Aanvulling Motorfiets
theorieboek rijbewijs A voor 5e en 6e druk De mogelijkheid bestaat dat er bij afbeeldingen van verkeersborden de kleuren rood en blauw gescheiden zijn door een witte bies en de borden met een rode rand voorzien zijn van een smalle witte buitenrand. Deze verandering wordt in de loop van de tijd doorgevoerd en is o.a. voor de kleurenblinden een enorme stap voorwaarts; de zichtbaarheid van het verkeersteken wordt enorm vergroot.
Aanvulling pag 49: Verkeer in tegenovergestelde richtingen Doorgetrokken strepen worden vaak gebruikt tussen rijstroken voor verkeer in beide richtingen. Volgens de hoofdregel mag je die streep niet naar links overschrijden en mag je je niet links daarvan bevinden. Je komt deze doorgetrokken streep vaak tegen op onoverzichtelijke weggedeelten, waar inhalen of afslaan gevaarlijk is. Op doorgaande wegen, waar tegengestelde verkeersstromen over grotere afstanden uit elkaar gehouden moeten worden, zie je nog wel eens twee doorgetrokken strepen naast elkaar, met een meer of minder grote tussenruimte (zie de volgende bladzijden). Die tussenruimte kan groen zijn gemaakt. Je ziet er ook wel allerlei vormen reflectoren en/of kunststof flappen. Dat wordt allemaal gedaan om de afstand tussen de tegengestelde verkeersstromen wat groter te maken en daarmee de veiligheid te bevorderen. Hier geldt de derde uitzondering op de hoofdregel: gaat het om een enkele doorgetrokken streep en bevindt zich aan de rechter kant daarvan een onderbroken streep (zie onder ‘Combinatiestreep’ hierna) dan mag je de doorgetrokken streep wèl overschrijden. Tegenliggers mogen dat dan niet, voor hen ligt de onderbroken streep immers aan de linkerkant van de doorgetrokken streep. Als je gaat inhalen moet je er op bedacht zijn dat de onderbroken streep over kan gaan in een doorgetrokken streep. En naast die streep mag je je niet links bevinden. Anticipeer daar dus op. Dat kan door te letten op een zogenaamde waarschuwingsstreep. Waarschuwingsstrepen worden aangebracht op die plaatsen waar overschrijding van de doorgetrokken streep een meer dan normaal risico met zich mee brengt. Als een onderbroken streep overgaat in een doorgetrokken streep wordt het laatste gedeelte van de onderbroken streep uitgevoerd als waarschuwingsstreep. Ook kan de waarschuwingsstreep zelfstandig worden toegepast. Bijvoorbeeld bij gevaarlijke kruispunten en in slecht overzichtelijke bochten. De waarschuwingsstreep wordt aangebracht in de verhouding 3:1 (9 m streep en 3 m onderbreking, of 3 m streep en 1 m onderbreking, normaal is die verhouding andersom). Anticipeer op een waarschuwingsstreep!
Aanvulling op Vraag 8 antwoord A A. Ja, zolang de blokmarkering duurt en er geen pijlen op het wegdek staan. Toevoeging op pagina 67 Wegdek Het wegdek is niet altijd comfortabel voor motorrijders. Soms is het zelfs gevaarlijk. Daarbij kan je denken aan spoorvorming (veroorzaakt door zwaar verkeer) en bij wegwerkzaamheden als er sleuven in de langsrichting van het wegdek zijn gefreesd. Ook komt het voor dat er bij hoge temperaturen een soort filmlaagje op het wegdek kan komen. Het wegdek wordt dan gladder. Dat kan vooral in bochten en bij nog koude banden voor problemen zorgen. Probeer op dergelijke situaties te anticiperen. Aanvullingop pagina 101 Eénrichtingswegen Op een éénrichtingsweg ga je bij het links afslaan helemaal naar links voorsorteren, dus zo dicht mogelijk langs de trottoirband. Je herkent de éénrichtingsweg aan het blauwe, vierkante bord C3, of, als je er vanuit een zijstraat inrijdt, aan het blauwe rechthoekige bord C4.
1
Bord C 3
Bord C 4
Een (volledige) éénrichtingsweg.
Een (volledige) éénrichtingsweg.
Een beperkte éénrichtingsweg.
Er zijn ook beperkte éénrichtingswegen. Regelmatig komt het voor dat bijvoorbeeld fietsers en bromfietsers zo’n weg wel in beide richtingen mogen berijden. Deze uitzondering wordt door middel van een wit onderbord aangegeven. In een dergelijk geval moet je bij het links afslaan tegen de (denkbeeldige) wegas voorsorteren.
Aanvullende vraag pagina 118 Je parkeert je motorfiets op deze plaats. Mag dat? Ja Nee Nee. Zowel het rijden als het parkeren (gebruiken) is daar verboden. Verandering in de maximum snelheid pagina 132 Autosnelweg Na een aantal experimenten m.b.t. de snelheid op autosnelwegen is de maximumsnelheid (norm) 130 km per uur. Op autosnelwegen waar deze snelheid niet mogelijk is, bijvoorbeeld i.v.m. het milieu of de verkeersveiligheid, zal een lagere snelheid gelden, bijvoorbeeld 100 of 120 km per uur. Dat wordt dan door borden aangegeven. Er zijn ook plaatsen waar de maximumsnelheid alleen een deel van de dag (bijvoorbeeld ’s nachts) naar 130 km per uur gaat. Ook deze beperking zal dan door borden worden aangegeven. Autoweg De maximumsnelheid op autowegen is 100 km per uur. Rijden met een snelheid die de 100 km te boven gaat kan bijzonder riskant zijn. Je wordt immers doorlopend geconfronteerd met tegemoetkomend en kruisend verkeer. Bovendien zouden er bestuurders kunnen rijden met een snelheid van rond de 50 km per uur, waardoor het snelheidsverschil alleen nog maar groter wordt. Aanhangwagen en zijspanwagen Het is natuurlijk ook mogelijk dat je na het behalen van je motorrijbewijs met een aanhangwagen of zijspanwagen op de auto(snel)weg gaat rijden. Voor motorfietsen met een aanhangwagen geldt op autosnelwegen en op autowegen een maximumsnelheid van 90 km per uur. Voor motorfietsen met zijspan geldt geen speciale limiet. Dat is dus 130 km per uur op de autosnelweg en 100 km per uur op de autoweg, of zoveel lager als door borden is aangegeven. Tijdelijke verlaging snelheid Bij een ernstige verstoring van de olieaanvoer kan de overheid bepalen dat voor motorvoertuigen op autosnelwegen en autowegen een afwijkende maximumsnelheid geldt van 90 km per uur. Deze regel is uiteraard niet van toepassing op vrachtauto’s, motorvoertuigen met aanhangwagen of autobussen, niet zijnde T100-bussen. Daarvoor blijft de regel van 80 km per uur gelden. Aanvulling op pagina 135 Gecombineerde invoeg- en uitrijstroken (weefstroken) De kruising tussen twee autosnelwegen noemen we een knooppunt. Al deze knooppunten hebben een naam gekregen. Op zulke knooppunten word je vaak geconfronteerd met zogenaamde ‘gecombineerde’ invoeg- en uitrijstroken, oftewel weefstroken. Denk bijvoorbeeld aan een knooppunt van wegen in de vorm van een klaverblad. Daar vind je vier weefstroken. Wat dan voor de één een invoegstrook is, is voor de ander een uitrijstrook. Goed samenspel is hier dus een allereerste noodzaak. Als je op zo’n strook rijdt zou je eigenlijk ogen rondom moeten hebben. Wees in elk geval duidelijk in wat je van plan bent. Als je de strook wilt blijven volgen en dus in principe weer uitvoegt, dan geef je richting aan naar rechts. Als je naar de doorgaande rijbaan wilt gaan dan zul je de richtingaanwijzer naar links moeten zetten. Ook hier geldt: geef vooraf je ogen goed de kost. Officieel is het zo dat van rijstrook veranderen een bijzondere manoeuvre is en dat je dan het overige verkeer voor moet laten gaan. Maar bij het weven doen beide bestuurders hetzelfde en moeten elkaar formeel voor laten gaan. Natuurlijk kan dat niet. In deze situatie is dan ook beslist dat de invoegende bestuurder de uitrijdende bestuurder voor moeten laten gaan.
2
Rijbewijs en kentekenpag. 152 t/m 162 vervangen door: Rijbewijs Het aanvragen van een rijbewijs doe je bij de balie van het Gemeentehuis in je woonplaats. Je kunt hier terecht voor: - Je eerste rijbewijs. - De vernieuwing van je rijbewijs. Na tien jaar moet het rijbewijs worden vervangen door een nieuw rijbewijs. Voor rijbewijzen van de categorieën C, D, CE en DE (vrachtwagen en bus) geldt een geldigheidsduur van 5 jaar en is bij verlenging een medische keuring verplicht. Daarnaast is een Eigen Verklaring nodig. - De vervanging van een gestolen of vermist rijbewijs. Hiervoor moet je eerst aangifte doen bij de politie. Het Nederlandse proces-verbaal moet je laten zien aan de medewerker van het Gemeentehuis. - De uitbreiding met een nieuwe categorie. Als je een aanvullende rijbevoegdheid hebt gehaald voor bijvoorbeeld een motorfiets of autobus, dan moet je rijbewijs worden vernieuwd. Ook hierbij is een medische keuring verplicht voor de categorieën C, D, CE en DE (vrachtwagen en bus). Daarnaast is een Eigen Verklaring nodig. - Vervanging bij beschadiging van een rijbewijs. - Vervanging met beperking (afgifte na ongeldig verklaring). Om verschillende redenen kan je rijbevoegdheid worden beperkt. Dat betekent dat de rijbevoegdheid voor een bepaalde categorie van voertuigen niet meer geldig is. Er moet dan een rijbewijs worden aangemaakt waarin de beperking is verwerkt. - Het omwisselen van een Nederlands militair rijvaardigheidsbewijs. Een militair rijvaardigheidsbewijs is niet algemeen geldend (bijvoorbeeld in het buitenland). De gemeente kan je militair rijbewijs omwisselen voor een normaal rijbewijs. - Het omwisselen van je buitenlands rijbewijs. Het beginnersrijbewijs Beginnende bestuurders lopen een groter risico bij een ongeval betrokken te raken. Dat komt vooral door het ontbreken van ervaring en het onderschatten van de verkeersrisico’s. Daarom krijgen zij het zogenoemde beginnersrijbewijs. Dit rijbewijs kunnen zij, naast de bestaande straf en/of boete, kwijt raken als zij binnen de eerste vijf jaar drie (wordt twee) zware verkeersovertredingen begaan. Daaronder wordt verstaan: Forse snelheidsovertredingen (snelheidsovertreding van meer dan 40 km/per uur op autosnelwegen of van meer dan 30 km/per uur op andere wegen). Het veroorzaken van een ongeval met dodelijk gevolg of zwaar letsel. Bumperkleven met een hoge snelheid. Gevaar of hinder in het verkeer veroorzaken. Materiële schade of lichamelijk letsel veroorzaken door het onjuist naleven van de verkeersregels. Verder gelden voor beginnende bestuurders bij rijden onder invloed van alcohol lagere percentages (0,2 promille) dan voor bestuurders met meer rijervaring. Het beginnersrijbewijs is ingevoerd om de verkeersveiligheid verder te verbeteren. Beginnende bestuurders zijn namelijk veel vaker bij verkeersongevallen betrokken dan ervaren rijders. Een groot deel van de beginners is jonger dan 24 jaar. Na drie (wordt twee) zware overtredingen wordt het rijbewijs geschorst en volgt een onderzoek dat bestaat uit een theoretische proef en een rijproef. Naast educatie staat de kwaliteit van het rijgedrag tijdens het onderzoek voorop. Als je voor één van de twee of voor beide proeven zakt, word je rijbewijs definitief ongeldig verklaard. Om weer in het bezit te komen van een rijbewijs moet opnieuw een theorie-examen en een praktijkexamen worden afgelegd. Als je als beginnende bestuurder wordt betrapt met een alcoholgehalte van meer dan 0,8 promille ben je verplicht een driedaagse EMA cursus bij het CBR te volgen (EMA staat voor Educatieve Maatregel Alcohol). Als je voor de tweede keer wordt betrapt op rijden onder invloed, geldt een promillage van 0,5. Alle kosten van de proeven, herexamens en de EMA cursus zijn uiteraard voor eigen rekening. Na een aaneengesloten periode van vijf jaar wordt het beginnersrijbewijs (stilzwijgend) automatisch omgezet naar een definitief rijbewijs. Het puntenrijbewijs Naast het beginnersrijbewijs is er ook een puntenrijbewijs voor alcoholovertreders ingevoerd. Dat houdt in dat iemand die in 5 jaar tijd twee keer door de rechter wordt veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol, zijn rijbewijs kwijt is en niet meer mag rijden. Deze overtreders krijgen voor elke eerste overtreding één punt en bij de volgende overtreding met een promillage van ten minste 1,3 het volgende punt, waarna het rijbewijs automatisch ongeldig wordt. Ook het weigeren om mee te werken aan een alcoholonderzoek levert een punt op. Na de periode van de rijontzegging moet je opnieuw rij-examen doen. Verwacht wordt dat er binnenkort (na invoering van de verplichte speekseltest) ook een puntenrijbewijs voor drugsovertreders wordt ingevoerd. Nieuwe rijbewijsregels Vanaf 19 januari 2013 gelden er nieuwe rijbewijsregels. Zij worden ingevoerd in verband met de implementatie van de derde Europese rijbewijsrichtlijn. Door deze richtlijn worden in alle landen van de Europese Unie de rijbewijsregels hetzelfde. Ook voor de categorie A zijn er aanpassingen. Motorrijbewijzen (categorie A) Het A-rijbewijs voor motoren en gemotoriseerde driewielers is opgedeeld in 3 categorieën: A1, A2 en A. - Categorie A1 (lichte motor): dit rijbewijs kan je halen vanaf de leeftijd van 18 jaar. - Categorie A2 (middelzware motor): als je 2 jaar een rijbewijs van de categorie A1 hebt, kan je het rijbewijs van de categorie A2 halen vanaf de leeftijd van 20 jaar.
3
- Categorie A (zware motor): als je 2 jaar een rijbewijs van de categorie A2 hebt, kan je het rijbewijs van de categorie A halen vanaf de leeftijd van 22 jaar. Je kunt voor categorie A ook rechtstreeks examen doen vanaf de leeftijd van 24 jaar. Schema’s rijbewijzen A Voor het rijbewijs A zijn enkele regels veranderd. In bijgaande schema’s is dat te zien. Situatie voor rijbewijscategorie A afgegeven voor 19-01-2013
Situatie voor rijbewijscategorie A afgegeven op of na 19-01-2013
(beperkt licht) Voertuig: motorfiets, maximaal 35 kW, minder dan 0,2 kW per kg en niet afgeleid van een voertuig met meer dan het dubbele vermogen.
Voertuig: motorfiets, maximaal 125 cc, maximaal 11 kW en minder dan 0,1 kW per kg of motorfiets met volledig elektrische aandrijving, maximaal 11 kW en minder dan 0,1 kW per kg of gemotoriseerde driewieler met maximaal 15 kW. Leeftijd: vanaf 17 jaar les, vanaf 18 jaar examen.
Leeftijd: vanaf 18 jaar.
Rijbewijs: 10 jaar geldig.
Rijbewijs: 10 jaar geldig.
Examen: theorie- en praktijkexamen.
Examen: theorie- en praktijkexamen. Opmerking: na 2 jaar rijbewijscategorie A-licht in bezit te hebben, verkrijgt de bestuurder automatisch categorie A. Situatie voor rijbewijscategorie A afgegeven voor 19-01-2013
Situatie voor rijbewijscategorie A afgegeven op of na 19-01-2013
Voertuig: motorrijwiel, maximaal 35 kW, minder dan 0,2 kW per kg en niet afgeleid van een voertuig met meer dan het dubbele vermogen. Leeftijd: vanaf 20 jaar. Rijbewijs: 10 jaar geldig. Examen: praktijkexamen. Opmerking: categorie A2 kun je alleen halen als je minstens 2 jaar in bezit bent van rijbewijscategorie A1. Er is dan alleen een praktijkexamen vereist.
(zwaar) Voertuig: motorrijwiel onbeperkt vermogen.
Voertuig: motorrijwiel onbeperkt vermogen of gemotoriseerde driewieler meer dan 15 kW
Leeftijd: vanaf 21 jaar.
Leeftijd: vanaf 22 jaar wanneer 2 jaar in bezit van rijbewijs A2 en vanaf 24 jaar bij rechtstreekse verkrijging. Rijbewijs: 10 jaar geldig.
Rijbewijs: 10 jaar geldig. Examen: theorie- en praktijkexamen.
Examen: zonder in bezit te zijn van rijbewijs A2 moet je het theorie- en praktijkexamen doen (vanaf 24jaar) of als je wel in bezit bent van categorie A2 doe je alleen het praktijkexamen. Opmerking: Na 2 jaar rijbewijscategorie A2 in bezit te hebben, verkrijgt de bestuurder niet automatisch categorie A. De bestuurder moet een praktijkexamen afleggen voor rijbewijscategorie A. Ook een bestuurder die minder dan 2 jaar in het bezit is van rijbewijscategorie A2 of alleen in het bezit is van rijbewijscategorie A1, kan vanaf zijn 24ste examen doen voor rijbewijscategorie A.
Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
4
Gemotoriseerde driewielers Vanaf 19 januari 2013 vallen de gemotoriseerde driewielers onder categorie A1 of A, afhankelijk van het vermogen van het voertuig. Voor het besturen van een gemotoriseerde driewieler met een maximumvermogen van 15 kW moet je rijbewijs A1 halen. Voor het besturen van een gemotoriseerde driewieler met een vermogen van meer dan 15 kW, dien je rijbewijs A te halen. Tip Bij de bepaling van de categorie voor de A-rijbewijzen is de ‘zwaarte’ van de motorfiets van belang. Deze gegevens staan vermeld op het kentekenbewijs en zijn opgenomen in het kentekenregister. Oude rechten Heb je een rijbewijs A (beperkt/licht) afgegeven vóór 19 januari 2013? De oude regels blijven van kracht. Zo krijg je na 2 jaar rijbewijs categorie A-licht in het bezit te hebben automatisch het rijbewijs voor de categorie A. Andere categorieën rijbewijzen Naast de rijbewijzen voor categorie A zijn er rijbewijzen voor diverse andere categorieën. Het rijbewijs AM is voor de bromfiets. Met het rijbewijs B mag je personenauto’s en lichte bestelauto’s (tot een maximummassa 3500 kg of maximaal 8 passagiers) met een lichte aanhangwagen besturen. Voor het trekken van zwaardere aanhangwagens is een rijbewijs BE vereist. Het rijbewijs C1 is voor het besturen van lichte vrachtauto’s (maximummassa tussen 3500 kg en 7500 kg). Voor vrachtauto’s met een maximummassa boven de 7500 kg heb je een rijbewijs C nodig. De rijbewijzen voor autobussen vallen in de categorie D. Rijbewijs D1 is voor kleine autobussen van maximaal 8 m lang en maximaal 16 passagiers. Voor grote autobussen heb je rijbewijs D nodig. Ook voor de rijbewijzen C1, C, D1 en D kan je een E rijbewijs halen voor het trekken van een aanhangwagen achter deze voertuigen. Middels het project begeleid autorijden is het al mogelijk om vanaf 17 jaar onder begeleiding een personenauto te besturen. De precieze voorwaarden voor het besturen van bovenstaande voertuigen leer je als je voor die rijbewijzen wordt opgeleid. Beperking rijbewijs Als je voor een van de categorieën A, B, C of D met goed gevolg een praktijkexamen hebt afgelegd in of op een ‘automaat’ (motorvoertuig met een automatische koppeling of versnelling), dan krijg je een rijbewijs dat alleen geldig is voor een ‘automaat’ voor de desbetreffende categorie. Deze beperking wordt in het rijbewijs aangetekend. De beperking van de rijbewijzen A, B, C of D kan door een nieuw praktijkexamen voor een van de categorieën A, B, C of D met een handgeschakeld motorrijtuig worden opgeheven. Dat betekent bijvoorbeeld ook dat als je rijbewijs B ‘automaat’ hebt en je legt -met goed gevolg- een praktijkexamen af met een handgeschakelde vrachtauto of autobus, dan vervalt de automaatbeperking bij rijbewijs B. De automaatbeperking bij rijbewijs A kan uitsluitend worden opgeheven door een, met goed gevolg afgelegd, praktijkexamen met een handgeschakelde motorfiets. Als je door een lichamelijke handicap alleen een, aan de handicap, aangepast motorvoertuig kunt besturen, wordt na een met goed gevolg afgelegd praktijkexamen, een rijbewijs afgegeven dat alleen geldig is voor het besturen van een aan die handicap aangepast motorvoertuig. De codering van eventuele beperkingen/vermeldingen wordt op het rijbewijs vermeld. Als je bij de aanvraag voor een praktijkexamen een Geneeskundige Verklaring indient, waarop is vermeld dat je alleen met een bril of contactlenzen naar behoren een voertuig kunt besturen, krijg je na een met goed gevolg afgelegd praktijkexamen, een personenautorijbewijs met een aantekening dat je tijdens het rijden een bril of contactlenzen moet dragen. Zorg er ook voor dat je altijd een reservebril bij je hebt. Eventuele andere beperkingen zoals uitsluitend te mogen rijden in een bepaalde regio of de verplichting tot het laten aanbrengen van bepaalde kunst- of hulpmiddelen, worden ook op het rijbewijs vermeld. Geldigheidsduur rijbewijs Een rijbewijs dat is afgegeven aan een aanvrager die de leeftijd van 60 jaar nog niet heeft bereikt, is geldig voor de duur van tien achtereenvolgende jaren, gerekend vanaf de dag van afgifte. Dat geldt niet voor rijbewijzen van de categorieën C en D. Die rijbewijzen zijn vanaf 9 januari 2013 vijf jaar geldig. Voor mensen die reeds een rijbewijs C of D bezitten gaat de nieuwe regel in na verlenging van hun rijbewijs. Een rijbewijs, dat is afgegeven aan een aanvrager vanaf 60 jaar die nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, is geldig vanaf de dag van afgifte tot de dag waarop de leeftijd van 70 jaar is bereikt. Een rijbewijs dat is afgegeven aan een aanvrager vanaf 65 jaar is geldig voor de duur van vijf achtereenvolgende jaren, gerekend vanaf de dag van afgifte. Na de leeftijd van 70 jaar zal bij de aanvraag voor verlenging een verklaring van geschiktheid overlegd moeten worden.
5
Beperking geldigheidsduur rijbewijs Een kortere geldigheidsduur is mogelijk als een redelijke grond bestaat voor het vermoeden dat je over een zodanige geestelijke of lichamelijke gesteldheid beschikt dat een kortere termijn noodzakelijk is. De geldigheidsduur kan dan worden beperkt vanaf de dag van afgifte tot de dag waarop de termijn verstrijkt waarvoor je naar verwachting geschikt zal zijn voor het besturen van motorrijtuigen. Verlies geldigheid Het rijbewijs verliest zijn geldigheid onder meer: - door afgifte van een nieuw rijbewijs dan wel een vervangend rijbewijs; - door omwisseling tegen een rijbewijs dat aan de houder door het daartoe bevoegde gezag in het buitenland is afgegeven, voor de categorie of categorieën van motorrijtuigen waarop de omwisseling betrekking heeft; - gedurende de tijd dat aan de houder de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd; - door het onbevoegd daarin aanbrengen van wijzigingen; - door het overlijden van de houder; - door ongeldigheidsverklaring voor de categorie of categorieën waarop de ongeldigheidsverklaring betrekking heeft. Als een geldig rijbewijs versleten is of geheel of gedeeltelijk onleesbaar is geworden, kan een nieuw rijbewijs worden afgegeven. Dat geldt ook in geval van verlies van het rijbewijs. Een versleten of geheel of gedeeltelijk onleesbaar rijbewijs verliest zijn geldigheid en moet worden ingeleverd. Verbod motorrijtuigen besturen Het is verboden een motorrijtuig te besturen bij: - ontzegging van de rijbevoegdheid door een rechterlijke uitspraak of strafbeschikking; - ongeldigverklaring van categorie of categorieën van het rijbewijs (rijden tijdens rijonderricht of examen is toegestaan); - invordering van het rijbewijs bij geestelijke of lichamelijke ongeschiktheid (rijden tijdens gevorderde rijproef is toegestaan); - schorsing van de rijbevoegdheid (rijden tijdens gevorderde rijproef is toegestaan); - invordering van het rijbewijs bij: • geconstateerd alcoholgebruik van meer dan een AAG van 570 microgram per liter uitgeademde lucht of een BAG van 1,3 promille. • geconstateerd alcoholgebruik van meer dan een AAG van 350 microgram per liter uitgeademde lucht of een BAG van 0,8 promille (voor beginnende bestuurders). • weigering ademanalyse of bloedonderzoek. • overschrijding maximumsnelheid meer dan 50 km per uur bij auto’s. • overschrijding maximumsnelheid meer dan 30 km per uur bij bromfietsen. • in gevaar brengen verkeersveiligheid; - invordering of inneming van het rijbewijs op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
Kenteken en kentekenbewijs Voor motorvoertuigen en bromfietsen geldt een kentekenplicht. Dat geldt dus ook voor de motorfiets. Daarom dient er aan jou, als eigenaar of houder van de motorfiets, een kenteken te zijn opgegeven. Van dit kenteken wordt een kentekenbewijs afgegeven. Gehandicaptenvoertuigen, landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid en de door deze voertuigen voortbewogen aanhangwagens zijn vrijgesteld van de kentekenplicht. Zowel de eigenaar/houder als de bestuurder is tijdens het rijden verantwoordelijk voor de regels m.b.t. het kenteken en het kentekenbewijs. Voor het op de weg laten staan van het motorrijtuig (en de eventuele aanhangwagen) ben je alleen als eigenaar en houder verantwoordelijk. De motorfiets dient overeen te komen met de gegevens in het kentekenbewijs. Het voertuigidentificatienummer moet in het chassis of frame zijn ingeslagen en moet goed leesbaar zijn. Kentekenbewijs Het kentekenbewijs dient: - te voldoen aan de vastgestelde eisen inzake inrichting en uitvoering; - zijn geldigheid niet te hebben verloren; - niet te zijn ingevorderd; - behoorlijk leesbaar te zijn. Het kentekenbewijs bestaat uit twee delen. Het eerste deel is onderverdeeld in een voertuigbewijs (deel 1A) en een tenaamstellingsbewijs (deel 1B).
6
In het onderdeel rijbewijzen heb je kunnen lezen dat er verschillende rijbewijzen A zijn. Op het voertuigbewijs kun je lezen of de motorfiets valt onder de soort waarvoor jij het rijbewijs hebt gehaald. A B C D E
-
kentekennummer; voertuigsoort; identificatienummer; het vermogen; het vermogen per kg (ledige) massa; F - datum van eerste toelating.
A B
C D E F
Op het tenaamstellingsbewijs vind je de persoonsgegevens van de eigenaar.
Het tweede deel van het kentekenbewijs is het overschrijvingsbewijs. Dat moet apart worden bewaard; het wordt alleen gebruikt om het voertuig door te verkopen.
Het is niet toegestaan te rijden als je het kentekenbewijs niet bij je hebt. Als de politie erom vraagt moet je het (originele) kentekenbewijs kunnen tonen. Het kentekendocument is redelijk fraudebestendig. Om ook knoeien met kentekenplaten te voorkomen is het systeem ‘Gecontroleerde Afgifte en Inname van Kentekenplaten’ (GAIK) ingevoerd. De GAIK-kentekenplaat met het EU-symbool heeft unieke codes die frauderen sterk bemoeilijkt. Het kentekenbewijs van je motorfiets kan ongeldig worden verklaard, ondermeer als je de wegenbelasting niet betaalt, als de motorfiets niet aan de wettelijke technische eisen voldoet of als hij gestolen wordt. Kentekenplaat De motorfiets moet dus voorzien zijn van een goedgekeurde gele GAIK-kentekenplaat. Bij motorfietsen moet het kenteken aan de achterzijde zijn aangebracht. De aanhangwagen van een motorfiets moet aan de achterzijde voorzien zijn van een witte kentekenplaat. Op de plaat dient hetzelfde kenteken te staan als die van de motorfiets. Voor de kentekenplaat gelden de volgende eisen: - Het kenteken dient behoorlijk zichtbaar op of aan de motorfiets of de aanhangwagen aanwezig te zijn. - Er mag geen enkel teken of materiaal op de kentekenplaat worden aangebracht die herkenning van het kenteken bemoeilijkt. - Het kenteken moet goed leesbaar zijn en de kentekenplaat mag niet zijn afgeschermd.
7
De kentekenplaten dienen dus goed leesbaar te zijn. Daarom moet je de plaat regelmatig schoonmaken. Vooral in de wintertijd. Ook mag het kenteken niet zijn afgeschermd. Onder het aanbrengen van tekens valt ondermeer het veranderen van een letter of cijfer. Ook mag je geen materiaal, zoals bijvoorbeeld folie, voor de kentekenplaat aanbrengen. Als je de herkenning van het kenteken bemoeilijkt pleeg je een misdrijf. Verkeerscontrole Regelmatig worden er verkeerscontroles gehouden. Dat kunnen controles zijn die gericht zijn op een bepaald thema, bijvoorbeeld alcohol, gordels of helmen. Ook wordt er soms een hele uitgebreide controle gehouden waarbij dan ook gecontroleerd wordt op bijvoorbeeld drugs en nog openstaande boetes. Aanwijzingen Door de wet aangewezen ambtenaren mogen in het belang van de veiligheid op de weg, de instandhouding en de bruikbaarheid van de weg, of de vrijheid van het verkeer aanwijzingen geven. Je bent dan als weggebruikers verplicht deze aanwijzingen op te volgen. Als er in het belang van de veiligheid van het verkeer controles worden gehouden dien je daar aan mee te werken. Als eerste is er de verplichting om te stoppen. Verder moet je bijvoorbeeld bij een controle aan het voertuig zodanig meewerken dat deze controle op een goede wijze kan worden uitgevoerd. Verder zijn bestuurders verplicht een aantal documenten ter inzage af te geven. Documentencontrole Je bent met een motorfiets verplicht de volgende documenten ter inzage af te geven: - geldig rijbewijs; - kentekenbewijs deel 1A en 1B; Voertuigcontrole De meeste controles aan een motorfiets kunnen ter plaatse worden uitgevoerd. Soms moet de motorfiets worden overgebracht naar een plaats van nader onderzoek, bijvoorbeeld bij een nadere technische controle. Ook hieraan moet je medewerking verlenen. Het voertuig kan ook in bewaring worden gesteld. Tip Zorg voor vertrek dat alle documenten in orde zijn. Controleer voor je vertrekt het voertuig en eventuele lading. Werk vriendelijk mee aan een onderzoek, het gaat ook om jouw verkeersveiligheid. Rijtips op pagina 179 vervangen door onderstaande. Rijtips Als je met de motorfiets rijdt, zijn net als bij andere weggebruikers, drie aspecten van belang. Als eerste is dat de mens, dus dat ben je zelf. Wat zijn de mogelijkheden van een mens en waar liggen onze beperkingen? Verder is de omgeving van belang. Wat voor weer is het of hoe is het wegdek? En tenslotte: in welke conditie verkeert jouw motorfiets? Allemaal zaken waar je bij het motorrijden rekening mee moet houden. We zetten de belangrijkste zaken even voor je op een rijtje. Gedrag van verkeersdeelnemers Mensen, dus ook verkeersdeelnemers, kunnen zich op veel verschillende manieren gedragen. Dat kan met de aard of het karakter van de persoon te maken hebben. Of met de leeftijd (kinderen en ouderen) en hoe je je op dat moment voelt. Natuurlijk zijn ook gezondheid en conditie van belang. Ook kunnen het de omstandigheden zijn die voor een bepaalde gedraging zorgen. Een goed bestuurder schat deze gedragingen in en reageert daar adequaat op. Verkeersregels Om je als verkeersdeelnemer zoveel mogelijk te helpen zijn er (leef)regels afgesproken. Het is van belang dat je die regels goed kent. Echter voor lang niet alle situaties kunnen er wettelijke regels gemaakt worden. In die gevallen hangt het dus af van je verkeersinzicht. Deze taak is er in het huidige verkeer niet gemakkelijker op geworden. In de wetboeken zijn de leefregels opgenomen.
Verkeersinzicht en anticiperen Bij het motorrijden is verkeersinzicht en anticiperen van groot belang. Onder verkeersinzicht wordt verstaan: de mate waarin een verkeersdeelnemer kennis, vaardigheden en houding weet toe te passen in het verkeer om een zo optimaal mogelijk verkeersveilig gedrag te bereiken. Dat gaat het beste als er goed geanticipeerd wordt. Anticiperen is vooruitzien, vooruit denken, instellen op de handeling of uit voorzorg reeds handelen.
8
Spelend kind.
Agressief verkeersgedrag Agressief rijgedrag is een van de dingen die het deelnemen aan het verkeer minder leuk maakt. Iedereen wordt er wel mee geconfronteerd. Bovendien loop je wel eens het gevaar om zelf ook minder sociaal te reageren. Het meest agressieve gedrag komt van mensen die qua karakter en sociale status het niet zo nauw met de regels nemen. Zij maken zelf wel uit wat kan. Overschrijding van de snelheid, rode verkeerslichten negeren, gevaarlijk inhalen en onvoldoende afstand houden zijn daar voorbeelden van. Soms ontstaat ook agressief gedrag naar aanleiding van het gedrag van een andere verkeersdeelnemer. Dat gebeurt in de gevallen waarin iemand bewust of onbewust een fout maakt. Als je dat niet met sociaal of defensief gedrag oplost dan kan dat leiden tot steeds verder oplopende agressiviteit. Het voorkomen van ergernis zal leiden tot meer veiligheid op de weg en minder agressief gedrag. Sociaal verkeersgedrag Het verkeer is een samenspel tussen de verkeersdeelnemers. Verkeersdeelnemers die verschillend zijn als mens, maar ook kunnen verschillen doordat zij zich lopend of met een ander voertuig voortbewegen. Ondanks de regels die daarbij gelden zal in het verkeer niet alles altijd goed verlopen. Mensen kunnen daarbij bewust of onbewust fouten maken. Sociaal verkeersgedrag is er op gericht dat je zelf zo zorgvuldig mogelijk de regels toepast en daarbij rekening houdt met fouten van een ander. Defensief rijgedrag Een defensief rijgedrag is vooral voor motorrijders een goede manier om aan het verkeer deel te nemen. Het defensieve rijgedrag is een terughoudende manier van rijden, zonder daarbij anderen te hinderen. Je past de snelheid aan als de situatie waarin je je bevindt dat vereist. Soms doe je dat vroegtijdig, bijvoorbeeld bij het naderen van een kruispunt. Iemand die defensief rijdt, krijgt voorrang en zal het nooit afdwingen. Door dit gedrag kan je ook gemakkelijker fouten van anderen opvangen. Het is daardoor een veilig rijgedrag waar alle verkeersdeelnemers, maar vooral motorrijders, voordeel bij hebben. Omgeving Naast de rol van de mens in het verkeer is ook de omgeving waarin dat zich afspeelt van belang. Het maakt verschil op welke weg je rijdt. Dat kan een rechte of bochtige weg zijn. Ook de aanwezigheid van trottoirs en fietspaden of het ontbreken daarvan geeft een verschillend beeld. Verder kunnen de kruispunten verschillend zijn. Er zijn wegen die liggen in een stedelijk gebied. Daarnaast zijn er wegen buiten de bouwde kom waarvan er een aantal (auto)snelweg zijn. De wegdekomstandigheden van deze wegen en de zichtomstandigheden, zoals begroeiing, zonlicht, duisternis en verlichting kunnen van invloed zijn op je verkeersgedrag. Natuurlijk spelen ook de weersomstandigheden een rol. Met al deze omgevingsaspecten dien je als bestuurder rekening te houden. Zichtomstandigheden Ook voor een motorrijder is het zicht erg belangrijk. Bij goed zicht kan je meestal ver vooruit kijken en kan je tijdig maatregelen nemen. Overdag levert dat bij goede weersomstandigheden geen problemen op. Rijden bij schemer en duisternis wordt al lastiger. Hoewel er ’s nachts minder verkeer op de weg is, is de kans op een ongeval groter dan overdag. Zicht overdag Overdag ziet het menselijk oog scherp. Kleuren worden onderscheiden en er is zicht in de breedte en diepte. Dat geeft je een goed beeld van de omgeving. De ruimtelijke indeling is helder en de betekenis van de dingen die gezien worden is duidelijk. Nadeel van daglicht kan de laagstaande zon zijn. Dat kan leiden tot verblinding en het later opmerken van het overige verkeer en het moeilijker inschatten van wegsituaties. Ook kunnen begroeiing en bebouwing voor minder zicht zorgen. Zicht bij schemer De schemer is een lastige overgang van de dag naar de nacht. Het menselijk oog moet zich aan de omstandigheden aanpassen. Bovendien is het aan de zijde waar de zon opkomt of ondergaat vaak (nog) vrij licht terwijl het elders donker is. Hierdoor ontstaat er een soort tegenlicht. Door dit licht zijn voertuigen, verkeerssituaties en borden aan één zijde donker en dus slecht te herkennen. Ook de retroreflectie op borden en reflectoren werkt nog niet optimaal.
Begroeiing kan de zichtomstandigheden beperken.
Bij schemering of nacht is het zicht beperkt.
Zicht bij nacht Het zicht bij nacht is beperkt. Je bent dan aangewezen op het kunstlicht van de voertuigen en de soms aanwezige openbare verlichting. De koplampen zorgen echter maar voor een beperkt zicht in de diepte en de breedte. Door
9
gebruik van retroreflecterend materiaal is de verticale informatie, zoals bij verkeersborden, wel zichtbaar, maar pas dan als zij door een lichtbundel wordt beschenen. Sommige bestuurders zijn nachtblind en hebben vooral moeite met het zicht in de breedte. Dat kan lastig voor je zijn bij het tijdig opmerken van voetgangers en fietsers. De verlichting van fietsen laat bovendien nogal eens te wensen over. Voetgangers voeren geen verlichting en zijn vaak door hun (donkere) kleding slecht te zien. Tips - Stem de snelheid bij duisternis af op je zichtafstand. - Houd, op wegen zonder trottoir of fietspad, rekening met slecht zichtbare voetgangers en fietsers. - Gebruik als dat mogelijk is het grote licht voor een beter gezichtsveld.
Soms is het lastig fietsers tijdig op te merken.
Weersomstandigheden De weersomstandigheden zijn van grote invloed op het verkeer. Bij mooi helder weer is er veel minder kans op ongevallen. Slechte weersomstandigheden kunnen invloed hebben op het gezichtsveld en op de bruikbaarheid van de weg, zoals bij regen, sneeuw of ijzel. Wind In Nederland waait het veel, met name aan de kust. De meeste hinder wordt veroorzaakt door zijwind. Tegenwind kan lastig zijn, maar over het algemeen leidt dat niet tot het afwijken van de rijlijn. Dat is bij zijwind anders. Vooral als je een tweewieler bestuurt, dus ook motorrijders, hebben hier last van. Op sommige plaatsen, zoals een grote open vlakte, open gaten tussen bebouwing en begroeiing of op bruggen Bord J31 en viaducten, wordt dat nog eens versterkt. Op plaatsen waar het gevaar voor zijwind meer aanwezig is, wordt er gewaarschuwd door bord J31. Soms is ook een windzak zichtbaar waardoor je kan zien waar de wind precies vandaan komt. Er kan ook hinder ontstaan door rijwind. Dat is bijvoorbeeld het geval als je een vrachtauto inhaalt. In veel gevallen zullen er bij zijwind en rijwind stuurcorrecties moeten plaatsvinden. Verlaging van de snelheid verlaagt de risico’s. Je kan bij een windwaarschuwing eventueel ook de route aanpassen. Regen Ook regent het in Nederland regelmatig. Dat is niet alleen lastig bij het rijden (je zit zelf in de regen!), maar het zorgt er ook voor dat het wegdek nat wordt en daarna nog enige tijd nat blijft. Je moet daarbij dus rekening houden met een gladder wegdek en er is kans op aquaplaning (vooral bij spoorvorming). Het zicht wordt beperkt door de regen en het opspattende water. Ook is de markering op het wegdek door glinstering dikwijls minder zichtbaar. Dat geeft je beperkingen in zicht en beweging. Bovendien zal je proberen plassen op het wegdek te vermijden. Dat geldt natuurlijk ook voor de fietLet bij regen extra op haastig sers en bromfietsers. Bij het inhalen van deze bestuurders moet je dus extra opletten. overstekende voetgangers. Dat geldt ook voor haastig overstekende voetgangers. Het rijden bij regen brengt dus een aantal risico’s met zich mee. Die risico’s kan je allereerst verminderen door het aanpassen van de snelheid. Bij opspattend water worden wielen en remschijven nat. Er moet rekening mee gehouden worden dat het remvermogen minder kan zijn. Bovendien zal ook de verminderde rolweerstand tussen band en wegdek voor een langere remweg zorgen. Daarom is het noodzakelijk meer tussenafstand te houden. Sneeuw en ijs In de winterperiode is het soms beter je motorfiets ‘op stal’ te laten staan. De kans op een gladde weg en een ongeval is dan groot. Gladheid kan ontstaan door (platgereden) sneeuw en hagel, ijzel, opvriezen en rijp. Hoewel er op doorgaande wegen snel wordt gestrooid, ben je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Als andere voertuigen in een slip raken kun je weinig of geen weerstand bieden. Nog verraderlijker is het opvriezen van weggedeelten. Dat gebeurt onverwacht en op slechts enkele delen van de weg. Denk daarbij vooral aan bruggen en viaducten. Op plaatsen waar dat vaak voorkomt wordt het verkeer gewaarschuwd door bord J20. Rijd bij gladheid defensief en luister goed naar de verkeersinformatie voordat je op stap gaat. Bij gevaar voor gladde wegen worden weggebruikers veelal gewaarschuwd door borden.
J20
J35
J36
10
J37
Mist Mist kan zowel plaatselijk als in grotere gebieden voorkomen. Soms is het slechts wat nevelig maar op andere momenten kan de mist hardnekkig zijn en is deze van invloed op het verkeer. Bij een zicht van meer dan 200 m wordt gesproken van lichte mist, bij minder dan 200 m van dichte mist en minder dan 50 m van zeer dichte mist. Bij mist met een zicht minder dan 200 m kan dit tot gevaarlijke situaties leiden. Je totaaloverzicht van het verkeersbeeld is dan beperkt. Dat kan gevaarlijk zijn bij kruispunten, open afritten, wegversmallingen en ingewikkelde verkeerssituaties. Het rijden buiten de bebouwde kom levert meer gevaar op door een hogere snelheid en doordat er veelal minder coördinatiepunten zijn, zoals bijvoorbeeld het ontbreken van bebouwing. Plotseling optredende mistbanken vormen een extra gevaar.
Bij mist gebeuren vaak ernstige ongelukken.
Veel bestuurders zullen bij mist hun snelheid aanpassen. Toch wordt er bij mist vaak te snel gereden. De snelheid is meestal de oorzaak van ongevallen die vaak ook ernstig zijn. Ook bij mist is defensief rijden noodzakelijk. Het beste kun je met een constante lage snelheid rijden. Een lagere snelheid en een grotere tussenafstand geven meer tijd en afstand om te reageren. Je moet extra opletten bij mistbanken. Veelal wordt er in paniek gereageerd waardoor chaotische situaties ontstaan. Beheerst reageren kan veel schade en leed voorkomen. Bij mist is het voeren van de juiste verlichting belangrijk. Dat geldt voor zowel overdag als ‘s nachts. Zowel het zelf zien als de herkenning is daarbij belangrijk. Mistlichten kunnen daaraan een goede bijdrage leveren. Het voeren van het mistachterlicht is alleen toegestaan en gewenst bij een zicht van minder dan 50 m. Vooral buiten de bebouwde kom kun je letten op oriëntatiepunten, zoals borden, bebouwing, begroeiing, reflectorpaaltjes en markering op het wegdek. Wegomstandigheden Het wegdek is niet altijd comfortabel voor motorrijders. Soms is het zelfs gevaarlijk. Daarbij kan je denken aan spoorvorming (veroorzaakt door zwaar verkeer) en bij wegwerkzaamheden als er sleuven in de langsrichting van het wegdek zijn gefreesd. Let verder op zand, grind en verloren voertuigonderdelen die op het wegdek liggen. Puntdeksels en verkeerstekens op het wegdek kun je beter zoveel mogelijk vermijden omdat ze dikwijls glad zijn. Ook komt het voor dat er bij hoge temperaturen een soort filmlaagje op het wegdek kan komen. Het wegdek wordt dan gladder. Dat kan vooral in bochten en bij nog koude banden voor problemen zorgen. Probeer op dergelijke situaties te anticiperen.
Een putdeksel ligt soms dieper en kan bij nat weer erg glad zijn.
Voertuig In tegenstelling tot de omgeving heb je meer invloed op het voertuig waarmee wordt gereden. Immers als bestuurder en/of eigenaar ben je verantwoordelijk voor de technische staat en de belading van het voertuig. Bovendien ben je aanspreekbaar op de manier waarmee jij je door het verkeer begeeft. Bij het besturen van een motorfiets zijn er enkele specifieke elementen waarmee rekening gehouden moet worden. Denk daarbij aan je kwetsbaarheid, de stabiliteit en de wendbaarheid bij het motorrijden, de acceleratie en snelheid van een motorfiets en de zichtbaarheid. De technische staat van de motorfiets moet in optimale conditie verkeren. Technisch gezien mag er niets fout gaan tijdens het motorrijden. Dat vraagt dus een goede conditie van bijvoorbeeld het chassis, de remmen, de stuurinrichting, de wielen en banden. Let er op dat het periodieke onderhoud tijdig wordt uitgevoerd en laat regelmatig de remmen controleren. En natuurlijk voer je dagelijks een controle uit aan de hand van de checklist BRAVO-A! Wedstrijden Nu je (bijna) alles weet over het motorrijden, kunnen we ons voorstellen dat je in de verleiding komt om aan je vrienden te laten zien hoe goed je kunt motorrijden. Denk er wel aan dat het verboden is op de weg een wedstrijd te houden of er aan deel te nemen. Het is ook verboden je motorfiets aan een ander uit te lenen voor een wedstrijd. Als je graag hard wilt rijden of laten zien wat je allemaal kan, schrijf je dan in voor een sessie op een afgesloten circuit of neem eens deel aan een cursus op zo’n circuit. Het belangrijkste wat je daar kunt leren is dat hard rijden, binnen de perken, wel op een circuit kan, maar niet op de openbare weg!
11