ZEEBUo RG nder
steboven A5 boekje.indd 1
11-11-2007 23:36:24
Zeeburg Ondersteboven is gemaakt door De Werkplaats. De Werkplaats is een samenwerkingsverband van het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks en de Wiardi Beckman Stichting. De Werkplaats bestaat uit: Jacob Boersema (promovendus ontwikkelingsstudies, Universiteit van Amsterdam) Anne Brouwers (studente sociologie, Universiteit van Amsterdam) Femke Kaulingfreks (Filosofe, afgestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam) Kate Kirk (promovenda Politicologie, Queens University Belfast) Marinke van der Kroon (student Politicologie, Universiteit van Leiden) Khadija El Majdoubi (projectmedewerkster Wiardi Beckman Stichting) Saira Sadloe (studente Sociale- en Organisatiepsychologie, Universiteit Leiden) Miesjel Spruit (medewerker Wetenschappelijk Bureau GroenLinks, Lokale Politiek) Sander Verwer (student Filosofie, Rijksuniversiteit Groningen)
A5 boekje.indd 2
11-11-2007 23:36:24
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
5
1 De Indische Buurt 1.1 Korte geschiedenis van het wijkbeleid | Jacob R. Boersema 1.2 De Indische Buurt | Marinke van der Kroon 1.3 Het bankje I - Sjaak en Sjoerd | Sander Verwer 1.4 Die oude tijd - In gesprek met twee oud-Zeeburgers | Femke Kaulingfreks
7 10 13 15
2 Politieke binding: van wie is de buurt? 2.1 Wiens wil is nu wet? | Sander Verwer 2.2 Wachten op de WMO | Femke Kaulingfreks 2.3 De rechtse hoek van Jan Hoek | Khadija El Majdoubi 2.4 Assadaaka - Het heft in eigen handen | Femke Kaulingfreks 2.5 Het bankje II - Zo vrij als vogels? | Sander Verwer 2.6 Mindmappen in de Indische Buurt | Anne Brouwers 2.7 ‘Actievoeren tegen het beleid van corporaties is nodig’ | Jacob R. Boersema 2.8 Het bankje III - De toezichthouders | Sander Verwer
18 19 23 26 29 31 34 37
3 Functionele binding: meedoen in Zeeburg 3.1 Meedoen: de eerste stap in het integratieproces | Kate Kirk en Anne Brouwers 3.2 Just do it? | Saira Sadloe 3.3 De overheid als dominante man? | Anne Brouwers 3.4 Het ondernemershuis | Sander Verwer 3.5 ‘We are not prepared to do our job’ - De uitvoering van de nieuwe Wet inburgering in Zeeburg | Kate Kirk 3.6 Jammer Pindakaas - Over taal en integratie | Kate Kirk
50 52
4 Sociale binding: samen leven 4.1 Het belang van het thuisgevoel - In gesprek met Jan Willem Duyvendak | Jacob R. Boersema 4.2 Uit elkaars buurt | Khadija El Majdoubi 4.3 Sociaal kapitaal in de Indische Buurt | Marinke van der Kroon 4.4 Het bankje IV - Jot | Sander Verwer 4.5 Jong in Zeeburg - Leven tussen talent en teleurstelling | Femke Kaulingfreks 4.6 ‘Romeo & Juliet’ goes Mocro style | Khadija El Majdoubi 4.7 Het bankje V - Dirk en Roald | Sander Verwer 4.8 Jaloers op de Amerikaanse droom - In gesprek met Job Cohen | Kate Kirk
54 57 59 62 64 69 71 73
5 Nawoord
75
39 41 44 47
A5 boekje.indd 3
11-11-2007 23:36:24
Zeeburg elkaar. D de straa zorgden
Zeeburg O
Voor u als le in 200 van de gegaa een jo in kaa weer
uit dit opviel bestaa wijk w bijdra onder neme
A5 boekje.indd 4
11-11-2007 23:36:24
Zeeburg 1978 - Moeder en Dochter: Moeder verbergt haar krulspelden onder haar hoofddoek. Ze woonden tegenover en naast elkaar. De hele straat was sociaal verweven. Het domein van van de mannen was de kroeg om de hoek. Voor vrouwen diende de straat als verlengde van de huiskamer, waar ze elkaar en elkaars kinderen in de gaten hielden, nieuwtjes uitwisselden, Foto: Yvonne Kroon van Diest zorgden voor het schoonhouden van de stoep. De bekommernis strekte zich uit tot bij de voordeur.
Zeeburg Ondersteboven Voor u liggen de ervaringen van acht jonge academici die van april tot en met oktober 2007 als leden van de Werkplaats de Amsterdamse wijk Zeeburg ingedoken zijn. De Werkplaats is in 2006 gestart als initiatief van de Wiardi Beckman Stichting (het wetenschappelijk bureau van de PvdA) en is het afgelopen jaar, in haar tweede editie, een samenwerkingsverband aangegaan met het wetenschappelijk bureau van GroenLinks. Het idee van de Werkplaats is om een jonge generatie onderzoekers ruimte te geven op originele wijze hedendaagse problemen in kaart te brengen. Dit jaar was het streven de praktijk van de wijk Zeeburg in al zijn facetten weer te geven, met de ervaring van de bewoner als uitgangspunt: Zeeburg Ondersteboven. Een wijk is een wonderlijk geheel en Zeeburg vormt daar geen uitzondering op. Als u iets uit dit boekje kunt opmaken dan is het dat. Dit boekje staat vol met impressies en dingen die ons opvielen tijdens ons onderzoek in Zeeburg. Ons uitgangspunt was dat er veel misverstanden bestaan over de wijk. Dat er een kloof is tussen wat er in kranten en in beleidsstukken over de wijk wordt geschreven en de dagelijkse praktijk en de beleving van bewoners. Ook wilden wij bijdragen aan de kennismaking van bewoners met elkaar. Door de veelzijdigheid van de wijk van onderop te belichten hopen wij een aantal problemen aan te stippen, een aantal cliche’s weg te nemen en de dagelijkse routine eens van een andere kant te belichten.
A5 boekje.indd 5
11-11-2007 23:36:25
De serie artikelen ‘Het bankje’ loopt als rode draad door dit boekje heen. Hierin zijn informele gesprekken met vrijuit pratende bewoners van Zeeburg opgetekend. Daarnaast hebben wij de vraag centraal gesteld op welke manier bewoners met de buurt zijn verbonden. We hebben een onderscheid gemaakt tussen drie soorten binding die elk hun eigen hoofdstuk hebben gekregen: politieke, functionele en sociale. Naast bewoners komen ook experts en maatschappelijke instellingen aan bod, die laatste zijn immers essentieel als schakel tussen bewoners en de overheid. Politieke binding is betrokkenheid op basis van inspraak. Hoofdstuk twee beschrijft hoe beslissingen tot stand komen en welke mate van zeggenschap bewoners hierbij ervaren. De relaties van individuele bewoners, zelforganisaties en het maatschappelijk middenveld met het lokale bestuur staan centraal. In de artikelen uit dit hoofdstuk blijkt dat de kloof tussen burger en politiek geen sprookje, maar een reëel probleem is. Mensen blijken zich verbonden te voelen met de wijk als zij voorzieningen uit de buurt in hun dagelijkse leven gebruiken. Denk hierbij aan het winkels, werk en school. Dit wordt functionele binding genoemd en komt aan bod in hoofdstuk drie. Vanwege de multiculturele aard van Zeeburg spelen integratie en inburgering in dit hoofdstuk een belangrijke rol. Deze blijken niet probleemloos te verlopen; meedoen is een lastig proces. Tot slot komt in hoofdstuk vier sociale binding aan de orde: de aanwezigheid van sociale contacten in de directe omgeving en de mate van verbondenheid met de buurt. We schetsen een beeld van de verbondenheid tussen bewoners van de wijk en onderzoeken op welke manier er bruggen tussen bewoners geslagen kunnen worden. De tijd dat de straat een verlengstuk was van de woonkamer is - zo die al heeft bestaan - voorbij. Bestuurders realiseren zich dit ook. Daarom staat bewonersparticipatie centraal: iedereen moet meedoen. Mensen komen echter niet zomaar hun vertrouwde, veilige woonkamers uit. De politiek uit met groeiende urgentie de wens te weten wat bewoners beweegt. De artikelen in dit boekje zijn onze bescheiden poging om dit weer te geven. We hopen dat u veel plezier beleeft aan het lezen ervan.
1
De Werkplaats November 2007
De wi begin ons o in de crimin waarb publie bindin de ind niet a Zeeburg 2007 - Moeder en vader Buys, zelf fotograaf, omarmen hun kinderen en poseren graag even voor ons. Maar dit is niet het hele gezin! Nog elf konijnen en drie katten huizen binnen.
A5 boekje.indd 6
11-11-2007 23:36:26
volgde In de pelijke en im beleid
1 De Indische Buurt
1.1
1.1 Korte geschiedenis van het wijkbeleid Jacob R. Boersema
De wijk als domein van onderzoek komt niet uit de lucht vallen. Daarom is het goed te beginnen met een korte historische inleiding, die direct ook de achtergrond schetst voor ons onderzoek. De afgelopen decennia speelt de wijk een opmerkelijk constante rol in de politieke discussie rondom vraagstukken van armoedebestrijding, woningbouw, criminaliteit, en maatschappelijke participatie. De laatste jaren is daar integratie bijgekomen, waarbij opnieuw verlangend naar de wijk wordt gekeken. De grotere rol van integratie in het publieke debat heeft ervoor gezorgd dat de nadruk steeds meer is komen te liggen op de bindingen tussen mensen in de wijk, en vooral ook met de wijk. Steeds minder gaat het over de individuele positie van de bewoner, bijvoorbeeld in sociaal-economisch opzicht. Dat is niet altijd zo geweest. Sinds de stedelijke vernieuwing van de jaren zeventig en het massale protest dat daarop volgde, kent elke achterstandswijk een keur aan instituties die de bewoners moeten ondersteunen. In de jaren tachtig bleken deze instituties niet opgewassen tegen de cumulatie van maatschappelijke problemen in bepaalde achterstandswijken als gevolg van deïndustralisatie, suburbanisatie en immigratie. De kloof tussen politiek en burger was ook groter geworden. Het Grotesteden beleid van de jaren negentig vond hierop een antwoord in een nieuwe decentrale en integrale
A5 boekje.indd 7
11-11-2007 23:36:27
aanpak. Sociale, economische en fysieke problemen in de wijk werden gezamenlijk aangepakt om vooral de leefbaarheid in de buurt te verbeteren. De geprivatiseerde woningcorporatie speelde daarbij een bepalende rol maar de bewoner moest ook betrokken worden. Nu integratie de agenda bepaalt, zien we een nieuwe verschuiving: van sociaal-economische naar sociaal-culturele vragen. Het gaat nu over identiteit, burgerschap en binding. Integratie is een complex geheel en verlangt van zowel de autochtone als de allochtone bevolking grote inzet. De eerste groep zal zich moeten openstellen. Zij moet bedenken hoe zij de nieuwkomers kan accommoderen en werken aan een inclusievere wij-opvatting, ten eerste in de wijk maar ook op nationaal niveau. De allochtone bevolking zal moeten inburgeren, de taal leren, en zich effectief organiseren. Dat dit proces zich niet zonder zonder slag of stoot voltrekt, is eigenlijk geen verrassing. Het probleem van integratie is dat de lasten ongelijk zijn verdeeld. De diversiteit van bewoners neemt vooral toe in achterstandsbuurten. Dit zet de solidariteit tussen bewoners onder druk. Diversiteit verrijkt een land, maar leidt in eerste instantie bij mensen tot terugtrekking. De sociale afstand groeit tussen buurtbewoners. Dit maakt vooral de autochtoon ongemakkelijk. Fortuyn benoemde dit probleem, en wist deze grote groep politiek te mobiliseren. Het probleemwijken-beleid van Vogelaar is een antwoord op dat probleem. Een vorm van solidariteit op landelijke niveau met plekken waar de pijn van het integratieproces het meest gevoeld wordt. De tijdelijke terugtrekking van mensen en het wennen aan elkaar heeft de leefbaarheid en veiligheid in de wijken niet vergroot. De publieke familiariteit is verdwenen, constateerde onderzoekster Talja Blokland. Er is een gemis aan kennis van de omgangsvormen met elkaar. Dit
A5 boekje.indd 8
11-11-2007 23:36:27
probleem kan voor een deel worden opgevangen door het opstellen van leefregels. Maar sommige problemen steken dieper dan dat. Die gaan over echte conflicten in de buurt, over het gebruik van een plein bijvoorbeeld, waar autochtone ouderen botsen met allochtone jongeren, die lastig op te lossen zijn. Daar moet niet de andere kant worden uitgekeken, maar met elkaar naar oplossingen gezocht. De Indische Buurt is een achterstandsbuurt, zoals er nog steeds velen zijn in Nederland. Achterstand betekent dat het voor bewoners lastig is om rond te komen, autochtoon of allochtoon. Dat ze zorg nodig hebben en dichtbij de armoedegrens leven. Vroeger hadden we het over sociale uitsluiting. Het idee daarachter was dat armoede meer was dan alleen tekort aan inkomen. Het had ook een sociale component. Nu hebben we het vrijwel alleen nog maar over sociaal kapitaal en lijkt armoede helemaal geen financiële component te hebben, maar vooral een sociaal-cultureel probleem te zijn. Het is de vraag of het de overheid lukt om het wegwerken van sociale, culturele en economische achterstanden van bepaalde groepen te combineren met het smeden van nieuwe sociale en politieke banden tussen bewoners. Deze dubbele taakstelling van de overheid heeft tot nu toe tot gering succes geleid. Het vele geld voor projecten die de autochtone en de allochtone bevolking dichterbij elkaar moeten brengen, lijkt de allochtone bevolking nauwelijks op weg te helpen. Een doelgerichtere aanpak, waarbij de overheid ook achter de voordeur opereert, lijkt nodig. Gezellige maar eenmalige Buurtbarbecue’s dragen nauwelijks iets bij. Daarnaast heeft de huidige roep om overheidsingrijpen en de nieuwe zware sociaal-culturele taakstelling iets paradoxaals. Het beleid van de overheid uit de jaren negentig heeft de uitvoering van beleid vooral bij private partijen gelegd. Woningcorporaties zijn veranderd in project ontwikkelaars. De overheid heeft daar nauwelijks greep op. Ze zijn afhankelijk van deals en goede wil. De traditionele wijkinstellingen zijn uitgehold en welzijnstaken worden uitbesteed aan de laagste bieder, niet aan degene met het meeste ervaring of binding met de buurt. Ook het beeld van de burger naar neoliberaal model klopt niet voor de achterstandsbuurt. Telkens weer blijkt dat deze niet assertief en goed geïnformeerd is, maar eerder een handreiking nodig heeft om zichzelf succesvol te ontplooien. De overheid zal creatief moeten opereren, wil het met deze zware taakstelling succesvol zijn in de komende jaren.
Literatuur • AFVW, 2006a, Wonen in Amsterdam: leefbaarheid, Amsterdam • AFVW, 2006b, Grote gezinnen, grote woningen, Amsterdam • Heijndra, T., 2000, Zeeburg: Geschiedenis van de Indische Buurt en het Oostelijk Havengebied, Alkmaar: Uitgeverij René de Milliano • OS, 2006, Kerncijfers voor Amsterdam, stadsdeel Zeeburg en de buurtcombinaties G31 t/m G35, G51 en G74, Amsterdam • Stadsdeel Zeeburg, 2007, Wijkactieplan Indische Buurt: Tussen kwetsbaarheid en vitaliteit’ Amsterdam
A5 boekje.indd 9
11-11-2007 23:36:27
1.2
Zeeburg 1978 - Na de dood van haar man ging de eigenaresse door met de winkel, omdat ze zoveel van het hoedenvak hield... en van het in de winkel staan en contact met klanten, die vriendinnen waren geworden. Het was een economisch Foto: Yvonne Kroon van Diest slechte tijd voor het hoedenvak. Van de vijf winkels was dit nog de enige.
1.1 De Indische Buurt Marinke van der Kroon
De Indische Buurt ligt in stadsdeel Zeeburg in Amsterdam en wordt begrensd door de Zeeburgerdijk, de Kramatweg, de Valentijnkade en de Celebesstraat. De van noord naar zuid lopende Molukkenstraat en de van oost naar west lopende Insulindeweg verdelen de buurten in kwadranten. De gemeente Amsterdam maakt onderscheid tussen de Indische Buurt West (Noordwestelijke kwadrant Noord, Noordwestelijke kwadrant Zuid en de Zuidwestelijke kwadrant) en de Indische Buurt Oost (Noordoostelijke kwadrant en de Zuidoostelijke kwadrant). De Indische Buurt West staat bekend als de ‘oude Indische Buurt’ omdat veel van de oorspronkelijke bebouwing intact is, terwijl de Indische Buurt Oost getypeerd wordt door grotendeels vernieuwde of nieuwe woningen. Geschiedenis Rond 1900 besluit de gemeente Amsterdam dat er meer woningen moeten worden gebouwd. Dit leidt tot de drooglegging van delen van de polder Overamstel. De straten die worden aangelegd passen bij het straatbeeld van de nabij gelegen Dapperbuurt en Oosterparkbuurt. De straatnamen worden gebaseerd op eilanden en steden van het Indonesische archipel. De buurt krijgt bekendheid als de Indische Buurt. De huizen in de Indische Buurt worden gebouwd door woningcorporaties en particulieren. De nijpende woningnood drijft het tempo op, met als gevolg dat de kwaliteit van veel woningen in het geding komt. Slecht bouwmateriaal en ongeduld bij het 10
A5 boekje.indd 10
11-11-2007 23:36:28
2
denvak omisch
n van Diest
laten inklinken van de bodem leiden tot verzakking van funderingen en scheuren in muren. Al in 1936 worden de eerste huizen afgebroken. In de jaren zestig krijgt de Indische Buurt op grotere schaal te kampen met problemen. Inwoners leven vaak onder extreem ongezonde omstandigheden. Het straatbeeld wordt getekend door vuilnis op straat en niet onderhouden parken. Ondanks de slechte omstandigheden voelt de gemeente Amsterdam zich niet geroepen om de buurt aan te pakken. Inwoners besluiten zich te organiseren om de teloorgang van de buurt tegen te gaan. En met succes. In 1982 besluit de gemeente de buurt op haar beleidsagenda te zetten. Huizen worden gesloopt of gerenoveerd en sociale woningbouw wordt geïntroduceerd. De inzet van de gemeente werpt zijn vruchten af, maar nog steeds hebben inwoners klachten over de kwaliteit van de huizen en de leefbaarheid van de buurt. Gaandeweg is het aantal buurtbewoners gedaald en de samenstelling van de bevolking veranderd. Velen zijn verhuisd naar andere buurten of randgemeenten van Amsterdam zoals Heerhugowaard, Lelystad en Purmerend. Nieuwe bewoners hebben door de bank genomen een lager inkomen, de meerderheid is allochtoon. Het grote aantal verschillende nationaliteiten heeft geleid tot veel nieuwe faciliteiten in de buurt. De Indische Buurt is veranderd in een diverse en multiculturele buurt met allerlei talen, gewoonten en achtergronden.
Cijfers De Indische Buurt telt in totaal ruim 23.000 inwoners. Het percentage niet-westerse allochtonen is hoog: 56,8% tegen 34,4% in heel Amsterdam. De Marokkaanse en Turkse nationaliteit zijn het best vertegenwoordigd. De buurt telt 11% westerse allochtone inwoners en 32,2% autochtone inwoners (in heel Amsterdam zijn dat er 14,1%, respectievelijk 51,5%). Zeeburg 2007 - Mijnheer Jaatit woont al veertien jaar op 1 hoog. Hij heeft in die tijd meerdere malen onderzoekers over de vloer gekregen en verbaast zich al niet meer wanneer we hem om een foto vragen. Laatst is er zelfs een film bij hem thuis gemaakt.
erdijk, nstraat meente Noord, Noordals de dische
orden orden urt. De buurt d door gevolg bij het 11
A5 boekje.indd 11
11-11-2007 23:36:29
De buurt is relatief jong: 53,4% van de inwoners is niet ouder dan 34 jaar (in Amsterdam: 47,1%). De samenstelling van de huishoudens wijkt niet af van die in de rest van de stad: het talrijkst zijn de echtparen met kinderen en de eenpersoonshuishoudens. Woningen in de Indische Buurt zijn relatief klein: 43% heeft één of twee kamers, 40% telt er drie (in Amsterdam: 30%, respectievelijk 35%). Van alle woningen valt 72,3% in de categorie sociale woningbouw (in Amsterdam: 51,8%). De economische positie van de buurtbewoners is relatief slecht. Het gemiddelde inkomen bedraagt circa A 20.600 per jaar per huishouden (in Amsterdam: A 25.200). Ook het werkloosheids percentage steekt ongunstig af: 9,8% tegen 7,4% in de stad als geheel. Op het eerste gezicht valt dat verschil misschien mee. Maar de cijfers van de Indische Buurt springen eruit als de verhouding tussen ‘werkzame personen’ en de potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar) wordt onderzocht. Dan blijkt dat een relatief groot deel van de potentiële beroepsbevolking niet-werkzoekend is. Het gaat dan om onder meer huisvrouwen en studenten. Waar in heel Amsterdam gemiddeld 78% van de beroepsbevolking werkt, bedraagt het percentage in de Indische Buurt slechts 17%.
De Da van d netje doen. beken divers heeft,
Literatuur • AFVW, 2006a, Wonen in Amsterdam: leefbaarheid, Amsterdam • AFVW, 2006b, Grote gezinnen, grote woningen, Amsterdam • Heijndra, T., 2000, Zeeburg: Geschiedenis van de Indische Buurt en het Oostelijk Havengebied, Alkmaar: Uitgeverij René de Milliano • OS, 2006, Kerncijfers voor Amsterdam, stadsdeel Zeeburg en de buurtcombinaties G31 t/m G35, G51 en G74, Amsterdam • Stadsdeel Zeeburg, 2007, Wijkactieplan Indische Buurt: Tussen kwetsbaarheid en vitaliteit’ Amsterdam
12
A5 boekje.indd 12
11-11-2007 23:36:29
ouder alleen op str Sjaak ‘Als je versch nauwl
dag m Net w
1.3 Het bankje I - Sjaak en Sjoerd
1.3
Sander Verwer
De Dappermarkt is gekozen tot beste markt van Nederland. Al werkten op 5 maart, de dag van de huldiging, de elementen niet mee en regende het, toch werd de markt in het zonnetje gezet. Vandaag is alles weer bij het oude en lijken zich geen bijzonderheden voor te doen. Drommen mensen wandelen zonder haast langs de vele kraampjes, maken praatjes met bekenden en werpen zo nu en dan angstvallig een blik op de dreigende hemel. De grote diversiteit aan mensen, waaraan de markt hoogstwaarschijnlijk zijn eretitel aan te danken heeft, lijkt niemand meer te verbazen: alsof het altijd zo is geweest. Ik ga op een bankje zitten. Al snel worden de lege plaatsen naast mij gevuld door twee oudere Nederlanders en we raken in gesprek. Sjaak, die volgende maand 81 wordt, is een inmiddels alleenstaande grijze kerel die al zestig jaar in de Indische Buurt woont en er zo’n beetje dagelijks op straat te vinden is. Hij is de prater van de twee. Sjoerd heeft minder te melden, wat volgens Sjaak ook de reden is waarom ze zo goed met elkaar op kunnen schieten. En, zoals Sjaak zegt: ‘Als je niks weet kunnen ze ook niet aan je kop lopen zeuren.’ De twee zijn veel samen op verschillende bankjes in de buitenlucht van de Indische Buurt te vinden. Ze houden de boel nauwlettend in de gaten en hebben nog een kien oog voor vrouwelijk schoon. In het begin van ons gesprek heeft Sjaak het over ‘teringbuitenlanders’. ‘Ze lopen de hele dag maar een beetje rond en werken niet. En toch hebben ze allemaal een Mercedes of BMW.’ Net wanneer we het hierover hebben baant een allochtone jongeman in een glimmende grote 13
A5 boekje.indd 13
11-11-2007 23:36:30
Volvo zich een weg over het zebrapad, en ziet Sjaak zijn woorden bevestigd. Ik wijs hem op de grote aantallen winkeltjes en eet-tentjes die in allochtone handen zijn. Hij geeft toe dat er inderdaad ‘ook wel goeie zijn’. En hij relativeert: zelf is hij ook nooit zo gek op werken geweest. Hij heeft dertig jaar een uitkering getrokken en heeft nu een pensioen. Als jonge jongen werkte hij als ‘morgenster’. ‘Dan ga je om 4 uur, half 5 de straat op en de prullenbakken langs. IJzer ging in die tijd voor veertig cent per kilo en koper voor vier gulden per kilo.’ Hij vertelt ook spullen op de zolders van mensen te hebben opgeruimd en doorverkocht. Al met al is hij ook nu nog en kwiek ogend en bedrijvig type. Terwijl we wat kletsen, ziet hij een flink aantal bekenden voorbij komen die hij begroet en met wie wat aardigheidjes worden uitgewisseld. Hij biedt een goede bekende, afkomstig uit voormalig Joegoslavië, twee wielen aan voor zijn fiets. Voor drie euro. Hij zal er een briefje bij doen waarmee hij garant staat voor de legaliteit van de wielen, want ‘als ik weet dat het niet goed is, dan verkoop ik het niet’. De handelaarsgeest is hij niet verloren. De wielen gaan zo goedkoop weg omdat de Joegoslaaf, ook duidelijk al op leeftijd, hem ook helpt wanneer bijvoorbeeld zijn wasmachine kapot is. Sjaak kent heel veel mensen en krijgt daarom ook veel aangeboden. Hij kreeg laatst nog tien sinaasappelen, een heel aantal tomaten en een paar bakjes aardbeien, wel geen topkwaliteit meer, van een Pakistaanse marktkoopman. Oja, en twee grapefruits. Hij heeft dan ook goed contact met sommige allochtone marktkooplui en winkeleigenaren. Ook wil er regelmatig wel iemand voor hem koken. Nu zijn de twee mannen verre van zwervers, en geven zij mij niet de indruk in zware financiële problemen te zitten. Ze zeggen goed te wonen. De diensten en spullen die zo uitgewisseld worden lijken mij meer bedoeld als vriendschappelijkheden die het leven voor hen alleen maar aangenamer maken. Een prettig bindmiddel. Wanneer ik hun vraag of ze trots zijn op hun buurt, die zeer sterk met hun levens vervlochten is, krijg ik geen duidelijk ja of nee te horen. Ze geven me ook niet de indruk dat ik in hun buurt ben en op hun bankje zit. Ik stip aan dat de minister de wijk als ‘probleemwijk’ heeft aangewezen en vraag of er zich werkelijk zoveel problemen voordoen. ‘‘s Avonds moet je gewoon niet naar buiten gaan’, is het antwoord. ‘Als je de buurtkrant leest staat er elke dag wel iets in als: hier een vechtpartij, daar een mes getrokken.’ Ze maken duidelijk dat ze niet overdrijven. Sjoerd komt ‘s avonds wel eens buiten, maar dat is dan alleen om het vuilnis bij de straat te zetten. Sjaak: ‘Ze steken eerst een schroevendraaier in je nek, en dan pas kijken ze of je iets bij je hebt.’ ‘Of een geweer!’, voegt Sjoerd toe. Ze laten beide dus een duidelijk signaal van angst en wantrouwen horen en zij versterken elkaar ook in deze verhalen. Ook dat schept een band.
Zeeburg de foto er een c sociale
Mijnh jaren Mijnh ‘Geen mevro
week onder intens de no eens a is in d mevro 14
A5 boekje.indd 14
11-11-2007 23:36:30
1.4
Zeeburg 1978 - Het echtpaar van achter in de 70 woonde achter de snoepwinkel waarin ze werkten. Stiekem hebben ze voor de foto hun zondagse kleren onder hun stofjas aangetrokken. Leven en werken was met elkaar verweven en ach je verdiende er een centje bij. Ze wisselden elkaar af achter de toonbank. Het ondernemerschap had behalve een economische ook een Foto: Yvonne Kroon van Diest sociale functie.
1.4 Die oude tijd.... In gesprek met twee oud-Zeeburgers Femke Kaulingfreks
Mijnheer en mevrouw Bleeker hebben jarenlang een fotozaak gehad in de Borneostraat. Eind jaren tachtig hebben ze die moeten opgeven omdat ze niet genoeg omzet meer draaiden. Mijnheer Bleeker heeft de zaak verkocht en is in de fabriek van Fokker vliegtuigen gaan lijmen. ‘Geen centje pijn, hoor’, zegt hij opgeruimd, ‘werk is werk’. ‘Mijn man is zo makkelijk’, voegt mevrouw Bleeker daaraan toe. Ze zijn verhuisd naar Diemen en daar wonen ze nog steeds. Toch komen ze nog elke week in de Indische Buurt omdat ze actief zijn bij de kerk aan de Javastraat. Ze helpen daar onder andere bij de voedselbank, die elke vrijdag geopend is. Van de voedselbank wordt al jaren intensief gebruik gemaakt, al hoewel mijnheer Bleeker soms wel eens zijn bedenkingen heeft bij de noodzaak ervan. ‘Zolang ze met de auto hun voedselpakket komen ophalen, vraag ik me wel eens af hoe hard de mensen het echt nodig hebben’, zegt hij. Toch erkent hij dat er veel armoede is in de buurt. ‘Dat komt ook omdat de mensen niet goed met hun geld kunnen omgaan’, zegt mevrouw Bleeker. ‘Mensen zouden weer moeten leren budgetteren, net als vroeger. Toen verdeelden 15
A5 boekje.indd 15
11-11-2007 23:36:31
Zeeburg 2007 - Donovan Ewaart en Ton te Slaa zijn mede-eigenaar van kapsalon Ton’s Coffures, die al achttien jaar klanten trekt op de hoek van de Balistraat en de Sumatrastraat. In die tijd hebben zij de wijk zien veranderen. Kappers weten wat er speelt en zijn altijd op de hoogte. In de minuten die zij aan hun klanten besteden horen zij de laatste nieuwtjes. Hun oordeel:”Een stuk verbeterd, de wijk. Het gaat al een paar jaar wat beter. Minder junks.”
we ons maandgeld in vaste potjes, voor de huur, voor het gas en licht, voor het ziekenfonds en voor het eten. Dat doen de mensen nu niet meer. Eerst willen ze die grote televisie kopen.’ Mevrouw Bleeker begrijpt dat ook wel weer. Luxe artikelen zijn veel belangrijker geworden. Daar verdienen mensen tegenwoordig respect en waardering van hun omgeving mee. De mensen met een lager inkomen kijken wat de rijkere mensen hebben en doen er alles voor om dat ook te krijgen. ‘Vroeger had niemand wat’, zegt mijnheer Bleeker, ‘daarom was de saamhorigheid onder de mensen toen ook groter. Men hielp elkaar veel makkelijker met de dagelijkse dingen. Het verschil tussen arm en rijk is een stuk groter tegenwoordig.’ Mevrouw Bleeker knikt instemmend. Ze weet nog goed hoe het voor haar was om vanuit een klein dorpje in Zeeuws Vlaanderen in Amsterdam te komen wonen toen ze net getrouwd was. De aanspraak die ze had in de fotozaak maakte dat ze zich toch al snel thuis voelde. Ze heeft door de jaren heen de buurt aardig zien veranderen. Vroeger had je meer ruimte en meer aan de buitenlucht, vindt ze. Er was meer groen, de mensen spraken elkaar in de binnentuinen. Nu wonen er veel te veel grote gezinnen in te kleine boven-appartementjes. Ook de bewoners van de buurt zijn veranderd. De ‘echte’ Amsterdammers zijn naar buiten vertrokken, naar Almere waar meer ruimte is. Daarvoor in de plaats zijn veel buitenlandse gezinnen in de buurt komen wonen. In het begin zorgde dat voor nog meer gezelligheid in de fotowinkel. 16
A5 boekje.indd 16
11-11-2007 23:36:32
Mevrouw Bleeker hielp de Marokkaanse en Turkse buren met het vertalen van officiële brieven en het invullen van formulieren. Later werd het juist moeilijker om de zaak draaiende te houden. De nieuwe buurtbewoners kochten namelijk minder dan de oude. Ze hadden minder geld te besteden en meer monden te voeden. ‘Natuurlijk moet er eerst gegeten worden. Daarnaast hadden de mensen nog wel wat geld voor af en toe een vakantiefotootje, maar die mooie nieuwe camera lieten ze liggen. Bovendien zijn het echte marktmensen, ze komen uit een cultuur waar afdingen heel normaal is en zijn niet gewend aan de kleine Nederlandse winkels met vaste prijzen.’ Mijnheer Bleeker vraagt zich wel eens af of de overheid dingen niet anders had kunnen aanpakken als het gaat om de integratie van de nieuwe Nederlanders. ‘De mensen zijn te veel bij elkaar gaan wonen, waardoor ze de taal niet goed leerden spreken. Bovendien werd hulp bij het inburgeren op de verkeerde manier gegeven. De overheid ging niet uit van de zelfredzaamheid van de mensen: basale dingen werden voor hen geregeld zonder dat er van henzelf iets werd verwacht. Zo neem je de mensen datgene wat ze zelf kunnen ook nog eens uit handen.’ Toch zijn mijnheer en mevrouw Bleeker niet negatief over de veranderingen in de buurt. Mevrouw Bleeker vertelt over haar Marokkaanse buurvrouw die nooit op vakantie gaat naar Marokko. ‘Weet u, buurvrouw,’ zegt ze, ‘als ik boodschappen ga doen in de Javastraat ben ik toch al in Marokko.’ Die diversiteit spreekt ook mevrouw Bleeker wel aan. De in dit artikel gebruikte namen zijn gefingeerd.
17
A5 boekje.indd 17
11-11-2007 23:36:32
2 Politieke binding Van wie is de buurt? 2.1 Wiens wil is nu wet? Sander Verwer
2.1
In dit hoofdstuk komt de rol van de overheid aan bod, en dan met name de relaties die de lokale overheid, het stadsdeel Zeeburg, onderhoudt met andere belangrijke spelers in de wijk. Van oudsher is het stadsdeel hier op verschillende manieren in aanwezig, voor bewoners vooral op indirecte wijze. De invloed van de lokale overheid ligt in haar sturend vermogen. Zo is de lokale overheid opdrachtgever van het maatschappelijk middenveld zoals de welzijnsorganisaties. Ze heeft dus inhoudelijk en formeel grote invloed op de manier waarop burgers zorg verkrijgen. Ook kan het stadsdeel bepaald gedrag stimuleren door middel van het verstrekken van subsidies aan projecten die binnen het beleid passen. Een van de speerpunten, of pijlers, van het landelijk overheidsbeleid is het bevorderen van burgerparticipatie. Men moet meedoen! Democratie staat en valt immers bij voldoende inspraak en zeggenschap van burgers. Er worden in Zeeburg dan ook aanzienlijke subsidiebedragen gereserveerd om burgers te activeren. De wijk moet weer van de mensen zelf worden; een nobel democratisch streven. Het doel is om touwtjes uit handen te geven, of in ieder geval in samenspraak met bewoners te hanteren. Kunnen deze grote woorden waar worden gemaakt, of zijn het zoethoudertjes? Het streven zelf komt in ieder geval geen dag te vroeg. In de aanloop naar ons onderzoek lazen wij in de vakliteratuur al dat er, vooral uit de ‘prachtwijken’, veel geluiden van uitzichtloosheid en machteloosheid opgingen. Deze geluiden bleken tijdens ons onderzoek niet verstomd. In tegendeel: ze lijken in kracht en aantal toe te nemen. Zo kwam de onmacht naar voren in een gesprek met een gedesillusioneerde bewoner van de Madurastraat. Alles om hem heen verandert, zonder dat hij het gevoel heeft dat hij er iets aan kan doen. Zelfs zijn tafeltennisvereniging, die sinds jaar en dag kinderen en ouderen voor weinig geld samenbrengt, is genoodzaakt te verhuizen naar Noord. Het huidige pand moet ruimte maken voor nieuwbouw. Ook ontstaan gevoelens van machteloosheid als de overheid verzuimt om beloftes na te komen. Dit zal naar voren komen in het artikel over de Marokkaanse meiden van Silver Sissors, die plan na plan voorbij hebben zien trekken. Feitelijk raken we hier aan een van de kernproblemen van de hedendaagse politiek. Aan de ene kant is er behoefte aan sterk leiderschap: de politicus wordt geacht knopen door te hakken, keuzes te maken en moeilijke beslissingen te nemen. Daarnaast bestaat het hierboven genoemde voornemen van discussie en overleg met de burgers. Maar wat wel verwacht mag worden is dat er een duidelijke keuze wordt gemaakt en dat men hier open over kan zijn. Er is behoefte aan duidelijkheid. Duidelijkheid over de grenzen van inspraak, duidelijkheid over de wensen van bewoners en de bedoelingen van de politiek. En duidelijkheid over wederzijdse verwachtingen. Dit hoofdstuk laat zien dat er hier nog een wereld te winnen is. 18
A5 boekje.indd 18
11-11-2007 23:36:32
.1
2.2
2.2 Wachten op de WMO Femke Kaulingfreks ‘Vladimir: One can bide one’s time. Estragon: One knows what to expect. Vladimir: No further need to worry. Estragon: Simply wait. Vladimir: We’re used to it.’
Een zwoele zomeravond. Ik ben gevangen in een schouwspel dat eindeloos lijkt te duren, alleen het verglijden van de tijd vormt een ijkpunt in dit absurdistisch theater. Mensen praten, maar zonder elkaar te begrijpen. Mensen stellen vragen waarop antwoorden volgen die niet voor de gestelde vragen zijn bedoeld. Er is geen begin, geen eind, geen leidraad in deze conversatie te ontwaren. Doelloos dwalend in een doolhof van aanklachten, frasen en statements wacht men lijdzaam af wat komen gaat. Maar wat zou moeten komen komt niet. Waar wacht men eigenlijk op? Ondanks de traagheid van de situatie zit ik op het puntje van mijn stoel, soms gekieteld door irritatie, soms geprikkeld door de onbedwingbare behoefte in schaterlachen uit te barsten. Er gebeurt niets, toch ben ik mateloos geboeid. Ben ik toeschouwer van het bekende toneelstuk van Samuel Beckett, Wachten op Godot? Dit stuk veroorzaakte een rel toen het in de jaren vijftig voor het eerst werd opgevoerd in Parijs. Voor- en tegenstanders gingen met elkaar op de vuist, het stuk was een sensatie. Wachten op Godot gaat namelijk nergens over. Er gebeurt niets. Twee mannen zitten onder een boom en hebben een doelloos gesprek met elkaar terwijl ze wachten op een derde man, Godot, die nooit komt. Wie Godot is en waarom ze op hem wachten wordt de toeschouwer niet duidelijk. Slechts de tijd verstrijkt terwijl de twee mannen praten zonder in actie te komen. Inderdaad ben ik toeschouwer van een absurdistische vertoning. Deze vertoning vindt echter niet plaats op de bühne, maar in een vergaderzaaltje in een buurtcentrum. Ik kijk niet naar Wachten op Godot, ik woon een vergadering bij van zelf-organisaties uit de buurt en vertegen woordigers van het stadsdeel. Een belangrijk punt op de agenda zijn de veranderingen in het gemeentebeleid die samen hangen met de invoering van de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Deze nieuwe wet is er onder andere voor bedoeld om de sociale samenhang in wijken te bevorderen en de actieve participatie van verschillende kwetsbare groepen in de maatschappij te vergemakkelijken. Uit Becket, S. (1956) Waiting for Godot, Faber and Faber, London; p. 31
19
A5 boekje.indd 19
11-11-2007 23:36:32
Daartoe wordt een sterk beroep gedaan op de solidariteit en de betrokkenheid van burgers. In de praktijk leidt de WMO echter ook tot sterke bezuinigingen in het veld van maatschappelijke ondersteuning. Subsidies worden ingetrokken en er vallen ontslagen bij welzijnsinstellingen. Aanleiding genoeg voor stevig overleg tussen de zelforganisaties en het stadsdeel. Immers: ‘Zonder de inbreng van concrete maatschappelijke individuen en groepen zou de staat een lege abstractie zijn. En omgekeerd zou het maatschappelijk middenveld vervallen tot louter een machtsstrijd tussen concurrerende belangengroepen zonder de ordenende functie van de rechtsstaat. [...] Het maatschappelijke middenveld geeft niet alleen een reële inhoud aan (het lege formalisme van) de staat, maar vormt ook een noodzakelijk tegenwicht voor de macht van de staat. Als zodanig is het maatschappelijk middenveld cruciaal voor het functioneren van de moderne democratie.’ Wat opvalt tijdens het overleg is dat de aanwezigen - net als Vladimir en Estragon in Wachten op Godot - lijken te wachten op het doel van hun samenzijn. Zij lijken het overleg als een noodzakelijkheid te beschouwen, maar niemand weet waarom. De bedoeling van dit buurtoverleg is het bespreken van belangen en problemen die zelforganisaties en stadsdeel delen. Tot een breed gedragen visie komt het echter niet. Het gemeenschappelijk nut moet zijn intrede nog doen. In de tussentijd praat iedereen rustig langs elkaar heen. De verschillende aanwezigen lijken allen in hun eigen domein te verkeren en hun eigen taal te spreken, en dat ligt niet aan de diverse etnische achtergronden van de deelnemers. De Hollandse overlegstructuur is voor alle aanwezigen gemeengoed, maar lijkt slechts te leiden tot een hopeloze spraakverwarring. Deze spraakverwarring komt in verschillende discussies tot uiting, waarbij telkens weer blijkt dat de verschillende aanwezige partijen redeneren vanuit heel verschillende belangen en opvattingen. Het lijkt alsof we luisteren naar een eindeloze aaneenschakeling van losse redeneringen die een vreemde absurdistische dans met elkaar uitvoeren. De voorbeelden zijn talrijk. De zelforganisatie van Mustafa, die zeer actief is in de buurt, komt niet in aanmerking voor de aanbesteding van een groot, nieuw welzijnsproject dat de gemeente heeft uitgeschreven. Mustafa wil weten waarom. Omdat zijn organisatie geen eigen vermogen heeft van een ton, kan hij de verantwoordelijkheid voor zo’n groot project niet dragen, vertelt de aanwezige stadsdeelwethouder hem. Mustafa is het hier fundamenteel mee oneens. ‘Het werk dat mijn collega’s en ik doen is veel meer waard dan een ton, mijnheer de wethouder’, zegt Mustafa, ‘Hoe kunt u nu zeggen dat wij geen verantwoordelijkheid voor een dergelijk project kunnen dragen? Hoe beoordeelt u mijn verantwoordelijkheid? Wat draagt immers meer bij aan de buurt, het geld dat we bezitten, of het werk dat we verrichten?’ Hier wordt duidelijk in verschillende talen gesproken. De spraakverwarring is bijna metafysisch. De taal waarin de wethouder spreekt is de taal van de regelgeving, de geschreven beleids nota’s, de taal van het overzicht waarin verschillende belangen tegen elkaar afgewogen moeten worden en harde resultaten zo efficiënt en snel mogelijk gemeten moeten worden. De taal waarin Mustafa spreekt is de taal van praktische buurtinitiatieven, de taal van het belang van een specifieke doelgroep, van concrete overwinningen en concrete teleurstellingen op straat, in de moskee, in het buurtcentrum. Nog een voorbeeld: Het gesprek komt op het aanvragen van subsidies door de verschillende organisaties. De subsidieaanvraag en bijbehorende criteria zijn in veel te ingewikkelde ambtenaren Uit: Mul, J. de (2007) Lekenstaat of lijkenstaat? Pleidooi voor een verlichte polythiek, nog niet gepubliceerd
20
A5 boekje.indd 20
11-11-2007 23:36:32
taal geschreven, vinden velen. Sommige organisaties zijn er überhaupt niet toe gekomen om subsidie aan te vragen. De mensen van deze organisaties spreken slecht Nederlands en begrijpen de formulieren niet. Een ambtenaar van het stadsdeel geeft aan dat hij wel kan adviseren bij het invullen, maar er niet daadwerkelijk bij kan helpen aangezien hij de aanvraag na het invullen onpartijdig moet kunnen beoordelen. Ook het opbouwwerk kan alleen adviseren. Wie deze organisaties wel concreet kan helpen is niet bekend. Zo gaat dat, verzucht de voorzitter van een Turkse organisatie. ‘Als je goed kunt lobbyen bij het stadsdeel krijg je subsidie, als je niet weet hoe dat moet krijg je niets.’ Het blijkt voor verschillende organisaties nog steeds onduidelijk te zijn waarom ze aan gevraagde subsidie niet hebben ontvangen. De wethouder gaat ervan uit dat de betreffende organisaties niet aan de criteria hebben voldaan. Er moet nu eenmaal streng op deze criteria worden toegezien. Het liefst zou hij alle organisaties die werkzaam zijn in de buurt subsidie willen toekennen. Maar het bedrag aan subsidiegeld dat is aangevraagd is nu eenmaal drie keer zo hoog als het bedrag dat kan worden toegekend. Er moeten dus eisen worden gesteld om te kunnen bepalen wie het meest voor subsidie in aanmerking komt. Een oudere heer staat op en neemt het woord op waardige toon. Hij begrijpt dat het stadsdeel eisen stelt aan het toekennen van subsidies. Maar hoe wordt er op deze eisen toegezien? Hij is zelf al tien jaar actief in de buurt voor de Marokkaanse Raad. De rest knikt instemmend, hij is een goede bekende. Als penningmeester houdt de man toezicht op de financiën van de Marokkaanse Raad, die aardig is bekort op de subsidie: ‘Ik ben een goede penningmeester. Hoe kan ik mijn functie uitoefenen, mijnheer de wethouder, als ik een penningmeester ben zonder geld?’ Hij vervolgt: ‘Ik begrijp dat alleen die organisaties subsidie krijgen die het goed doen. Maar hoe bepalen uw ambtenaren of mijn raad het goed doet vanachter hun computer?’ Er lijkt hier een vreemde spanning zichtbaar te worden. De nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning moet een sterke civil society gaan stimuleren. Het welzijnswerk moet door de burgers zelf, in de buurt, in het dagelijks leven ondersteund worden. De overheid moet een dergelijke sterke civil society mogelijk maken door te investeren in die initiatieven die de burger op de meest actieve manier bereiken. Maar hoe kan dit gebeuren als het oordeel over de te ondersteunen initiatieven niet wordt geveld in de buurt, maar achter het bureau? De spanning en de afstand tussen het domein van praktische bezigheden van zelforganisaties en de papieren wereld van beleidsmakers lijkt nog steeds levensgroot. Wij kunnen niet anders concluderen dan dat de kloof tussen maatschappelijke ondersteuning in de praktijk en maatschappelijke ondersteuning in de beleidsnota inderdaad bestaat. De penningmeester van de Marokkaanse Raad verzucht: ‘De sfeer is nooit gezellig hier, het lijkt de Klaagmuur wel.’ Mustafa lacht: ‘Niks geen Klaagmuur. We zitten hier ook niet in de moskee, broeder, waar je alleen buigt in gebed en mag luisteren naar wat de imam te verkondigen heeft. Hier geeft iedereen zijn mening en gaan we inderdaad met elkaar in discussie als we het niet eens zijn. Dat hoort ook bij de gezellige sfeer.’ Heeft Mustafa gelijk? Is dit overleg een vruchtbare uiting van de Nederlandse traditie om in overleg op lokaal niveau tot een consensus te komen? Ik vraag het me af. Om een vruchtbaar overleg te kunnen voeren zal er eerst een tolk moeten worden gevonden die de metafysische spraakverwarring kan oplossen. Een tolk die vanuit een onafhankelijke positie de taal van de ene partij kan vertalen in die van de andere. Een tolk die met zowel de beleidswereld als de praktische realiteit in de buurt bekend is. Een dergelijke tolk lijkt vooralsnog niet gevonden. Hoe dan ook zal geen tolk in staat zijn om de kloof volledig te overbruggen. De deelnemers aan het buurtoverleg zullen allen op lokaal niveau aan de slag moeten 21
A5 boekje.indd 21
11-11-2007 23:36:32
gaan, ook al betekent dat misschien dat ieder zijn eigen taal blijft spreken en prioriteit geeft aan zijn eigen project. De civil society die zo nodig uitgebouwd moet worden kan alleen tot stand komen in de dagelijkse realiteit van de buurt. Daarvoor zullen de zelforganisaties de straat op moeten om de buurtbewoners te bereiken. Daarvoor zullen de gemeentelijke ambtenaren die de subsidies uitkeren de straat op moeten om de zelforganisaties te bereiken. Maatschappelijke ondersteuning zal niet ontstaan wanneer alle partijen in hun vergaderzaaltjes blijven overleggen, hoe lang men ook blijft wachten op een gedeelde visie op het algemeen belang. Vladimir en Estragon vragen zich regelmatig af of het niet beter zou zijn om op te staan, onder de boom vandaan te lopen en elk een eigen weg te gaan in plaats eindeloos pratend de komst van Godot af te wachten. Ik denk dat ik wel weet wat ik hun zou aanraden... De in dit artikel gebruikte namen zijn gefingeerd.
Jan Ho
Het c deze z opliep Hoek ontspa op 2 o deruit verga thuisv een g
welzijn 22
A5 boekje.indd 22
11-11-2007 23:36:33
2.3
Jan Hoek, stadsdeelwethouder Zeeburg
2.3 “De rechtse hoek van Jan Hoek” Khadija El Majdoubi Met bloed, zweet en tranen zegt u: rot hier nu maar op Met bloed, zweet en tranen zeg ik: doelgroep, dag doelgroep de koek is op
Het citaat uit de titel is afkomstig van Abvakabo-regiobestuurder Ben Hoogendam. Hij sprak deze zin tijdens de politieke avond van 11 september. Het geeft aan hoe hoog de gemoederen opliepen in deze voorstelling van wederzijds onbegrip... Het moet voor stadsdeelwethouder Jan Hoek een aparte ervaring geweest zijn. Zo sta je als bestuurder voor bewoners nog rustig en ontspannen te kijken naar een documentaire over de Balistraat en zo word je drie weken later, op 2 oktober, tijdens een soortgelijke politieke avond met bovenstaand strijdlied keihard onderuit gehaald door een woedende menigte. Dat is nog eens andere koek, als tijdens de raadsvergadering het spreken je minutenlang belet wordt door een hels fluitconcert. Daar gaat je thuisvoordeel. En hoezo geen sociale cohesie? Een gemeenschappelijk belang, of beter gezegd een gemeenschappelijke vijand doet kennelijk wonderen. Waar ging het in godsnaam mis? Hiervoor moeten we terug naar het moment dat het stadsdeel besloot om de zorg- en welzijnssector in Zeeburg grondig te vernieuwen. Deze vernieuwing vloeide rechtstreeks voort uit 23
A5 boekje.indd 23
11-11-2007 23:36:33
de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Die is erop gericht dat mensen, met hulp van de gemeente en mensen om hen heen, zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Helaas was de introductie van de nieuwe wet niet de enige verandering: rond dezelfde tijd werden de bewoners van Zeeburg geconfronteerd met een bezuiniging van 1,2 miljoen euro op het budget voor zorg en welzijn. Het gerucht gaat dat de tekorten ontstonden doordat het stadsdeel zich verkeek op de sterke groei van IJburg. Aangezien de gemeentegelden slechts eens in de vier jaar worden verdeeld zou het stadsdeel, op grond van de te lage groeiprognoses, te weinig geld uit de centrale pot hebben gekregen. Een kwestie van ‘foutje bedankt’, vergelijkbaar met wat er een paar jaar geleden in het Oostelijk Havengebied gebeurde, toen het stadsdeel te laat anticipeerde op een geboortegolf. Het gevolg was dat er veel te weinig scholen waren en kinderen in noodlokalen les kregen. Het grootste pijnpunt van de huidige vernieuwing is de aanbestedingsprocedure. Het stadsdeel zocht één partij voor de gehele zorg- en welzijnssector in Zeeburg. Zes partijen dongen mee, waaronder een aantal van de aanbieders die er al actief waren. Uiteindelijk besloot het stadsdeel in zee te gaan met een geheel nieuwe partij. Dit aanbestedingsproces leidde tot grote onzekerheid bij de werknemers van de bestaande zorg- en welzijnsorganisaties omdat er geen continuïteit van werk werd gewaarborgd. Ook was het onduidelijk of de nieuwe uitvoerder de CAO Welzijn algemeen bindend zou verklaren. Zeeburg heeft sowieso een dramatisch verleden wat betreft de zorg- en welzijnssector: van wanbeleid en interim-management tot naamswijzigingen en faillissementen. Iedere keer hing de werknemers mogelijk ontslag boven het hoofd. Dit maakt het werken er natuurlijk niet leuker op. Bovendien is de financiële situatie van de huidige uitvoerders dermate onzeker dat niet met zekerheid is vast te stellen of een passend sociaal plan kan worden aangeboden aan werknemers die hun baan verliezen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat velen besluiten om niet nog een ontslaggolf af te wachten en over te stappen naar een baan elders. Ook voor de bewoners van Zeeburg heeft de situatie gevolgen, met name voor individuele hulpbehoevenden. Garanties voor de overgangs- en inwerkperiode van de nieuwe uitvoerder ontbreken. Het vertrouwen in de organisatie, de politiek en de toekomst is volledig weggeslagen. Werknemers en bewoners kunnen er met hun pet niet bij: waarom zet het stadsdeel de bestaande organisaties, die in hun ogen uitstekende kwaliteit leveren, als oud vuil aan de kant? Waarom worden de in zoveel jaren zorgvuldig opgebouwde kennis, contacten en ervaring zo maar weggegooid? De nieuwe organisatie heeft zich nog niet bewezen en het is nog maar de vraag of zij de opdracht aankan. Voor enig wantrouwen is alle reden. Een rondje surfen op de websites van de partners van de nieuwe uitvoerder Civic Zeeburg - een verbond tussen B&A Groep, Partou en Click F1 - leert dat op bepaalde werkvelden kennis en ervaring ontbreken. Is er in Zeeburg straks bijvoorbeeld alleen nog plaats voor jongeren die zich weten te gedragen, gezien de focus op werk en een repressieve aanpak van probleemjeugd? De mensen maken zich niet zonder reden zorgen. Wat doet het stadsdeel om de bezorgdheid weg te nemen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden gaan we terug naar de raadsvergadering 2 oktober. De reacties van de mensen na afloop van de avond zeggen genoeg: ‘Ik stem nóóit weer GroenLinks!’ ‘Wat een slap gedoe.’ Hoe kan het ook anders als uitgerekend de fractievoorzitter van de PvdArbeid, Bert Pots, zijn meest ‘sociale’ kant toont door mensen die klagen over de penibele situatie van werknemers in zorg en welzijn meteen door te verwijzen naar de werkgevers: hij verwijt de werkgevers dat zij verplichtingen die voortvloeien uit het beginsel van goed werkgeverschap niet nakomen. De verantwoordelijke 24
A5 boekje.indd 24
11-11-2007 23:36:33
stadsdeelvoorzitter, Jan Hoek (GroenLinks), kan deze avond überhaupt niets goed doen – zeker niet nadat hij heeft uitgelegd dat in zijn visie het beëindigen van de subsidierelatie tussen stadsdeel en uitvoerders en de openbare aanbesteding per definitie tot een verlies van arbeidsplaatsen moesten leiden. Dat sommige aanbieders niet meer mee mogen doen is een hard gelag, maar er is nu in ieder geval duidelijkheid. Hij meent dat de verantwoordelijkheid van het stadsdeel in deze een andere is dan die van de uitvoerende organisaties. Drie weken eerder, bij de bijeenkomst op 2 oktober, waren het onderwerpen als ‘kunst in Zeeburg’ en ‘wonen in de Indische Buurt’ die centraal stonden. Maar dat is allemaal niet interessant als je op straat komt te staan of je zorgbehoevend bent en je hulpvraag niet wordt beantwoord. Daarom is het niet vreemd dat bewoners op deze avond nauwelijks vertegenwoordigd waren en raadsleden, bestuurders en ambtenaren des te meer. De raadsvergadering van 2 oktober daarentegen betrof de primaire belangen van bewoners, die dan ook massaal waren gekomen om hun ongenoegen te uiten. Het vertrouwen in de politiek werd die avond nóg kleiner en de kloof tussen overheid en burgers nóg groter. Dat laatste geldt overigens ook voor een andere kloof, getuige het optreden van de ABVAKABO regiobestuurder, die op een gegeven moment in de centrale hal op een tafel klimt. Ten overstaan van de toegestroomde vakbondsleden roept hij dat hij de politieke partijen gelijk geeft, want ‘jullie werkgevers zijn wel een beetje nalatig geweest’. Voor een aantal leden is dit meer dan ze kunnen verdragen. Uiterst teleurgesteld verlaten ze de hal, omdat ze ‘dit echt niet meer kunnen aanhoren’. Het onvermogen van politiek en vakbeweging om begrip te tonen voor de klachten en zorgen van bewoners en werknemers was deze avond schrijnend. Deze kans om legitimiteit voor beleidsbeslissingen te verwerven en het gat tussen beleid en bewoners te verkleinen werd niet alleen gemist, maar domweg niet gezien. Misschien wordt het tijd om onze volksvertegenwoordiging openbaar aan te besteden.
25
A5 boekje.indd 25
11-11-2007 23:36:34
2.4 2.4 Assadaaka - Het heft in eigen handen. Femke Kaulingfreks
Op Indymedia, de onafhankelijke nieuwssite die overwegend gebruikt wordt in linkse en activistische kringen, verscheen een aantal maanden geleden een bericht met een opvallende foto. Het nieuwtje betrof een leegstaand pand in de Indische Buurt dat gekraakt was. Op de foto is een oudere dame te zien die in een tuinstoel rustig een sigaretje rookt. Op de achter grond staan vier jonge ‘gangsters’ die met gemaskerde gezichten uitdagend de camera in kijken. Een opmerkelijk beeld. Het bijgaande nieuwsbericht is al even opmerkelijk. Het pand aan de Celebesstraat blijkt gekraakt te zijn door een kraakgroep uit Amsterdam Oost in samenwerking met de multiculturele vereniging Assadaaka. ‘Zij komen op voor (gehandicapte) migranten en niet-migranten die hulp nodig hebben om in de Nederlandse maatschappij hun weg te vinden. Zij verzorgen taalles, geven hulp aan mensen die persoonlijke, sociale of opvoedingsvragen hebben of ondersteuning nodig hebben bij het vinden van hun weg in de gezondheidszorg, zonder te kijken naar afkomst of geloof. Iedereen is welkom’, aldus het nieuwsbericht. De voorzitter van Assadaaka, Ahmed, stond tijdens de kraakactie vanuit zijn rolstoel de politie te woord. Hij deelde de agenten mee dat de vereniging zo lang in het pand zou blijven als nodig was. Om de eigen plek van de vereniging te verdedigen was hij zelfs bereid een ontruiming van de ME te trotseren. ‘Als ze ons weg willen hebben, zullen ze ons met rolstoel en al weg moeten slepen’, aldus Ahmed, die overigens ook in het bezit is van een lintje van de koningin. 26
A5 boekje.indd 26
11-11-2007 23:36:34
4
se en lende Op de chter era in
t blijkt turele e hulp geven nodig mst of stond dat de ing te willen ook in
Het pand aan de Celebesstraat was het tweede kraakpand waar Assadaaka zich had gevestigd. Inmiddels is ook de Celebesstraat ontruimd en heeft de vereniging een onderkomen gevonden in het Blijvertje, een kraakpand even buiten de stadsdeelgrenzen. Als ik Ahmed vraag waarom zijn vereniging ervoor kiest om te kraken, antwoordt hij op gedecideerde toon. ‘Wij zijn soldaten die ervoor strijden om dingen voor elkaar te krijgen in de buurt. Wij blijven niet zoals anderen steken in eindeloos gepraat en geruzie tijdens vergaderingen op het Stadsdeelkantoor. Wij komen in actie om die buurtbewoners die het het meest nodig hebben een plek en ondersteuning te bieden.’ Begrijpt u het nog? Dit verhaal klinkt op zijn minst tegenstrijdig. Hebben we hier te maken met een gevaarlijke radicale en militante beweging of met een sympathieke lokale zelforganisatie die opkomt voor de multiculturele belangen van de buurt? Ondanks de ‘gangsters’ op de foto en het verblijf in kraakpanden hoeven we ons geen zorgen te maken om radicalisering binnen Assadaaka. Assadaaka is wel een organisatie die vooroordelen ontkracht en stereotypen doorbreekt. Bij Assadaaka zijn namelijk krakers te vinden die niet behoren tot de links-activistische autonomen. Er zijn ook gehandicapte migranten te vinden die juist bijzonder autonoom en alles behalve weerloos zijn. Deze diversiteit maakt Assadaaka tot een interessante organisatie die het heft in eigen handen neemt.
Buurthuis voldoet niet Assadaaka is een vereniging die al zo’n twintig jaar actief is in het stadsdeel en geheel wordt gerund door vrijwilligers. Tom is een van deze vrijwilligers. Hij geeft al twee jaar met veel plezier computerles en taalles. Als ik hem spreek op een maandagavond heeft hij net een rustige les. Het is Ramadan en veel van zijn cursisten blijven daarom thuis. Een stuk of zes Latijns Amerikaanse dames zijn de enige aanwezigen die dag. Tom is via de vrijwilligerscentrale bij Assadaaka terechtgekomen omdat hij naast zijn studie iets wilde doen in de buurt. Als kersverse en oer-Hollandse student in de Indische Buurt wilde hij zijn nieuwe multiculturele leefomgeving beter leren kennen. Het viel hem op dat er veel armoede was en dat behoorlijk wat bewoners moeite hadden met inburgeren. Tom heeft het idee dat hij bij Assadaaka een steentje bij kan dragen aan een oplossing voor deze problemen. Daarom werkt hij hier ook nog steeds, ook al is hij inmiddels naar Buitenveldert verhuisd. Assadaaka heeft de betrokkenheid van vrijwilligers zoals Tom hard nodig. Alle activiteiten moeten nagenoeg zonder financiële middelen worden georganiseerd. De gemeente verstrekt een klein beetje subsidie, maar dat zijn slechts kruimels als je het aan Ahmed vraagt. Assadaaka moet het zelf zien te rooien, zowel in financieel als in praktisch opzicht. De vereniging kraakt omdat zij een ruimte nodig heeft voor de lessen en spreekuren die zij organiseert. Zij wil elke dag van de week toegankelijk zijn voor buurtbewoners. Ondanks herhaaldelijk overleg heeft het Stadsdeel zo’n eigen plek nog niet kunnen bieden. Wel kan Assadaaka een aantal avonden per week gebruikmaken van een buurthuis. Deze ruimte voldoet volgens Ahmed echter niet aan de behoefte van de vereniging.
In het Blijvertje Tijdens de jaarlijkse Iftar wordt duidelijk dat de obstakels die Ahmed tegenkomt met zijn vereniging hem niet uit het veld slaan. Een flink gezelschap luistert onder het genot van soep en dadels naar het betoog dat hij houdt over de zorg voor de medemens en de eigen verantwoordelijkheid die iedereen daarin moet nemen. Het thema zorg past bij zijn vereniging én bij het nieuwe onderkomen, het Blijvertje. Dit pand is gekraakt uit protest tegen de plannen van 27
A5 boekje.indd 27
11-11-2007 23:36:34
een woningbouwcorporatie om alle sociale-huurwoningen in de straat te verbouwen tot dure appartementen. Ook de bewoners van het Blijvertje weigeren de lange gesprekken met het Stadsdeel en de corporatie uit te zitten en nemen het heft in eigen handen om zorg te kunnen dragen voor hun buurtgenoten. Dit doen ze door zich op hun eigen manier te organiseren en buiten de gevestigde instituties om een plek te creëren voor ontmoeting, informatievoorziening en kritische discussie. In een pand dat in gebruik is genomen uit protest tegen de uitverkoop van de straat maken buurtgenoten met elkaar plannen om hun huurwoningen te behouden. Net als Assadaaka wachten ze niet op de steun van gevestigde instellingen, maar zoeken ze zorg en steun bij elkaar. Kraken biedt zowel Assadaaka als de bewoners van het Blijvertje de mogelijkheid om geheel zelfstandig en onafhankelijk hun activiteiten te ontplooien. Assadaaka bewijst dat het motto van de kraakbeweging uit de jaren zeventig ‘Do it yourself’ in deze tijd nog steeds relevant is en ook andere groepen burgers kan aanspreken. Met de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) lijkt ook de overheid dit motto te ondersteunen. De WMO moet burgers stimuleren zelf een sterke ‘civil society’ te creëren. Deze kan tot stand komen wanneer burgers goed geïnformeerd zijn, elkaar kunnen vinden en zij zichzelf kunnen organiseren. Openheid, eigen initiatief en kennis van de Nederlandse wetgeving, het bestuurlijk systeem en de rechten en plichten als burger zijn hiervoor noodzakelijk. Vooral voor migranten is het een teken van geslaagde inburgering wanneer zij in staat zijn actief deel te nemen aan de ‘civil society’. Migranten die zich weten te organiseren binnen het Nederlandse systeem zijn een voorbeeld van participatie en integratie. Juist door geheel zelfstandig, zonder structurele subsidie en met behulp van het typisch Nederlandse kraken het hoofd boven water te houden, zou Assadaaka dan ook het toonbeeld moeten zijn van geslaagde inburgering. Haar methode om aan een eigen ruimte te komen getuigt immers van ruimdenkendheid, kennis van de mogelijkheden die de Nederlandse regelgeving biedt en het vermogen om samen te werken met andere groepen binnen de samenleving. Het is dan ook verbazingwekkend dat de toenadering tussen de lokale overheid en deze zelforganisatie niet bijzonder soepel verloopt. Meer structurele ondersteuning van de activiteiten zou voor Assadaaka zeer welkom zijn, maar een gebrek aan wederzijds inlevingsvermogen bemoeilijkt de zaken. Het ontbreekt Assadaaka aan inzicht in het ambtelijk jargon en in de politieke lobby, waardoor subsidie aanvragen moeilijk is. Het Stadsdeel biedt weinig advies en staat soms een beetje wantrouwig tegenover de autonome opstelling van Ahmed. De bewoners van het Blijvertje kampen met soortgelijke problemen. De samenwerking tussen krakers en migranten kan misschien helpen om ook de samenwerking tussen de lokale overheid en zelforganisaties te verbeteren. Het toont aan dat het overschrijden van de grenzen van je eigen wereld, je positie kan versterken. Diversiteit, zelfredzaamheid en gedeelde idealen kunnen een overtuigende combinatie zijn. Immers, zowel migranten organisaties als de kraakbeweging komen op voor de belangen van gemarginaliseerden, streven naar meer sociaal-economische gelijkheid en pleiten voor de vrijheid om zichzelf te zijn. Samen met het Blijvertje laat Assadaaka zien dat burgers met elkaar een sterk draagvalk kunnen creëren voor sociale zorg in de buurt. Dit draagvlak heeft de lokale overheid nodig, het neemt het Stadsdeel werk uit handen en kan tegelijkertijd inzicht bieden in de beleving van bewoners. Ahmed: ‘Wij willen zowel aan de kraakbeweging als aan het Stadsdeel laten zien dat kraken ook voor gewone mensen is en dat migranten geen navelstarende slachtoffers zijn.’ De in dit artikel gebruikte namen zijn gefingeerd. 28
A5 boekje.indd 28
11-11-2007 23:36:35
Dreige de ba door h daar w groep een o en vo met h
gewor bron v buurt. zame oud, ik hand je nee heid e me op
2.5 2.5 Het bankje II - Zo vrij als vogels? Sander Verwer
Dreigend weer. Degenen die de straat op gaan zijn voornamelijk onderweg. De meeste van de bankjes zijn leeg. Alleen de ‘diehard’ hangouderen komen naar buiten, zodat veel van de door hen zo geliefde hangplekken, de bankjes, een vrije dag hebben. Toch neem ik plaats daar waar de Celebesstraat de Eerste van Swinden kruist, pal aan het treinviaduct. Ik zie een groep duiven voor me neerstrijken. Ze blijken niet voor mij te komen want langzaam nadert een oude vrouw met haar rollator. Ze pakt de beschuittrommel die ze in een tas bij zich draagt en voert de vogels. Dan loopt ze verder. Ik besluit om haar achterna te lopen en wandel even met haar mee. Al eenenvijftig jaar woont ze in de Indische Buurt en de duiven zijn inmiddels haar duiven geworden. Ze kennen haar, de duiven. Mij bekruipt het vermoeden dat deze vogels haar grootste bron van genegenheid zijn, en ik vraag haar of ze behalve duiven ook veel mensen kent in de buurt. Ze kennen haar, van de duiven, maar niet zozeer andersom. Al met al maakt ze een eenzame indruk. Ze zegt niet direct blij te zijn met haar buurt: ‘Je bent het gewend hè? Ik ben al zo oud, ik wil nergens anders meer heen.’ Wanneer men een hoge leeftijd bereikt vergaat langzamer hand ook de keuzevrijheid. Je raakt vergroeid met de buurt en ook al valt er nog zoveel te klagen, je neemt het zoals het is want een nieuw leven opbouwen is inmiddels geen optie meer. Gelatenheid en het berustend voeden van de duiven en de ‘zielige’ kleine musjes is wat rest. Ze drukt me op het hart ook wat mee te nemen voor de vogels de volgende keer. 29
A5 boekje.indd 29
11-11-2007 23:36:35
Even later ben ik weer terug bij het treinviaduct. Er zit een Marokkaanse vijftiger en lachend neem ik naast hem plaats nadat hij heeft gezegd dat ik er niet mag gaan zitten. Ik krijg verschillende verhalen van hem te horen. Hij woont met plezier hier in de Indische Buurt, al laat zijn woning nog veel te wensen over: het is vrij klein en een ‘houten’ woning, wat betekent dat het af en toe nogal gehorig kan zijn. Laatst woonden er schijnbaar vijftien Chinezen naast hem, die er qua dagritme andere normen op nahielden. Ze waren niet bekend met het fenomeen ‘stilte na elven.’ Volgens de woningcorporatie woonden er slechts twee mensen. Hoe het precies is verlopen wordt mij niet helemaal duidelijk maar de politie kwam er uiteindelijk aan te pas nadat Ali zelf ook met een stuk hout op zijn hoofd was geraakt. Nu woont er een Spanjaard. De grote verscheidenheid aan mensen lijkt Ali niet te deren. Volgens hem is het de vrijheid die men in Nederland krijgt die deze verscheidenheid aantrekt. Hij is dan ook blij met de vrijheid die mensen in Amsterdam hebben, waarbij hij de nadruk legt op de seksuele vrijgevochtenheid. Homo of hetero, het is allemaal prima hier. De vele kleine winkeltjes in de Javastraat bevallen hem door de lage prijzen, want van zijn uitkering blijft niet veel over na de vaste lasten. Op de vraag of hij trots is op de buurt kan ik geen duidelijk antwoord krijgen; hij begrijpt het woord trots niet. Hij zegt liever hier te wonen dan in Osdorp of de Bijlmer, omdat hij denkt dat de fijne kleine winkeltjes daar niet zijn. Wel merkt hij op dat de Indische Buurt een arme buurt is, wat hij jammer vindt. Het onderwerp ‘geld’ komt in ons gesprek meerdere malen aan de orde. Dan schuifelt de duivenvoedster weer langs. Ze kijkt niet naar ons op en verpulvert, in zichzelf gekeerd, grote brokken halfversteend brood onder haar voetzolen en rollatorwielen. Ali lijkt niet direct bekend met haar en vindt haar maar een vreemd mens. Hij tikt me op de schouder en zegt: ‘Oude mensen zijn gek.’ Hierna komt er een andere Marokkaanse man zijn fiets naast ons neerzetten. Hij kent Ali niet maar zegt ons vriendelijk gedag. Al snel schuift hij mij een bankafschrift onder de neus en vraagt me naar de betekenis van verschillende afschrijvingen. Na het bankafschrift komt er ook een brief van de DWI tevoorschijn. Er zal volgende week een ambtenaar een huisbezoek bij hem afleggen en in de brief wordt gevraagd alvast de nodige papieren klaar te leggen. De man kan echter geen Nederlands lezen. Volgend jaar wil hij dit misschien leren, maar uit alles kan ik afleiden dat hij hier niet al te veel moeite voor zal gaan doen. Nederlands spreken gaat hem echter beter af dan Ali, die er ondertussen zonder al te veel poeha vandoor is gegaan. De regen maakt ook een einde aan ons gesprek. Er rest ons nog een handdruk.
Zo op 18 in meer Hoe d WBS’,
over e over d Ella Vo dat zij
Elk jaa en die bezoe kenne ook de gezind binnen 30
A5 boekje.indd 30
11-11-2007 23:36:36
2.6 2.6 Mindmappen in de Indische Buurt Anne Brouwers
Zo op het eerste gezicht is het een homogeen gezelschap dat zich op vrijdag 5 oktober aan tafel 18 in Het Karrewiel bevindt. Allen zijn wat ouder; de typering ‘middelbare leeftijd’ lijkt al niet meer van toepassing. Daarnaast zijn het, op een uitzondering na, autochtone Amsterdammers. Hoe dan ook, zij bevinden zich in hetzelfde schuitje: allemaal zijn ze deelnemer van ‘Het Spel WBS’, ofwel ‘de mindmap’. Het idee van dit spel is om op een snelle en creatieve manier zoveel mogelijk informatie over een bepaald onderwerp uit een groep boven water te krijgen. Deze avond is dat informatie over de problemen in de Indische Buurt. Maar dat zijn er, ook afgaande op de indicatoren van Ella Vogelaar, nogal wat. Er wordt dan ook gekozen voor de twee belangrijkste problemen; welke dat zijn dat bepalen de deelnemers zelf. Tafel 18 is een van de vele tafels in Het Karrewiel waar die avond een iftar wordt gehouden. Elk jaar wordt in deze wijk een iftar georganiseerd. Een iftar die de sociale cohesie moet bevorderen en die de dialoog als centraal thema heeft, een iftar bovendien die opvallend goed wordt bezocht. De bezoekers hebben verschillende redenen voor hun komst: sommigen willen nieuwe mensen leren kennen, anderen komen vooral voor het eten. En, afgezien van aan tafel 18, lopen over het algemeen ook de achtergronden van de bezoekers uiteen. Toch, met al hun diversiteit, zijn ze opvallend eensgezind over de te bespreken onderwerpen voor de mindmap. Want, wanneer de bezoekers bij binnenkomst in Het Karrewiel de vraag ‘Wat zijn de belangrijkste problemen in de Indische Buurt?’ 31
A5 boekje.indd 31
11-11-2007 23:36:36
krijgen voorgelegd, winnen de onderwerpen armoede en onderling contact de meeste stemmen. Dat het eten voor sommigen een grotere reden vormt voor hun komst dan de dialoog met medebezoekers, lijkt bevestigd wanneer bij de start van de mindmap na de maaltijd, de zaal beduidend leger is dan even daarvoor. Het deert de mensen aan tafel 18 niet; na een korte voorstelronde gaan ze enthousiast, en met aandacht voor elkaar, aan de slag met de vraag ‘Wat kunnen inwoners zelf doen om de armoede in de Indische Buurt te verhelpen?’ Karin, inwoonster van de buurt, trapt af: ‘We moeten elkaars kwaliteiten, welke dat ook zijn, openlijk waarderen.’ Joep, ook inwoner, sluit zich bij haar aan. Tiny denkt vooral aan geestelijke armoede en benadrukt het belang van openstaan voor onderling contact tussen inwoners. De ‘spelers’ hebben het spel snel onder de knie; soepel volgen ze elkaar op met verschillende ideeën. Wil, die in een ander gedeelte van Zeeburg woont, vindt dat bewoners moeten strijden voor het behoud van kleine bedrijfjes voor werkgelegenheid. Maar hoe dan? ‘Door verzet bij elkaar te brengen en door daarmee naar de deelraad te gaan; we moeten zelf strijden!’ Ook Olga hecht belang aan kleine bedrijfjes, maar in haar visie vooral om de armoede in diversiteit, die grote ketenbedrijven met zich meebrengen, te voorkomen. ‘Dialoog!’, is de volgende opmerking. Murat, die deze term met overtuiging uitspreekt, acht dit dé remedie tegen armoede. Mensen moeten elkaar helpen en het gesprek met elkaar aangaan, zich inzetten voor de dialoog. Hij benadrukt: ‘zelf inzetten’. Lieke, werkzaam in deze buurt, specificeert de opmerkingen van Murat. Ze noemt de armoede onder jongeren in de buurt, en oppert mentorprojecten als mogelijke oplossing. Ze stelt het simpel: ‘Ouderen moeten jongeren helpen met de kennis die zijzelf al hebben vergaard.’ Ze verwijst naar de plek waar de iftar wordt gehouden: ‘zoals hier, hier lopen al allerlei projecten en er is veel animo voor’. Paul sluit aan en vertelt over het Trendy Maroc Style-project, waarin rolmodellen jongeren laten 32
A5 boekje.indd 32
11-11-2007 23:36:37
nadenken over hun eigen mogelijkheden. Rieneke, ook inwoonster van de Indische Buurt, gooit het weer over een andere boeg. Ze ziet mogelijkheden in de vele leegstaande gebouwen in de wijk, ‘daar zouden markten gehouden kunnen worden, structurele markten’. Maar wat kan de bewoner daar zelf aan doen? ‘Ja, het moet laagdrempelig blijven. En zelf, zelf moeten ze echt goede spullen aanbieden.’ De eerste ronde zit erop maar er is zijn nog genoeg creatieve ideeën en oplossingen. De tijd doet besluiten over te gaan op de volgende vraag. Namelijk: ‘Wat kan de overheid aan de armoede in de Indische Buurt doen?’ De deelnemers komen met uiteenlopende opmerkingen. Niet alleen hebben ze allen andere gedachten bij de term armoede, ook bijbehorende oplossingen verschillen. Dat is bijvoorbeeld zichtbaar wanneer het probleem van het geringe onderlinge contact wordt gesproken. Olga vraagt zich hardop af of hier überhaupt iets aan te doen is. Rieneke vindt van wel. Overtuigd zegt ze: ‘Je hebt altijd de keuze je in te zetten en open te stellen, juist inwoners zelf.’ Ze krijgt veel bijval, toch lijkt Olga niet overtuigd. De mindmappers lijken welwillend tegenover elkaars visies te staan en via nuanceringen, uitbreidingen en specificaties vallen ze elkaar bij. Er is genoeg stof om te bespreken en iedereen komt graag aanbod. Wanneer tijdens de bespreking van het laatste onderwerp de koffie en thee rondgaat, het rumoer in de zaal stijgt en het einde van het spel wordt aangekondigd, maken Joep en Tiny, laatsten in rij, duidelijk dat zij toch graag gehoord willen worden. Zacht proberen we door te praten, maar pogingen dit centraal te doen slagen niet. Ook aan tafel 18 is het spel tot een einde gekomen. En hoewel voor sommige bezoekers de iftar alleen om de maaltijd leek te gaan heeft het gezelschap aan deze tafel gehoor gegeven aan het centrale thema, want van dialoog was zeker sprake. Murat mag tevreden zijn. En wanneer ik hem lachend en grappend gedag zie zeggen tegen zijn ‘medespelers’, lijkt dat ook zeker het geval.
33
A5 boekje.indd 33
11-11-2007 23:36:37
2.7 2.7 ‘Actievoeren tegen het beleid van corporaties is nodig’ In gesprek met Justus Uitermark Jacob R. Boersema
De omgeving van ons gesprek is passend. Justus Uitermark heeft ons uitgenodigd in het Blijvertje, een buurtcentrum in een gekraakte etage in de Derde Oosterparkstraat, net buiten de Indische Buurt, waar buurtbewoners protesteren tegen de sloopplannen van de woning corporatie. Hij is gevraagd door een groep krakers en bewoners om te helpen bij de procedures die komen kijken bij modern protest. Een taak die hem op het lijf geschreven lijkt. Uitermark is sinds enkele jaren aan het promoveren aan de Universiteit van Amsterdam. Hij doet onderzoek naar het besturen van etnische en religieuze diversiteit. In dat kader schrijft hij stukken over het oprukkende neoliberalisme in het stedelijke subsidiebeleid, de nadelen van het nieuwe diversiteitsbeleid van Amsterdam en de implicaties die dit heeft voor buurten als de Indische Buurt. In Amsterdam zie je dramatische veranderingen in het integratiebeleid, constateert Uitermark. ‘Het beleid maakt gebruik van verschillende fondsen, onder andere het Wij-Amsterdammers fonds. Dit fonds is gecreëerd na de moord op Van Gogh en weerspiegelt het huidige geloof in menging en dialoog. Ook opvallend is dat de overheid nu probeert de wederzijdse beeldvorming te beïnvloeden. Het idee is niet om groepen te versterken maar om een positief beeld te schetsen van een diverse stad waarbij mensen met elkaar overweg kunnen. Als je kijkt wie subsidies 34
A5 boekje.indd 34
11-11-2007 23:36:38
7
odig’
n het buiten oning dures
m. Hij rijft hij an het dische mark.
mmers oof in rming hetsen sidies
krijgen uit Wij Amsterdammers, zijn de traditionele opbouwwerkers en migrantenorganisaties zo goed als afwezig. Veel geld komt terecht bij consultants voor intercultureel management. Deze nieuwe spelers krijgen de meeste subsidie omdat ze het minst het stigma van hun groep dragen. Als je op hun websites kijkt, bijvoorbeeld die van het Marokkaanse ondernemersnetwerk, zou je nooit denken dat dit nu de meest gestigmatiseerde etnische groep is.’ ‘Deze organisaties profiteren ook van het laissez-faire beleid dat de gemeente voert ten aanzien van subsidies. Organisaties moeten aantonen dat ze subsidie verdienen door te laten zien hoe goed ze zijn, niet hoe zielig ze zijn. De oude gastarbeiderorganisaties zijn mede dankzij dit beleid in een crisis belandt waar ze waarschijnlijk nooit meer uitkomen.’ Hoe zit het dan in Zeeburg? Ook daar wordt diversiteitsbeleid gevoerd. ‘De voorlopige bevindingen wijzen in dezelfde richting, namelijk dat het integratiebeleid al jaren vastzit. Organisaties in de Indische buurt krijgen geen structurele steun om een basis op te bouwen, maar zijn ook niet in competitie met elkaar omdat ze, ongeacht de kwaliteit van hun aanvraag, toch telkens dezelfde subsidiebedragen krijgen. Het is een maf ritueel. Organisaties wordt gevraagd een ambitieus plan in te dienen maar uiteindelijk krijgen ze altijd maar een paar duizend euro. Je geeft het idee dat kwaliteit iets uitmaakt maar dat is juist niet zo. Het positieve is dat je wel hier een daar een organisatie zoals Assadaaka ziet, die voor zichzelf opkomt. Dankzij het wanbeleid van Zeeburg heeft Assadaaka geen andere steun dan haar vrijwilligers.’ Amsterdam streeft aan de ene kant naar emancipatie van achtergestelde groepen maar wil aan de andere kant geen specifieke voorzieningen creëren voor deze groepen. Dit dubbele uitgangspunt knelt, aldus Uitermark. ‘Het stadsbestuur wil nu geen organisaties meer steunen waarbij mensen van dezelfde etniciteit bij elkaar komen. Daarmee vernietig je de structuur die het mogelijk maakt dat mensen niet meteen een volkomen ondergeschikte positie innemen. Ik kijk altijd naar ongelijke verdelingen van sociaal, cultureel en economisch kapitaal tussen groepen. Op het moment dat de verdeling meer gelijk wordt getrokken, vallen een hoop problemen weg. Cultureel kapitaal is dat je een krant kan lezen en een discussie kan voeren. Migranten doen deze vaardigheden op bij kleine buurtprojecten of bij migrantenorganisaties. Men is daar vaak langdurig lid van en het dagelijks functioneren is niet beperkt door gebrek aan cultureel kapitaal. Alleen zo kunnen ze langzaam maar zeker vaardigheden opdoen.’ Ook de rol van woningcorporaties in het stedelijk beleid staat op dit moment volop ter discussie. In de Indische Buurt wordt op grote schaal geherstructureerd. De indruk wordt gewekt dat de politiek veel te zeggen heeft over corporaties. Uitermark betwijfelt dit. ‘Woningcorporaties zijn, sinds hun verzelfstandiging, niet meer ondergeschikt aan de politiek. De relatie tussen de gemeente, en in Amsterdam de stadsdeelraad, en de corporaties is er een van afhankelijkheid. De gemeente is zich terdege bewust van haar afhankelijkheid en is hier ook open over. Actievoeren tegen het beleid van corporaties is daardoor steeds lastiger geworden. Je kunt de politiek niet meer onder druk zetten en zeggen ‘het is jullie probleem’. Woningcorporaties zouden ook moeten meebetalen aan het probleemwijken-beleid van Vogelaar. Ze worden gezien als de nieuwe sociale partners van de gemeente. Maar zijn corporaties 35
A5 boekje.indd 35
11-11-2007 23:36:38
wel zo sociaal? Uitermark: ‘De belangrijkste reden waarom corporaties sociaal te werk gaan bij stedelijke vernieuwing, is dat de bewoners huurcontracten hebben. Die zijn juridisch gezien bijna heilig. Dat is het enige aanknopingspunt voor eventuele actie tegen het beleid van de corporatie. Reguliere huurders kunnen niet makkelijk uit huis worden gezet. Voor de rest hebben corporaties vrij spel: als het gaat om investeringen, het inplaatsen van tijdelijke huurders, het vormen van eigen beleid. Ze kunnen doen wat ze willen.’
Om kw toezic houde Stads stallig de Ba Het v (HJ’s)
‘hotsp missc buiige verteg het lag die pr geen s geboe hem s 36
A5 boekje.indd 36
11-11-2007 23:36:39
2.8 2.8 Het bankje III - De toezichthouders Sander Verwer
Om kwart over drie ‘s middags werd ik op Sumatrastraat 63 verwacht. Hier huizen zowel de toezichthouders als de Milieupolitie van stadsdeel Zeeburg. Ik kon die dag met drie toezichthouders meelopen: Michael, Henk en Asha. De toezichthouders zijn een verlengstuk van het Stadsdeelbestuur op straat. Ze zijn aanspreekpunt voor bewoners, maken notities van achterstallig onderhoud en fungeren als de ogen en de oren van het politiekorps dat gelegen is aan de Balistraat. Ze gaan op die manier allerlei vormen van sociale en materiële overlast tegen. Het voorkomen van de overlast die wordt veroorzaakt door de zogenaamde hangjongeren (HJ’s) springt daarbij het meest in het oog. De Indische Buurt blijkt een behoorlijk aantal HJ’s te hebben. En dan voornamelijk op enkele ‘hotspots’, meestal pleintjes. Wat sociale overlast betreft kunnen we in plaats van over probleemwijken, misschien beter over probleempleinen praten. Je kunt niet om ze heen. Op de rondes die ik in het buiige weer meeloop, kom ik er minstens veertig tegen. Mede door de uitgebreide media-aandacht vertegenwoordigt het beeld van hangjongeren de probleemwijk als zodanig. Ze staan daarmee voor het lage opleidingsniveau, de verpaupering van de openbare ruimte, de werkloosheid en de armoede die probleemwijken kenschetsen. Zo op het oog is er van geldgebrek bij sommige hangjongeren geen sprake. Bij het Flevopark treffen we twee scooters aan naast een auto waarin vijf jonge gasten geboeid naar hun draagbare dvd-speler kijken. Michael spreekt ze aan, maar de jongens negeren hem stoïcijns en kijken nauwelijks op. De film is blijkbaar nogal spannend… 37
A5 boekje.indd 37
11-11-2007 23:36:40
Deze houding is volgens Henk en Michael tekenend voor de toon die veel hangjongeren tegen hen aanslaan. Ze weten al op jonge leeftijd dat de toezichthouder een zeer beperkt arsenaal aan bevoegdheden heeft. Deze kan hen slechts aanspreken op kwalijk gedrag en hen wegsturen als er klachten van bewoners binnen zijn gekomen. Als de jongeren weigeren kan de toezichthouder geen sancties opleggen, maar is deze genoodzaakt zich terug te trekken en het politiekorps in te schakelen. De jongeren houden zich desondanks gedeisd. ‘Want ze weten dat het hier anders binnen de kortste keren helemaal blauw ziet’, aldus Michael. Graag zouden sommige toezichthouders meer bevoegdheden hebben zoals fouilleren, het doorzoeken van tassen of het laten tonen van een rijbewijs. In plaats van het direct aanpakken van problemen hebben zij nu een controlerende en inperkende functie. Is het probleem van hangjongeren daadwerkelijk zo groot? In de discussie over hang jongeren worden veel verschillende standpunten ingenomen. Het is dan ook een veelzijdig probleem. Aan de ene kant staat het jongeren natuurlijk vrij elkaar op straat te ontmoeten en er vrije tijd door te brengen. Dit maakt ze nog geen boeven. Ook de vervelende hangjongeren zullen voor velen geen directe bedreiging zijn. ‘Ze pakken de zwakkeren’, zo zegt Michael. Dit blijkt ook uit het feit dat het voornamelijk oudere oorspronkelijke bewoners zijn die overlast ervaren. Dit begint meestal met pesterijtjes die vaak voortkomen uit verveling. Wanneer bewoners er zelf wat van zeggen, kan het zomaar zijn dat hun autoramen de volgende ochtend ingeslagen zijn. Jongeren hebben volgens Michael vaak veel problemen thuis en trekken zich al niets meer aan van ouderlijk gezag. Vaak blijft het overigens niet beperkt tot pesterijen. Veel van die jongens hebben drugsgerelateerde problemen, zo wordt mij verteld. Daarvan zijn toezichthouders en politie mede door het cameratoezicht op de hoogte. Voor de onschuldigere groep hangjongeren bestaat het gevaar dat zij worden opgeslokt in deze drugscultuur, die aanspreekt doordat er makkelijk en zonder opleiding veel geld verdiend kan worden. ‘Dan kunnen ze stoer zijn voor de meisjes.’ Ondanks dat de drugswereld in de wijk zich in de schaduwen afspeelt, draagt het bij aan het gevoel van onveiligheid dat sommigen hebben. De toezichthouders proberen de jongens die nog schipperen tussen het schoolgaande leven en de drugswereld de juiste weg op te sturen. Tot nu toe heb ik in mijn onderzoek wisselende antwoorden gekregen wanneer ik vraag of de buurt terecht een probleemwijk wordt genoemd. Ook onder toezichthouders verschillen de meningen. Michael benadrukt dat de problemen in het publieke debat misschien wel te veel uitvergroot worden: ‘Het is hier geen getto zoals in New York. Als het zo’n probleemwijk is, waarom kopen mensen er dan een huis?’ Andere geluiden krijg ik te horen van Asha. Ze is Surinaams van origine en zelf woonachtig in de Indische Buurt; ze heeft er drie dochters grootgebracht. Ze vertelt dat de sociale overlast pas de laatste jaren is verergerd. Asha heeft dan ook verhuisplannen omdat ze zich zorgen maakt over de veiligheid van haar dochters en graag in een stillere buurt woont. Ik heb gemerkt dat sommige plekken in de Indische Buurt iets primitiefs hebben. Daar gelden de wetten van de straat. De mondige of fysiek sterken staan er hun mannetje, maar behoor je tot een kwetsbare groep dan bestaat het gevaar dat je er doelwit wordt…
3
achter die all tijd ka de sta
aanpa ‘meed partic thuisg organ met a
3 Wet 4 Gem
38
A5 boekje.indd 38
11-11-2007 23:36:40
3 Functionele binding Meedoen in Zeeburg
3.1
3.1 Meedoen - De eerste stap in het integratieproces Kate Kirk en Anne Brouwers
Amsterdam is een stad waarin veel verschillende culturen voorkomen; mensen met allerlei achtergronden, eigenschappen en voorkeuren zorgen voor een grote diversiteit. Deze diversiteit, die alleen maar zal toenemen, kan op (langere) termijn zorgen voor innovatie en welvaart. Tegelijker tijd kan het leiden tot spanning en een afname van vertrouwen in verschillende ‘groepen’ en in de stad als geheel. Een diverse bevolking is niet onproblematisch en dat is zichtbaar. Het Amsterdamse college heeft daar in haar integratieaanpak gehoor aan gegeven. Deze aanpak draagt de titel: ‘Erbij horen en meedoen’. ‘Erbij horen’ is de essentie van integratie en ‘meedoen’ is dé eerste stap om dat gevoel te bereiken. Het ‘meedoen aan de samenleving’, participatie, kan ervoor zorgen dat heimwee naar een andere plek of tijd vermindert en dat het thuisgevoel, het gevoel ‘erbij te horen’, toeneemt. Door participatie – op scholen, in vrijwilligersorganisaties, sportclubs, wijkinitiatieven, en op de werkvloer - ontstaat een functionele binding met anderen. Een binding die belangrijk is voor de integratie. Want het hebben van dezelfde 3 Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR), Identificatie met Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press 2007 4 Gemeente Amsterdam, Erbij horen en meedoen - Uitgangspunten voor integratie in de gemeente Amsterdam. Amster dam 2007
39
A5 boekje.indd 39
11-11-2007 23:36:41
maatschappelijke of economische doelen kan voor onderlinge binding zorgen, ook met mensen uit andere culturen, van andere religies, en met andere etnische achtergronden. Daarom is participatie een eerste en belangrijke stap tot integratie; de aanpak van Amsterdam zou dan ook beter ‘meedoen en erbij horen’ kunnen worden genoemd. Participatie zorgt dus voor het ontstaan van gemeenschappelijke belangen voor alle inwoners: voor oudkomers en nieuwkomers, voor autochtonen en allochtonen en voor mannen en vrouwen. Het is belangrijk dat iedereen participeert; meedoen gaat ons allen aan. Zo divers als de bevolking is, zo divers zijn ook de mogelijkheden tot participatie, de manieren waarop inwoners mee kunnen doen. Daarover - over ‘meedoen’- gaat dit hoofdstuk.
Alloch om hu kijken voora Hun e om ma kunne functi
begele ontwik damse van d boods krijgen inform naar ( van e 40
A5 boekje.indd 40
11-11-2007 23:36:41
3.2 3.2 Just do it? Saira Sadloe
Allochtone vrouwen doen niet mee, althans te weinig. In Zeeburg heb ik deze vrouwen opgezocht om hun een aantal vragen voor te leggen over hun maatschappelijke participatie en om te kijken of het echt zo slecht gesteld is met hun emancipatie. De vrouwen die ik sprak bleken vooral via vrijwilligersbanen, slecht betaalde banen en via familiebedrijven te participeren. Hun enorme drive om zich nuttig te voelen en bezig te zijn viel direct op. De grootste barrière om maatschappelijk te participeren bleek niet de taalbeheersing, maar het al dan niet gebruik kunnen maken van kinderopvang. Daarnaast was er veel angst en onzekerheid over hun eigen functioneren en onwetendheid over de samenleving. In Zeeburg zijn twee organisaties actief die de vrouwen op verschillende manieren begeleiden in hun participatieproces: het Amsterdamse Buurvrouwen Contact (ABC) en Vrouwen ontwikkelen nieuwe kansen (VONK), een werk- en scholingscentrum voor vrouwen. Het Amsterdamse Buurvrouwen Contact begeleidt 160 vrouwen in Amsterdam die sterk geïsoleerd leven van de Nederlandse maatschappij. Simpele zaken als naar de dokter gaan, de tram nemen en boodschappen doen is voor hen al een hele opgave. De meeste vrouwen die van ABC begeleiding krijgen, willen dan ook in de eerste plaats werken aan meer zelfredzaamheid. Ondanks de informele thuisaanpak haken veel vrouwen echter halverwege af of maken ze niet de overstap naar (vrijwilligers)werk. De redenen hiervoor zijn divers, van kinderopvang, schulden en ziekte van een familielid tot het karakter van de vrouw en traditionele normen en waarden. Het 41
A5 boekje.indd 41
11-11-2007 23:36:42
probleem met de ABC-methode is bovendien dat slechts een fractie van de geïsoleerde vrouwen in Amsterdam bereikt wordt. Het is de vraag of deze methode zich voor een brede toepassing leent, gezien de arbeidsintensieve werkwijze. VONK heeft een andere manier van werken. Deze organisatie begeleidt vrouwen in hun zoektocht naar een opleiding of werk en hanteert een vraaggerichte aanpak in plaats van de gebruikelijke aanbodsgerichte aanpak van uitzend– en reïntegratiebureau’s en het CWI. Door het netwerk dat VONK de vrouwen ter beschikking stelt, weten zij vaak toch nog hun weg te vinden naar een opleiding of baan en kunnen zij gemakkelijker participeren in de Nederlandse samenleving. De werkwijze van ABC en VONK mag dan sterk verschillen, het uiteindelijke doel is hetzelfde. De vraag bij beide methoden is natuurlijk hoever de begeleiding moet gaan. Moeten we niet accepteren dat bepaalde groepen vrouwen sterk afhankelijk zullen blijven van anderen, zoals de overheid, welzijnsorganisaties of partner en kinderen? De gesprekken die ik in Zeeburg voerde, gaven mij uiteindelijk meer inzicht in de problemen die vrouwen in hun maatschappelijke participatieproces ondervinden en laten zien dat het niet eenvoudig is om het kwik van de emancipatiebarometer te doen stijgen. Mecheb, een moderne en zelfverzekerde Turkse vrouw kwam pas drie jaar geleden naar Nederland. In Turkije had ze vijftien jaar lang een eigen goed draaiende tandartsenpraktijk gehad. ‘Ik was erg gelukkig met mijn praktijk en dacht mijn carrière in Nederland voort te kunnen zetten.’ Helaas bleek dat niet zo gemakkelijk te zijn. Haar papieren bleken in Nederland niet geldig, met als gevolg dat zij geen bevoegdheid had om het beroep van tandarts in Nederland uit te oefenen, tenzij ze een universitaire studie van twee jaar zou volgen. ‘Al drie jaar lang probeer ik door de loting te komen, want de tandartsenopleiding kent een numerus fixus. Daarbij geldt dat studenten met een Nederlandse nationaliteit voorrang hebben op studenten zonder Nederlandse nationaliteit. Ik maak dus geen schijn van kans.’ Mecheb heeft na veel sollicitatiepogingen nu een baan gevonden als tandartsassistente, maar ziet zich niet meer als tandarts werkzaam in Nederland. ‘Het hoogst haalbare is om werkzaam te zijn als mondhygiëniste en zelfs daarvoor moet ik een diploma halen.’ Uiterst teleurgesteld heeft ze nu besloten om met haar man om terug te gaan naar Turkije. Heyreye, moeder van twee kleine kinderen had graag willen werken. Tot voor kort was ze zelfs bezig met een opleiding tot kleuterleidster maar om financiële redenen is ze daarmee gestopt. De kinderopvang van haar jongste kind kostte al 700 euro en met de opleidingkosten erbij kon ze het financieel niet meer opbrengen. ‘Hoewel ik graag had willen werken, blijf ik nu thuis om de zorg voor mijn kinderen op me te nemen. Ik kom nu beter uit met geld en kan de rekeningen weer betalen. Bovendien werkt mijn man, dus de noodzaak om te werken is er niet. Zodra mijn jongste kind naar school gaat, ga ik mijn opleiding weer oppakken.’ Anne, een 38-jarige alleenstaande Surinaamse vrouw, voorheen in de bijstand, werkt sinds enkele weken weer. Het valt haar erg zwaar vanwege de reistijd van minstens drie uur per dag. Ook haar dochter van dertien geeft aan dat ze haar moeder te weinig ziet. ‘Ze zit vaak alleen thuis en belt me op het werk met de mobiele telefoon die ik laatst voor haar gekocht heb.’ Eenmaal thuis doet Anne het huishouden waardoor ze weinig aandacht heeft voor haar dochter. ‘Tegen de tijd dat ik met alles klaar ben is mijn energie op… ik weet niet waar ik nog meer tijd of energie vandaan moet halen.’ Op haar werk komt Anne nu al regelmatig te laat en ze weet niet hoe lang 42
A5 boekje.indd 42
11-11-2007 23:36:42
haar werkgever dit nog accepteert. ‘Parttime werken kan ik als alleenstaande moeder niet, daarmee komt er geen brood op tafel. Momenteel ben ik op zoek naar een baan met minder reistijd. Het liefst een baan in de buurt, maar dat wordt erg lastig, want in de buurt is weinig werk.’ Janey is een gescheiden veertigjarige Surinaamse vrouw die sinds kort werkt als parttime receptioniste. Ze is op zoek naar ander werk, omdat deze baan tijdelijk is en ze met een hbodiploma op zak onder haar niveau werkt. ‘Ik heb die baan alleen geaccepteerd omdat ik een sollicitatieplicht had en omdat ik uit de bijstand wilde.’ Het blijkt voor haar erg moeilijk om leuk en uitdagend werk te vinden, er is altijd wel iemand die beter is gekwalificeerd. Ze wordt, zo zegt ze, vaak afgewezen omdat ze in haar cv een gat heeft van negen jaar. Werkgevers kijken dan niet verder naar kwaliteiten. Ze wordt er moedeloos van. ‘Solliciteren kost veel tijd en elke keer moet je jezelf weer verkopen. Telkens weer hetzelfde verhaal vertellen en telkens weer jezelf opladen na de zoveelste afwijzing.’ Senna behoort tot de vaste pool aan vrijwilligers bij de voedselbank. In het begin kwam ze bij de voedselbank om haar pakketten op te halen maar al gauw hielp ze mee. ‘Ik vond dat ik ook wel een steentje kon bijdrage aan de voorbereidingen van de pakketten en dat ik mezelf zo mooi nuttig kon maken.’ Vast werk heeft ze vanwege gezondheidsredenen niet; ze kan niet te lang achter elkaar werken. Ze zit in de bijstand en kampt met enorme schulden, het hele gezin lijdt eronder. Haar zoontje kan geen huiswerk maken omdat ze geen geld heeft om boeken te kopen. ‘Vijfhonderd euro is veel geld. Voor veel ouders valt het bedrag wel mee, maar bij mij duurt het maanden voordat ik dat bij elkaar heb. Hulp of ondersteuning van instanties heb ik nooit gehad. Ik zou niet weten aan wie ik hulp zou moeten vragen, ik ken niemand.’ Nadia is 57 jaar en kwam 38 jaar geleden vanuit Marokko naar Nederland. Ze volgt Nederlandse taallessen. Haar kinderen zijn allemaal in Nederland geboren en zijn al het huis uit. Ze vindt het leren van de taal erg moeilijk; het gaat dan ook langzaam. In Marokko heeft ze niet leren lezen en schrijven en nu moet ze verplicht een andere taal leren. Toen ze als jonge vrouw naar Nederland kwam waren er geen taallessen, terwijl ze toen graag de taal had willen leren. Later, toen de cursussen er wel kwamen, had ze geen tijd omdat ze voor haar kinderen moest zorgen. ‘Mijn man zei iedere keer: we gaan terug naar Marokko, dus je hoeft de taal niet te leren. En nu, jaren later zijn we nog steeds in Nederland.’ In de Javastraat ontmoet ik Dounja en Salima, die elk een kinderwagen voortduwen. Ze hebben net hun andere kinderen naar school gebracht. Dounja heeft slecht geslapen en is moe, want haar jongste van drie is ziek. Veel tijd om te rusten heeft ze niet, straks moeten de kinderen van school worden gehaald en moet ze koken en opruimen. Ze zou wel wat meer tijd voor zich zelf willen hebben. ‘Zou jij dat ook niet willen?’ vraagt ze haar vriendin. Het probleem is dat cursussen voor vrouwen vaak ‘s avonds zijn en dan kan Dounja niet vanwege de kinderen. ‘Ik snap niet hoe vrouwen een baan met zorgtaken kunnen combineren, ik zou niet weten waar ik de tijd vandaan moet halen. Ik heb het al druk zat met drie kinderen. Nee, laat mijn man maar werken.’
43
A5 boekje.indd 43
11-11-2007 23:36:42
3.3 3.3 De overheid als dominante man? Anne Brouwers ‘Mannen?’ ‘Ja, meestal mannen.’ ‘ Hoezo?’ ‘Het is niet nodig volgens hen.’ ‘ Maar waarom dan niet?’ ‘Omdat de vrouw afhankelijk moet blijven, afhankelijk van hem.’
Deze uitspraken volgden op de vraag waarom islamitisch allochtone vrouwen (relatief) nauwelijks actief participeren in de samenleving. Ze zijn afkomstig van drie jonge Marokkaanse vrouwen die verbonden zijn aan een zelforganisatie in de Amsterdamse wijk Zeeburg, en daardoor actief zijn in deze wijk. Ze vervullen voor veel islamitische vrouwen vertrouwde, en soms de enige contacten met de ‘buitenwereld’. De boze buitenwereld, althans, in de ogen van veel Marokkaanse mannen, zeggen deze vrouwen. Ook de volgende uitspraken komen van hen. ‘De mannen zijn bang dat hun vrouwen in contact komen met buitenstaanders, deze zouden ze informatie kunnen geven, ze hun rechten kunnen leren’. Dat is ongewenst, zo vertellen de vrouwen, want deze mannen willen hun dominante positie behouden. Voor welke mannen Keuzenkamp, S. (2006) De balans opgemaakt. De slotbeschouwing van de Sociale Atlas van vrouwen uit etnische minderheden. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau
44
A5 boekje.indd 44
11-11-2007 23:36:43
3
welijks ouwen ardoor ms de n veel en.
deze rtellen annen
he min-
geldt dit eigenlijk? Voor de oudere mannen die in Marokko of Turkije zijn opgegroeid? ‘Nee! Juist ook de jongere mannen willen afhankelijke vrouwen, zij halen hun vrouwen dan ook vaak uit Marokko of Turkije. Want de vrouwen die hier opgroeien, die achten zichzelf gelijk aan de mannen. Maar dat willen ze niet; die vrouwen willen ze niet meer.’ Gedoeld wordt op vrouwen die opleidingen volgen of hebben gevolgd, die de Nederlandse taal beheersen; vrouwen die vaak tot de tweede of derde generatie behoren. Dat is een positief geluid; tenminste, als dit betekent dat deze ‘ongewilde’ vrouwen bezig zijn een meer zelfstandige positie te verkrijgen. Is dat zo, is er sprake van een emancipatieproces? De drie vrouwen beamen dat; en wijzen erop dat deze vrouwen een gelijkwaardigheidsgevoel ten opzichte van mannen uitdragen. Maar, ze maken ook kanttekeningen: ‘Ook geleerde vrouwen, en ook van de latere generaties, worden beperkt hoor’ In aanvulling hierop: ‘Mijn zusje heeft vriendinnen, gewoon op het MBO die haar vragen waarom ze haar huiswerk maakt, ze gaat toch trouwen?’. De drie vrouwen vertellen over de grote invloed van de mannen en families. Ze wijzen op de afhankelijke positie die veel islamitische vrouwen in hun ogen innemen: kinderen en mannen vormen de schakel naar de buitenwereld, en dat is voldoende. Maar zodra de man wegvalt, door bijvoorbeeld een scheiding of overlijden, en de kinderen het huis uitgaan, dan staan deze vrouwen er alleen voor. ‘Ik sprak gisteren nog een vrouw wiens man naar Marokko is vertrokken, ze zei me: ‘mijn man heeft me al die jaren dom gehouden, maar hij is nu weg, en ik weet niets’. Die afhankelijke positie geldt dus niet alleen voor vrouwen van de eerste generatie, die de taal niet of nauwelijks beheersen, en weinig tot geen opleidingen hebben gevolgd. Volgens de verhalen en ervaringen van deze drie vrouwen gaat het bovendien om vrouwen van verschillende generaties. Ook de overheid heeft deze afhankelijke positie opgemerkt; de afgelopen jaren heeft de positie van de allochtone vrouw dan ook steeds meer aandacht gekregen in het emancipatiebeleid. Wanneer het om ‘de afhankelijke allochtone’ vrouw gaat, lijkt de focus te liggen op de islamitische vrouwen. Enkele sociale wetenschappers wijzen op de dubbele rol die de overheid deze vrouwen toekent. Enerzijds worden zij benaderd als slachtoffer van de tradities van de strenge patriarchale islamitische cultuur, anderzijds als dé sleutelfiguren in het oplossen van emancipatie- en integratievraagstukken. Vraagstukken die niet alleen henzelf, maar de gehele etnische groep betreffen. Het emancipatiebeleid is dan ook stevig gekoppeld aan het integratiebeleid. Want, zoals het in de emancipatienota van minister Plasterk staat geschreven: emancipatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen ligt voor een deel in het verlengde van integratievraagstukken. De dubbele rol komt terug in de uitspraken van de drie jonge vrouwen. Ze vertellen over de vrouwen die afhankelijk worden gehouden door hun mannen, maar ook over vrouwen die hun kinderen opvoeden, en daardoor in feite kunnen bepalen welke ideeën over sekseverhoudingen en de positie van vrouwen zij hun kinderen meegeven. Zoals de vrouw die erachter kwam dat zij al die jaren dom is gehouden, zij zal haar kinderen nu wel met dit bewustzijn opvoeden, aldus de Berg, M. van den (2007), ‘Dat is bij jullie toch ook zo? Gender, etniciteit en klasse in het sociaal kapitaal van Marokkaanse vrouwen. Amsterdam: uitgeverij Askant. Roggeband, C. & M. Verloo (2007), ‘Dutch women are liberated, migrant women are a problem: the evolution of policy frames on gender and migration (1995-2005)’. In: Social Policy & Administration, 41 (3): 271-288. Ministerie OCW, ‘Meer kansen voor vrouwen. Emancipatiebeleid 2008-2011’. Den Haag 2007
45
A5 boekje.indd 45
11-11-2007 23:36:44
drie jonge vrouwen. Deze vrouw wil haar dochters voor een positie zoals die van haarzelf behoeden, en geeft ook haar zoons die boodschap mee. Een proces dat de overheid prettig in de oren zal klinken; het bevestigt de slogan ‘if you educate a woman, you educate a family’. Daartoe acht de overheid een sterke regie noodzakelijk om verschillende relevante beleidsterreinen (inburgering, onderwijs et cetera) met elkaar te verbinden. Deze sterke regie moet impuls geven aan de maatschappelijke- en arbeidsparticipatie, alsook de vergroting van de zelfredzaamheid en persoonlijke ontwikkeling van deze vrouwen. Echter, de overheid noemt ook de rol die de doelgroep, met eigen kracht en eigen talenten, zelf speelt. Hier lijkt sprake van een spanningsveld: in hoeverre is sprake van stimulatie, van het geven van impulsen, en in hoeverre is sprake van eigen kracht? Of; staat deze regie de verzelfstandiging, de emancipatie van deze vrouwen, juist niet in de weg? Deze vraag ontstaat omdat de overheid de positie van deze vrouwen tegenover de positie van de autochtone vrouwen zet, het heeft over een inhaalslag, en daarmee een duidelijk idee lijkt te hebben over de richting waarin de positie van de allochtone islamitische vrouwen moet veranderen. Deze vraag ontstaat ook omdat de impulsen die tot verbetering van de posities moeten leiden, niet zelden een verplichtend karakter hebben. Bijvoorbeeld wanneer een taalcursus in het kader van bevordering van de integratie verplicht is om de sociale uitkering te verkrijgen. Maar vervolgens tevens wordt gekoppeld aan opvoedingscursussen, voorlichtingen over allerlei zaken, en/of uitstapjes die contacten met mensen buiten de eigen groep moeten bevorderen. Het verplichte karakter van sommige cursussen kan een ‘vrijbrief’ zijn voor de vrouw om ‘naar buiten te mogen’, en wellicht zorgt contact met andere vrouwen voor een bewustwording van de eigen positie. Dat laatste zien de drie jonge Marokkaanse vrouwen veel gebeuren. Zo bezien stimuleert en faciliteert de overheid in zekere mate het emancipatieproces van deze vrouwen. Echter, zodra de overheid nadruk legt op hóe deze vrouwen hun kinderen dienen op te voeden, hen in voorlichtingen ‘onderwijst’ hoe bijvoorbeeld autochtone vrouwen de zorg zouden delen met hun mannen, en als zij (met nadruk) worden geacht contact te maken met ‘de ander’, de autochtoon; in hoeverre is hier dan nog sprake van stimulatie? Wordt er dan niet juist voorbij gegaan aan de talenten, inzichten en eigen kracht van deze vrouwen? De drie jonge vrouwen vertelden over islamitische vrouwen die zich in een afhankelijke positie bevinden. Een positie waarvan zij zich op verschillende manieren bewust kunnen worden, waardoor vervolgens een proces tot emancipatie kan ontstaan. Zodra de overheid die dit proces wil stimuleren, kiest voor initiatieven of projecten die een eenzijdig beeld propageren van wat de positie van de vrouw moet zijn, en als die projecten een dwingend of verplichtend karakter hebben, dan lijkt het emancipatiebeleid weinig meer te maken te hebben met de eigen talenten en de eigen krachten van deze vrouwen. In tegendeel, daar waar de drie jonge Marokkaanse vrouwen het nu hebben over de dominante mannen in de islamitische cultuur, kunnen zij het gaan hebben over de dominante overheid in de Nederlandse of westerse cultuur; en dat heeft weinig met emancipatie te maken.
Deze ‘slogan’ is afkomstig van Paul Rosenmöller in de functie van voorzitter van de Commissie Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen (PaVEM). Van juli 2003 tot juli 2005 werkte deze commissie aan verbetering van de deelname van allochtone vrouwen aan het maatschappelijke verkeer.
46
A5 boekje.indd 46
11-11-2007 23:36:44
Lea Lou geopen zijn daa
Het On doorti die ee de ko aanpa schep mee m
man v horec in een heeft markt laatste de voo
3.4
Lea Louise Koenders, pedicure, heeft zich speciaal voor de foto in haar werktenue gehuld. Haar praktijk is sinds augustus geopend en de klandizie begint aan te trekken. Het is de bedoeling als voorziening voor mensen uit de buurt, en de prijzen zijn daarom wat lager dan gebruikelijk. Toch komen de meeste klanten nog van buiten. “Die vinden ons op internet.”
3.4 Het Ondernemershuis Sander Verwer
Het Ondernemershuis Groot Oost helpt iedereen die hulp zoekt voor het opzetten van een goed doortimmerd ondernemingsplan, die vragen heeft over regelgevingen voor ondernemers of die een laatste zet in de rug nodig denkt te hebben voordat hij zijn eigen bedrijf start. Voor de kosten hoef je het niet te laten want die bedragen slechts 25 euro. Door de vraaggerichte aanpak (uiteindelijk doet de ondernemer alles zelf) wil het Ondernemershuis duidelijkheid scheppen voor ondernemers die door de bomen het bos niet meer zien. Ik loop een middag mee met twee medewerksters van het Ondernemershuis: Mariska en Katina. Als eerste schuif ik aan bij Mariska, die een tweede gesprek heeft met een Israëlische man van een jaar of vijfendertig. Hij heeft de wens een falafelzaak te openen. Met een aanzienlijke horeca-ervaring op zak (hij werkte in totaal acht jaar als kok in een Spaans restaurant en als ober in een Argentijns restaurant) vindt hij de tijd rijp voor zijn eigen bedrijf. Bij het eerste gesprek heeft hij een boekje gekocht waarin alle belangrijke zaken aan bod komen: de regelgeving, het marktonderzoek, de marketing en het ondernemersplan met het complete financiële plaatje. Dit laatste moet van dusdanige kwaliteit zijn dat banken bereid zijn een lening te verschaffen. Inderdaad, de voorbereiding op de onderneming is op zichzelf al een fulltime baan. Toewijding, van aanpakken weten en een praktische instelling zijn onontbeerlijke 47
A5 boekje.indd 47
11-11-2007 23:36:45
eigenschappen voor succesvolle ondernemers. Niet iedereen is er dan ook voor in de wieg gelegd. Dit lijkt onvoldoende doorgedrongen te zijn tot deze cliënt, want die heeft het wegens omstandigheden te druk gehad om alles door te nemen. Maar hij toont zich vastberaden. Omdat hij moeite heeft met het gebruikelijke vocabulaire rondom het ondernemen heeft hij op eigen initiatief een en ander op papier gezet. Mariska spoort hem aan zijn omgeving in te schakelen om onbekende woorden te helpen verduidelijken en om zo vertrouwd te raken met de voor hem belangrijke termen. Taal, in combinatie met de Nederlandse bureaucratie, leidt voor allochtone ondernemers vaak tot problemen. Het gesprek tussen de cliënt en Mariska lijkt een beetje op een preek. Zij spoort aan en motiveert. Hij belooft meer actie te ondernemen. Wanneer ik haar vraag of ze zich wel eens een schooljuf voelt bevestigt ze dat, ‘maar’, zegt ze ‘uiteindelijk moeten mensen het zelf doen, en als dit al niet lukt wordt het allemaal wel heel erg moeilijk.’ De man is exemplarisch voor de bezoekers van het Ondernemershuis: personen die al heel veel geprobeerd hebben maar nergens hebben kunnen aarden en denken dat een eigen onderneming de oplossing is. Voor deze doelgroep is hulp zeker op zijn plaats. Velen denken namelijk te lichtzinnig over de financiële implicaties van het ondernemen. Ze hebben vaak moeite met vooruitdenken. Vaak komt het voor dat er bij familie en vrienden een fors bedrag wordt losgepeuterd om een failliete zaak, inclusief inboedel en voorraden, over te nemen. En vaak maken deze starters gebruik van de uitstelregeling voor het betalen van belasting voor beginnende ondernemers. ‘Drie jaar later valt dan plotseling een belastingaanslag van vier jaar op de deurmat’, aldus Mariska. ‘Faillissement is dan vaak onvermijdelijk, zodat het proces zich weer herhaalt. Wat achterblijft zijn gebroken dromen, enorme schulden en grote druk op familiebanden.’ Deze problemen gelden met name voor mensen die zich de taaiheid van de Nederlandse bureaucratie nog niet gerealiseerd hebben. De ongrijpbare papieren werkelijkheid is, zeker voor de bewoner van de Indische Buurt, een reëel struikelblok. De falafelzaak is ook een terugkomende vorm van ondernemerschap in het straatbeeld van de Indische Buurt. Het leeuwendeel aan ondernemerschap vindt echter plaats achter gesloten deuren: freelancers die een deel van hun woning als kantoor inrichten, de groep van de ‘selfemployed.’ Dit zijn meestal vakmensen. Door hun gebrek aan kennis rondom het ondernemen is dit een andere grote doelgroep voor het Ondernemershuis. De vrouw van rond de veertig, waar het volgende gesprek mee is, is van deze categorie. Enkele van haar kennissen zijn met succes voor zichzelf begonnen, sommigen met hulp van het Ondernemingshuis. Dit motiveerde haar om te kijken of ze haar werk in de redactionele sfeer voortaan als freelancer zou kunnen doen. Ze is echter onbekend met - en daardoor onzeker over - haar mogelijkheden. ‘Ik weet nog niet zo goed of ik het wil, of ik het kan… of ik het ga doen!’ Tijdens de vorige afspraak heeft Mariska haar een schema meegegeven waarmee ze voor zichzelf kan bepalen wat ze goed kan, welke vruchtbare contacten ze dankzij haar huidige werk al heeft en waar het geld zit. Aan de manier waarop ze het heeft ingevuld is een groeiend enthousiasme af te lezen. Ook de mentale barrières lijken weg te vallen als zij samen met Mariska uit de losse pols een financieel plaatje maakt, zodat Mariska uiteindelijk opmerkte: ‘Wat let je?!’ De vrouw schrijft zich in voor diverse workshops die het Ondernemershuis organiseert (boekhouden, administratie, klantenwerving et cetera), koopt hetzelfde boekje als de man die de falafelzaak wil beginnen en verlaat met zichtbaar meer zelfvertrouwen en hoop het pand. Duidelijkheid schept vertrouwen. Veel van de originelere ondernemersideeën worden opgedaan in het buitenland. Dat geldt ook voor de onderwijzer van een basisschool in de Indische Buurt die in Berlijn tegen een 48
A5 boekje.indd 48
11-11-2007 23:36:45
‘Internationale Kinderboekenwinkel’ aanliep. Samen met zijn partner, een jonge vrouw die niet lang geleden haar studie Nederlands heeft afgerond, wil hij nu zo’n kinderboekenwinkel opzetten in Amsterdam. Katina helpt hen daar deze middag bij. Het liefst vestigen zij zich in het centrum van Amsterdam, maar iedereen is het erover eens dat de Indische Buurt ook een prima locatie zou zijn voor een eventuele vestiging. Zowel de aanwezigheid van veel nationaliteiten als de relatief lage huurprijzen trekt hen aan. En daarbij: ‘De buurt zit in de lift, dat zie ik gebeuren’, zegt de onderwijzer zonder dit verder toe te lichten. Zo komen zij te spreken over de Javastraat. Katina vertelt dat men daar in de straat hard op zoek is naar een divers winkelaanbod. Op dit moment is die diversiteit niet erg groot omdat er legio kruidenierswinkeltjes huizen die allemaal een soortgelijk assortiment hebben. ‘Dat maakt de straat lelijk’, vindt de onderwijzer. Volgens Katina bestaat er de mogelijkheid om, door intensief te lobbyen bij instanties als de locale overheid en straatmanagers, een pand dat in handen is van de overheid, toegewezen te krijgen. Toch heeft de overheid, naast deze panden, geen grote vinger in de pap als het aankomt op de daadwerkelijke inrichting van het straatbeeld. Katina vertelt later dat het waarschijnlijk net zo goed is ‘de markt’ zijn werk te laten doen, in plaats van alles te willen beheersen. Dan komen ondernemers vanzelf terecht op plaatsen waar het economische en maatschappelijke landschap op hun aanbod aansluit. Volgens haar zal, gezien de aanstaande investeringen in de Indische Buurt, de behoefte aan snelle warme avondmaaltijden en kinder opvang gaan groeien. Op dat vlak liggen dan ook de kansen voor nieuwe ondernemers.
49
A5 boekje.indd 49
11-11-2007 23:36:45
3.5 3.5 ‘We are not prepared to do our job’ De uitvoering van de nieuwe Wet inburgering in Zeeburg Kate Kirk
Op 27 juli 2007 heb ik meegelopen met een medewerkster van de Taalwijzer in Zeeburg en heb ik gesproken met coördinator Joris Kuijsten. De Taalwijzer is een loket voor inburgering waar kandidaten geïnformeerd worden over het Nederlandse inburgeringsstelsel en geadviseerd worden over het juiste inburgeringstraject. Ook worden kandidaten opgeroepen of aangemeld voor een inburgeringstraject. Concreet betekent dit dat medewerkers van de Taalwijzer interviews afnemen met mensen die opgeroepen worden. Op basis van deze gegevens wordt bepaald of iemand verplicht is om in te burgeren, welke voorzieningen ze nodig hebben om aan deze plicht te voldoen (zoals kinderopvang), en wie verantwoordelijk is voor hun begeleiding (wie dat is hangt af van de vraag of mensen een uitkering ontvangen en zo ja, welke). Op basis van mijn observaties concludeer ik dat de uitvoering van de nieuwe wet inburgering niet goed verloopt. De voornaamste oorzaak hiervan ligt in het karakter van de wet zelf. Het eerste gesprek waar ik bij aanwezig mag zijn is een intake met een jonge Palestijnse man die in maart 2007 een Nederlandse verblijfsvergunning heeft gekregen. Hij vertelt in het Engels dat, hoewel hij op dit moment nog in Spanje studeert, hij zich in Nederland heeft laten inschrijven omdat zijn vrouw en kind in Nederland wonen. In de loop van het gesprek raakt de man gefrustreerd omdat hij zijn verhaal diverse malen moet herhalen. Hij spreekt met een zwaar 50
A5 boekje.indd 50
11-11-2007 23:36:45
5
en heb waar seerd emeld views ald of deze g (wie is van goed
stijnse in het laten akt de zwaar
accent en de medewerkster van de Taalwijzer kan hem niet goed kon volgen. Het wordt allemaal nog erger als de medewerkster op grond van zijn verblijfsvergunning aanneemt dat de man Israëlisch is. Ze vraagt hem of zijn moedertaal Hebreeuws is. Ten einde raad fluisterde hij: ‘Ik ben niet Israëlisch, ik ben Palestijns, en mijn moedertaal is Arabisch!’ Uiteindelijk blijkt uit het verhaal van de man dat hij van de IND andere informatie heeft gekregen over zijn inburgering dan hij nu ontvangt. De medewerkster van de Taalwijzer concludeert: ‘We are not well prepared to do our job.’ Dit gesprek is, denk ik, een goede illustratie van de problemen die de uitvoering van de Wet Inburgering in Zeeburg oplevert. Voorop staat dat deze problemen niet veroorzaakt worden door ambtenaren achter de balie, maar door de wet zelf. Sinds 1 januari 2007 is die aanzienlijk ingewikkelder geworden door een neoliberale en bureaucratische vormgeving. Sociaal wetenschapper Christian Joppke legt dit uit: ‘[De wetswijzigingen] brachten een paradoxale dubbele beweging van terugtrekking en verhoogde aanwezigheid met zich mee.’ Deze paradox maakt de praktische uitvoerbaarheid van de wet onmogelijk. Volgens Joris Kuijsten , coördinator bij de Taalwijzer, is het moeilijk om voorlichting te geven aan mensen omdat er veel uitzonderingen op de ‘verplichte regelingen’ zijn en omdat tientallen commerciële organisaties de uitvoering ter hand hebben genomen: er zijn alleen al 39 private aanbieders van taallessen in Amsterdam. Bovendien verloopt de communicatie met kandidaten – die nauwelijks Nederlands spreken - in het Nederlands: brieven om mensen op te roepen worden in het Nederlands geschreven en bij interviews zijn geen tolken aanwezig. De bureaucratische regelgeving van de wet is al moeilijk genoeg voor Nederlandssprekenden, laat staan dat die voor Arabisch- of Turkssprekenden te begrijpen is. Inburgeringsplichtige deelnemers moeten het inburgeringstraject voltooien. Het niet behalen van het inburgeringsexamen heeft consequenties voor hun verblijfsvergunning. Bovendien kunnen ze een boete krijgen. Voor de staat maakt het niet uit of iemand een les heeft gevolgd of niet: inburgeraars moeten alleen na vijf jaar het examen halen. Mensen krijgen wel raad van een trajectbegeleider over de keuze van een aanbieder van taallessen en ze krijgen informatie over kinderopvang en over de mogelijkheid om een lening af te sluiten (als ze de lessen niet kunnen betalen). Kuijsten is het ermee eens om van de inburgeraars wat meer verantwoordelijkheid te vragen, maar hij vindt de regelingen te ingewikkeld. Hij vreest dat sommige mensen uiteindelijk helemaal niet naar school zullen gaan. Ironisch is dat ‘vrijwillige inburgeraars’ zoals Europeanen, die wettelijk niet verplicht kunnen worden om in te burgeren, niets hoeven te betalen voor taallessen, terwijl asielzoekers en Turkse en Marokkaanse immigranten - die over het algemeen minder geld hebben dan Europeanen die zich hier vestigen – wel moeten betalen voor deze lessen. De impliciete boodschap van deze regeling lijkt te zijn dat niet-westerse allochtonen geen Nederlands willen leren. Dit wantrouwen heeft tot een zeer bureaucratisch maar ook vrijblijvend inburgeringproces geleid dat heel moeilijk uitvoerbaar is. De medewerkers van de Taalwijzer in Zeeburg hebben als opdracht om het beleid van de overheid zo goed mogelijk uit te voeren, maar daarnaast willen ze vooral ook de belangen van de inburgeraar behartigen. De nieuwe wet maakt dat moeilijk.
Joppke, Christian, January 2007. ‘Beyond National Models: Civic Integration Policies for Immigrants in Western Europe’. In: West European Politics. Vol. 30, No. 1, 1-22.
51
A5 boekje.indd 51
11-11-2007 23:36:46
3.6 3.6 Jammer pindakaas! Over taal en integratie Kate Kirk
Jan Hoek is wethouder in het stadsdeel Zeeburg voor GroenLinks. Hij is bovendien een groot liefhebber van strips (‘vooral van Agent 327’). Deze voorliefde valt ook op tijdens het gesprek dat ik op 12 juli 2007 met hem voer over inburgering en burgerschap in Zeeburg. Aan het einde van het interview citeert Jan Hoek een krantencolumn,
[email protected], over inburgering: ‘Je kunt misschien wel nooit voor honderd procent ingeburgerd zijn. De al jaren in Nederland wonende en perfect Nederlands sprekende Franse collega van mijn buurman: “jammer pindakaas”10.’ Hendrik IJzerbroot – de wel héél Nederlandse hoofdpersoon uit de strip Agent 327 die in dienst is van de Nederlandse geheime dienst - zegt óók ‘jammer pindakaas’, vertelt Jan Hoek. Hoe erg is het eigenlijk om zo’n ‘foute’ frase te gebruiken? Jan Hoek vindt dat enige bescheidenheid op zijn plaats is, hoe belangrijk een goede beheersing van de Nederlandse taal voor nieuwkomers ook is. De Nederlandse taal is, net als de Nederlandse normen en waarden, niet star of versteend, maar dynamisch en wordt zowel door allochtonen als autochtonen in beweging gezet. Door te spelen met de taal en door te debatteren over normen en waarden wordt de Nederlandse cultuur niet verbasterd, maar ontwikkelt die zich als een weerspiegeling van de samenleving. 10 NRC Handelsblad, 28 juni 2007.
52
A5 boekje.indd 52
11-11-2007 23:36:46
6
groot sprek einde e kunt nende s”10.’
Door mijn onderzoek in Zeeburg wil ik beter begrijpen wat de betekenissen van burgerschap in Nederland zijn. Goed burgerschap is volgens Jan Hoek ‘verantwoordelijkheid nemen voor jezelf en je omgeving’. Een van de grootste belemmeringen in het nemen van die verantwoordelijkheid is een gebrek aan taalkennis. Het maakt Jan Hoek niet uit of iemand bij een voetbalwedstrijd voor Marokko of Nederland is: participatie in de samenleving is de belangrijkste eigenschap van goed burgerschap, niet loyaliteit of identiteit. Hij ziet in de nieuwe Wet Inburgering een goede kans om burgerschap onder allochtonen te bevorderen, omdat deze de noodzaak van taalkennis benadrukt. ‘Zeeburg is een heel divers stadsdeel en om goed samen te leven moeten we met elkaar kunnen communiceren.’ De dwang die van de nieuwe wet uitgaat stimuleert volgens Jan Hoek mensen om de taal te leren. Een te sterke nadruk op dit dwangmatige aspect levert echter en verkeerd beeld op van de welwillende allochtonen. Net als bij andere zaken zijn de inhoud en uitvoering van het Amsterdamse inburgeringbeleid geformaliseerd door een samenspraak tussen stad en stadsdelen. Omdat de stadsdelen dicht bij de mensen staan, zijn zij goed in staat om drempels die inburgeraars tegenkomen, zoals het gebrek aan kinderopvang, aan de orde te stellen en weg te nemen. De inburgeraars In Zeeburg leren niet alleen de Nederlandse taal. De inburgering helpt hen ook om goede burgers van Zeeburg te worden, door bijvoorbeeld met elkaar in debat te gaan over de grondwet. De grondwet moet immers onderhouden worden als er veranderingen in de samenleving zijn. Nederland is een immigratiestaat geworden met immigranten die deel zijn van de Nederlandse samenleving. Dit betekent dat we weer met elkaar in debat moeten over onderwerpen als abortus en het homohuwelijk – onderwerpen waarover wij dachten het al eens te waren. Jan Hoek denkt dat een nieuw debat over deze onderwerpen noodzakelijk is. Niet omdat hij rechten zoals het homohuwelijk ter discussie wil stellen, maar om de nieuwe burgers met andere standpunten ook aan het woord te laten. ‘We moeten ons realiseren dat ook autochtonen verschillende standpunten over de kern van de Nederlandse normen en waarden en de grondwet hebben. Zo heeft Balkenende in Indonesië gezegd dat hij als lid van de Tweede Kamer tegen het homohuwelijk was.’ Maar als het homohuwelijk nu eens zou worden afgeschaft na een debat tussen perfect Nederlands sprekende burgers? ‘Jammer pindakaas’ zou dan niet sterk genoeg zijn om zijn teleurstelling uit te drukken...
die in Hoek. enheid omers eend, oor te ultuur
53
A5 boekje.indd 53
11-11-2007 23:36:47
4 Sociale Binding: Samen Leven
4.1 Het belang van het thuisgevoel
4.1
In gesprek met Jan Willem Duyvendak Jacob R. Boersema
De afgelopen decennia speelt de wijk een opmerkelijke rol in de politieke discussie over de vraagstukken van armoedebestrijding, criminaliteit, maatschappelijke participatie en inburgering. Keer op keer suggereert de politiek dat oplossingen op wijkniveau moeten worden gezocht. Zij baseert zich hierbij op de vage consensus dat de wijk belangrijk is als directe leefomgeving van mensen, dat maatschappelijke problemen cumuleren in bepaalde achterstandswijken en dat eventuele oplossingen op dat niveau de politiek dichter bij de burger kunnen brengen. Deze consensus is ook een van de uitgangspunten van de Werkplaats. Een kort gesprek met Jan Willem Duyvendak over hoe mensen zich (niet) thuis voelen in hun wijk. In het huidige politieke en publieke debat spreken sommigen over het belang van de buurtgemeenschap en de aanwezigheid van sociale cohesie. Anderen benadrukken het belang van sociaal en cultureel kapitaal. Het probleem van de eerste termen is dat ze suggereren dat de buurt nog steeds een hechte gemeenschap is, of zou moeten zijn, maar dat blijkt niet uit onderzoek. ‘Sociaal’ en ‘cultureel’ kapitaal suggereren dat tekorten in sociale relaties net zo makkelijk zijn aan te vullen als economische tekorten. 54
A5 boekje.indd 54
11-11-2007 23:36:47
1
Jan Willem Duyvendak, hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, stelt voor om het begrip ‘thuis voelen’ meer centraal te zetten in de discussie. Het thuisgevoel, en vooral ook het gebrek daaraan, speelt volgens hem een centrale rol in het huidige nationale debat rond integratie en burgerschap. Duyvendak betoogt dat dit een afspiegeling is van het feit dat mensen zich in de wijk niet meer thuis voelen. Wat is volgens u het belang van je thuis voelen? ‘Ik begon mijn onderzoek met een constatering. Als het zo is in Nederland dat mensen die hier van oudsher wonen zich niet meer thuis voelen omdat nieuwkomers zich hier gedragen alsof ze thuis zijn, dan hebben we een groot probleem. Je thuis voelen is namelijk een fundamentele emotie van mensen en die moeten we serieus nemen. Tegelijk rijst dan de vraag of mensen zich op verschillende plekken thuis kunnen voelen. Kunnen mensen zich alleen thuis voelen als anderen hetzelfde gedrag vertonen als zijzelf? Ik zie een gebrek aan thuisgevoel. We leven in tijden van heimwee. Fortuyn sprak over de ontheemde natie, dat vind ik een rake typering.’ Wat is het verband tussen het gemis aan ons nationale thuisgevoel en je thuis voelen in de wijk? ‘Grote groepen mensen voelen zich in hun eigen omgeving bedreigd omdat “anderen” dichterbij komen. Deze anderen, daar staan wij relatief ver van af, althans, dat is mijn these. In Nederland is een sterke meerderheidscultuur met relatief zeer progressief liberale waarden. Hierin verschillen wij sterk van andere landen, die niet een progressieve meerderheidscultuur hebben, maar ook grote groepen conservatieven kennen. Dit gebrek aan thuisgevoel lijkt in eerste instantie te spelen op nationaal niveau, maar dat is volgens mij een verlate echo van het feit dat mensen zich in de wijk niet meer thuis voelen.’
ver de ering. ht. Zij geving en en Deze Willem
an de belang dat de onderkkelijk
55
A5 boekje.indd 55
11-11-2007 23:36:48
Waar bestaat je thuis voelen uit en waarin verschilt het van sociale cohesie? ‘Thuis voelen is een veelzijdig begrip. Ik onderscheid 18 betekenissen. Maar het belangrijkste is dat dit door mensen individueel verschillend wordt ingevuld. Het slaat bijvoorbeeld niet alleen op mensen. Je thuis voelen kan ook op basis van dieren, plekken, bedrijvigheid en de natuur. Thuis voelen is een veel breder en beter begrip dan sociale cohesie. Ik betwijfel of het wel nodig is dat wijken een sterke sociale cohesie hebben. Veel eerder is het van belang dat er sprake is van cognitieve cohesie: mensen moeten kennis van elkaar hebben om conflicten te voorkomen, elkaars gevoeligheden kennen of familiair met elkaar zijn. Talja Blokland sprak in dit verband van de noodzaak van publieke familiariteit. Maar dat is natuurlijk een minimale agenda. Het is noodzakelijk om conflicten te voorkomen. Ik stel dat familiair zijn met elkaar niet genoeg is om je thuis te voelen in de buurt. Het is een noodzakelijke voorwaarde voor verhoudingen tussen groepen en vreemden, maar individuen hebben de behoefte om zich thuis te voelen.’ Wat is de relatie tussen het hebben van sociaal kapitaal en je thuis voelen? ‘Je thuis voelen heeft een andere rol dan sociaal kapitaal. Bij onderzoek naar de impact van stedelijke vernieuwing op sociaal kapitaal en sociale mobiliteit in Hoogvliet, een buitenwijk van Rotterdam, hebben we gemerkt dat het belangrijk is onderscheid te maken tussen de impact op verschillende groepen. Ouderen, gehandicapten en andere groepen waar het niet zo goed mee gaat, zitten vaak erg vast aan de buurt. Zij hebben nauwelijks een wijdere horizon dan de wijk en houden zich ook niet bezig met een betere toekomst van hun kinderen, om maar een voorbeeld te noemen. Voor die groepen is het spreken over je thuis voelen in de wijk veel zinvoller dan een begrip als sociaal kapitaal. Zij maken zich druk om veiligheid en leefbaarheid, begrippen die een belangrijk rol spelen bij het thuisgevoel.’ Wat kan de politiek doen aan het bevorderen van het thuisgevoel? ‘Ten eerste is het belangrijk dat politici op nationaal en stedelijk niveau meer oog hebben voor deze kwestie. Ik had in het begin ook moeite om het belang in te zien van dit soort gevoelens. Dat is blijkbaar een oude liberale reflex, om het belang van gevoelens niet te willen erkennen in de politiek. Het WRR-rapport Identificatie met Nederland laat goed zien hoe mensen, afhankelijk van klasse en mobiliteit, zich verschillend identificeren. Het rapport spreekt ook over het belang van emotionele identificatie. Maar die identificaties kunnen natuurlijk ook botsen en daar is het rapport veel minder helder in. Lokale identificatie wordt nog steeds onderschat, maar die is ook niet overal hetzelfde. Migranten kunnen zich bijvoorbeeld makkelijk met Rotterdam identificeren, als moderne stad. Dat is door het elitaire imago van Amsterdam hier veel lastiger. Het belangrijkste is dat politici de taal van het thuis voelen leren spreken. Ik denk dat Vogelaar daar heel goed in is, die kan die emoties goed verstaan.’
Met e kome van h simpe ambte was h alle g tal jaa waarb elkaa
langs woord haalb hoge e veel m verteg regels 56
A5 boekje.indd 56
11-11-2007 23:36:49
4.2 4.2 Uit elkaars buurt! Khadija El Majdoubi
Met enige tegenzin fiets ik richting het Obiplein. Vandaag is het de laatste keer dat we bijeenkomen om de laatste details voor de Iftar te bespreken. Een Iftar is het gezamenlijk verbreken van het vasten bij zonsondergang tijdens de Ramadan. Het leek aanvankelijk nog wel zo simpel. Voor een brainstormsessie, over de kloof tussen overheid en burgers, moesten politici, ambtenaren, het maatschappelijk middenveld en bewoners bij elkaar gebracht worden. Gelukkig was het Ramadan, de vastenmaand voor moslims en een periode waarin naast onthouding van alle geneugtes des levens, ook dialoog, verbroedering en verbinding centraal staan. Al een aantal jaar werd door een aantal migranten-organisaties in de Indische buurt een Iftar georganiseerd, waarbij tout Zeeburg werd uitgenodigd. Een gezamenlijke maaltijd leek mij dé manier om elkaar te ontmoeten en beter te leren kennen. Ook in Zeeburg doet de overheid er alles aan om te voorkomen dat verschillende groepen langs elkaar leven. Transetnisch contact is hot, de multiculturele samenleving not. Met andere woorden: spreiden en mengen. Ook al kan men twijfelen aan het nut, de noodzaak en vooral de haalbaarheid van dit idee. Met name in een achterstandswijk als de Indische buurt, met een hoge etnische concentratie en segregatie. Het ‘interetnisch connecten’ blijkt in de praktijk echter veel moeilijker dan aanvankelijk gedacht. De organisaties, die de verschillende gemeenschappen vertegenwoordigen, bleken allemaal verschillende eilandjes ‘allochtonië’, met een eigen hiërarchie, regels, werkwijze en gedragsnormen. De samenwerking en communicatie verliep daardoor 57
A5 boekje.indd 57
11-11-2007 23:36:49
bijzonder stroef, sterker nog, vaak liepen de gemoederen hoog op. Op den duur had de voorzitter, tijdens een van de vergaderingen, er schoon genoeg van. Bij overtreding van de ‘spelregels’ zou na een waarschuwing een euro uit de portemonnee van de overtreder in een koffiebekertje verdwijnen. Resultaat: na een half uurtje ‘vergaderen’ had men het halve budget bij elkaar geschreeuwd. De emancipatiekracht van organisaties zou misschien meer en beter gestimuleerd moeten worden. Niet alleen door het rücksichtlos verstrekken van subsidie maar ook bijvoorbeeld door het ondersteunen van organisaties bij hun zoektocht naar talenten in de gemeenschap. Er is slechts een kleine groep mensen echt actief, die er niet of nauwelijks in slagen om nieuwe en vooral jonge aanwas van vrijwilligers aan te trekken. De zelforganisaties zouden met behulp van specifieke kennis en vaardigheden beter in staat gesteld moeten worden om als zelfstandige organisatie te functioneren. Dankzij de inspanningen van het opbouwwerk en de vier musketiers, vier externe stagiairs sociaal culturele dienstverlening, was de Iftar geslaagd. Daar staat tegenover dat vrijwel de gehele organisatie van de Iftar op het conto komt van het opbouwwerk en de stagiairs. De noodzaak om zich te ontplooien wordt voor de zelforganisaties op deze manier dan helaas grotendeels weggenomen. Er is met andere woorden veel te weinig ingezet op de ontwikkeling van de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de organisaties. Is de avond uiteindelijk in zijn opzet geslaagd? Het was gezellig, het eten lekker, de zaal sfeervol ingericht en de muzikale omlijsting grappig, maar voor mij persoonlijk was het teleur stellend dat het niet tot een echte discussie of dialoog kwam. Althans niet met de grootste groep van die avond, de allochtone deelnemers aan de Iftar. De organisaties konden hun achterban mobiliseren tot het einde van de maaltijd, daarna waren ze vrijwel allemaal in no time weg of gingen ergens anders zitten om niet met de discussie mee te hoeven doen. Desondanks zou het me niet verbazen als deze avond in het jaarverslag van de organisaties wordt vermeld als een geslaagde poging ter bevordering van de participatie-, integratie-, en emancipatiedoelstellingen… weer een vinkje erbij.
Menig en jun buurt ten op
wanne Kame Integr wijken gelege select worde huish fysiek
11 He
58
A5 boekje.indd 58
11-11-2007 23:36:49
4.3 4.3 Sociaal kapitaal in de Indische Buurt West en het Oostelijk Havengebied Marinke van der Kroon
Menig inwoner in de Indische Buurt West en het Oostelijk Havengebied is in de maanden mei en juni gevraagd een vragenlijst in te vullen. In totaal hebben bijna 150 inwoners in elke buurt deze vragenlijst ingevuld en vragen beantwoord over hun sociale netwerk, hun houding ten opzichte van de buurt en tot welke hulpbronnen zij toegang hebben. Aanleiding onderzoek Gedurende vijf jaar heeft het ministerie van VROM onderzoek gedaan naar de vraag: wanneer is een wijk een achterstandswijk? Dit onderzoek resulteert in een brief aan de Tweede Kamer op 7 maart 2007. Minister Vogelaar van het programma-minsterie Wonen, Wijken en Integratie (gelieerd aan het ministerie van VROM) presenteert een lijst van 40 achterstandswijken en benadrukt de urgentie om deze wijken aandacht te geven op het gebied van werk gelegenheid, leefbaarheid, onderwijs, integratie en veiligheid (Tweede Kamer 27019 2007). De selectie van de 40 wijken is gebaseerd op achttien indicatoren.11 Deze indicatoren kunnen worden gereduceerd tot vier dimensies van factoren: sociaal-economische achterstanden bij huishoudens, (sociale) leefbaarheidproblemen, fysieke achterstanden in de woningvoorraad en fysieke problemen volgens de wijkbewoners. De Indische Buurt West, beschouwd als het oude 11 Het overzicht van de 18 factoren is te vinden op www.vrom.nl/docs/20070423_briefwijkenselectiebijlage1a.pdf
59
A5 boekje.indd 59
11-11-2007 23:36:50
deel van de Indische Buurt, is één van de wijken op de lijst van minister Vogelaar.12 Bij de aanpak van achterstandswijken wordt de oplossing van het probleem veelal gezocht in de materiële infra structuur. Stadsvernieuwing, herstructurering en sociale woningbouw vervangen door meer koopwoningen moeten zorgen voor meer heterogeniteit (Stadsdeel Zeeburg 2002). De verwachting is dat mensen met diverse inkomenniveaus in één buurt zal leiden tot een integratie van verschillende sociale, religieuze en culturele groepen. Deze integratie wordt noodzakelijk geacht voor een verbetering van de leefbaarheid en veiligheid van de wijk. Dit beleid is echter achterhaald. Volgens Kleinhans, Veldboer en Duyvendak (2000) leidt herstructurering van de materiele infrastructuur mogelijk tot een verandering van de sociale samenstelling van de wijk maar niet noodzakelijkerwijs tot een verandering in de sociale structuur en relaties. Beleidsmakers verleggen hun focus van investeren in de materiële infrastructuur naar een investering in het sociaal kapitaal van de wijk. Zij doen hier impliciet een aanname dat sociaal kapitaal minder aanwezig is onder de bewoners van een achterstandswijk ten op zichte van welvarendere wijken. Dit onderzoek zoekt steun voor deze assumptie door een vergelijkende studie te doen in de achterstandswijk Indische Buurt West en de grensaanliggende meer welvarende buurt het Oostelijke Havengebied.
Sociaal kapitaal Elk persoon heeft verschillende vormen van kapitaal. Economisch kapitaal verwijst naar bezittingen, cultureel kapitaal naar je achtergrond en opleiding en menselijk kapitaal ontstaat door vaardigheden en doelt op de knowhow van mensen. Daarnaast hebben mensen ook sociaal kapitaal. Sociaal kapitaal kan algemeen omschreven worden als de hulpmiddelen die in een gemeenschap aanwezig zijn om de gezins- en sociale organisatie vorm te geven. Sociaal kapitaal kan worden beschouwd als een concept met drie dimensies: de structurele, attitude en hulpbronnen dimensie.13 De structurele dimensie beslaat het netwerk van mensen: hebben mensen familie en vrienden in de buurt wonen maar ook of mensen lid zijn van een vereniging in de buurt? De attitude dimensie refereert aan de houding van mensen ten opzichte van de buurt: zijn inwoners gehecht aan de buurt en hebben ze vertrouwen in de buurtbewoners? De hulpbronnendimensie beschrijft de waardevolle relaties van mensen binnen de buurt. Een relatie wordt als waardevol beschouwt wanneer mensen een toegevoegde waarde hebben bij het onderhouden van een relatie, bijvoorbeeld een kennis die een fiets kan repareren of advies kan geven bij conflicten op het werk.
300 enquêtes later Een enquête met vragen voor elke dimensie geeft inzicht in sociaal kapitaal voor de inwoners van de Indische Buurt West en het Oostelijk Havengebied. In totaal zijn bijna 150 mensen in elke buurt bereid geweest de enquête in te vullen. De resultaten laten zien dat de inwoners van de Indische Buurt West een meer negatieve houding ten opzichte van de buurt, een minder aanwezig sociaal netwerk en minder toegang tot hulpbronnen in de buurt hebben dan de inwoners van het Oostelijk Havengebied. Kortom, de inwoners van de Indische Buurt West bezitten minder sociaal kapitaal dan de bewoners van het Oostelijk Havengebied. Deze bevinding ondersteunt de assumptie in het bovengenoemde lokale beleid. 12 Stadsdeel Zeeburg ondersteunt de analyse van Vogelaar met de publicatie van Wijkactieplan Indische Buurt: Tussen Kwetsbaarheid en Vitaliteit (2007) 13 In de literatuur bestaat geen eenduidigheid over hoeveel en de aard van de sociaal kapitaal dimensies. De keus voor deze drie dimensies wordt beargumenteerd in de scriptie.
60
A5 boekje.indd 60
11-11-2007 23:36:50
Echter verder onderzoek naar de causale relatie tussen de hoeveelheid sociaal kapitaal en de wijkomstandigheden is van belang. Wanneer duidelijk wordt of investeren in sociaal kapitaal daadwerkelijk bijdraagt aan een verbetering van de wijk, vindt er een rechtvaardiging plaats voor het beleid. Onderzoek kan hiermee een belangrijke bijdrage leveren aan beleidsmakers die zich richten op achterstandswijkproblematiek. Voor het gehele onderzoek ‘Social Capital in a local comparative perspective: a study of social capital among inhabitants of the Indische Buurt West and the Oostelijke Havengebied in Amsterdam’: www.jijenzeeburg.nl (klikken op ‘bijdragen van Marinke’).
Literatuur • Bourdieu, P., 1985, ‘The Forms of Capital’, in: Richardson, J.G. (ed.), Handbook of Theory and Research for the Socialogy of Education, New York: Greenwood Press, pp. 241-258 • Kleinhans, R., Veldboer, L., en Duyvendak, J.W., 2000, ‘Integratie door Differentiatie? Een onderzoek naar de sociale effecten van gemengd bouwen’, Ministerie van VROM • Stadsdeel Zeeburg, 2002, ‘Splitsings- en verkoopbeleid Stadsdeel Zeeburg: Splitsen en verkopen van huurwoningen 2002-2007 sociaal en particulier’, Amsterdam • Tweede Kamer 27019, 2007, Brief van Minister van Wonen, Wijken en Integratie
61
A5 boekje.indd 61
11-11-2007 23:36:50
4.4 4.4 Het bankje IV - Jot Sander Verwer De Randstad is en blijft een magneet voor de afgestudeerde mens. Zo ook voor Jot van der Meijden, die in Groningen werktuigbouwkunde en bedrijfseconomie studeerde en vervolgens, net als velen met hem, uitweek naar Amsterdam. Deze stap, die gezien het aanbod van werk in de Randstad een logische lijkt, bracht een bekend probleem met zich mee: er moest een woning gezocht worden. Zonder al te veel bekenden in de hoofdstad ging het via-via-verhaal voor Jot niet op. En omdat de wachtlijsten bij woningcorporaties te lang waren besloot Jot met het gloednieuwe arbeidscontract in de hand tot koop over te gaan. Onder het mom van ‘doe geen boodschappen als je honger hebt’, trok Jot noodgedwongen een tijdje bij zijn ouders in. Vanuit zijn ouderlijk huis in Putten leefde hij een halfjaar een forenzenbestaan. Een verstandige beslissing, zo bleek. In die tijd bezocht hij namelijk veel woningen, waarvan een aantal in de Indische Buurt. ‘Veel was het niet.’ Het liefst was Jot ingetrokken in een van de mooie panden aan de Balistraat of Eerste Atjehstraat. Het viel hem op dat leegstaande panden met vergaand achterstallig onderhoud vaak waren opgekocht door projectontwikkelaars, die de kleine ruimtes vervolgens, na ze gestuukt en geverfd te hebben, voor ‘de hoofdprijs’ verkochten. Eind 2006 was het zo ver en werd hij verliefd op een ruimte van 62 vierkante meter met grote woonkamer aan de Celebesstraat. Begin december begon hij de boel op te knappen. Gedurende een drukke maand trok hij loshangend behang van de muur, installeerde hij een nieuwe keuken en werkte hij verwarmingsbuizen weg. De nacht van 31 december vierde hij zijn 62
A5 boekje.indd 62
11-11-2007 23:36:51
4
ot van lgens, erk in woning ot niet gloed-
housewarming party. De tot dan toe onbekende Eva, die met vrienden was meegekomen, is sindsdien niet meer bij Jot en zijn nieuwe huis weggegaan. Het is etenstijd en ik schuif bij hen aan tafel: tortilla’s. We praten wat over de buren, met wie praktisch geen contact bestaat. In verband met zijn housewarming party had hij wat briefjes in de brievenbussen van zijn buren gegooid. Een enkeling stuurde hem iets vriendelijks terug en weer een ander maakt sindsdien af en toe een praatje met hem. Eva merkt op: ‘Ik heb me hier in het begin wel eenzaam gevoeld.’ Zelden groeit er een blijvend contact met iemand uit de buurt, wat voor nieuwe Amsterdammers blijkbaar even wennen kan zijn. Maar zoals veel jongere bewoners prijzen zij de buurt om haar veelzijdigheid. Door de veelzijdigheid van de buurt is deze als het ware ‘van niemand’; ze wordt niet overheerst door één enkele groep. Dat zorgt ervoor dat er ook geen sprake kan zijn van buitenstaanders. Zo kunnen nieuwkomers zich al snel onderdeel van de wijk voelen. Ze klagen niet. De langsrijdende treinen hebben hen nooit gestoord. Wel vinden zij het jammer dat er niet veel uitgaansgelegenheden in de buurt zijn, al kan daar met de komst van het Stayokay hotel aan het Timorplein volgens Jot nog wel eens verandering in komen. Staand op zijn balkon wijst Jot trots zijn auto aan. Omdat er aan de andere kant van de straat een trapveldje ligt komen er regelmatig kinderen met ballen langs. Uit verveling schoten zij de bal eens tegen zijn auto aan. Jot: ‘Je kan er wel wat van zeggen maar dan haalt er misschien eentje het in zijn hoofd om met een sleutel langs je auto te krassen.’ De auto kwam er zonder kleerscheuren vanaf en het bleek een eenmalig incident te zijn. Als er een handleiding geschreven moet worden voor de omgang met elkaar in de Indische Buurt, zou Jot een van de auteurs kunnen zijn. Vlak voor ik vertrek zijn we getuige van een absurd tafereel. Een jongen manoeuvreert een winkelwagentje de stoep op, ontwijkt geparkeerde auto’s en stuurt de wagen het gras in. Zijn oudere bebaarde metgezel roept hem in een voor ons onverstaanbare Slavische taal wat dingen toe. De jongen wurmt het rinkelende wagentje vervolgens nauwgezet met beleid de struiken in. De logica van de gebeurtenis ontgaat ons geheel. Daarna voegt de jongen zich weer bij de oudere man en lopen zij ruzie makend verder... We barsten in lachen uit. ‘Hahaha, dat krijg je er gratis bij’, lacht Jot.
ongen nzenngen, n een aande elaars, dprijs’
er met ppen. ij een hij zijn 63
A5 boekje.indd 63
11-11-2007 23:36:51
4.5 4.5 Jong in Zeeburg Leven tussen talent en teleurstelling Femke Kaulingfreks
Advies nodig voor een avondje stappen langs de hotspots van de ‘jeugd van tegenwoordig’ in Amsterdam? Ben je niet volledig op de hoogte van de do’s en don’ts in de wereld van zien en gezien worden? Dan raad ik je aan eens op een woensdagmiddag langs te gaan bij meidencentrum Silver Sissors aan de Molukkenstraat. Alhoewel de meiden van Silver zelf niet snel te vinden zullen zijn in een discotheek, kunnen ze je alles laten zien van wat je weten moet: van jumpstyle tot hair-style. Bovendien zullen ze je zoveel complimenteren dat je gegarandeerd vol vertrouwen en goede moed de avond in danst. Tenminste, als je in staat bent om de wervelwind van geklets, gejoel, gescheld, gegil en gespring te doorstaan die deze dames ontketenen... De meiden van Silver zijn experts. Experts op het gebied van de nieuwste trends en het leven van jongeren in Zeeburg. Ze zijn ook experts in het incasseren van teleurstellingen. Waarom deze twee gebieden van expertise hand in hand gaan zal ik uitleggen. De eerste keer dat ik de meiden van Silver ontmoette was op een zonnige woensdagmiddag in mei. Ik had samen met mijn collega’s van De Werkplaats een afspraak met Fatima, één van de jongerenwerksters die een aantal middagen in de week te vinden is in het meidencentrum. Fatima vertelt ons dat Silver Sissors al bijna twintig jaar bestaat. Meiden kunnen er rustig onder elkaar zijn en doen waar ze zin in hebben, zonder de sociale controle van thuis en zonder dat ze 64
A5 boekje.indd 64
11-11-2007 23:36:52
5
dig’ in en en eident snel moet: deerd om de dames
en het aarom
middag an de ntrum. onder dat ze
op straat hoeven te hangen. De meiden die bij Silver Sissors komen hebben verschillende etnische achtergronden, maar de meesten zijn Marokkaans-Nederlands. Meestal komen ze gewoon om te hangen, kletsen of een filmpje te kijken. Voor de wat oudere meiden zijn er verschillende projecten waar ze bij worden betrokken. Fatima wil het liefst projectmatig met de meiden werken. Dat geeft ze namelijk iets concreets te doen waar ze bovendien dingen leren waar ze ook buiten het meidencentrum profijt van hebben. Zo loopt er een project om het meidencentrum helemaal op te knappen en een nieuwe naam te geven. De bedoeling is dat de meiden daar zelf alles voor regelen. Ze verzamelen zelf het geld, verzinnen een nieuwe naam, kiezen de kleuren en de meubels uit voor het interieur en gaan uiteindelijk zelf schilderen. Dergelijke projecten zijn bedoeld om de meiden discipline, zelfredzaamheid en zelfvertrouwen aan te leren. Dat kunnen ze goed gebruiken. Thuis hebben ze het zwaar. Strenge ouders, weinig fysieke ruimte en privacy maken dat de ze graag overdag de straat op gaan. Tegelijkertijd houden ze werk en school niet lang vol omdat ze het saai vinden of denken dat ze het toch niet kunnen. Het is voor de meiden dan ook belangrijk om te ontdekken waar ze goed in zijn en ook van anderen het gevoel te krijgen dat ze daarin serieus worden genomen. Elke woensdag en donderdagmiddag verwelkomt Fatima een groepje van zes Marokkaanse meiden die al bijna hun hele leven in Silver Sissors komen. Ze wonen om de hoek en zijn hartsvriendinnen. Silver Sissors is twee keer per week hun terrein, hun huiskamer. Andere meiden komen daar niet gemakkelijk tussen. Ze zijn tussen de zestien en negentien jaar oud en gedragen zich beurtelings als volwassen vrouwen en kleine kleuters. Ze bedelen bij Fatima om een euro zodat ze een fles Fernandez kunnen kopen, en geven tegelijkertijd haar collega advies over hoe ze haar vriend onder de duim moet houden. Vandaag zijn de meiden maar met zijn vijven; nummer zes heeft huisarrest omdat haar vader haar op straat met een jongen heeft gezien. Vervelend. Maar ja, zo gaat dat, vinden de meiden. Ze zien er allen verre van traditioneel uit: lange losse haren, veel make-up, strakke spijkerbroeken en veel praatjes. Tegelijkertijd vinden ze het heel belangrijk om zich aan de principes te houden die ze van huis uit hebben meegekregen. Vandaar dat ze zich hier binnen bij Silver ook zo op hun gemak voelen. Op straat worden ze lastig gevallen door jongens die, afgaand op hun uiterlijk, de verkeerde dingen van hen denken. Binnen bij Silver kunnen ze zichzelf zijn en voelen ze zich vrij in het gezelschap van de andere meiden. Tijdens ons gesprek met Fatima zitten ze achter in het centrum bij de computer muziek te luisteren. Na een tijdje komt een van hen uit nieuwsgierigheid bij ons buurten. Ze wil graag weten wie we zijn en wat we komen doen. Al snel komen haar vriendinnen erbij zitten en worden we onderworpen aan een spervuur van vragen. Ze vallen van de ene verbazing in de andere als ze horen dat we allemaal studeren, op ons zelf wonen en soms een eigen auto hebben. Ze vinden ons echte carrièrevrouwen en zijn allemaal erg van onze activiteiten onder de indruk. Zelf willen ze ook allemaal studeren, het liefst om later andere mensen te kunnen helpen die het moeilijk hebben. Met name jongeren, want die kunnen wel de meeste steun gebruiken, vinden ze. Het is een lastig gesprek, aangezien de concentratie van de dames ongeveer een minuut standhoudt voordat ze weer van onderwerp wisselen. Tegelijkertijd liggen we dubbel van het lachen, de meiden roepen direct alles wat in hun hoofd opkomt en nemen elkaar en ons voortdurend in de maling. Ze zijn supersnel en gevat en ik voel me een verschrikkelijk bekakte en stijve tante in hun gezelschap. In dit gezelschap voel ik me echter een stuk minder stoer dan normaal. Ik heb het gevoel dat als ik één ding verkeerd zeg, ik meteen niet meer serieus word genomen. Omdat we onmiddellijk allerlei kleding- en beautytips van de meiden krijgen, die er zelf 65
A5 boekje.indd 65
11-11-2007 23:36:52
uitzien om door een ringetje te halen, stel ik ze voor om samen een klein modeproject te doen. Ik ben erg benieuwd hoe ze tegen hun buurt- en leeftijdsgenoten aankijken en stel voor om met een stel camera’s de straat op te gaan en als modepolitie foto’s te maken van mensen die ofwel heel erg goed ofwel heel erg slecht gekleed zijn. Mijn plan wordt met gejoel ontvangen: ze vinden het een prima idee. Wel willen ze meteen weten wat het schuift en of ze een officieel uniform en digitale camera’s krijgen als we de straat op gaan. Na enige onderhandeling gaan ze akkoord met een minder lucratieve en flitsende versie van het plan. We besluiten om twee keer op pad te gaan, om te bekijken of er nog verschillen zijn in het modebewustzijn van jongeren uit twee steden. Een keer in Amsterdam-Oost en een keer in Utrecht. Een week later gaan we op dinsdagochtend naar de modeacademie van het ROC, om de hoek bij Silver Sissors, om de creativiteit van de buurtgenoten van de meiden te onderzoeken. Ik maak me een beetje zorgen gezien de chaos en meligheid waarin ons eerste gesprek zich heeft afgespeeld. Ik ben bang dat de directheid en scherpe opmerkingen van de dames de mensen op straat zullen afschrikken en dat niemand zich door hen op de foto zal willen laten zetten. Bovendien ben ik bang dat ze de opdracht niet serieus zullen nemen en voordat ik het weet alle kanten op zullen verdwijnen. Ik heb dan ook een paar collega’s meegenomen ter versterking. Mijn angst blijkt ongegrond te zijn. Zodra we bij de modeacademie zijn aangekomen gaan de meiden bloedserieus aan de slag. Ze hebben oog voor bijzondere creaties en pikken er direct de mensen uit die het origineelst gekleed zijn. Ze zorgen ervoor dat ze zo veel mogelijk verschillende stijlen op de foto vastleggen en ze vertellen iedereen die ze benaderen heel uitgebreid en professioneel over de bedoeling van het project. Mensen die twijfelen halen ze met een gulle lach, een lief grapje of een compliment toch over om op de foto te gaan. Ik sta versteld. Deze dames zijn ervoor geknipt om modereportages te maken! Na afloop drinken we een kopje koffie in een café en bespreken de middag. Nu komen de verhalen pas echt los. De meiden tonen hun levenswijsheid en ik ontdek dat ze zich ook in alle rust langer dan een minuut op een gesprek kunnen blijven concentreren. We praten over hun toekomstdromen, hun gebrek aan vertrouwen in school en hun ideeën over het leven van jongeren in de buurt. De meiden begrijpen wel dat er jongens in de buurt zijn die rotzooi uithalen. Er is los van de straat namelijk nergens echt een plek waar ze hun eigen gang kunnen gaan. Er is wel een buurthuis, maar dat ligt buiten de buurt en er mag maar weinig. Dit door klachten van omringende buren over geluidsoverlast et cetera. Bovendien wordt de jongeren uit de buurt van alles beloofd, maar van de beloftes komt weinig terecht. Het is al vaak genoeg gebeurd dat de wensen van de jongeren genegeerd zijn. Waarom zou je dan nog moeite doen je mening op een nette manier te verwoorden? Vooral onder de jongens leeft het gevoel dat het meer zin heeft om rotzooi te trappen als je in de buurt serieus genomen wilt worden. De meiden vertellen dat hun herinrichtingproject van het meidencentrum eigenlijk al geen zin meer heeft omdat het meidencentrum eind dit jaar toch gesloten zal worden vanwege bezuinigingen. Het is al de tweede keer dat ze deelnemen aan een project om een buurthuis voor henzelf in te richten om er vervolgens achter te komen dat de plannen niet gerealiseerd kunnen worden. Ze hebben het gevoel dat de gemeente hen aan het lijntje houdt. De activiteiten waar ze aan deelnemen lijken weinig doordacht te zijn en slechts te dienen om ze zoet te houden. Ze worden steeds om inbreng en actieve deelname gevraagd aan allerlei projecten die uiteindelijk geen gevolg krijgen. Omdat deze projecten steeds maar van korte duur zijn of uiteindelijk geen concreet resultaat opleveren, hebben de meiden het gevoel dat er niemand echt aandacht voor hen heeft of wil investeren in hun ontwikkeling. Ze hebben het vertrouwen in alle officiële 66
A5 boekje.indd 66
11-11-2007 23:36:52
instanties verloren. Ik begin te begrijpen dat deze meiden veel te weinig ruimte krijgen om daadwerkelijk iets te doen met hun talenten en wensen. Ze worden beoordeeld op hun eerste onwillige en onaangepaste houding, terwijl na het investeren van een beetje tijd en energie blijkt dat ze heel wat in hun mars hebben en met goede begeleiding ook prima in staat zijn om dat te laten zien. Tijdens ons tweede uitstapje als modepolitie wordt duidelijk dat het voor de meiden moeilijk is om de teleurstellingen vanuit institutionele hoek te accepteren. Ze hebben namelijk al met genoeg persoonlijke teleurstellingen te kampen. Na een tweede succesvolle modereportage in Utrecht zijn we onderweg naar de trein terug. We lopen door Hoogh Catharijne en mijn collega’s en ik zijn de meiden even uit het oog verloren. Als we gescheld horen en ons omdraaien zien we dat ze in een confrontatie met een groepje jongens terecht zijn gekomen. We vliegen erop af en proberen tussenbeide te komen. Een van de jongens roept: ‘Je bent een slet, dat zal ik tegen je broer zeggen.’ Hij wordt schamper uitgelachen door een van de meiden die hem onmiddellijk van repliek dient:’Dat zeg je zeker omdat je bang bent dat we door je strakke broek kunnen zien dat je geen ballen hebt.’ Als een andere jongen vervolgens akelig dreigend dichtbij komt probeer ik hem zachtjes weg te duwen. Ook ik krijg te horen dat ik een slet ben die klappen kan krijgen. Ik word woest en kan me nog net inhouden om hem niet in zijn gezicht te schreeuwen dat ’ie dat maar moet proberen als ’ie durft. Als we in de trein de spanning hebben weggelachen vertellen de meiden alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat ze regelmatig in vechtpartijen met jongens belanden. Eén van hen is wel eens van de fiets getrokken en in elkaar geslagen. Ook is er eens een baksteen rakelings over hun hoofd door het raam van het buurtcentrum gevlogen waar ze buiten in de vensterbank zaten. Ik ben geschokt en vraag hoe ze in dergelijke situaties verzeild raken. Het gaat altijd op dezelfde manier vertellen ze. De meiden zien er sexy uit en zijn brutaal. Jongens op straat proberen hen te versieren omdat ze denken dat ze wel makkelijk te krijgen zullen zijn. Als de meiden vervolgens niet op de versierpogingen reageren, lokken de jongens een reactie uit door hen te beledigen en voor slet uit te schelden. Dat pikken de meiden niet en aangezien ze niet op hun mond gevallen zijn gaan ze de confrontatie aan, die steevast uitloopt op een heftige ruzie of een vechtpartij. Fatima vertelt dat ze de meiden al tijden aan het verstand probeert te 67
A5 boekje.indd 67
11-11-2007 23:36:53
brengen dat ze niet op dergelijke provocaties in moeten gaan, maar de meiden willen zich niet laten beledigen. Denkend aan mijn eigen reactie met de jongens op het station kan ik daar ook wel inkomen. Het hele voorval heeft mij in ieder geval duidelijk gemaakt hoe belangrijk het voor de meiden is om buitenshuis een plek te hebben waar ze ongestoord hun tijd met elkaar kunnen doorbrengen en waar ze zich met gepaste begeleiding kunnen ontplooien. Deze meiden hebben zeker de moed om hun eigen weg te gaan en hun eigen keuzes te maken, maar om nog meer teleurstellende ervaringen te voorkomen, kunnen ze wel een structureel steuntje in de rug gebruiken. Wanneer ik een paar maanden later in gesprek raak met Clarence, die als jongerenwerker is aangesloten bij Welzijn aan ’t IJ, worden de verhalen van de meiden bevestigd. Niet alleen Silver Sissors, maar ook het enige andere buurtcentrum voor jongeren dreigt gesloten te worden vanwege een nieuwe gemeentelijke aanbesteding in het zogenoemde ‘sociale domein’. Bovendien dreigen alle jongerenwerkers die nu in de buurt werkzaam zijn hun baan kwijt te raken. Clarence vertelt dat het werken hem met dit soort ontwikkelingen bijna onmogelijk wordt gemaakt. Hij heeft het gevoel in een spagaat te verkeren. Aan de ene kant krijgt hij de opdracht meer jongeren bij de activiteiten van het jongerenwerk te betrekken omdat het buurtcentrum niet rendabel is. Clarence doet dan ook zijn best om jongeren binnen te halen met workshops en cursussen die leuk zijn maar hen tegelijkertijd kunnen helpen aan een baantje. Zo heeft hij een groep jongens opgeleid tot sport- en recreatie-instructeur. Deze jongens kunnen hem zelf weer helpen bij de activiteiten in het buurtcentrum. Maar net als hij grip denkt te krijgen op de jeugd uit zijn buurt, raakt hij ze weer kwijt. De gemeente bezuinigt, hij dreigt ontslagen te worden, in het buurthuis kan hij met de jongeren weinig doen vanwege geluidsoverlast en de cursussen krijgen geen gevolg. Deze ontwikkelingen maken het natuurlijk extra moeilijk om een vertrouwens band op te bouwen tussen de jongeren uit de buurt en de mensen die hen verder op weg kunnen helpen. Clarence vraagt zich samen met de meiden van Silver af waar nu toch dat mooie buurthuis blijft dat jongeren zelf hebben vormgegeven. Waar ze de mensen kennen die er werken. Waar ze cursussen kunnen volgen, maar ook ‘s avonds wat kunnen drinken en kunnen rappen, dansen en drummen in een oefenruimte. Waar zowel de jongens als de meiden hun eigen plek hebben. Ik hoop samen met hen dat dit buurthuis er snel zal komen. Ik hoop dat ze de moedeloosheid en gelatenheid die nu in hun verhaal doorklinkt snel kunnen laten varen. Ik hoop dat het talent van de jongeren uit Zeeburg niet onopgemerkt zal blijven en niet zal verbleken bij de teleurstellingen die ze telkens te verwerken krijgen… De in dit artikel gebruikte namen zijn gefingeerd.
Precie van d Daaro denke
Deze Het ve en zui Clark. Youri. joods de rea smeri
kort d erop r in de staan 68
A5 boekje.indd 68
11-11-2007 23:36:53
4.6 4.6 ‘Romeo & Juliet’ goes mocro style Khadija El Majdoubi
Precies op het moment dat Rita voorover buigt om Youri te kussen licht, door de weerkaatsing van de zon, het hangertje aan zijn ketting op: een davidster. In een reflex deinst Rita terug. Daarop doet Youri zijn ketting af en hangt hem om haar nek, zodat ze aan andere dingen kan denken... Deze scène is afkomstig uit Marock (Marokko, 2005), een film van regisseur Laila Marrakchi. Het verhaal over een groep jongeren die hun dagen slijten met hangen, feesten, roken, vrijen en zuipen doet in de verte denken aan de uiterst controversiële film Kids (VS, 1995) van Larry Clark. Marock draait om de liefdesgeschiedenis van twee Marokkaans jongeren, Rita en Youri. Het zou een doorsnee lovestory kunnen zijn, ware het niet dat Rita moslim is en Youri joods. De film riep in 2005 heftige reacties onder de Marokkanen in Nederland. Een greep uit de reacties op webfora: ‘HARAM!’ (Schande!), ‘De Marokkaanse vlag is besmeurd met westerse smerigheid’, en: ‘Een zionistisch complot om de jeugd in opstand te laten komen.’ Op 24 augustus 2007 werd Marock voor het eerst in de Indische Buurt vertoond, in het kort daarvoor geopende Studio K. aan het Timorplein. Hoe zou de Marokkaanse gemeenschap erop reageren? Met 4773 personen vormen Marokkanen de op één na grootste etnische groep in de buurt. Alleen de autochtone Nederlanders zijn talrijker (7372). Op nummer drie en vier staan de aanzienlijk kleinere groepen van Surinamers (2727) en Turken (2696). 69
A5 boekje.indd 69
11-11-2007 23:36:54
De reactie van de Marokkaanse gemeenschap op de taboes uit de film laat zich echter niet zomaar duiden. Dat komt doordat je van een dergelijke ‘gemeenschap’ eigenlijk helemaal niet kunt spreken. De groep is zeer divers; van homogeniteit is geen sprake. Onderscheid kan worden gemaakt naar gradaties van traditionaliteit. Vergelijk het met een Russische matroesjka: wat op het eerste gezicht één pop is, bestaat in werkelijkheid uit verschillende popjes, van groot naar klein. Elk daarvan kan als het ware een deel van de Marokkanen in de Indische Buurt verbeelden. De grootste matroesjka zou Rita en haar ouders uitnodigen voor een cursus Gemengde relaties en haar en passant een foldertje over veilig vrijen meegeven. De iets kleinere matroesjka keurt de relatie af, tenzij Youri zijn geloof afzweert en zich bekeert tot de islam. Matroesjka nummer drie verstoot Rita onmiddellijk, want zij heeft haar familie te schande gemaakt. Het laatste scenario zou zijn dat Rita, in een poging om de eer van de familie te redden, wordt vermoord. Naast het verhaal van een onmogelijke liefde laat Marock jongeren zien die rebelleren tegen de islam en culturele waarden, bijvoorbeeld door naar de disco te gaan, sex voor het huwelijk te hebben of niet te vasten. Hoe zouden Marokkanen in de Indische Buurt omgaan met deze tegenstelling tussen moderniteit en traditionele religie? Het antwoord laat zich raden, afgaande op de matroesjkas. Enerzijds is er een multiculturele vrijwilligersorganisatie die het lef heeft om bijeenkomsten te organiseren over ‘gevoelige’ onderwerpen als homoseksualiteit of gemende relaties, bovenop de Nederlandse taallessen, sportcursussen en juridische en medische spreekuren die ze al aanbieden. Anderzijds worden ‘verwesterde’ Marokkaanse meiden vrijwel dagelijks geconfronteerd met verbaal en soms ook fysiek geweld. En zie ook het groepje vrouwen bij een speelplein dat door hun mannen angstvallig wordt afgeschermd zodra iemand een praatje met hen aanknoopt. Maar wat was dan nu de reactie van Marokkanen op deze film, toen die werd vertoond in de buurt? GEEN. Simpelweg omdat er geen enkele Marokkaan aanwezig was in de zaal. Sterker nog, de bioscoop was uitgestorven, op twee verdwaalde Nederlandse dames na. Verder was er niemand, ook al was de film Marokkaans gesproken en Nederlands ondertiteld en ook al was de prijs aan de lage kant: vijf en een halve euro voor studenten, zeven voor niet-studenten. Waar lag het dan wel aan? In elk geval aan het tijdstip: iedereen weet dat je tijdens de Ramadan nooit een evenement rond etenstijd moet plannen! Een gemiste kans dus - net als de film zelf trouwens. Oké, ook Romeo en Julia beleefden geen happy end, maar zij stierven tenminste nog uit liefde voor elkaar. In Marock komt Youri om bij een verkeersongeval en daarmee eindigt ook de film. En zo liep een filmvertoning die in twee opzichten zeer interessant had kunnen zijn uit op een dubbele anticlimax.
klamm uur la dakloo Dirk e uitspr
helem nietsv ‘Sippi euro in zoude
ik me is ken beeld waars houde vaak d 70
A5 boekje.indd 70
11-11-2007 23:36:54
4.7 4.7 Het bankje V: Dirk en Roald Sander Verwer Op de kruising van de Javastraat met de Celebesstraat staat een bankje. Deze tropisch klamme maandagmiddag drijft mensen hun huizen uit, de straat op. Op de mannen die mij twee uur lang gezelschap houden op mijn bankje is dat gegeven echter niet van toepassing: zij zijn dakloos. Niet dat je dat onmiddellijk ziet. Met hun joggingbroeken, sneakers en T-shirts vallen Dirk en Roald, of ‘Ro’, niet uit de toon. Maar ik begrijp hoe het zit als ons gesprek begint met het uitspreken van onze biervoorkeuren en Roald mij vervolgens een straatkrant aansmeert. Roald is Jules Deelder - ‘toppie man’ - in het lichaam van een taxichauffeur op leeftijd en helemaal gek met honden. In de twee uur dat ik naast hem zit haalt hij vijf honden aan, die nietsvermoedend met hun baasjes langslopen, en overrompelt hij ze al aaiend. Ook mag hij op ‘Sippie’ passen, als diens bazin even gaat winkelen. ‘Vorige keer kreeg ik zomaar pats-boem vijf euro in mijn hand geduwd!’ Ook mij overrompelt hij, met moppen, en ik lach me kapot. Sommigen zouden zijn grappen racistisch noemen, maar racisten zijn Dirk en Ro toch echt niet. Roald, biertje in de hand, groet bekende en onbekende passanten en na een tijdje bevind ik me ineens tussen vijf netwerkende daklozen, waaronder één niet-Nederlander. Voor daklozen is kennis van bepaalde zaken waardevol – weten waar goede slaapplaatsen te vinden zijn bijvoorbeeld. Momenteel slaapt Roald op een sleepboot van een kennis, maar per september zal hij waarschijnlijk op zoek moeten naar iets anders. Op de boot moet hij zich aan bepaalde regels houden en dat weet hij. Uit ons gesprek maak ik op dat de mannen als gevolg van hun leefstijl vaak door anderen regels opgelegd krijgen. Zo gaf een medewerker van de C1000, waar Roald 71
A5 boekje.indd 71
11-11-2007 23:36:55
een keer bier kwam halen, te kennen dat hij niet met een kegel voor de deur moest gaan zitten. Daar was hij het zelf helemaal mee eens. Ik krijg de indruk dat beide kerels op sociaal gebied niets tekortkomen en dat ze een goed normbesef hebben. Dirk zit in het midden en met hem praat ik dan ook het meest. Qua uiterlijk heeft hij iets weg van Harry Vermeegen. Hij maakt een wijze en rustige indruk. Hij is vierenveertig jaar en leeft al een jaar of dertig in de Indische Buurt. In die tijd is er onnoemelijk veel veranderd, zegt hij. Elke tien jaar onderging de buurt een metamorfose. Nu is het één en al diversiteit. Ik vertel Dirk over de reden van mijn bezoek aan de wijk en over mijn onderzoek naar segregatie in de praktijk. In eerste instantie vertelt hij dat ‘de Turken bij de Turken blijven en de Marokkanen bij de Marokkanen’ en dat dat geen negatieve effecten heeft: in de Indische Buurt hangt een gemoedelijke sfeer. Een betere sfeer dan in West en rond de Albert Cuyp, vindt hij, twee buurten die je wat diversiteit betreft met de Indische Buurt kunt vergelijken. Hier bestaat een soort openheid naar elkaar toe. ‘Maar dat betekent niet dat Surinamers en Marokkanen lekker een kopje koffie bij elkaar gaan drinken, hoor.’ De open sfeer die Dirk ervaart zou wel eens het gevolg kunnen zijn van de openheid die hij, al is het op een wat minder overdonderende manier dan Roald, zelf naar anderen uit en die hij beantwoord ziet. Dan komt er een donkere man langsgefietst. Hij blijkt een jeugdvriend van Dirk te zijn. Ze halen herinneringen op: een prachtig schouwspel. Zo kom ik te weten dat zij zeker wel eens ‘foute dingen’ deden, maar die streken waren niet zo erg als wat ‘ze’ tegenwoordig uithalen. ‘Wij deden niet aan killen, man.’ De nostalgie van de goede oude tijd haalt het negatieve van het heden naar boven. Niet lang daarna schud ik de shag-handen van de mannen en wens ze een prettige avond.
Amste deel Z om so Hoe d hij de ber 20 Amste en rad
Neder tegen rij bij d van D Frede met z lande 72
A5 boekje.indd 72
11-11-2007 23:36:55
4.8 4.8 Jaloers op de Amerikaanse Droom In gesprek met Job Cohen Kate Kirk
Amsterdam is met 177 nationaliteiten de meest internationale stad ter wereld; alleen in stadsdeel Zeeburg zijn het er al meer dan 100. In een stad met zo veel verschillen is het moeilijk om sociale cohesie te bevorderen, maar toch houdt burgemeester Job Cohen ‘de boel bij elkaar’. Hoe doet hij dat? Hoe denkt hij over verschillen onder de Amsterdamse bevolking? Hoe benadert hij de diversiteit in Amsterdam? Wat zijn de problemen en hoe wil hij ze oplossen? Op 8 september 2007 heb ik de burgemeester geïnterviewd over zijn kijk op integratie en inburgering in Amsterdam. Daarna heeft hij mij uitgenodigd een toespraak bij te wonen over sociale cohesie en radicalisering voor een groep Britse en Nederlandse parlementariërs. Op ‘naturalisatiedag’ 2006 vertelde de burgemeester een anekdote aan de kersverse Nederlanders over een Nederlander die zich tot Amerikaan liet naturaliseren en er een beetje tegenop zag om – zoals vereist - zijn trouw aan het Huis van Oranje af te zweren. Voor hem in de rij bij de naturalisatie stond een Deen. Hij hoorde hem zeggen: ‘Ik zweer trouw af aan Frederik IX van Denemarken.’ Toen kwam de Nederlander naar voren en zei: ‘Ook ik zweer trouw af aan Frederik IX van Denemarken.’ Hij wilde Amerikaan worden, maar hij wilde ook verbonden blijven met zijn ‘oranje wortels’. Job Cohen stelt zich voor dat iets dergelijks ook voor de nieuwe Nederlanders geldt: ze willen Nederlander worden, maar toch willen ze hun oorspronkelijke nationale, 73
A5 boekje.indd 73
11-11-2007 23:36:56
etnische, religieuze en culturele identiteit behouden. Hij vindt daarom dat Nederland en Amsterdam een vorm van burgerschap moeten creëren die ruimte biedt aan de uitdrukking van diverse identiteiten en tegelijkertijd de samenleving bindt door de accentuering van basiswaarden zoals vrijheid, gelijkheid en non-discriminatie. Cohen is van mening dat Nederland, door burgerschap zo vorm te geven, nieuwe immigranten een Europese versie van de ‘Amerikaanse droom’ (educatie en hard werken kan leiden tot succes, voldoening, beloningen en waardigheid) kan bieden. ‘Immigranten in Amerika voelen zich sneller Amerikaan dan immigranten in Nederland zich Nederlander voelen. Mensen van Marokkaanse afkomst die in Nederland geboren en getogen zijn voelen zich meer Marokkaan dan Nederlander als ze in Nederland zijn en andersom als ze in Marokko zijn. Dat zegt heel veel over hoe lastig hun positie is’, aldus de burgemeester. Dit soort vervreemding kan in de praktijk tot een slachtoffergevoel leiden waardoor allochtonen de schuld voor hun ervaren ‘mislukking’ aan anderen geven en dat kan in sommige gevallen uiteindelijk tot radicalisering leiden. Immigranten en hun kinderen moeten zich Nederlander voelen en dezelfde kansen krijgen als alle andere Nederlanders. De inburgering en integratie hebben in Nederland het hoofddoel om economische achterstand te verminderen, maar dat is niet genoeg, vindt Job Cohen. Hoogopgeleide en gemotiveerde allochtonen komen toch discriminatie tegen. Ter illustratie vertelt hij over een e-mail die hij van een medewerker van de gemeente kreeg. De e-mail gaat over de broer van de medewerker die op een gymnasium in Amsterdam zit en heel nieuwsgierig was naar DNA. Toen de broer een brief aan de Vrije Universiteit stuurde om te vragen of hij met professoren over DNA mocht praten, werd hij afgewezen. Vervolgens stuurde hij een soortgelijke brief die hij niet met zijn eigen (Marokkaanse) naam, maar met Jan Jansen ondertekende: hierop kreeg hij een vriendelijke uitnodiging van de VU om te komen praten over DNA. In Amsterdam moet Mohammed dezelfde kansen en rechten hebben en aan dezelfde verplichtingen voldoen als Jan. Mohammed moet ook zijn islamitische identiteit trots kunnen uiten en daar respect voor krijgen. Dat is, volgens Cohen, gelijk en volledig burgerschap. Beleidsmakers, politici en burgers moeten strijden om de ‘Nederlandse droom’ toegankelijk te maken voor iedereen: de strijd tegen sociaal-economische achterstand moet ook een strijd zijn tegen discriminatie. Verder moet iedere Nederlander recht hebben op zijn eigen unieke identiteit en respect daarvoor krijgen. Pas als dit gebeurt, wordt de jaloezie van de burgemeester vervangen door tevredenheid.
74
A5 boekje.indd 74
11-11-2007 23:36:56
5 Nawoord Uit de verhalen in dit boekje komt een veelzijdig en divers beeld van de bewoners van Zeeburg naar voren. Een veelkleuriger beeld dan het beleid lijkt te bedienen. Eenduidige conclusies kunnen en willen we aan de gesprekken die we voerden niet verbinden. Wel zijn er kanttekeningen te maken bij het beeld van de wijk dat op dit moment dominant lijkt bij de media en de overheid. Een beeld dat aan de basis staat van veel beleidsvorming. Hier geven we slechts enkele voorbeelden: De allochtone vrouwen die wij spraken, geven aan dat het taalprobleem niet het grootste obstakel is om te participeren. Gebrekkige kinderopvang of zware mantelzorgtaken vormen een minstens even grote barrière. Door eenzijdig in te zetten op taallessen wordt over het hoofd gezien dat de relatie ook andersom kan zijn: taalverwerving als resultaat van participatie. De neoliberale manier waarop de overheid op dit moment subsidie toekent verhoogt de drempel voor veel zelforganisaties. Vooral de vele administratieve eisen veroorzaken problemen. Juist de sterke organisaties zijn het best in staat subsidies te verwerven. Minder sterke organisaties worden daarmee in hun voortbestaan bedreigd, maar zitten in deze organisaties niet juist de mensen die de grootste integratie-weg te gaan hebben? ‘Breng mensen tot elkaar, en de sociale cohesie wordt groter’. Als je maar ontmoetingen organiseert, komt het wederzijdse begrip vanzelf. Het is een kenmerkende opvatting die een rol speelt bij de invulling van integratiebeleid. Dat uitgangspunt lijkt toch toe aan enige relativering. In het wijkenbeleid wordt dikwijls het naast elkaar wonen, gelijk gesteld aan samenleven. De praktijk blijkt toch weerbarstiger. De welzijnsstructuur is kwetsbaar in de wijk. Veel mensen hebben zorgen over wat er met die structuur gebeurt, nu het hele welzijnsbeleid op de schop gaat. We hoorden de zorgelijke vragen van bewoners, we hoorden de boosheid van welzijnswerkers, wiens netwerk en know-how dreigen te verdwijnen. Tegelijkertijd zien we de hoop van bestuurders en corporaties dat deze nieuwe aanpak een leefbaardere wijk op gaat leveren. Hier lijken overheid en bewoners langs elkaar heen te praten. Ieder gevangen in hun eigen systeem van argumenten, concepten en analyses. Ons boekje is vooral een pleidooi voor de menselijke maat als uitgangspunt voor beleid. En zoals gezegd; veel conclusies kunnen we niet trekken. Hooguit dat de realiteit van de wijk meer behelst dan cijfers en feiten kunnen bevatten. Terwijl de overheid zich inspant om beleid te ontwikkelen langs smart gedefinieerde doelstellingen en empirisch onderbouwde ontwikkelingen, blijft de burger om wie het allemaal gaat, een ongrijpbare, soms paradoxale variabele. Zo kan het dat Sjaak het heeft over ‘teringbuitenlanders’, maar ondertussen prima contacten heeft met veel allochtonen. Als we meer in gesprek zouden gaan met bewoners, en wat minder ons beeld op enquêtes zouden baseren, zou de kloof tussen beleid en realiteit kleiner worden. De dagelijkse realiteit is vaak genuanceerder, gevarieerder en meer ambigu dan je denkt. Gelukkig maar.
75
A5 boekje.indd 75
11-11-2007 23:36:56
Zeeburg Ondersteboven is gemaakt door De Werkplaats. De Werkplaats is een samenwerkingsverband van het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks en de Wiardi Beckman Stichting.
76
A5 boekje.indd 76
11-11-2007 23:37:01