Actualiteiten merkenrecht 26 november 2014
Josine van den Berg
1
Inleiding Het Hof van Justitie en het merkenrecht Wat wisten al (langer)? Wat heeft het afgelopen jaar ons gebracht? Wat zit er nog in de pijplijn?
2
Waar heeft het Hof zich al over uitgelaten? - classificatie - woordmerken (beschrijvende merken, woordcombinaties, afkortingen, acroniemen, slagzinnen, geografische benamingen, familienamen, leenwoorden); - kleurmerken & kleurcominatiemerken, geurmerken, klankmerken - (verpakkings)vormmerken en de uitsluitingsgronden die op die categorie betrekking hebben (althans…) - het algemeen belang
3
en… - inbreuk sub b, en inbreuk sub a - inbreuk sub c en daarmee ook: - overeenstemming (incl. dominantie, compensatie etc.) en soortgelijkheid - functies van het merk, - de communicerende vaten theorie, - de consument
4
en ook… -
normaal gebruik kwade trouw adwords beperkingen vergelijkende reclame, parallelimport, territoriale werking van een verbod, de anti-piraterijverordening en TRIP’s diverse bevoegdheidsissues 5
6
Wat heeft het afgelopen jaar ons gebracht? Onderwerpen van vandaag: - “bijzondere” merken - Vormmerken; aard van de waar, significante afwijking - inburgering - Uitburgering (verwording tot soortnaam, verwoording) - de geldige reden - bevoegdheid
7
“bijzondere merken”
8
C-421/13 Apple winkel
9
C-421/13 Apple winkel -
Vragen van uitleg over art. 2 en 3 Rl:
-
Teken dat de presentatie weergeeft die een dienst belichaamt
-
verpakking van waren?
-
Eisen aan grafische voorstelling
-
Strekt dienstmerk zich uit tot waren?
10
C-421/13 Apple winkel -
Hof brengt in herinnering:
-
Voorwaarden voor inschrijving: -
Teken Dat vatbaar is voor grafische voorstelling En o.v. heeft
-
tekeningen behoren ogv art. 2 Rl ondubbelzinning tot categorie tekens die vatbaar zijn voor grafische voorstelling
-
Teken kan dus worden ingeschreven mits het in staat is te onderscheiden
-
(geschiktheid = onvoldoende!)
11
C-421/13 Apple winkel -
Of teken o.v. heeft, dient concreet te worden beoordeeld
-
Op basis van perceptie van het relevante publiek -
Is het niet beschrijvend? Valt het onder een van de (andere) weigeringsgronden?
-
Aangevraagde merk ≠ vormmerk;
-
Mits o.v. Kan het merk worden ingeschreven voor waren en diensten
12
C-218/13, Santander en C-217/13, Oberbank vragen mbt inburgering: -
Mag nationaal recht een ‘inburgeringsdrempel’ (van 70% herkenning) hanteren?
-
welk moment is beslissend?
-
wat als niet meer te achterhalen was wanneer de inburgering er was?
-
wie draagt de bewijslast?
13
C-218/13, Santander en C-217/13, Oberbank Inburgeringsdrempel Hof brengt in herinnering: -
teken geschikt als merk ≠ teken met o.v. inherent/intrinsiek vs. door inburgering o.v. o.v. Beoordelen vanuit vermoedelijke perceptie betrokken kringen
-
Beoordeling o.v. door inburgering vereist concreet onderzoek; globale beoordeling van factoren die betrekking hebben op gebruik als merk
14
C-218/13, Santander en C-217/13, Oberbank -
namelijk (die uit Chiemsee): -
marktaandeel vh betrokken merk
-
intensiteit, geografische spreiding en duur vh gebruik
-
hoogte vh reclame budget
-
het gedeelte van de betrokken kringen dat de waar of de dienst op basis van het merk als afkomstig van een bepaalde onderneming identificeert
-
verklaringen van kamers van koophandel/industrie/beroepsverenigingen
15
C-218/13, Santander en C-217/13, Oberbank -
-
Unierecht verzet zich er niet tegen dat bevoegde autoriteit opinieonderzoek laat verrichten ‘ Ingeval van bijzondere moeilijkheden bij beoordeling’ o.v. Evenwel niet louter op basis van algemene, abstracte gegevens (zoals %) vast te stellen Perceptie betrokken kringen mogelijk moeilijker vast te stellen voor bepaalde categorieën merken voor kleurmerken gelden zelfde eisen als voor andere merken vwb o.v. ‘moeilijkheden’ vormen geen rechtvaardiging om strictere criteria toe te passen Uitkomst opinieonderzoek mag niet enige, doorslaggevende factor zijn
16
C-218/13, Santander en C-217/13, Oberbank -
o.v. pas verkregen na inschrijving – merk niet nietig te verklaren?
-
3 lid 2 facultatief; lidstaten mogen bepalen dat o.v. na inschrijving relevant kan zijn
-
Als lidstaat van die optie geen gebruik heeft gemaakt, zou positieve beantwoording leiden tot dode letter
-
Indien dat het geval is dus alleen relevant of merk op moment van inschrijving o.v. had
17
C-218/13, Santander en C-217/13, Oberbank -
Wel toegestaan: situatie beoordelen van na inschrijving, om daaruit conclusies te trekken over situatie ervoor
-
Bewijslast terzake rust op merkhouder
18
C 205/13 Hauck / Stokke
19
C 205/13 Hauck / Stokke Vormmerken; weigerings en nietigheidsgronden 3 lid 1 sub e Rl.:
– de vorm die door de aard van de waar bepaald wordt, of – de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen, of – de vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft.
20
C 205/13 Hauck / Stokke Wat is “Vorm die bepaald wordt door aard van de waar” -
“bepaald” en “aard” wekt indruk dat het moet gaan om een vorm die volledig automatisch voortvloeit uit de waar (inherent)
-
Vorm waarbij de maker van de vorm keuze heeft gehad wordt ten minste mede door de maker “bepaald”
-
Aard van de waar uitzondering lijkt dus simpel: waar keuzes zijn gemaakt door maker vorm is de uitzondering niet van toepassing; klopt dat?
21
C 205/13 Hauck / Stokke HR formuleert (onder invloed Verkade) de vraag anders Is een vorm die “bepaald” wordt door “aard”: – een vorm die voor de functie van de waar onontbeerlijk is, of • (zonder die vorm is het die waar niet) – een vorm die het resultaat is een of meer wezenlijke gebruikskenmerken van een waar, waarnaar de consument mogelijkerwijs zoekt? – Indien geen van beide, hoe dient het voorschrift dan te worden uitgelegd?
22
C 205/13 Hauck / Stokke • HvJ combineert de twee vragen: • 23 Zou [de aard van de waar uitzondering] aldus worden uitgelegd dat het enkel van toepassing is op tekens die uitsluitend bestaan uit vormen die voor de functie van de betrokken waar onontbeerlijk zijn, waarbij aan de betrokken producent geen enkele marge wordt gelaten voor een wezenlijke eigen bijdrage, dan zou de aldaar vastgestelde weigeringsgrond zijn doel niet volledig kunnen bereiken.
23
C 205/13 Hauck / Stokke HvJEU vertelt ons wat “vorm bepaald door aard van de waar” niet uitsluitend is: -
Weigeringsgrond niet beperkt tot de zogeheten „natuurlijke” waren, waarvoor geen vervanger bestaat, of tot de zogeheten „gereguleerde” waren, waarvan de vorm wordt voorgeschreven door normen,
-
terwijl de tekens die bestaan uit de vormen die uit dergelijke waren voortvloeien hoe dan ook niet zouden kunnen worden ingeschreven doordat zij onderscheidend vermogen missen.
24
C 205/13 Hauck / Stokke Het zijn dus niet alleen maar: - Natuurlijke vormen
- Vormen die uit voorschriften voortvloeien
- Die zijn immers al niet onderscheidend;
25
C 205/13 Hauck / Stokke • Welke vormen vallen er dan nog meer onder de “aard van de waar” uitzondering?
Sier / fantasie elementen ? HvJ: – [Aard vd waar uitzondering] niet van toepassing op een vorm van een waar, in welke vorm een ander element, zoals een sier‐ of fantasie-element dat niet inherent is aan de generieke functie van de waar, een belangrijke of wezenlijke rol speelt
26
C 205/13 Hauck / Stokke “aard van de waar” uitzondering kan van toepassing zijn op Sier / fantasie elementen indien:
– Sier / fantasie element inherent is aan de generieke functie – Sier / fantasie element niet een belangrijke of wezenlijke rol speelt
27
vorm die door aard van waar wordt bepaald tussen twee polen Ondergrens: – natuurlijke en gereguleerde waren: geen enkele vormgevingsruimte Bovengrens: – sier‐ of fantasie-element dat niet inherent is aan de generieke functie van de waar en een belangrijke of wezenlijke rol speelt
28
Te maken analyse bij toepassing “aard van de waar” • Vormen waarvan de wezenlijke kenmerken inherent zijn aan de generieke functies • Analyse: – Wat zijn de wezenlijke niet wezenlijke kenmerken van de vorm? (kunnen ook sier en functionele elementen zijn) – Zijn de wezenlijke kenmerken inherent aan de functies van de waar?
29
Resultaat : nieuwe discussie
• Wat is de functie van een product [babystoel]? • Wat zijn de wezenlijke kenmerken van de vorm van een product [babystoel: zitvlak, leuning of esthetische elementen]? • Wat is inherent aan de functie [hoe kan een vorm die gekozen is inherent zijn?] • Vraag van uitleg: hoe uit te maken wat wezenlijk is, wat inherent is aan de functie?
30
Steuntje bij identificeren wezenlijke kenmerken die inherent zijn aan functie Ratio :
•
Voorkomen het voorbehouden van dergelijke kenmerken aan één marktdeelnemer eraan in de weg staan dat concurrerende ondernemingen hun waren een vorm kunnen geven die nuttig is voor het gebruik van deze waren.
•
Voorkomen monopolie op wezenlijke kenmerken waarnaar de consument kan zoeken in de waren van concurrenten, aangezien deze waren beogen dezelfde of een soortgelijke functie te vervullen.
31
Wezenlijke waarde van vorm Vorm waardevol: – – – –
omdat omdat omdat omdat
het publiek de vorm mooi/aardig/leuk vindt? het publiek het product daarom koopt? het esthetische / artistieke waarde heeft de vorm praktisch is?
32
Waarde: zowel esthetisch als functioneel 32 Het begrip „vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft” mag immers niet enkel worden beperkt tot de vorm van waren die uitsluitend een artistieke of sierwaarde hebben, op gevaar af van geen betrekking te hebben op waren die, naast een belangrijk esthetisch element, wezenlijke functionele kenmerken hebben.
In dit laatste geval zou het door het merk aan de merkhouder verleende recht een monopolie toekennen op de wezenlijke kenmerken van de waren, waardoor deze weigeringsgrond zijn doel niet volledig zou kunnen bereiken.
33
Wanneer is (esthetisch of functionele) waarde wezenlijk? Mening consument niet doorslaggevend: – De vermoedelijke perceptie van het teken door de gemiddelde consument is niet [..] maar kan hooguit een nuttig beoordelingselement zijn voor de bevoegde autoriteit wanneer deze de wezenlijke kenmerken van het teken vaststelt
34
De “beoordelingselementen” • aard van de betrokken warencategorie • de artistieke waarde van de betrokken vorm (!!) • Verschil tussen deze vorm en andere vormen die gewoonlijk op de betrokken markt worden gebruikt • het significante verschil in prijs in vergelijking met soortgelijke waren • reclamestrategie waarbij vooral de nadruk wordt gelegd op de esthetische kenmerken van de betrokken waar.
35
C 205/13 Hauck / Stokke
• de – – – –
vorm is geen merk als de vorm mooi is afwijkend is In reclame wordt aangeprezen Duur is
36
T 450/09 – Rubik’s cube Vers van de pers - Merk aangevraagd voor ‘driedimensionale puzzles’
37
T 450/09 – Rubik’s cube -
Vorm technisch bepaald?
-
“ elke vorm die, wat de wezenlijke kenmerken ervan betreft, uitsluitend bestaat uit de vorm van de waar die technisch de oorzaak is van en voldoende is voor het verkrijgen van de beoogde technische uitkomst, zelfs indien deze uitkomst kan worden verkregen door andere vormen die dezelfde of een andere technische oplossing gebruiken (Lego)
-
Uit te leggen tegen achtergrond van algemeen belang
-
identificatie van wezenlijke kenmerken moet geval per geval worden verricht, zonder dat er sprake is van een systematische hiërarchie tussen de verschillende types van elementen die een teken kan bevatten
38
T 450/09 – Rubik’s cube -
Wezenlijke kenmerken Rubik’s cube: -
enerzijds de kubus als zodanig en anderzijds de roosterstructuur op elk vlak van deze kubus.
-
Dikke zwarte lijnen doelen geenszins op draaivermogen kubus (draaivermogen intern, niet zichtbaar)
-
Van belang: handelsmonopolie van de houder zich beperkt tot driedimensionale puzzels met de vorm van een kubus op de vlakken waarvan een roosterstructuur is aangebracht.
-
Geen algemeen belang bij vrijhouding
39
T 450/09 – Rubik’s cube -
Vorm dan door aard van de waar bepaald? -
Geen bewijs en zelfs geen stellingen dat wezenlijke waarde voortvloeit uit het esthetische aspect van die vorm
-
Merk mist ook niet ieder o.v. (significante afwijking)
-
Merk is niet beschrijvend
-
Merk = GELDIG
40
C 409/12, Kornspitz
artikel 12 lid 2 (a) Rl:
(…) kan een merk vervallen worden verklaard wanneer het, na de datum waarop het is ingeschreven: a) door toedoen of nalaten van de merkhouder tot de in de handel gebruikelijke benaming is geworden van een waar of dienst waarvoor het ingeschreven is;
41
C 409/12, Kornspitz Feitelijke achtergrond: -
Backaldrin vervaardigt bakmengsel voor bakkers; Bakkers verwerken dit mengsel tot een langwerpig broodje dat aan beide uiteinden spits toeloopt. Bakkers hebben toestemming van Backaldrin het merk KORNSPITZ te gebruiken voor deze broodjes Concurrenten en bakkers kennen KORNSPITZ (als merk) Eindgebruikers kennen ‘t als naam van broodje
42
C 409/12, Kornspitz Vragen van uitleg:
-
Leidt verwording uitsluitend in perceptie van eindverbruikers tot verlies merkrechten?
-
Valt onder nalaten ook het niet aanzetten tot merkgebruik door wederverkopers?
-
Is relevant of er alternatieve benamingen zijn?
43
C 409/12, Kornspitz Hof brengt in herinnering:
-
Herkomstfunctie = wezenlijke functie
-
12 lid 2 van toepassing als merk niet meer in staat is herkomstfunctie te vervullen (Bostongurka)
-
Bij beoordeling rekening houden met perceptie: - beroepsbeoefenaars - consumenten - eindverbruikers
-
Perceptie consumenten of eindverbuikers in het algemeen doorslaggevend
-
Omstandigheid dat verkopers merk als merk kennen staat niet in de weg aan vervallen verklaring
44
C 409/12, Kornspitz En antwoordt dus dat: -
in een situatie als die van het hoofdgeding de houder van een merk de door dit merk verleende rechten kan verliezen voor een waar waarvoor het merk is ingeschreven wanneer het merk door toedoen of nalaten van deze houder louter uit het oogpunt van de eindverbruikers ervan de gebruikelijke benaming voor deze waar is geworden.
45
C 409/12, Kornspitz Nalaten
-
Verlies o.v. kan merkhouder alleen worden toegerekend ingeval van doen of nalaten (Levi’s)
-
Niet voldoende optreden tegen inbreuk = nalaten (Levi’s)
-
Nalaten geenszins daartoe beperkt
-
Omvat “elk verzuim dat waardoor de merkhouder er onvoldoende op toeziet dat zijn merk o.v. behoudt”
-
niet aanzetten verkopers te melden dat merk is ingeschreven is zo’n verzuim
46
C 409/12, Kornspitz Alternatieve benamingen -
Indien merk gebruikelijke benaming is geworden
-
is irrelevant of al dan niet alternatieve benamingen bestaan
-
En dus is niet vereist na te gaan of alternatieve benamingen voorhanden zijn
47
Verwording tot soortnaam Toepassingen in de praktijk - Rb Den Haag 2 april 2014 (ECLI:NL:RBDHA:2014:5266) (OYSTER LEAVES &) SHIZO -
SHIZO is gebruikelijke benaming (geworden) van het kruid perilla frutescens; SHIZO = japanse soortnaam
-
inconsequent gebruik van ® door merkhouder/wederverkopers
-
1 concreet vb van handhaving (ook in licht van Levi’s niet voldoende)
-
Vs grote hoeveelheid voorbeelden soortnaamgebruik
48
Verwording tot soortnaam Toepassingen in de praktijk - Rb Den Haag 9 september 2014 (ECLI:NL:RBDHA:2014:11184) -
TURBO als merk geïntroduceerd door ABN voor specifieke beleggingsproducten;
-
vervolgens diverse keren overgedragen (en aan derden gelicentieerd)
-
Voorbeelden gebruik als soortnaam door concurrenten, consumenten, journalisten etc.
-
Rechtbank: verworden tot soortnaam; toe te rekenen aan merkhouder:
49
Verwording tot soortnaam Want: -
Eigen gebruik niet consequent (turbo wordt bijvoorbeeld ook in meervoudsvorm gebruikt, vrijwel nooit voorzien van ®)
-
Opvolgende merkhouders / licentienemers (Beaphar /Nederma)
-
Onvoldoende opgetreden tegen derden; enkele concrete voorbeelden van handhavingsacties onvoldoende in licht van grote hoeveelheden materiaal waaruit soortnaamgebruik blijkt
50
inbreuk
51
T 581/13, T 582/13 GOLDEN BALLS -
Oppositie BALLON D’OR – GOLDEN BALLS
-
Deels identieke waren, deels niet-soortgelijke waren
-
Oppositie gebaseerd op 8 lid 1 en 8 lid 5
-
Overeenstemmende merken?
-
Consequentie oordeel dat merken enigszins overeenstemmen op conceptueel niveau: nader onderzoek naar ‘inbreuk’, gelet op
-
HvJEU TIMI KINDERYOGHURT
52
T 581/13, T 582/13 GOLDEN BALLS -
Timi kinderjoghurt: ingeval van overeenstemming, zelfs geringe, beoordelen of sprake is van verwarringsgevaar / verband + …
-
BoA heeft dergelijke beoordeling (8 lid 5) ten onrechte niet uitgevoerd
-
En moet dat nu alsnog doen
53
T 581/13, T 582/13 GOLDEN BALLS -
Vgl. Hof Den Haag (bekrachtigd door HR) Red Bull / Osborne
54
C 65/12 Red Bull / Leidseplein Beheer
55
C 65/12 Red Bull / Leidseplein Beheer Feitelijke achtergrond -
RED BULL is sinds jaren ‘ 90 geregistreerd voor energy drinks RED BULL is een bekend merk
-
Leidseplein introduceert energy drink onder teken “THE BULLDOG”; heeft een registratie voor energy drinks die iets jonger is dan die van Red Bull (maar…)
-
Hof Amsterdam: merk en teken stemmen overeen, identieke waren, “graantje meepikken” = inbreuk sub c
-
Leidseplein kan zich niet beroepen op geldige reden, want geen noodzaak
56
C 65/12 Red Bull / Leidseplein Beheer Hoge Raad: -
Overeenstemming niet goed beoordeeld;
-
Verwateringsargument “BULLIT” onjuist beoordeeld
-
Geldige reden = gemeenschapsrechtelijk begrip; vragen van uitleg noodzakelijk
57
C 65/12 Red Bull / Leidseplein Beheer Hoe zat het ook alweer? BGH Klarein / Claereyn -
Noodzaak
-
Eigen recht
58
C 65/12 Red Bull / Leidseplein Beheer HvJ Interflora -
Geldige reden omvat meer
-
‘alternatief’ mits…
59
C 65/12 Red Bull / Leidseplein Beheer -
Achtergrond bescherming 5 lid 1 en 5 lid 2;
-
Geldige reden omvat niet alleen objectief dwingende redenen, ook subjectieve intenties van de derde die overeenstemmend teken gebruikt kunnen van belang zijn
-
Aannemen geldige reden doorkruist niet registratiestelsel; bescherming 5 lid 2 is niet onvoorwaardenlijk en onbeperkt.
-
Belang merkhouder vs belang derden
-
Geldige reden maakt dat evenwicht kan worden gevonden tussen betrokken belangen
-
Van tweeën een? ongerechtvaardigd voordeel trekken vs geldige reden
60
C 65/12 Red Bull / Leidseplein Beheer -
‘ Voorgebruik’ te goeder trouw kan geldige reden vormen
-
Nationale rechter dient na te gaan:
1) in hoeverre het teken ingeburgerd is en welke reputatie het geniet bij het relevante publiek; 2) wat het oogmerk was van de vermeend inbreukmaker adhv:
61
C 65/12 Red Bull / Leidseplein Beheer Antwoord van het Hof: de houder van een bekend merk [kan] uit hoofde van een geldige reden in de zin van die bepaling verplicht kan worden te tolereren dat een derde een teken dat overeenstemt met dat merk gebruikt voor dezelfde waren als waarvoor dat merk is inge- schreven, indien vaststaat dat dat teken is gebruikt voordat het merk werd gedeponeerd en het gebruik ervan voor dezelfde waren te goeder trouw is. Om na te gaan of dat het geval is, dient de nationale rechter inzonderheid rekening te houden met:
62
C 65/12 Red Bull / Leidseplein Beheer – de inburgering en de reputatie van het teken bij het relevante publiek; – de mate waarin de waren en diensten waarvoor het teken oor- spronkelijk is gebruikt en de waren waarvoor het bekende merk is ingeschreven, gerelateerd zijn, en – de economische en commerciële relevantie van het gebruik voor die waren van het teken dat overeenstemt met dat merk.
63
Conclusie AG Van Peursem 21-11-2014 Vergt feitelijke beoordeling, HR kan niet zelf afdoen Gielen, Ars Aequi: m.n. Economische en commerciele relevantie zijn lastige handvatten -
Verkoop drank altijd onder merken van derden? Voor de hand liggende uitbreiding?
64
Bevoegdheid
65
C-360/12, Coty Vragen van uitleg over : 1) Lidstaat waar inbreuk is gemaakt (art. 93 lid 5 GMVo)
2) plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan (art. 5 lid 3 EEX)
66
C-360/12, Coty -
Bevoegdheidsregels artikel 93 Vo
-
In het kader van art. 93 lid 5, niet kijken naar effecten, maar naar handelingen
-
Verhouding GMVo / EEX
-
5 lid 3 EEX = bijzondere bevoegdheidsregel, waaraan strikte uitlegging moet worden gegeven
67
C-360/12, Coty -
Plaats waar schadebrengende feit zich heeft voorgedaan
-
Plaats waar schade is ingetreden
-
Plaats van de gebeurtenis die in causaal verband staat met de schade
-
indien slechts een van meerdere schade veroorzakers wordt opgeroepen en die niet heeft gehandeld in het rechtsgebied van de geadieerde, geen sprake van “plaats waar schadebrengende feit zich heeft voorgedaan”
-
Plaats waar schade is ingetreden ? Alleen indien recht daar beschermd is (vgl Wintersteiger)
-
Aan nationale rechter te beoordelen of daaraan voldaan is
68
C-360/12, Coty Antwoord vraag 1:
lidstaat waar de inbreuk heeft plaatsgevonden” als bedoeld in artikel 93, lid 5, van verordening nr. 40/94 aldus moet worden uitgelegd dat wanneer een inbreukmakende waar op het grondgebied van een lidstaat is verkocht en geleverd en vervolgens door de verkrijger ervan op het grondgebied van een andere lidstaat is doorverkocht, op grond van deze bepaling geen rechterlijke bevoegdheid kan worden vastgesteld om kennis te nemen van een vordering betreffende inbreuk tegen de oorspronkelijke verkoper die zelf niet heeft gehandeld in de lidstaat van de aangezochte rechter.
69
C-360/12, Coty Antwoord vraag 2:
artikel 5, sub 3, van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat, wanneer wordt aangevoerd dat er sprake is van ongeoorloofde vergelijkende reclame of slaafse nabootsing van een door een gemeenschapsmerk beschermd teken, die volgens de wet inzake oneerlijke mededinging van de lidstaat van de aangezochte rechter verboden zijn, op grond van deze bepaling uit de plaats van de gebeurtenis die de uit schending van deze wet voortvloeiende schade heeft veroorzaakt, geen bevoegdheid kan worden afgeleid van een rechterlijke instantie van die lidstaat wanneer diegene van de veronderstelde veroorzakers die voor die instantie wordt opgeroepen, daar zelf niet heeft gehandeld. Daarentegen kan in een dergelijk geval op grond van die bepaling uit de plaats waar de schade is ingetreden, rechterlijke bevoegdheid worden afgeleid om kennis te nemen van een aansprakelijkheidsvordering die is gebaseerd op die nationale wet en wordt ingesteld tegen een in een andere lidstaat gevestigde persoon van wie wordt beweerd dat hij in laatstgenoemde lidstaat een handeling heeft gesteld die schade heeft veroorzaakt of kan veroorzaken in het rechtsgebied van de aangezochte rechter.
70
Wat zit er nog in de pijplijn van het Hof? - Nestle (C 215/14) : combinatie van uitsluitingsgronden
-
TOP logostics (C 379/14): Begrippen “invoer” en “gebruik in het economisch verkeer” in douanerechtelijke context
-
BGW (C 20/14): meer over afkortingen icm toelichtende, beschrijvende woorden (acroniemen)
-
Iron & Smith (C 125/14): bekendheid – territoriale omvang (vervolg op Pago en Onel)
71
• Vragen?
•
[email protected]
72