Abstracts Nederlandse Demografiedag Utrecht, 9 november 2011
Ronde 1
11:00-12:30
Sessie 1a (NL): Regionale bevolkingsontwikkelingen
Sessievoorzitter: Henk Hilderink Locatie: Opzoomerkamer
1. Inwonertallen wijken en buurten nu beter door de tijd Ingeborg Deerenberg vergelijkbaar 2. Analyses en uitkomsten PBL/CBS regionale Andries de Jong bevolkings- en huishoudensprognose 2011 3. Gezondheid in krimpregio's Antonia Verweij 4. Population Decline in Communities in NortheasternNetherlands: A Life Course Perspective Sessie 1b (NL): Arbeidsmarktkansen en -participatie
Hans Elshof Sessievoorzitter: Hanna van Solinge Locatie: Kernkampkamer
1. Het effect van regio- en sector-kenmerken op etnische discriminatie op de arbeidsmarkt 2. Gunstige omstandigheden voor werk-privé beleid binnen Europese bedrijven 3. Women's marital power in male-breadwinner and post-communist societies: resources, gender ideology, and intra-household decision-making Sessie 1c (EN): Historical studies and case-studies
Lieselotte Blommaert Wike Myriam Been Maike van Damme Sessievoorzitter: Ajay Bailey Locatie: Eijkmankamer
1. Migration paradigm shifts and transformation of migrant communities: The case of Dutch kiwis 2. The instability of transnational marriages: comparing Ghanaian migrants in Europe and their non-migrant counterparts in Ghana 3. At the ass of the geography : Experiencing and coping with rural depopulation and its consequences A case study of Bania, Bulgaria 4. Sterfte onder Surinaamse slaven kort voor de afschaffing van de slavernij in 1863
Suzan van der Pas Kim Caarls Nina Conkova Huub Everaert
Nederlandse Demografiedag 2011
2
Sessie 1d (EN): Intimate relationships and family formation
Sessievoorzitter: Eva-Maria Merz Locatie: Kanunnikenzaal
1. The demographic consequences of a precarious labor market entry: the role of education in the timing of family formation and dissolution 2. The meaning of cohabitation in Europe
Marloes de Lange
3. Non-marital childbearing among Belgian baby boomers in the early 1990s: the effect of education, household position, repartnering and regional differences 4. Why Do Intimate Partners Not Live Together? Evidence on LAT Relationships Across Europe Sessie 1e (NL): Ouder worden en gezondheid
David De Wachter
Nicole Hiekel
Aat Liefbroer Sessievoorzitter: Mieke Reuser Locatie: Aula
1. Trend in de ervaren gezondheid van Nederlandse ouderen tussen 1992 en 2009: veranderde associaties met chronische ziekten en lichamelijke beperkingen 2. Tegengestelde trends in ontwikkeling (gezonde) levensverwachting? 3. The difference between subjective and actuarial remaining length of life among Dutch older persons and the role of age. 4. I don't want to depend on other people . Older people and their perception of declining capabilities and quality of life
Martijn Huisman Jan-Willem Bruggink Sanne Wiegersma Louise Meijering
Nederlandse Demografiedag 2011
3
Ronde 2
13:45-15:15
Sessie 2a (NL): Demografische methoden, modellen en databronnen
Sessievoorzitter: Frans Willekens Locatie: Opzoomerkamer
1. A new approach to analyse longitudinal epidemiological data with an excess of zeros 2. Verandering van huishoudenspositie door verhuizing 3. Social Mobility and Status Attainment in a European Perspective: the European Social Survey as a Source of Error-corrected Intergenerational Stratification Data 4. Demografie van Caribisch Nederland Sessie 2b (NL): Arbeid en uittreding
Alette Spriensma Carel Nolke Harmsen Harry Ganzeboom Frank van der Linden en Lian Kösters Sessievoorzitter: Kène Henkens Locatie: Kernkampkamer
1. Vergrijzing en ontgroening in het Middelbaar beroepsonderwijs 2. Retaining older workers- do age norms and stereotypes influence managers’ evaluations? 3. Mobiliteit aan het einde van de loopbaan en de bereidheid om door te werken na 65 jaar 4. Retirement as role loss. Effects of withdrawal from the occupation on voluntary activities and family contacts Sessie 2c (NL): Migranten en migratie
Nienke Esther Hornstra
1. Trends in Islamitische zelfbenoeming en moskeebezoek onder (kinderen van) Turkse en Marokkaanse immigranten in Nederland 1997-2009: beschrijvingen en verklaringen 2. Gemengde huwelijkssluiting onder de tweede generatie: de rol van individuele- en buurtkenmerken 3. Euro-marriages in the Netherlands
Fransje Smits
4. Leidt werkloosheid van immigranten tot eerder vertrek uit Nederland?
Kasia Karpinska Hanna van Solinge Levi van den Bogaard Sessievoorzitter: Frank van Tubergen Locatie: Eijkmankamer
Helga de Valk Cathelijne de Busser Govert Ewout Bijwaard
Nederlandse Demografiedag 2011
4
Sessie 2d (EN): Intergenerational relations
Sessievoorzitter: Matthijs Kalmijn Locatie: Kanunnikenzaal
1. Childhood attachment and social networks in adulthood 2. Empirical trends in post-divorce nonresident father contact in the Netherlands: the role of father involvement during marriage 3. Consequences of divorce for the intergenerational transmission of income 4. The grandparent factor in modern fertility: a comparative perspective Sessie 2e (EN): Health and care
Eva-Maria Merz Sarah-Katharina Westphal Marjolijn Das Fleur Thomése Sessievoorzitter: Jennifer Barrett Locatie: Belle van Zuylenzaal
1. Samenwerking tussen informele en formele hulpverleners 2. Intergenerational Proximity, Contact and Subjective Well Being of Elderly Parents in the Netherlands 3. Health-related behavior as a mechanism behind the relationship between neighborhood social capital and individual health 4. High BMI in infancy and childhood, what does it mean?
Marianne Jacobs Marieke van der Pers Sigrid M. Mohnen Hinke Haisma
Nederlandse Demografiedag 2011
5
Ronde 3
15:45-17:15
Sessie 3a (NL): Wooncarrieres en woningmarkt
Sessievoorzitter: Clara Mulder Locatie: Opzoomerkamer
1. Verhuiswensen, daadwerkelijk verhuizen en meningsverschillen tussen partners: een longitudinale analyse van verhuisgedrag 2. De gevolgen van de vergrijzing voor de Nederlandse woningmarkt 3. Vergrijzing, gezondheid en woningmarkt
Peteke Feijten
Sessie 3b (NL): Familierelaties
Sessievoorzitter: Aat Liefbroer
Frank van Dam Marcus Arie de Graaf
Locatie: Kernkampkamer 1. Een empirische validatie van verschillende gezinstypologieën: de associatie tussen gezinstype en het welzijn van kinderen na een ouderlijke (echt)scheiding 2. Woonarrangementen na de scheiding: de beste keuze voor wie? 3. Toekomstverwachtingen van adolescenten: Wat is de rol van sociaaleconomische herkomst? 4. Gezinsstructuur, ouderlijke hulpbronnen en schoolniveau van 10 cohorten 15-jarigen in Nederland (1999-2008) Sessie 3c (EN): Diversity, assimilation, and social trust
Sofie Vanassche
Wilma Bakker Micha Keijer Ruben van Gaalen Sessievoorzitter: Helga de Valk Locatie: Eijkmankamer
1. Interethnic friendships in schools: Testing the byproduct hypothesis in England, Germany, the Netherlands and Sweden 2. Timing preferences and age norms in the transition to adulthood among immigrants and majority groups in Europe 3. I am religious, so I trust others - A cross national comparison to see to what extent religious involvement and religious context affect social trust 4. Recht doen aan superdiversiteit - Alternatieve classificaties als voorspellers van sociaal vertrouwen en sociale integratie
Sanne Smith Jennifer Holland Ellen Dingemans Inge Noback
Nederlandse Demografiedag 2011
6
Sessie 3d (EN): Fertility
Sessievoorzitter: Melinda Mills Locatie: Kanunnikenzaal
1. Male period fertility data
Elma Wobma
2. The impact of Occupational Gender Segregation on Fertility: Effects for Men and Women 3. Autonomy values and timing of childbearing: A cross-European comparison 4. Work, fertility and uptake of family policies: an exploration of socio-economic differentials in Europe Sessie 3e (NL): Sterfte
Katia Begall Arieke Rijken Karel Neels Sessievoorzitter: Andries de Jong Locatie: Belle van Zuylenzaal
1. Regionale verschillen in sterfte verklaard
Rob Loke
2. The longevity of visual artists in the Low Countries through the ages 3. Dutch comparability ratios based on time series analysis for the change of ICD9 to ICD10 in coding causes of death 4. Cause-specific mortality trends in the Netherlands (1950-2008) corrected for coding changes
Frans van Poppel Ronald van der Stegen Wiet Koren
Nederlandse Demografiedag 2011
7
Postersessie Scriptieprijs
12:30-13:45 Locatie: Foyer
The Role of the Availability of Attractive Alternative Partners in Union Dissolution
Tali Spiegel
De invloed van veranderde richtlijnen op gebruikersprevalenties van benzodiazepine en statine: leeftijd, periode en cohort effecten.
Maarten Bijlsma
Socialisation and selectivity in migrant fertility. The case of Russian migrants in Estonia
Liili Abuladze
Life into a New Culture. Nature of Adjustment of Bangladeshi Immigrants in the Netherlands
Kazi Shek Farid
Een oppas voor opa. - Een studie naar de informele zorgbereidheid ten aanzien van ouderen in een vergrijzende samenleving.
Jorik Vergauwen
Seks en Bevolking: Daar zijn er twee voor nodig
Myriam Hemsteede
A different place for different people? - Inequalities in the Effect of the Urban Neighbourhood on Residents Socioeconomic Status
Emily Miltenburg
Bounded Rationality: Perceptions of Contraceptives of Adolescents in Uganda
Billie de Haas
Ontgroening in Hongarije na 1990: een analyse naar de effecten van toenemende onderwijsparticipatie, economische omwentelingen en varierend sociaal beleid.
Jonas Wood
Social networks and social well-being
Sanne Visser
Onoverkoombare verschillen? Interetnisch huwelijk en echtscheiding in Nederland, 1995-2008
Sanne Smith
Nederlandse Demografiedag 2011
8
Plattegrond Academiegebouw
Nederlandse Demografiedag 2011
9
Sessie 1a (NL): Regionale bevolkingsontwikkelingen 11:00 - Opzoomerkamer Voorzitter: Henk Hilderink Inwonertallen wijken en buurten nu beter door de tijd vergelijkbaar Naam: Organisatie:
Ingeborg Deerenberg Centraal Bureau voor de Statistiek
Auteurs:
Ingeborg Deerenberg
Vrijwel jaarlijks veranderen enkele gemeenten hun wijk- en buurtindeling. Vaak heeft dit te maken met herindelingen of grenswijzigingen. Ook kan het aantal wijken en buurten toe- of afnemen, bijvoorbeeld wanneer grootschalige nieuwbouw aan de rand van een stad als nieuwe buurt wordt onderscheiden. Door grenswijzigingen op gemeente-, wijk- en buurtniveau zijn regionale cijfers slecht door de tijd heen te vergelijken. Dit probleem heeft het CBS ondervangen door de regionale indeling constant te houden, waardoor cijfers volgtijdelijk vergelijkbaar worden. Daarbij is gebruik gemaakt van het Sociaal Statistisch Bestand over de jaren 1999 tot en met 2009. Mogelijkheden van volgtijdelijk vergelijkbare cijfers. 1. Veranderingen ontdoen van vertekening. De werkelijke stijging van het aantal inwoners van een buurt is te zien, in plaats van fictieve stijgingen/dalingen door wijzigingen in buurtgrenzen. 2. Nieuwbouw in kaart brengen. De groei van het aantal inwoners door nieuwbouw kan helder in kaart worden gebracht. 3. Krimpende bevolking in beeld. De krimp, onder meer aan de randen van Nederland, is goed in beeld te brengen. 4. Veranderde bevolkingssamenstelling tonen. Niet alleen de verandering van het aantal inwoners kan inzichtelijk worden gemaakt, maar ook veranderingen in bijvoorbeeld hun herkomstgroepering.
Nederlandse Demografiedag 2011
10
Sessie 1a (NL): Regionale bevolkingsontwikkelingen 11:00 - Opzoomerkamer Voorzitter: Henk Hilderink Analyses en uitkomsten PBL/CBS regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2011 Naam: Organisatie:
Andries de Jong Planbureau voor de Leefomgeving
Auteurs:
Andries de Jong
Vanaf 2004 zijn het PBL en het CBS bezig met het opstellen van een regionale bevolkings- en huishoudensprognose, met het model PEARL. Dit jaar verschijnt de 4e edities van deze prognose. Voor het maken van de regionale prognose wordt een scala van analyses uitgevoerd: de vruchtbaarheid, sterfte, buitenlandse migratie en binnenlandse migratie en huishoudensovergangen. Bij deze analyses staat de regionale variatie op gemeentelijk niveau centraal. Daarnaast wordt gekeken naar verschillen tussen autochtonen en allochtonen (nader onderscheiden naar diverse herkomstgroeperingen). Bij de uitkomsten staat de diversiteit in regionale ontwikkelingen centraal. In de Randstad is er sprake van bevolkingsgroei, terwijl in de periferie stilstand dan wel krimp zal optreden.
Nederlandse Demografiedag 2011
11
Sessie 1a (NL): Regionale bevolkingsontwikkelingen 11:00 - Opzoomerkamer Voorzitter: Henk Hilderink Gezondheid in krimpregio's Naam: Organisatie:
Antonia Verweij
Auteurs:
Antonia Verweij en Fons van der Lucht
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Centrum voor Volksgezondheid Toekomst Verkenningen
De ruimtelijke en sociale gevolgen van demografische krimp staan tegenwoordig volop in de belangstelling. Gevolgen voor de gezondheidssituatie zijn tot nu toe onderbelicht gebleven, terwijl ze wel voor de hand liggen. Zo kunnen een veranderde bevolkingssamenstelling, afname van zorgvoorzieningen of veranderingen in de leefomgeving invloed hebben op de gezondheid van de bevolking. In ons onderzoek hebben we verkend in hoeverre de gezondheid in krimpregio's (Parkstad Limburg, ZeeuwsVlaanderen en Eemsdelta) verschilt van de gezondheid in de rest van Nederland. Analyses zijn uitgevoerd op het Woon Onderzoek Nederland (WoON) (n = 78.071). Als indicator voor gezondheid is ervaren gezondheid gebruikt. Daarnaast zijn bevolkingskenmerken meegenomen: geslacht, leeftijd, huishoudenssamenstelling, etniciteit, opleidingsniveau en inkomen. Logistische regressie modellen zijn toegepast. De ervaren gezondheid is minder goed in Parkstad Limburg en Zeeuws-Vlaanderen dan in de rest van Nederland. Eemsdelta verschilt niet van de rest van Nederland. In Parkstad Limburg, de eerste regio die met demografische krimp te maken heeft, zijn de verschillen in gezondheid met de rest van Nederland het grootst (OR=1,5). Correctie voor verschillen in bevolkingsopbouw heeft weinig invloed op de gevonden gezondheidsverschillen.
Nederlandse Demografiedag 2011
12
Sessie 1a (NL): Regionale bevolkingsontwikkelingen 11:00 - Opzoomerkamer Voorzitter: Henk Hilderink Population Decline in Communities in NortheasternNetherlands: A Life Course Perspective Naam: Organisatie:
Hans Elshof Rijksuniversiteit Groningen
Auteurs:
Hans Elshof en Leo van Wissen
It is expected that the total population of The Netherlands will start to decline around 2040. In some Dutch regions this process has already started. The Eemsdelta -region, northeast of the city of Groningen, is an example. The paper is aimed at investigating demographic processes and its causes and consequences at neighbourhood-level, using register based microdata covering the period 1995-2010. At this moment the major cause of population decline in Eemsdelta is the out-migration surplus. Therefore we have structured our research around a migrational life course perspective, focusing on the following four phases: a) leaving the parental home, b) starting a family, c) a worker's life, and d) old age. To each of these phases we link demographic changes and events. Shifts in age structures, but also the very act of leaving the parental home, are two examples. The objective of the paper is to relate data that can be seen as measures of livability of the area whether they be present or absent to the phases of the life course perspective. Here, various kinds of public services, jobs, shops, infrastructure and the surrounding environment are of interest.
Nederlandse Demografiedag 2011
13
Sessie 1b (NL): Arbeidsmarktkansen en -participatie 11:00 - Kernkampkamer Voorzitter: Hanna van Solinge Het effect van regio- en sector-kenmerken op etnische discriminatie op de arbeidsmarkt Naam: Organisatie:
Lieselotte Blommaert Universiteit Utrecht - Sociologie
Auteurs:
Lieselotte Blommaert en Marcel Coenders
Als gevolg van migratie is de bevolkingssamenstelling van Nederland veranderd. Dat heeft ook gevolgen voor de arbeidsmarkt. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat personen met een migratieachtergrond vaker werkloos zijn, een baan van een lager niveau en een lager inkomen hebben dan autochtonen. Een van de oorzaken hiervan zou kunnen liggen in discriminatie. Experimenten worden algemeen gezien als de beste methode om vast te stellen of discriminatie voorkomt. In de jaren negentig onderzocht Bovenkerk etnische discriminatie op de Nederlandse arbeidsmarkt middels een grootschalig veldexperiment. Daarna is er gedurende vijftien jaar slechts op veel kleinere schaal dergelijk onderzoek gedaan. In 2008 voerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) opnieuw een grootschalig veldexperiment uit. Dat toonde op overtuigende wijze aan dat discriminatie van etnische minderheden inderdaad een rol speelt op de hedendaagse Nederlandse arbeidsmarkt. Hoewel deze studie cruciale kennis opleverde over het voorkomen van etnische discriminatie, bleven belangrijke vragen over welke factoren van invloed zijn op discriminatie onderbelicht. In dit artikel onderzoeken we het effect van werkloosheidspercentages en percentages allochtonen binnen regio's en sectoren op de kans dat etnische discriminatie op de arbeidsmarkt zich voordoet. Daarvoor verrijken we de gegevens van het veldexperiment uitgevoerd door het SCP met cijfers over regio- en sectorkenmerken.
Nederlandse Demografiedag 2011
14
Sessie 1b (NL): Arbeidsmarktkansen en -participatie 11:00 - Kernkampkamer Voorzitter: Hanna van Solinge Gunstige omstandigheden voor werk-privé beleid binnen Europese bedrijven Naam: Organisatie:
Wike Myriam Been Universiteit van Utrecht
Auteurs:
Wike Been, Tanja van der Lippe en Laura den Dulk
Naar aanleiding van de toename van het aantal tweeverdieners hebben Europese bedrijven en overheden werk-privé beleid geïntroduceerd. Dit beleid dient er toe om de combinatie van werk en zorg te vergemakkelijken. Het belang van dergelijk beleid zal in de nabije toekomst toenemen, wanneer de arbeidscapaciteit van vrouwen nodig is als een gevolg van de vergrijzing. Binnen deze studie richten we ons op gunstige omstandigheden voor werkprivé beleid bij bedrijven. Hierbij nemen we institutionele- en economische theorie als uitgangspunt. Eerst kijken we hoe bedrijfskenmerken, de houding van managers en institutionele omstandigheden samenhangen met werk-privé beleid bij bedrijven. Daarna onderzoeken we of gunstige omstandigheden voor werk-privé beleid elkaar ook versterken. We gebruiken data van de Establishment Survey on Working Time and Work-Life Balance , met informatie uit 21 landen en van meer dan 20.000 bedrijven. De resultaten van de multilevel analyse laten zien dat grote bedrijven, organisaties in de publieke sector, bedrijven met een hoog percentage vrouwen en bedrijven met een HR manager met een positieve houding tegenover werk-privé beleid, over het algemeen meer werk-privé beleid aanbieden. Daarnaast is er een positieve samenhang tussen werk-privé beleid bij bedrijven en overheidsregelingen rondom ouderschapsverlof en gender gelijkheid. Deze gunstige institutionele omstandigheden versterken ook de positieve samenhang tussen gunstige bedrijfskenmerken en werk-privé beleid.
Nederlandse Demografiedag 2011
15
Sessie 1b (NL): Arbeidsmarktkansen en -participatie 11:00 - Kernkampkamer Voorzitter: Hanna van Solinge Women's marital power in male-breadwinner and postcommunist societies: resources, gender ideology, and intrahousehold decision-making Naam: Organisatie:
Maike van Damme Universiteit van Tilburg
Auteurs:
Maike van Damme
Studies on the division of labour within the household have demonstrated that decreasing gender inequality within couples is an important condition for declining gender inequalities on the labour market. From the relative resources hypothesis it can be derived that as women gain more and more resources (education, earnings), they will have more power to negotiate to do less housework and to focus more on paid work. Thus, more resources for women will reduce gender inequalities on the labour market. On the other hand, traditional gender role values may be a barrier to adjust a traditional division of labour within the household and may therefore hinder a trend towards more gender equality on the labour market. Using the GGS, I assess to what extent the division of labour between spouses in male-breadwinner and postcommunist societies can be explained by women's relative resources on the one hand and their gender role values on the other hand. Both types of societies are interesting contexts to test my hypotheses because both have relatively traditional gender role norms, but differ in the extent of women's position on the labour market. Additionally, I test to what extent women's relative resources are indeed translated in marital power as the relative resources hypothesis assumes.
Nederlandse Demografiedag 2011
16
Sessie 1c (EN): Historical studies and case-studies 11:00 - Eijkmankamer Voorzitter: Ajay Bailey Migration paradigm shifts and transformation of migrant communities: The case of Dutch kiwis Naam: Organisatie:
Suzan van der Pas VU medisch centrum, EMGO Instituut - LASA
Auteurs:
Suzan van der Pas en Jacques Poot
This paper explores the dynamics of Dutch community change in New Zealand since 1950. The Netherlands has been the largest source country of migrants from continental Europe to New Zealand, but by 2006 40 percent of the Netherlands born were older than 65. We find that there are three distinct cohorts of these migrants, each covering roughly 20 years of arrivals: a large cohort of post-war migrants (those who arrived in the 1950s and 1960s), and much smaller cohorts of skilled migrants (those who arrived in the 1970s and 1980s), and transnational professionals (those who arrived in the 1990s or more recently). Early migrants were mostly younger on arrival, more religious, less educated and had more children than the subsequent cohorts. More recent migrants are increasingly highly qualified and in high-skill occupations. Dutch Kiwis are more geographically dispersed than other immigrants, and more recent arrivals are relatively more often located in rural areas. This transformation of the Dutch community in New Zealand can be linked to global and New Zealand/Netherlands specific changes that have conditioned the character and volume of the migrant flows and the dynamics of migrant community development.
Nederlandse Demografiedag 2011
17
Sessie 1c (EN): Historical studies and case-studies 11:00 - Eijkmankamer Voorzitter: Ajay Bailey The instability of transnational marriages: comparing Ghanaian migrants in Europe and their non-migrant counterparts in Ghana Naam: Organisatie:
Kim Caarls Maastricht University
Auteurs:
Kim Caarls, Valentina Mazzucato en Djamila Schans
This paper addresses the instability of marriages across borders. Several socio-demographic studies have related international migration with an increase in divorce. However, the majority of these studies fail to compare migrants with non-migrants and mainly focus on guestworkers in Europe, while little is known about migrants from sub-Saharan Africa. Contemporary marriage instability is thus viewed as resulting from contemporary trends such as migration. Simultaneously, several anthropological studies suggest that marriages in West Africa have always been unstable. Based on these historical-anthropological studies, marriage instability is associated with notions about the fluidity of West African marriages. The aim of this study is twofold. Firstly, to combine these two different views so as to examine divorce patterns of migrants, non-migrants and returnees over time. Secondly, to explore the determining factors that underlie these patterns. These analyses, by means of multilevel event history, are based on data from the international programme Migration between Africa and Europe , which is funded by the 7th Framework Programme for Research of the European Commission. We will use the life histories collected from Ghanaian migrants currently living in The Netherlands and the U.K., Ghanaians who returned to Ghana after their stay abroad, and Ghanaians who never left Ghana (n = 1645).
Nederlandse Demografiedag 2011
18
Sessie 1c (EN): Historical studies and case-studies 11:00 - Eijkmankamer Voorzitter: Ajay Bailey At the ass of the geography : Experiencing and coping with rural depopulation and its consequences - A case study of Bania, Bulgaria Naam: Organisatie:
Nina Conkova University of Groningen
Auteurs:
Nina Conkova, Leo van Wissen en Ajay Bailey
Depopulation in Bulgaria is observed at national, regional and rural levels. The rural depopulation dates its commencement from the period after the Second World War and is most strongly pronounced in the country nowadays. This paper deals with the experience of rural depopulation and its consequences, and the related coping behavior of the inhabitants of Bania. Bania is a former resort village which is situated in South-central Bulgaria and has been in a state of depopulation since 1992. By means of in-depth interviews, it was revealed that the depopulation and its consequences are well manifested in the village of Bania. While the participants seem to experience the depopulation process fairly alike, the meaning of its consequences is somewhat different for the different generations. The elderly participants lay special emphasis upon health care and social problems. They are equipped with fewer coping resources and are more dependent on social support provided by their families and neighbours. The younger participants experience more strongly problems resulting from high unemployment, lack of adequate transportation, lack of entertainment and disrupted infrastructure. The women are contingent on social support provided by the community whereas the men have more material resources and thus more problem-focused coping behaviour.
Nederlandse Demografiedag 2011
19
Sessie 1c (EN): Historical studies and case-studies 11:00 - Eijkmankamer Voorzitter: Ajay Bailey Sterfte onder Surinaamse slaven kort voor de afschaffing van de slavernij in 1863 Naam:
Huub Everaert
Auteurs:
Huub Everaert
Sinds het verschijnen van Van Stipriaans Surinaams contrast (1993) zijn er nauwelijks nog geboorte- en sterftecijfers over de Surinaamse slavenbevolking gepubliceerd. Dat is om meerdere redenen jammer. De destijds gepubliceerde kengetallen zijn niet altijd even verfijnd, de resultaten verbrokkeld en de gebruikte analysemethoden doen inmiddels gedateerd aan met als gevolg dat belangrijke demografische kwesties onaangeroerd blijven. Op basis van 4582 slaven afkomstig van 13 suiker- en 8 katoenplantages wordt met behulp van multilevel logistische regressie op een person-period bestand (event history analysis) gekeken naar de invloed van vigerende arbeidsomstandigheden op sterfte. Daarnaast wordt ook de vraag beantwoord in hoeverre gedwongen transporten van slavenmachten van de ene naar de ander plantage inderdaad geleid hebben tot een verhoogde sterftekans. Op plantageniveau kijken we naar de invloed van variabelen als gewas, oppervlakte en wel of geen stoommachines. De studie toont aan dat de sterftekansen van slaven afdoende kunnen worden verklaard door persoonsvariabelen als geslacht, leeftijd en gedwongen transport, en niet afhangen van plantageherkomst of arbeidsomstandigheden over de periode 1851-1862.
Nederlandse Demografiedag 2011
20
Sessie 1d (EN): Intimate relationships and family formation 11:00 - Kanunnikenzaal Voorzitter: Eva-Maria Merz The demographic consequences of a precarious labor market entry: the role of education in the timing of family formation and dissolution Naam: Organisatie:
Marloes de Lange Radboud Universiteit Nijmegen
Auteurs:
Marloes de Lange en Sandra Buchholz
Sinds de jaren 90 is er in Nederland een trend naar arbeidsmarktflexibilisering zichtbaar. Met name jongeren betreden de arbeidsmarkt na het verlaten van het onderwijs steeds vaker in een tijdelijke baan. De financiële onzekerheid die hiermee gepaard gaat belemmert jonge mensen mogelijk in het aangaan van verplichtingen op de lange termijn, zoals relatievorming of ouderschap. Ook EHćQYORHGW HHQ RQ]HNHUH DUEHLGVPDUNWVLWXDWLH YRRU PHQVHQ PHW HHQ YDVWH relatie wellicht de kans om deze al dan niet te verbreken. De verwachting is echter dat er sociale verschillen bestaan in de demografische gevolgen van een precaire start op de arbeidsmarkt. Waar het onder hogeropgeleide vrouwen wellicht leidt tot uitstel van het moederschap, kan het voor lageropgeleide vrouwen juist een reden zijn om aan kinderen te beginnen. Anderzijds zullen lageropgeleide mannen met een onzekere baan wellicht moeite hebben om aan een partner te komen, waardoor zij het vaderschap moeten uitstellen, wat mogelijk in mindere mate geldt voor hogeropgeleide mannen. De vraag die wij in dit paper willen beantwoorden luidt daarom: In welke mate bepaalt een onzekere start op de arbeidsmarkt het moment van relatievorming of -ontbinding en ouderschap? En hoe verschilt deze relatie tussen lager- en hogeropgeleide mannen en vrouwen?
Nederlandse Demografiedag 2011
21
Sessie 1d (EN): Intimate relationships and family formation 11:00 - Kanunnikenzaal Voorzitter: Eva-Maria Merz The meaning of cohabitation in Europe Naam: Organisatie:
Nicole Hiekel Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute
Auteurs:
Nicole Hiekel, Aart Liefbroer en Anne-Rigt Poortman
This study investigates the meaning of cohabitation across Europe. Two research questions are addressed: Do cohabiters differ in how they make sense of their cohabiting union? How does the meaning of cohabitation differ across European countries? Using data from the Generations and Gender Survey (GGS) we applied latent class analyses to indicators that measure the meaning of cohabitation for 9,166 cohabiters between 18 and 79 years old in ten European countries (Georgia, Romania, Hungary, Russia, Estonia, Bulgaria, Austria, Germany, France and Norway). The best fitting model consisted of three latent classes distributed differently across countries but with a cross-nationally invariant measurement structure: cohabitation as a trial marriage, as a poor man's marriage and as an alternative to marriage. Using multi-nominal regression and controlling for age, partnership duration and gender we find that countries persistently vary in the likelihood of membership in each of the latent classes. This is the first study identifying and quantifying the different meanings of cohabitation in Europe. We present a typology of the different meanings of cohabitation which is applicable in a number of Eastern and Western European societies.
Nederlandse Demografiedag 2011
22
Sessie 1d (EN): Intimate relationships and family formation 11:00 - Kanunnikenzaal Voorzitter: Eva-Maria Merz Non-marital childbearing among Belgian baby boomers in the early 1990s: the effect of education, household position, repartnering and regional differences Naam: Organisatie:
David De Wachter Vrije Universiteit Brussel
Auteurs:
David De Wachter
De voorbije decennia is het aandeel buitenechtelijke geboorten in België gevoelig gestegen. Daarnaast deed zich een stijging voor van het ongehuwd samenwonen, een toename van het aantal echtscheidingen en een daling van de huwelijkscijfers. In deze studie gaan we na in welke mate huishoudensposities een impact uitoefenen op de stap naar het ouderschap en het krijgen van een tweede en derde kind. De onderzoekspopulatie bestaat uit Belgische vrouwen van de babyboom generaties. De data zijn afkomstig van de koppeling van de volkstellingen van 1991 en 2001. In het onderzoek staan vier vragen centraal. (i) Zijn er verschillen in het vruchtbaarheidsgedrag tussen gehuwde vrouwen en vrouwen die ongehuwd samenwonen? (ii) Verschilt dit effect naargelang het opleidingsniveau? (iii) Gaat herpartneren gepaard met een negatief effect op vruchtbaarheid? (iv) Is er sprake van regionale variatie in de impact van huishoudensposities? Uit de resultaten blijkt dat gehuwde vrouwen sneller de stap zetten naar het ouderschap dan ongehuwd samenwonende vrouwen. De band tussen huwelijk en ouderschap is bovendien meer uitgesproken bij hoogopgeleide vrouwen. Er zijn geen indicaties dat herpartneren een negatief effect uitoefent op het krijgen van kinderen. Tenslotte zetten ongehuwd samenwonende vrouwen in Wallonië iets vaker de stap naar het ouderschap dan in Vlaanderen.
Nederlandse Demografiedag 2011
23
Sessie 1d (EN): Intimate relationships and family formation 11:00 - Kanunnikenzaal Voorzitter: Eva-Maria Merz Why Do Intimate Partners Not Live Together? Evidence on LAT Relationships Across Europe Naam: Organisatie:
Aat Liefbroer Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute
Auteurs:
Aart Liefbroer, Judith Seltzer en Anne-Rigt Poortman
The prevalence and meaning of Living Apart Together relationships across Europe is examined. Persons in a LAT-relationship view themselves as intimate partners but do not live together. Three main reasons for not living together are distinguished: partners can feel that they are not ready yet to start living together, they can opt for a LAT for practical reasons, or they can choose to do so to secure their autonomy. Using data from the Generations and Gender Survey on seven European countries, the prevalence and correlates of these types of LAT-relationships is examined. In addition, hypotheses on variation in the prevalence of these different types of LAT-relationships across countries are tested. To many, not living with a partner does not simply constitute some kind of extended dating period. Practical constraints seem to matter particularly much in Eastern European countries. In France and Germany, LAT as a conscious choice is more prevalent.
Nederlandse Demografiedag 2011
24
Sessie 1e (NL): Ouder worden en gezondheid 11:00 - Aula Voorzitter: Mieke Reuser Trend in de ervaren gezondheid van Nederlandse ouderen tussen 1992 en 2009: veranderde associaties met chronische ziekten en lichamelijke beperkingen Naam: Organisatie:
Martijn Huisman VUmc, EMGO+ Instituut
Auteurs:
Henrike Galenkamp, Arjan Braam, Martijn Huisman en Dorly Deeg
In deze studie wordt bij Nederlandse ouderen de trend in ervaren gezondheid tussen 1992 en 2009 onderzocht, in het perspectief van veranderingen in het aantal chronische ziekten en de mate van lichamelijke beperkingen. Gegevens zijn afkomstig van 6 meetmomenten van de Longitudinal Aging Study Amsterdam (N=4109, 60-85 jaar). Ervaren gezondheid is bepaald met de vraag: Hoe is over het algemeen uw gezondheidstoestand? Zeven ziekten zijn specifiek nagevraagd. Drie niveaus van lichamelijke beperkingen werden vastgesteld: niet beperkt, licht beperkt en ernstig beperkt. GEE analyses zijn toegepast om trends in de gezondheidsindicatoren te bepalen. Trends in de prevalenties van een als slecht ervaren gezondheid of van ernstige beperkingen bleken niet statistisch significant. Wel nam het gemiddelde aantal chronische ziekten per persoon toe (van 1.3 naar 1.8), evenals de prevalentie van lichte beperkingen (van 20.5% naar 32.1%). Oudere ouderen en lager opgeleiden lieten de sterkste toename in gezondheidsproblemen zien. In de totale sample hangt ervaren gezondheid in 2009 minder samen met het aantal chronische ziekten, en meer met ernstige beperkingen, vergeleken met 1992. Tussen 1992 en 2009 zijn ouderen bij het beoordelen van hun gezondheid minder belang gaan hechten aan het aantal chronische ziekten, en juist meer aan ernstige beperkingen. Mogelijk maskeert de gevonden stabiliteit in ervaren gezondheid dus onderliggende veranderingen in gezondheid.
Nederlandse Demografiedag 2011
25
Sessie 1e (NL): Ouder worden en gezondheid 11:00 - Aula Voorzitter: Mieke Reuser Tegengestelde trends in ontwikkeling (gezonde) levensverwachting? Naam: Organisatie:
Jan-Willem Bruggink Centraal Bureau voor de Statistiek
Auteurs:
Jan-Willem Bruggink
Uit sommige cijfers over levensverwachting en gezonde levensverwachting rijst een wat somber beeld. Alsof een langer leven onvermijdelijk gepaard gaat met een langere periode in slechte gezondheid? Maar de cijfers zijn niet eenduidig. Het hebben van een ziekte gaat lang niet altijd gepaard met het hebben van (lichamelijke) beperkingen. De ziektevrije levensverwachting was voor mannen in 2009 bijvoorbeeld maar 48 jaar, terwijl de levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen met 71 jaar veel hoger lag. En ook kan iemand met een chronische aandoening of (lichte) beperking zijn of haar eigen gezondheid nog best als goed ervaren. Kan er dus ook sprake zijn van een compression of morbidity , waarbij het ongezonde deel van het leven kleiner wordt? De cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over (gezonde) levensverwachting bieden veel analysemogelijkheden. Niet alleen is er over diverse varianten van de gezonde levensverwachting gepubliceerd, maar zijn er vaak ook tijdreeksen beschikbaar. Deze bieden de mogelijkheid om veranderingen in de tijd te monitoren. Bij de levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen is er daarnaast onderscheid gemaakt naar de ernst van de beperking.
Nederlandse Demografiedag 2011
26
Sessie 1e (NL): Ouder worden en gezondheid 11:00 - Aula Voorzitter: Mieke Reuser The difference between subjective and actuarial remaining length of life among Dutch older persons and the role of age. Naam: Organisatie:
Sanne Wiegersma VU medisch centrum, EMGO Instituut - LASA
Auteurs:
Sanne Wiegersma, Fanny Janssen en Dorly Deeg
Although ageing has important societal consequences, individual views on ageing matter as well. The personal experience of ageing can be captured by subjective age (distance from birth), or alternatively, subective remaining life expectancy (distance from death). Studies on subjective age show an increasing difference between real and subjective age with older age, leading to the hypothesis of 'age denial'. Research on subjective remaining life expectancy shows an increase with age. Both concepts by themselves only partly capture the experience of ageing. We propose that this experience can be captured by comparing subjective remaining life span with actuarial remaining life expectancy. Data were used from the Longitudinal Aging Study Amsterdam, wave 1998-1999 (N=1645), on people aged 60-91. Multinomial logistic regression was performed to examine characteristics of 'overestimators' and 'underestimators' with the reference group of correct estimators. Subjective remaining life span was on average 16.43 years higher than actuarial remaining life expectancy. Those with higher ages, with higher education, with worse self-perceived health and women were relatively pessimistic about their remaining length of life. Older persons with the lowest self-perceived health were most likely to have negative views. Our research thus does not seem to support the age denial hypothesis.
Nederlandse Demografiedag 2011
27
Sessie 1e (NL): Ouder worden en gezondheid 11:00 - Aula Voorzitter: Mieke Reuser I don't want to depend on other people . Older people and their perception of declining capabilities and quality of life Naam: Organisatie:
Louise Meijering Population Research Centre, Faculty of Spatial Sciences, University of Groningen
Auteurs:
Louise Meijering en Bettina van Hoven
The process of ageing is often constructed as consisting of a vital third age of retirement, leisure, and freedom, and a fourth age of illness and dependency, during which quality of life rapidly declines. In this paper, we explore older people's experiences of quality of life through in the context of their declining capabilities. This paper draws on a qualitative study on older people's experiences in and attachment to their local environment in the city of Groningen (the Netherlands). In particular, we explore the extent to which older people are capable to shape their daily lives, in order to prevent their experienced quality of life from (further) deteriorating. We do so by looking at various dimensions of quality of life, such as home, neighbourhood, social relationships and activities, financial circumstances and independence. In general, remaining in control of their lives was vital for most participants to maintain an acceptable quality of life.
Nederlandse Demografiedag 2011
28
Sessie 2a (NL): Demografische methoden, modellen en databronnen 13:45 - Opzoomerkamer Voorzitter: Frans Willekens A new approach to analyse longitudinal epidemiological data with an excess of zeros Naam: Organisatie:
Alette Spriensma Afdeling Epidemiologie en Biostatistiek, VUmc - EMGO+
Auteurs:
Jos Twisk, Alette Spriensma en Tibor Hajos
The objective of this paper is to introduce the relatively new method of two-part joint regression modeling in longitudinal data analysis for outcome variables with an excess of zeros, and to compare the performance of this new method to current approaches that are used in longitudinal epidemiological studies. Within an observational longitudinal dataset, we compared four techniques (i.e. two standard approaches (a linear mixed model, and a Poisson mixed model), and two two-part joint regression models (a binomial/Poisson mixed distribution model, and a binomial/gamma mixed distribution model)) with each other. The analyses were performed with STATA using the GLLAMM procedure. Model fit indicators, and differences between predicted and observed values were used for comparisons. Both the model fit indicators and the predicted versus observed values are in favor of the two-part joint models. It was unclear, however, which of the two two-part models should be preferred. This study shows that two-part longitudinal models with joint regression coefficients provide a flexible tool for the analysis of longitudinal data with an excess of zeros.
Nederlandse Demografiedag 2011
29
Sessie 2a (NL): Demografische methoden, modellen en databronnen 13:45 - Opzoomerkamer Voorzitter: Frans Willekens Verandering van huishoudenspositie door verhuizing Naam: Organisatie:
Carel Harmsen Centraal Bureau voor de Statistiek
Auteurs:
Carel Harmsen
De recente vernieuwing van het productieproces van de huishoudensstatistiek bij het CBS heeft het mogelijk gemaakt om op willekeurige peilmomenten kwalitatief goede informatie over huishoudenssamenstelling en plaats in het huishouden te produceren. Deze vernieuwing biedt mogelijkheden voor nieuwe statistische output. Informatie over bijvoorbeeld huishoudensovergangen is belangrijk voor de huishoudensprognose van het CBS. Aan de hand van een analyse van het gegeven huishoudenpositie en huishoudensamenstelling voor en na een verhuizing wordt potentiële nieuwe CBS-tabellen geillustreerd.
Nederlandse Demografiedag 2011
30
Sessie 2a (NL): Demografische methoden, modellen en databronnen 13:45 - Opzoomerkamer Voorzitter: Frans Willekens Social Mobility and Status Attainment in a European Perspective: the European Social Survey as a Source of Errorcorrected Intergenerational Stratification Data Naam: Organisatie:
Harry Ganzeboom Vrije Universiteit - Sociologie
Auteurs:
Harry Ganzeboom en Heike Schröder
The European Social Survey ESS (held biannually in around 33 European countries since 2002) constitutes a formidable and growing source of social stratification and social mobility data in an important and highly varied region of the world. The ESS has implemented a unique option that can overcome problems of measurement quality: the core stratification variables have been measured with double, truly parallel indicators, for both parental occupation and respondent's education. In this paper, we construct multiple indicator status attainment models using latent variables with true score assumptions on random and correlated errors in measured indicators. Using an extended status attainment model, we construct a league of European nations with respect to core stratification patterns. Important conclusions are: neither occupation nor education variables in ESS are free from substantial measurement errors, which vary in size between countries. Bad measures can still be good measures, as long as they are multiple and appropriately modeled in a latent variable model. The ESS shows a pervasive and stable axis of intergenerational social reproduction that runs basically north to south in Europe.
Nederlandse Demografiedag 2011
31
Sessie 2a (NL): Demografische methoden, modellen en databronnen 13:45 - Opzoomerkamer Voorzitter: Frans Willekens Demografie van Caribisch Nederland Naam: Organisatie:
Frank van der Linden en Lian Kösters Centraal Bureau voor de Statistiek
Auteurs:
Frank van der Linden, Lian Kösters en Carel Harmsen
Sinds 10 oktober 2010 zijn Bonaire, Saba en St. Eustatius staatkundig onderdeel van Nederland. Daardoor telt Nederland per die datum 18 duizend inwoners meer. Het nieuwe Nederlandse gebied heeft de naam Caribisch Nederland gekregen. In deze presentatie gaan we in op de demografie van Caribisch Nederland en de specifieke problemen die we zijn tegengekomen bij het samenstellen van betrouwbare bevolkingsgegevens, met zomogelijk een uitstapje naar de resultaten van het arbeidskrachtenonderzoek..Verder zullen wij ons richten op opmerkelijke verschillen in de samenstelling van de bevolking van Nederland en van Caribisch Nederland. Het CBS heeft ervoor gekozen om statistische gegevens over Caribisch Nederland als zelfstandige statistieken te presenteren en niet te integreren in de bestaande statistische overzichten
Nederlandse Demografiedag 2011
32
Sessie 2b (NL): Arbeid en uittreding 13:45 - Kernkampkamer Voorzitter: Kène Henkens Vergrijzing en ontgroening in het Middelbaar beroepsonderwijs Naam: Organisatie:
Nienke Hornstra MBO Raad
Auteurs:
Nienke Hornstra
Het MBO is momenteel in hoge mate aan het vergrijzen. Van alle overheidssectoren springt het MBO eruit door de aanwezigheid van het hoogste aandeel 55+ ers in het personeelsbestand. Het is dan ook te verwachten dat een grote uitstroom plaats zal vinden in de komende jaren. Echter, op hetzelfde moment zal in de toekomst de ontgroening toenemen, en wellicht leidt dit tot de afname van het aantal MBO studenten. Door gebruik te maken van de personeelsinformatie dataset van de MBO Raad is het mogelijk het proces van vergrijzing in kaart te brengen. Hierbij spelen vele factoren een rol, zoals een toenemende uitstroomleeftijd, veranderingen in pensioenregelingen en de economische situatie. De ontgroening wordt inzichtelijk gemaakt aan de hand van zowel MBO Raad data als de Primos databank. Bovendien zal de wisselwerking tussen beiden worden verkend, om inzicht te krijgen in hoeverre de vergrijzing in de MBO sector ondervangen zou kunnen worden door ontgroening. Ten slotte zal er gereflecteerd worden op het gevoerde seniorenbeleid in de MBO sector en hoe er met het dreigende tekort aan leraren wordt omgegaan.
Nederlandse Demografiedag 2011
33
Sessie 2b (NL): Arbeid en uittreding 13:45 - Kernkampkamer Voorzitter: Kène Henkens Retaining older workers- do age norms and stereotypes influence managers’ evaluations? Naam: Organisatie:
Kasia Karpinska Utrecht University, Utrecht School of Economics
Auteurs:
Kasia Karpinska, Kène Henkens en Joop Schippers
Delaying mandatory retirement age is one of the measures that governments across Europe propose to deal with the future labour force shortages. Although growing number of older workers is willing to extend their working career, the evidence suggest that employers are in favour of early retirement rather than retention of older workers. The current study asks how do managers evaluate the desirability of keeping older workers in their organisation and what the impact of age norms and ageist stereotypes on managers’ decisions is. To investigate this question, a factorial study among 238 managers in Dutch organizations was conducted. Profiles of hypothetical older workers were presented to the employers who were asked to evaluate how desirable it is to keep this older worker for few more years in their organization. The information on age norms and age stereotypes (collected a month before the vignette study was administered) was consecutively combined in the analysis. The results indicate that keeping older workers until the retirement age is not of high priority for managers. Our study also shows that age norms positively affect managers’ propensity to retain older workers.
Nederlandse Demografiedag 2011
34
Sessie 2b (NL): Arbeid en uittreding 13:45 - Kernkampkamer Voorzitter: Kène Henkens Mobiliteit aan het einde van de loopbaan en de bereidheid om door te werken na 65 jaar Naam: Organisatie:
Hanna van Solinge Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute
Auteurs:
Hanna van Solinge
More and more older adults in the Netherlands take up bridge employment after early retirement from their career jobs. This paper examines whether this type of late adult career mobility affects older adults work-retirement attitudes. Using data from a panel study on retirement behaviour in the Netherlands (N=1,611 older workers aged 50+ at baseline in 2001), conditional changes models are estimated to examine the effect of different types of career mobility on older adult's readiness to work past official retirement age (65 year). We compare work-retirement attitudes of a) older adults who did not change status (i.e. working in the same career job in 2001 & 2007), with b) individuals that took up bridge employment (either as employee or in self employment) and c) individuals that retired early but did not return to labor. The results indicate that older adults who took up bridge employment significantly more often changed their work-retirement attitudes in favour of working past the official retirement age. All in all this suggests that late career mobility may extend the older adults work life, even beyond official retirement ages.
Nederlandse Demografiedag 2011
35
Sessie 2b (NL): Arbeid en uittreding 13:45 - Kernkampkamer Voorzitter: Kène Henkens Retirement as role loss. Effects of withdrawal from the occupation on voluntary activities and family contacts Naam: Organisatie:
Levi van den Bogaard Tilburg University (Sociology)
Auteurs:
Levi van den Bogaard, Kène Henkens en Matthijs Kalmijn
Retirement is an event in life that often brings about great changes in a person's personal and social life. This paper is focused on family contacts as well as volunteering activities, using two waves of Dutch data which are relatively unexplored with regard to retirement (NKPS). Theoretically, a role perspective is used: work is an important role, providing identity and filling time. After retirement, this role is lost. It is expected that people will seek substitutes for this role by increasing certain contacts with family and by enhancing their societal activities like volunteering. Using a conditional change model, two groups are essentially compared: those that kept working, and those that quit working (or retired). A total of 531 respondents was available for analyses, of which 131 experienced a transition into retirement. Results show that following retirement, people do not increase contacts with children, siblings or parents. The grandparent role however, is expanded. For activities, it is found that retirement leads to more volunteering, as well as more memberships of societal organizations. Implications of these results are discussed, in addition to the strengths and limitations of the study.
Nederlandse Demografiedag 2011
36
Sessie 2c (NL): Migranten en migratie 13:45 - Eijkmankamer Voorzitter: Frank van Tubergen Trends in Islamitische zelfbenoeming en moskeebezoek onder (kinderen van) Turkse en Marokkaanse immigranten in Nederland 1997-2009: beschrijvingen en verklaringen Naam: Organisatie:
Fransje Smits Radboud Universiteit Nijmegen
Auteurs:
Fransje Smits en Wout Ultee
Het percentage moslims in Nederland is de laatste decennia sterk gestegen. Doel van dit paper is om antwoord te geven op de volgende onderzoeksvragen: 1. Hoe heeft Islamitische zelfbenoeming van (kinderen van) Turkse en Marokkaanse immigranten zich ontwikkeld in Nederland tussen 1997 en 2009 en hoe heeft moskeebezoek van Islamitische (kinderen van) Turkse en Marokkaanse immigranten zich ontwikkeld in Nederland tussen 1997 en 2009? 2. In hoeverre zijn deze trends anders dan die onder de overige inwoners van Nederland? 3. In welke mate zijn factoren die volgens theorieën of eerdere bevindingen belangrijk zijn voor religiositeit in staat om veranderingen over de jaren binnen de groep van (kinderen van) Turkse en Marokkaanse immigranten te verklaren? Voor de beantwoording van deze vragen maken we gebruik van het Permanent Onderzoek LeefSituatie van het CBS. Wat betreft de eerste en tweede onderzoeksvraag vinden we dat secularisering heeft plaats gevonden. Voor de beantwoording van de derde gaan we kijken naar de volgende factoren: de aanwezigheid van co-etnischen in de leefomgeving, mate van religiositeit in de gemeente, ouderlijke etniciteit, urbanisatie, vijandelijkheden t.a.v. moslims in de gemeente, opleidingsniveau, aanwezigheid van een co-etnische moskee, migratiegeneratie en etniciteit (Turks vs. Marokkaans).
Nederlandse Demografiedag 2011
37
Sessie 2c (NL): Migranten en migratie 13:45 - Eijkmankamer Voorzitter: Frank van Tubergen Gemengde huwelijkssluiting onder de tweede generatie: de rol van individuele- en buurtkenmerken Naam: Organisatie:
Helga de Valk NIDI/Vrije Universiteit Brussel
Auteurs:
Helga de Valk, Elma Wobma en Suzanne Loozen
Gemengde huwelijkssluiting wordt in de literatuur vaak gezien als één van de belangrijkste indicatoren voor integratie van migranten in een ontvangende samenleving. Gezien het groeiend aandeel jongeren van de tweede generatie is het echter belangrijk niet enkel huwelijken met een autochtone partner of een partner uit het land van herkomst te bestuderen, maar ook huwelijken gesloten binnen de tweede generatie in ogenschouw te nemen. In deze paper onderscheiden we daarom drie herkomsten van partners (autochtoon, tweede generatie eigen herkomstgroep, importpartner) en bestuderen ten eerste het relatieve belang van ieder van deze typen voor de recent huwelijken onder de vier grote migrantengroepen in Nederland (tweede generatie Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen). Ten tweede stellen we ons de vraag in hoeverre de buurt (als potentiele ontmoetinsgplek voor een partner) en individuele kenmerken van belang zijn voor het aangaan van een gemengd huwelijk. We bestuderen alle huwelijken gesloten in de periode 2004 tot en met 2008. Deze gegevens uit het huwelijksregister worden verrijkt met data uit het SSB. In beschrijvende analyses geven we een gedetailleerd beeld van de huwelijken en de kenmerken van beide partners. Middels multivariate analyse bekijken we de relatieve invloed van individuele kenmerken en de buurt op het aangaan van een gemengd huwelijk.
Nederlandse Demografiedag 2011
38
Sessie 2c (NL): Migranten en migratie 13:45 - Eijkmankamer Voorzitter: Frank van Tubergen Euro-marriages in the Netherlands Naam: Organisatie:
Cathelijne de Busser Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Population Research Centre (PRC)
Auteurs:
Cathelijne de Busser
Intermarriage is a classical indicator of the formation of social ties and communities. Love is, after all, one of the most tangible expressions of acceptance of the other. Still, most studies on intermarriage focus on marriages between natives and non-western migrants, while little is known about marriages between Europeans. This is striking, as the European Union explicitly aims at facilitating internal migration flows of European citizens and enhance their social integration within Europe. The Netherlands belong to the founding states of the European Union, which made Dutch citizens one of the first to enjoy the advantages of the single market. This paper therefore describes patterns of Euro-marriages in the Netherlands. It does so by deriving marriage prevalence and incidence data from the Dutch municipal register (GBA) from 1995 to 2009. The main idea is that the creation of a real social, political, cultural and supranational European space is only complete, if people are also willing to accept each other as their spouses. According to this theory, Euro-marriages are the litmus test of European integration.
Nederlandse Demografiedag 2011
39
Sessie 2c (NL): Migranten en migratie 13:45 - Eijkmankamer Voorzitter: Frank van Tubergen Leidt werkloosheid van immigranten tot eerder vertrek uit Nederland? Naam: Organisatie:
Govert Ewout Bijwaard Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute
Auteurs:
Govert Bijwaard, Christian Schluter en Jackline Wahba
Using administrative panel data on the entire population of new labour immigrants to The Netherlands, we estimate the causal effects of labour dynamics on their return decisions. Specifically, the roles of unemployment and re-employment spells on immigration durations are examined. The endogeneity of labour market outcomes and the return migration decision, if ignored, confounds the causal effect. This empirical challenge is addressed using the `timing-of-events'- method. We estimate the model separately for distinct immigrant groups, and find that, overall, unemployment spells shorten immigration durations, while re-employment spells delay returns for all but one group. The magnitude of the causal effect differ across groups.
Nederlandse Demografiedag 2011
40
Sessie 2d (EN): Intergenerational relations 13:45 - Kanunnikenzaal Voorzitter: Matthijs Kalmijn Childhood attachment and social networks in adulthood Naam: Organisatie:
Eva-Maria Merz Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute
Auteurs:
Eva-Maria Merz
This paper intends to gain insight into the role of childhood relationships and experiences within the parental home for the formation and meaning of later family relationships. Particularly, childhood attachment to mother and father and stressful childhood experiences were studied in their association with satisfaction in the romantic relationship, the quality of adult family ties and social loneliness in adulthood. Data from the Netherlands Kinship Panel Study (N=5,441) were analyzed to predict adult relationships with childhood experiences. Positive attachment experiences with parents, such as reliability, closeness and supportiveness during childhood were associated with greater satisfaction in the romantic relationship, stronger family ties and less loneliness in adulthood whereas stressful childhood experiences, such as conflicts and violence negatively predicted the quality of adult relationships. This study points out that attachment-theory is a useful unifying framework to study social relationships, their interconnectedness and association with outcome during all phases of the life-course.
Nederlandse Demografiedag 2011
41
Sessie 2d (EN): Intergenerational relations 13:45 - Kanunnikenzaal Voorzitter: Matthijs Kalmijn Empirical trends in post-divorce nonresident father contact in the Netherlands: the role of father involvement during marriage Naam: Organisatie:
Sarah-Katharina Westphal Universiteit Utrecht, Sociologie/ ICS
Auteurs:
Sarah-Katharina Westphal, Anne-Rigt Poortman en Tanja van der Lippe
Despite the prominence of the topic of post-divorce nonresident father contact in family research and the public discourse, surprisingly little is known about how nonresident father contact has evolved over time. In this paper we study how nonresident father contact in the Netherlands has developed from 1967 to 1998 and investigate how these changes can be explained. We hold three research questions: Did nonresident father contact change over time? To what extent can changes in father involvement during marriage explain trends in nonresident father contact after divorce? Did the effect of father involvement during marriage for post-divorce nonresident father contact change over time? To answer our questions we use data the Divorce in the Netherlands Survey (SIN 98) (N = 841). Preliminary results from negative binominal regression analyses show that post-divorce nonresident father contact increased significantly over time. We also find that fathers that were more involved with their children during marriage are more likely to visit their children frequently after divorce. Moreover, we show that the importance of father involvement for nonresident father contact after divorce has increased over time. Father involvement during marriage seems to be less important for post-divorce contact for earlier divorce cohorts than for more recent divorce cohorts.
Nederlandse Demografiedag 2011
42
Sessie 2d (EN): Intergenerational relations 13:45 - Kanunnikenzaal Voorzitter: Matthijs Kalmijn Consequences of divorce for the intergenerational transmission of income Naam: Organisatie:
Marjolijn Das Centraal Bureau voor de Statistiek
Auteurs:
Marjolijn Das en Ruben van Gaalen
In deze studie relateren we (echt)scheiding en ouderlijke hulpbronnen aan de sociaaleconomische positie van volwassen eerste kinderen geboren tussen 1970 en 1979. De integrale gegevens zijn afkomstig uit het Sociaal Statistisch Bestand van het CBS. Echtscheiding van de ouders heeft een negatief effect op kinderen. Zo zijn hun schoolprestaties lager en hebben ze vaker gedragsproblemen. Deze negatieve invloed zet zich door in de volwassenheid. Het feit dat een deel van de ouderlijke hulpbronnen verloren gaat na scheiding speelt hierbij waarschijnlijk een grote rol. Echter, hulpbronnen van ouders, zoals een hoge opleiding, hogere inkomsten en betere communicatie- en onderhandelingsvaardigheden, kunnen mogelijk ook een buffer vormen tegen negatieve effecten van scheiding. We vergelijken ook de invloed van de vader op de sociaaleconomische positie van het volwassen kind met die van de moeder. Neemt de invloed van de vader af en die van de moeder toe als de ouders gescheiden zijn?
Nederlandse Demografiedag 2011
43
Sessie 2d (EN): Intergenerational relations 13:45 - Kanunnikenzaal Voorzitter: Matthijs Kalmijn The grandparent factor in modern fertility: a comparative perspective Naam: Organisatie:
Fleur Thomése Afdeling sociologie FSW, VU
Auteurs:
Fleur Thomése
Grandparental involvement in child care has been shown to facilitate additional childbearing in Dutch families. The cultural evolutionary kin influence hypothesis posits that close contacts with kin, and especially the (grand)parents, foster fitness enhancing behaviors. This would imply that not only the child care support received, but any contact with kin would benefit childbearing. With multilevel analyses on data from the European Survey on Health and Retirement (SHARE) we analyze the effect of grandparental child care and other contact with close kin at baseline on additional births of grandchildren at follow-up three years later. The international data allow controlling for differences in the welfare state provisions for working mothers and the extent of involvement of grandparents. We expect that both within and between countries an effect of grandparental child care support will be moderated by an effect of the extent and the intensity of contact between grandparents and their adult children. Preliminary results show that child care from grandparents at baseline has a positive effect on additional childbirths at follow-up in the Nordic countries. This difference can be explained from greater kin influence in this region.
Nederlandse Demografiedag 2011
44
Sessie 2e (EN): Health and care 13:45 - Belle van Zuylenzaal Voorzitter: Jennifer Barrett Samenwerking tussen informele en formele hulpverleners Naam: Organisatie:
Marianne Jacobs Vrije Universiteit, Faculteit Sociale Wetenschappen, afdeling Sociologie
Auteurs:
Marianne Jacobs, Marjolein Broese van Groenou, Alice de Boer en Dorly Deeg
Met de toename van langdurige zorg zullen formele en informele hulpverleners steeds vaker samenwerken. Hoewel dit nog niet veel gebeurt, is het de vraag hoe zij zorgtaken verdelen. In dit onderzoek naar informele en formele hulp aan hulpbehoevende ouderen worden vier samenwerkingsvormen onderscheiden: complementariteit (geen taken gedeeld), supplementariteit (alle taken gedeeld), informele- en formele specialisatie (één taak gedeeld, één niet). Data van 505 mantelzorgers uit het CBS/SCP-onderzoek Informele Hulp 2007 geeft inzicht in de samenwerking met de thuiszorg. Informele specialisatie en supplementariteit komen het meest voor, vooral in de situatie waarbij de mantelzorger de partner is, het vanzelfsprekend vindt om hulp te geven, een voorkeur heeft voor mantelzorg en veel en langdurig hulp verleent. Complementariteit en formele specialisatie komen vaker voor bij kinderen of andere typen mantelzorgers. In tegenstelling tot supplementariteit en informele specialisatie zal bij zowel formele specialisatie als complementariteit de formele zorg vaker de regie moeten voeren over de zorgverlening en kunnen bij complementariteit formele en informele hulpverleners elkaar minder goed vervangen. Deze samenwerkingsvormen lijken daarmee meer kostbaar voor de samenleving. Dit onderzoek wijst uit dat de zorgrelatie, voorkeuren voor mantelzorg en motieven van mantelzorgers, meer dan de zorgbehoefte, bepalen hoe de samenwerking met formele zorg plaatsvindt.
Nederlandse Demografiedag 2011
45
Sessie 2e (EN): Health and care 13:45 - Belle van Zuylenzaal Voorzitter: Jennifer Barrett Intergenerational Proximity, Contact and Subjective Well Being of Elderly Parents in the Netherlands Naam: Organisatie:
Marieke van der Pers Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Population Research Centre (PRC)
Auteurs:
Marieke van der Pers, Clara Mulder en Nardi Steverink
Acknowledging that the intensity of support exchange is associated with geographic proximity of close kin relations, this paper aims to get insight into the effect of intergenerational proximity and frequency of contact on two indicators of subjective well-being of older parents, i.e. life satisfaction and happiness. The general assumption in the literature is that more support exchange leads to higher levels of well-being. However, little attention has been given to the fact that too much support can be harmful as well; the unability of the parents to reciprocate can lead to feelings of dependency, can diminish self-confidence and can affect actual competence and skills. In this paper we hypothesize that very close proximity of one or more children, together with very frequent contact can have a negative effect on subjective well-being of older parents, although in a different way for life satisfaction and happiness. Record linkage of register and survey data (POLS) enables us to study demographic events, network and support factors and health characteristics.
Nederlandse Demografiedag 2011
46
Sessie 2e (EN): Health and care 13:45 - Belle van Zuylenzaal Voorzitter: Jennifer Barrett Health-related behavior as a mechanism behind the relationship between neighborhood social capital and individual health Naam: Organisatie:
Sigrid Mohnen Universiteit Utrecht, Sociologie/ICS
Auteurs:
Sigrid Mohnen, Beate Völker, Henk Flap en Peter Groenewegen
Although various scholars have found a positive association between neighborhood social capital and individual health, the mechanism explaining this direct effect is still puzzling. We expect that behavior in daily life which takes place in the neighborhood is supported by a well-connected neighborhood in a health improving way. We used five health-related behaviors separately to test them as possible mediators. The individual data set was the health interview of the Second Dutch national survey of general practice (DNSGP-2, 2001/2002, gathered by NIVEL). We combine these individual data with neighborhood data from the Dutch housing demand survey (WBO, 1998 and WoON, 2002, gathered by VROM) and statistical register information (1995 1999, gathered by CBS). Multilevel (ordered) logistic regressions have been used to analyze 9253 adults nested in 672 neighborhoods. In neighborhoods with a high level of social capital (aggregated with ecometrics procedure), people are more physically active and more likely to be nonsmoker. That has a positive effect on their health. The direct effect of neighborhood social capital is significantly and strongly reduced by physical activity. A further result of this study is that nutrition, sleep habits, and moderate alcohol intake can be excluded of the list of possible explanations.
Nederlandse Demografiedag 2011
47
Sessie 2e (EN): Health and care 13:45 - Belle van Zuylenzaal Voorzitter: Jennifer Barrett High BMI in infancy and childhood, what does it mean? Naam: Organisatie:
Hinke Haisma Population Research Centre, Faculty of Spatial Sciences, University of Groningen
Auteurs:
Hinke Haisma, Jonathan Wells, Antony Wright en Cesar Victora
Although the use of BMI for the assessment of overweight has been widely adopted, its use in studies of later health outcomes can be questioned. High BMI can be the result of either high body weight or short stature. Furthermore, BMI does not distinguish between high fat mass or high fat free mass, which physiologically have a very different influence on later health outcomes. Studies on the extent to which early life body composition tracks into childhood, and adulthood have thus far been based on BMI, and given inconsistent results. The aim of this longitudinal study is to study tracking of body composition by measuring BMI (kg/m2), fat mass index (FMI/kg2), and fat free mass index (FMI/kg2) in Brazilian children at age 8 mo and 4.5 y. Fat mass and fat free mass were measured using an isotope technique. Influence of sex, ethnicity, socio-economic position, and early feeding pattern was also assessed. Results of this study will be presented, and contribute to the discussion on the use of BMI in monitoring child body composition, and in identifying children at risk of developing overweight and associated degenerative diseases later in life.
Nederlandse Demografiedag 2011
48
Sessie 3a (NL): Wooncarrieres en woningmarkt 15:45 - Opzoomerkamer Voorzitter: Clara Mulder Verhuiswensen, daadwerkelijk verhuizen en meningsverschillen tussen partners: een longitudinale analyse van verhuisgedrag Naam: Organisatie:
Peteke Feijten SCP
Auteurs:
Rory Coulter, Maarten van Ham en Peteke Feijten
Conceptual residential mobility models emphasise that moving decisions are made at the household level, through bargaining and negotiation between household members with their own desires and aspirations. Such models also posit that these moving desires are strongly influenced by the individual's satisfaction with their dwelling and neighbourhood. Most quantitative empirical research ignores that partners within a household might disagree on moving desires and residential satisfaction: most studies have focused solely upon linking the desires of individuals to subsequent household moving behaviour, assuming either that all individuals act independently or that one individual can be chosen to represent a household. Currently, little is known about the occurrence of intra-household desire disagreements, or whether these disagreements have impacts on actual household moving behaviour. Drawing on 8 waves of British Household Panel Survey (BHPS) data, this study finds that disagreements are most likely where partners have different subjective evaluations of their home and neighbourhood quality. Panel logistic regression model results demonstrate that considering the desires of both partners is crucial for understanding the moving behaviour of couples.
Nederlandse Demografiedag 2011
49
Sessie 3a (NL): Wooncarrieres en woningmarkt 15:45 - Opzoomerkamer Voorzitter: Clara Mulder De gevolgen van de vergrijzing voor de Nederlandse woningmarkt Naam: Organisatie:
Frank van Dam Planbureau voor de Leefomgeving
Auteurs:
Carola de Groot, Frank van Dam, Femke Daalhuizen en Pautie Peeters
In dit paper wordt verkend wat de gevolgen zijn van de vergrijzing voor de aard van de vraag naar woningen in Nederland en welke effecten dat heeft op de Nederlandse woningmarkt in het algemeen. Gezien de verwachte toename van het totaal aantal huishoudens in Nederland (+1 miljoen tot 2040) en de daarmee noodzakelijke toename van de woningvoorraad kan de vraag worden gesteld in welke mate de bestaande en nog toe te voegen woningvoorraad aangepast is dan wel aangepast dient te worden aan de aard van de woningvraag van het toenemend aantal ouderen. Enerzijds hebben ouderen andere woonbehoeften (naar woningtype, woningomvang en type woonomgeving) dan jongeren, waardoor bijvoorbeeld een toename van de vraag naar appartementen in de stad in de lijn der verwachting ligt. Anderzijds zijn ouderen van oudsher veel minder mobiel op de woningmarkt dan jongeren: ouderen verhuizen niet meer zo vaak en spreken vaak de voorkeur uit te blijven wonen waar ze op dat moment wonen. De oudere van de toekomst zal weliswaar gemiddeld welvarender, fitter en mobieler zijn dan de oudere van vroeger en nu, maar tegelijkertijd zullen toekomstige ouderen in steeds groteren getale woningeigenaar zijn, hetgeen wellicht een rem zet op de verhuismobiliteit.
Nederlandse Demografiedag 2011
50
Sessie 3a (NL): Wooncarrieres en woningmarkt 15:45 - Opzoomerkamer Voorzitter: Clara Mulder Vergrijzing, gezondheid en woningmarkt Naam: Organisatie:
Marc de Graaf Vrije Universiteit Amsterdam
Auteurs:
Marc de Graaf en Jan Rouwendal
De vergrijzing wordt veroorzaakt doordat de levensverwachting toeneemt, terwijl het gemiddeld aantal kinderen per gezin afneemt. Op oudere leeftijd wordt de gezondheid slechter, waardoor woonwensen kunnen veranderen. In de afgelopen decennia hebben er sterke ontwikkelingen plaatsgevonden op de woningmarkt. Hier wordt een overzicht van gegeven door 5-jaars leeftijdscohorten te volgen. De cohort-effecten laten duidelijk zien hoe de demografische ontwikkelingen hun uitwerking hebben op de woningmarkt. We laten zien dat het netto huiskapitaal erg hoog (en sterk toegenomen) is, met name onder ouderen. Vervolgens kijken we naar de vraag naar hypotheekschuld, wat een instrument is om huiskapitaal liquide te maken. Hierbij schatten we een model in lijn met Brueckner (1994), waaruit de ontwikkeling van de vraag naar hypotheekschuld over verschillende leeftijdsgroepen zal blijken. Daarna kijken we ook naar het effect van gezondheidsrisico op het aangehouden huiskapitaal (en de vraag naar hypotheekschuld). De actuele discussies over het bezuinigen op het persoonsgebonden budget verhogen de onzekerheid rondom de kosten voor zorg op hoge leeftijd. We gaan in op de consequenties voor de huidige en toekomstige ouderen tegen de achtergrond van de vergrijzende samenleving. Voor de analyses worden de WBO/WoON-data (en eventueel de LASA-data) gebruikt.
Nederlandse Demografiedag 2011
51
Sessie 3b (NL): Familierelaties 15:45 - Kernkampkamer Voorzitter: Aat Liefbroer Een empirische validatie van verschillende gezinstypologieën: de associatie tussen gezinstype en het welzijn van kinderen na een ouderlijke (echt)scheiding Naam: Organisatie:
Sofie Vanassche KULeuven
Auteurs:
Sofie Vanassche en Koen Matthijs
Een belangrijke uitdaging voor de hedendaagse gezinswetenschappen betreft het methodologische vraagstuk over het meten en classificeren van familieconfiguraties na scheiding. Verschillende metingen leiden vaak tot verschillende typologieën, wat het moeilijk maakt om de resultaten van studies te vergelijken. In dit artikel worden verschillende manieren om gezinssituaties te classificeren empirisch gevalideerd door hun associatie te testen met het psychologisch welzijn van de betrokken kinderen. Verschillende classificatiecriteria worden gebruikt: 1) de aanwezigheid van een nieuwe partner bij vader/moeder, 2) de aanwezigheid van stief/halfsiblings, 3) de voorwaarde van samenleven met de (stief)gezinsleden, 4) mono- of binucleaire gezinsconfiguraties, 5) het tijdsaandeel dat wekelijks gespendeerd wordt in het huishouden en 6) de tijd die men reeds in de huidige gezinssituatie vertoeft. Specifieke interpretaties en combinaties van deze criteria worden gebruikt om verschillende gezinstypologieën te construeren. Dezelfde typologieën worden toegepast op twee datasets om te testen of de bevindingen stand houden voor verschillende gegevens: de data van het project Scheiding in Vlaanderen en de database van het Leuvens Adolescenten en Gezinnen Onderzoek. De resultaten kunnen ons nieuwe inzichten opleveren over a) het meten en operationaliseren van de variabele gezinssituatie en b) de meest invloedrijke dimensies van de gezinssituatie voor de levenstevredenheid van kinderen met gescheiden ouders.
Nederlandse Demografiedag 2011
52
Sessie 3b (NL): Familierelaties 15:45 - Kernkampkamer Voorzitter: Aat Liefbroer Woonarrangementen na de scheiding: de beste keuze voor wie? Naam: Organisatie:
Wilma Bakker Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Institute for Social Science Research (AISSR)
Auteurs:
Wilma Bakker
In Nederland maken jaarlijks 70,000 kinderen de scheiding van hun ouders mee. De ouders van deze kinderen staan voor het vraagstuk waar en met wie hun kinderen gaan wonen. Ex-partners moeten met elkaar overleggen en onderhandelen om tot een overeenkomst te komen, of indien zij er samen niet uit komen, de rechter laten beslissen wat het beste is voor de kinderen. Weinig is bekend omtrent de redenen van ouders om te kiezen voor een bepaald woonarrangement na de scheiding. Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de factoren en belangen die een rol spelen in de besluitvorming en de uiteindelijke vorming van het woonarrangement na de scheiding. Dit kwalitatieve onderzoek is gebaseerd op diepte-interviews met 35 co-ouders en alleenstaande moeders geselecteerd uit de Netherlands Kinship Panel Study. De voorlopige resultaten laten zien dat alle gescheiden ouders, onafhankelijk van hun uiteindelijke keuze, van mening zijn dat ze onder de gegeven omstandigheden de beste keuze hebben gemaakt. Een interessante vraag is voor wie het gekozen woonarrangement de beste keuze is. Sommige ouders geven aan de beste keuze voor hun kind(eren) te hebben gemaakt, andere ouders blijken ook hun eigen belangen te hebben meegenomen in de uiteindelijke keuze. Wiens belangen wegen uiteindelijk het zwaarst en welke factoren zijn doorslaggevend?
Nederlandse Demografiedag 2011
53
Sessie 3b (NL): Familierelaties 15:45 - Kernkampkamer Voorzitter: Aat Liefbroer Toekomstverwachtingen van adolescenten: Wat is de rol van sociaaleconomische herkomst? Naam: Organisatie:
Micha Keijer Vrije Universiteit Amsterdam
Auteurs:
Micha Keijer, Ineke Nagel en Aart Liefbroer
In de 2e helft van de 20ste eeuw is het mensbeeld sterk geïndividualiseerd. Het individu wordt gezien als de architect van zijn eigen leven en geeft aan de toekomst naar eigen inzicht betekenis. Deze visie is niet omstreden, sommige sociologen blijven het belang van de sociale, culturele en economische herkomst van individuen in hun levensloop benadrukken. De centrale vraag in dit paper is in welke mate de sociaaleconomische herkomst van adolescenten hun toekomstverwachtingen aangaande levensloopkeuzes beïvloedt. De toekomstverwachtingen hebben betrekking op zaken die in de late adolescentie en vroege volwassenheid zullen plaatsvinden , opgedeeld naar educatie&occupatie en relatievorming&gezin. De centrale vraag is uitgesplitst in drie subvragen. Wat is de relatieve betekenis van de economische- en culturele status van het ouderlijk huis? Hoe worden toekomstplannen van DGROHVFHQWHQ EHćQYORHG YLD KHW KXLGLJH RSOHLGLQJQLYHDX RI YLD DFWLHYH socialisatie? Verschilt de invloed van de sociaaleconomische herkomst voor plannen in het domein van opleiding&beroep van het domein van relatievorming&gezin? De onderzoeksvragen worden geanalyseerd aan de hand van een dataset, waarin 69 scholen door heel Nederland hebben geparticipeerd. Meer dan 1500 adolescenten in de leeftijd van 14-17 jaar zijn ondervraagd aangaande hun toekomstplannen, levensloopverwachtingen en ambities. Naast de leerlingen zijn ook hun ouders hierover ondervraagd.
Nederlandse Demografiedag 2011
54
Sessie 3b (NL): Familierelaties 15:45 - Kernkampkamer Voorzitter: Aat Liefbroer Gezinsstructuur, ouderlijke hulpbronnen en schoolniveau van 10 cohorten 15-jarigen in Nederland (1999-2008) Naam: Organisatie:
Ruben van Gaalen Centraal Bureau voor de Statistiek
Auteurs:
Ruben van Gaalen en Lenny Stoeldraijer
Aan de hand van administratieve gegevens van het CBS, het Sociaal Statistisch Bestand (SSB), wordt een beeld geschetst van de gezinsstructuur van alle 15-jarigen die in de periode 1999-2008 in Nederland wonen (N=1,96 miljoen). Nagegaan wordt of kinderen bij beide ouders, bij alleen de vader of de moeder, bij stiefouders of in afwezigheid van beide ouders wonen. Ingegaan wordt ook op verschillen in de ouderlijke structuur naar sociaaleconomische kenmerken van het ouders en het huishouden, herkomstgroepering van het kind, en woonomgeving van het gezin. Daarnaast wordt de samenhang onderzocht met de gezinsstructuur, ouderlijke hulpbronnen en het gevolgde opleidingsniveau van de 10 geboortecohorten.
Nederlandse Demografiedag 2011
55
Sessie 3c (EN): Diversity, assimilation, and social trust 15:45 - Eijkmankamer Voorzitter: Helga de Valk Interethnic friendships in schools: Testing the by-product hypothesis in England, Germany, the Netherlands and Sweden Naam: Organisatie:
Sanne Smith Universiteit Utrecht
Auteurs:
Sanne Smith, Frank van Tubergen en Ineke Maas
Voorgaand onderzoek heeft laten zien dat adolescenten vaker vriendschap sluiten met klasgenoten van dezelfde etnische afkomst dan klasgenoten van een andere etnische afkomst. Een veelgebruikte verklaring hiervoor is dat vriendschappen met anderen die hetzelfde zijn meer voldoening geven: de kans is groter dat zij het met elkaar eens zijn, elkaar begrijpen en dezelfde interesses hebben. Adolescenten kunnen echter vrienden kiezen op vele dimensies en het is onduidelijk in hoeverre een keuze voor een vriend van dezelfde etnische afkomst bepaald door voorkeuren voor een vriend met een andere karakteristiek (e.g., dezelfde normen, waarden of interesses). In dit artikel onderzoeken we in hoeverre etnische segregatie verklaard kan worden door segregatie op andere dimensies (by-product hypothesis). We gebruiken data van het Children of Immigrants Longitudinal Study for Four European Countries project en multilevel p2 modellen om onze hypothesen te testen. In een deel van de klassen lijken adolescenten hun vrienden niet te kiezen op de bestudeerde culturele en sociaaleconomische karakteristieken of is er geen samenhang met etniciteit zodat de by-product hypothesis niet opgaat. Echter, we laten zien dat etnische segregatie wel degelijk verkleind wordt wanneer adolescenten hun vrienden kiezen op culturele en sociaaleconomische karakteristieken die samenhangen met etniciteit.
Nederlandse Demografiedag 2011
56
Sessie 3c (EN): Diversity, assimilation, and social trust 15:45 - Eijkmankamer Voorzitter: Helga de Valk Timing preferences and age norms in the transition to adulthood among immigrants and majority groups in Europe Naam: Organisatie:
Jennifer Holland Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute
Auteurs:
Helga de Valk en Jennifer Holland
It is often suggested that migrant young adults enter adulthood at younger ages than majority populations in Europe. However, following assimilation theory, we may expect gradual adaptation of migrants to the norms and behavior in the host. The diversity in the timing of the transition to adulthood across European countries provides a unique comparative context to test immigrants adaptation to majority population timing preferences and norms regarding the transition to adulthood. We use data from the European Social Survey (Round 3, 2006/7) to assess age preferences and norms in 25 European countries. Among those of migrant and majority group origin we analyze ideal age of marriage and first birth as well as norms regarding the minimum age for experiencing first sexual intercourse, unmarried cohabitation, marriage and childbearing. We build individual-level models to explore how age preferences and norms vary across country/region of origin, migrant generation, socio-economic, gender and individual demographic characteristics. We conduct multilevel analyses to assess the effect of host country context on age preferences and norms among migrant groups in different European countries. Finally, we consider whether timing preferences and norms of migrant and majority populations living within the same country are more similar than those across countries.
Nederlandse Demografiedag 2011
57
Sessie 3c (EN): Diversity, assimilation, and social trust 15:45 - Eijkmankamer Voorzitter: Helga de Valk I am religious, so I trust others - A cross national comparison to see to what extent religious involvement and religious context affect social trust Naam: Organisatie:
Ellen Dingemans Universiteit van Tilburg
Auteurs:
Ellen Dingemans en Erik van Ingen
It is often questioned to what extent religion has an effect on social trust, but a consistent answer is not available yet. In addition, cross national research about the influence of religious context on social trust is almost absent. In the current research, theories about the effect of the ethnic composition of a society on social trust were applied to the religious composition in a country. When it comes to the ethnic composition of a country, it is often assumed that a high level of ethnical diversity has a negative influence on social trust. The assumed mechanism is that conflict between subgroups in society lowers outgroup trust and therefore a heterogeneous composition of society is detrimental for the level of social trust. Also the homophily principle, in which is stated that people prefer to interact with people who are similar to themselves, leads to the expectation that diversity in society decreases social trust. In contrast to findings in the field of ethnical diversity, results of this study have shown that a religious diverse composition in a country is beneficial for the level of social trust of individuals.
Nederlandse Demografiedag 2011
58
Sessie 3c (EN): Diversity, assimilation, and social trust 15:45 - Eijkmankamer Voorzitter: Helga de Valk Recht doen aan superdiversiteit - Alternatieve classificaties als voorspellers van sociaal vertrouwen en sociale integratie Naam: Organisatie:
Inge Noback Rijksuniversiteit Groningen
Auteurs:
Inge Noback en Vassilis Tselios
In Europa lijkt er sprake van een diversificatie van diversiteit ofwel superdiversiteit . Het aantal landen waaruit migranten afkomstig zijn neemt toe, maar ook de verscheidenheid van kenmerken van de migranten zelf. Dit heeft gevolgen voor de positie en behoeften van migranten in Nederland en hun houding ten opzichte van de Nederlandse samenleving. Bestaande classificaties op basis van etnische afkomst lijken niet langer toereikend voor de ontwikkeling van beleid. Het doel van dit onderzoeksproject is om te onderzoeken of er alternatieve classificaties te ontwikkelen zijn die beter in staat zijn sociaal vertrouwen en sociale integratie te voorspellen dan de huidige classificatie allochtoon versus autochtoon . Uitgangspunt is de dynamische interactie tussen kenmerken als identiteit, sociaaleconomische status, familie situatie en woonomstandigheden. In dit paper worden de eerste resultaten van de secundaire data-analyse gepresenteerd op basis van bestaande databestanden zoals het Survey Integratie Minderheden (SIM) en het survey Sociale Positie en Voorzieningengebruik Allochtonen (SPVA). De focus van de analyse is gericht op arbeidsparticipatie en sociaal vertrouwen.
Nederlandse Demografiedag 2011
59
Sessie 3d (EN): Fertility 15:45 - Kanunnikenzaal Voorzitter: Melinda Mills Male period fertility data Naam: Organisatie:
Elma Wobma Centraal Bureau voor de Statistiek
Auteurs:
Mila van Huis en Elma Wobma
Demografische vruchtbaarheidscijfers zijn vooral bekend voor vrouwen. Met de toegenomen aandacht voor de rol die het krijgen van kinderen ook in de levensloop van mannen speelt, neemt de vraag naar cijfers hierover toe. Het CBS publiceert in haar database Statline verschillende tabellen over de vruchtbaarheid van vrouwen: ondermeer het gemiddelde kindertal, de leeftijd van de vrouw bij de geboorte van eerste en volgende kinderen en haar burgerlijke staat. Recent zijn deze aangevuld met periode vruchtbaarheidscijfers van mannen vanaf 1996. De presentatie gaat in op de totstandkoming van deze cijfers, met speciale aandacht voor de imputatie van gegevens van onbekende vaders. Ook zullen de belangrijkste uitkomsten getoond worden. Methode en resultaten worden vergeleken met die van buitenlandse statistiekbureaus.
Nederlandse Demografiedag 2011
60
Sessie 3d (EN): Fertility 15:45 - Kanunnikenzaal Voorzitter: Melinda Mills The impact of Occupational Gender Segregation on Fertility: Effects for Men and Women Naam: Organisatie:
Katia Begall Rijksuniversiteit Groningen
Auteurs:
Katia Begall en Melinda Mills
Previous research has shown that a higher proportion of women within an occupation is related to a higher provision of family friendly policies and increases the transition to first birth among women. Institutional explanations for this phenomenon include selection of women into occupations with family friendly policies and low wage losses after periods of absence. On the individual level it has been argued that women in gender typical occupations are more family oriented and have higher fertility aspirations compared to their counterparts in less gender typical occupations. This process could be related to either self-selection based on initial preferences or socialization within female dominated occupations. Whether fertility decisions are also affected by men being employed in a male dominated occupation has to our knowledge not been examined. The present study examines the effects of occupational gender segregation on the transition to first and higher order births for both men and women. We also try to gain more insight into the theoretical mechanisms behind this relationship by taking into account occupational characteristics such as weekly working hours, sector (public versus private), the nature of work (interpersonal contact, supervisory position) and occupational status. Data come from the Family Survey of the Dutch Population (FNB) and we use event-history techniques to analyze the transition to first and higher order births.
Nederlandse Demografiedag 2011
61
Sessie 3d (EN): Fertility 15:45 - Kanunnikenzaal Voorzitter: Melinda Mills Autonomy values and timing of childbearing: A crossEuropean comparison Naam: Organisatie:
Arieke Rijken Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute
Auteurs:
Arieke Rijken en Francesco Billari
A central notion of the Second Demographic Transition theory is that the increasing importance of individual autonomy and self-fulfillment lead to postponement of childbearing. We investigate this notion in a cross-national perspective; assuming that the association between people´s need for autonomy (self-direction, stimulation and hedonism) and their timing of childbearing depends on the welfare context. The more parents freedom is reduced by having children, the stronger this association. In countries where the state reduces the restrictions that having children brings about, we expect this association to be weaker or non-existent: In such a context having children interferes less with pursuing goals such as hedonism and self-direction. Therefore, the effect of autonomy values on the timing of childbearing is expected to be weaker and there is less need to adjust one's values after childbearing. Multilevel analyses are conducted using Wave 3 of the European Social Survey (2006), with 40.000 respondents nested in 25 countries. At the country level, we operationalize the welfare context as the social expenditures on families and children as percentage of the GDP. Analyses confirm our hypothesis that the higher these social expenditures, the weaker the association between people´s need for autonomy and their ideal as well as their actual timing of first birth. Gender differences are also discussed.
Nederlandse Demografiedag 2011
62
Sessie 3d (EN): Fertility 15:45 - Kanunnikenzaal Voorzitter: Melinda Mills Work, fertility and uptake of family policies: an exploration of socio-economic differentials in Europe Naam: Organisatie:
Karel Neels Departement Sociologie, Universiteit Antwerpen
Auteurs:
Karel Neels
Since the early 1970s postponement of family formation has pushed period fertility below replacement levels in an increasing number of countries in Europe. As a result, recuperation of fertility at older ages is now considered as an important factor determining long term population trends. The institutional context is viewed as an important determinant of fertility recuperation as it shapes the opportunity costs of family formation. This contribution uses data from the Generations and Gender Survey to explore cross-country differentials in the effects of age, education, relationship status, number and age of children in the household on the employment status of women aged 18-49 and links this to uptake of formal childcare. Consistent with the literature, the results indicate that employment of mothers is subject to substantial variation across countries particularly when young children are present in the household and that this variation corresponds to differential uptake of formal childcare arrangements. Countries are further shown to differ substantially with respect to the magnitude of educational differentials in uptake of childcare arrangements and patterns of employment. Although frequently overlooked, the results indicate that socioeconomic differentials in uptake are a relevant aspect in considering the effects of family policies on fertility.
Nederlandse Demografiedag 2011
63
Sessie 3e (NL): Sterfte 15:45 - Belle van Zuylenzaal Voorzitter: Andries de Jong Regionale verschillen in sterfte verklaard Naam: Organisatie:
Rob Loke Planbureau voor de Leefomgeving
Auteurs:
Rob Loke en Andries de Jong
Voor de nationale bevolkings- en huishoudensprognoses die worden gemaakt door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is inzicht in regionale verschillen in sterfte erg belangrijk. Het is bekend dat diverse demografische, culturele, sociaaleconomische en geografische variabelen een belangrijke rol kunnen spelen bij de verklaring van regionale verschillen in levensverwachting. Het PBL heeft verschillende multivariate regressiemodellen opgesteld en geschat waarmee de levensverwachtingen voor mannen en vrouwen in regio's (gemeentes) aan de hand van diverse achtergrondvariabelen kunnen worden verklaard. De modellen vergroten het inzicht in de regionale verschillen in sterfte. De modelleringsuitkomsten die zullen worden gepresenteerd dragen er toe bij dat door het PBL en het CBS betere veronderstellingen opgesteld kunnen worden over sterfte op regionaal nivo. In de presentatie zal er speciale aandacht worden geschonken aan de gehanteerde methodiek.
Nederlandse Demografiedag 2011
64
Sessie 3e (NL): Sterfte 15:45 - Belle van Zuylenzaal Voorzitter: Andries de Jong The longevity of visual artists in the Low Countries through the ages Naam: Organisatie:
Frans van Poppel Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute
Auteurs:
Frans van Poppel, Dirk van de Kaa en Govert Bijwaard
There is little reliable information about the pattern of mortality in the Netherlands before the middle of the nineteenth century. Researchers have based studies of long-term trends in mortality in adult and old ages on data, containing information on mortality of better-off sections of the population. Information on visual artists in the Low Countries can provide a better indicator of mortality changes in the general population during the centuries than the nobility data can. The dataset was built by the Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) and contains information of some 16 000 artists. In the paper we describe the available information on the duration of life in the Netherlands from the earliest date on. Next we present information on the social position of artists, and on the data collected in the database. We discuss the statistical methods which were applied to overcome the problems caused by left and right interval censoring of dates of birth and death and present estimates of life expectancy at age twenty for birth cohorts from the sixteenth century on.
Nederlandse Demografiedag 2011
65
Sessie 3e (NL): Sterfte 15:45 - Belle van Zuylenzaal Voorzitter: Andries de Jong Dutch comparability ratios based on time series analysis for the change of ICD9 to ICD10 in coding causes of death Naam: Organisatie:
Ronald van der Stegen Centraal Bureau voor de Statistiek
Auteurs:
Ronald van der Stegen, Fanny Janssen, Peter Harteloh, Jan Kardaun en Wiet Koren
Possible shifts of cases over the different causes of death which may occur at a revision of the International Classification of Diseases (ICD) hinder the construction of time trends in cause-specific mortality. An often used, albeit labor-intensive, approach to deal with ICD coding changes is a bridge or double coding study. Such a study was not conducted when Statistics Netherlands introduced the ICD10 in 1996. We examined and validated a time series approach as an alternative for bridge coding studies by calculating comparability ratios (CRs) for 17 ICD10 chapters with respect to the ICD9 in the Netherlands. The Dutch ICD9-ICD10 CRs showed relatively large discontinuities for blood diseases (CR=0,5) and diseases of nervous system (CR=1,4). Others are close to 1 (not significant). We validated our method by comparing CRs of Italian and Canadian bridge coding studies with our findings. Our method results in a consistent solution across causes of death, provides the accuracy of the shift, is less sensitive to coincidental fluctuations and can be easily applied to other countries. However, several years of registration are needed after a coding change to accurately assess its effect.
Nederlandse Demografiedag 2011
66
Sessie 3e (NL): Sterfte 15:45 - Belle van Zuylenzaal Voorzitter: Andries de Jong Cause-specific mortality trends in the Netherlands (1950-2008) corrected for coding changes Naam: Organisatie:
Wiet Koren Centraal Bureau voor de Statistiek
Auteurs:
Wiet Koren, Fanny Janssen, Peter Harteloh, Jan Kardaun en Ronald van der Stegen
Statistics Netherlands publishes cause of death (CoD) statistics from 1901 to date. Research in cause-specific mortality trends is hampered by artificial shifts in frequencies, caused by successive revisions of the International Classification of Diseases (ICD) and local coding rules. This study aims at the reconstruction of the Dutch CoD time series of a selected number of causes in the period 1950-2008. A concordance table was established for ICD6 to ICD10 using nosology, medical knowledge and literature. Statistically significant shifts were automatically detected and quantified at ICD transition years and inbetween transitions by a state space model in STAMP software. In 117 resulting time series 182 shifts were detected, 61 of which were related to ICD transitions. Corrections proposed by STAMP were implemented with caution. Considerations were a maximum variance in time series, therefore excluding series below 40 cases per year. Large shifts were only corrected for, if nosologically sound and in line with medical knowledge. In one third of the shifts, corrections were actually implemented. Causes of death with historically poor diagnosis and changes in the propensity to report are more likely not corrected. Removal of artificial CoD shifts will aid the adequate study of causespecific mortality trends, as is demonstrated by the comparison of causespecific mortality trends before and after correction for coding changes.
Nederlandse Demografiedag 2011
67
Postersessie Scriptieprijs Foyer The Role of the Availability of Attractive Alternative Partners in Union Dissolution Naam: Organisatie:
Tali Spiegel Utrecht University
Auteurs:
Tali Spiegel
In this thesis we answer the following questions: What is the effect of the availability of attractive alternative partners on the likelihood of union dissolution? And does the effect differ for cohabiting and married couples? We make use of the Social Statistical Database (SSB) provided by Statistics Netherlands, which is an integrated, longitudinal database of numerous registers and surveys. These data consist of information about the sex composition in each partners marriage market namely: the neighborhood and the workplace. Event History models are used in order to make predictions about the risk that the availability of attractive alternative partners poses on couples likelihood of union dissolution. We find results suggesting that the availability of attractive alternative partners does increase the likelihood of union dissolution, however not linearly. Additionally we find little support that this effect is larger for cohabiting than married couples.
Nederlandse Demografiedag 2011
68
Postersessie Scriptieprijs Foyer De invloed van veranderde richtlijnen op gebruikersprevalenties van benzodiazepine en statine: leeftijd, periode en cohort effecten. Naam: Organisatie:
Maarten Bijlsma Rijksuniversiteit Groningen
Auteurs:
Maarten Bijlsma, Jens Bos, Lolkje De Jong van den Berg, Eelko Hak en Fanny Janssen
The objective of this study it to examine the effect of guideline changes on the user prevalence of benzodiazepine and statin. We used drug dispensing data from community pharmacies covering 500,000 persons (IADB.nl) for persons aged 18 to 85 in the Netherlands in the period 1994-2008. First, we compared age specific prevalences plotted by period (age-period plots) with age specific prevalences plotted by cohort (age-cohort plots). Secondly, we specified an APC-model. The results show that the number of persons with a minimum of one benzodiazepine prescription, per 1000 population, decreases with time. The use of benzodiazepine remains stable within cohorts, possibly because of addictive effects. Older cohorts have more users than younger cohorts. The number of persons with a prescription for statin, per 1000 population, increases over the period 1994 - 2008. The increase becomes stronger after the year 2000, when the Health Council advises to prescribe preventively. A change in age restriction guidelines allows more older individuals to use, but the peak of statin users, which shifts to older ages with time, seems more strongly tied the ageing of the 1930 cohort. Conclusion :the combined examination of period, age and cohort patterns provides additional insight for both benzodiazepine and statine, and can aid the description, explanation and prediction of trends in drug use.
Nederlandse Demografiedag 2011
69
Postersessie Scriptieprijs Foyer Socialisation and selectivity in migrant fertility. The case of Russian migrants in Estonia Naam: Organisatie:
Liili Abuladze University of Groningen
Auteurs:
Liili Abuladze, Arieke Rijken en Leo van Wissen
Foreign-origin population fertility has usually been analysed by comparing first generation immigrants to the native population of the host country. The current study looks at the timing of first and second births, comparing four groups: first and second generation immigrant Russians in Estonia, the Estonian native population, and the Russian population in Russia. Estonia provides an interesting case where immigration processes occurred slightly earlier than in other Western European countries, and the country has a relatively large immigrant population (with approximately 32% of the total population). The aim is to test effects of migration on fertility and to observe possible demographic convergence of immigrants fertility to the native population's behaviour.The Gender and Generation Survey data used in the current study provides an opportunity to analyse all four groups with comparable data from two countries. This also adds to the current research on the topic by using data which includes life history approach. Cox regression models of the timing of first and second birth will be conducted, including male and female respondents from each of the four groups, born between 1924 and 1983.
Nederlandse Demografiedag 2011
70
Postersessie Scriptieprijs Foyer Life into a New Culture. Nature of Adjustment of Bangladeshi Immigrants in the Netherlands Naam: Organisatie:
Kazi Shek Farid University of Groningen, Bangladesh Agricultural University
Auteurs:
Kazi Shek Farid
Adjustment into a new culture is of crucial importance for the immigrants to lead a meaningful life in that culture. The present study examines adjustment experiences of Bangladeshi immigrants in the Netherlands in terms of three concepts such as socio-cultural, psychological, and economic adjustment followed by an assessment of important factors of adjustment. A qualitative research approach is adopted where data are collected through in-depth interviews conducted among 14 participants, who are directly or indirectly related with restaurant business. Data are analyzed by MAXQDA qualitative data analysis software. Findings show that Bangladeshi immigrants maintain socio-cultural relationship with the people sufficient to lead normal daily lives as they do hardly face any problem. Despite some problems of cultural differences, psychologically they are happy with their well-being, as almost all of their expectations have been fulfilled. They are economically adjusted because of the fulfilment of their economic expectations. The immigrants identify Dutch language skill, citizenship, knowledge on Dutch custom, and ability to interact with people as the important factors of adjustment. However, their interaction with Dutch is limited. Therefore, it can be said that attention is needed to integrate immigrants with the mainstream of the Dutch society.
Nederlandse Demografiedag 2011
71
Postersessie Scriptieprijs Foyer Een oppas voor opa. - Een studie naar de informele zorgbereidheid ten aanzien van ouderen in een vergrijzende samenleving. Naam: Organisatie:
Jorik Vergauwen Universiteit Antwerpen
Auteurs:
Jorik Vergauwen en Karel Neels
De combinatie van vergrijzing en ontgroening ingevolge twee demografische transities leidt in Europa tot een ongeziene veroudering van de leeftijdsstructuren. Deze ontwikkeling genereert allerlei maatschappelijke repercussies. Zo wordt verwacht dat, zelfs bij een compressie van het aantal ongezonde levensjaren aan het levenseinde, de zorgvraag zal stijgen wegens een toegenomen risicopopulatie aan ouderen. Gegeven de essentiële rol van informele zorg in ouderenzorg, is deze praktijk van cruciaal belang voor de stijgende zorgvraag. Er rijzen echter vragen omtrent het zorgpotentieel en de zorgbereidheid in de informele zorgverstrekking. Enerzijds dreigt het zorgpotentieel op lange termijn te krimpen, aangezien dit wordt geconditioneerd door demografisch gedrag van de voorbije decennia. Anderzijds bestaat er vanuit theoretisch standpunt de vrees dat waardeverschuivingen (i.e. nadruk op zelfexpressie en autonomie) de solidariteit tussen generaties zullen verzwakken. Om dit te onderzoeken (op basis van gegevens van de Generations and Gender Surveys) wordt aan de hand van beschrijvende figuren en logistische regressieanalyse nagegaan hoe informele zorgbereidheid varieert in functie van land, leeftijdsgroep, familiesamenstelling, opleiding, arbeidsmarktpositie en waardeoriëntaties. Onze bevindingen stellen dat de effectieve toename van de zorgvraag en de afname van het zorgpotentieel van grotere betekenis zijn vermits geen empirisch bewijs voor de theoretische hypothese betreffende zorgbereidheid is gevonden.
Nederlandse Demografiedag 2011
72
Postersessie Scriptieprijs Foyer Seks en Bevolking: Daar zijn er twee voor nodig Naam: Organisatie:
Myriam Hemsteede Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Population Research Centre (PRC)
Auteurs:
Myriam Hemsteede
After the ICPD in 1994 the focus within the population field shifted from demographic targets towards individuals with sexual, reproductive rights and health (SRRH). Working with the concept of SRRH for 16 years, the question arises whether sex and population issues have become more integrated. Research aim: Describe the current state of research in the combined field of sex and population, to provide an overview and stimulate discussion on what ‘the field’ is about, what not and what it could be about. Research questions: How much and what kind of research has recently been conducted in this combined field (focusing on topics, theories, methods, units of analysis and geographical locations)? Methods: Systematic database search and qualitative text analysis. Databases (Popline, JSTOR) were searched for the hits combining specific search terms on both population and sexuality issues. From a sample of 96 publications the abstracts were analyzed to identify the research structure. Main Findings: Not much (empirical) research combined both topics. Focus is mainly on women and health. Many different developing countries are considered, but attention for cultural differences is marginal. Recommendations: Adopt a more critical, contextualized, inclusive and broader approach in population and SRRH research and policy.
Nederlandse Demografiedag 2011
73
Postersessie Scriptieprijs Foyer A different place for different people? - Inequalities in the Effect of the Urban Neighbourhood on Residents Socioeconomic Status Naam: Organisatie:
Emily Miltenburg Universiteit van Amsterdam
Auteurs:
Emily Miltenburg
Researchers on both sides of the Atlantic have found significant evidence for the argument that the neighbourhood in which one lives has a substantial impact on one's chances in life. More recently, some reviewers of the literature have warned against the self-evidence of assuming a uniform effect of the neighbourhood environment across all residents, as the residential area might in fact affect some people more than others. In this paper, we empirically and theoretically expand on this concern. Are there differences between residents in the degree the socioeconomic status of a neighbourhood influences their socioeconomic position? The classical assumption is that the impact of socioeconomic characteristics of other residents in the neighbourhood is prevalent in explaining somebody's socioeconomic status. However, some residents have sources of support that extend beyond the neighbourhood and they might therefore be less sensitive to neighbourhood attributes. This question is investigated with a multi-level model in 18 neighbourhoods in six European cities. We found that the negative effect of a deprived neighbourhood is strongest for residents who have solely intra-neighbourhood social contacts. Residence seems to matter for one's socioeconomic status, but the stronger the relational embeddedness in the neighbourhood the more this is the case.
Nederlandse Demografiedag 2011
74
Postersessie Scriptieprijs Foyer Bounded Rationality: Perceptions of Contraceptives of Adolescents in Uganda Naam: Organisatie:
Billie de Haas Rijksuniversiteit Groningen
Auteurs:
Billie de Haas en Inge Hutter
This paper explores adolescents knowledge of sexual health issues and how this knowledge relates to their intention to engage in safe sexual behaviour. Ten in-depth interviews and six focus group discussions were conducted with adolescents aged 15-19 at a mixed secondary school in the capital Kampala in April-May 2008. The findings show that most participants intend to abstain until marriage because they believe abstinence is the best option to protect themselves from pregnancies and HIV/AIDS. Many participants believe contraceptives are not reliable or they fear the side effects. Several participants seem to have incorrect information about contraceptives, which they claim to be receiving from teachers and health counsellors visiting their school. This bounded rationality can potentially lead adolescents to take unhealthy decisions, for instance to have sexual intercourse without protection.
Nederlandse Demografiedag 2011
75
Postersessie Scriptieprijs Foyer Ontgroening in Hongarije na 1990: een analyse naar de effecten van toenemende onderwijsparticipatie, economische omwentelingen en varierend sociaal beleid. Naam: Organisatie:
Jonas Wood Universiteit Antwerpen
Auteurs:
Jonas Wood
De economische en financiele crisis die Hongarije in 2008 trof, wakkerde de interesse in economische effecten op vruchtbaarheidscijfers weer aan. Populatievermindering is een gevoelig punt en pronatalistisch beleid kleurt de Hongaarse gescheidenis. De literatuur suggereert dat dit beleid nauwelijks effect heeft, dat macro-economische indicatoren als BNP de impact van economische conjunctuur niet voldoende meten en dat effecten steeds verschillen naar leeftijd, gender en sociaal-economische positie. De paper wijst op het belang onderscheid te maken tussen tempo en kwantum van vruchtbaarheid zodat men een duidelijk beeld krijgt van uitstel versus afstel. Gebruik makende van de Hungarian Gender and Generations Survey analyseren we de effecten van een toegenomen onderwijsparticipatie, economische fluctuaties en schommelingen in beleidscontext op de overgang naar ouderschap tussen 1970 en 2003. Naast verwachte resultaten betreffende de onderwijsparticipatie bieden de bevindingen empirische steun aan een inkomenseffect van prijswijzigingen op de vruchtbaarheidscijfers. Omtrent beleid stellen we vast dat de voorziening van opvang voor kinderen significante invloed heeft op de demografische gedragingen en dat monetaire maatregelen anderzijds op hun effecten laten wachten. Verder stratificeert dit onderzoek de resultaten steeds naar geslacht, leeftijd en sociaal-economische positie en wijzen we op de belangrijkste valkuilen wat betreft demografisch onderzoek over de val van het communisme heen.
Nederlandse Demografiedag 2011
76
Postersessie Scriptieprijs Foyer Social networks and social well-being Naam: Organisatie:
Sanne Visser Rijksuniversiteit Groningen
Auteurs:
Sanne Visser, Ajay Bailey en Louise Meijering
Migration into a new society brings a lot of adjustments to the lives of migrants. The aim of this paper is to explain how social networks play a role in the social well-being of the Ghanaian migrants in the Netherlands. To observe whether and how social networks influence social well-being of Ghanaian migrants, seventeen in-depth interviews were conducted. Furthermore, the social networks of Ghanaian migrants were observed in a Ghanaian shop and during a church service. The study shows that the connection to other migrants with a similar background and connection to the church play a large role in positive social well-being among the participants.
Nederlandse Demografiedag 2011
77
Postersessie Scriptieprijs Foyer Onoverkoombare verschillen? Interetnisch huwelijk en echtscheiding in Nederland, 1995-2008 Naam: Organisatie:
Sanne Smith Universiteit Utrecht
Auteurs:
Sanne Smith, Ineke Maas en Frank van Tubergen
This study uses population data of the Netherlands (municipality registers) between 1995 and 2008 to describe and explain the occurrence of divorce among recently newlywed interethnic and mono-ethnic couples (N = 116,745). In line with homogamy theory, divorce risks are higher for interethnic couples, in particular if the spouses were born and raised in countries that are culturally distant from each other. In addition, the effect of cultural distance is smaller for second generation immigrants than for first generation immigrants. There is no evidence for a higher divorce risk among Black-White marriages. In line with convergence theory, results show that the higher the divorce propensity in the wife’s origin country, the higher the divorce risk of a couple is.
Nederlandse Demografiedag 2011
78