentaties U kunt extra notities over een dia opnemen in uw uiteindelijke presentatie. Gebruikers kunnen deze notities weergeven door op het deelvenster Notities in het zijpaneel van de Presenter-viewer te klikken. Dit is een goede locatie voor extra informatie over een dia, zoals numerieke gegevens, ondersteunend materiaal of voetnoten. U kunt notities ook gebruiken om te communiceren met gebruikers die geen audiofuncties hebben of die slechthorend zijn. U maakt dianotities in PowerPoint. Opmerking: Dianotities worden als tekst zonder opmaak weergegeven in de Presenter-viewer. Alle opmaak die in het deelvenster voor notities van PowerPoint is toegevoegd, wordt genegeerd. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Navigeer naar een dia waaraan u een notitie wilt toevoegen. 3 Controleer of de weergave Normaal of Notitiepagina geactiveerd is. 4 Typ de notitietekst rechtstreeks in het gebied Notities onder de dia. (Als u het notitiegebied niet ziet in de weergave Normaal, is dit gebied wellicht samengevouwen. Klik op de scheidingsbalk totdat de muisaanwijzer een andere vorm aanneemt en u de scheidingsbalk kunt slepen. Sleep de balk omhoog om het gebied Notities weer te geven.)
Verplaats de muisaanwijzer over de scheidingsbalk totdat een isgelijkteken met twee pijlen wordt weergegeven en sleep omhoog om het gebied Notities weer te geven.
5 (Optioneel) U kunt de opmaak van notitietekst wijzigen. Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen > tabblad Vormgeving > Thema-editor. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen > tabblad Vormgeving > Thema-editor.) Stel het lettertype en de tekengrootte voor notities naar wens in. 6 U kunt een voorvertoning van de notities weergeven door uw presentatie op een lokale computer te publiceren, de resultaten weer te geven en op het deelvenster Dianotities in het zijpaneel te klikken. (In PowerPoint selecteert u Adobe Presenter > Publiceren om de presentatie op een lokale computer op te slaan. Selecteer Deze computer en klik op Publiceren.)
Dit voorbeeld illustreert PowerPoint-dianotities in het deelvenster Notities van het zijpaneel.
ADOBE PRESENTER 7 67 Adobe Presenter 7 gebruiken
Zie ook “Dianotities importeren” op pagina 24 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Presentatie-instellingen wijzigen In het dialoogvenster Presentatie-instellingen kunt u instellingen wijzigen, zoals de titel en het overzicht, maar ook de functies, zoals pauzes en herhalingen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Vormgeving. Titel Typ een naam voor de presentatie. De titel wordt weergegeven in de Presenter-viewer. Samenvatting Typ hier een samenvatting van de presentatie. Een samenvatting bestaat meestal uit een korte beschrijving van de inhoud van de presentatie. Deze optionele samenvatting is heel handig voor de personen die de presentatie samenstellen. De samenvatting wordt alleen bij de instellingen weergegeven, deze maakt geen deel uit van de gepubliceerde presentatie en gebruikers krijgen de samenvatting niet te zien.
Opmerking: De samenvatting van de presentatie wordt niet weergegeven in Connect Pro Server nadat een presentatie naar de server is gepubliceerd. Samenvattingen kunnen worden bewerkt in Connect Pro Central. Schrijvers van presentaties kunnen samenvattingen doorzoeken en de samenvatting weergeven wanneer ze de inhoudsgegevens bekijken. 4 Klik op het tabblad Afspelen. Automatisch afspelen bij opstarten Schakel deze optie in om de presentatie automatisch te laten afspelen wanneer deze
wordt geopend. (Als u deze optie uitschakelt, moet een presentator of een gebruiker op de knop Afspelen in de werkbalk drukken om de presentatie te starten.) Presentatie herhalen Selecteer deze optie om de presentatie herhaald af te spelen nadat deze is geopend. Dianummers opnemen in overzicht Schakel deze optie in om het dianummer weer te geven in het deelvenster Overzicht wanneer de presentatie wordt weergegeven. Pauzeren na iedere animatie Als uw presentatie PowerPoint-animaties bevat, schakelt u deze optie in om de presentatie automatisch te pauzeren nadat de animaties worden afgespeeld. Dit is handig als u het einde van een animatie duidelijk wilt markeren ten opzichte van het begin van de presentatie. (Nadat u door iedere animatie hebt geklikt, dient u nogmaals op de knop Afspelen in de afspeelbalk te klikken om de presentatie weer te starten.) Duur van dia zonder audio of video Stel een bepaalde hoeveelheid tijd (in seconden) in voor het weergeven van dia's
zonder audio. (Standaard worden dia's met audio gedurende de lengte van het gekoppelde audiobestand afgespeeld.) 5 Klik op OK.
Zie ook “Thema's maken en bewerken” op pagina 61 “Dia-eigenschappen wijzigen” op pagina 10
Een presentatie automatisch afspelen U kunt een optie instellen, zodat een eenmaal geopende presentatie automatisch wordt afgespeeld. U kunt ook bepalen dat een presentator of gebruiker op de knop Afspelen in de werkbalk moet klikken om de presentatie te starten. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Afspelen.
ADOBE PRESENTER 7 68 Adobe Presenter 7 gebruiken
4 Selecteer Automatisch afspelen bij opstarten. (Deze optie is standaard ingeschakeld.) Als deze optie niet is ingeschakeld, moet de presentator of de gebruiker in de werkbalk op Afspelen presentatie te starten.
klikken om de
5 Klik op OK.
Een presentatie herhalen U kunt uw presentatie instellen om eenmaal te worden afgespeeld (de standaardinstelling), maar u kunt er ook voor kiezen de presentatie voortdurend te herhalen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Afspelen. 4 Selecteer Presentatie herhalen. 5 Klik op OK.
De tijdinstellingen van de diaweergave wijzigen Het is mogelijk de weergavetijd van dia's zonder audio te wijzigen. (Standaard worden dia's met audio gedurende de lengte van het gekoppelde audiobestand afgespeeld.) Op deze manier kunt u de algemene afspeelsnelheid van presentaties zonder audio regelen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Afspelen. 4 Voer in het tekstvak Duur van dia zonder audio of video een nieuwe waarde (in seconden) in of gebruik pijl-omhoog en pijl-omlaag om een nieuwe waarde in te stellen. 5 Klik op OK.
Zie ook “Animaties, afbeeldingen en Flash-bestanden (.swf) toevoegen” op pagina 17 “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Een presentatie instellen voor weergave op een volledig scherm U kunt uw presentaties op het standaardscherm of op een volledig scherm openen. Standaard wordt een presentatie weergegeven met de werkbalk en het zijpaneel. Het is ook mogelijk de presentatie op een volledig scherm te openen en een kleine, gewijzigde werkbalk weer te geven rechtsonder in het scherm. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Presentatie-instellingen. (Gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen.) 3 Klik op het tabblad Vormgeving. 4 Klik op Thema-editor. 5 Klik op het menu naast Weergeven en selecteer Volledig scherm. 6 Klik twee keer op OK.
ADOBE PRESENTER 7 69 Adobe Presenter 7 gebruiken
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
Het Adobe-logo wijzigen Gepubliceerde presentaties bevatten standaard in de linkerbenedenhoek een klein Adobe-logo. U kunt dit vervangen door het logo van uw bedrijf voor verbeterde branding. Het ideale formaat van het voltooide bestand logo.swf is 47 x 27 pixels Opmerking: Als u een aangepast logo.swf-bestand maakt, moet u proberen te vermijden dat u inhoud buiten het weergavegebied van het SWF-bestand maakt. 1 Maak een nieuw bestand met de naam logo.swf dat uw aangepaste branding bevat. 2 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 3 Navigeer in Windows Verkenner naar de sjablonenmap waarin Presenter 7 is geïnstalleerd. 4 Voeg het aangepaste bestand logo.swf toe aan de map Templates. 5 Publiceer de presentatie in PowerPoint naar uw computer. 6 Geef de uitvoer weer om het nieuwe logo te bekijken.
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8
De hyperlink van het Adobe-logo wijzigen Gepubliceerde presentaties bevatten standaard in de linkerbenedenhoek een Adobe-logo. Als u op het logo klikt, wordt u naar een webpagina over Acrobat Connect Pro geleid. U kunt de bestemmingspagina van de koppeling wijzigen.
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 De hyperlink van het Adobe-logo voor een afzonderlijke presentatie wijzigen
1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Sla de presentatie op in PowerPoint en publiceer deze naar uw computer. 3 Navigeer met Windows Verkenner naar de map met presentatiegegevens. Deze bevindt zich standaard op de volgende locatie: C:\Documents and Settings\[gebruikersnaam]\Mijn documenten\My Adobe Presentations\[NaamPresentatie]\data. 4 Klik met de rechtermuisknop op het bestand vconfig.xml en open het bestand met een XML-editor of teksteditor, zoals Kladblok. 5 Voeg in het gedeelte de regel toe. Vervang url_van_pagina hierbij door de gewenste URL. Voorbeeld: . Opmerking: Als u het logo voor een andere taal wilt wijzigen, gaat u naar het juiste -gedeelte in het bestand vconfig.xml. 6 Sla het bestand vconfig.xml op en sluit het. 7 Als u de nieuwe hyperlink wilt testen, opent u Windows Verkenner, gaat u naar C:\Documents and Settings\[gebruikersnaam]\Mijn documenten\My Adobe Presentations\[NaamPresentatie] en dubbelklikt u op het bestand index.htm. 8 Klik op het logo.
ADOBE PRESENTER 7 70 Adobe Presenter 7 gebruiken
De hyperlink van het Adobe-logo voor alle presentaties wijzigen
Met deze procedure wordt de hyperlink van het Adobe-logo gewijzigd voor alle presentaties die u publiceert nadat de procedure is voltooid. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Navigeer op een van de volgende manieren naar het bestand language.xml:
• Klik in Windows XP op Start > Uitvoeren en typ %USERPROFILE%\Local Settings\Application Data\Adobe\Adobe Presenter.
• Klik in Windows Vista op Start > Uitvoeren en typ %LOCALAPPDATA%\Adobe\Adobe Presenter. 3 Klik op OK. 4 Dubbelklik op de map Themes. 5 Klik met de rechtermuisknop op het bestand language.xml en open het bestand met een XML-editor of teksteditor, zoals Kladblok. 6 Voer in het gedeelte een van de volgende handelingen uit:
• Als u de regel ziet, bewerkt u de waarde ervan. Vervang in deze regel bijvoorbeeld “www.adobe.com” door “http://www.mijnbedrijfsnaam.nl”.
• Als de regel niet wordt weergegeven, voegt u de regel toe en vervangt u “url_van_pagina” door de gewenste URL. Voorbeeld: . Opmerking: Als u het logo voor een andere taal wilt wijzigen, gaat u naar het juiste -gedeelte in het bestand language.xml. 7 Sla het bestand language.xml op en sluit het. 8 Sla de presentatie op in PowerPoint en publiceer deze naar uw computer. Selecteer hierbij de optie Uitvoer weergeven. 9 Klik op het logo om de nieuwe laadtekst te testen.
Tekst tijdens laden van SWF-bestand wijzigen In het laadscherm van gepubliceerde presentaties wordt standaard de tekst Adobe Presenter weergegeven. U kunt deze tekst voor verbeterde branding vervangen door uw eigen tekst, zoals de naam van uw bedrijf of een titel.
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 De SWF-laadtekst voor een afzonderlijke presentatie wijzigen
1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Sla de presentatie op en publiceer deze naar uw computer. 3 Navigeer met Windows Verkenner naar de map met presentatiegegevens. Deze bevindt zich standaard op de volgende locatie: C:\Documents and Settings\[gebruikersnaam]\Mijn documenten\My Adobe Presentations\[NaamPresentatie]\data. 4 Klik met de rechtermuisknop op het bestand vconfig.xml en open het bestand met een XML-editor of teksteditor, zoals Kladblok. 5 Voeg in het gedeelte de regel toe. Vervang “uw_tekst” hierbij door de gewenste tekst. Opmerking: Als u de laadtekst voor een andere taal wilt wijzigen, gaat u naar het juiste -gedeelte in het bestand vconfig.xml. 6 Sla het bestand vconfig.xml op en sluit het.
ADOBE PRESENTER 7 71 Adobe Presenter 7 gebruiken
7 Als u de nieuwe SWF-laadtekst wilt testen, opent u Windows Verkenner, gaat u naar C:\Documents and Settings\[gebruikersnaam]\Mijn documenten\My Adobe Presentations\[NaamPresentatie] en dubbelklikt u op het bestand index.htm. 8 Lees de nieuwe SWF-laadtekst die wordt weergegeven terwijl de presentatie wordt geladen. De SWF-laadtekst voor alle presentaties wijzigen
1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Navigeer op een van de volgende manieren naar het bestand language.xml:
• Klik in Windows XP op Start > Uitvoeren en typ %USERPROFILE%\Local Settings\Application Data\Adobe\Adobe Presenter.
• Klik in Windows Vista op Start > Uitvoeren en typ %LOCALAPPDATA%\Adobe\Adobe Presenter. 3 Klik op OK. 4 Dubbelklik op de map Themes. 5 Klik met de rechtermuisknop op het bestand language.xml en open het bestand met een XML-editor of teksteditor, zoals Kladblok. 6 Voeg in het gedeelte de regel toe. Vervang “uw_tekst” hierbij door de gewenste tekst. Opmerking: Als u het logo voor een andere taal wilt wijzigen, gaat u naar het juiste -gedeelte in het bestand language.xml. 7 Sla het bestand language.xml op en sluit het. 8 Sla de presentatie op in PowerPoint en publiceer deze naar uw computer. Selecteer hierbij de optie Uitvoer weergeven. 9 Klik op het logo om de nieuwe laadtekst te testen.
Presentaties publiceren en weergeven Lokaal publiceren U kunt de presentatie goed testen en bekijken hoe de presentatie eruitziet voor uw eindgebruikers door de presentatie naar uw lokale computer te publiceren. 1 Selecteer Adobe Presenter > Publiceren. 2 Selecteer Deze computer. 3 (Optioneel) Selecteer Pakket comprimeren om alle presentatiebestanden toe te voegen aan een ZIP-bestand. Dit is handig als u de bestanden aan iemand wilt geven of sturen, zodat deze persoon een voorvertoning kan weergeven. 4 (Optioneel) Selecteer Cd-pakket als u de presentatie na de voorvertoning gaat distribueren op een cd-rom. (Als u deze optie selecteert, kunt u de presentatie op een cd-rom branden en als de cd wordt geopend, wordt de presentatie automatisch afgespeeld.) 5 Klik op Publiceren. (Klik op Ja als er een bericht wordt weergegeven waarin staat dat alle bestanden worden verwijderd. Iedere keer als u een presentatie genereert, worden de bestanden in de huidige uitvoermap verwijderd en vervangen door de opnieuw gegenereerde bestanden.) Wanneer u de presentatie publiceert, wordt er een nieuwe map met dezelfde naam als de presentatie aangemaakt in de map Mijn documenten\My Adobe Presentations. De nieuwe map bevat alle presentatiebestanden, kopieën van bijlagen en alle audio-, video- en afbeeldingsbestanden die deel uitmaken van de presentatie. 6 Klik op Uitvoer weergeven wanneer de conversie is voltooid. (Als u de optie Pakket comprimeren hebt geselecteerd, wordt de optie Uitvoer weergeven niet weergegeven. Als u de presentatie wilt weergeven, gaat u naar de locatie waar het ZIP-bestand opgeslagen is, decomprimeert u het bestand en dubbelklikt u op het bestand index.htm.) De presentatie wordt in uw standaardwebbrowser weergegeven.
ADOBE PRESENTER 7 72 Adobe Presenter 7 gebruiken
Opmerking: Als u een presentatiebestand (.ppt of .pptx) probeert te publiceren dat is versleuteld in PowerPoint en waarvoor een wachtwoord vereist is om het te openen of bewerken, is het mogelijk dat de presentatie niet correct wordt gepubliceerd. Hef de versleuteling op, publiceer het bestand en stel de versleuteling opnieuw in.
Zie ook “Thema's maken en bewerken” op pagina 61 “Presentatie-instellingen wijzigen” op pagina 67
Een presentatie publiceren naar PDF U kunt een presentatie naar een PDF-bestand publiceren als u Acrobat Pro 9 of Reader 9 hebt geïnstalleerd. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Publiceren. 3 Selecteer Adobe PDF links in het scherm. 4 Klik in Publiceren als Adobe PDF op Kiezen en navigeer naar de locatie waarop u het bestand wilt opslaan. 5 Voer in Bestandsnaam een naam in voor het PDF-bestand. 6 Klik op Openen. 7 (Optioneel) Select Uitvoer weergeven na publicatie om het PDF-bestand te openen nadat de publicatie is voltooid. 8 Klik op Publiceren. Het PDF-bestand wordt geopend nadat de publicatie is voltooid. Als u Acrobat Pro 9 of Reader 9 niet hebt geïnstalleerd, wordt een leeg PDF-bestand weergegeven.
Zie ook “Thema's maken en bewerken” op pagina 61 “Presentatie-instellingen wijzigen” op pagina 67
Info over Connect Pro Server Als u beschikt over Adobe Acrobat Connect Pro Server, kunt u hierheen publiceren zodat anderen uw presentaties kunnen bekijken. De presentatie wordt voor gebruikers weergegeven in de viewer van Connect Pro Server, als onderdeel van een cursus of studieprogramma in Connect Pro Training, of met een URL uit de inhoudsbibliotheek. Connect Pro is een systeem voor webcommunicatie waarmee u snel en eenvoudig presentaties kunt weergeven, vergaderingen kunt bijwonen en trainingen kunt volgen via internet. Hierbij worden de bekende PowerPoint-toepassing, webbrowsers en Flash Player gebruikt. Opmerking: Ook gebruikers die PowerPoint niet hebben, kunnen een in Presenter gemaakte presentatie weergeven. Alleen de persoon die de presentaties maakt, dient over PowerPoint te beschikken. Connect Pro bevat een reeks onderdelen waarmee een geïntegreerde oplossing wordt geleverd. Connect Pro kan met een of meer van de volgende onderdelen worden geïmplementeerd: Connect Pro Meeting Hiermee kunt u in real-time en via internet deelnemen aan een vergadering en deze weergeven. Connect Pro Training Hiermee kunt u deelnemen aan onlinetrainingssystemen, waaronder geïntegreerde enquêtes,
tracering, analyse en cursusbeheer. Connect Pro Events Verschaft de functies voor het beheren van alle aspecten van een gebeurtenis, van registratie en kwalificatie van de gebruikers tot follow-upactiviteiten nadat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden.
ADOBE PRESENTER 7 73 Adobe Presenter 7 gebruiken
Toegang tot uw Connect Pro Server-account U hebt vanuit Presenter snel en eenvoudig toegang tot uw Connect Pro Server-account. 1 Selecteer Adobe Presenter > Voorkeuren. 2 Klik op het tabblad Servers. 3 Selecteer een server in de lijst. 4 Klik op Accounts beheren. Internet Explorer wordt geopend en de aanmeldingspagina van Connect Pro Server wordt weergegeven.
De Connect Pro Server-publicatielijst beheren In Presenter beschikt u over een eenvoudige manier om een lijst met Connect Pro-servers te onderhouden waarnaar u regelmatig publiceert. U kunt een of meer Connect Pro-servers toevoegen aan de publicatielijst. Als een server eenmaal aan deze lijst is toegevoegd, kunt u snel en gemakkelijk naar die server publiceren. Een Connect Pro-server aan de publicatielijst toevoegen
Voordat u naar een Connect Pro-server kunt publiceren, moet u gegevens aan de publicatielijst toevoegen, zoals een naam en URL-adres. U kunt zo veel Connect Pro-servers aan de lijst toevoegen als noodzakelijk is. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Voorkeuren. 3 Klik op het tabblad Servers. 4 Klik op Toevoegen. 5 Voer in het tekstvak Naam een unieke naam voor de server in. (Deze naam wordt alleen lokaal gebruikt om u te helpen onderscheid te maken tussen verschillende servers.) 6 Typ het exacte URL-adres van de server in het tekstvak URL. Opmerking: De URL die u hier invoert, is de URL die u ook gebruikt om u aan te melden bij Connect Pro Central. Als u deze URL niet kent, neemt u contact op met uw Connect Pro-beheerder. 7 Klik op OK. De server wordt nu in de publicatielijst weergegeven en u kunt deze selecteren in het dialoogvenster Publiceren. Opmerking: De server die is gemarkeerd in de publicatielijst, is de server die wordt gebruikt als u naar Connect Pro Server publiceert. Een Connect Pro-server in de publicatielijst bewerken
Nadat u een Connect Pro-server aan de publicatielijst hebt toegevoegd, kunt u de servernaam en URL op elk gewenst moment bewerken. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Voorkeuren. 3 Klik op het tabblad Servers. 4 Selecteer een server in de lijst en klik op Bewerken. 5 Wijzig desgewenst de naam van de server of de URL. 6 Klik op OK. Een Connect Pro-server verwijderen uit de publicatielijst
U kunt een Connect Pro-server uit de publicatielijst verwijderen. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Voorkeuren.
ADOBE PRESENTER 7 74 Adobe Presenter 7 gebruiken
3 Klik op het tabblad Connect Pro Server. 4 Selecteer een server in de lijst en klik op Verwijderen. 5 Klik op OK.
Publiceren naar een Connect Pro-server Nadat u een presentatie hebt gemaakt en hier een voorvertoning van hebt weergegeven, kunt u de presentatie direct naar een Connect Pro-server in uw publicatielijst publiceren. U moet met internet zijn verbonden en over een Connect Proaccount beschikken. Presenter is volledig geïntegreerd met Connect Pro, waardoor quizresultaten voor presentaties met quizzen bijvoorbeeld automatisch worden verzonden naar en beheerd met een Connect Pro-server. Als u publiceert naar Connect Pro Server, wordt de presentatie gepubliceerd naar de inhoudsbibliotheek. De presentatie kan worden opgehaald uit de inhoudsbibliotheek en worden toegevoegd aan Connect Pro-vergaderingen en trainingssessies. Ga te werk volgens deze algemene werkstroom om te publiceren naar een Connect Pro-server: Selecteer een Connect Proserver, meld u aan bij Connect Pro Central, selecteer een locatie voor de presentatie, voer gegevens in over de presentatie en stel ten slotte machtigingen in waarmee u opgeeft wie de presentatie kan bekijken. Opmerking: Het kan soms nodig zijn om een presentatie opnieuw te publiceren naar de Connect-bibliotheek. Bijvoorbeeld als u informatie in de presentatie wilt bijwerken. Als u een presentatie opnieuw publiceert naar de inhoudsbibliotheek en deze presentatie maakt deel uit van een trainingscursus op Connect Pro Server, moet u de presentatie in de cursus ook bijwerken. Volg de stappen in het onderwerp “Cursusinhoud wijzigen of bijwerken” van het handboek van Adobe Acrobat Connect Pro 7 en zorg dat u de inhoud aan het einde van de korte procedure opslaat en bijwerkt.
Zie ook “Een Presenter-presentatie toevoegen aan een Connect Pro-vergadering” op pagina 76 “Presentatie-instellingen wijzigen” op pagina 67 Een Connect Pro-server selecteren
De eerste stap bij het publiceren van een presentatie naar een Connect Pro-server is het selecteren van een server in de publicatielijst. 1 Open een presentatie in PowerPoint (PPT- of PPTX-bestand). 2 Selecteer Adobe Presenter > Publiceren. 3 Selecteer links in het dialoogvenster Publiceren de optie Adobe Connect Pro. 4 Controleer in Serverconfiguratie of de server- en URL-gegevens juist zijn. Als de gegevens onjuist zijn of als u naar een andere server wilt publiceren, klikt u op Servers bewerken. 5 (Optioneel) Controleer het gebied Projectinformatie aan de rechterkant. Als u een optie wilt bewerken, klikt u op Instellingen of Diabeheer. 6 (Optioneel) Als u de bronbestanden van de presentatie samen met het SWF-bestand wilt publiceren, selecteert u Bronpresentatie met middelen uploaden. Deze optie is nuttig als meerdere auteurs aan een presentatie werken of als u de presentatie later waarschijnlijk moet bijwerken en alle bestanden op één locatie wilt opslaan. Selecteer Audio, Video of Bijlagen. (Het kan enige tijd duren om grote videobestanden naar de server te uploaden.) 7 Klik op Publiceren. De presentatie wordt gemaakt en het aanmeldingsscherm van Connect Pro Central wordt weergegeven. In het volgende gedeelte wordt beschreven hoe u zich aanmeldt bij uw Connect Pro-account.
ADOBE PRESENTER 7 75 Adobe Presenter 7 gebruiken
Aanmelden bij Connect Pro
De volgende stap bij het publiceren van een presentatie bestaat uit het aanmelden bij uw Connect Pro-account. U dient over een account en over de juiste bevoegdheden te beschikken voordat u een presentatie kunt publiceren. (Neem contact op met uw Connect Pro-beheerder voor informatie over bevoegdheden voor het maken en bijwerken van presentaties.) 1 Geef uw aanmeldingsnaam op in het aanmeldingsscherm van Connect Pro (meestal het e-mailadres voor uw account). 2 Geef uw wachtwoord op. 3 Klik op Aanmelden. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u de locatie voor het opslaan van een presentatie selecteert. Een locatie voor de presentatie selecteren
De derde stap bij het publiceren van een presentatie bestaat uit het selecteren van een locatie in uw Connect Pro-account waarin de presentatie wordt opgeslagen. Nadat u zich hebt aangemeld bij Connect Pro, wordt uw persoonlijke gebruikersmap in de inhoudsbibliotheek weergegeven. Selecteer een locatie voor de presentatie in uw Connect Proinhoudsbibliotheek. Opmerking: In de inhoudsbibliotheek worden alleen uw presentaties weergegeven. Andere Connect Pro-inhoud, bijvoorbeeld SWF-, FLA- en JPG-bestanden, worden niet weergegeven wanneer u de inhoudsbibliotheek opent. Opmerking: Als u de presentatie al naar de server hebt gepubliceerd, kunt u kiezen of u de vorige versie wilt overschrijven of de presentatie naar een nieuwe locatie wilt opslaan. 1 In het scherm Adobe Connect publiceren navigeert u naar een map in uw Connect Pro-inhoudsbibliotheek waarin u de presentatie wilt opslaan.
• Klik op de naam van een map om een map te openen en de inhoud van de map te bekijken. De mappen en bestanden in die map worden weergegeven. Het navigatiepad van koppelingen boven in het browservenster wordt vernieuwd en bevat nu het directorypad naar de geselecteerde map.
• Klik op Bestaande presentatie bijwerken om de wijzigingen voor een presentatie die al in de map staat te publiceren. De nieuwe versie van de presentatie overschrijft de bestaande presentatie.
• Als u een nieuwe map wilt maken, navigeert u naar de locatie waar u een nieuwe map wilt toevoegen, klikt u op de knop Nieuwe map, typt u een naam voor de nieuwe map en klikt u op Opslaan. Opmerking: U kunt alleen mappen maken als u over beheerdersrechten voor de bovenliggende map beschikt.
• Klik op de knop Eén niveau omhoog in de navigatiebalk boven de inhoudslijst om naar de bovenliggende map te navigeren. 2 Klik op Publiceren naar deze map. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u beschrijvende informatie over de presentatie opgeeft. Presentatiegegevens invoeren
De vierde stap bij het publiceren van een presentatie bestaat uit het verschaffen van identificatiegegevens over de presentatie. U dient een titel op te geven voor de presentatie. 1 Typ een unieke naam voor de presentatie in het vak Titel van het dialoogvenster Informatie over inhoud. 2 (Optioneel) U kunt een aangepaste URL voor het weergeven van de presentatie instellen in het tekst Aangepaste URL. Dit is handig als u een gemakkelijk te onthouden URL wilt maken voor het weergeven van de presentatie. Als u dit tekstvak niet invult, creëert Connect Pro automatisch een algemene en unieke URL voor de presentatie. 3 (Optioneel) Typ een korte beschrijving van de presentatie in het tekstvak Samenvatting. (Deze samenvatting mag uit maximaal 750 tekens bestaan.) 4 Klik op Volgende. De laatste stap bestaat uit het instellen van bevoegdheden voor de personen die de presentatie mogen weergeven.
ADOBE PRESENTER 7 76 Adobe Presenter 7 gebruiken
Bevoegdheden instellen
De laatste stap bestaat uit het instellen van bevoegdheden voor de presentatie. Op deze manier geeft u aan wie de presentatie mag weergeven. U kunt uit meerdere opties kiezen. 1 Selecteer een instelling in het scherm Machtigingen instellen.
• Standaard geldt de instelling Gelijk aan bovenliggende map. Als u deze optie selecteert, erft de presentatie automatisch het bevoegdhedenprofiel van de bovenliggende map waarin de presentatie wordt gepubliceerd. Als openbare weergave bijvoorbeeld is ingesteld voor de bovenliggende map, wordt openbare weergave ook ingesteld voor de presentatie.
• Klik op Aanpassen om de instelling voor bevoegdheden te wijzigen. Als u een openbare presentatie wilt maken, schakelt u Ja in naast de optie Openbare weergave toestaan. Als u een persoonlijke presentatie wilt maken met een aangepast bevoegdhedenprofiel dat afwijkt van het profiel van de bovenliggende map, dient u Openbare weergave toestaan uit te schakelen. Stel vervolgens een lijst samen met gebruikers en groepen met specifieke typen bevoegdheden. Selecteer in de lijst Beschikbare gebruikers en groepen links in het scherm een groep of persoon en klik op Toevoegen. De nieuwe gebruiker of groep wordt nu weergegeven in de lijst Actieve bevoegdheden rechts in het scherm. Voeg naar wens gebruikers of groepen toe of verwijder deze. 2 Klik op Voltooien. 3 Er wordt een dialoogvenster weergegeven waarin wordt bevestigd dat het project is gepubliceerd naar de opgegeven Connect Pro-server. Klik op OK. Het dialoogvenster Informatie over inhoud wordt weergegeven. Dit scherm bevat belangrijke gegevens over de presentatie, zoals de URL voor weergave. Als u op deze URL klikt, wordt de presentatie weergegeven en afgespeeld. Als u de presentatie aan anderen wilt laten zien, kunt u de URL naar de desbetreffende personen sturen door op E-mailkoppeling te klikken of door de URL te kopiëren en in een e-mail te plakken. (Gebruikers kunnen de presentatie alleen weergeven wanneer de juiste bevoegdheden zijn ingesteld voor de gepubliceerde presentatie of de map met de presentatie.) 4 Klik op OK om het publicatieproces te voltooien.
Een Presenter-presentatie toevoegen aan een Connect Pro-vergadering U kunt in Adobe Presenter snel e-learninginhoud en kwalitatief hoogstaande multimediapresentaties maken met dia's, streaming audio, gesynchroniseerde animatie en navigatiebesturingselementen, waarbij Microsoft PowerPoint als uitgangspunt wordt gebruikt. Nadat u een Presenter-presentatie hebt gepubliceerd naar Connect Pro, kunt u de presentatie toevoegen aan een Connect Pro-vergadering door het presentatiebestand vanuit de inhoudsbibliotheek of rechtstreeks vanaf uw computer over te brengen naar een gedeelde locatie. Wanneer u de presentatie weergeeft in een vergadering, hebt u volledige controle over de grootte van het scherm, de dianavigatie en audio. Opmerking: Het wordt aangeraden presentaties vanuit de inhoudsbibliotheek toe te voegen aan een Connect Provergadering. Niet alle Presenter-functies worden ondersteund in presentaties die rechtstreeks vanaf uw computer worden geüpload naar een Connect Pro-vergadering. Als u bijvoorbeeld het PowerPoint-bestand (.ppt of .pptx) van de presentatie deelt, worden de foto's en de logo's van de presentator en het venster Miniatuur niet weergegeven.
Zie ook “Info over Connect Pro Server” op pagina 72 “Toegang tot uw Connect Pro Server-account” op pagina 73 Een presentatie vanuit de inhoudsbibliotheek toevoegen aan een Connect Pro-vergadering
Het vanuit de inhoudsbibliotheek toevoegen van een presentatie aan een Connect Pro-vergadering is een geschikte methode als u alle presentaties naar de bibliotheek publiceert en de presentaties vanuit deze locatie beheert. U kunt een presentatie ook direct vanaf uw computer toevoegen aan een Connect Pro-vergadering. (Raadpleeg de gebruikershandleiding van Adobe Connect Pro voor meer informatie.) 1 Meld u aan bij uw Connect Pro-server. 2 Klik op het tabblad Vergaderingen.
ADOBE PRESENTER 7 77 Adobe Presenter 7 gebruiken
3 Selecteer een vergadering in de lijst. 4 Klik op Vergaderruimte betreden. 5 Selecteer Documenten > Selecteren in Deze computer in de pod Delen. (Als er geen pod Delen is geopend, klikt u op het menu Pods en selecteert u Delen > Selecteren in Deze computer.) 6 Selecteer de presentatie en klik op Openen. De Presenter-presentatie wordt weergegeven in de Connect Pro-vergadering. Een gecomprimeerde presentatie vanaf uw computer toevoegen aan een Connect Pro-vergadering
Als u een Presenter-presentatie hebt opgeslagen op uw computer, kunt u de presentatie direct vanuit deze locatie toevoegen aan een Connect Pro-vergadering. Dit is een geschikte methode als u een presentatie aan een Connect Provergadering moet toevoegen, maar de presentatie niet is gepubliceerd naar de inhoudsbibliotheek. U hebt bijvoorbeeld een presentatie gemaakt die u niet hebt gepubliceerd omdat deze nog niet is voltooid, maar u wilt wel een voorlopige versie tonen in een Connect Pro-vergadering. Opmerking: Het wordt aangeraden presentaties vanuit de inhoudsbibliotheek toe te voegen aan Connect Pro-vergaderingen. Niet alle Presenter-functies worden ondersteund in presentaties die rechtstreeks vanaf uw computer worden geüpload naar een Connect Pro-vergadering. Als u bijvoorbeeld het PowerPoint-bestand (.ppt of .pptx) van de presentatie deelt, worden de audio, video, bijlagen en foto's en logo's van de presentator en het venster Miniatuur niet weergegeven. 1 Publiceer uw presentatie naar uw lokale computer in Presenter en selecteer Pakket comprimeren als uitvoeroptie. (Dat doet u als volgt: klik op het menu Adobe Presenter, selecteer Publiceren, klik op Deze computer, selecteer de optie Pakket comprimeren en klik op Publiceren.) 2 Open uw browser en navigeer naar uw Connect Pro-server. 3 Meld u aan met uw aanmeldingsnaam en uw wachtwoord. 4 Klik op het tabblad Vergaderingen. 5 Selecteer een vergadering. 6 Klik op Vergaderruimte betreden. 7 Selecteer Documenten > Selecteren in Deze computer in de pod Delen. (Als er geen pod Delen is geopend, klikt u op het menu Pods en selecteert u Delen > Selecteren in Deze computer.) 8 Navigeer naar de presentatiemap op uw computer. 9 Selecteer het ZIP-bestand met de presentatie en klik op Openen. De Presenter-presentatie wordt weergegeven in de Connect Pro-vergadering. Een PowerPoint-presentatie (.ppt of .pptx) op uw computer toevoegen aan een Connect Pro-vergadering
1 Open uw browser en navigeer naar uw Connect Pro-server. 2 Meld u aan met uw aanmeldingsnaam en uw wachtwoord. 3 Klik op het tabblad Vergaderingen. 4 Selecteer een vergadering. 5 Klik op Vergaderruimte betreden. 6 Selecteer Documenten > Selecteren in Deze computer in de pod Delen. (Als er geen pod Delen is geopend, klikt u op het menu Pods en selecteert u Delen > Selecteren in Deze computer.) 7 Navigeer naar het PowerPoint-bestand (.ppt of .pptx) van de presentatie. 8 Selecteer het PPT- of PPTX-bestand en klik op Openen.
Een presentatie weergeven in een Connect Pro-vergadering Nadat u een presentatie hebt gepubliceerd naar een Connect Pro-server en de presentatie hebt toegevoegd aan een Connect Pro-vergadering, kan de presentatie worden weergegeven. Alle functies in de presentatie, zoals audio, gesynchroniseerde animatie, quizzen en presentatorgegevens, worden weergegeven.
ADOBE PRESENTER 7 78 Adobe Presenter 7 gebruiken
Opmerking: Als u uw presentaties direct vanaf uw computer uploadt naar een Connect Pro-vergadering, is er geen ondersteuning voor bepaalde Presenter-presentatiefuncties, zoals foto's en logo's van de presentator. Het wordt aangeraden presentaties vanuit de inhoudsbibliotheek toe te voegen aan Connect Pro-vergaderingen. Als de presentatie quiz- of enquêtevragen bevat, worden gebruikersinteracties als onderdeel van de vergaderingsrapporten volledig bijgehouden op de Connect Pro-server. De layout van een presentatie bestaat uit de volgende onderdelen: Presentatie Het hoofdonderdeel van het venster waarin de presentatiedia's worden weergegeven. Presentatiezijpaneel Een gebied rechts (standaardlocatie) van het browservenster waarin de naam van de presentatie,
informatie over de presentator en de deelvensters Overzicht, Miniatuur, Notities, Zoeken en Quiz (indien u de deelvensters hebt toegevoegd aan het thema) worden weergegeven. Het presentatiezijpaneel wordt weergegeven in de normale weergave en is verborgen in de weergave Volledig scherm (als u het zijpaneel niet kunt zien, klikt u op Zijpaneel weergeven/verbergen .) Presentatiewerkbalk Een besturingsbalk onder aan de presentatie waarmee u het afspelen van de presentatie, de audio, de bijlagen en de schermgrootte kunt regelen. (U moet mogelijk op de knop Sync klikken om de presentatiewerkbalk weer te geven.)
Zie ook “Een presentatie voorvertonen” op pagina 8 “Thema's maken en bewerken” op pagina 61 “Info over Connect Pro Server” op pagina 72 Het deelvenster Overzicht weergeven
Bij de meeste presentaties staat het deelvenster Overzicht in het zijpaneel. Op het tabblad Overzicht staan de titel en de duur van elke dia vermeld. U gebruikt het deelvenster Overzicht om informatie weer te geven en om gebruikers de kans te geven naar bepaalde dia's in de presentatie te gaan. U kunt het deelvenster Overzicht uit het zijpaneel verwijderen. Het is momenteel niet mogelijk een diaoverzicht weer te geven in een alleen-lezenpresentatie. Wanneer het overzicht wordt weergegeven, kunnen gebruikers op de vermelde dia's klikken. Opmerking: Quizdia's worden standaard niet vermeld in het deelvenster Overzicht. Als u quizdia's wilt weergeven in het deelvenster Overzicht, opent u Quizmanager, klikt u op Bewerken en selecteert u de optie Vragen weergeven in overzicht. Opmerking: Als u de Engelse versie van Windows XP hebt en double-byte Unicode-tekens (zoals Japanse tekens) wilt weergeven in het venster Overzicht, dient het lettertype Arial® Unicode MS te zijn geïnstalleerd op uw computer. ❖ Als u een Adobe Presenter-presentatie in een Connect Pro-vergadering weergeeft, klikt u op het deelvenster Overzicht
in het zijpaneel rechts. Het deelvenster Overzicht bevat de volgende functies:
• De huidige dia wordt gemarkeerd met een kleurgloed. (U kunt deze kleur wijzigen in het thema.) • De volledige titel van de dia wordt weergegeven wanneer u de muisaanwijzer boven de titel houdt. • De duur van de dia wordt naast iedere dia weergegeven. • U kunt naar een willekeurige dia navigeren door op de titel van de desbetreffende dia te klikken in het deelvenster Overzicht.
ADOBE PRESENTER 7 79 Adobe Presenter 7 gebruiken
A B
Het deelvenster Overzicht A. Geselecteerde dia waarvan voorvertoning wordt weergegeven B. Houd de cursor boven de titel om de volledige titel te zien
Het deelvenster Miniatuur weergeven
Het zijpaneel van presentaties kan het deelvenster Miniatuur bevatten. Het deelvenster Miniatuur bevat een kleine afbeelding van elke dia, de diatitel en de diaduur. U kunt het deelvenster Miniatuur gebruiken om snel de inhoud van elke dia weer te geven en naar een specifieke dia in de presentatie te gaan. Opmerking: Als u presentaties direct vanaf uw computer uploadt naar een Connect Pro-vergadering, wordt het deelvenster Miniatuur niet weergegeven. Het wordt aangeraden presentaties vanuit de inhoudsbibliotheek toe te voegen aan Connect Pro-vergaderingen. ❖ Als u een Adobe Presenter-presentatie in een Connect Pro-vergadering weergeeft, klikt u op het deelvenster Miniatuur
in het zijpaneel rechts. Het deelvenster Miniatuur bevat de volgende functies:
• De huidige dia wordt gemarkeerd met een kleurgloed. (U kunt deze kleur wijzigen in het thema.) • De volledige titel van de dia wordt weergegeven wanneer u de muisaanwijzer boven de titel houdt. • U kunt naar een willekeurige dia navigeren door op de titel van de desbetreffende dia te klikken in het deelvenster Miniatuur. Dianotities weergeven
Wanneer u een presentatie maakt in PowerPoint, kunt u notities voor afzonderlijke dia's maken. Als er dianotities aanwezig zijn, kunt u deze weergeven in de presentatie. Opmerking: Het gebruik van dianotities is optioneel. Wanneer dianotities worden weergegeven, ziet u ze rechts in het presentatievenster. U kunt het formaat van het deelvenster Dianotities niet wijzigen. ❖ Als u een Adobe Presenter-presentatie in een Connect Pro-vergadering weergeeft, klikt u op het deelvenster Notities in
het zijpaneel rechts. De volledige notitietekst wordt weergegeven. De tekst is niet opgemaakt en kan niet rechtstreeks in het deelvenster worden bewerkt. Als u de tekstopmaak van dianotities wilt wijzigen, selecteert u Adobe Presenter > Presentatie-instellingen > tabblad Vormgeving > Thema-editor (gebruikers van PowerPoint 2007 selecteren Adobe Presenter > Instellingen > tabblad Vormgeving > Thema-editor) en wijzigt u de instellingen voor Lettertype deelvenster Notities en Grootte. Tekst in een presentatie zoeken
Als u het deelvenster Zoeken hebt ingeschakeld in uw thema, kunnen gebruikers met dit deelvenster naar bepaalde tekst in een presentatie zoeken. Zo kunnen gebruikers in een presentatie die als handboek voor de personeelsafdeling fungeert, bijvoorbeeld naar het woord vakantie zoeken om informatie over het aantal vakantiedagen te zoeken. 1 Als u een Adobe Presenter-presentatie in een Connect Pro-vergadering weergeeft, klikt u op het deelvenster Zoeken in het zijpaneel rechts. 2 Typ de tekst die u wilt zoeken rechtstreeks in het tekstvak. (Zoeken is niet hoofdlettergevoelig.) 3 Klik op de knop Zoeken.
ADOBE PRESENTER 7 80 Adobe Presenter 7 gebruiken
De zoekresultaten worden onder het tekstvak weergegeven. Klik op een diatitel in de resultatenlijst om die dia weer te geven.
A B
C
Het deelvenster Zoeken gebruiken A. Tekstvak B. Knop Zoeken C. Resultaten
Het deelvenster Quiz weergeven
U kunt het deelvenster Quiz toevoegen aan uw gepubliceerde presentatie. Als u een presentatie hebt ontworpen waarin de vier deelvensters allemaal worden weergegeven en u het deelvenster Quiz hebt ingeschakeld, wordt het deelvenster Overzicht in het zijpaneel vervangen door het deelvenster Quiz als een gebruiker zich binnen een quizgrens bevindt. Als u een presentatie hebt ontworpen met een afwijkende deelvensterschikking, wordt het deelvenster Quiz weergegeven zonder een ander deelvenster in het zijpaneel te vervangen als een gebruiker zich binnen een quizgrens bevindt. (Raadpleeg “Quizgrenzen” op pagina 34 voor meer informatie.) ❖ Als een Adobe Presenter-presentatie in een Connect Pro-vergadering is geopend, wordt het deelvenster Quiz in het
zijpaneel rechts weergegeven (het deelvenster Quiz wordt alleen weergegeven als de presentatie zich binnen een quizgrens bevinden). Voor scorevragen geldt dat juist beantwoorde vragen metAdobe Acrobat Connect Pro 7 gebruiken en onjuist beantwoorde vragen met worden gemarkeerd. Als voor een scorevraag feedback bij juiste/onjuiste antwoorden is uitgeschakeld, wordt weergegeven zodra de vraag is beantwoord. Voor enquêtevragen wordt weergegeven zodra de vraag is beantwoord. De presentatiewerkbalk gebruiken
U kunt de vormgeving en het afspelen van de presentatie bepalen met de werkbalk die zich onder aan de presentatie bevindt. (U moet mogelijk op de knop Sync klikken om de presentatiewerkbalk weer te geven.) A
B
C
D
E
F
G
H
I
De werkbalk die in de gepubliceerde presentatie wordt weergegeven, bevat nuttige knoppen, besturingselementen en berichten. A. Afspelen B. Vorige C. Volgende D. Positiemarkering in diavoortgangsbalk E. Tijd van huidige dia F. Totale duur van dia G. Audiovolume H. Bijlagen I. Zijpaneel weergeven/verbergen
❖ Als u een Adobe Presenter-presentatie in een Connect Pro-vergadering weergeeft, kunt u de volgende knoppen en
functies in de werkbalk selecteren. Knop Afspelen/Pauze Hiermee onderbreekt en hervat u het afspelen van de huidige dia. Knop Vorige Hiermee gaat u terug naar de vorige dia in de presentatie. Knop Volgende Hiermee gaat u naar de volgende dia in de presentatie. De diavoortgangsbalk Hiermee toont en bepaalt u de afspeellocatie in de huidige dia. De positiemarkering verplaatst zich wanneer de dia wordt afgespeeld. U kunt de markeringspijl in de huidige dia voor- of achteruit slepen om uw afspeellocatie te wijzigen. U kunt tevens op een specifieke locatie op de voortgangsbalk klikken om de plaats van de diamarkering te verplaatsen en de dia vanaf die positie af te spelen. (Als u een videobestand hebt toegevoegd, zoals een video van een spreker op het zijpaneel, kunt u de video ook besturen met de voortgangsbalk van de dia.) Huidig dianummer Hiermee geeft u het nummer van de huidige dia en het totale aantal dia's weer (bijvoorbeeld Dia 2
van 10). Status Hiermee geeft u de status van de huidige dia weer, zoals Afspelen, Gestopt, Geen audio of Presentatie voltooid.
ADOBE PRESENTER 7 81 Adobe Presenter 7 gebruiken
Tijd Hiermee geeft u de huidige diatijd en de totale afspeeltijd van de dia weer (bijvoorbeeld 00,02/00,05). Audiovolume Hiermee geeft u het volume weer dat voor de dia is ingesteld. Bijlagen Hiermee geeft u een klein venster weer waarin de toegevoegde bijlagen staan (bijvoorbeeld documenten, spreadsheets, afbeeldingen, URL's, adressen enzovoort). Zijpaneel en werkbalk weergeven/verbergen Hiermee geeft u het zijpaneel en de werkbalk weer of verbergt u deze.
Opmerking: Het gedrag van de knop Volgende, Vorige en het diaoverzicht kan worden beïnvloed door de instellingen in Quizmanager. Als een student bijvoorbeeld voor een quiz moet slagen om door te kunnen gaan en op de knop Vooruit of op een dia na de quizdia in het overzicht klikt, gebeurt er niets tenzij de student voor de quiz is geslaagd. Navigatieknoppen voor vergrendelde dia's zijn ook uitgeschakeld tot de dia ten minste één keer volledig is bekeken. (Raadpleeg “Dia-eigenschappen wijzigen” op pagina 10 voor meer informatie.) Overschakelen tussen weergavemodi
U kunt presentaties in twee verschillende modi weergeven: Normaal Dit is de standaard weergavemodus. In deze weergave worden de presentatiewerkbalk onder aan het browservenster en het presentatiezijpaneel weergegeven. (U moet mogelijk op de knop Sync klikken om de presentatiewerkbalk weer te geven.) Volledig scherm Dit is een optionele weergavemodus waaruit de presentatiewerkbalk is verwijderd en waarin de
presentatiedia's worden vergroot zodat ze het browservenster vullen. 1 Als u een Adobe Presenter-presentatie in een Connect Pro-vergadering weergeeft, klikt u op de knop Volledig scherm onder aan de Presenter-viewer. Als het presentatiezijpaneel oorspronkelijk werd weergegeven, wordt in de presentatie geschakeld naar de modus Volledig scherm met een presentatiezijpaneel. Als er oorspronkelijk geen presentatiezijpaneel werd weergegeven, wordt in de presentatie geschakeld naar de modus Volledig scherm zonder presentatiezijpaneel. 2 Klik opnieuw op de knop Volledig scherm om terug te keren naar de normale weergavemodus. Navigeren tussen dia's
U kunt tijdens het afspelen navigeren tussen verschillende dia's met het deelvenster Zoeken, de presentatiewerkbalk of het deelvenster Overzicht of Miniatuur van de presentatie. (U moet mogelijk op de knop Sync klikken om de presentatiewerkbalk weer te geven.) Opmerking: De deelvensters Overzicht en Miniatuur zijn optioneel. Stel deelvensters voor presentaties in met gebruik van de Thema-editor in Presenter. ❖ Als u een Adobe Presenter-presentatie in een Connect Pro-vergadering weergeeft, kunt u een of meer van de volgende
handelingen uitvoeren:
• Klik op Vorige
of Volgende
op de presentatiewerkbalk.
• Klik op de titel van een dia in het deelvenster Overzicht of Miniatuur. • Gebruik het deelvenster Zoeken om specifieke dia's te zoeken. Navigeren binnen de actieve dia ❖ Als u een Adobe Presenter-presentatie in een Connect Pro-vergadering weergeeft, kunt u een of meer van de volgende
handelingen uitvoeren:
• Klik op Pauzeren
of Afspelen presentatiewerkbalk weer te geven.)
op de presentatiewerkbalk. (U moet mogelijk op de knop Sync klikken om de
• Sleep de positiemarkeringspijl op de diavoortgangsbalk voor- of achteruit om de afspeellocatie van de dia te wijzigen.
ADOBE PRESENTER 7 82 Adobe Presenter 7 gebruiken
De audio van een presentatie aanpassen
Met de knop Audio op de presentatiewerkbalk kunt u de audio van presentaties in- of uitschakelen of het volume regelen. (U moet mogelijk op de knop Sync klikken om de presentatiewerkbalk weer te geven.) Voorbeelden van presentatieaudio die met de audioknop kan worden bestuurd, zijn audio die in een dia is geïmporteerd en audio in een ingesloten SWFbestand (bijvoorbeeld video op het zijpaneel). Opmerking: Niet alle dia's of presentaties bevatten audio. Als een dia geen audio bevat, ziet u de tekst Geen audio als de diastatus op de diavoortgangsbalk. De dia beschikt toch over een audiolengte en wordt gedurende die tijd weergegeven voordat de volgende dia in beeld verschijnt. Deze tijd wordt ingesteld door de spreker van de presentatie. ❖ Als u een Adobe Presenter-presentatie in een Connect Pro-vergadering weergeeft, klikt u op Audio
op de presentatiewerkbalk en verplaatst u de volumebalk omhoog of omlaag om het audioniveau aan te passen. Wanneer u de volumebalk volledig naar beneden verplaatst, is de audio niet meer hoorbaar.
Een presentatie weergeven in Connect Pro Training U kunt Presenter-presentaties gebruiken in Connect Pro Training-cursussen. U kunt zo snel e-learningcursussen samenstellen voor formele beoordelingen, compatibiliteitstraining of het uitwisselen van informatie. Met de nieuwe studieprogrammafunctie kunt u presentaties maken die deel uitmaken van een leerprogramma. Quiz- en enquêteresultaten worden bijgehouden per gebruiker en vraag. U kunt de resultaten weergeven in Connect Pro Trainingrapporten.
Zie ook “Info over Connect Pro Server” op pagina 72 “Een Presenter-presentatie toevoegen aan een Connect Pro-vergadering” op pagina 76
Presentaties gebruiken met Connect Pro Events Connect Pro Events is een toepassing voor het beheren van alle aspecten van een gebeurtenis, van de registratie en kwalificatie van gebruikers tot de follow-upactiviteiten nadat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Het Connect Eventdashboard en de Connect Event-rapporten bevatten demografische gebruikersgegevens, registratiegegevens en voor individuele gebruikers bijgehouden gegevens. Connect Pro Enterprise genereert CSV-bestanden die kunnen worden geëxporteerd naar CRM en andere systemen. Opmerking: Als u een bestaande Presenter-presentatie wilt gebruiken als een gebeurtenis, is het belangrijk dat u de presentatie een andere naam geeft en deze nogmaals publiceert naar een andere locatie en map in de Connect Pro Contentbibliotheek. Dan weet u zeker dat de rapportgegevens voor de gebeurtenis niet de gegevens van eerdere gebeurtenissen bevatten.
Zie ook “Info over Connect Pro Server” op pagina 72 “Een Presenter-presentatie toevoegen aan een Connect Pro-vergadering” op pagina 76
Presentaties gebruiken met LMS-systemen van derden U kunt in Presenter presentaties gebruiken die met een willekeurig ander LMS zijn gemaakt, als het LMS maar compatibel is met SCORM of AICC. Met het tabblad Rapportage in de Presenter Quizmanager kunt u de juiste rapportage-instellingen kiezen voor het LMS en maakt u een inhoudspakket dat u kunt uploaden naar het LMS.
Zie ook “Info over quizzen en vragen” op pagina 33 “Rapportopties instellen” op pagina 55
83
Index A afbeeldingen 14, 17
E enquêtevragen 48
N navigatienaam 11
afspeelbalk (Presenter) 30
Excel-spreadsheets 14
notities 66, 79
AICC 1, 33, 55, 58, 82 animaties 17, 67
notities (dia) 24
Articulate Presenter 7
F feedbackberichten 50
audio
Flash Lite 8
O open vragen 43
aanpassen 82
Flash-bestanden 14, 17, 29
opnemen
apparatuur 20, 21, 22
FlashPaper 14
Audio-editor 27 bewerken 25, 26, 27
audio 22, 23 video 31, 32 Overzicht, deelvenster 78
in presentaties 19
H H.264-video 31
kwaliteit 21, 28
herhaalde presentaties 68
microfoons 22
herhalen, presentaties 67, 68
P PDF (publiceren naar) 72
opnemen 20, 21, 22, 23 scripts 24
PDF-bestanden 14 PowerPoint 1, 2, 3, 6, 14, 64
testen 28
I illustraties 14, 17
tijdinstellingen 17, 27
importeren
Zie audio
video 30
presentaties
toevoegen 19 volume 25 B bandbreedte 6
vragen 49
C combinatievragen 46
afbeeldingskwaliteit 18
installeren, Adobe Presenter 2
automatisch starten 67
internetkoppelingen 14
beste werkwijzen 6
invulvragen 41
comprimeren 8, 77
beoordelingsvragen 48 bijlagen bij presentaties 14, 15
geluid
dianotities 66 J ja-neevragen 39
elementen 5 grootte 6 herhalen 67, 68
Connect Pro Events 82
K kleuren (in thema's) 62
in Connect Pro-vergaderingen 76, 77
Connect Pro Server 72, 73, 74
kwaliteit
laadscherm 70
Connect Pro Training 82
afbeelding 18
LMS 58, 60, 82
Connect Pro-vergaderingen 76
audio 21, 28
logo's 65, 69 maken 3, 6
D deelvensters 78
L laadscherm 70
mobiele apparaten 8
dia's
licenties 2
ontwerpen 61
achtergrond aanpassen 64
Likert-vragen 48
opnemen, bijlagen 14, 15
bewerken 10
oudere versies opslaan 7
navigatie instellen 12
LMS (Learning Management Systems) 55, 58, 60, 82
tijdinstellingen 68
logo's 65, 69
publiceren 74
navigeren 81
plannen 5 samenvatting 67
vergrendelen 12
SWF-bestanden 14, 17, 29
dia's overslaan 11
M manifestbestand (SCORM) 59
dia's vergrendelen 12
meerkeuzevragen 37
tijdinstellingen voor dia's 68
dianavigatie instellen 12
microfoons 20, 22
titel 10, 67
dianotities 24, 66, 79
Miniatuur, deelvenster 79
volledig scherm 68
documenten (koppelen) 14
mobiele apparaten (presentaties voor) 8
voortdurend opnieuw afspelen 68
MP3-bestanden 19
weergeven 81
wijzigen, eigenschappen van 10
thema's 61
voorvertonen 8
84
wijzigen, themakleuren van 62 presentaties zoeken 79
U upgrade uitvoeren, van Adobe Presenter 2
presentatiesamenvattingen 10
URL's 14
zoeken 79
presentatiewerkbalk 80 Presenter 5 7
V vertakkingen 11, 33
Presenter 6 7
video
presentatoren 12, 64
publiceren
bewerken 32
lokaal 71
gebruiken, SWF-bestanden in 29
PDF 72
H.264 31
presentaties 73, 74
importeren 30
publiceren naar Connect Pro Server 72 Q Quiz, deelvenster 54, 80 quizzen bewerken 50 feedbackberichten 51 grenzen 34 maken 33, 34, 35 ontwerpen 58 rapportopties 34, 55 scores 57 vertakkingen 33 voldoende niveau 57 R rapporten 34 gebeurtenis 82 logbestand van omzetting 7 quiz 55 training 82 registreren, Adobe Presenter 2 S scores (rapporten) 55 SCORM 1, 33, 55, 59, 82 scripts (audio) 24 servers (publiceren naar) 73 sjablonen (PowerPoint) 64 spreadsheets 14 sprekers 12, 30, 64 SWF-bestanden 14, 17, 29, 30
opnemen 31, 32 spreker 30 volledig scherm, presentaties op 68, 81 volume (audio) 25 vragen beoordelingsvragen 48 bewerken 50 combinatievragen 46 enquêtevragen 48 feedbackberichten 50 groepen 52 importeren 49 invulvragen 41 ja-neevragen 39 labels 51 maken 33, 34 meerkeuzevragen 37 onbeantwoord 58 open vragen 43 rapportopties 55 typen 36 willekeurige volgorde instellen 53 W WAV-bestanden 19 webbrowsers 14 willekeurig antwoorden 53 vragen 53 willekeurige volgorde instellen antwoorden 53 vragen 53 willekeurige vraagvolgorde instellen 53
T thema's 61
Word-documenten 14
tijdinstellingen voor dia's 68
Z zoom 68, 81
titel (presentatie) 10 TXT-bestanden 14