BIJLAGE 1
Hoofdpunten wet Passend Onderwijs Leeswijzer: Dit document geeft in het kort de inhoud en de consequenties van de nieuwe wet op het passend onderwijs weer. De wetgever is zeer ambitieus en optimistisch van toon. Het traject voor invoering was eerst 1 jaar, maar is nu 2 jaar. In de praktijk zal vermoedelijk blijken dat deze periode krap zal blijken te zijn. De wet is in oktober 2012 door de 1e kamer aangenomen.
Achtergronden van de wet ( knelpunten huidig systeem) en doelen van deze wet: 1. Lichte en zware ondersteuning zijn naast elkaar georganiseerd en kinderen vallen tussen wal en schip: verschillende procedures naast elkaar/ouders zelf op zoek naar een geschikte school. Jaarlijks 2500 leerlingen ten minste 4 weken thuis 2. Het systeem is complex en bureaucratisch: elk swv eigen indicatiesystematiek, verschillende procedures, arbeidsintensief en doorlooptijd lang 3. Sterke groei aantal leerlingen (v(SO) en met een rugzak en druk op de duurste voorzieningen: CPB geeft aan dat groei te maken heeft met inrichting van het huidige systeem, scholen gebaat bij extra middelen. 4. De ondersteuning van de school is onvoldoende afgestemd op het brede (jeugd) zorgdomein: onderwijs en jeugdzorg werken onvoldoende samen.. 5. De kwaliteit van het onderwijs is vaak onvoldoende en veel leraren hebben onvoldoende ervaring met leerlingen die een specifieke onderwijsbehoefte hebben.: 25% SO scholen onder verscherpt toezicht; leraren po moeite om met specifieke onderwijsbehoeften om te gaan. en onderwijs af te stemmen op de verschillend in de groep. Oplossingen vaak buiten de groep i.p.v. in de groep. Doelen wet op passend onderwijs: 1. Zo passend mogelijk onderwijs en aanpakken onderwijsbeperking centraal. 2. Leraren zijn beter toegerust: 3. Minder bureaucratie: 4. Budgettaire beheersbaarheid en transparantie 5. Geen thuiszitters: 6. Afstemming andere sectoren: o.a. jeugdzorg, wmo-zorg en arbeidsmarkt.
Korte weergave inhoud van de wet op passend onderwijs School heeft zorgplicht (per 1-8-2014) •
•
Ouders melden hun kind aan bij de school die hun voorkeur heeft. Binnen 6 tot 10 weken moet de school een zo passend mogelijk aanbod op de eigen, een andere reguliere of een speciale school binnen de regio regelen. De school heeft een zorgplicht. De school regelt de extra ondersteuning in de klas of een plek op een andere school of de plaatsing in het speciaal onderwijs. Ouders hoeven dus niet meer zelf een ingewikkelde indicatieprocedure te doorlopen. De landelijke indicatiesystematiek wordt afgeschaft.
Achtergronden en informatie m.b.t. wet op het passend onderwijs.
1
•
• •
Het accent verschuift van het medisch labelen van kinderen, naar wat zij daadwerkelijk nodig hebben om onderwijs te kunnen volgen. De onderwijsbehoefte is dus vanaf nu het uitgangspunt. In de wet wordt dan ook expliciet gesproken van onderwijsondersteuning van leerlingen. Scholen stellen een schoolondersteuningsprofiel op. Hierin geven zij aan welke onderwijsondersteuning ze aan leerlingen kunnen bieden. Leraren worden opgeleid in het omgaan met verschillende soorten leerlingen in de klas. Hierdoor kunnen leerlingen zo veel mogelijk extra ondersteuning in de klas krijgen, in plaats van daarbuiten.
Samenwerken noodzakelijk •
•
• • •
• • • •
•
Kan de school waar de leerling is aangemeld niet zelf in de benodigde onderwijsondersteuning voorzien, dan is het de verantwoordelijkheid van de school om binnen het samenwerkingsverband een school te vinden die wel een passend aanbod kan doen. Is het niet haalbaar om de leerling binnen het regulier onderwijs te plaatsen, dan kan een aanbod op het (v)so worden gedaan. Om deze samenwerking vorm te geven worden ca. 75 samenwerkingsverbanden geformeerd (in het primair en het voortgezet onderwijs). Hierin werken regulier en speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) samen, zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs worden verantwoordelijk voor de lichte en zware ondersteuning. Samenwerkingsverbanden krijgen ook een eigen budget voor extra ondersteuning. Betalen en bepalen van onderwijsondersteuning komt hiermee in één hand. Deze middelen worden (na een overgangsperiode) naar rato van het aantal leerlingen verdeeld over de samenwerkingsverbanden. Op die manier krijgt iedereen naar rato evenveel. Omdat dit anders is dan nu – op dit moment zijn de beschikbare middelen ongelijk verdeeld over het land – noemen we dit ‘de verevening’. Omdat de verevening tot herverdeeleffecten leidt, is een overgangsregeling van 5 jaar geformuleerd. Het totale aantal plekken in het speciaal onderwijs (ongeveer 70.000) blijft gelijk. Maar regionaal zullen door de verevening wel verschuivingen ontstaan. Door regionale samenwerking is niet alleen betere samenwerking, expertise-uitwisseling en afstemming mogelijk tussen scholen onderling, maar ook tussen scholen en gemeenten. Samenwerkingsverbanden kunnen aan scholen extra onderwijsondersteuning in de klas toekennen voor leerlingen die dat nodig hebben. Er is dus meer ruimte voor maatwerk. Samenwerkingsverbanden stellen een ondersteuningsplan op waarin zij onder meer aangeven welk niveau van basisondersteuning zij bieden, hoe zij met elkaar een samenhangend geheel aan ondersteuningsvoorzieningen hebben gecreëerd, hoe de beschikbare middelen worden verdeeld, op welke wijze verwijzing naar het (v)so plaatsvindt en hoe zij ouders informeren. Ouders en leraren hebben via de ondersteuningsplanraad instemmingsrecht op het beleid en de verdeling van het budget van het samenwerkingsverband.
Huidige situatie In de huidige situatie kunnen leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben met een ‘rugzak’ deelnemen aan het regulier onderwijs. Op deze pagina leest u kort hoe dit momenteel is geregeld.
Achtergronden en informatie m.b.t. wet op het passend onderwijs.
2
Met rugzakje deelnemen aan regulier onderwijs In de huidige situatie wordt onderscheid gemaakt tussen lichte ondersteuning voor leerlingen met bijvoorbeeld leerproblemen en zware ondersteuning voor leerlingen met een beperking. Sinds de invoering van de leerlinggebonden financiering in 2003 kunnen leerlingen die lichte ondersteuning nodig hebben met een leerlinggebonden financiering (lgf) – het zogenaamde ‘rugzakje’ – deelnemen aan het regulier onderwijs. De plaatsing in het (voortgezet) speciaal onderwijs of het krijgen van een rugzak is sindsdien geregeld via landelijke vastgestelde voorwaarden – de ‘landelijke indicatiesystematiek’. Lichte ondersteuning In de huidige situatie werken alle basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs samen in circa 240 samenwerkingsverbanden ‘weer samen naar school’ om de lichte ondersteuning voor leerlingen te regelen. Scholen zijn dit wettelijk verplicht. Elk samenwerkingsverband heeft een permanente commissie leerlingenzorg (pcl) die beoordeelt of een leerling kan worden toegelaten tot het speciaal basisonderwijs. Ook de scholen voor voortgezet onderwijs werken samen in 83 samenwerkingsverbanden. Hierin neemt ten minste 1 school voor praktijkonderwijs deel en 3 scholen voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voor voorbereidend beroepsonderwijs. Op dit moment zijn scholen voor havo en vwo niet verplicht om aan te sluiten bij een samenwerkingsverband, maar in de praktijk is dit – op een uitzondering na – wel het geval. Zware ondersteuning De scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs zijn verdeeld in 4 clusters: • • • •
cluster 1: leerlingen met cluster 2: leerlingen met spraak/taalmoeilijkheden cluster 3: leerlingen met cluster 4: leerlingen met
een visuele beperking een auditieve beperking en leerlingen met ernstige een lichamelijke en/of verstandelijke beperking en langdurig zieken een psychiatrische en/of een gedragsstoornis
Regionale expertisecentra De scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs werken, met uitzondering van cluster 1, samen in 34 regionale expertisecentra. Elk regionaal expertisecentrum heeft een commissie voor de indicatiestelling die volgens landelijk vastgestelde indicatiecriteria toetst of leerlingen toelaatbaar zijn tot het (v)so. Een positieve indicatie geeft ook de mogelijkheid tot inschrijving bij een reguliere school met een leerlinggebonden budget (rugzakje). Voor elke leerling met een indicatie volgt een hogere bekostiging, in de vorm van de hogere bekostiging van het (v)so of in de vorm van het rugzakje voor regulier onderwijs. Gevolgen besturen, directies en coördinatoren Het wetsvoorstel passend onderwijs is goedgekeurd door de Tweede Kamer. De nieuwe plannen rond passend onderwijs brengen een aantal veranderingen voor scholen met zich mee. Zo krijgt u als schoolbestuurder de verantwoordelijkheid om een kind dat ondersteuning nodig heeft, een passende plek aan te bieden. Om dit mogelijk te maken vormt u een samenwerkingsverband met andere scholen uit de regio. Achtergronden en informatie m.b.t. wet op het passend onderwijs.
3
De school zoekt een plek in het onderwijs Voorheen moesten ouders van een kind dat extra ondersteuning nodig heeft, zelf op zoek gaan naar een passende plek in het onderwijs. Met de invoering van de nieuwe plannen voor passend onderwijs wordt het een taak van de scholen om het kind een zo goed mogelijke plaats aan te bieden. Dat kan zijn in het reguliere onderwijs, maar ook nog steeds in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Want de ruimte om zo’n 70.000 kinderen in het (voortgezet) speciaal onderwijs te plaatsen, blijft bestaan. Samenwerking met andere scholen in de regio Scholen hebben met de invoering van passend onderwijs een zorgplicht (per 1-8-2014), maar dat betekent niet dat u zelf alle leerlingen moet aannemen. Als u zelf geen passende ondersteuning kunt bieden, dan kunt u een passende plek op een andere school voorstellen. Dat kan een reguliere school zijn, maar ook een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Het is wel zo dat u altijd verplicht bent om te bekijken of de reguliere school waar de leerling is aangemeld de benodigde ondersteuning zelf kan bieden. Pas als dit niet het geval is, kunt u een passend aanbod doen voor een plaats op een andere school die dat wel kan. Toelating Uiteraard beslist u zo snel mogelijk over de toelating, maar u hebt uiterlijk 6 weken na aanmelding. Lukt het niet om binnen deze periode tot een besluit te komen dan laat u dat de ouders weten. U hebt daarna nog uiterlijk 4 weken verlenging. Als ouders hun kind op tijd hebben ingeschreven bij uw school en u de leerling op 1 augustus nog niet hebt toegelaten, dan heeft deze recht op een tijdelijke plaatsing op de school van aanmelding. Als ouders het niet eens zijn met uw toelatingsbeslissing, dan kunnen zij een bezwaarprocedure starten. Ook kunnen ouders een verzoek indienen bij de geschillencommissie passen onderwijs. Deze commissie brengt binnen 10 weken een oordeel uit aan het bevoegd gezag. Als ouders een beroep hebben gedaan op de geschillencommissie, dan neemt het bevoegd gezag de beslissing op het bezwaar pas nadat de commissie heeft geoordeeld. Ouders kunnen een oordeel vragen bij de Commissie Gelijke Behandeling, als zij menen dat bij de toelatingsbeslissing verboden onderscheid is gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte. In laatste instantie kunnen ouders tegen de beslissing over het bezwaar van het bevoegd gezag beroep instellen bij de rechter. Ook als ouders het niet eens zijn met een beslissing over extra ondersteuning van een leerling die al op school zit, kunnen zij zich wenden tot de geschillencommissie passend onderwijs, de Commissie Gelijke Behandeling en tenslotte het geschil aanhangig maken bij de rechter. Ondersteuningsmogelijkheden Allereerst is het belangrijk dat u zelf weet welke ondersteuningsmogelijkheden uw school heeft. Daarnaast is het van belang dat dit ook helder is voor de ouders en leraren. Bovendien is het van belang dat iedereen binnen het samenwerkingsverband zicht heeft op de mogelijkheden van alle aangesloten scholen. Daarom maakt u een schoolondersteuningsprofiel (uiterlijk 2013), waarin u aangeeft welke onderwijsondersteuning uw school leerlingen kan bieden. Zo is voor iedereen duidelijk welke school welk specifieke aanbod heeft. Achtergronden en informatie m.b.t. wet op het passend onderwijs.
4
Ouders en leraren hebben via de medezeggenschapsraad adviesrecht op het ondersteuningsprofiel van uw school. Ondersteuningsplan (indienen bij inspectie 1-5-2014) Binnen het samenwerkingsverband wordt het ondersteuningsplan opgesteld waarin alle samenhangende voorzieningen voor ondersteuning ( uiterlijk 1-2-2014) zijn beschreven. In het plan wordt een niveau van basisondersteuning vastgelegd. Dit is de ondersteuning die alle scholen binnen het samenwerkingsverband in ieder geval kunnen bieden. Ook moet het samenwerkingsverband in het ondersteuningsplan opnemen welke procedure en criteria zij gebruiken voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen- en voorzieningen. En, moet worden beschreven hoe zij ouders informeren over de ondersteuningsvoorzieningen en over de mogelijkheden voor onafhankelijke ondersteuning. Ouders en leraren hebben instemmingsrecht op dit ondersteuningsplan via de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband. Welke zorg heeft het kind nodig? Voor de meeste leerlingen geldt dat zij, met soms wat extra ondersteuning, het normale onderwijscurriculum kunnen doorlopen. Voor sommige leerlingen geldt echter dat zij dat, ook met extra ondersteuning, niet kunnen: zij volgen een afwijkend onderwijsprogramma. In die gevallen stelt de leerkracht binnen 6 weken na inschrijving van de leerling een ontwikkelingsperspectief op. Hierin beschrijft de leerkracht welke onderwijsdoelen kunnen worden gerealiseerd en wat de uitstroombestemming van de leerling zal zijn. Hierover wordt op overeenstemming gericht overleg gevoerd met de ouders. Met dit ontwikkelingsperspectief heeft de leerkracht een handvat om het onderwijs af te stemmen op de behoefte van de leerling. Bovendien maakt de leerkracht aan de hand van dit perspectief duidelijker waar hij of zij naartoe werkt. Zo hebt u houvast bij de reflectie op de gerealiseerde opbrengsten. Met het ontwikkelingsperspectief komt het bestaande handelingsplan te vervallen. Scholen helpen docenten beter omgaan met verschillen Docenten in het reguliere onderwijs kunnen meer te maken krijgen met verschillen in de klas. Het is dus van belang dat zij voldoende ruimte krijgen om zich te kunnen voorbereiden op de nieuwe situatie. Passend onderwijs vertrouwt op de professionaliteit van leraren. Bij het opstellen van het schoolondersteuningsprofiel brengt u in kaart wat de gewenste extra professionalisering is. Zittende leerkrachten kunnen bijvoorbeeld extra scholing krijgen om beter te leren omgaan met de verschillen tussen de leerlingen in de klas. Ook kan het speciaal onderwijs met het regulier onderwijs expertise uitwisselen, zo kunnen scholen tijdelijk of structureel ambulant begeleiders inzetten die leerlingen, leraren en teams ondersteunen. Ook de docenten in het (voortgezet) speciaal onderwijs kunnen gebruik maken van de mogelijkheden zich nog verder te ontwikkelen. Achtergronden en informatie m.b.t. wet op het passend onderwijs.
5
Achtergrond samenwerkingsverbanden Om aan hun zorgplicht te voldoen, gaan scholen verplicht samenwerken in regionaal ingedeelde samenwerkingsverbanden. In het samenwerkingsverband worden onder meer afspraken gemaakt over welke begeleiding in de reguliere scholen kan worden geboden, welke kinderen geplaatst kunnen worden in het (voortgezet) speciaal onderwijs en over de verdeling van de ondersteuningsmiddelen. Het aantal samenwerkingsverbanden wordt teruggebracht van 350 naar ongeveer 150 voor het primair en voortgezet onderwijs samen. Lichte en zware ondersteuning binnen één samenwerkingsverband In de huidige situatie werken alle basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs samen in circa 240 samenwerkingsverbanden ‘weer samen naar school’ om de lichte ondersteuning voor leerlingen te regelen. Ook de scholen voor voortgezet onderwijs werken samen in 83 samenwerkingsverbanden. De scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs werken samen in 34 regionale expertisecentra. Dit gaat veranderen als de nieuwe plannen door de Eerste Kamer zijn goedgekeurd. Dan gaan alle scholen in een regio (met uitzondering van scholen in cluster 1 en 2) deel uitmaken van een samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband krijgt de beschikking over de middelen voor de lichte en zware ondersteuning in het onderwijs. Samenwerkingsverbanden kunnen de middelen inzetten op een manier die aansluit bij de eigen situatie. Een deel van de middelen gaat naar het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) op basis van het aantal kinderen dat vanuit het samenwerkingsverband wordt geplaatst in het (v)so. Voor de inzet van de middelen voor extra ondersteuning stellen de besturen van de samenwerkingsverbanden een ondersteuningsplan op. Ouders en leraren mogen hierover meebeslissen via een aparte ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband. In de ondersteuningsplanraad zit een afvaardiging van de medezeggenschapsraden van de scholen die deel uit maken van het samenwerkingsverband. Samenstelling van de samenwerkingsverbanden Er wordt een sluitend geheel van samenwerkingsverbanden gevormd, waarin zowel lichte als zware ondersteuning wordt aangeboden. Alle scholen zijn aangesloten, dus ook de scholen voor havo en vwo in het voortgezet onderwijs. Sommige scholen bestaan uit meerdere vestigingen. Het bestuur van de school is voor alle vestigingen aangesloten bij het samenwerkingsverband waarin de vestigingen liggen. Het is dus mogelijk dat een schoolbestuur bij meerdere samenwerkingsverbanden is aangesloten.
Achtergronden en informatie m.b.t. wet op het passend onderwijs.
6
Grenzen van het samenwerkingsverband De volgende overwegingen stonden aan de basis voor de conceptregio-indeling passend onderwijs: • • • • • •
de voorkeuren van de besturen in de regio; geografische afbakening langs gemeentegrenzen; leerlingenstromen (van primair- naar voortgezet onderwijs en naar (voortgezet) speciaal onderwijs); het aantal leerlingen in een samenwerkingsverband; zoveel mogelijk gelijke indeling voor het primair- en voortgezet onderwijs; afstemming met (jeugd)zorg en arbeidsmarktbeleid.
Bij de vorming van de samenwerkingsverbanden is steeds gestreefd naar een goed evenwicht tussen het respecteren van de verworvenheden van de bestaande samenwerkingsverbanden enerzijds en bovenstaande overwegingen anderzijds. Om zoveel mogelijk recht te doen aan de wensen van de besturen, de verworvenheden in de huidige samenwerking en de leerlingenstromen, is er in een aantal gevallen voor gekozen de strikte afbakening op gemeentegrenzen los te laten. Het blijft mogelijk om samenwerkingsverbanden in oprichting samen te voegen of te splitsen. Voorwaarde is dat hiervoor in de regio breed draagvlak is. De regio-indeling wordt definitief vastgesteld als het wetsvoorstel is aangenomen door de Eerste en Tweede Kamer. Taken De schoolbesturen in het samenwerkingsverband maken afspraken over hoe voor elke leerling zo goed mogelijk passend onderwijs kan worden gerealiseerd. Ze leggen deze afspraken vast in een ondersteuningsplan. Dit ondersteuningsplan wordt ten minste 1 keer per 4 jaar opgesteld en kan tussentijds worden gewijzigd. Bij het vaststellen van het ondersteuningsplan kan het samenwerkingsverband slechts beperkingen stellen aan de door de school gewenste invulling van het schoolondersteuningsprofiel, als dat voor het samenwerkingsverband met het oog op de beschikbare ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen een onevenredige belasting zou vormen. Inhoud van het ondersteuningsplan (1-2-2014) Het ondersteuningsplan moet zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs de volgende punten bevatten: 1. Het niveau van basisondersteuning dat op alle vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband aanwezig is. 2. De manier waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt georganiseerd, zodat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. 3. De afspraken (procedure en criteria) die de bevoegde gezagsorganen hebben gemaakt over de verdeling, besteding en toewijzing van de middelen voor extra ondersteuning en de voorzieningen voor extra ondersteuning aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting.
Achtergronden en informatie m.b.t. wet op het passend onderwijs.
7
4. De procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op de speciale scholen voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband en op scholen voor speciaal onderwijs en voor voortgezet speciaal onderwijs. 5. De procedure en het beleid voor de terugplaatsing of overplaatsing naar het basisonderwijs en voortgezet onderwijs voor leerlingen van wie de duur van de toelaatbaarheidsverklaring is afgelopen. 6. De beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. 7. De wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over de ondersteuningsvoorzieningen en over de onafhankelijke ondersteuningsmogelijkheden voor ouders. 8. In het primair onderwijs: de afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van het budget voor lichte ondersteuning aan de scholen voor speciaal basisonderwijs. 9. De afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen voor zware ondersteuning voor leerlingen die na de jaarlijkse teldatum van 1 oktober instromen in het (voortgezet) speciaal onderwijs, inclusief de afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen aan het samenwerkingsverband door scholen bij een ontoereikend budget voor lichte ondersteuning. Beoordeling toelating (v)so Naast het opstellen van het ondersteuningsplan heeft het samenwerkingsverband de taak om te beslissen of een leerling wordt toegelaten tot het (v)so. Het bevoegd gezag van de school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven staat, vraagt hiervoor een toelaatbaarheidsverklaring aan bij het samenwerkingsverband. Om te beslissen over de toelating van een leerling tot het speciaal basisonderwijs (sbo) of het (v)so, vraagt het samenwerkingsverband advies aan deskundigen. Bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden nadere voorschriften gegeven over de aard van de noodzakelijke deskundigheid. Op basis daarvan beslist het samenwerkingsverband of de leerling toelaatbaar is tot het (v)so. Zo ja, dan geeft het verband een verklaring af met daarop het nummer van de toelaatbaarheidsverklaring, de startdatum en einddatum en het overeengekomen bekostigingsniveau van de ondersteuning. Verantwoording afleggen in jaarverslag en jaarrekening De samenwerkingsverbanden leggen jaarlijks verantwoording af over het gevoerde beleid in een jaarverslag en jaarrekening. Hierin informeren ze de overheid en andere belanghebbenden over de gang van zaken binnen het samenwerkingsverband, de behaalde resultaten en de inzet van middelen.
Achtergronden en informatie m.b.t. wet op het passend onderwijs.
8