Plaatsings- en bedieningsvoorschriften
ACO Passavant
Afscheidingsinstallaties
Afscheiderinstallaties (OBA’s) van beton en HDPE voor lichte minerale vloeistoffen
1
Plaatsings- en bedieningsvoorschriften
I n houdsopgave
2
1. Productbeschrijving
3
2. Plaatsingstips
3
3. Plaatsingsvoorschriften
4. Plaatsingsvoorschrift voor schachtopbouw
3.1
Aanpassen aansluithoogte
4.1
Algemeen
4.2
Schema: Schachtopbouw
4.3
Plaatsing afdekplaat, conus-schachtopbouw
4.4
Plaatsen
4.5
Alarm
4.6
Dichtheidstest
3 4
5 5 5 5 5 5
5. Voorkomen uittreden olie
6
6. Onderhoud
7
2
Plaatsings- en bedieningsvoorschriften 1. Productbeschrijving
3. Plaatsingsvoorschriften
1. Een afscheidingsinstallatie voor lichte minerale vloeistoffen, bestaat in principe uit (in onderstaande volgorde): - één of meerdere afvoerpunten zonder waterslot - een slibvangput met voldoende inhoud - een olieafscheider met voldoende capaciteit - een eventuele nazuivering - een monsternameput achter de olieafscheider* - een alarminstallatie* * De gehele installatie moet voldoen aan de eisen gesteld in de NEN-EN 858 voor olieafscheiders en slibvangputten.
1. Controleer of het geleverde materiaal compleet is en of het tijdens het transport geen schade heeft onder vonden. Beschadigde onderdelen mogen in geen geval geplaatst worden. Oppervlakte oneffenheden (b.v. betonscherven, haarscheurtjes), die de dichtheid van de afzonderlijke en/of met elkaar verbonden onderdelen niet benadelen, zijn zonder belang en komen niet in aanmerking voor reclamatie voor zover deze tijdens de vervaardiging of het transport opgetreden is. 2. De tekeningen en/of documentatie geven de juiste afmetingen van de componenten van afscheidingsinstallatie. 3. De installatie dient volkomen horizontaal te worden geplaatst en zo dicht mogelijk bij de afvoerpunten. Het storten van een betonnen fundatie vloer in het werk vergemakkelijkt het installeren en is bij een instabiele grond zelfs noodzakelijk. 4. De olieafscheider moet zo worden geplaatst, dat de onderkant deksel minimaal de aangegeven hoogte Hü boven de bovenkant van de laagste afvoerput of goot ligt. (Dit om uittredende olie bij een afgesloten afscheider te voorkomen, (zie blz. 5). 5. De aanvoerleiding (afschot 1:50) moet op de inlaat van de slibvangput worden aan gesloten (de stroomrichting wordt d.m.v.een pijl aangegeven). De inlaat van de slibvangput zit normaal 2 cm hoger dan de uitlaat.
2. Plaatsingstips 1. Vermijd pompinstallaties plaatsen in de aanvoerleiding van de afscheidingsinstallatie, omdat deze de werking van de installatie ongunstig beïnvloed. 2. Het verdient aanbeveling, via de afscheidingsinstallatie uitsluitend het met lichte minerale vloeistof verontreinigd afvalwater af te voeren. Regenwater van daken en aangrenzende terreinen zoveel mogelijk separaat afvoeren. Het is beslist niet toegestaan afvoerleidingen van toiletten en huishoudelijk afvalwater op de afscheidingsinstallatie aan te sluiten. 3. Let erop dat bovengenoemde afvoerleidingen niet direct achter de olieafscheider aangesloten worden omdat dan door eventuele zuiging de vlotter van de afscheider naar beneden gezogen kan worden, waardoor de afscheider afsluit. 4. Voor geïntegreerde afscheiders (olieafscheider en slibvangput in één bekken) gelden dezelfde voorschriften als voor de losse bekkens zonder slibvang. 5. Let erop dat bij het hijsen van betonnen bekkens de hijskettingen boven de put elk minimaal 3 meter lang zijn.
6. Olieafscheiders zonder vlotter moeten aan de uitlaatzijde voorzien zijn van een ont- spanningsleiding, om overheveling te voorkomen. 7. De afscheider- en slibvangput moeten vorstvrij worden geplaatst. 8. Om de gewenste inbouwdiepte te bereiken wordt gebruik gemaakt van opbouwdelen. Deze kunnen ook worden ge- bruikt om de aansluiting van de afscheider aan te passen aan het peil van de aan– en afvoerleidingen. De opbouwdelen dienen onderling met ACO PURschuim of een waterdichte en krimpvrije mortel te worden ingebed en gladgestreken. Gebruik voor de afdichting tussen het bekken en de afdekplaat of conusopbouw de bijgeleverde rubberen ring. 9. Verwijder alles wat niet in de afscheidingsinstallatie thuishoort (gereedschappen, cementresten en dergelijke). 10. Direct na plaatsing moet de installatie volledig met schoon water worden ge vuld. Hierbij dienen alle eventuele aanwezige schuiven of kleppen te zijn geopend. Bij afscheiders met een automatisch sluitende vlotterinstallatie moet de vlotter worden opgetild. Door onderdruk in het riool en statische druk op de flens van de vlotter komt deze niet vanzelf naar boven. Controleer of de vlotter drijft. 11. Eventueel coalescentiescherm plaatsen. Bij de betonnen afscheiders laat men het scherm om de vlotterkoker zakken. De afscheidingsinstallatie is nu bedrijfsklaar.
LET OP: Zowel de aanvoer leiding, als de verbindingen dienen te worden uitgevoerd in een minerale oliën en vetten bestendig materiaal. De standaard aansluitingen aan de in- en uitlaatzijden zijn geschikt voor kunststof buizen zoals HDPE. De maten kunnen desgewenst bij ACO BV worden opgevraagd. BKLO
PKL OBA
3
Plaatsings- en bedieningsvoorschriften
3.1 Aanpassen aansluithoogte Oleopator PK Bij de HDPE afscheider Oleopator PK is de schacht telescopisch verstel- of inkortbaar. Als optie is een verlengde schacht verkrijgbaar. Men dient zicht ervan te vergewissen dat de afscheider gewaarborgd is tegen opdrijven bij het plaatselijk aanwezige grondwaterpeil. Als optie kunnen een vergrote bodemplaat bij de HDPE afscheiders of stekeinden bij de betonnen afscheiders geleverd worden zodat deze vervolgens met extra beton om de hiel van de afscheider verzwaard kan worden. De afdekplaat bij een betonnen afscheider en de schacht opbouwelementen worden los geleverd. Bij het plaatsen van de opzetstukken dient men te zorgen dat de rubbers schoon, droog en ingevet zijn met zuurvrije vaseline. Ook dient men ervoor te zorgen dat de deksels van de afscheiders af zijn. Nadat de opzetstukken gemonteerd zijn brengt men de bovenkant van de deksels op straatpeil. De stelring wordt nu zo ver mogelijk naar beneden geschoven en door het aandraaien van de horizontale bouten klemt de ring zodanig dat deze niet meer verschuift. Let op; de stelring kan alleen het gewicht van het opzetstuk met deksel dragen. Indien het opzetstuk te lang is kan deze afgezaagd worden, zodanig dat deze minimaal 10 cm door de rubberring heen steekt, maar beslist niet in het water steekt.
De afdekking klasse D400 van de Oleopator PK dient omstort te worden met beton van voldoende afmeting zodat de krachten van belasting nimmer op de schacht en/of afscheider overgebracht worden. Men dient daarvoor een betonplaat met wapening te gebruiken die rondom 50 cm buiten de bovenplaat van de afscheider uitsteekt. De plaat dient de ter plaatse geldende verkeersbelasting te kunnen weerstaan. De betonconstructeur kan de aard van de wapening te samen met de plaatdikte en betonkwaliteit aangeven. Oleopator/Oleotop/Oleosmart De aansluitdiepte bij de betonnen afscheider Oleopator dient aangepast te worden aan de reële situatie door gebruik te maken van bijkomende opzetstukken, hoogte 100, 200, 250, 375, 400 en 500 mm of nivelleringsringen van 90, 110, 200 en 400 mm. Oplegvlakken van rand en deksel altijd reinigen. Bij het aanbrengen van de aangrenzende verharding, de afdekking niet verschuiven. Belasting van de afdekking en de schachtopbouw pas na uithardingtijd van het ACO-PURschuim of mortel. Voor mortel dient men min 72 uur in acht te nemen en voor ACO PUR 5-6 uur bij 20° C Indien nodig snelbindend of kunstmatig cement gebruiken.
4
Indien de aansluitdiepten boven de standaard maten liggen, dienen aanvullende maatregelen te worden getroffen. Vraag hiervoor uw ACO adviseur. Vóór plaatsing van de afdekking dient te worden gecontroleerd of de classificatie ervan; klasse D 400 volgens NEN-EN 124, met de toepassing van de plaats van inbouw overeenstemt. Bij het rondom gelijkmatig aanvullen van de bouwput dient men erop te letten dat de aansluitleidingen niet beschadigd zijn/worden en dat de positie van de afscheider niet verandert. Bij de Oleopator PK adviseren wij om deze, alvorens het aanvulzand te verdichten, tot gelijk niveau te vullen met water. Bij het mechanisch verdichten mogen de lagen niet dikker zijn dan 50 cm en moet men minstens 20 cm van de afscheiderwand verwijderd blijven. Na plaatsing, de afdekkingen controleren en oplegvlakken reinigen en de afdekking plaatsen. Afdekkingen met een verkeersbelasting van B125 t.b.v. bijvoorbeeld PVC monsternameputten. Indien een afdekking of opzetstukken t.b.v. een maximale belasting van 125kN worden toegepast, dient men de draagrand op te nemen in een vrijdragende betonconstructie waardoor de verkeerslasten niet op het afscheiderhuis c.q. schacht of opzetstuk drukken.
Plaatsings- en bedieningsvoorschriften 4.3 Plaatsing afdekplaat, conus- schachtopbouw Voor het afdichten van de voegen tussen het bekken, de afdekplaat en eventueel een conusopbouw wordt standaard een rubberafdichting bijgeleverd en ook gebruikt. Voor de afdichting tussen schachtringen, nivelleringsringen en afdekkingen wordt mortel toegepast welke optioneel is. In alle gevallen mag de voegnaad maximaal 15mm hoog zijn en dienen deze schoon te worden gemaakt alvorens op te bouwen.
4. Plaatsingsvoorschrift voor schachtopbouw
4.1 Algemeen - Goederen op volledigheid en eventuele transportschade controleren. - Beschadigde delen in geen geval inbouwen: uitgezonderd de aan het fabricageproces of transportomstandigheden inherente oppervlakte onregelmatigheden die de dichtheid van het installatieonderdeel of de onderlinge verbinding hiervan niet beïnvloeden. - Indien de goederen niet door ACO worden gelost, kunnen wij op geen enkele wijze voor de schade veroorzaakt door ondeskundig lossen, aansprakelijk gesteld worden.
Voor bekkens met een binnendiameter van 220 cm wordt er standaard een rondsnoer met een uitvlakring bijgeleverd. Door de bijgeleverde lijm te gebruiken kan het rondsnoer en/ of uitvlakring indien nodig, tijdens de installatie, op zijn positie worden gehouden.
4.2 Schema: Schachtopbouw Afdekking ACO Speciaal mortel mortel
Nivelleringsring ACO Speciaal mortel mortel
Schachtring
4.4 Plaatsen Onderdelen altijd voorzichtig horizontaal en centrisch plaatsen. Gebruikt hiervoor de wettelijk vereiste en voorgeschreven hijsmaterialen en beschermingsmiddelen. Het is niet toegestaan de eventueel aanwezige aansluitstompen als hijs oog te gebruiken. Verwijder de vlotter en het grofvuil-coalescentiefilter (indien aanwezig) om eventuele beschadiging/ vervuiling te vermijden. Plaats deze weer terug zodra de installatie volledig is opgebouwd.
ACO rubberafdichting Conusopbouw/afdekplaat
ACO rubberafdichting mortel
Bekken
Tabel: Dichtheidstest 4.6 (volledige tabel zie pag. 6)
4.5 Alarminstallatie Voor het aansluiten van de alarminstallatie moeten er gaten t.b.v. de kabeldoorvoer worden geboord, bij voorkeur in de afdekplaat of hoog in de schachtring. LET OP, ook de kabeldoorvoer dient vloeistofdicht afgedicht te worden. Het Alarm moet altijd getest opgeleverd worden, voor de afstelling van de sensor is een inbouwvoorschrift bijgeleverd.
BOB (m) 3
Binnen Dia. (m) Afdekking (mm) ….. * 1000kg
4.6 Dichtheidstest Indien de afscheider getest wordt op dichtheid verdient het aanbeveling dit uit te voeren na een algehele visuele inspectie en alvorens de afscheider aan te vullen. De uithardingstijd van de toegepaste voegmaterialen dient in acht te worden. Opdrijfkrachten op de afdekplaat dienen te worden gecompenseerd middels een extra ballast, zie tabel dichtheidstest. Het PE inlaat garnituur is niet geschikt om af te sluiten met een opblaasbare bal. Hiertoe dient men deze te demonteren en vervolgens de leiding te dichten.
5
Plaatsings- en bedieningsvoorschriften
BOB (m) 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5
BOB (m) 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5
1000 625 ok ok ok ok ok ok ok ok ok ok
1000 800 ok ok ok ok ok ok ok ok ok ok
1200 625 ok ok ok 0,04 0,17 0,3 0,42 0,55 0,67 0,8
1200 800 ok ok ok ok ok ok ok ok ok ok
1200 1000 ok ok ok ok ok ok ok ok ok ok
1500 625 ok 0,15 0,63 1,07 1,52 1,96 2,4 2,85 3,29 3,73
1500 2*625 ok ok ok ok ok ok ok ok ok ok
1500 800 ok ok 0,01 0,22 0,42 0,63 0,84 1,05 1,25 1,46
1500 1000 ok ok ok ok ok 0,07 0,15 0,23 0,31 0,39
1500 1000 ok ok ok ok ok ok ok 0,04 0,12 0,2
1750 625 ok 0,1 0,87 1,63 2,39 3,15 3,92 4,65 5,44 6,21
1750 2*625 ok ok ok 0,12 0,45 0,77 1,09 1,42 1,74 2,06
2100 2*625 ok 0,29 1,14 2 2,85 3,7 4,55 5,4 6,26 7,11
2100 800 ok 0,63 1,69 2,74 3,8 4,85 5,91 6,97 8,02 9,08
2100 1000 ok 0,8 1,73 2,66 3,59 4,52 5,45 6,38 7,31 8,24
2100 625 0,2 1,4 2,78 4,07 5,36 6,66 7,95 9,24 10,53 11,82
2100 625 ok 1,38 2,84 4,3 5,76 7,22 8,68 10,14 11,6 13,06
2200 2*625 ok 0,63 1,65 2,67 3,69 4,71 5,73 6,76 7,78 8,8
2200 800 ok 0,97 2,1 3,42 4,64 5,87 7,09 8,32 9,54 10,77
2200 1000 ok 0,71 1,81 2,91 4,01 5,1 6,2 7,3 8,4 9,5
2200 625 0,28 1,74 3,21 3,21 6,13 7,59 9,05 10,51 11,97 13,43
2700 625 ok 1,91 4,33 6,76 9,18 11,6 14,02 16,45 18,87 21,29
2700 1000 ok 0,46 2,12 3,79 5,46 7,13 8,8 10,47 12,13 13,8
PR PR 1*1000 2*1000 ok ok 3,92 3,49 8,62 7,69 13,32 11,88 18,02 16,08 22,73 20,27 27,43 24,47 32,13 28,66 36,84 32,86 41,54 37,06
5. Voorkomen uittreden olie Hoogte/verschil bovenkant deksel afscheider t.o.v. bovenkant laagste afvoerpunt (Hü)
Type Bekken NG/slibvang diemeter inw. mm OLEOPATOR 1,5/150 1,5-3/0 1,5-3/300 3/600 3/900 4-6/0 4/400 4/800 4/1200 6/600 6/1200 6/1800 6/5000 8-10/0 8/800 8/1600 8/2400 10/1000 10/2000 8-10/2500 10/3000 8-10/5000
1000 1000 1000 1000 1200 1000 1000 1200 1200 1000 1200 1500 2200 1000 1500 1500 1500 1200 1500 1500 1500 2200
Hoogteverschil Hoogteverschil Hü Type Bekken Hü met met standaard NG/slibvang diemeter inw. standaard afdekafdekplaat mm plaat mm mm OLEOPATOR 220 220 220 220 250 210 210 260 220 210 220 250 260 220 250 250 250 240 250 250 250 260
15/0 15/1500 15/3000 15/5000 20/0 20/2000 20/4000 20/5000 20/6000 30/0 30/3000 30/5000 30/6000 40 40/4000 40/5000 50 50/5000 65 80-100/0 PR80/2750 PR100
1500 1500 1500 2200 1500 1500 2200 2200 2200 1500 2200 2200 2200 2200 2200 2200 2200 2200 2200 2200 4780x2180 4780x2180
Andere types/uitvoeringen op aanvraag!
6
240 240 240 250 250 250 250 250 250 260 270 270 270 260 260 260 260 260 250 270 550 440
Hü
Afvoerpunt
1750 800 ok ok 0,4 0,95 1,48 2,01 2,53 3,06 3,59 4,11
1750 1000 ok 0,28 0,68 1,08 1,08 1,88 2,28 2,68 3,08 3,48
PR 3*800 ok 2,81 6,55 10,3 14,05 17,8 21,55 25,3 29,04 32,79
2100 625 ok 1,04 2,33 3,62 4,91 6,21 7,5 8,79 10,08 11,37
Plaatsings- en bedieningsvoorschriften 6. Onderhoud 1.
Voor het beheren, het ledigen en het reinigen van de olieafscheidingsinstallatie, even als voor het verwijderen van de afgescheiden stoffen, dienen de bepalingen volgens de geldende wetgeving in acht te worden genomen. 2. Alvorens de afscheidingsinstallatie in bedrijf wordt gesteld, alsmede na iedere lediging of reiniging dient te worden gecontroleerd of deze is gevuld met schoon water en of de vlotter juist is geplaatst. Indien dit niet het geval is dient te worden gehandeld als vermeld in punt 10 van de plaatsingsvoorschriften. 3. De opening van de beluchtingsbuis (alleen bij afscheiders zonder vlotter) moet regelmatig op verstoppingen worden gecontroleerd. Deze zorgt er namelijk voor dat bij een eventuele onderdruk in het hoofdriool de afscheider niet wordt leeggezogen (hevelwerking). 4.1. Onderhoud aan het systeem moet, ook volgens de NEN 858-2, tenminste 1 keer per 6 maanden uitgevoerd worden door vakkundig en bevoegd personeel. Na ingebruikname van nieuwe installaties adviseren wij een inspectie al na enkele maanden uit te voeren, dit omdat omgevingsomstandigheden een aangepast onderhoudsinterval kunnen vereisen. Het onderhoud moet worden uitgevoerd voor de volgende onderdelen: s $E BEPALING VAN HET SLIBVOLUME s $E METING VAN DE OLIELAAG DIKTE s #ONTROLE FUNCTIONERING VLOTTER s #ONTROLE TOESTANDFUNCTIE VAN HET coalescentiefilter (indien aanwezig) s #ONTROLE VAN HET ALARMSYSTEEM s 3CHOONMAKEN VAN HET AFVOERKANAAL bemonsteringsschacht.
Olie en slib moet, zo nodig, verwijderd worden. Als olie en slib is verwijderd moet de afscheider gevuld worden met schoon water. Legen van de installatie wordt aanbevolen als de helft van het slibvolume in het slibvanggedeelte is gevuld of 80% van het opvangvolume van de afscheider is bereikt. Naar gelang de uitkomsten van het reguliere halfjaarlijkse onderhoud van de olieafscheider zoals dat in de NEN-EN 858-1 en 2 is omschreven, zal de afscheider geleegd dienen te worden. 4.2. Eens per 5 jaar moet de afscheider, ook volgens de NEN858-2 ongeacht de toestand geleegd en aan een algemene controle onderworpen worden. Deze controle omvat de volgende aspecten: s 3YSTEEM DICHTHEID VAN HET SYSTEEM s #ONTROLE VAN DE CONSTRUCTIE s #ONTROLE VAN AANGEBRACHTE COATINGS / lining s (ET FUNCTIONEREN VAN DE VLOTTER HET coalescentiefilter (indien aanwezig) s (ET FUNCTIONEREN VAN HET !LARM s #ONTROLE OP BIJVOORBEELD DRIJVENDE bestanddelen 5. Olie en/of vet uit de afscheidingsinstallatie dienen niet bij de afgewerkte olie te worden gevoegd aangezien hierdoor de afgewerkte olie chemisch afval wordt. 6. Moet bij wijze van uitzondering in afscheiders worden afgedaald, dan moeten deze eerst volledig worden geledigd en moet het damp/luchtmengsel worden afgezogen. De voorschriften ter voorkoming van ongevallen en de voorschriften van de wet gevaarlijke stoffen dienen
7.
8.
9.
10.
11.
12. 13.
14.
15.
7
daarbij in acht te worden genomen. De resistente coating dient na iedere lediging en reiniging, doch minimaal 1 keer per jaar te worden gecontroleerd en zonodig te worden bijgewerkt volgens onze voorschriften. Bij afscheiders met een vlottersysteem wordt, indien de maximale laagdikte van de afgescheiden stoffen is overschreden, de uitlaat automatisch afgesloten. Om de installatie weer in bedrijf te stellen, met de afgescheiden lichte vloeistof worden verwijderd, daarna handelen zoals beschreven onder punt 10 van de plaatsingsvoorschriften. Indien een coalescentiescherm aanwezig is, deze eruit halen, demonteren en met een hogedrukreiniger op de spuitplaats schoonspuiten (zie ook punt 11 van de plaatsingsvoorschriften). Vlotter controleren. Vuil en afzettingen voorzichtig doch grondig verwijderen; let op deuken en dichtheid en zonodig vlotter vervangen. De tarrering is aangegeven op de vlotter. Securat Alarminstallatie. Onderhoud en testen functies volgens de Securat instructies uitvoeren. Uit de monsternameschacht de verontreinigingen verwijderen. Verwijdering van in de afscheider aanwezige onderdelen (duikschotten, vlotter e.d.) is niet toegestaan. Tijdens reiniging en andere werkzaam heden aan de afscheidingsinstallatie dient er streng op worden toegezien, dat in een omtrek met een straal van minstens 15 meter niet gerookt wordt en geen open vuur aanwezig is. Het is ten strengste verboden om de afgescheiden lichte vloeistoffen of slib via het riool af te voeren.
Plaatsings- en bedieningsvoorschriften
54
¹2013 ACO De informatie in deze inbouwhandleiding werd door ACO met de grootst mogelijke zorg opgesteld. In verband met de voortdurende verbetering van bestaande producten en de ontwikkeling van nieuwe producten, behoudt ACO zich het recht voor specificaties te wijzigen. Het is de verantwoordelijkheid van de verwerker resp. de verbruiker vast te
ACO BV Postbus 217 7000 AE Doetinchem Edisonstraat 36 7006 RD Doetinchem Tel. 0314 - 368280 Fax 0314 - 368290
stellen, dat het ACO product geschikt is voor de geplande toepassing en verwerkt wordt volgens de geldende inbouwvoorschriften. Aan de aanbevelingen en suggesties kunnen geen rechten worden ontleend, omdat de verwerkings- en gebruiksomstandigheden buiten de controle van ACO liggen.
8
ACO Passavant /Inbouwhandleiding/Afscheidingsinstallaties/november 2013
ank& ash