Aan de heer Willem Debeuckelaere Commissie ter Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer Hoogstraat 139 1000 BRUSSEL ons kenmerk uw kenmerk contact datum bijlage(n) onderwerp
1/10
TDS d379 Tom De Schepper (T. 02/211.56.03) 10 november 2010 VVSG-nota reactie aanbeveling nr.04/2010 Aanbeveling nr. 04/2010 van 19 mei 2010 inzake de GAS-wet en de Privacywet
Geachte heer voorzitter,
Wij namen kennis van uw brief van 24 augustus 2010 waarin verwezen wordt naar uw voorlopige
aanbeveling
nr.04/2010
van
19
mei
2010
inzake
de
verenigbaarheid
Privacywetgeving en Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS). Wij houden er aan u te danken voor deze uitgebreide analyse.
Wij hebben uw aanbeveling bestudeerd en voorgelegd aan onze collegagroep sanctionerende ambtenaren GAS op vrijdag 24 september jongstleden. We hebben immers kunnen vaststellen dat een aantal standpunten uit uw voorlopige aanbeveling voor interpretatie vatbaar kunnen zijn. In de bijgevoegde nota kunt u onze voornaamste bedenkingen in volgorde van de aanbevelingen uit uw nota terugvinden.
We zijn steeds bereid om u daarbij verdere toelichting te geven en desgewenst verder met u in overleg te gaan over toekomstige acties om uw aanbeveling verder te verspreiden.
Met de meeste hoogachting,
Luc Martens Voorzitter Directiecomité VVSG
2/10
VVSG-nota inzake GAS-wet en Privacywet Reactie op aanbeveling nr.04/2010 van de Privacycommissie inzake GAS-wet en Privacywet
1 GAS veronderstelt een gebruik van persoonsgegevens Bepaalde dossiers die opgesteld worden in het kader van inbreuken op de gemeentelijke politiereglementen hebben geen geïdentificeerde of identificeerbare persoon als voorwerp. De sanctionerend ambtenaren geven aan dat zij regelmatig geconfronteerd met gebrekkige persoonsgegevens of gebrekkige processen-verbaal. Hierdoor wordt de overtreder plots niet meer identificeerbaar. De Privacycommissie geeft dit trouwens zelf ook aan in haar aanbeveling onder randnummers 49 en 65. 49. In de meeste gevallen bij de vaststelling van een inbreuk zullen de persoonsgegevens betreffende betrokkene bij hemzelf worden verkregen. In dat kader kan ook verwezen worden naar hetgeen uiteen gezet is in artikel 9, § 1 van de WVP. In een aantal gevallen zal evenwel niet uitgesloten kunnen worden dat de informatieverstrekking niet rechtstreeks bij de betrokkene gebeurt, bv. indien bij vaststelling van sluikstort de nummerplaat wordt genoteerd en er nadien pas contact met de betrokkene kan opgenomen worden. In dat geval is de verwijzing naar artikel 9, § 2 van de WVP van belang.
65. Aangezien niet alle categorieën van vaststellende ambtenaren iemand staande mogen houden en deze ambtenaren de betrokkene niet altijd achter zijn identiteitspapieren mogen vragen, zullen verschillende overtredingen “geverbaliseerd” worden via het noteren van de nummerplaat (bv. sluikstorten, lawaai,…). Het is dan aan de sanctionerende ambtenaar om het PV/verslag verder aan te vullen en op zoek te gaan naar de identiteit van de overtreder. Hier stelt zich momenteel het probleem van de toegang tot de databank van de DIV.
We geven, louter ter illustratie, een aantal veelvoorkomende problemen: Het is voor de sanctionerend ambtenaar niet steeds mogelijk om kentekengegevens van buitenlandse overtreders te identificeren, met uitzondering van voertuigen uit Frankrijk en een aantal individuele overeenkomsten van gemeenten of politiezones met andere landen. Pas tegen 2012 kunnen de initiatieven uit het Verdrag van Prüm van 27/05/2005 (omzetting in intern recht op 28/12/2006) ten volle uitwerking krijgen. In geval van wildplakken of geluidsoverlast kan de vraag gesteld worden wie concreet verantwoordelijk is voor de veroorzaakte overlast. Ook blijkt het in praktijk niet altijd eenvoudig te zijn om briefwisseling te richten aan overtreders met onbekende verblijfsgegevens. De Privacycommissie geeft zelf in randnummer 65 aan dat niet alle categorieën van vaststellers over kunnen gaan tot identiteitscontrole. Pas wanneer in de registers van de burgerlijke stand of het rijksregister de adresgegevens van een overtreder teruggevonden en geverifieerd zijn, kan men naar onze mening spreken over een geïdentificeerde of identificeerbare persoon.
3/10
Algemeen kan men zich afvragen vanaf welk moment in de GAS-procedure de overtreder als geïdentificeerd of identificeerbaar beschouwd kan worden. Geldt dit bij aanvang van de procedure en ongeacht de verificatie van deze gegevens in het Rijksregister of geldt dit van zodra effectief een GAS-dossier in gang wordt gezet en de mogelijkheid tot seponering uitgesloten werd? Net als de Privacycommissie in randnummer 44 van haar aanbeveling stelt, is de VVSG in dit kader vragende partij voor een expliciete opname van de onderzoeksbevoegdheden van de sanctionerend ambtenaar en de inhoud van het proces-verbaal en bestuurlijk verslag in de GAS-wet. Dit kan deel uitmaken van een eerstkomende grondige evaluatie van de GAS-wet.
2 GAS veronderstelt een verwerking van gevoelige gegevens De Privacycommissie stelt in randnummer 36 van haar aanbeveling dat de GAS-wet een verwerking van gevoelige gegevens inhoudt waarop artikel 8,§1 van de WVP van toepassing is. De Privacycommissie spreekt van ‘gerechtelijke gegevens’. 36. Gelet op de definitie van artikel 8 van de WVP hebben we te maken met zogenaamde gerechtelijke gegevens en is een strenger regime van toepassing.
In het kader van de GAS-wet kan betwist worden of de gevoelige gegevens ‘gerechtelijke 1 gegevens’ betreffen. De rechtsleer begrijpt hieronder: ‘De gerechtelijke politie is het geheel van handelingen die de vaststellingen van inbreuken en opsporingen en de aanhouding van daders nastreeft, met het oogmerk ze voor de rechter of een andere bevoegde overheid te brengen.‟ De VVSG kan zich aansluiten bij het feit dat gegevens in het kader van de GAS-wet gevoelige gegevens betreffen, maar niet dat ze noodzakelijk ‘gerechtelijke gegevens’ betreffen. Dit onderscheid gaat, voor wat de politiediensten betreft, duidelijk samen met het onderscheid in bevoegdheden uit artikel 14 en 15,1° van de Wet op het Politieambt. Art. 14. Bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke politie, zien (de politiediensten) toe op de handhaving van de openbare orde met inbegrip van de naleving van de politiewetten en -verordeningen, de voorkoming van misdrijven en de bescherming van personen en goederen.
Art. 15. Bij het vervullen van hun opdrachten van gerechtelijke politie, hebben (de politiediensten) als taak : 1° de misdaden, de wanbedrijven en de overtredingen op te sporen, de bewijzen ervan te verzamelen, daarvan kennis te geven aan de bevoegde overheden, de daders ervan te vatten, aan te houden en ter beschikking te stellen van de bevoegde overheid, op de wijze en in de vormen bepaald door de wet;
Wij menen dat de Privacycommissie in haar aanbeveling beter melding kan maken van gevoelige gegevens die betrekking hebben op ‘bestuurlijke gegevens’, in relatie tot het
1
B OURDOUX, G.L., De wet op het politieambt. Handboek van de politiefunctie, Politeia, 2009, p. 225.
4/10
onderscheid in bevoegdheden tussen ‘gerechtelijke politie’ en ‘bestuurlijke politie’. Dit impliceert dat artikel 3,§5,1° van de WVP niet van toepassing is, maar wel artikel 3,§5,3° WVP. De openbare overheden die in een door de Ministerraad overlegd KB aangewezen zijn, na advies van de Privacycommissie, kunnen dan overgaan tot de verwerking persoonsgegevens in het kader van hun opdrachten van bestuurlijke politie. § 5. De artikelen 9, 10, § 1, en 12 zijn niet van toepassing : 1° op de verwerkingen van persoonsgegevens beheerd door openbare overheden met het oog op de uitoefening van hun opdrachten van gerechtelijke politie;
§ 5. De artikelen 9, 10, § 1, en 12 zijn niet van toepassing : 3° op de verwerkingen van persoonsgegevens beheerd, met het oog op de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie, door andere openbare overheden die aangewezen zijn bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
In ieder geval impliceert de toepassing van artikel 3,§5 van de WVP dat de uitzonderingsregels inzake de verwerking van persoonsgegevens van toepassing zijn bij GAS en dus zijn artikel 9 (informatieverstrekking betrokkene), artikel 10,§1 (identiteitsbewijs voorleggen) en artikel 12 (recht verbetering gegevens) WVP niet automatisch van toepassing bij GAS. In dit verband lijken de aanbevelingen onder randnummer 48, 49 en 50 de aanbeveling onder randnummer 36 tegen te spreken. 50. In de praktijk blijkt dat in een aantal gevallen gemeenten zich beroepen op artikel 3, § 5 van de WVP21 om een vrijstelling in te roepen voor de kennisgeving aan de betrokkenen. Nochtans kan een gemeente, als verantwoordelijke voor de verwerking en in het kader van de GAS-wetgeving zich niet beroepen op een dergelijke vrijstelling.
In dit verband lijken de aanbevelingen onder randnummer 51 en 52 de aanbeveling onder randnummer 36 eveneens tegen te spreken: 52. Gelet op de bewoordingen van artikel 13 van de WVP en de verwijzing naar artikel 3, §§ 4, 5 en 6 van de WVP behoort een dergelijke onrechtstreekse toegang niet tot de mogelijkheden en dient de verantwoordelijke voor de verwerking de betrokkene een rechtstreekse toegang te verlenen. In de praktijk is ook dit gegeven niet altijd vanzelfsprekend (dit hangt immers samen met hetgeen in randnummer 50 werd geschreven).
Concreet kan een aanpassing van de aanbeveling volgende gevolgen teweegbrengen: Indien de Privacycommissie meent dat de GAS-wet een verwerking van gevoelige gegevens impliceert die een ‘gerechtelijke verwerking’ (gerechtelijke politie) inhouden, is artikel 3,§5,1° van toepassing. Dit sluit de toepassing van artikel 9, artikel 10,§1 en artikel 12 WVP. Indien de Privacycommissie meent dat de GAS-wet een verwerking van gevoelige gegevens impliceert die een ‘bestuurlijke verwerking’ (bestuurlijke politie) inhouden, is artikel 3,§5,3° van toepassing, indien er een in de Ministerraad overlegd KB ingesteld werd, na advies van de
5/10
Privacycommissie. Dit sluit de toepassing van artikel 9, artikel 10,§1 en artikel 12 WVP. De redactie van een dergelijk KB is wenselijk, gezien het KB van 7 januari 2001 ter uitvoering van de GAS-wet niet aan het advies van de Privacy-commissie voorgelegd werd. Bij absentie aan dit KB is artikel 3,§5,3° WVP niet van toepassing en dus zijn artikel 9, artikel 10,§1 en artikel 12 WVP wel van toepassing. Indien de Privacycommissie meent dat de GAS-wet geen verwerking van gevoelige gegevens impliceert, zijn artikel 9, artikel 10,§1 en artikel 12 WVP wel van toepassing op de GAS-wet. In het kader van de GAS-wet is het niet voor alle dossiers bij aanvang duidelijk of zij een gerechtelijke (gemengde inbreuken) dan wel een bestuurlijke (zuiver administratieve inbreuken) afhandeling zullen genieten. De Privacycommissie maakt hieromtrent overigens geen onderscheid in haar aanbeveling. Indien er sprake is van een verwerking van gevoelige gegevens, kan dus niet onomwonden gesteld worden dat de gegevens bij aanvang van de procedure hetzij onder ‘gerechtelijke gegevens’, hetzij onder ‘bestuurlijke gegevens’ zullen vallen. De daaraan gekoppelde voorwaarden uit de WVP blijven dan onzeker. De Privacycommissie geeft onder randnummers 50 en 52 zelf aan dat niet alle gemeenten de aard van de gegevensverwerking correct interpreteren. Wij menen dat zij zelf in de eerste plaats duidelijk dient aan te geven onder welke vorm van gegevensverwerking deze gegevens kunnen ressorteren.
3 Verantwoordelijke voor de verwerking In het kader van de WVP wordt de gemeentelijke overheid beschouwd als ‘verantwoordelijke voor de verwerking’. Deze stelling wordt ook verdedigd in randnummer 45, 46 en 47 van de aanbeveling. Zij stelt onder randnummer 47 van haar aanbeveling dat de gemeente steeds ‘verantwoordelijke voor de verwerking’ blijft, ongeacht het feit of zij het beheer van de GASdossiers uitbesteed aan een andere instantie. 45. Artikel 1, § 4 van de WVP omschrijft de verantwoordelijke voor de verwerking als volgt: “Onder " verantwoordelijke voor de verwerking " wordt de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, de feitelijke vereniging of het openbaar bestuur verstaan die alleen of samen met anderen het doel en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens bepaalt”.
In het kader van de GAS-wet kiest de gemeenteraad expliciet voor de invoering van het systeem in haar gemeentelijke politieverordening. Zij bepaalt dus wel degelijk het doel van de verwerking en of zij het beheer ervan al dan niet zal uitbesteden. De instantie die de middelen bepaalt die hiertegenover staan kan ofwel de gemeente zelf, ofwel de instantie aan wie het systeem uitbesteed werd, zijn. Uit randnummers 59 en 60 van de aanbeveling blijkt bovendien dat ook een aantal provincies zich als ‘verantwoordelijke voor de verwerking’ beschouwen. We vragen de Privacycommissie dan ook expliciet te verwijzen naar de mogelijkheid voor de gemeenten om verdere bepalingen inzake de verantwoordelijkheden over de verwerking van
6/10
de persoonsgegevens bij de uitbesteding van het systeem op te nemen in haar samenwerkingsovereenkomst.
4 Informatieverstrekking aan de betrokkene We verwijzen wederom naar hetgeen vermeld werd onder titel 2 van deze nota voor wat betreft de aard van de gegevens die verwerkt worden. Indien vaststaat dat artikel 9,§1 WVP alsnog van toepassing is op de gegevensverwerking in het kader van de GAS-wet, zal de ‘verantwoordelijke voor de verwerking’ uiteraard moeten instaan voor een transparante en eerlijke verwerking. In randnummer 49 van haar aanbeveling erkent de Privacycommissie dat het niet evident is om de informatieverstrekking steeds rechtstreeks bij de overtreder te laten gebeuren en dat dit pas na opstart van het dossier kan gebeuren. In het kader van een GAS-dossier dat gerechtelijk afgehandeld zal worden (gemengde inbreuk) is het principe van geheimhouding van het strafrechtelijk (voor)onderzoek van toepassing. In het kader van een burgemeestersbesluit in uitvoering van artikels 133 en 134 Nieuwe Gemeentewet is een algemene openbaarheid niet altijd evident. De aanbeveling van de Privacycommissie kan in dit verband beter afgestemd worden met het „Decreet Openbaarheid van Bestuur‟ van 26 maart 2004. Ook is het maar de vraag of een dergelijke informatieverplichting haalbaar is voor elk document in de procedure, bijvoorbeeld parkeertickets die bij niet-betaling kunnen ressorteren in een GAS-boete. Overigens werd niet bepaald op welke wijze dit recht op informatieverstrekking kenbaar gemaakt moet worden. In antwoord op een schriftelijke vraag van 20/05/2010 van Vlaams Volksvertegenwoordiger J. Durnez door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur betreffende „het inzagerecht van raadsleden in GAS-dossiers‟ bevestigt de minister het principiële inzagerecht van gemeenteraadsleden in het register van in- en uitgaande briefwisseling conform artikel 189 van het Gemeentedecreet. Volgens de minister heeft het daarbij overigens geen belang of de briefwisseling betrekking heeft op materies van gemeentelijk, gemengd of algemeen belang. Ook in antwoord op de vraag of een gemeenteraadslid inzage heeft in de dossierstukken zelf maakt de minister geen voorbehoud conform artikel 30 van het Gemeentedecreet. Raadsleden blijven wel zelf verantwoordelijk voor het gebruik de gegevens die zij uit deze dossiers halen. Het lijkt ons raadzaam dat de Privacycommissie dit recht op informatieverstrekking aan de overtreder verder afweegt tegenover het doel van de verwerking.
5 Bewaren en archiveren van persoonsgegevens De Privacycommissie komt in randnummer 55 terug op de aard van de persoonsgegevens die verwerkt worden. In dit verband kan wederom verwezen worden naar onze opmerkingen onder titel 2 van deze nota. Volgens het artikel 4,5° WVP en randnummer 54 van de aanbeveling mogen de persoonsgegevens in het kader van de GAS-wet niet langer bewaard worden dan voor de verwezenlijking van de doelstellingen waarvoor zij worden verkregen of verder worden verwerkt noodzakelijk is.
5.1 Archiveren van de dossierstukken
7/10
Het ontwerp van aanbeveling lijkt in strijd te zijn met hetgeen bepaald werd in het „Decreet op de bestuurlijk-administratieve archiefwerking‟ van 9 juli 2010. Dit Decreet kan van toepassing zijn op het bewaren van dossierstukken in het kader van de GAS-wet, tenzij men de uitvoering van de GAS-wet kan beschouwen als een medebewindstaak. In dat laatste geval blijven de bepalingen van de federale Archiefwet onverminderd van toepassing. In uitvoering van het Vlaamse Decreet wordt evenwel nog gewacht op een vaste archiveringstermijn voor GASdossiers, die mogelijks later nog opgenomen zal worden in de te publiceren selectielijsten.
5.2 Bewaren van de dossierstukken De bewaring van dossierstukken dient gezien te worden in het licht van de wettelijke verjaringstermijnen. Vraag is welke verjaringstermijn in het kader van de GAS-wet gehanteerd dient te worden. Indien in het kader van de GAS-wet geen sprake is van ‘bestuurlijke gegevens’ maar wel van ‘gerechtelijke gegevens’ dient rekening gehouden te worden met de algemene verjaringstermijn uit het Gerechtelijk Wetboek. Conform de verjaringstermijn bij overtredingen, zoals voorzien in het Strafwetboek, dient minimaal rekening gehouden te worden met een bewaartermijn van 3 jaar. Verder dient men in het kader van de GAS-wet rekening te houden met de wettelijke recidive. De wettelijke recidivetermijn in het kader van de Voetbalwet werd vastgelegd op 5 jaar, de recidive in het kader van de GAS-wet lijkt ons dan ook minimaal 1 jaar en maximaal 5 jaar te bedragen, onverminderd de mogelijkheid tot beroep bij de politierechtbank of jeugdrechtbank. De VVSG pleit daarom net als de Privacycommissie voor een wettelijke verankering van het begrip herhaling in de GAS-wet bij een eerstvolgende evaluatie van deze wet.
6 Aangifteverplichting verwerking We verwijzen naar onze opmerkingen die vermeld werden onder titel 7 van deze nota. Indien onomwonden vaststaat wie als ‘verantwoordelijke voor de verwerking’ aanzien kan worden, kan ook onomwonden vastgesteld worden wie tot de aangifte van de gegevensverwerking dient over te gaan. Het kan bovendien aangewezen zijn dat de Privacycommissie een handleiding opstelt voor het gebruik van het centrale register in het kader van de GAS-wet, net zoals zij dit deed in het kader van het gebruik van het centrale register bij de „aangiften tot plaatsing en gebruik van bewakingscamera‟s‟. Aangezien een aangifte in het kader van de WVP niet per dossier of per persoon dient te gebeuren, maar voor het geheel van de verwerkingen kan gebeuren, kan de vraag gesteld worden in welke mate alle verwerkingen gedurende de GAS-procedure in deze aangifte vervat zitten. Gezien het uiteindelijke doel van de GAS-procedure het opleggen van een administratieve geldboete is, menen wij dat een éénmalige aangifte per bestuur volstaat om alle huidige en toekomstige gegevensverwerkingen te omvatten. Een gezamenlijke aangifte voor alle lokale besturen wordt hierbij overwogen door de VVSG.
8/10
7 Toegang tot het Rijksregister Zoals we reeds vermeldden onder titel 2 van deze nota vraagt de VVSG meer duidelijkheid omtrent het moment waarop de overtreder in de GAS-procedure als geïdentificeerd of identificeerbaar beschouwd kan worden. De Privacycommissie haalt deze problematiek expliciet aan in randnummer 62 van haar aanbeveling. Ongeacht de toepasselijkheid van de bestaande uitvoeringsbesluiten, kan gesteld worden dat de sanctionerend ambtenaar, als orgaan van actief bestuur, ook in de toekomst toegang moet kunnen krijgen tot de gegevens van het Rijksregister voor wat betreft haar eigen inwoners. Nu zijn gemeenten, meergemeentepolitiezones en provincies verplicht om per finaliteit van de gegevensverwerking telkens een afzonderlijke aanvraag in te dienen, behalve in het kader van het KB van 27 februari 1985 voor wat de provincies betreft en het KB van 30 augustus 1985 voor wat de gemeenten betreft. Daarom neemt de VVSG het initiatief om voor haar leden een globale machtigingsaanvraag in te dienen, die een aanvraag per finaliteit uitsluit. Zie hiervoor ook onze brief nr.20100404/HC01 van 4 mei 2010 aan de Privacycommissie. De vraag die de VVSG aan de Privacycommissie richt, heeft ook betrekking op de toegang tot het rijksregister in het kader van de GAS-procedure. Wij citeren hieronder uit onze brief. We vragen onder meer een uitbreiding van de toegang tot het rijksregister voor wat betreft het innen van belastingen, retributies, en andere schuldvorderingen, het opleggen van gemeentelijke administratieve sancties en het opleggen van maatregelen in het kader van de handhavingbevoegdheid door een lokaal bestuur bij inwoners en niet-inwoners (doeleinde 2). Een gemeentelijke administratieve sanctie aan een niet-inwoner (voorbeeld sluikstorten) kan onmiddellijk op het juiste adres worden bezorgd na raadpleging van het rijksregister vanuit de applicatie die de gemeentelijke administratieve sancties beheert. De gemeente haalt de bevoegdheid om inbreuken op de gemeentelijke politieverordeningen te bestraffen met gemeentelijke administratieve sancties uit de art. 119 en 119bis van de nieuwe gemeentewet. De melding over een onbewoonbaar verklaard pand kan via het kadasternummer en het rijksregisternummer horend bij de kadastrale legger onmiddellijk aan de eigenaar op het juiste adres bezorgd worden. Het kan aldus eigenaars betreffen die niet zelf in de gemeente wonen.
Verder lijkt de Privacycommissie geen rekening te houden met artikel 5/2 van de Wet op het Politieambt artikel 42 van de Wet op de Geïntegreerde Politie. De burgemeester put als officier van bestuurlijke politie uit deze regelgevende bronnen immers het recht om geïnformeerd te worden over de uitvoering van de taken door de politiediensten en de gemeentelijke administratie. In het kader van uitvoering van de GAS-wet wordt ook de sanctionerende ambtenaar beschouwd als orgaan van actief bestuur in opdracht van de bestuurlijke overheid. Het lijkt aangewezen dat de Privacycommissie deze opmerking in haar aanbeveling opneemt. Art. 42. Voor het uitvoeren van haar opdrachten van bestuurlijke politie, staat de lokale politie onder het gezag van de burgemeester die haar, wat de uitvoering betreft van deze opdrachten op het grondgebied van zijn gemeente, de bevelen, onderrichten en richtlijnen geeft die dienaangaande noodzakelijk zijn.
9/10
Art. 5/2. De politiediensten moeten bij bijzonder verslag de betrokken bestuurlijke overheden informeren over de buitengewone gebeurtenissen betreffende de openbare orde waarvan zij kennis hebben. Om de burgemeester in staat te stellen zijn verantwoordelijkheden van bestuurlijke politie uit te oefenen, informeren de korpschef van de lokale politie, de bestuurlijke directeur-coördinator en de gerechtelijke directeur van de federale politie hem onverwijld over de gewichtige feiten die de openbare rust, veiligheid of gezondheid in de gemeente kunnen verstoren.
Belangrijk in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties is bovendien dat de aanvraag van een dergelijke machtiging geen bijkomende last mag leggen op het naleven van de bij wet voorziene proceduretermijnen.
8 Toegang tot de databank DIV De problematiek betreffende de toegang tot de databank met voertuiggegevens van het DIV lijkt met de goedkeuring van het wetsontwerp op 6 mei 2010 zonder voorwerp te zijn. Dit wetsontwerp werd ondertussen getekend door de Koning en verscheen op 28 juni 2010 in het Belgisch Staatsblad. De artikels 5,11° en 5,23° bieden een antwoord op de aanbevelingen onder randnummers 65, 66 en 67. Art. 5. De Kruispuntbank heeft tot doel om enerzijds de opspoorbaarheid van voertuigen te waarborgen vanaf de dag van hun constructie of van hun invoer, intracommunautaire verwerving of intracommunautaire overbrenging op het Belgisch grondgebied tot op de dag van hun vernietiging, of van hun uitvoer of intracommunautaire levering; en anderzijds om op elk ogenblik de eigenaar ervan, de aanvrager en de titularis van hun inschrijving te identificeren, alsook de gegevens betreffende hun goedkeuring te achterhalen teneinde : […] 11° het opleggen van administratieve sancties mogelijk te maken; 23° de uitvoering door de politiediensten van hun opdracht van administratieve politie te vergemakkelijken;
Zowel de sanctionerend ambtenaar (artikel 5,11°) als de politiediensten (artikel 5,23°) lijken dus ook geen bijzondere en voorafgaande machtiging meer nodig te hebben van het Sectoraal Comité van de Privacycommissie voor het opzoeken van voertuiggegevens conform artikel 18,§1,2° van deze „Wet houdende de oprichting van de Kruispuntbank van de Voertuigen‟. Art. 18. § 1. De toegang tot de andere gegevens van de Kruispuntbank vereist een voorafgaande machtiging van het sectoraal comité. 2° aan de instellingen en natuurlijke of rechtspersonen voor de informatie die zij nodig hebben voor het vervullen van de opdrachten van algemeen belang die hen zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie, of voor de opdrachten die door het sectoraal comité uitdrukkelijk als zodanig werden erkend;
9 Eindbeschouwing Uit naam van de collegagroep sanctionerende ambtenaren GAS, die het merendeel van de sanctionerende ambtenaren GAS in Vlaanderen verenigt, houden wij er aan de
10/10
Privacycommissie te danken voor het uitgebreide ontwerp van aanbeveling inzake GAS en de Privacywet. Wij hopen dat onze voorliggende nota een bijdrage mag leveren bij de redactie van de definitieve aanbeveling. Uit het bovenstaande mag blijken dat een aantal elementen uit het ontwerp van aanbeveling nog verdere uitwerking of verdere verklaring vereisen. De VVSG is steeds bereid hieraan mee te werken.