AANVRAAG De aanvraag omvat de volgende stukken: Aanvraagformulier Melding Besluit tankstations milieubeheer plattegrondtekening situatietekening (bijlage II) bewijs afvoer olie/slib en capaciteit olie/benzine afscheider (bijlagen 2) notitie bodemonderzoek d.d. maart 2000 van IN-bodem (bijlage 3) energierekening 2006 (bijlage 4) tankcertificaten (bijlage 5) rapportage grondwatermonitoring (bijlage 6) overzicht afgenomen autogas (bijlage 7) opdrachtbevestiging keuring vloeistofdichte vloer (bijlage 8) bewijs van herkeuring LPG-tank (bijlage 8) Installatiecertificaat diesel en benzinetank (bijlage 9) Aanvulling: milieuschadeverzekering Aanvulling: rapport controle vloeistofdichte verharding 2004
PROCEDURE De inrichting valt onder de Wet milieubeheer op grond van artikel 8.1 Wet milieubeheer, junctis categorie 1 (elektromotorisch vermogen), 2.1.a (Inrichtingen voor het opslaan van gassen of gasmengsels) en 5.1. (Inrichtingen voor het op- en overslaan van licht ontvlambare en brandbare vloeistoffen) van bijlage I behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. De inrichting valt onder het Besluit LPG tankstations milieubeheer. De inrichting viel tot 1 januari 2008 ook onder het Besluit tankstations milieubeheer. Per 1 januari 2008 is het Besluit houdende algemene regels voor inrichtingen (Activiteitenbesluit) in werking getreden, hiermee is het Besluit tankstations milieubeheer ingetrokken. In het Activiteitenbesluit wordt onderscheid gemaakt tussen inrichtingen type A, type B en type C. In het Activiteitenbesluit is in bijlage 1 de lijst van vergunningplichtige inrichtingen, de type C inrichtingen, opgenomen. Uit de lijst blijkt dat o.a. op grond van lid b. (een inrichting waarop het Besluit LPG-tankstations milieubeheer van toepassing is) onderhavige inrichting een type C inrichting betreft.
pagina 2
gemeente
*»*»••!•• **** • •
Wageningen
In artikel 1.4 van het Besluit wordt aangegeven aan welke regels uit het Activiteitenbesluit een inrichting type C moet voldoen. Deze regels uit het Activiteitenbesluit gelden rechtstreeks, naast de vergunningvoorschriften. Voor de onderhavige instelling betekent dit dat aan art. 3.3 voor het lozen van hemelwater, niet afkomstig van een bodembeschermende voorziening moet worden voldaan, aan paragraaf 3.3.1 Afleveren van vloeibare brandstof, mengsmering en aardgas ten behoeve van openbare verkoop voor motorvoertuigen voor het wegverkeer en aan paragraaf 3.3.5 Opslaan van vloeibare brandstof en afgewerkte olie in ondergrondse opslagtanks moet worden voldaan. In de aanvraag zijn verder geen specifieke activiteiten weergegeven, zoals genoemd in artikel 1.4 van het Besluit, waarvoor rechtstreekswerkende regels volgens het Activiteitenbesluit zouden gelden. In de voorschriften van deze beschikking is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de actuele eisen volgens het Activiteitenbesluit. De procedure is en wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.6 Wet milieubeheer, junctis afdeling 3.4 "Uniforme openbare voorbereidingsprocedure" van de Algemene wet bestuursrecht uitgevoerd. De aanvraag voor een revisievergunning is ingediend op 30 oktober 2006, maar is op die datum nog niet in behandeling genomen omdat gegevens die van belang zijn voor het beoordelen van de aanvraag ontbreken. De aanvrager is op 3 november 2006 in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen binnen 4 weken. Op 12 november zijn de gevraagde gegevens ontvangen. De termijn voor het geven van een beschikking is hierdoor opgeschort met ingang van de dag waarop de aanvrager is uitgenodigd de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Naast de aanvraag voor een milieuvergunning is tevens een meldingsformulier Besluit tankstations milieubeheer ingediend (ten tijde van de aanvraag gold het Besluit tankstations nog!). Op pagina 2 van dit meldingsformulier is bij vraag 2 aangegeven dat geen opslag van LPG aanwezig is in een stationaire tank. Dit is onjuist, er is wel LPG aanwezig, vandaar dat ook naast de melding een milieuvergunning aangevraagd is. Op de plattegrondtekening staan een smeerkuil en een compressor aangegeven, deze zijn echter buiten gebruik en maken derhalve geen onderdeel uit van de verleende milieuvergunning.
ADVIEZEN De gemeentelijke brandweer is in de gelegenheid gesteld om advies over de aanvraag uit te brengen. De brandweer heeft daar gebruik van gemaakt. In haar advies beveelt de brandweer aan advies in te winnen bij Hulpverlening Gelderland Midden. Dit advies is opgevolgd.
pagina 3
Op 15 februari 2007 hebben wij advies van Hulpverlening Gelderland Midden ontvangen, dit advies luidt: De mogelijkheden voor de rampenbestrijding worden momenteel het meest beperkt door de hoeveelheid bluswater die beschikbaar is en de toegankelijkheid van het LPGtankstation. Om het veiligheidsniveau rond het LPG-tankstation te verhogen adviseert Hulpverlening Gelderland Midden onderstaande maatregelen te overwegen: 1. De bluswatervoorzieningen rondom het LPG-tankstation te optimaliseren. U kunt overwegen bluswatervoorzieningen voor te schrijven in de milieuvergunning. Voor een nadere uitwerking kunt u contact opnemen met de afdeling Brandweer en veiligheid van uw gemeente. 2. Een extra aanrijroute te realiseren naar het LPG-tankstation. Voor de voorwaarden waaraan deze weg moet voldoen kunt u contact opnemen met de afdeling Brandweer en veiligheid van uw gemeente. Ad. 1. Op 20 j u n i 2007 is door de gemeentelijke brandweer een nadere uitwerking inzake het optimaliseren van het bluswater opgesteld. Door Hulpverlening Gelderland Midden werden 2 putten van elk 60 m3/uur geadviseerd. De bluswaterbehoefte is door de gemeentelijke brandweer in de nadere uitwerking gesteld op 75 m3/uur. Het voorschrijven van een bluswatervoorziening in de Wet milieubeheer vergunning is toegestaan in het belang van de externe veiligheid, zolang de daaraan verbonden kosten redelijk zijn. Aan de door de gemeentelijke brandweer geadviseerde boorput van 75 m3/uur zijn weliswaar hoge kosten verbonden maar geschikte alternatieven lijken niet voorhanden te zijn. Gezien de geschatte winstmarge (uit LPG) afgezet tegen de te verwachten kosten van de boorput is het in dit geval redelijk om de geadviseerde bluswatervoorziening voor te schrijven. Dit is dan ook in voorschrift D . l . opgenomen. Ad. 2. Het realiseren van een extra aanrijroute is binnen het kader van de Wet milieubeheer niet mogelijk. Het geconstateerde knelpunt zal door de plaatselijke brandweer onder de aandacht van de betrokkenen bij de gemeente Wageningen worden gebracht.
OVERWEGINGEN Bij de beslissing zijn betrokken: de bestaande toestand van het milieu, de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, toekomstige ontwikkelingen en de mogelijkheden de gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk te beperken, voorzover zij niet voorkomen kunnen worden. Bij de beslissing is rekening gehouden met geldende richtwaarden. Bij de beslissing zijn in acht genomen: grenswaarden, regels en aanwijzingen, welke gegevens en normen bevatten voor een nadere bepaling van hetgeen de bescherming van het belang van het milieu dient.
pagina 4
gemeente
•
Wageningen
Naar aanleiding van de aanvraag hebben wij in het bijzonder aandacht besteed aan: Vergunningsituatie Voor de inrichting is op 29 juli 1975 een oprichtingsvergunning ingevolge de Hinderwetvergunning verleend voor een motorbrandstoffenverkooppunt. Daarnaast is op 30 augustus 1994 een uitbreidingsvergunning verleend. Op 18 oktober 2006 is geconstateerd dat de inrichting ten opzichte van de vergunde situatie op de volgende punten is gewijzigd: • er vinden geen werkzaamheden aan motorvoertuigen meer plaats; • er is een dampretoursysteem geplaatst. Door voor de gebleken wijzigingen een veranderingsvergunning te verlangen zou een onoverzichtelijke vergunning ontstaan. Tevens kunnen de veranderingen in de inrichting niet los gezien worden van de gehele inrichting, waardoor voorschriften gesteld dienen te worden die de gehele inrichting betreffen. De veranderingen hangen hiermee zodanig samen met de gehele inrichting dat, overeenkomstig artikel 8.4 van de Wet milieubeheer, een revisievergunning verlangd is. Besluit LPG-tankstations milieubeheer Een tankstation dat ook LPG verkoopt is per definitie een vergunningplichtig tankstation. Op het LPG gedeelte is van rechtswege (bijlage 1 van) het Besluit LPG-tankstations milieubeheer van toepassing omdat hier sprake is van een amvb die is gebaseerd op artikel 8.44 Wm. •
In artikel 8.44, lid 1 Wm wordt bepaald dat er algemene regels gesteld kunnen worden voor categorieen van bedrijven, waarbij de vergunningplicht blijft bestaan. Het Besluit LPG-tankstations is zo'n algemene maatregel van bestuur.
•
In 8.44 lid 4 , Wm wordt gesteld dat er alleen voorschriften mogen worden opgenomen in de vergunning voor een onderwerp dat is geregeld in de algemene maatregel, voor zover dat (expliciet) in die algemene maatregel is aangegeven.
•
In 8.44, lid 5, Wm wordt aangegeven dat in de algemene maatregel ook de mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen kan worden opgenomen. Een nadere eis is een verdere uitwerking van een concreet voorschrift.
De voorschriften van het Besluit LPG-tankstations zoals opgenomen in Bijlage 1 van het besluit zijn van toepassing. Besluit tankstations milieubeheer / Aktiviteitenbesluit De inrichting viel tot 1 januari 2008 ook onder het Besluit tankstations milieubeheer. Per 1 januari 2008 is het Besluit houdende algemene regels voor inrichtingen (Activiteitenbesluit) in werking getreden, hiermee is het Besluit tankstations milieubeheer ingetrokken. In het Activiteitenbesluit wordt onderscheid gemaakt tussen inrichtingen type A, type B en type C. In het Activiteitenbesluit is in bijlage 1 de lijst van vergunningplichtige inrichtingen, de type C inrichtingen, opgenomen. Uit de lijst blijkt dat o.a. op grond van lid b. (een inrichting waarop het Besluit LPG-tankstations milieubeheer van toepassing is) onderhavige inrichting een type C inrichting betreft.
pagina 5
In artikel 1.4 van het Besluit wordt aangegeven aan welke regels uit het Activiteitenbesluit een inrichting type C moet voldoen. Deze regels uit het Activiteitenbesluit gelden rechtstreeks, naast de vergunningvoorschriften. Voor de onderhavige instelling betekent dit dat aan art. 3.3 voor het lozen van hemelwater, niet afkomstig van een bodembeschermende voorziening moet worden voldaan, aan paragraaf 3.3.1 Afleveren van vloeibare brandstof, mengsmering en aardgas ten behoeve van openbare verkoop voor motorvoertuigen voor het wegverkeer en aan paragraaf 3.3.5 Opslaan van vloeibare brandstof en afgewerkte olie in ondergrondse opslagtanks moet worden voldaan. Milieuvergunning In de milieuvergunning behoeven dan ook alleen voorschriften te worden opgenomen met betrekking tot relevante zaken die nog niet zijn opgenomen in Bijlage 1 van het Besluit LPG-tankstations en in het Aktiviteitenbesluit. Dit betekent dat alleen voorschriften gesteld behoeven te worden ten aanzien van geluid en externe veiligheid. Geluid De geluidproducerende activiteiten bestaan uit de verkeersbewegingen ten behoeve van de aanvoer van brandstoffen met behulp van tankwagens, het aan- en afrijden van tankende voertuigen. Om geluidshinder te voorkomen zijn aan de vergunning voorschriften verbonden in hoofdstuk B. De voorschriften zijn gebaseerd op de richtlijnen genoemd in de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening van 1998 (de Handreiking). Geluidnormen viqerende vergunning In de vigerende vergunning is een norm opgenomen van 4 5 / 4 0 / 3 5 dB(A) ) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode voor het equivalente geluidniveau ter plaatse van woningen van derden. Voor het maximale geluidniveau zijn normen opgenomen van 65/60/55 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Uitgangspunt bij de normstelling is tabel 4 van de Handreiking. Het bedrijf ligt in een landelijk gebied met veel agrarische activiteiten. De voorschriften uit de vigerende vergunning komen overeen met de normstelling in de handreiking. Aangezien de lawaai makende bedrijfsactiviteiten niet toenemen ten opzichte van de vigerende vergunning kan het bedrijf aan deze geluidnorm voldoen. Beoordelingspunt Bepalend voor de op te nemen geluidnormen is het beoordelingspunt. De Handreiking geeft als uitgangspunt dat het beoordelingspunt van de geluidnorm op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden moet worden gelegd tenzij de afstand van de woning tot het bedrijf te groot is om ter plaatse een meting te kunnen uitvoeren. De dichtstbijzijnde woning ligt op ongeveer 6 meter van de grens van de inrichting. Deze afstand is niet te groot om een goede geluidmeting te kunnen uitvoeren. De norm is daarom ter plaatse van de gevels van woningen van derden gelegd.
pagina 6
gemeente..
_,^ •.!••*»,*
M
Wageningen
Verkeersbeweainqen van en naar de inrichtina buiten het terrein van de inrichtinq Uitgaande van de door het ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) uitgebrachte circulaire "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inheriting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer" d.d. 29 februari 1996, nr. MBG 96006131 moeten verkeersbewegingen van en naar de inrichting buiten het terrein van de inrichting, voor zover deze aan de inrichting moeten worden toegerekend (akoestisch herkenbaar zijn), getoetst worden aan de voorkeursgrenswaarde wegverkeerslawaai, zijnde 50 dB(A) etmaalwaarde. De verkeersbewegingen op de Oude Diedenweg zijn op gevels van omliggende woningen akoestisch herkenbaar ten opzichte van het overige verkeer. Aangezien het slechts enkele tankwagens per week betreft is niet te verwachten dat de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden. Als normstelling is 50 dB(A) etmaalwaarde opgenomen (voorschrift B.4). Uitgaande van genoemde circulaire hoeven verkeersbewegingen buiten het terrein van de inrichting niet getoetst te worden aan het maximale geluidniveau. Daarom is geen norm ten aanzien van het maximale geluidniveau opgenomen voor verkeersbewegingen buiten het terrein van de inrichting. Externe veiligheid Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichting (hierna Bevi) in werking getreden. In dit besluit is onder andere vastgelegd dat het aspect externe veiligheid moet worden betrokken bij vergunningen op grond van de Wet milieubeheer. Het Bevi is onder andere van toepassing op vergunningen voor LPG-tankstations en op het gebied dat binnen de invloedssfeer ligt van een LPG-tankstation. Op grond van het Bevi moeten bestaande LPG-tankstations met een doorzet van meer dan 500 m 3 LPG per jaar op de volgende data voldoen aan de volgende grenswaarden en richtwaarden: • Op 27 oktober 2007 moeten alle LPG-tankstations voldoen aan de grenswaarde van 10"5 per jaar. Deze grenswaarde geldt voor kwetsbare objecten. • Op 1 januari 2010 moeten alle LPG-tankstations voldoen aan de grenswaarde en richtwaarde van 10"6 per jaar. De richtwaarde geldt voor al dan niet geprojecteerde kwetsbare objecten. Bij het Bevi hoort de Regeling externe veiligheid inrichtingen, hierna Revi. LPGtankstations tot een maximum doorzet van <500 m 3 /jaar zijn categoriale inrichtingen waarvoor in de Revi vaste afstanden zijn opgenomen. De afstanden zijn gekoppeld aan de doorzet van LPG uitgedrukt in m 3 /jaar. i n de Revi zijn de afstanden opgenomen die aangehouden moeten worden om aan de grens- en richtwaarde te kunnen voldoen.
pagina 7
Grenswaarde 10 5 per iaar In tabel 1 zijn de afstanden in meters tot kwetsbare objecten opgenomen, waarbij wordt voldaan aan de grenswaarde 1 0 s per jaar. Tabel 1 Type inrichting LPG-tankstation met een doorzet < 500 m3/jaar
Afstand (m) vanaf vulpunt 25
Afstand (m) vanaf ondergronds reservoir 15
Bij het LPG-station aan de Oude Diedenweg 16 zijn, binnen de in tabel 1 opgenomen afstanden zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. 6
Grenswaarde / Richtwaarde 10V per iaar In tabel 2 zijn de afstanden tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten opgenomen waarbij wordt voldaan aan de grenswaarde 10" 6 per jaar, onderscheidenlijk de richtwaarde 10" 6 per jaar. Tabel 2. Type inrichting
1
Afstand (m) vanaf vulpunt
Afstand (m) vanaf ondergronds reservoir 25
Afstand (m) vanaf afleverzuil
LPG-tankstation met een doorzet tot 25 15 <500 m3/jaar1 Indien in de milieuvergunning is vastgelegd dat de doorzet van LPG minder dan 500 m3 per jaar is, gelden de hier vermelde afstanden.
In de omgeving van het LPG-station aan de Oude Diedenweg zijn kwetsbare objecten aanwezig. De woningen De woningen door mensen bedrijf. Deze
aan de Oude Diedenweg 16,18,20 en 22 zijn alien in het bezit van Meurs. Oude Diedenweg 16 en 18 zijn bedrijfswoningen. Deze worden bewoond die technisch, organisatorisch en functionele binding hebben met het woningen worden dus niet in het kader van het Bevi beschermd.
De woningen Oude Diedenweg 20 en 22 worden verhuurd aan derden, die geen enkele binding hebben met het bedrijf. Deze woningen dienen dus beschouwd te worden als "kwetsbare objecten". De woning gelegen aan de Oude Diedenweg 20 is het dichtstbij gelegen. Tabel 3. relevante afstanden: Afstand v a n : reservoir tot nr. 20 afleverpunt tot nr 14a vulpunt tot nr. 20
Werkelijk (in meters) 48,75 27,5 28
pagina 8
Bij doorzet tot 500 m 3 afstand in meters 25 15 25
Ten aanzien van de thans bekende (eventuele) alternatieven zoals bijvoorbeeld een sprinklersysteem, een bezinkbassin met vlotter of schuim wordt door zowel de HGM als de gemeentelijke brandweer aangegeven dat deze alternatieven alle naar verwachting duurder zullen uitvallen dan een put met een capaciteit van 60 m3/uur. Bovendien zitten er ook nog andere nadelen aan sommige alternatieven. Zo zal bijvoorbeeld bij de aanwezigheid van schuim (de tankwagen LPG) toch gekoeld moeten worden, waarvoor water nodig is. Bovendien is voor het gebruik van het schuim zelf ook water nodig. Bij installatie van een bezinkbassin met vlotter wordt betwijfeld of drinkwatermaatschappij Vitens hiervoor de benodigde vergunning/ ontheffing verleent. Verder is het niet zo dat de rampenbestrijding tot nu toe op deze genoemde of andere alternatieven gebaseerd werd. Ten aanzien van het meenemen van de ontwikkelingen ten aanzien van tankstations en tankauto's in de calamiteitenbestrijding wordt door de HGM aangegeven dat het bekend is dat er een convenant is afgesloten tussen VROM en de LPG-sector. Dat daarin inderdaad is opgenomen dat er een hittewerende coating moet worden aangebracht op alle Nederlandse tankauto's, maar dit duurt nog tot 2010. Door bezwaarmaker is tevens aangegeven dat met de verbeteringen aan de tankauto het moment van een eerste BLEVE van de LPG tankauto op ten minste 1,5 uur kan worden gesteld. Hoewel volgens de HGM een eerste BLEVE na verbeteringen aan de tankauto wel later zal optreden is bij de HGM niet bekend dat dit op ten minste 1,5 uur kan worden gesteld. HGM geeft ook aan dat het bluswater dan uiteindelijk nog steeds nodig zal zijn. Gezien het voorgaande is besloten het voorschrift D.l niet te laten vervallen. Het voorschrift is wel aangepast. De uiteindelijk voorgeschreven benodigde capaciteit is 60 m3 per uur en dat was 75 m3 per uur. Tevens is het voorschrift zodanig aangepast dat voor de vergunninghouder de mogelijkheid is gecreeerd om een gelijkwaardige oplossing te realiseren.
pagina 10
OVERIGE
INFORMATIE
Overige regelgeving Naast de voorschriften in deze vergunning is op de indenting voor een aantal onderwerpen tevens andere wet- en regelgeving van toepassing. De eisen hierin zijn direct werkend, zodat deze onderwerpen niet in deze vergunning opgenomen zijn. Relevante wet- en regelgeving voor deze inheriting is onder andere: • Artikel 10:37 van de Wet milieubeheer, waarin de afgifte van bedrijfsafvalstoffen aan een erkend inzamelaar is opgenomen. » Artikel 10:38 van de Wet milieubeheer, waarin is opgenomen dat een registratiesysteem voor de afvoer van afvalstoffen aanwezig moet zijn en dat deze gegevens ten minste 5 jaar moeten worden bewaard. • Ongewone voorvallen die nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) veroorzaken moeten worden gemeld bij het bevoegd gezag. (Zie voor meer uitleg punt V I I bij 'Overige Informatie')• Besluit externe veiligheid inrichtingen. • Besluit LPG-tankstations milieubeheer. Ter informatie wijzen wij u op het volgende: I.
Deze vergunning geldt voor een ieder die de inrichting drijft. Deze vergunning vervalt, voor een gedeelte danwel het geheel indien de inrichting niet binnen 3 jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, is voltooid en in werking gebracht.
II.
Na het van kracht worden van deze vergunning, vervangt deze de onderliggende vergunningen van 29 juli 1975 en 30 augustus 1994 ; de onderliggende vergunning vervalt na het onherroepelijk worden van deze vergunning.
III.
Aan het verlenen van de milieuvergunning kunnen geen rechten worden ontleend op besluiten die in het kader van andere wet- en regelgeving (zoals Wet ruimtelijke ordening) zijn of worden genomen.
IV.
Veranderen van de inrichting Indien veranderingen niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken, kan mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, volstaan worden met het indienen van een melding (artikel 8.19 Wet milieubeheer). Deze melding moet eerst worden geaccepteerd door het bevoegd gezag, alvorens de veranderingen kunnen worden doorgevoerd. Bij veranderingen binnen uw bedrijf, dient u vooraf contact op te nemen met het bevoegd gezag.
V.
Van overdracht van het bedrijf door vergunninghouder dient een maand voordat werkelijke overdracht plaatsvindt, melding te worden gedaan aan het bevoegd gezag. Wij verzoeken u dit ook te doen bij verhuizing van uw bedrijf en wij adviseren u bij verhuizing ook contact op te nemen met het bevoegd gezag.
pagina 12
eemeente
g
VI.
•
wagemngen
Alle ongewone voorvallen die nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) veroorzaken moeten worden gemeld bij het bevoegd gezag. Als bodemverontreiniging ontstaat of dreigt te ontstaan moet dit, op grond van de Wet bodembescherming, eveneens worden gemeld bij de provincie (artikel 17.1 Wet milieubeheer en artikel 30 Wet bodembescherming) Telnr. 026-3599999 (Klachten- en milieuinformatiecentrum). Bij een dergelijk voorval dienen onmiddellijk maatregelen te worden getroffen om verdere verontreiniging te voorkomen. Tevens dienen de nadelige gevolgen voor het milieu zo mogelijk op milieuhygienisch verantwoorde wijze ongedaan gemaakt te worden danwel beperkt. Vergunninghouder dient alle onderdelen van de inrichting die met verontreinigende stoffen in aanraking zijn geweest, te (laten) controleren op aantasting en, indien nodig, (laten) herstellen of vervangen.
pagina 13
BEROEP, SCHORSING, I N W E R K I N G T R E D I N G V E R G U N N I N G I.
Gedurende zes weken na de dag dat de definitieve beschikking ter inzage is gelegd staat bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep open voor belanghebbenden.
II.
Het beroepsschrift moet voor net einde van deze termijn warden gezonden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 AE "s-Gravenhage.
III.
Tegelijk met of na het instellen van beroep kan worden verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Daartoe moet een verzoek worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
IV.
Deze beschikking wordt van kracht met ingang van de dag na de dag waarop de beroepstermijn afloopt. Indien gedurende de beroepstermijn bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, wordt de beschikking niet van kracht voordat op het verzoek is beslist. Indien de betrokken bouwvergunning na de hiervoor genoemde termijnen wordt verleend, is deze beschikking niet eerder van kracht dan nadat deze bouwvergunning is verleend.
V.
Voor het instellen van beroep en/of het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zijn griffiekosten verschuldigd. U wordt hiervan door de Raad van State op de hoogte gesteld.
VERZENDING BESCHIKKING Een exemplaar van deze beschikking is gezonden aan: • Aanvrager • Hulpverlening Gelderland Midden
pagina 14
eemeente
•
Wageningen
Voorschriften behorende bij de beschikking op de aanvraag om een revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer voor een tankstation met LPG, gelegen aan de Oude Diedenweg 16 in Wageningen.
behoort bij beschikking van 2 9 april 2 0 0 8 m e t nr.
06.0058746
INHOUDSOPGAVE A.
ALGEMEEN
2
B.
GELUID
3
C.
LPG-DOORZET
4
D.
VEILIGHEID
5
BEGRIPPEN
pagina 1
A.
ALGEMEEN
1. De aanvraag met de volgende gewaarmerkte bescheiden maakt onderdeel uit van de vergunning, voor zover de voorschriften daarin geen verandering brengen. aanvraagformulier wet milieubeheer; meldingsformulier Besluit tankstations; de plattegrondtekening schaal 1 : 250; de situatietekening omgeving, schaal 1:1000; bijlagen: 1. Informatie over de olie-benzine afscheider (bijlagen 2); 2. Overzicht bodemsituatie (bijlage 3 ) ; 3. Tankcertificaten (bijlage 5 en 9 ) ; 4. Gegevens monitoring grondwater (bijlage 6 ) ; 5. Keuringscertificaat vloeistofdichte vloer. (aanvullende gegevens van 12 november 2006) 2. De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. 3. Installaties of onderdelen van installaties welke buiten bedrijf zijn gesteld, moeten zijn verwijderd tenzij deze in een goede staat van onderhoud verkeren. 4. Degene die de inrichting drijft is verplicht aan alle in de inrichting werkzame personen een instructie te verstrekken, met het doel gedragingen hunnerzijds uit te sluiten die het gevolg zouden kunnen hebben dat de inrichting niet overeenkomstig de vergunning en haar voorschriften, dan wel met de overtreding van een of meer van die voorschriften in werking is. 5. Het vorige voorschrift heeft eveneens betrekking op personeel van derden dat binnen de inrichting werkzaamheden verricht. 6. De bevindingen van voorgeschreven registraties, zoals afgifte gevaarlijk afval, energieverbruik, keuringen, controles, controlemetingen en periodiek onderhoud dienen te worden vastgelegd in een logboek of een kaartsysteem dat altijd aan een vertegenwoordiger van het bevoegd gezag moet kunnen worden getoond. Deze gegevens moeten gedurende 5 jaar worden bewaard en altijd aan een vertegenwoordiger van het bevoegd gezag kunnen worden getoond.
pagina 2
eemeente
8
•
wagemngen
7. Daar waar in deze vergunning is voorgeschreven dat degene die de inrichting drijft, verplicht is metingen, keuringen en controles aan installaties of installatieonderdelen te verrichten of te doen verrichten, moeten de resultaten daarvan ten minste tot aan het beschikbaar zijn van de resultaten van de eerstvplgende meting, keuring of controle in de inrichting worden bewaard en ter inzage worden gehouden voor de daartoe bevoegde ambtenaren, tenzij in deze vergunning anders is bepaald. 8. Onderhoudswerkzaamheden, waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat deze buiten de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, dan wel dat hiervan in de omgeving meer nadelige gevolgen voor het milieu worden ondervonden dan uit de normale bedrijfsvoering voortvloeit moeten ten minste 14 dagen voor de aanvang van de uitvoering aan het bevoegd gezag worden gemeld.
9. De in de inrichting aangebrachte of gebruikte verlichting, moet zodanig zijn afgeschermd dat geen directe instraling in woningen van derden wordt veroorzaakt.
10. Bij het eventueel beeindigen van de activiteiten in de inrichting dienen alle aanwezige stoffen en materialen op milieuhygienisch verantwoorde wijze worden verwijderd.
11. Het jaarlijks energie- en waterverbruik moet worden geregistreerd.
B. GELUID 1. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en/of activiteiten in de representatieve bedrijfssituatie (inclusief verkeersbewegingen binnen de inrichting) mag ter plaatse van genoemd beoordelingspunt niet meer bedragen dan: beoordelingspunt
Nabijgelegen woning
dagperiode 07.00 en 19.00 uur
avondperiode 19.00 en 23.00 uur
nachtperiode 23.00 en 07.00 uur
45 dB(A)
40 dB(A)
35 dB(A)
2. Het maximale geluidsniveau (L Amax ) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en/of activiteiten in de representatieve bedrijfssituatie (inclusief verkeersbewegingen binnen de inrichting), mag ter plaatse van in voorschrift B.l genoemd beoordelingspunt niet meer bedragen dan: beoordelingspunt Nabijgelegen woning
dagperiode 07.00 en 19.00 uur 65 dB(A)
pagina 3
avondperiode 19.00 en 23.00 uur 60 dB(A)
nachtperiode 23.00 en 07.00 uur 55 d B ( A )
3. Controle op of berekening van de in de voorschriften B . l en B.2 gestelde beoordelingsniveaus moet geschieden overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai (HMRI 1999)", uitgegeven door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Ook de beoordeling van de meetresultaten moet overeenkomstig deze handleiding plaatsvinden. 4. Op zondagen en algemeen erkende feestdagen gelden tussen 07.00 en 19.00 uur de niveaus van de periode tussen 19.00 en 23.00 uur. 5. Het equivalente geluidsniveau (L Aeq ) veroorzaakt door verkeersbewegingen van en naar de inrichting buiten het terrein van de inrichting mag op gevels van woningen van derden en andere geluidgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan: 50 dB(A) in de uren gelegen tussen 07.00 en 19.00 uur; 45 dB(A) in de uren gelegen tussen 19.00 en 23.00 uur; 40 dB(A) in de uren gelegen tussen 23.00 en 07.00 uur. 6. Controle op of berekening van de in de voorschrift B.5 gestelde geluidniveaus moet geschieden overeenkomstig de door VROM uitgebrachte circulaire "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer" d.d. 29 februari 1996, nr. MBG 96006131.
C.
LPG-DOORZET
1. De jaarlijkse doorzet van LPG mag niet meer bedragen dan 500 m 3 2. In het installatieboek moeten vanaf het van kracht worden van de beschikking ten minste de volgende zaken worden opgenomen: • Deze beschikking; • Een jaarlijks voor 1 april opgestelde accountantsverklaring waarmee over het voorafgaande kalenderjaar wordt verklaard wat de LPG-doorzet is geweest. Deze informatie moet gedurende ten minste vijf jaar worden bewaard. 3. Het installatieboek moet te alien tijde beschikbaar zijn voor inzage door een door het bevoegd gezag aangewezen toezichthoudende ambtenaar.
pagina 4
gemeente
•
Wageningen
D. V E I L I G H E I D 1. Een bluswatervoorziening met een toevoercapaciteit van ten minste 60 m3 bluswater per uur (bijvoorbeeld een geboorde put) of een daaraan ten minste gelijkwaardige voorziening moet worden aangebracht. De bluswatervoorziening dan wel de gelijkwaardige voorziening dient in overleg met de brandweer te worden uitgevoerd.
pagina 5
BEGRIPPEN BEVOEGD GEZAG: Het College van Burgemeester en Wethouders LANGTDDGEMIDDELD BEOORDELINGSNIVEAU (L Ar , LT ): het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999, HMRI '99" van 1999. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau wordt bepaald per etmaalperiode (dag, avond, nacht) en is gebaseerd op het equivalente geluidsniveau LAeq,T waarbij tevens rekening wordt gehouden met de afzonderlijke bijdragen tijdens de verschillende bedrijfstoestanden van de inrichting, alsmede met het karakter van het geluid (impulsachtig, tonaal, muziek) en variaties van het immisieniveau als gevolg van verschillende weersomstandigheden. MAXIMAAL GELUIDNIVEAU (L A m a x ): de hoogste aflezing van de geluidmeter gemeten in de meterstand "fast" "F". Op de afgelezen waarde wordt de meteocorrectieterm Cm toegepast. De meterstand "fast" komt overeen met een tijdsconstante van 125 ms. MAXIMAAL GELUIDNIVEAU (L m a x ): de hoogste aflezing van de geluidmeter gemeten in de meterstand "fast" "F". REFERENTIENIVEAU: de hoogste waarde van de onder a. en b. genoemde niveaus, bepaald overeenkomstig het Besluit bepaling referentieniveauperiode (Stcrt. 1982, 162) 1. het geluidsniveau, uitgedrukt in dB(A), dat gemeten overeen bepaalde periode, gedurende 9 5 % van de tijd wordt overschreden, exclusief de bijdrage van de inrichting zelf; 2. het optredende equivalente geluidsniveau (LAeq), veroorzaakt door wegverkeersbronnen minus 10 dB, met dien verstande dat voor de nachtperiode van 23.00 tot 07.00 uur alleen wegverkeersbronnen in rekening mogen worden gebracht met een intensiteit van meer dan 500 motorvoertuigen gedurende die periode. WONING: een gebouw of gedeelte van een gebouw dat voor bewoning wordt gebruikt of daartoe is bestemd, met uitzondering van een dienst- of bedrijfswoning behorende bij de inrichting.
Voor zover een DIN-, DIN-ISO, NEN-, NEN-EN-, NEN-ISO-, NVN-norm, Al-blad, BRL, CPR of NPR, waarnaar in een voorschrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen, werktuigen en installaties, wordt bedoeld de norm, BRL, CPR, NPR of het Al-blad die voor de datum waarop de vergunning is verleend het laatst is uitgegeven met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel - voor zover het op voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen, werktuigen en installaties betreft - de norm, BRL, CPR, NPR of het Al-blad die bij de aanleg of installatie van die constructies, toestellen, werktuigen en installaties is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald.
pagina 6
gemeente _ _ _ _ _ _ , _ •
__,_
\yagenmgen
Publicaties zijn in ieder gevai verkrijgbaar bij de onderstaande instanties: • overheidspublicaties zoals Al-bladen en CPR-richtlijnen bij SDU Service, afdeling Verkoop in Den Haag • DIN, DIN-ISO, NEN, NEN-EN, NEN-ISO, NVN-normen en NPR-richtlijnen bij het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI), afdeling Verkoop in Delft • BRL-richtlijnen bij het KIWA NV in Rijswijk
pagina 7