Adviezen en Meldingen over Kindermishandeling in 2005
R e g i s t r a t i e g e g e v e n s v a n de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling
Elk Bureau Jeugdzorg heeft een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK).
Iedereen die zich zorgen maakt over een kind in zijn of haar omgeving kan
contact opnemen met een AMK. Ook bij twijfel. In deze folder leest u hoe vaak
in 2005 een vermoeden van kindermishandeling aan een AMK is voorgelegd.
Daarnaast treft u diverse gegevens aan die de AMK’s
daarover hebben geregistreerd.
Hoe vaak is in 2005 contact opgenomen met een AMK? In 2005 is er 38.052 keer contact opgenomen met een AMK om een vermoeden van kindermishandeling voor te leggen. Dit aantal betreft uitsluitend de eerste contacten, hoewel veel daarvan tot vervolgcontacten hebben geleid. Er was 20.475 keer sprake van een eenmalig advies, 6.237 keer ging het om een advies met vervolgcontact1 en 11.340 keer kwam het tot een melding. Er is sprake van een stijging van 12% ten opzichte van 2004. Vooral de eenmalige adviezen en de meldingen zijn in aantal toegenomen. Een stijging is al meerdere jaren zichtbaar (zie figuur 1). Sinds 2002 is het totale aantal eerste contacten gestegen met 50%.
Landelijk gezien hebben de AMK’s in 2005 11.217 meldingsdossiers afgesloten. Dat is iets minder dan de 11.340 meldingen die in 2005 zijn binnengekomen. 1
Voor een advies met vervolgcontact wordt in het werkproces van het AMK de term ‘consult’ gehanteerd.
Figuur 1. Aantal eerste contacten per ja a r
T
T
Ta b e l 1 . Aantal eerste c o n t a c t e n p e r j a a r Soort contact
2002
2003
2004
2005
13.869
15.679
18.125
20.475
4.293
4.914
6.116
6.237
Adviezen: • eenmalig • met vervolgcontact Meldingen
U
U
7.976
9.820
11.340
28.569
34.061
38.052
Toename t.o.v. voorafgaande jaar
13%
19%
12%
U
&FONBMJHF BEWJF[FO
N
.FMEJOHFO
L
"EWJF[FONFU WFSWPMHDPOUBDU
U N
7.212
5PUBBM
U
25.374
Totaal
T T
T
N
N
L
L
N
L
L
Vo o r e e n g o e d b e g r i p v a n d e c i j f e r s A d v ies of melding De naam van het Advies- en Meldpunt Kindermishande ling (AMK) zegt het al. Je kunt het AMK bellen om advies te vragen of je kunt er een vermoeden van kindermishandeling melden. Wat is het verschil? Advies De medewerker van het AMK maakt samen met de beller een inschatting van de situatie: waarom maakt de beller zich zorgen, hoe kan de beller zelf meer duidelijkheid krijgen over het welzijn van het kind en wat kan hij eventueel doen om het kind en de ouders te steunen? De verantwoordelijkheid voor het ondernemen van verdere stappen ten aanzien van de gesignaleerde mishandelingssituatie blijft bij de adviesvrager. Een advies kan wel leiden tot een vervolgcontact, waarin de medewerker van het AMK de adviesvrager ondersteunt bij het uitvoeren van een eerder gegeven advies. Bijvoorbeeld wanneer de adviesvrager zelf zijn zorgen over het kind met de ouders bespreekt.
Melding De medewerker van het AMK besluit in overleg met de beller dat het AMK de verantwoordelijkheid op zich neemt om te onderzoeken of er inderdaad sprake is van kindermishandeling en welke hulp het gezin in dat geval nodig heeft. Is er inderdaad sprake van kindermishandeling, dan zal het AMK zorgen voor hulp en bescherming. Over de registratie Het AMK registreert meldingen per gezin. Eén melding kan dus meerdere kinderen in een gezin betreffen. Wel worden over al deze kinderen gegevens zoals leeftijd en geslacht genoteerd. Ook tijdens adviesgesprekken kunnen meerdere kinderen uit één gezin ter sprake komen. Het Bureau Jeugdzorg en het AMK Het fungeren als Advies- en Meldpunt Kindermis handeling (AMK) is een van de taken van het Bureau Jeugdzorg. Het AMK is er specifiek voor mensen die vermoeden dat een kind mishandeld wordt. Zij kunnen direct met het AMK in hun regio in contact komen via het telefoonnummer: 0900 - 123 123 0 (5 cent per minuut).
Hoe was de verdeling van het aantal eerste contacten over het jaar? In figuur 2 is het aantal eerste contacten per maand weergegeven. Dat aantal schommelt door het jaar heen. Een verklaring is daarvoor zonder nader onderzoek niet te geven. Wat wel valt te zeggen is dat er een piek in juni is te zien die ook in voorgaande jaren aanwezig was. Waarschijnlijke verklaring is dat de naderende zomervakantie reden is voor bijvoorbeeld beroepskrachten in het onderwijs om hun zorgen over een kind te bespreken omdat zij in de zomer het kind uit het oog verliezen.
F iguur 2. Eerste contacten in 2005 per maand
&FONBMJHF BEWJF[FO
"EWJF[FONFU WFSWPMHDPOUBDU
.FMEJOHFO
+
'
.
"
.
+
+
"
4
0
/
%
Hoeveel eerste contacten waren er in 2005 op regionaal niveau? Nederland heeft meerdere regionale AMK’s met elk zijn eigen werkgebied. De woonplaats van het kind waarover zorgen bestaan, bepaalt welk AMK een adviesvraag of melding afhandelt. Het aantal voorgelegde vermoedens dat een AMK te verwerken krijgt, hangt uiteraard af van de grootte van het werkgebied. Maar er zijn ook andere factoren die een rol spelen, zoals de bekendheid van het
AMK en de wijze waarop instellingen in de betreffende regio samenwerken. In tabel 2 staat het aantal adviezen en meldingen weergegeven per Bureau Jeugdzorg waar het AMK deel van uitmaakt.
Ta b e l 2 . Aantal eerste c o n t a c t e n p e r B u r e a u J e ugdzorg in 2005 Werkgebied
Vestigingsplaats
Adviezen
eenmalig met vervolg-
Groningen Friesland Drenthe
Meldingen
Totaal
contact
Groningen
706
417
438
1.561
Leeuwarden
570
282
450
1.302
Assen
650
149
351
1.150
Overijssel
Almelo
1.640
265
726
2.631
Flevoland
Almere
994
319
404
1.717
Velp
2.311
631
1.171
4.113
Gelderland Utrecht Noord-Holland Agglomeratie Amsterdam
Utrecht
1.735
667
565
2.967
Alkmaar
1.801
480
1.034
3.315
Diemen
1.688
664
522
2.874
Haaglanden
Den Haag
1.806
309
939
3.054
Stadsregio Rotterdam
Rotterdam
1.829
183
1.210
3.222
Gouda
1.551
442
1.272
3.265
Zuid-Holland 1
Zeeland Noord-Brabant2 Limburg3
Rotterdam
349
43
233
625
Breda/Helmond
2.178
745
1.657
4.580
Venlo/Maastricht
667
641
368
1.676
Landelijke totaal
20.475
6.237
11.340
38.052
1 Met ingang van 2006 is de vestigingsplaats Middelburg 2 Betreft AMK West- en Midden-Brabant en AMK Oost-Brabant 3 Betreft AMK Noord- en Midden-Limburg en AMK Zuid-Limburg
Wie nemen er contact op met het AMK? Iedereen mag contact opnemen met een AMK. Het gebeurt zelden dat een mishandeld kind of iemand anders uit een gezin waar kindermishandeling speelt dat zelf doet, zo blijkt uit tabel 3. Veel vaker zijn het mensen uit de privéomgeving van een gezin die zich tot een AMK wenden, zoals buren, kennissen en familie. Van alle meldingen komt 37,7% van deze groep en bijna de helft
van alle adviezen wordt gegeven aan particulieren. In de meeste gevallen zijn de adviesvragers en melders mensen die tijdens hun werk contact hebben met het kind en/of de ouders: 61,6% van de meldingen komt van beroepskrachten uit diverse sectoren en respectievelijk 54,0% en 51,0% van de eenmalige adviezen en adviezen met vervolgcontact.
Ta b e l 3 . Achtergrond v a n d e p e r s o n e n d i e i n 2 0 05 contact opnamen met het AMK
Adviezen
Eenmalig
Met vervolg
Categorieën
contact
Meldingen
Kind zelf of ander kind in het gezin
0,0%
0,0%
0,1%
Ouder of ander volwassen gezinslid
0,1%
0,2%
0,6%
Iemand die kind en/of ouders uit privé-omgeving kent
45,9%
48,7%
37,7%
Iemand die kind en/of ouders beroepshalve kent
54,0%
51,0%
61,6%
waaronder:
Algemeen maatschappelijk werk
3,2%
2,8%
1,5%
Bureau Jeugdzorg (exclusief AMK)
7,1%
5,0%
6,6%
Geestelijke gezondheidszorg (jeugd en volwassenen)
2,2%
2,1%
2,2%
Huisarts
1,9%
2,5%
1,2%
Jeugdgezondheidszorg
6,9%
5,8%
3,7%
Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven
0,9%
0,9%
0,3%
Leerplichtambtenaar
1,0%
0,5%
1,0%
MEE
2,0%
1,8%
1,7%
Onderwijsvoorzieningen
11,1%
12,0%
7,8%
Politie
4,8%
4,3%
23,1%
Vrouwenopvang
0,8%
0,6%
1,6%
Ziekenhuis
Totaal
3,1%
4,7%
4,4%
100,0%
100,0%
100,0%
De meeste meldingen van beroepskrachten komen van de politie, namelijk 23,1%. Bij adviesvragen liggen de percentages voor de politie echter beduidend lager. Daar betreft het percentueel het vaakst onderwijsvoorzieningen: 11,1% van de eenmalige adviezen en 12,0% van de adviezen met vervolgcontact.
Ta b e l 4 . Achtergrond v a n d e p e r s o n e n d i e i n 2 004 en 2005 contact opnamen met het AMK
Aantal adviezen + meldingen
Categorieën
2004
Toe- of afname
2005
Kind zelf of ander kind in het gezin
30
13
-57%
Ouder of ander volwassen gezinslid
122
97
-20%
Iemand die kind en/of ouders uit privéomgeving kent
17.420
16.172
-7%
Iemand die kind en/of ouders beroepshalve kent
15.361
20.580
+34%
In tabel 4 zijn de absolute aantallen adviezen plus meldingen van 2005 weergegeven en vergeleken met de aantallen uit 2004. Wat opvalt, is dat de stijging in het aantal adviezen en meldingen geheel toe te schrijven is aan een toename (34%) van het aantal beroepskrachten dat het AMK heeft gebeld. Want zowel het aantal kinderen en andere gezinsleden als het aantal mensen uit de privéomgeving van het gezin die contact zochten met het AMK, is afgenomen. Dat is in lijn met de resultaten van de evaluatie van een in 2003 uitgevoerde publiekscampagne van de AMK’s.
We l k v e r m o e d e n b e s t a a t e r ? Kindermishandeling is een verzamelterm. De AMK’s maken gebruik van een indeling in zes vormen: lichamelijke mishandeling, lichamelijke verwaarlozing, psychisch geweld, affectieve verwaarlozing, seksueel misbruik en getuige zijn van geweld binnen het gezin. Vaak is er sprake van een combinatie van de genoemde vormen. Daarom kunnen per situatie meerdere vormen geregistreerd worden. De totaalpercentages in tabel 5 zijn daardoor hoger dan 100%. Affectieve verwaarlozing is de meest geregistreerde vorm van kindermishandeling. Uit onderzoek is bekend dat andere vormen vaak gepaard gaan met affectieve verwaarlozing. De categorie ‘getuige van geweld in het gezin’ is nog maar enkele jaren in de registratie van de AMK’s opgenomen. Als gevolg van de toegenomen maatschappelijke aandacht voor huiselijk geweld worden bij een aantal AMK’s speciale projecten uitgevoerd. Daarin is bijvoorbeeld afgesproken dat de politie kinderen die getuige zijn van geweld meldt bij het AMK.
Tabel 5. Aard van de mishandeling (in proc e n t e n ) Aard
Adviezen Meldingen
eenmalig met vervolg-
Lichamelijke mishandeling
contact
16,5%
21,3%
20,9%
Lichamelijke verwaarlozing
12,1%
16,0%
22,3%
Psychisch geweld
17,0%
20,7%
21,8%
Affectieve verwaarlozing
27,9%
31,6%
42,0%
11,1%
16,1%
7,4%
Getuige van geweld in gezin
12,4%
12,6%
27,8%
Overig / anders
22,3%
22,3%
18,8%
Seksueel misbruik
Geen
3,5%
1,1%
0,2%
15,0%
10,0%
4,2%
137,8%
151,7%
165,4%
Onbekend Totaal
Wa t i s d e l e e f t i j d e n h e t g e s l a c h t v a n d e g e m e l d e k i n d e r e n ? In tabel 6 is te zien dat de gemelde vermoedens vrijwel evenveel jongens als meisjes betreffen. Bij 1,9% is het geslacht onbekend. Dat komt voor een deel doordat er situaties zijn waarin nog ongeboren kinderen uit voorzorg bij een AMK worden gemeld, bijvoorbeeld wanneer de moeder drugsverslaafd is. Zoals blijkt uit figuur 3 worden tegenover het AMK zorgen geuit over kinderen van alle leeftijden. De staven in deze figuur geven het aantal gemelde kinderen weer. De lijn laat zien hoe de normale leeftijdsverdeling zou zijn op basis van de verdeling zoals die geldt voor alle kinderen in Nederland. We zien dat vooral kinderen tot 6 jaar oververtegenwoordigd zijn en dat jongeren ondervertegenwoordigd zijn.
Tabel 6. Geslacht gemelde kinderen Geslacht
Aantal
Percentage
Kinderen in Nederland*
Jongen
9.270
48,7%
51,2%
Meisje
9.407
49,4%
48,8%
369
1,9%
19.046
100,0%
Onbekend Totaal
100,0%
*) Aantal op 1 januari 2005. Bron: CBS.
Figuur 3. Leeftijdsverdeling gemelde kind e r e n i n 2 0 0 5
Wa t i s d e l e e f s i t u a t i e v a n d e gemelde kinderen? Uit de registratiegegevens van 2005 over de leefsituatie van de gemelde kinderen blijkt dat 40,6% van hen bij beide biologische ouders woont. Daarnaast woont 37,5% in een eenoudergezin. Dat is verhoudingsgewijs veel aangezien van alle gezinnen in Nederland 14,9% een eenoudergezin is (bron: CBS, aantal op 1 januari 2005). Dit is echter te verklaren doordat uit onderzoek blijkt dat in eenoudergezinnen het risico op het ontstaan van kindermishandeling groter is. Nog eens 9,5% woont in een stiefoudergezin. Vergelijking daarvan met cijfers van het CBS is niet mogelijk. Bij 7,9% van de gemelde kinderen is sprake van een andere leefsituatie, zoals bij pleeg- of adoptiefouders, in een residentiële instelling of zwervend. Rest 3,6% waarvan de leefsituatie niet bekend is.
(FNFMEFLJOEFSFO
/PSNBMFWFSEFMJOH
Wa t h e e f t h e t o n d e r z o e k e n v a n d e m e l d i n g o p g e l e v e r d ? In tabel 7 staat weergegeven hoe de situatie was bij het afsluiten van dossiers over meldingen. De cijfers betreffen dossiers die in 2005 zijn afgesloten. Het onderzoek van het AMK na een melding kan verschillende uitkomsten hebben. Zo kan blijken dat er geen sprake is van mishandeling, maar dat de geuite zorgen over het kind een andere achtergrond hebben (8,3%). Soms is de mishandeling van een kind niet bevestigd (13,9%), maar is het tegendeel evenmin aangetoond doordat het AMK niet genoeg informatie heeft kunnen achterhalen. Blijkt er inderdaad sprake te zijn van mishandeling, dan zal het AMK zorgen voor hulpverlening. Het AMK draagt de verantwoordelijkheid dan over aan de instantie die het gezin hulp biedt (34,6%). Bij 3,6% is de benodigde hulpverlening al aanwezig. In gunstige gevallen stopt de mishandeling van het kind nog voor het dossier door het AMK is afgesloten (8,0%). Het komt ook voor (9,5%) dat een melding direct wordt doorgeleid naar een andere afdeling van het Bureau Jeugdzorg of een andere instelling – de categorie ‘doorgeleid anders’ in tabel 7 – omdat die al actieve bemoeienis met het gezin heeft. Ouders werken niet altijd vrijwillig mee aan de hulp die in het belang van het kind noodzakelijk is. Dan komt de Raad voor de Kinderbescherming in beeld. De Raad heeft juridische mogelijkheden om hulpverlening, bijvoorbeeld in de vorm van een ondertoezichtstelling, te laten opleggen. In 2005 kwam 21,3% van de zaken uiteindelijk bij de Raad terecht. Daarvan is een deel gemeld nadat het AMK pogingen heeft gedaan de hulp vrijwillig op gang te brengen. In andere gevallen kan op basis van de informatie uit de melding al geconcludeerd worden dat vrijwillige hulp niet haalbaar of niet toereikend is. Het AMK
doet dan zelf geen onderzoek, maar geleidt de melding direct door naar de Raad. Verder is in een aantal gevallen een vermoeden aanvankelijk gemeld bij het AMK, maar meldt een ander vervolgens de zaak bij de Raad. Tabel 7. Situatie bij afsluiting van het doss i e r i n 2 0 0 5
Absoluut
Procentueel
6.511
34,6%
Overgedragen aan andere instantie Naar Raad voor de Kinderbescherming
4.017
21,3%
Mishandeling niet bevestigd
2.609
13,9%
Geen mishandeling
1.569
8,3%
Doorgeleid anders
1.790
9,5%
Mishandeling beëindigd
1.502
8,0%
Reeds hulpverlening aanwezig
674
3,6%
Vertrokken met onbekende bestemming
139
0,7%
6
<0,1%
18.817
100,0%
Overleden na mishandeling Totaal
Bij 0,7% van de gemelde kinderen zijn de gezinnen gedurende het onderzoek van het AMK met onbekende bestemming vertrokken. Het is bekend dat er gezinnen zijn die dat doen om bemoeienis van buitenaf te ontlopen. In tabel 7 wordt melding gemaakt van zes overleden kinderen. Voor een deel betreft het kinderen die de fatale verwondingen hebben opgelopen vóór de melding bij het AMK. Al met al is bij 72% van de situaties waarbij het AMK kindermishandeling heeft kunnen vaststellen de mishandeling beëindigd, of is vrijwillige hulp op gang gebracht. Bij de overige 28% moest de Raad voor de Kinderbescherming worden ingeschakeld.
Vo o r m e e r i n f o r m a t i e Als u vragen hebt over genoemde cijfers kunt u contact opnemen met: NIZW Jeugd Postbus 19152 3501 DD Utrecht NIZW Jeugd Infolijn (030) 230 65 64 e-mail
[email protected]
Deze registratiegegevens en gegevens van eerdere jaren vindt u op de site www.kindermishandeling.info. Voor regionale gegevens kunt u zich wenden tot het betreffende Bureau Jeugdzorg. De Bureaus Jeugdzorg zijn verenigd in de MOgroep (www.mogroep.nl). Colofon Tekst: Adrie Wolzak © 2006 Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW