Fact sheet Drugsbeleid
Bureau NDM Utrecht, juni 2003
INHOUD Beleid
3
Doelstelling Bestuurlijk kader; verantwoordelijkheden Wet- en regelgeving
3 3 4
Cijfers
6
Gebruik in Nederland vergeleken met andere westerse landen Problematisch gebruik en risicos
6 10
Verslavingszorg
16
Voorlichting en preventie
22
Overlast, criminaliteit en handel
24
Bronnen
28
Internetadressen van enkele in de Factsheet genoemde organisaties
29
Instellingen voor verslavingszorg Justitiële verslavingszorg
Projecten voor jongeren Projecten voor harddrugsgebruikers
Overlast Drugscriminaliteit Handel
16 19
22 22
24 24 25
BELEID Doelstelling
Het Nederlandse drugsbeleid richt zich op het voorkomen en beperken van de risico's van drugsgebruik voor de gebruiker zelf, voor zijn directe omgeving en voor de samenleving. Drie doelstellingen staan centraal. De vraag naar drugs wordt ontmoedigd door voor goede preventie en hulpverlening te zorgen. Het aanbod van drugs wordt tegengegaan door bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Er wordt niet getolereerd dat drugsgebruik leidt tot verstoring van de openbare orde of andere overlast.
Bestuurlijk kader; verantwoordelijkheden
Kenmerkend voor het Nederlandse drugsbeleid is de integrale aanpak. De verantwoordelijkheid voor het drugsbeleid wordt gedeeld door verschillende ministeries. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) coördineert het drugsbeleid. Het departement van VWS is zelf verantwoordelijk voor het preventie- en hulpverleningsbeleid. Strafdifferentiatie Strafbare feiten en maximumstraffen Middelen op lijst I Opiumwet (harddrugs)
Maximumstraffen
Invoer/ uitvoer
12 jaar vrijheidsstraf en/of 45 000 boete
Verkoop, vervoer, vervaardiging
8 jaar vrijheidsstraf en/of 45 000 boete
Voorgenomen in-/uitvoer, verkoop, vervoer, vervaardiging Voorbereiding van misdrijven Witwassen van zwart geld Vervaardiging en in de handel brengen van precursoren
6 jaar vrijheidsstraf en/of 45 000 boete
Bezit
4 jaar vrijheidsstraf en/of 45 000 boete
Bezit voor eigen gebruik
1 jaar vrijheidsstraf en/of 11 250 boete
Middelen op lijst II Opiumwet (softdrugs)
Maximumstraffen
Invoer/ uitvoer Verkoop, vervoer, vervaardiging voor handelsdoeleinden
4 jaar vrijheidsstraf en/of 45 000 boete
Verkoop, vervoer, vervaardiging, bezit van meer dan 30 gram
2 jaar vrijheidsstraf en/of 11 250 boete
Verkoop, vervaardiging, bezit tot 30 gram
1 maand vrijheidsstraf en/of 2 250 boete
Voor de opsporing en vervolging van Opiumwetdelicten zijn richtlijnen vastgesteld (zie Opportuniteitsbeginsel).
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
!
Het ministerie van Justitie is belast met de toepassing van het strafrecht. Op aangelegenheden van lokaal bestuur en politie ziet het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toe. De douane valt onder het ministerie van Financiën. In gemeenten krijgt het drugsbeleid vorm in het zogenoemde driehoeksoverleg van de burgemeester, de korpschef van politie en de officier van justitie. Opportuniteitsbeginsel Het Openbaar Ministerie (OM) kan afzien van vervolging van strafbare feiten als hiermee het algemeen maatschappelijk belang is gediend. De richtlijnen voor opsporing en vervolging van Opiumwet-delicten noemen prioriteiten: Grootschalige handel en productie van harddrugs heeft de hoogste prioriteit. Daarna volgen strafbare feiten met betrekking tot softdrugs, behalve gebruik. Opsporing en vervolging van het bezit van harddrugs voor eigen gebruik (in het algemeen 0,5 gram) en ten hoogste 5 gram softdrugs hebben de laagste prioriteit. Als coffeeshops zich houden aan de AHOJ-G criteria (zie AHOJ-G), wordt de verkoop van maximaal 5 gram hasj of marihuana per transactie niet gericht opgespoord. (www.openbaarministerie.nl)
Wet- en regelgeving
De belangrijkste bepalingen over drugs zijn vastgelegd in de Opiumwet. Die maakt sinds 1976 onderscheid tussen harddrugs (drugs met een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid zoals heroïne, cocaïne, LSD en ecstasy) en softdrugs (hasj en marihuana: drugs met minder risico's). Gebruik van drugs is niet strafbaar. Bezit, handel, verkoop en productie zijn dat wel. Maar delicten worden zwaarder bestraft als harddrugs en niet softdrugs in het geding zijn. Ook wordt bezit van drugs voor de handel zwaarder beoordeeld dan bezit voor eigen gebruik (zie Strafdifferentiatie). Het Openbaar Ministerie heeft prioriteiten vastgesteld voor opsporing en vervolging (zie Opportuniteitsbeginsel). De verkoop van kleine hoeveelheden softdrugs in coffeeshops is strafbaar, maar wordt in de praktijk alleen vervolgd als de coffeeshops zich niet houden aan de AHOJ-G criteria (zie AHOJ-G criteria). De overheid wil hiermee voorkomen dat de cannabisgebruiker bij het kopen in aanraking komt met harddrugs en criminelen. AHOJ-G criteria De coffeeshops moeten zich houden aan de zogenoemde AHOJ-G criteria: geen Affichering (reclame enzovoort), geen Harddrugs verkopen, geen Overlast veroorzaken, geen toegang tot coffeeshops voor Jeugdigen (onder 18 jaar), en geen verkoop van Grote hoeveelheden (meer dan 5 gram) per transactie. De maximale handelsvoorraad is 500 gram, maar gemeenten kunnen een lager maximum vaststellen. Afhankelijk van de specifieke problematiek zijn aan de AHOJ-G criteria door sommige gemeenten enkele voorwaarden toegevoegd in de vorm van een convenant (niet parkeren voor de deur, sluiting 's avonds om 22.30 uur etc.).
"
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
Per 1 oktober 1996 zijn de Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingbeleid inzake strafbare feiten van de opiumwet aangepast waardoor het voor gemeenten mogelijk is geworden een eigen coffeeshopbeleid op te stellen. In 1999 is artikel 13b van de Opiumwet, ook bekend onder de naam Damocles regeling, in werking getreden. Dit biedt gemeenten extra mogelijkheden om de negatieve effecten van coffeeshops tegen te gaan. Het geeft de burgemeester de bevoegdheid om coffeeshops te sluiten als deze de in het lokaal coffeeshopbeleid vastgestelde regels overtreden, ook als er geen sprake is van overlast. In de lokale driehoek kan worden afgesproken géén coffeeshops in de gemeente toe te laten (nulbeleid of nulstelsel). De gemeente kan ook kiezen voor een maximumstelsel. Dit houdt in dat de gemeente een vastgesteld maximum aantal coffeeshops toelaat. Zowel nul- als maximumstelsel moeten worden onderbouwd aan de hand van analyses van de plaatselijke situatie. Bij opsporing en vervolging kan men ook andere wetten gebruiken, bijvoorbeeld om de financiële voordelen van drugshandel te verminderen. Dit laatste kan via de: Pluk ze wetgeving (confisqueren crimineel vermogen) Wet Melding ongebruikelijke financiële transacties Wet Identificatievaststelling bij financiële dienstverlening en Wet Ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel. In 1995 werd de wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën van kracht, waarmee de grondstoffen (precursoren) voor het maken van drugs onder een strikt vergunningenstelsel werden gebracht. Ook voor grondstoffen moeten ongebruikelijke transacties gemeld worden. De wetgeving van Nederland mag niet afwijken van ondertekende verdragen van de Verenigde Naties inzake drugs en precursoren. Daarnaast zijn in Europees verband afspraken gemaakt voor de bestrijding van de handel in verdovende middelen.
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
#
CIJFERS In Nederland verzamelen diverse instanties cijfers over verslaving en middelengebruik. De Nationale Drug Monitor (zie De Nationale Drug Monitor) overkoepelt de lopende monitoringprojecten in Nederland en stemt die op elkaar af.
Gebruik in Nederland vergeleken met andere westerse landen
In Nederland ligt het percentage gebruikers van cannabis, cocaïne en ecstasy lager dan in de Verenigde Staten en Australië (tabel 1). In de Europese Unie neemt Nederland een middenpositie in wat cannabis betreft. Verschillen in peiljaar en onderzoeksmethode bemoeilijken een vergelijking tussen landen. De Nationale Drug Monitor De Nationale Drug Monitor (NDM) is in 1999 opgericht op initiatief van de minister van VWS. Sinds 2002 ondersteunt ook het ministerie van Justitie de NDM. De NDM is een samenwerkingsverband met twee functies: (1) overkoepeling van en afstemming tussen de in Nederland lopende projecten voor monitoring van verslaving en middelengebruik en (2) rapporteren aan nationale overheden en aan internationale en nationale instanties. Onder monitoring wordt verstaan de registratie van cijfers, maar ook het signaleren van feiten over preventie en over zorg.
Tabel 1
Consumptie van drugs onder de algemene bevolking van westerse landen in % Cannabis Recent gebruik 8
Ooitgebruik 11,0
33
13
4,4
16 - 59
27
9
2002
15 - 64
26
Denemarken
2000
16 - 64
Duitsland (West)
2000
België (Vlaanderen)
Ecstasy Ooitgebruik ?
Recent gebruik ?
1,3
6,1
2,9
4,7
1,7
4,6
1,6
10
2,2
0,3
0,9
0,3
24
4
1,7
0,5
1,0
0,5
18 - 59
21
6
2,5
1,5
1,5
0,6
1994
18 - 65
?
?
0,5
0,2
0,5
0,1
Nederland
2001
15 - 64
21
6
3,6
1,1
3,6
1,5
Spanje
1999
15 - 64
20
7
3,2
1,6
2,4
0,8
Ierland
1998
15 - 64
20
?
?
?
?
2,4
Griekenland
1998
15 - 64
13
4
1,3
0,5
0,3
0,1
Zweden
2000
15 - 64
13
1
1,0
0,0
0,0
<0,5
Finland
1998
15 - 69
10
3
0,6
0,2
0,5
0,2
Land
Jaar
Leeftijd
Verenigde Staten
2000 12 en ouder
Australië
2001 14 en ouder
Engeland en Wales
2000
Frankrijk
Ooitgebruik 34
Cocaïne Recent gebruik 1,5
Percentage gebruikers ooit in het leven en recent (laatste jaar). Peiljaren variëren van 1994-2001. Voor niet-genoemde EU-landen ontbreken gegevens. 15-64 jaar betekent 15 tot en met 64 jaar, enzovoort. Bronnen: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, Australian Institute of Health and Welfare, SAMHSA. $
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
Cannabis is de meest gebruikte illegale drug Net als in andere westerse landen is cannabis in Nederland veruit de meest populaire drug. In 2001 had 17 procent van de Nederlanders van 12 jaar en ouder ooit cannabis gebruikt. In 1997 was dit 15,6 procent. Het aandeel actuele gebruikers (laatste maand) steeg van 2,5 naar 3,0 procent. Dit is een toename van naar schatting 326 duizend naar 408 duizend gebruikers. Figuur 1
Cannabisgebruikers in Nederland per leeftijdsgroep. Peiljaren 1997 en 2001 50
40
30 20
10
0
12-15
16-19
20-24
25-29
30-34
35-39
40-49
50-59
60-69
>=70
Ooit 1997
7,5
27,5
31,7
30,6
21,7
20,5
16,8
6,7
1,9
0,5
Ooit 2001
5,9
28,4
41,9
33,8
25,9
21,9
18,5
8,3
1,2
0,4
Actueel 1997
2,0
8,3
7,1
4,7
2,1
3,6
1,5
0,5
0,0
0,0
Actueel 2001
2,2
8,6
11,2
6,6
3,6
2,7
1,7
0,9
0,0
0,0
Percentage gebruikers ooit in het leven en actueel (laatste maand) per leeftijdsgroep. Bron: NPO, CEDRO.
Vooral jongeren en jonge volwassenen gebruiken cannabis. De stijging in het percentage gebruikers tussen 1997 en 2001 was het grootst in de leeftijdscategorie van 20 tot en met 24 jaar (figuur 1). In de groep 12- tot en met 15-jarigen bleef het aandeel gebruikers vrijwel stabiel.
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
%
Gebruik van cannabis onder scholieren stabiliseert Sinds 1988 meten wij in Nederland om de vier jaar het gebruik van drugs onder leerlingen van het voortgezet onderwijs (12-18 jaar). Tot 1996 nam het aantal gebruikers van cannabis onder leerlingen sterk toe (figuur 2). In 1999 bleef een verdere stijging voor het eerst uit. Toen zei ongeveer één op de vijf scholieren ooit cannabis te hebben genomen en één op de tien nog in de afgelopen maand. Cannabisgebruik kwam vaker voor onder jongens dan onder meisjes. Eén op de vier scholieren blowde in de maand voor de peiling tien keer of vaker. Een peiling uit 2001 onder auspiciën van de WHO bevestigt de stabilisatie van het aandeel cannabisgebruikers onder jongeren in Nederland. Figuur 2
30
Gebruik van cannabis onder scholieren van 12 jaar en ouder, vanaf 1988
% Ooitgebruik
30
20
20
10
10
0
0
% Actueel gebruik
1988
1992
1996
1999
Jongens
4
9
14
12
20
Totaal
3
7
11
9
16
Meisjes
2
4
8
7
1988
1992
1996
1999
Jongens
9
18
25
23
Totaal
8
15
21
Meisjes
7
11
17
Percentage gebruikers ooit in het leven (links) en in de laatste maand (rechts). Bron: Peilstationsonderzoek scholieren, Trimbos-instituut.
Ecstasy en cocaïne, meest gebruikte harddrugs Vergeleken met cannabis gebruiken veel minder mensen harddrugs. Het percentage actuele gebruikers in de Nederlandse bevolking is laag (beneden 1%), maar sinds 1997 wel gestegen (figuur 3). Cocaïne en ecstasy zijn het meest populair.
&
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
Figuur 3
4
Gebruik van harddrugs onder de bevolking van 12 jaar en ouder in 1997 en 2001
% Ooitgebruik
4
3
3
2
2
1
1
0
ecstasy
amfetamine
cocaïne
heroïne
1997
1,9
1,9
2,1
0,3
2001
2,9
2,6
2,9
0,4
0
% Actueel gebruik
ecstasy
amfetamine
cocaïne
heroïne
1997
0,3
0,1
0,2
0
2001
0,5
0,2
0,4
0,1
Percentage gebruikers ooit in het leven (links) en in de laatste maand (rechts). Bron: NPO, CEDRO.
Gebruik ecstasy en amfetamine onder scholieren gedaald sinds 1996 Tussen 1992 en 1996 nam het gebruik van ecstasy en amfetamine onder leerlingen van middelbare scholen toe. Het percentage leerlingen dat ooit ecstasy en amfetamine had gebruikt steeg van respectievelijk 3,3 en 2,1 procent in 1992 naar 5,6 en 5,1 procent in 1996. In 1999 daalden deze percentages weer naar 3,8 voor ecstasy en 2,8 voor amfetamine. De groep scholieren die ervaring heeft met cocaïne bleef tussen 1996 en 1999 stabiel met percentages van respectievelijk 2,9 en 2,8. Het actuele gebruik van harddrugs onder scholieren is laag, variërend van 1,4 procent voor ecstasy tot 0,4 procent voor heroïne. Ecstasy meest populaire harddrug onder uitgaande jongeren en jonge volwassenen De consumptie van drugs onder bezoekers van houseparty's en clubs, ligt hoger dan onder de algemene bevolking. Volgens de Amsterdamse Antenne-monitor gebruikte in 1998 ruim de helft (52 procent) van de bezoekers van dansfeesten in de maand voor de peiling cannabis, 41 procent ecstasy en 24 procent cocaïne (snuiven). Ecstasy is nog altijd de meest populaire harddrug onder uitgaande jongeren en jonge volwassenen. Uit het Amsterdamse club- en partycircuit komen wel signalen dat er een tendens is tot matiging van het gebruik. Vooral ervaren gebruikers lijken minder vaak ecstasy te nemen. De populariteit van cocaïne lijkt te groeien.
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
'
Gebruik GHB neemt toe De partydrug GHB (Gamma-Hydroxy-Boterzuur), van oorsprong een narcosemiddel, is een nieuwe trend in het uitgaanscircuit. Landelijke cijfers over de omvang van het gebruik ontbreken. Wel zijn er gegevens over het gebruik van GHB in Amsterdam. In 1998 had tien procent van bezoekers van trendy clubs en dansfestijnen in Amsterdam ervaring met GHB en ruim twee procent had het middel de afgelopen maand nog genomen. In 1999 had minder dan 0,5 procent van de Amsterdamse scholieren in het voortgezet onderwijs ervaring met GHB.
Problematisch gebruik en risico's Cannabis Onder de algemene bevolking komt afhankelijkheid van cannabis weinig voor. In 1996 voldeed 0,5 procent van de volwassen bevolking (18 tot en met 64 jaar) aan de diagnose cannabisafhankelijkheid volgens het psychiatrisch classificatiesysteem DSM. Het betrof overwegend jongvolwassenen rond de twintig jaar. In vergelijking met alcohol en nicotine is cannabis een weinig verslavende stof, althans de verschijnselen zijn niet sterk. Het risico van afhankelijkheid neemt toe bij langdurig en frequent gebruik, met een start op jonge leeftijd, en gaat vaak samen met afhankelijkheid van andere middelen. Het Trimbos-instituut verzamelt sinds 1999 jaarlijks informatie over de concentratie THC (tetrahydrocannabinol) in cannabisproducten. Het THC-gehalte is een indicatie voor de sterkte van de psychoactieve werking (zie THC-gehalte in cannabis).
THC-gehalte in cannabis Jaar
1999
2000
2001
Gehalte THC (%)
Gehalte THC (%)
Gehalte THC (%)
Nederwiet
9
11
15
Buitenlandse wiet
5
5
7
Nederhasj
21
16
33
Buitenlandse hasj
11
12
18
Bron: DIMS, Trimbos-instituut.
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
Nederlandse wiet en hasj bevat gemiddeld meer THC dan buitenlandse variëteiten. De concentratie THC in zowel wiet als hasj viel in 2001 hoger uit dan in 2000. Eventuele gezondheidsgevolgen van een hoger THC-gehalte zijn onduidelijk. Ecstasy en amfetamine Het aantal probleemgebruikers van ecstasy en amfetamine, dat wil zeggen mensen die in hun dagelijks functioneren last krijgen van hun druggebruik of zelfs verslaafd raken (aan amfetamine), is niet bekend. Volgens recent onderzoek heeft ecstasy (MDMA) mogelijk een nadelige invloed op de hersenwerking (leren, geheugen en andere functies). Er zijn aanwijzingen dat de gezondheidsrisico's aanzienlijk toenemen als ecstasy en amfetamine worden gecombineerd met alcohol. GHB De marge tussen de gewenste dosis van GHB en die waarbij bewusteloosheid kan ontstaan is zeer smal. In 2001 gaven twee op de drie consumenten aan wel eens bewusteloos geraakt te zijn na GHB-gebruik. Dit risico neemt toe door het combineren van GHB met alcohol. Gebruik van GHB is in verband gebracht met zedendelicten, verkeersongevallen en sterfgevallen. Het aantal ernstige incidenten is niet bekend. De beschikbare informatie doet vermoeden dat het aantal ernstige ongelukken in verhouding tot het aantal mensen dat ooit GHB heeft geprobeerd beperkt is. DIMS Het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) onderzoekt sinds 1992 welke stoffen aanwezig zijn in ecstasy-pillen die door potentiële gebruikers bij instellingen voor verslavingszorg ter analyse worden aangeboden. Het percentage pillen dat als ecstasy werd aangeboden en louter MDMA bevatte nam de afgelopen jaren sterk toe, van 34 procent in 1997 naar 92 procent in 2001. Het aandeel ecstasy-pillen met amfetamine nam sterk af, van 32 procent in 1997 naar 2 procent in 2001. Het gehalte MDMA per pil is gemiddeld 83 mg, hoger dan in voorgaande jaren (70 mg). In 2001 bevatte 66 procent van de pillen meer dan 70 mg MDMA, in 2000 was dit 49 procent en in 1999 42 procent. DIMS voert ook waarschuwingscampagnes uit, zoals in 2000 vanwege pillen met een schadelijke hoeveelheid strychnine en in 2001 vanwege pillen met PMA.
Opiaten en cocaïne Het aantal probleemgebruikers van harddrugs in Nederland bedraagt naar schatting 26 tot 30 duizend, ongeveer evenveel als tien jaar geleden. Per duizend inwoners is dit in vergelijking met andere landen van de Europese Unie laag (tabel 2).
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
Tabel 2
Schatting van het aantal problematische gebruikers van harddrugs in de Europese Unie en in Noorwegen
Aantal per duizend inwonersa
Land
Laagste - hoogste schatting
Gemiddelde
Luxemburg
6,2 - 12,3
9,3
Portugal
6,7 -11,2
9,0
Italië
7,5 - 8,2
7,8
Verenigd Koninkrijk
6,4 - 7,0
6,7
Ierland
5,0 - 6,4
5,7
Spanje
5,5 - 5,5
5,5
Zweden
4,0 - 5,4
4,7
Frankrijk
3,9 - 4,8
4,3
Denemarken
3,6 - 4,3
4,0
Noorwegen
3,2 - 4,6
3,9
3,5 - 4,2
3,8
Finland
3,1 - 4,1
3,6
Oostenrijk
3,0 - 3,4
3,2
Duitsland
2,7 - 3,7
3,2
Nederland
2,4 - 2,8
2,6
België
b
a. Leeftijdsgrenzen: 15 tot en met 64 jaar. Peiljaren: 1996-2000, behalve Denemarken (1995). Er zijn geen schattingen beschikbaar voor Griekenland. Het gaat overwegend om opiaatgebruikers, met uitzondering van Zweden waar mensen die zichzelf amfetamine inspuiten in de meerderheid zijn (althans in het begin van de jaren negentig). b. Cijfers voor België hebben alleen betrekking op injecterende druggebruikers en zijn een onderschatting. Bron: EMCDDA.
Van de verslaafden met primaire opiaatproblematiek wordt 44 procent ook behandeld voor cocaïne en/of crack problemen. Ongeveer 30 tot 50 procent van de opiaatgebruikers heeft te kampen met zowel drugafhankelijkheid als een psychische stoornis (dubbele diagnose). De gemiddelde leeftijd van opiaatverslaafden in Amsterdamse methadonprogramma's is gestegen van 32 jaar in 1989 tot 39 jaar in 1998. In Utrecht, Rotterdam en Parkstad-Limburg bedroeg in 1999 de gemiddelde leeftijd van problematische harddruggebruikers 37 jaar. De gemiddelde leeftijd van opiaatverslaafden en cocaïne/crackgebruikers in de verslavingszorg, bedroeg in 2001 respectievelijk 38 en 33 jaar (LADIS).
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
HIV en AIDS Door spuiten met vuile naalden of onveilige seks lopen gebruikers van harddrugs gevaar om besmet te raken met HIV, het virus dat aids veroorzaakt. Het percentage injecterende druggebruikers dat besmet is met HIV verschilt sterk per regio. Van de grote steden staat Amsterdam met 30 procent aan kop en Den Haag met 2 procent onderaan. De bijdrage van intraveneus spuiten van drugs aan het ontstaan van aids is internationaal gezien in Nederland beperkt: in 2000 was 8 procent van de besmette personen een injecterende druggebruiker (figuur 4). Figuur 4
Nieuwe meldingen van aids naar diagnosejaar: totaal en vanwege injecterend druggebruik, vanaf 1985
600 500 400 300
Rotterdam
Utrecht
Gebruikswijze
1998
1999
Altijd injecteren
15
Roken en injecteren
16
200 100 0
Altijd roken '85 '86 '87
'88
'89
'90
65 '91 '92
'93
Parkstad Limburg 1996
1999
5
33
13
9
33
28
34 '97 '98
58 '00 '01
86 '94 '95
'96
'99
122 137 245 325 391 419 450 510 481 494 533 459 337 238 178 3
6
19
39
36
42
43
60
61
65
74
50
43
27
24
95
27
8
4
Totaal Injecterende druggebruikers Aantallen gemeld tot en met 31 december 2001. Cijfers voor 2001 zijn voorlopig. Bronnen: IGZ, RIVM, EuroHIV.
In de loop der jaren zijn gebruikers van opiaten minder gaan injecteren (zie bijvoorbeeld Parkstad Limburg in tabel 3). In 2001 stond 12,5% van alle opiaatcliënten van de ambulante verslavingszorg te boek als spuiter.
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
!
Tabel 3
Wijze van gebruik van heroïne (in %)
Rotterdam
Utrecht
Parkstad Limburg
Gebruikswijze
1998
1999
1996
1999
Altijd injecteren
15
5
33
13
Roken en injecteren
16
9
33
28
Altijd roken
65
86
34
58
Percentage probleemgebruikers per wijze van toediening. Bron: MAD.
Sterfte Het aantal geregistreerde sterfgevallen door niet-opzettelijke overdosering van opiaten is in Nederland laag en vrij stabiel, met tussen 30 en 50 doden per jaar. Sinds 1996 stijgt het totale aantal sterfgevallen vanwege drugsoverdosering in het algemeen (figuur 5). Dit komt deels door een geringe toename in cocaïnesterfte. Daarnaast speelt de overgang van het classificatiesysteem ICD-9 naar ICD-10 waarschijnlijk een rol. De toename van 1998 naar 2000 komt grotendeels door vergiftigingen door overige of niet gespecificeerde narcotica en psychodysleptica, om welke drugs het precies gaat is niet bekend. Figuur 5
Sterfgevallen door overdosering van drugs in Nederland, vanaf 1985
120 100 80 60 40 20 0
'85
'86
'87
'88
'89
'90
'91
'92
'93
'94
'95
'96
'97
'98
'99
'00
'01
40
42
23
33
30
43
49
43
38
50
33
63
70
61
76
98
103
37
42
21
30
29
38
47
42
36
44
28
43
42
38
41
47
51
0
0
1
0
1
2
1
0
0
1
1
7
6
10
12
17
22
Totaal Opiaten Cocaïne Aantal sterfgevallen. Van 1985 tot 1996: ICD-9 codes 292, 304, 305.2-9, E850.0, E854.1, E854.2. Vanaf 1996: ICD-10 codes: F11-F16, F18-F19, X42, X41+T43.6. Bron: Doodsoorzakenstatistiek, CBS. "
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
De giftigheid van cannabis is gering. Het CBS noteerde de afgelopen tien jaar geen enkel geval van directe sterfte door gebruik van cannabis. Het aantal sterfgevallen door gebruik van amfetamine en ecstasy is niet bekend. Het gaat om enkele gevallen per jaar. Internationale vergelijking van sterftecijfers Figuur 6 geeft voor zeven EU lidstaten het aandeel sterfgevallen vanwege druggebruik, volgens dezelfde ICD-9 codes. Anders dan in Nederland worden óók opzettelijke vergiftigingen (suïcide) en vergiftigingen waarvan niet duidelijk is of er opzet in het spel is meegeteld. Het merendeel van de gevallen had betrekking op opiaten. Volgens deze, wat oudere, berekeningen stond Nederland met Frankrijk onderaan. Figuur 6
3,0
Acute sterfgevallen wegens inname van drugs: vergelijking tussen zeven lidstaten van de Europese Unie
Aantal per 100 000 inwoners 2,7
1,9
2,0
1,5
1,3
1,2
1,0 0,5
0,4
0,0 Engeland & Wales (1998)
Zweden (1996)
Oostenrijk Duitsland (1998) (1997)
België (1994)
Nederland (1995)
Frankrijk (1997)
ICD-9 codes: 292, 305.2-9, 304, E850, E950, E980. Meegeteld zijn alleen directe sterfgevallen wegens gebruik van opiaten, hallucinogenen, cocaïne, amfetamine en cannabis. Bron: EMCDDA.
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
#
VERSLAVINGSZORG Het aanbod in de verslavingszorg kent een grote diversiteit, variërend van afkicken tot gebruiksruimten, van vrijwillig tot gedwongen en van intramuraal tot ambulant. Zeker de grotere instellingen zijn over het algemeen lid van de koepelorganisatie GGZ Nederland.
Instellingen voor verslavingszorg
De meeste instellingen voor verslavingszorg in Nederland bieden zowel ambulante, semi-murale als intramurale zorg. In 2000 telde Nederland 32 instellingen verdeeld over naar schatting 231 lokaties: 144 voor ambulante 22 voor semi-murale en 65 voor intramurale zorg. Ambulante zorg De meeste mensen met een drugsprobleem worden behandeld in de ambulante verslavingszorg. De ambulante zorg omvat: ingrijpen bij acute intoxicatie, helpen afkicken, verbeteren van de kwaliteit van leven, reguleren van gebruik, voorkomen van verdere schade aan de gezondheid, het bereiken van probleemgebruikers die zich zelf niet melden en preventie. In 2001 telde de ambulante verslavingszorg 28 282 cliënten met een drugsprobleem. Dat is iets meer dan het aantal alcoholcliënten in de ambulante verslavingszorg (22 107). De meeste drugscliënten hadden primair problemen met opiaten (60 procent), gevolgd door cocaïne en cannabis (tabel 4). Het aandeel van ecstasy- en amfetaminecliënten was beperkt. Tussen 1990 en 1997 verviervoudigde het aantal inschrijvingen vanwege een primair cannabisprobleem. In de jaren daarna vlakte de stijging af en daalt vervolgens licht in 2001 Het aantal inschrijvingen met cocaïne als primair probleem werd de afgelopen tien jaar meer dan vijf keer zo groot. Voor twee op de drie cocaïnecliënten is basecoke tegenwoordig het hoofdmiddel van gebruik en voor één op de drie snuifcocaïne.
$
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
Tabel 4
Cliënten in de ambulante verslavingszorg naar primaire drugsproblematiek. Peiljaar 2001
Primaire problematieka Opiaten
Aantal drugscliënten
% van alle drugscliënten
17 066
60%
Cocaïne/crack
6 485
23%
Cannabis
3 419
12%
Amfetamine
464
2%
Ecstasy
230
1%
b
618
2%
28 282
100%
Overig
Totaal drugs
a. Betreft het middel waarmee de hulpvrager het meest te kampen had. Benoeming als primair probleem sluit niet uit dat hulpvragers nog andere problemen hebben. b. Betreft overige opwekkende middelen, benzodiazepinen, barbituraten, psychopharmaca, overige medicijnen, LSD, overige hallucinaten en vluchtige middelen. Bron: LADIS, IVZ.
Intramurale zorg Intramurale zorg is intensiever dan ambulante zorg, gericht op crisisopvang, lichamelijke ontwenning en behandeling (in klinieken, therapeutische gemeenschappen of op een afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis) en is gericht op voorbereiding op terugkeer naar de maatschappij. De verslavingszorg beschikte in 2000 over 1 552 bedden voor intramurale zorg en over 270 plaatsen voor deeltijdbehandeling. Van alle drugs zorgen opiaten voor de meeste opnames in de intramurale verslavingszorg. In 1996 ging het om bijna 4 600 opnames vanwege afhankelijkheid of misbruik van drugs. Het betrof in 67 procent van de gevallen opiaten, 8 procent cocaïne, 7 procent cannabis en 1 procent ecstasy en amfetamine samen. Het aantal opnames vanwege drugs is lager dan voor problematisch alcoholgebruik (6 200 opnames). De registratie is sinds 1997 niet meer volledig. Het aantal opnames in algemene ziekenhuizen voor welke aandoening dan ook was in 2001 ruim 1,5 miljoen. Drugsproblemen speelden daarbij nauwelijks een rol. Misbruik en afhankelijkheid van drugs werden 454 keer als hoofddiagnose en 1 926 keer als nevendiagnose gesteld. Overige zorgvoorzieningen Methadonverstrekking. Sinds 1968 behoort onderhoudsbehandeling met methadon tot de zorg voor verslaafden. Methadonverstrekking verbetert de levensverwachting, gaat overdosering van opiaten tegen, vermindert het optreden van infectieziekten, zoals aids en hepatitis C, en reduceert criminaliteit.
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
%
In Nederland ontvingen in 2001 naar schatting 13 500 opiaatverslaafden methadon. De belangrijkste verstrekkers zijn de ambulante verslavingszorg en de GG&GD Amsterdam. Methadon wordt in ruim 95 procent van de gevallen voorgeschreven als onderhoudsbehandeling. De rest betreft gebruik van het middel bij het afkicken van heroïne. De gemiddelde methadondosis per innamedag nam toe van 37 milligram in 1995 tot 54 milligram in 2001. De gemiddelde hoeveelheid methadon die iemand in een jaar krijgt steeg eveneens, van 5,6 gram in 1994 naar 12,1 gram in 2001. Gebruiksruimten. De grotere steden in Nederland tellen samen ruim twintig gebruiksruimten voor harddrugsgebruik. Die zijn op gemeentelijk initiatitief ingesteld. In gebruiksruimten kunnen drugsgebruikers onder toezicht van hulpverleners op hygiënische wijze en in een stressvrije omgeving drugs gebruiken. Onderzoek heeft aangetoond dat gebruiksruimten een positieve invloed hebben op de gezondheidstoestand van bezoekers, overlast verminderen en het contact met de verslavingszorg vergroten. Vernieuwingen in de zorg aan heroïneverslaafden Om de hulp aan heroïneverslaafden te verbeteren is in Nederland de werkzaamheid van drie nieuwe behandelvormen onderzocht: afkicken onder narcose, hoge doses methadon en heroïne op medisch voorschrift. Afkicken onder narcose. Deze behandeling is bedoeld voor verslaafden die wel willen afkicken maar daar niet in slagen. De onderzoekers vergeleken twee behandelcondities: snelle detoxificatie met naltrexon gecombineerd met narcose en behandeling met alleen naltrexon. Het onderzoek toonde aan dat narcose bij het afkicken met naltrexon op korte termijn niet effectiever is dan naltrexon zonder narcose, maar wel duurder en iets minder veilig. In 2003 zal het effect op langere termijn (1 jaar na behandeling) bekend worden. Hoge doses methadon. Deze behandeling is bestemd voor de opiaatverslaafden voor wie de gebruikelijke onderhoudsdosis (gemiddeld 40 milligram per dag) onvoldoende is. Onderzoek toont aan dat hogere doses (85 tot 160 milligram per dag) een gunstiger effect hebben op drugsgebruik, lichamelijke toestand en psychisch welbevinden. De behandeling verbetert minder duidelijk het sociaal functioneren. De methadonprogramma's en protocollen worden nu herzien. Heroïne op medisch voorschrift. In februari 2002 is het onderzoek in zes steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Groningen, Heerlen en Utrecht) naar gecombineerde behandeling met heroïne en methadon van chronisch, therapieresistente opiaatverslaafden afgerond.
&
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
- De behandeling sorteert meer effect dan alléén methadon. Het gaat daarbij om verbetering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid en van sociaal functioneren, inclusief een afname van criminaliteit. - De behandeling is veilig voor de verslaafde en veroorzaakt geen extra overlast voor de omgeving. - In de zes steden die aan het experiment deelnamen wordt de gecombineerde behandeling voorlopig voortgezet. Daarbij zal worden onderzocht in hoeverre een toegevoegd aanbod van psychosociale zorg de behandelresultaten verbetert. De Commissie Invoering Heroïne Behandeling (CIHB) brengt in 2003 advies uit over de voortgang en eventuele uitbreiding van de behandeling.
Justitiële verslavingszorg
Er wordt veel aan gedaan om drugsverslaafden te motiveren zich te laten behandelen. Hierbij wordt steeds meer gebruik gemaakt van de mogelijkheden van het strafrechtssysteem om op verslaafden druk uit te oefenen (drang) of ze te dwingen (dwang) (tabel 5). Deelname aan een hulpprogramma vormt daarbij een alternatief voor sancties en detentie. Tabel 5
Mogelijkheden voor instroom in hulpprogramma's voor justitiabele drugsverslaafden, naar fase in het traject
Fase in justitieel traject:
Mogelijk aanbod aan verslaafde:
Politiefase en tijdens Inverzekeringstelling
Vrijwillig aanbod via vroeghulp
Bij voorgeleiding en zitting
Drang: Schorsing voorlopige hechtenis door rechter-commissaris ten behoeve van vroeghulp (onder bijzondere voorwaarden) Aanhouden van de zitting voor een bepaalde tijd om betrokkene in de gelegenheid te stellen zich te laten behandelen Opleggen van (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met als voorwaarde deelname aan een ter zitting voorgestelde vorm van hulpverlening Dwang: Opleggen maatregel Strafrechtelijke Opvang Verslaafden
Tijdens detentie
Drang: Plaatsing in een Verslaafden Begeleidings Afdeling Plaatsing in een Forensische Verslavingskliniek in het kader van art. 43 PBW Deelname aan een Penitentiair Programma
Na afloop van detentie
Aanbod van hulp waarvan vrijwillig gebruik gemaakt kan worden.
Bron: WODC. Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
'
Strafrechtelijke Opvang Verslaafden Met ingang van 1 april 2001 is het mogelijk geworden justitiabele verslaafden gedwongen te plaatsen in een intramuraal programma. De wet Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV) is het zwaarste middel voor justitiabele verslaafden in het justitiële traject. De maatregel SOV wordt opgelegd door de meervoudige kamer van de rechtbank op eis van het Openbaar Ministerie als de verdachte: Een misdrijf heeft gepleegd waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan Verslaafd is aan één of meer drugs In de vijf jaar voorafgaand aan het huidige misdrijf minstens drie maal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende of beperkende straf is veroordeeld In het verleden zonder succes heeft deelgenomen aan een drangprogramma En niet lijdt aan een ernstige psychische aandoening. De SOV is alleen bedoeld voor Nederlandse mannen. De deelnemer doorloopt een programma van twee jaar. De SOV-maatregel is voorlopig ingesteld als experiment voor de duur van zes jaar. In oktober 2002 waren er vier locaties met een totale capaciteit van 293 cellen (open fase) en plaatsen (halfopen of open fase). Verslaafden Begeleidings Afdelingen Verslaafden Begeleidings Afdelingen (VBA's) staan open voor verslaafde gedetineerden die gemotiveerd zijn om te stoppen met middelengebruik. Op een VBA krijgen groepen van acht tot tien gedetineerden training in het aanbrengen van structuur en regelmaat in hun leven en in het aanleren van discipline. De nadruk ligt meestal op het staken van het drugsgebruik. Hierop wordt gecontroleerd, bijvoorbeeld door bepaling van stoffen in de urine. Het aantal VBA-plaatsen is sinds 2000 met 18 procent afgenomen, van 407 in 2000 naar 333 in 2002. Er wordt gestreefd naar een reductie van 25 procent. De capaciteit die vrijkomt wordt benut voor uitbreiding van het aantal Individuele Begeleidings Afdelingen (IBA's) bestemd voor de groeiende groep gedetineerden die zowel verslaafd zijn als (andere) psychische stoornissen hebben (dubbele diagnose).
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
Forensische Verslavingskliniek De Forensische Verslavingskliniek (FVK) is een voorziening voor behandeling van justitiabele verslaafden, opgericht in het kader van het overlastbeleid. De FVK ging op 1 januari 1998 van start. Plaatsing in de kliniek kent drie fasen: een gesloten fase van drie maanden, een open fase van zes tot negen maanden en een resocialisatiefase met begeleid wonen. Doelstelling van de FVK is het behandelen van justitiabele verslaafden waarbij het doorbreken van verslaving en criminaliteit allebei aandacht krijgen. Er zijn 25 plaatsen in de gesloten fase en 20 plaatsen in de open fase. In 2000 werden in de gesloten fase 138 opnames afgerond en in de open fase 40. De gemiddelde opnameduur bedroeg 47 dagen in de gesloten fase en 115 dagen in de open fase. Net als de SOV-maatregel functioneert de FVK nog als experiment. De FVK wordt, in samenhang met de SOV, geëvalueerd. De eindrapportage wordt in de loop van 2004 verwacht. Kosten van de verslavingszorg De totale directe kosten van zorg voor mensen met alcohol- en drugsproblemen zijn voor 1999 becijferd op ruim 285 miljoen euro. Van dit bedrag werd driekwart besteed in de geestelijke gezondheidszorg, inclusief de instellingen voor verslavingszorg. Deze cijfers zijn echter niet compleet. De financiering van de verslavingszorg is gecompliceerd en het zicht erop is beperkt. Tot de financieringsstromen behoren bedragen uit de kas van de AWBZ, de Ziekenfondswet, reclasseringsgeld van het ministerie van justitie en een stroom op grond van de Welzijnswet, afkomstig van de begroting van VWS. Sinds 1999 heeft de regering het uitgavenkader voor de verslavingszorg jaarlijks verhoogd, in 1999 met 2 miljoen euro, oplopend tot 16 miljoen euro in 2002. De uitgaven van VWS aan instellingen voor verslavingszorg in strikte zin zijn de afgelopen jaren gegroeid van 68,8 miljoen euro in 1998 tot 113,4 miljoen euro in 2000.
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
VOORLICHTING EN PREVENTIE Bij verslavingspreventie gaat het om interventies gericht op uitstel van het eerste gebruik van genotmiddelen, vermindering van de consumptie van die middelen en voorkoming van problematisch gebruik en van de daarmee samenhangende gezondheidsschade. Het gaat dus niet alleen om het voorkómen van verslaving, maar ook om preventie van (gevolgen) van middelengebruik als verslaving niet aan de orde is. Verslavingspreventie wordt vooral uitgevoerd door instellingen voor verslavingszorg en GGD'en. In opdracht van het ministerie van VWS voert het Trimbos-instituut massamediale campagnes uit. Daarnaast voeren ondermeer de politie en scholen activiteiten uit om het drugsgebruik tegen te gaan. Het project Landelijk Steunpunt Preventie van verslaving en middelengebruik (LSP) bevordert samenwerking tussen deze instellingen en invoering van effectief gebleken programma's. Het ontwikkelcentrum Preventie (onderdeel van Resultaten Scoren, een initiatief van instellingen voor verslavingszorg tot vernieuwing en kwaliteitsverbetering) streeft naar vernieuwing van interventies, met name voor moeilijk te bereiken groepen.
Projecten voor jongeren
Drugsgebruik begint meestal tijdens de adolescentie of vlak daarna. Daarmee zijn jongeren een belangrijke doelgroep voor preventie. Voorbeelden van landelijke projecten zijn De gezonde school en genotmiddelen, ongeveer 70 procent van de scholen neemt hieraan deel, het project Uitgaan en Drugs en de publiekscampagne Drugs, laat je niets wijsmaken. Informatie over drugs valt verder te krijgen via telefonische informatielijnen zoals de Drugs Infolijn en websites (doorklikmogelijkheid naar www.drugsinfo.nl).
Projecten voor harddrugsgebruikers
Er zijn verschillende projecten die zich richten op het beperken van de gezondheidrisico's voor harddrugsgebruikers. Voorbeelden zijn de spuitomruilprogramma's en vaccinatie voor hepatitis B risicogroepen Spuitomruilprogramma's Sinds de jaren tachtig kunnen injecterende drugsgebruikers hun gebruikte spuiten gratis omwisselen voor nieuwe, steriele spuiten. Deze programma's hebben tot doel de kans op besmetting met HIV en hepatitis B en C door gemeenschappelijk gebruik van spuiten en naalden, te verkleinen.
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
In de meeste steden en streken waarvoor gegevens beschikbaar zijn leent tussen de 10 en 21 procent van de injecterende druggebruikers weleens gebruikte spuiten. Dit is minder dan vijf tot tien jaar geleden. Vaccinatie hepatitis B Op 1 november 2002 ging het project Landelijke vaccinatiecampagne hepatitis B risicogroepen van start. Daarin worden risicogroepen, waaronder harddrugsgebruikers, uitgenodigd voor een gratis vaccinatie tegen hepatitis B. Meer dan de helft van de GGD'en en enkele poliklinieken voor seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) zijn in 2002 met de uitvoering begonnen. De overige GGD'en volgen in 2003. De campagne wordt in 2006 afgerond. Het is de bedoeling dat de activiteiten daarna in het reguliere takenpakket van deze instellingen worden opgenomen.
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
!
OVERLAST, CRIMINALITEIT EN HANDEL Overlast
Overlast omvat onder meer verstoring van de openbare orde, diefstal, agressie, geweld, vervuiling en verwaarlozing van drugspanden en gevoelens van onveiligheid onder de bevolking. Volgens de Monitor Drugsoverlast daalde de drugsoverlast tussen 1996 en 2000. Deze afname lijkt zich na 2000 niet voort te zetten. Dit beeld komt overeen met de cijfers van de Politiemonitor Bevolking.
Drugscriminaliteit
De drugscriminaliteit trekt een zware wissel op politie en justitie (bron: WODC). Eén op de twintig misdrijfstrafzaken betreft een Opiumwetdelict. Een kwart van het totaal aantal opgelegde detentiejaren in strafzaken heeft betrekking op Opiumwetdelicten (tabel 6). Het beslag van Opiumwetdelicten op de gevangeniscapaciteit is onlangs gestegen, waarschijnlijk deels door de toegenomen aandacht voor bolletjesslikkers. Bij één op elke zeven à acht van de ruim 230 duizend misdrijfstrafzaken die jaarlijks worden afgedaan is een drugsgebruikende verdachte betrokken. Het gaat met name om gebruikers van harddrugs. Twee op de drie geregistreerde opsporingsonderzoeken naar ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit hebben te maken met de productie, transport en handel van drugs. Het merendeel van de aangehouden drugsgebruikers wordt voor vermogensdelicten gearresteerd. De kans op recidive in deze groep is groot. Driekwart van de in 2001 gearresteerde drugsgebruikers had elf of meer processen-verbaal op hun naam staan. Tabel 6
Onherroepelijk opgelegde vrijheidsstraffen en detentiejaren: aandeel van Opiumwetdelicten, vanaf 1997
1997
1998
1999
2000
2001
27 719
27 303
29 838
29 945
27 867
Aandeel Opiumwet
13%
13%
12%
11%
13%
Aandeel overige strafzaken
87%
87%
88%
89%
87%
10 318
9 696
9 997
9 444
9 150
Aandeel Opiumwet totaal
25%
27%
26%
24%
27%
Aandeel overige strafzaken
75%
73%
74%
76%
73%
Aantal vrijheidsstraffen
Aantal detentiejaren met v.i.-aftreka
a. Het aantal detentiejaren wordt berekend door per vonnis eerst de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) af te trekken van het totale aantal opgelegde dagen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de resterende strafduur als ten uitvoer te leggen detentiejaren te beschouwen. Het aantal opgelegde strafjaren dat niet uitgezeten hoeft te worden vanwege de v.i.-regeling is jaarlijks zo'n 3 500. Het is dus niet onbelangrijk voor deze v.i.-component te corrigeren. Bronnen: OBJD, WODC. "
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
Handel
Nederland is een doorvoerland en afzetmarkt voor drugs. Daarnaast speelt Nederland een rol in de productie en handel van met name synthetische drugs. Daarom wil de overheid de bestrijding van drugs, met name ecstasy, de komende jaren fors intensiveren. Er zijn maatregelen genomen om de controle van de buitengrenzen te vergroten. Hiertoe zijn containerscanners in het Rotterdamse havengebied en op Schiphol geplaatst en wordt het zogenoemde Schipholteam, gespecialiseerd in het opsporen van drugskoeriers, verder uitgebreid. Ook het toezicht door de Douane wordt de komende jaren versterkt. Cannabis Het is niet bekend hoeveel cannabis er jaarlijks in Nederland wordt verhandeld. Een groot deel wordt verkocht via de ongeveer achthonderd coffeeshops. Sinds 1995 heeft de overheid verschillende maatregelen genomen om het aantal coffeeshops en de overlast die zij met zich meebrengen terug te dringen (zie Wet- en regelgeving). Deze maatregelen hebben bijgedragen aan een daling van het aantal coffeeshops (zie Aantal coffeeshops in Nederland, vanaf 1997). De sterke afname van het aantal coffeeshops tussen 1997 en 2000 (31%) is afgevlakt in 2001. Ongeveer de helft (51%) van de coffeeshops bevindt zich in de vier grote steden. Van alle 504 Nederlandse gemeenten heeft 79 procent geen coffeeshop. Aantal coffeeshops in Nederland, vanaf 1997 1997a
1999
2000
2001
< 20 000 inwoners
± 50
14
13
11
20-50 000 inwoners
± 170
84
81
86
50-100 000 inwoners
± 120
115
109
112
211
190
184
183
- Amsterdam
340
288
283
280
- Rotterdam
180
65
63
61
- Den Haag
87
70
62
55
- Utrecht
21
20
18
17
1179
846
813
805
Gemeenten naar aantal inwoners
100-200 000 inwoners > 200 000 inwoners:
Totaal
a. Schatting. Bron: Intraval.
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
#
Ecstasy In 1996 voerde de overheid de strijd tegen de productie van synthetische drugs op door oprichting van de Unit Synthetische Drugs. De nota 'Samenspannen tegen ecstasy' beschrijft voor de periode 2002-2006 de kabinetsplannen voor het verder terugdringen van vraag en aanbod met betrekking tot ecstasy. Tot de maatregelen horen extra personeel voor de diverse opsporingsdiensten en het opstellen van een totaalbeeld van de aan ecstasy gerelateerde criminaliteit. In de komende jaren wordt onderzocht in hoeverre alle inspanningen daadwerkelijk leiden tot vermindering van productie, handel en distributie van ecstasy in Nederland. Unit Synthetische Drugs In 1996 heeft de regering in de strijd tegen de productie en handel van synthetische drugs de Unit Synthetische Drugs (USD) als tijdelijke eenheid opgericht. De USD is een samenwerkingsverband van bestaande opsporingsdiensten, dat zich speciaal richt op de aanpak van de productie en handel in ecstasy, amfetamine en andere synthetische drugs. Douane, Koninklijke Marechaussee, Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, Inspectie Verkeer en Waterstaat divisie vervoer (IVW), Europol, Korps landelijke politie diensten (KLPD), Kernteam Zuid Nederland (KTZ), Economische Controledienst, Openbaar Ministerie en Politie maken deel uit van de eenheid. De aansturing geschiedt door de landelijk coördinerend officier van justitie en het hoofd van de USD (commissaris van politie). De eenheid, met eigen opsporingstaken, fungeert als expertisecentrum, als (inter)nationaal coördinatiepunt voor de bestrijding van synthetische drugs en treedt op als internationaal aanspreekpunt voor de opsporing en vervolging van productie en handel in ecstasy.
Cocaïne Met het Plan van Aanpak intensivering drugsbestrijding Schiphol wil de rijksoverheid de smokkel van cocaïne door drugskoeriers via de luchthaven Schiphol bestrijden. Kern van het beleid is het opvoeren van de controle-inspanningen, zodat de pakkans zo groot wordt dat er een afschrikkende werking van uitgaat. Tussen 1 januari en 1 september 2002 werden op Schiphol 1 311 drugssmokkelaars aangehouden. Inbeslaggenomen drugs Tabel 7 geeft een overzicht van de hoeveelheid inbeslaggenomen drugs in de periode 1998-2001. De cijfers moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd. De hoeveelheden drugs die in beslag worden genomen variëren met de opsporingsinspanningen, het aantal zaken dat zich aandient, veranderingen in de markt en de nauwkeurigheid van de registratie van inbeslagnames. Over trends kunnen daarom geen betrouwbare uitspraken worden gedaan.
$
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
Tabel 7
Inbeslagnames van drugs in Nederland vanaf 1998 =
1998
1999
2000
2001
Hasj-kg
70 696
61 226
29 590
10 972
Marihuana-kg
54 582
47 039
9 629
21 139
881
2 076
701
1 308
Totaal cannabis-kg
126 159
110 341
39 920
33 419
Nederwiet-planten
353 178
582 588
661 851
884 609
8 998
10 361
6 472
8 389
784
770
896
739
1 163 514
3 663 608
5 500 000
3 684 505
242 409
45 847
--
20 592
Amfetamine, poeder-kg
1 450
835
293
579
LSD-tabletten
1 826
2 423
143
-
35 964
244
9 829
28 731
Nederwiet-kg
Cocaïne-kg Heroïne-kg Ecstasy-tabletten
b
Amfetamine, tabletten
LSD-trips
a. De registratie is niet volledig. De cijfers zijn daarom een onderschatting van de werkelijke hoeveelheden in beslag genomen drugs. b. MDMA, MDEA, MDA, PMA en 2C-B. Bronnen: KLPD, NRI, Regionale politiekorpsen, Douane, Koninklijke Marechaussee en Unit Synthetische Drugs.
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
%
Bronnen Abraham, M.D., Cohen, P.D.A., Kaal, H.L. (2002). Licit and illicit drug use in the Netherlands, . Amsterdam: Mets (zie ook: http://www.cedro-uva.org/). Bieleman, B., Goeree, P. (2002). Aantal coffeeshops en gemeentelijk beleid in . Groningen/Rotterdam: Stichting Intraval. De Zwart, W.M., Monshouwer, K., Smit, F. (2000). Jeugd en riskant gedrag. Kerngegevens '''. Roken, drinken, drugsgebruik en gokken onder scholieren vanaf tien jaar. Utrecht: Trimbos-instituut. Korf, D.J., Nabben, T., Lettink, D., Bouma, H. (1999). Antenne 1998. Trends in alcohol, tabak, drugs en gokken bij jonge Amsterdammers. Amsterdam: Jellinek. Meijer, R.F., Grapendaal, M., Van Ooyen, M.M.J., Wartna, B.S.J., Brouwers, M., Essers, A.A.M. (2003). Geregistreerde drugcriminaliteit in cijfers; Achtergrondstudie bij het Justitieonderdeel van de Nationale Drug Monitor, Jaarbericht . Den Haag: WODC (zie ook: http://www.wodc.nl). Nationale Drug Monitor ( ) Jaarbericht . Utrecht: Bureau NDM (zie ook: http://www. trimbos.nl). Op de Coul, E., Van Valkengoed, I., Van Sighem, A., De Wolf, F., Van de Laar, M. (2002). HIV en AIDS in Nederland. Rapportnr 441100017/2002. Bilthoven: RIVM. Ouwehand, A.W., Mol, A., Boonzajer Flaes, S. (2003). Kerncijfers Verslavingszorg ; Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS). Houten: Stichting Informatievoorziening Zorg (IVZ). Ter Bogt, T., Van Dorsselaer, S., Vollebergh, W. (2002). Roken, drinken en blowen door Nederlandse scholieren (t/m %jaar), ; Kerngegevens middelengebruik uit het Nederlandse HBSC-onderzoek. Utrecht: Trimbos-instituut. Voortgangsrapportage VWS (zie ook: http://www.minvws.nl/index.html).
&
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
Internetadressen van enkele in de Factsheet genoemde organisaties CEDRO Centrum voor Drugsonderzoek (UvA) http://www.cedro-uva.org/ Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) http://www.cbs.nl/ European Centre for the Epidemiological Monitoring of AIDS http://www.eurohiv.org/sida.htm European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA) http://www.emcdda.org/ GG&GD Amsterdam http://www.gggd.amsterdam.nl/ GGD Nederland http://www.ggd.nl/ GGZ Nederland http://www.ggznederland.nl Inspectie voor de Gezondheidszorg http://www.igz.nl/productie/indexie.html Intraval, Bureau voor onderzoek en advies http://www.intraval.nl/ Jellinek kliniek (Amsterdam) http://www.jellinek.nl/ Korps landelijke politiediensten (KLPD) http://www.klpd.nl/ Landelijk Steunpunt Preventie (LSP) http://www.lsp-preventie.nl Ministerie van Justitie http://www.justitie.nl Ministerie van VWS http://www.minvws.nl/index.html Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) http://www.rivm.nl/ Stichting Informatievoorziening Zorg (IVZ) http://www.ivv.nl/ http://www.sivz.nl/ Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) http://www.wodc.nl/
Nationale Drug Monitor - Drugsbeleid
'
Tekst K. Monshouwer M.W. van Laar
Vormgeving: Heidie Wisselo Druk: Trimbos-instituut ISBN: 90-76733-18-X Deze uitgave is te bestellen bij het Trimbos-instituut, via www.trimbos.nl (klik op producten) of via de Afdeling bestellingen, Postbus 725, 3500 AS Utrecht, 030-297 11 80; fax: 030-297 11 11; e-mail:
[email protected]. Onder vermelding van artikelnummer AF0475. De prijs van dit boek is 5,-. U krijgt een factuur voor de betaling. Fact sheet Drugsbeleid © Bureau NDM Postbus 725 3500 AS Utrecht
[email protected]
NDM staat voor Nationale Drug Monitor. De NDM is in 1999 opgericht. Aan de wieg stond het ministerie van VWS. Ook het ministerie van Justitie neemt deel aan de NDM. De NDM steunt op de inbreng van vele deskundigen, registratiesystemen en monitors in het land. De NDM brengt op objectieve en onafhankelijke manier in kaart wat er bekend is over het gebruik van drugs in Nederland vergeleken met het buitenland. De NDM blijft niet beperkt tot drugs. Ook alcohol en tabak krijgen de aandacht. Het drugsdebat in binnen- en buitenland drijft vaak op overtuigingen en niet op feiten. De NDM is bedoeld om de feiten aan te dragen. Dezelfde tendens tot objectivering is te zien in het buitenland. Drugmonitors bestaan al in de Verenigde Staten, Canada en de Europese Unie. Nederland is met de NDM één van de eerste Europese landen die tot het systematisch verzamelen en presenteren van cijfers en feiten is overgegaan. Tot die feiten horen ook opmerkelijke ontwikkelingen in preventie, behandeling en drugcriminaliteit.