AANPAK HOMODISCRIMINATIE handleiding voor professionals
Uitgave van Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden in samenwerking met COC Haaglanden, Gemeente Den Haag en Politie Haaglanden
Voorwoord “In Den Haag zelfbewust en zichtbaar homo kunnen zijn”. Dat is het uitgangspunt in de Haagse nota homo-emancipatie 2008 – 2010. Uitvloeisel van dit beleid is de ‘Intensivering aanpak homodiscriminatie’ waartoe Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden, COC Haaglanden, politie Haaglanden en de gemeente Den Haag in december 2008 gezamenlijk een intentieverklaring hebben ondertekend. Signalen uit de samenleving over weer toenemende homodiscriminatie en antihomo geweld zijn aanleiding. Onderdeel van de samenwerking is het ontwikkelen van een protocol voor de aanpak homodiscriminatie, in de vorm van een Handleiding Aanpak Homodiscriminatie. Bedoeld voor professionals die werkzaam zijn bij de overheid, maatschappelijke instellingen of belangenorganisaties. Dus mensen die direct of indirect met homodiscriminatie te maken kunnen krijgen. Als wethouder Emancipatiezaken vind ik het belangrijk dat Haagse Holebi’s (homo’s, lesbiennes en biseksuelen) zichzelf kunnen zijn en geen last hebben van discriminerende uitlatingen op straat of pestgedrag op de werkvloer. Deze handleiding levert daar een belangrijke bijdrage aan. Voorkomen is beter dan genezen. Dat geldt ook voor homodiscriminatie en antihomo geweld. Maar als wethouder hecht ik er dat als het zich toch voordoet dat er actief tegen wordt opgetreden. Met deze handleiding kunt u daar concreet mee aan de slag.
Bert van Alphen Wethouder Welzijn, Volksgezondheid en Emancipatie Den Haag
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Inhoudsopgave Inleiding 1.
Wat is discriminatie?
1.1 1.2
Definitie Gronden, maatschappelijke terreinen, uitingsvormen
Gronden Maatschappelijke terreinen Uitingsvormen
1.3
Begripsomschrijvingen
2.
Wettelijk kader
2.1 2.2 2.3
Grondwet Strafrecht Algemene Wet gelijke Behandeling
Direct onderscheid Indirect onderscheid
2.4
Instanties
3.
Homoseksualiteit en discriminatie
3.1
Achtergronden
(On)zichtbaarheid Homodiscriminatie Aard en omvang Beïnvloeding meldgedrag
3.2 3.3 3.4
Herkennen en signaleren Praktijkvoorbeelden Professionele reflectie
4.
Werkwijze Bureau Discriminatiezaken, COC en Politie
4.1
COC Haaglanden
Meldingen bij COC Haaglanden Registratie Stroomschema meldingen COC Haaglanden
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
4.2
Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden
Meldingen en klachten bij het Bureau Discriminatiezaken Registratie Stroomschema meldingen en klachten Bureau Discriminatiezaken
4.3
Politie Haaglanden
Aangiften bij Politie Haaglanden Registratie Politie Haaglanden Stroomschema aangiften Politie Haaglanden
5.
Monitoring
6.
Discriminatie melden in de praktijk
Bijlagen 1. 2.
Aanwijzing Discriminatie Openbaar Ministerie Registratieformulier
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Inleiding “In Den Haag zelfbewust en zichtbaar homo kunnen zijn” is het doel van het gemeentelijk beleid zoals uiteengezet in de Haagse nota homo-emancipatie 2008 – 2010. Uitvloeisel van dit beleid is de ‘Intensivering aanpak homodiscriminatie’ waartoe Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden, COC Haaglanden, politie Haaglanden en de gemeente Den Haag in december 2008 gezamenlijk een intentieverklaring hebben ondertekend. Signalen uit de samenleving over weer toenemende homodiscriminatie en antihomogeweld vormen hiervoor de aanleiding. Onderdeel van de samenwerking is het ontwikkelen van een protocol voor de aanpak homodiscriminatie, in de vorm van een handleiding voor professionals die werkzaam zijn bij de overheid, maatschappelijke instellingen of belangenorganisaties, die direct of indirect met homodiscriminatie te maken kunnen krijgen. Deze handleiding is bedoeld als praktisch instrument om professionals en andere belangstellenden die vanuit hun werkzaamheden te maken kunnen krijgen met homodiscriminatie te informeren over het wettelijk kader, achtergronden en mogelijkheden hoe met discriminatie ervaringen kan worden omgegaan. Dit vanuit het besef dat de aanpak van discriminatie in het algemeen, en homodiscriminatie in het bijzonder, voor de meeste instellingen niet tot het primaire proces behoort en zij er ook niet dagelijks mee bezig zullen zijn. In de handleiding wordt beschreven hoe discriminatie herkend kan worden en welke stappen u kunt zetten indien u er mee wordt geconfronteerd. De focus in de handleiding ligt dus nadrukkelijk op de aanpak van discriminatie. Daarom wordt binnen het bestek van de handleiding niet of in beperkte mate ingegaan op (achtergronden van) homoseksualiteit en specifieke hulpverleningsvragen van homoseksuelen over bijvoorbeeld ‘coming out’. In het eerste hoofdstuk wordt aandacht besteed aan wat discriminatie is en de verschillende begrippen die in deze handleiding worden gehanteerd. In hoofdstuk twee wordt het wettelijk kader beschreven waaronder de Algemene Wet Gelijke Behandeling en het strafrecht. Verder worden de instanties beschreven die een rol spelen bij de handhaving van het discriminatieverbod. In het derde hoofdstuk wordt ingegaan op het herkennen van ‘homodiscriminatie’ en worden hiervoor tips aangereikt. In hoofdstuk vier wordt ingegaan op de rol en werkwijze van het COC Haaglanden, het Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden en Politie Haaglanden bij de aanpak van discriminatie. In het vijfde hoofdstuk wordt ingegaan op het belang van registratie en monitoring van homodiscriminatie. In hoofdstuk zes worden tenslotte aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden de mogelijkheden beschreven die professionals hebben om te reageren op signalen en klachten over homodiscriminatie.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
De handleiding is een ‘levend’ document en zal daarom geregeld worden aangepast aan de actualiteit. Mocht u zelf tips hebben of ervaringen hebben opgedaan die de kwaliteit van de handleiding kunnen verbeteren dan horen wij die graag. U kunt uw suggesties mailen aan
[email protected] onder vermelding van: ‘Handleiding aanpak homodiscriminatie’.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
1 Wat is discriminatie? 1.1
Definitie
Er bestaan verschillende definities van discriminatie, die afhankelijk van het doel waar ze voor gebruikt worden, van elkaar verschillen. Er zijn er bijvoorbeeld definities in internationale verdragen en in wet- en regelgeving in Nederland die van elkaar verschillen. Ook in wetenschappelijk kringen worden verschillende definities gehanteerd. In deze handleiding wordt in algemene zin onder discriminatie verstaan: het maken van ongeoorloofd onderscheid of ongelijke behandeling op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, leeftijd, seksuele geaardheid of op welke grond dan ook. Discriminatie kan zich voordoen op individueel niveau in de directe omgeving of op structureel niveau in beleid van instellingen, wetgeving e.d. Daarbij kan sprake zijn van directe discriminatie waarbij de grond expliciet wordt genoemd en indirecte discriminatie, waarbij een ogenschijnlijk objectief criterium tot uitsluiting leidt van een specifieke groep.
1.2 Gronden, maatschappelijke terreinen en uitingsvormen Gronden De discriminatiegrond waar de meeste klachten betrekking op hebben die worden geregistreerd door Politie Haaglanden en het Bureau Discriminatiezaken is ras. Ras is een juridische term, die in overeenstemming is met internationale verdragen en jurisprudentie, breed dient te worden uitgelegd en huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming omvat. De registratie van klachten over discriminatie op grond van godsdienst, leeftijd, geslacht, seksuele gerichtheid en handicap of chronische ziekte blijft daarbij achter. Daar lijkt de laatste jaren wel enigszins verandering in te komen. In toenemende mate weten mensen, die op een andere grond dan ras worden gediscrimineerd, de weg te vinden naar de politie en het Bureau Discriminatiezaken. Voorlichting en meer aandacht in de media voor andere discriminatiegronden hebben daar waarschijnlijk een rol in gespeeld. Wel moet worden geconstateerd dat voor alle gronden van discriminatie geldt, dat sprake is van aanzienlijke onderrapportage.
Maatschappelijke terreinen Discriminatie kan zich op verschillende maatschappelijke terreinen voordoen. De terreinen waar de meeste geregistreerde klachten betrekking op hebben zijn de arbeidsmarkt, collectieve voorzieningen, buurt/wijk, horeca, commerciële dienstverlening en de publieke ruimte. Minder vaak betreffen discriminatieklachten de publieke en politieke opinie, politieoptreden, onderwijs, media, huisvesting en sport en recreatie. Tot slot kan discriminatie zich ook voordoen in de privésfeer.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Klachten over de arbeidsmarkt hebben veelal betrekking op werving en selectie of ongelijke behandeling op de werkvloer. Klachten over collectieve voorzieningen betreffen vooral de overheid, de gezondheidszorg en uitkeringsinstanties. Bij buurt/wijk klachten gaat het veelal om burenruzies en buurtgerelateerde conflicten. Bij de horeca gaat vrijwel altijd om klachten over het deurbeleid van een uitgaansgelegenheid. Klachten over discriminatie binnen de commerciële dienstverlening kunnen betrekking hebben op de bejegening door winkelpersoneel en beveiligingsmedewerkers, maar in de meeste gevallen betreft het uitsluiting van dienstverlening op oneigenlijke gronden. Bij incidenten in de publieke ruimte gaat het meestal om scheldpartijen, discriminerende uitingen of bekladdingen die niet gerelateerd zijn aan een de buurt of wijk waar iemand woonachtig is. Klachten over politieke en publieke opinie hebben doorgaans betrekking op uitspraken van politici of andere publieke figuren, maar kunnen ook columns en andere uitingen in het publieke debat betreffen. Klachten over politieoptreden hebben veelal betrekking op de wijze van bejegening en het niet opnemen van aangiften door de politie. Klachten over het onderwijs zijn divers van aard. Ze kunnen betrekking hebben op de verhouding tussen leerlingen onderling of op bejegening van leerlingen door docenten (of andersom). Ze kunnen ook betrekking hebben op het toelatingsbeleid van een onderwijsinstelling of op door school afgegeven adviezen. Klachten over de media gaan over als discriminatoir ervaren berichtgeving en reclame-uitingen. Bij klachten op het gebied van huisvesting gaat het over het handelen of het nalaten van handelen van woningbouwcorporaties, bijvoorbeeld op het gebied van sociaal of technisch beheer. Daarnaast kunnen deze klachten de wijze bemiddeling en toewijzing betreffen. Bij sport en recreatie gaat het over scheldpartijen op het sportveld en de (on)toegankelijkheid van sportverenigingen voor bepaalde groepen. Discriminatie in de privésfeer heeft veelal betrekking op discriminatoire bejegening binnen relaties of familieverbanden.
Uitingsvormen Wat betreft de vormen waarin discriminatie zich manifesteert kunnen in de praktijk vier vormen worden onderscheiden: omstreden behandeling, vijandige bejegening, bedreiging en geweldpleging. Bij omstreden behandeling gaat het om belemmering of ontzegging van de toegankelijkheid van voorzieningen, uitsluiting van in- of doorstroom op de arbeidsmarkt of toepassing van regels die discriminatie tot gevolg hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het weigeren van de toegang tot discotheken, afwijzingen bij sollicitaties en het uitsluiten van mensen van bepaalde diensten zoals verzekeringen, hypotheken of abonnementen. Vijandige bejegening betreft het uiten van opvattingen, gedragingen en daden waarbij sprake is van (vermeend) discriminatoir onderscheid. Dit kan gaan om bijvoorbeeld beledigende, denigrerende of stigmatiserende uitspraken of pesterijen, zoals suggestieve opmerkingen, geruchten verspreiden, treiteren, lastig vallen en het in diskrediet brengen van mensen. Vijandige bejegening kan zich voordoen op school en op het werk, maar ook in de woon-
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
omgeving (buren, buurtgenoten) of in de openbare ruimte (op straat, in het openbaar vervoer, e.d.). Ook het maken van grappen of grappig bedoelde toespelingen op iemands etnische afstamming, religie of seksuele geaardheid kan als een vorm van vijandige bejegening worden ervaren. Ook als degene die het betreft ‘hartelijk’ meelacht. Niet zelden is dat meelachen er vooral op gericht niet buiten de groep te vallen. In extreme vorm kan dit ertoe leiden dat het slachtoffer zelf gaat meedoen en zich ook discriminerend gaat uitlaten. Bedreiging heeft betrekking op het uiten van dreigementen of het dreigen kwaad te berokkenen aan iemand, waarbij wordt gerefereerd aan bijvoorbeeld etnische afstamming, religie, seksuele gerichtheid of een andere discriminatiegrond. Bij geweldpleging gaat het om pogingen tot geweld of daadwerkelijk geweld waarbij discriminatie een rol speelt (als motief of als bijkomend feit).
1.3 Begripsomschrijvingen In de handleiding worden naast discriminatie een aantal andere begrippen gebruikt. Hieronder worden de meest relevante begrippen kort beschreven.
Antihomogeweld Het plegen van geweldsmisdrijven vanwege iemands (vermeende) homoseksuele gerichtheid.
Coming out Het proces dat homoseksuelen doormaken als zij voor hun seksuele gerichtheid uitkomen. Coming out is een onderdeel van een breder proces van identiteitsmanagement, waarin mensen leren omgaan met de persoonlijke en sociale gevolgen ervan. Coming out is geen eenmalige beslissing. Het gaat om een steeds terugkerende beslissing. Het proces begint in de regel als iemand toegeeft gevoelens voor personen van hetzelfde geslacht te hebben en die gevoelens accepteert (ook wel coming in genoemd). Vervolgens is er een coming out naar anderen. De keus die iemand heeft om bij nieuwe personen steeds opnieuw uit te komen voor de seksuele geaardheid maakt het tot een terugkerend en intensief proces.
Discriminatie Onder discriminatie wordt in deze handleiding verstaan: het maken van ongeoorloofd onderscheid of ongelijke behandeling op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, leeftijd, seksuele geaardheid of op welke grond dan ook. Discriminatie kan zich voor doen op individueel niveau in de directe omgeving of op structureel niveau in beleid van instellingen, wetgeving e.d. Daarbij kan sprake zijn van directe discriminatie, waarbij de grond expliciet wordt genoemd of indirecte discriminatie, waarbij een ogenschijnlijk objectief criterium tot uitsluiting leidt van een specifieke groep.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Hatecrimes Een hatecrime kan worden gedefinieerd als ieder misdrijf, met inbegrip van misdrijven tegen personen of materieel, waar het slachtoffer, de locatie of het doel van het misdrijf uitgekozen zijn vanwege hun werkelijke of veronderstelde verbinding, toebehoren aan, ondersteuning of lidmaatschap van een groep. Een groep kan gebaseerd zijn op gemeenschappelijke kenmerken, zoals werkelijk of verondersteld ras, nationale of etnische afkomst, taal, kleur, geloof of levensbeschouwing, sekse, leeftijd, geestelijke of fysieke handicap, seksuele gerichtheid of enige andere vergelijkbare factor.
Homodiscriminatie De term ‘homodiscriminatie’ vormt een verbijzondering van het begrip discriminatie en heeft alleen betrekking op homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en biseksuele mannen en vrouwen. Als het gaat om slachtoffers van homodiscriminatie worden daar vaak ook transgender personen toe gerekend. Juridisch gezien valt discriminatie van deze groep echter onder discriminatie op grond van geslacht.
Homofobie Met homofobie wordt bedoeld een irrationele haat, angst of afkeer van homoseksuelen en homoseksualiteit. Homofobie is geen fobie in de zin van een psychische ziekte. Homoseksualiteit De term ‘homoseksualiteit’ wordt in deze handleiding gebruikt in brede zin als onderdeel van de persoonlijke en sociale identiteitsbeleving van individuen en niet enkel het aspect van seksualiteit.
Homoseksuelen Met de term ‘homoseksuelen’ wordt in deze handleiding bedoeld: lesbische vrouwen en homoseksuele mannen die zichzelf als zodanig omschrijven (zelfidentificatie). Overigens identificeren veel lesbische vrouwen zich in de praktijk niet met de term homoseksuelen. Deze term is teveel verbonden geraakt aan homoseksuele mannen.
HOP Een homo-ontmoetingsplek, -plaats of baan, afgekort HOP of GOP (‘Gay Ontmoetingsplaats’), is een plaats in de openbare ruimte, waar homo- en biseksuele mannen elkaar ontmoeten voor sociale of seksuele contacten.
Victimisatie Het op enigerlei wijze worden benadeeld wegens het feit dat men in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op bescherming tegen discriminatie. Met andere woorden: nadeel ondervinden van het klagen over discriminatie.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
2 Wettelijk kader De Grondwet vormt het uitgangspunt waarop het wettelijk kader in Nederland is gebaseerd. De belangrijkste onderdelen zijn het Wetboek van Strafrecht (WvS) waarin discriminatie strafbaar is gesteld en de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB). Daarnaast zijn er antidiscriminatiebepalingen opgenomen in diverse andere wetten. De diverse wetten en regels worden hier kort beschreven. Tevens vindt u een overzicht van de instanties die hierbij van belang zijn.
2.1 Grondwet Discriminatie is in Nederland verboden. Uitgangspunt vormt Artikel 1 van de Grondwet:
“Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan”.
Seksuele gerichtheid is niet expliciet in Artikel 1 opgenomen, maar valt onder “welke grond dan ook”. In andere wetgeving, die als nadere uitwerking van Artikel 1 beschouwd kan worden, is seksuele gerichtheid wel opgenomen als zogenaamde ‘discriminatiegrond’. Overigens zijn in het verleden wel stemmen opgegaan om Artikel 1 uit te breiden met andere gronden. In 2004 adviseerde de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) die toeziet op de naleving van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) de regering om seksuele gerichtheid (en andere gronden zoals leeftijd en burgerlijke staat) ook expliciet in Artikel 1 op te nemen, vanuit “het oogpunt van consistentie van wetgeving”. Daarnaast meende de CGB dat in de rechtspraktijk meer bescherming zal worden geboden aan personen die gediscrimineerd worden op een in Artikel 1 benoemde grond, dan een niet expliciet benoemde grond. Het toenmalige kabinet nam het advies van de CGB echter niet over. Het belangrijkste argument hiervoor was dat het onwenselijk geacht werd om “zonder dringende juridische of maatschappelijke noodzaak grondrechtenbepalingen uit hoofdstuk 1 van de Grondwet te wijzigen”. De grondwet in Nederland moet in de eerste plaats worden gelezen als een algemeen kader waarin de spelregels voor de samenleving zijn vastgelegd. In tegenstelling tot veel andere landen worden in de Nederlandse rechtspraak wetten niet aan de Grondwet getoetst. Het Strafrecht en het Burgerlijk Wetboek zijn niet afgeleid van Grondwet, maar moeten als nadere uitwerking beschouwd worden. Daarnaast is er nog specifieke wetgeving zoals de Algemene Wet Gelijke Behandeling. Hier worden de meest relevante wetgeving, alsmede de instanties die bevoegd zijn tot het doen van onderzoek en/of uitspreken van oordelen, kort beschreven.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
2.2 Strafrecht Discriminatie op grond van, zoals de wet het definieert, “hetero- of homoseksuele gerichtheid”, is opgenomen in een aantal artikelen in het Wetboek van Strafrecht: 137c (belediging van bevolkingsgroep), 137d (aanzetting tot discriminatie), 137e (openbaarmaking discriminerende uitlatingen), 137f (deelnemen aan of steunen van discriminatie) en 429quater (achterstelling in beroep of bedrijf). Het aantal aangiften van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid dat het Openbaar Ministerie bereikt is echter laag. Het gaat jaarlijks om slechts enkele procenten van het totaal aantal aangiften van discriminatie. Er is juridisch een verschil tussen homodiscriminatie en antihomogeweld. Discriminatie is alleen strafbaar wanneer er sprake is van overtreding van bovengenoemde artikelen in het Wetboek van Strafrecht. Alle andere gevallen van belediging, uitschelden, en fysiek geweld vallen onder de zogenaamde “commune delicten met discriminatoire inslag”. Relevante artikelen in het Wetboek van Strafrecht in deze zijn: 141 Sr openlijke geweldpleging, 285 Sr bedreiging met geweld, 300 Sr mishandeling, 301 Sr mishandeling met voorbedachten rade, 302 Sr zware mishandeling, 303 Sr zware mishandeling met voorbedachten rade en 350 Sr vernieling. Worden deze commune delicten gepleegd met een discriminatoire achtergrond, dan dient dit in het requisitoir van het Openbaar Ministerie te worden benadrukt en als strafverzwarende omstandigheid in de eis te worden betrokken (verzwaring van 25%). In de Aanwijzing discriminatie van het College van procureurs-generaal vindt u meer informatie over de regels die gelden bij het vervolgen van discriminatie (bijlage 1). Indien een belanghebbende het niet eens is met een beslissing van het Openbaar Ministerie om niet tot vervolging over te gaan dan kan op basis van Artikel 12 Strafvordering een klacht worden ingediend bij het gerechtshof. Het Gerechtshof zal dan een oordeel uitspreken over de beslissing om niet tot vervolging over te gaan. Meer informatie over het strafrecht kunt u vinden op de website van het Bureau Discriminatiezaken: www.discriminatiezaken.nl
2.3 Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) Nederland kent de Algemene Wet Gelijke Behandeling waarin hetero- of homoseksuele gerichtheid als grond is opgenomen. Kort gezegd houdt deze wet in dat op de in deze wet genoemde gronden (waaronder hetero- of homoseksuele gerichtheid) geen onderscheid gemaakt mag worden, op het gebied van:
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
• • •
de arbeidsmarkt (bij arbeidsbemiddeling, het aangaan van een arbeidsverhouding, arbeidsvoorwaarden en omstandigheden, enzovoorts); het aanbieden van goederen en diensten (detailhandel, financiële dienstverlening, enzovoorts); het geven van loopbaanoriëntatie en advies of voorlichting over school- of beroepskeuze.
In het eerste artikel van de Algemene Wet Gelijke Behandeling staat beschreven dat er sprake kan zijn van direct en indirect onderscheid. De wet verbiedt zowel direct als indirect onderscheid. Direct onderscheid betekent dat iemand op grond van bijvoorbeeld zijn of haar ras, nationaliteit of godsdienst wordt uitgesloten of achtergesteld in een bepaalde situatie. Bij indirect onderscheid is het onderscheid op het eerste gezicht niet aanwezig, echter een persoon of groep wordt toch door een ogenschijnlijk neutrale eis uitgesloten of achtergesteld. Echter niet ieder onderscheid is verboden.
Direct onderscheid Direct onderscheid mag alleen als er sprake is van een in de wet opgenomen uitzondering. Zo mogen politieke partijen medewerkers selecteren op politieke voorkeur en kunnen functies soms ras- of geslachtsbepaald zijn. Een omstreden onderdeel in de Algemene Wet Gelijke Behandeling is dat aan instellingen op godsdienstige, levensbeschouwelijke en politieke grondslag alsmede aan instellingen van bijzonder onderwijs de ruimte wordt geboden “om eisen te stellen over de vervulling van een functie, die, gelet op het doel van de instelling, nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag, waarbij deze eisen niet mogen leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.”
Indirect onderscheid Wanneer sprake is van zogenaamd indirect onderscheid – onderscheid waarbij een ogenschijnlijk neutraal criterium gebruikt wordt, dat echter een bepaalde groep in onevenredige mate treft – kan dit onderscheid ‘objectief gerechtvaardigd’ zijn. Hiertoe wordt dergelijk onderscheid door de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) aan drie criteria getoetst: • • •
het doel dient legitiem te zijn, dat wil zeggen voldoende zwaarwegend dan wel beantwoordend aan een werkelijke behoefte. Ook mag geen sprake zijn van een discriminerend oogmerk; het middel moet passend en noodzakelijk zijn. Een middel is passend indien het geschikt is om het doel te bereiken en noodzakelijk als het doel niet kan worden bereikt met een middel dat niet leidt tot onderscheid of minder bezwaarlijk is; het middel moet in een evenredige verhouding staat tot het doel; het moet proportioneel zijn.
Binnen de kaders van de wet en de toetsingscriteria die de CGB hanteert kunnen overigens toch behoorlijke verschillen van mening bestaan over wanneer een eis bijvoorbeeld ‘noodzakelijk’ of ‘proportioneel’ is.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Oordelen van de Commissie Gelijke Behandeling zijn niet juridisch bindend. Een oordeel van de CGB, waarbij wordt uitgesproken dat er sprake is van direct of indirect ongeoorloofd onderscheid, dient wel te worden meegenomen in een eventuele rechterlijke uitspraak. Indien de rechter tot een andere uitspraak komt dan het oordeel van de CGB, dient hij dit te motiveren. Meer informatie over de Algemene Wet Gelijke Behandeling kunt u vinden op de website van het Bureau Discriminatiezaken: www.discriminatiezaken.nl
2.4 Instanties Arbeidsinspectie De Arbeidsinspectie is onderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en ziet toe op de regels rondom werk zoals de Arbeidsomstandigheden wetgeving (Arbowet). In april 2009 heeft de Tweede Kamer een voorstel aangenomen om discriminatie in de Arbowet op te nemen: werkgevers krijgen de plicht om de risico’s van discriminatie op de werkvloer in kaart te brengen en zo nodig een preventieplan te maken. De Arbeidsinspectie moet toezicht houden op deze maatregelen. Op 30 juni 2009 is het voorstel ook door de Eerste Kamer aangenomen. • www.arbeidsinspectie.nl
Brancheorganisaties In Nederland zijn diverse brancheorganisaties die de mogelijkheid bieden om een klacht over discriminatie tegen een bedrijf aanhangig te kunnen maken. Meer informatie hierover kunt u verkrijgen bij het Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden. • 0800 – 321 86 86
Commissie Gelijke Behandeling De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) is door de wetgever ingesteld om toe te zien op de naleving van de gelijke behandelingswetgeving. De CGB is onafhankelijk en bevoegd om klachten over ongeoorloofd onderscheid te onderzoeken en er een oordeel over te vellen. Oordelen van de CGB zijn echter niet juridisch bindend. • www.cgb.nl
Nationale ombudsman De Nationale ombudsman onderzoekt gedragingen van de overheid. Het instituut is ingesteld om de burger een mogelijkheid te geven om klachten over de uitvoering van taken door de overheid voor te leggen aan een onafhankelijke en deskundige instantie. De Nationale ombudsman behandelt klachten over het handelen van de overheid tegenover burgers, maar geen klachten over wet- en regelgeving. • www.nationaleombudsman.nl
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Onderwijsinspectie De inspectie van het onderwijs is een toezichtorgaan van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW). Bij de inspectie werken vertrouwensinspecteurs die klachten in behandeling nemen over onder andere discriminatie, seksuele intimidatie, pesterijen en geweld. • www.onderwijsinspectie.nl
Openbaar Ministerie Het Openbaar Ministerie (OM) is het onderdeel van de rechterlijke macht dat ervoor moet zorgen dat strafbare feiten worden opgespoord en vervolgd. Wanneer iemand wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit, krijgt hij of zij met het OM te maken. Het OM is de enige instantie in Nederland die verdachten voor de strafrechter kan brengen. Het OM zorgt ervoor dat strafbare feiten worden opgespoord en vervolgd. Daarvoor wordt samengewerkt met de politie en andere opsporingsdiensten. De officier van justitie treedt op als vertegenwoordiger van het OM en leidt het opsporingsonderzoek. Het OM houdt ook toezicht op de goede uitvoering van het vonnis van rechters; boetes moeten worden betaald, gevangenisstraffen uitgezeten en taakstraffen goed uitgevoerd. • www.om.nl
Raad voor de Journalistiek De Raad voor de Journalistiek (RvdJ) is een onafhankelijke instantie, die klachten over journalistieke activiteiten behandelt. De Raad is een orgaan van zelfregulering voor de media. Mensen die menen dat hun belangen zijn geschaad en in bemiddeling weinig heil zien, kunnen zich tot de Raad wenden. Aan een procedure bij de Raad zijn geen kosten verbonden, maar de Raad kan geen sancties opleggen. • www.rvdj.nl
Rechtbanken Kantonrechter De kantonrechter behandelt civiele zaken en strafzaken (overtredingen). Civiele zaken zijn geschillen tussen burgers onderling, tussen bedrijven onderling of tussen burgers en bedrijven. Wanneer deze zaken gaan om een bedrag van € 5.000,- of minder worden ze behandeld door de kantonrechter. De kantonrechter behandelt ook alle arbeidszaken, huur- en pachtzaken zonder dat daar een financiële bovengrens aan is verbonden. Bij de kantonrechter kan in persoon zonder advocaat of zonder andere gemachtigde worden geprocedeerd. Bij een bedrag boven de € 5.000, - komt de zaak voor bij de gewone civiele rechter van de rechtbank. Dan moet men een advocaat inschakelen. • www.rechtspraak.nl/Naar+de+rechter/De+kantonrechter Strafrechter De strafrechter beoordeelt of iemand een strafbaar feit heeft gepleegd en daarvoor gestraft moet worden. Als het om relatief lichte feiten gaat waarop maximaal één jaar gevangenisstraf staat, behandelt één rechter de zaak, de politierechter. Zwaardere zaken worden behandeld door drie rechters. • www.rechtspraak.nl/Naar+de+rechter/De+strafrechter
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Civiele rechter De civiele rechter wordt ook wel burgerlijk rechter genoemd. Hij behandelt zaken tussen twee partijen. Dat kunnen natuurlijke personen zijn, maar ook rechtspersonen zoals stichtingen en bedrijven. De zittingen bij de civiele rechter zijn in principe openbaar, dus toegankelijk voor publiek en pers. Zittingen van de kinderrechter en de meeste andere familiezaken worden achter gesloten deuren behandeld. Mensen die een zaak aan de civiele rechter willen voorleggen moeten daarvoor griffierechten betalen. Een ingewikkelde zaak wordt altijd door drie rechters behandeld. Dit wordt de meervoudige kamer genoemd. Minder gecompliceerde zaken worden door één rechter behandeld, de enkelvoudige kamer. • www.rechtspraak.nl/Naar+de+rechter/De+civiele+rechter Bestuursrechter De bestuursrechter behandelt zaken tussen de overheid en burgers of bedrijven. Hij behandelt ook conflicten tussen overheidsorganen onderling. Veel zaken waarmee de bestuursrechter te maken krijgt gaan over het milieu, ruimtelijke ordening en sociale zekerheid. Ook zaken met betrekking tot het vreemdelingenrecht en het ambtenarenrecht komen bij de bestuursrechter. • www.rechtspraak.nl/Naar+de+rechter/De+bestuursrechter
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
3 Homoseksualiteit en discriminatie
3.1 Achtergronden (On)zichtbaarheid Homoseksualiteit wordt in Nederland primair gezien als iets dat tot het privéleven behoort en in het publieke domein bij voorkeur niet geuit dient te worden. Door veel Nederlanders wordt bewust of onbewust van homoseksuelen meer terughoudendheid in het openbaar verwacht. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat homoseksualiteit in Nederland weliswaar breed geaccepteerd wordt, maar dat van homoseksuelen wel verwacht wordt dat zij zich zo ‘gewoon’ mogelijk gedragen. Daarom is een groot aantal homoseksuelen niet open over de eigen gerichtheid op werk, school of in de woonomgeving en passen zij hun gedrag aan de heersende maatschappelijke (heteroseksuele) norm aan. Een belangrijke rol speelt daarbij de angst voor negatieve reacties uit de omgeving. Gevolg hiervan is dat homoseksuelen niet of nauwelijks zichtbaar zijn in het publieke domein onder meer om mogelijke discriminatie vermijden. De onzichtbaarheid van homoseksuelen heeft tot gevolg dat homoseksuelen, die zich minder aanpassen en hun homoseksualiteit expliciet uitdragen, automatisch ook het meest zichtbaar zijn. Dit ‘afwijkende’ gedrag draagt vervolgens weer bij aan selectieve beeldvorming over homoseksualiteit en voedt het beeld dat alle homoseksuelen afwijkend zijn, wat negatieve beeldvorming tot gevolg kan hebben. Op deze manier ontstaat een vicieuze cirkel. Hoe meer in de beeldvorming het ‘afwijkend’ gedrag als norm wordt gezien, hoe groter de kans dat negatieve opvattingen over homoseksualiteit blijven bestaan of worden versterkt. Daarmee wordt de kans groter dat homoseksuelen met negatieve uitingen worden geconfronteerd. Voor velen zal dit een extra reden vormen om niet openlijk voor de eigen homoseksuele gevoelens uit te komen.
Homodiscriminatie Homodiscriminatie en daarmee samenhangend antihomoseksueel geweld wijken in uitingsvormen niet wezenlijk af van andere gronden van discriminatie. Verschil is wel dat homoseksuele gevoelens niet zichtbaar zijn zolang een persoon besluit er niet openlijk voor uit te komen. De kans om op grond van homoseksualiteit persoonlijk slachtoffer te worden van discriminatie is in dat geval een stuk kleiner. Dat sluit overigens niet uit dat discriminatie van andere homoseksuelen in een dergelijke situatie als zeer pijnlijk en bedreigend kan worden ervaren. Dit zal echter voor de omgeving veelal verborgen blijven. Overigens, ook als homoseksuelen niet openlijk voor hun gevoelens uitkomen, houdt dat niet automatisch bescherming in tegen discriminatie. Het komt geregeld voor dat de omgeving een
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
vermoeden heeft van mogelijke homoseksuele gevoelens. Als in een dergelijke situatie suggestieve grappen worden gemaakt of zich pestgedrag en discriminatie voordoen, wordt dit niet zelden genegeerd of ontkend door het slachtoffer. Het kan ook leiden tot het openlijk ontkennen van de eigen homoseksualiteit, het meelachen om grappen of het zelf maken van kwetsende opmerkingen over homoseksualiteit. Dit kan op termijn aanzienlijke psychische gevolgen hebben voor de persoon in kwestie.
Aard en omvang Homodiscriminatie manifesteert zich op verschillende manieren. Het meest in het oog springend zijn incidenten waarbij sprake is van geweld tegen homoseksuelen vanwege de seksuele gerichtheid. Antihomogeweld uit zich echter ook in verbale of fysieke belediging en bedreiging op straat of in de woonomgeving. Daarnaast zijn er meer sluipende vormen van homodiscriminatie zoals bijvoorbeeld pesterijtjes op de werkvloer en het niet aannemen van homoseksuelen voor een bepaalde functie. Veelal worden deze vormen van homodiscriminatie niet herkend en dus ook niet gemeld. Het is dan ook lastig om uitspraken te doen over de aard en omvang van de problematiek. Uit het belevingsonderzoek Buiten Beeld? dat het Bureau Discriminatiezaken in 2008 in samenwerking met het COC Haaglanden heeft verricht, blijkt wel dat veel homoseksuelen van mening zijn dat de eigen woonplaats in de afgelopen jaren onveiliger is geworden. Ook ervaart een groot aantal homoseksuelen meer intolerantie en discriminatie. Deze beleving stemt niet overeen met het aantal incidenten dat jaarlijks door het Bureau Discriminatiezaken wordt geregistreerd. Ook het aantal aangiften bij de politie van homodiscriminatie en geweld tegen homoseksuelen is relatief laag. Er lijkt dan ook sprake van een behoorlijke onderrapportage. Onderrapportage kan verschillende oorzaken hebben. Uit de praktijk blijkt dat ook homoseksuelen die wel openlijk uitkomen voor hun gevoelens het aan de kaak stellen van discriminerend gedrag veelal achterwege laten. Daar zijn verschillende verklaringen voor. De coming out brengt vaak al de nodige spanningen met zich mee. Extra spanningen die het indienen van een klacht over homodiscriminatie met zich mee kunnen brengen worden liever vermeden. De angst om nogmaals geconfronteerd te worden met negatieve uitingen naar aanleiding van een klacht of de angst voor victimisatie, is vaak groter dan de behoefte aan een rechtvaardige behandeling. Daarbij komt dat homoseksuelen zichzelf ook niet graag als slachtoffer van discriminatie zien en hierdoor wellicht incidenten negeren of bagatelliseren. Twijfel aan het nut van melden speelt ook een rol. Tot slot speelt ook onbekendheid met de mogelijkheden om homodiscriminatie aan te pakken een rol.
Beïnvloeding meldgedrag Het melden van discriminatie is echter het begin van de oplossing. Het aan de orde stellen van klachten over discriminatie leidt tot bewustwording en in veel gevallen tot gedragsverandering bij mensen en organisaties. Juridische grenzen worden in de praktijk zichtbaar gemaakt. Daarbij geldt: hoe vaker discriminatie wordt gemeld, hoe effectiever het kan worden bestreden en hoe scherper ook het beeld wordt waar en hoe discriminatie plaatsvindt. Daarom is het van belang om het meldgedrag van homoseksuelen te beïnvloeden via gerichte voorlichting en PR campagnes.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Naast een actieve opstelling van homoseksuelen die met discriminatie en geweld worden geconfronteerd, kunnen ook professionals die werkzaam zijn bij maatschappelijke instellingen en belangenorganisaties een belangrijke rol spelen in het zichtbaar maken en het daadwerkelijk aanpakken van homodiscriminatie. Hiervoor is het van belang dat signalen worden doorgegeven en personen met meldingen en klachten over discriminatie worden doorverwezen, naar het COC of het Bureau Discriminatiezaken. Voorwaarde hiervoor is dat homodiscriminatie ook als zodanig wordt herkend. Het zou goed zijn als iedere instelling hier intern bij stil staat om te bezien in hoeverre de eigen werkwijze een (onderliggend) signaal van homodiscriminatie oppakt. Het is immers een onderwerp waar het ‘slachtoffer’ zelf misschien niet zo snel over zal beginnen. Het kan echter wel aan de basis liggen of een rol spelen bij een ander of groter conflict/probleem waar het ‘slachtoffer’ bij professionals mee aanklopt.
3.2 Herkennen en signaleren Het herkennen van discriminatie blijkt vaak moeilijk te zijn. Veel gevallen van discriminatie betreffen situaties waarin personen individueel geëvalueerd worden – zoals bij een sollicitatie – en slachtoffers van discriminatie kunnen daardoor zeer op zichzelf en hun eigen gebreken gericht zijn. Slachtoffers herkennen discriminatie vaak ook niet door gebrekkige informatievoorziening. Ze hebben veelal alleen informatie over individuele gevallen van discriminatie (bijvoorbeeld zichzelf). Stel je bent homoseksueel en hebt gesolliciteerd op een baan waarvoor je jezelf geschikt acht. Vervolgens hoor je dat je bent afgewezen maar je weet niet waarom. Had je misschien toch niet de juiste kwaliteiten voor deze baan of ben je slachtoffer van vooroordelen en discriminatie? Het herkennen van dergelijke vormen van discriminatie vereist dat men van een groter aantal groepsleden weet dat zij eveneens anders behandeld zijn dan leden van de nietgediscrimineerde groep. Deze informatie is uiteraard niet altijd beschikbaar en het herkennen van discriminatie vereist dan ook vaak dat men op zoek gaat naar aanvullende informatie. In de praktijk gebeurt dit veelal niet waardoor het vermoeden van discriminatie kan blijven bestaan. De gevolgen van het vermoeden of de ervaring structureel slachtoffer te zijn van discriminatie kunnen aanzienlijk zijn. Het heeft negatieve gevolgen voor het psychisch welzijn omdat het bestaansmiddelen bedreigt zoals het verkrijgen van een baan, maar ook omdat het invloed heeft op de basale behoefte van mensen om de wereld als eerlijk en rechtvaardig te kunnen zien. Wanneer iemand systematisch ongelijke behandeling of uitsluiting ervaart, is het moeilijk om de samenleving nog als eerlijk en rechtvaardig te zien en je er aan te committeren. Immers, als je weet dat je in deze samenleving op dagelijkse basis onrechtvaardig behandeld wordt, waarom zou je dan nog moeite doen om er bij te horen? Met andere woorden, op de lange termijn kan het ervaren van structurele discriminatie leiden tot terugtrekking uit de samenleving. Dit kan leiden tot een vicieuze cirkel. Des te minder leden van gestigmatiseerde groepen actief deelnemen aan de samenleving, des te groter de kans dat zij negatief behandeld en/of gediscrimineerd worden.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
3.3 Praktijkvoorbeelden Discriminatie van homoseksuelen kan zich op verschillende maatschappelijke terreinen voordoen. De meest terreinen waar de meeste geregistreerde klachten betrekking op hebben zijn buurt/wijk, de publieke ruimte, de publieke en politieke opinie, collectieve voorzieningen en de arbeidsmarkt. Bij klachten over discriminatie in de buurt of wijk waar mensen wonen, kan het bijvoorbeeld gaan om kleine maar hardnekkige pesterijen door buren. Zo meldt een lesbische vrouw bij het Bureau Discriminatiezaken dat zij en haar partner voortdurend worden gepest door een buurvrouw. De buurvrouw gooit geregeld sigarettenpeuken in de tuin van de vrouw en gebruikt in een briefje aan de melder en haar partner de aanhef ‘geachte heren’. Het kan echter ook aanzienlijk verder gaan zoals blijkt uit een klacht van een homoseksuele man die meldt dat hij door zijn buurvrouw bij voortduring wordt uitgescholden op grond van zijn seksuele gerichtheid. Het gaat om uitlatingen als “kanker homofiel” en “alle homofielen moeten worden opgehangen”. Ook in de publieke ruimte worden homoseksuelen geregeld geconfronteerd met discriminerende uitingen en bedreigingen. Een voorbeeld hiervan is een homoseksuele man die op een zaterdagavond met zijn partner over straat loopt wanneer een stuk of zes jongeren van ongeveer zestien tot achttien jaar oud, de mannen beledigende en dreigende taal toevoegen (“vuile teringflikkers”, “holnaaiers”, “jullie moeten dood”, “tyfusflikkers”). De man en zijn partner negeren de scheldkanonnade en verlaten de straat. Zij hebben echter sterk het gevoel, dat als zij iets terug gezegd hadden of niet snel genoeg waren doorgelopen, de mondelinge agressie zou zijn overgegaan in fysiek geweld. Klachten over politieke en publieke uitingen gaan meestal over het wegzetten van homoseksualiteit als een ziekte die bestreden moet worden. Veelal zijn dergelijk uitingen religieus gemotiveerd. Klachten over collectieve voorzieningen hebben bijvoorbeeld betrekking op uitsluiting van dienstverlening. Zo meldde een lesbische vrouw met een kinderwens, die in verband met een vruchtbaarheidsprobleem bij verschillende klinieken geïnformeerd heeft of zij haar kunnen helpen, dat één kliniek haar uitsloot omdat ze lesbisch is. In het antwoord dat ze op haar verzoek kreeg, stelde de kliniek dat de behandeling die mogelijk nodig zou zijn, niet geboden wordt aan lesbische vrouwen. Als het gaat om de arbeidsmarkt kan gedacht worden aan zaken als (aanhoudend) ziekteverzuim, conflicten op de werkvloer of klachten over promotiekansen. Het is zeer goed denkbaar dat hierbij sprake is van discriminatie als een onderliggend probleem. Zo kan aanhoudend pestgedrag op de werkvloer leiden tot psychische klachten met bijvoorbeeld ziekteverzuim en disfunctioneren als gevolg. Het komt geregeld voor dat in dergelijk situaties de oorzaak hiervan bij het slachtoffer wordt gelegd. Een voorbeeld hiervan is een homoseksuele man die werkzaam is als postbode. Op de werkvloer worden door collegae opmerkingen over homoseksualiteit in het algemeen gemaakt en ook tegen de man persoonlijk. Zijn leidinggevenden nemen zijn
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
klachten hierover niet serieus en gedogen de situatie. De man belandt hierdoor in de ziektewet. Na een ziekteperiode wordt de arbeidsovereenkomst uiteindelijk beëindigd. Zijn klachten komen aan het licht als de man zich tot het Bureau Discriminatiezaken wendt. Zijn zaak wordt vervolgens voorgelegd aan de Commissie gelijke behandeling en de man wordt in het gelijk gesteld. Het ontslag kan echter niet meer worden teruggedraaid. Tijdige herkenning van de klacht en een adequate reactie hier op hadden dit wellicht kunnen voorkomen. Pestgedrag, impliciete en expliciete beledigingen en andere vormen van onheuse bejegening kunnen ook leiden tot conflicten op de werkvloer. Ook in dit soort situaties komt het geregeld voor dat het slachtoffer als de veroorzaker van het conflict wordt aangewezen. Niet zelden leidt dit ertoe dat het slachtoffer uiteindelijk in de ziektewet belandt of wordt ontslagen.
3.4 Professionele reflectie Uit diverse studies komt naar voren dat circa zes procent van de bevolking homoseksueel is. Het valt niet met zekerheid te zeggen of deze cijfers een juiste weergave zijn van de werkelijkheid. Wel geeft het aan dat er een reële mogelijkheid is dat u in een hulpverleningssituatie met vraagstukken te maken krijgt in relatie tot homoseksualiteit en discriminatie. In het algemeen is het in hulpverleningscontacten van belang dat u zich als professional bewust bent van uw persoonlijke opinies, ervaringen en waarden ook wat betreft homoseksualiteit. Als u zich onvoldoende bewust bent van uw eigen opvattingen is de kans groot dat dit nadelig doorwerkt in de professionele relatie met uw cliënt. Een impliciete morele afkeur of een voorbehoud ten aanzien van homoseksualiteit kan uw professionele relatie nadelig beïnvloeden en in het ongunstigste geval een blokkade opwerpen in de contacten met uw cliënt. Voor het kunnen herkennen van homodiscriminatie is het van belang dat u als professional homoseksualiteit in elk geval open tegemoet treedt, bijvoorbeeld door het doorvragen indien u vermoedt dat het een rol zou kunnen spelen in de hulpvraag of klacht. In veel situaties zullen homoseksuelen mogelijke discriminatie zelf niet aan de orde stellen. In situaties waarin homoseksuelen wel expliciet kenbaar maken dat er mogelijk sprake is van discriminatie is het van belang dit serieus te nemen. Ook als het situaties betreft waarin u zelf niet direct een discriminatieaspect kunt herkennen. Het niet serieus nemen van klachten over discriminatie blijkt een minstens zo negatieve uitwerking te hebben als de ervaren discriminatie zelf. Het is wel zaak daarbij rekening te houden met het feit dat voor nogal wat mensen het erg gevoelig ligt om door anderen bestempeld te worden als homoseksueel. Daarnaast kan het toegeven van de homoseksuele gerichtheid consequenties hebben voor het slachtoffer. Consequenties richting ouders, familie, werk, school, woonomgeving. Binnen bepaalde etnische of religieuze groepen kan het leiden tot een grotere kans op discriminatie. Het kan in sommige situaties wenselijk zijn om in eerste instantie homoseksualiteit dan ook niet expliciet te benoemen. Het is uiteindelijk aan de cliënt om te besluiten of hij of zij zich kenbaar wil maken als homoseksueel die met discriminatie is geconfronteerd.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Het scheppen, door u als professional, van een veilige omgeving waar ruimte is voor flexibele identiteiten kan zeer waardevol zijn in het contact met homoseksuele cliënten. Deze zullen zich minder bekeken voelen en mogelijk daarom minder terughoudend zijn in het benoemen van incidenten die als vorm van homodiscriminatie kunnen worden aangeduid. Het COC en het Bureau Discriminatiezaken kunnen uw organisatie of instelling daarbij van dienst zijn door bijvoorbeeld het verzorgen van voorlichting, workshops en trainingen.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
4 Werkwijze Bureau Discriminatiezaken, COC en Politie In dit hoofdstuk vindt u de beschrijving van de werkwijze van de organisaties die in Den Haag in de eerste plaats zijn belast met het behandelen van klachten over homodiscriminatie en antihomogeweld. Dat zijn het COC Haaglanden, het Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden en Politie Haaglanden. Personen die met discriminatie of antihomogeweld zijn geconfronteerd kunnen naar deze organisaties worden doorverwezen. Als het gaat om de handhaving van de openbare orde en veiligheid is vanzelfsprekend de politie de eerst aangewezen organisatie. In geval van homodiscriminatie of antihomogeweld kunt u uw cliënt adviseren hierover aangifte te doen bij de politie. Daarbij kan uw cliënt worden ondersteund door het COC of het Bureau Discriminatiezaken. Ook indien uw cliënt geen aangifte wil doen, maar een andere oplossing zoekt dan kunt u uw cliënt, afhankelijk van zijn of haar wens, doorverwijzen naar het COC of het Bureau Discriminatiezaken. Het kan ook zijn dat uw cliënt afziet van verdere stappen. In dat geval is wel van belang dat het signaal niet verloren gaat en gemeld wordt bij het COC en het Bureau Discriminatiezaken. Het COC, het Bureau Discriminatiezaken en de politie werken nauw samen bij de bestrijding van homodiscriminatie en antihomogeweld. Dit komt onder meer tot uitdrukking in het Regionaal Discriminatie Overleg van het Openbaar Ministerie, politie, het Bureau Discriminatiezaken en vertegenwoordigers van gemeenten uit de regio Haaglanden. In dit overleg wordt onder meer de voortgang van aangiften besproken aan de hand van een overzicht van alle aangiften van discriminatie. Ook is er aandacht voor structurele patronen die beleidsmatige interventie vragen. Het Bureau Discriminatiezaken stelt op dit overleg ook namens het COC kwesties aan de orde.
4.1 COC Haaglanden Meldingen bij het COC Haaglanden Voor homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuele mannen en vrouwen, hun partners, familieleden en vrienden van alle leeftijden en uit alle culturen biedt het COC psychosociale hulpverlening. Hier kan uw cliënt terecht met vragen rondom specifieke thema’s over het lesbisch, homo- en biseksueel bestaan, onder andere coming-out, coming-in, religie, kinderen, relatie, homoseksualiteit binnen een heterorelatie en dergelijke. Deze hulpverlening kan bestaan uit kortdurende hulpverlening in individuele-, relatie- of groepsgesprekken. Het Maatschappelijk Werk COC Haaglanden biedt geen materiële en financiële hulpverlening en verschilt hierin van het reguliere Maatschappelijk Werk.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Een melding bij COC Haaglanden resulteert meestal in een persoonlijk gesprek met de maatschappelijk werker. Naar aanleiding van dat gesprek wordt in overleg met de cliënt de vervolgroute besproken en gepland. Indien sprake is van discriminatie wordt de melding in ieder geval doorgegeven aan Bureau Discriminatiezaken. Dit kan desgewenst anoniem. Het COC kan, indien de cliënt om bepaalde redenen geen vervolgstappen wil nemen, zelf een zaak oppakken en als belangenbehartiger de rol van melder en/of aangever bij de politie (voor zover dit juridisch haalbaar is) op zich te nemen.
Registratie Indien uw cliënt aangeeft het gevoel te hebben dat er sprake van discriminatie is het belangrijk dit in elk geval te melden bij COC Haaglanden. Het gaat hierbij niet alleen om concreet aantoonbare feiten van discriminatie en/of geweld en ongewenst gedrag, maar ook om de ervaring gediscrimineerd of uitgesloten te zijn. Als belangenorganisatie van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgenders is het voor het COC van groot belang dat alle vormen van dreiging, uitschelden, discriminatie, intimidatie en geweld worden gemeld. Zo komt in beeld in welke mate dit voorkomt. Ook wanneer er twijfel aanwezig is bij de cliënt of wat hij of zij meegemaakt heeft wel onder de noemer discriminatie te plaatsen is, is het melden van groot belang.
Stroomschema meldingen COC Haaglanden Melding bij COC Haaglanden Intakegesprek / diagnose
Doorverwijzing
Vervolgtraject ondersteuning
Intern / extern traject
Beleid / acties
Registratie / afronding Monitor
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
4.2 Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden Meldingen en klachten bij het Bureau Discriminatiezaken U kunt als professional de keuze maken een zaak voor te leggen en te verwijzen naar het Bureau Discriminatiezaken. U kunt uw cliënt doorverwijzen, maar u kunt ook zelf contact opnemen met een van de consulenten van het Bureau Discriminatiezaken om te bespreken welke mogelijkheden er voor uw cliënt openstaan wanneer hij of zij geconfronteerd is met discriminatie. De klachtenbehandeling door het Bureau Discriminatiezaken houdt in de eerste plaats in dat er naar de persoon die discriminatie ervaren heeft, geluisterd wordt. De praktijk leert dat het voor veel mensen van groot belang is dat hen een luisterend oor geboden wordt en dat hun verhaal serieus genomen wordt. Het Bureau Discriminatiezaken geeft na een eerste contact de melder een advies over hoe hij of zij verder zou kunnen met zijn of haar ervaring. In gevallen waar het gegeven advies of de verstrekte informatie de cliënt onvoldoende mogelijkheden biedt om zelf met de zaak verder te kunnen, staan er meerdere wegen open. Er kan worden gekozen voor een traject waarbij aandacht is voor het weerbaar maken van de cliënt die discriminatie of uitsluiting heeft ervaren. Hierbij worden meerdere gesprekken gevoerd met de betrokkene waar mogelijkheden om met de situatie om te gaan worden doorgenomen en handvatten aangereikt worden. Een klacht kan ook een meer formele procedure volgen. Wat er met de klacht of melding gebeurt, is afhankelijk van verschillende factoren. Allereerst zal bekeken worden of er voldoende aanknopingspunten zijn om een vermoeden van discriminatie te rechtvaardigen. Hiervoor is het belangrijk dat uw cliënt zoveel mogelijk gegevens of documenten verzamelt om zijn of haar discriminatie-ervaring te onderbouwen. De ervaring wordt door het Bureau Discriminatiezaken ook bekeken in het licht van het juridisch kader van de gelijke behandelingswetgeving en het strafrecht. In hoofdstuk 2 van deze handleiding kunt u meer lezen over deze wetgeving. Als een klacht of melding in het wettelijk kader te plaatsen is en uw cliënt wil vervolg geven aan de klacht, zal de klachtenprocedure worden gevolgd bij het Bureau Discriminatiezaken. Het uitgangspunt is hierbij om zo mogelijk de verhoudingen tussen partijen te herstellen en komt in de praktijk neer op hoor en wederhoor. De klacht wordt aan de aangeklaagde partij voorgelegd voor een reactie. Afhankelijk van deze reactie wordt, in overleg met de betrokkene(n), bepaald of en zo ja welk vervolgtraject ingegaan wordt. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een bemiddelingsgesprek tussen uw cliënt en de andere partij. Leidt bemiddeling niet tot het gewenste resultaat, bijvoorbeeld omdat er geen (bevredigende) reactie of gesprek volgt en uw cliënt geen genoegen mee neemt om op dit punt het dossier te sluiten, kan voor het in gang zetten van een vervolgprocedure gekozen worden. De zaak wordt
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
dan bijvoorbeeld voor een principieel oordeel aan de Commissie Gelijke Behandeling voorgelegd of aan een andere instantie zoals de Nationale Ombudsman of de Raad voor de Journalistiek, afhankelijk van de klacht in kwestie. U kunt in hoofdstuk 2 meer over deze instanties lezen. In bepaalde gevallen kan ook worden gekozen voor het doen van aangifte bij de politie. Of dit tot de mogelijkheden behoort in de zaak van uw cliënt kan de consulent van het Bureau Discriminatiezaken voor u en uw cliënt nagaan. De consulent van het Bureau Discriminatiezaken kan uw cliënt vervolgens ondersteunen bij het doen van aangifte. Zo mogelijk en indien dit vanuit cliënt wenselijk is, wordt een afspraak gemaakt met het politiebureau en gaat de consulent mee met cliënt. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat de aangifte van discriminatie goed wordt opgenomen en degene die discriminatie heeft ervaren zich serieus genomen weet. Het Bureau Discriminatiezaken kan ook ondersteuning bieden bij het vervolg van het strafrechtelijke traject. Dat houdt in dat de voortgang van de aangifte en het besluit van het Openbaar Ministerie om al dan niet tot vervolging over te gaan wordt gevolgd en een cliënt wordt bijgestaan wanneer de procedure daar aanleiding toe geeft.
Registratie Een deel van de klachten die bij het Bureau Discriminatiezaken binnen komen wordt alleen geregistreerd. Dit betreft klachten die om wat voor reden dan ook niet behandeld kunnen worden. Bijvoorbeeld omdat de melder anoniem wil blijven of geen klachttraject wil, veelal uit vrees voor represailles, ook al is victimisatie (het nadeel ondervinden van klagen over discriminatie) bij wet verboden. Registratie van dergelijke meldingen is echter wel van belang omdat dit aanknopingspunten kan bieden voor een beleidsmatige aanpak van een structureel probleem.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Stroomschema meldingen en klachten Bureau Discriminatiezaken Melding / klacht
Eerste contact / intakegesprek
Luisterend oor
Informatie / advies
Vooronderzoek / diagnose
Doorverwijzing
Structurele aanpak
Individuele ondersteuning
Vervolgonderzoek
Empowerment
Voorlichting / training / projecten
Bemiddeling
Beleidsadvisering
Formele procedure
Registratie / evaluatie, documentatie
Monitor
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
4.3 Politie Haaglanden Aangiften bij Politie Haaglanden Indien uw cliënt meent gediscrimineerd te zijn of slachtoffer is van antihomogeweld, kunt u hem of haar adviseren hiervan aangifte te doen bij de politie. Aangifte wordt gedaan op het politiebureau, liefst in de buurt waar het voorval zich heeft voorgedaan. Het is wenselijk dit zo spoedig mogelijk te doen. De aangifte wordt opgenomen door een politiefunctionaris. De politie is verplicht de aangifte op te nemen. Dit staat in de wet en in een richtlijn die is opgesteld door het Openbaar Ministerie. In deze richtlijn staan regels over de opsporing en vervolging van discriminatiezaken (zie bijlage 1). Het is denkbaar dat het druk is op het politiebureau waardoor uw cliënt lang moet wachten. Het is daarom raadzaam dat uw cliënt van te voren een afspraak maakt. U of uw cliënt kan uiteraard ook tevoren al contact opnemen om te bezien of het verstandig is om direct al een aparte afspraak te maken. Op het politiebureau geeft uw cliënt te kennen aangifte te willen doen van discriminatie en vertelt precies wat er gebeurd is. Belangrijk is dat uw cliënt verwoord waarom hij of zij vindt dat er sprake is van discriminatie. Het Bureau Discriminatiezaken kan uw cliënt hierbij ondersteunen. Het kan zijn dat de aangifte hoofdzakelijk betrekking heeft op bijvoorbeeld mishandeling of een ander strafbaar feit en dat discriminatie hier een rol bij speelt. Het is van belang dat uw cliënt er in dat geval op toeziet dat het discriminatieaspect expliciet in de aangifte wordt opgenomen. Wijs uw cliënt er ook op dat de aangifte door hem of haar moet worden ondertekend. De politie hanteert speciale registratiecodes om discriminatie en homogerelateerd geweld goed te registreren. Bij aangifte tegen een persoon, organisatie of instelling is het van belang bewijzen te hebben. Dit zijn onder andere verklaringen van ooggetuigen, beeldopnamen en bewijs op papier. Het is raadzaam dat uw cliënt het bewijs meteen aan de politie overhandigt of het bestaan daarvan meldt. De politie heeft de taak onderzoek in te stellen naar de aangifte en bewijs te vergaren, eventueel op de plaats van het gebeuren. Uw cliënt kan als aangever van discriminatie bij de politie om het proces-verbaalnummer vragen en een kopie van de aangifte. Daar heeft uw cliënt als aangever altijd recht op. Zo is duidelijk wat is opgetekend. Adviseer uw cliënt het proces-verbaal goed door te lezen, zodat hij of zij weet waar de handtekening onder wordt geplaatst. Indien uw cliënt het niet eens is met de inhoud van het proces-verbaal kan gevraagd worden om dit te wijzigen voordat het wordt ondertekend. Tijdens de aangifte kan uw cliënt vragen in contact te komen met slachtofferhulp voor morele ondersteuning. Uw cliënt kan ook aangeven of hij of zij in het strafproces, als benadeelde partij, (im)materiële schade wil verhalen op de verdachte. De politie stelt een onderzoek in naar de aangifte van uw cliënt en overlegt in voorkomende gevallen met de officier van justitie over het opsporingsonderzoek. Na afronding van het onderzoek wordt het proces-verbaal naar het Openbaar Ministerie gestuurd. De officier van justitie beslist over de vervolging van de verdachte. Indien de officier tot vervolging over gaat, zal de
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
rechter een uitspraak over de zaak doen. Wanneer de officier van justitie besluit de zaak van uw cliënt niet aan de rechter voor te leggen, kan deze overwegen bezwaar aan te tekenen (op grond van art. 12 Sv).
Stroomschema aangiften Politie Haaglanden Aangifte bij de politie Hier wordt u aangeboden om: • Een schadeformulier in te vullen • Of u op de hoogte gehouden wil worden van het onderzoek • Of u hulp wilt van Slachtofferhulp Onderzoek gelukt
Onderzoek niet gelukt De reden dat een onderzoek niet is gelukt is bijvoorbeeld wanneer er niemand als verdachte is aan te merken.
Verdachte wordt verhoord Schadebemiddeling bij de politie Door de politie wordt geprobeerd om de schade door de verdachte te laten betalen. Immateriële schade wordt hier niet meegenomen. Verder onderzoek bij het OM Het OM neemt de beslissing of de verdachte wordt vervolgd Verdachte wordt vervolgd
Verdachte wordt niet vervolgd
Het OM besluit om de verdachte niet te vervolgen Dit heet een sepot. De beslissing om een zaak te seponeren kan meerdere redenen hebben.
Voegingsformulier Als de schadebemiddeling bij de politie niet is gelukt, probeert het OM de verdachte de schade te laten betalen. Om dit te doen is het nodig dat u het voegingsformulier invult.
Het OM stuurt een sepot brief naar het slachtoffer ter informatie over het sepot
Er wordt geprobeerd de schade te verhalen door de afdeling schadebemiddeling
Er wordt door het gerechtshof gekeken of het OM terecht heeft besloten om te seponeren Als het Hof besluit dat het sepot onterecht was, dan krijgt het OM de opdracht de verdachte als nog te vervolgen.
In ernstige zaken krijgt u het aanbod van het OM om gebruik te maken van het spreekrecht of om een schriftelijke slachtofferverklaring te laten opmaken
Als u het niet eens bent met het sepot, dan kunt u in beroep. Dit heet beklag.
De verdachte krijgt een dagvaarding De rechtszaak Het slachtoffer wordt geïnformeerd over de zitting Bij bepaalde zaken krijgt het slachtoffer spreekrecht aangeboden. Dit geldt niet voor iedereen. De rechter doet uitspraak en kan een schadevergoedingsmaatregel opleggen. Ook hierover wordt het slachtoffer geïnformeerd
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
Het grijze vak geeft aan dat het slachtoffer zelf actie kan ondernemen
handleiding voor professionals
5 Monitoring Hoewel het niet altijd makkelijk is om homodiscriminatie te herkennen, is het wel van belang er alert op te zijn en signalen in elk geval vast te leggen. Dit kan inzicht verschaffen in de aard en omvang van discriminatie en kan ook structurele vormen van discriminatie aan het licht brengen. Hierdoor kunnen overheden en organisaties worden voorzien van advies om discriminatie te voorkomen en te bestrijden. In dit hoofdstuk wordt daarom stilgestaan bij het belang van registratie en monitoring van signalen en concrete ervaringen. Politie Haaglanden en het Bureau Discriminatiezaken spelen hierin een centrale rol. De politie registreert alle aangiften van discriminatie. Soms gebeurt dit in de vorm van een mutatie. Een mutatie is een registratie in een politieregistratiesysteem van een melding of een aangifte van een incident of (vermoedelijk) strafbaar feit. Ook interventies worden door de politie als mutaties aan het informatiesysteem toegevoegd. Alle mutaties en aangiften van de politie met betrekking tot discriminatie worden uiteindelijk ook (geanonimiseerd) opgenomen in het registratiesysteem van het Bureau Discriminatiezaken. Het Bureau Discriminatiezaken registreert alle meldingen en klachten van discriminatie die onder de aandacht worden gebracht in een hiertoe speciaal ontwikkeld geautomatiseerd systeem. De meeste meldingen en klachten hebben betrekking op incidenten waar geen aangifte van wordt gedaan bij de politie, maar waar voor een andere wijze van behandeling wordt gekozen. Hierover kunt u meer lezen in hoofdstuk 4. Ook klachten over discriminatoire graffiti die bij het Meldpunt Graffiti van Gemeente Den Haag gemeld worden, worden (geanonimiseerd) opgenomen in het registratiesysteem van het Bureau Discriminatiezaken. Door meldingen van discriminatie die bij verschillende instanties geregistreerd worden, in één systeem samen te voegen wordt versnippering van gegevens tegengegaan en wordt een zo volledig mogelijk zicht verkregen op de aard en omvang van discriminatie. Het is daarom wenselijk dat zoveel mogelijk organisaties die te maken krijgen van klachten over de discriminatie, deze vastleggen ten behoeve van de centrale registratie. De gegevens van de politie en het Meldpunt Graffiti worden, alvorens deze in het systeem van het Bureau Discriminatiezaken opgenomen worden, gecontroleerd om een eenduidige registratiesystematiek te garanderen en te voorkomen dat incidenten die bij meerdere instanties gemeld zijn, meer dan één keer in de uiteindelijke cijfers terecht komen. In de praktijk blijken overigens nauwelijks incidenten bij meerdere instanties gemeld te worden.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Belangrijk is dat een incident in elk geval in de registratie terecht komt, ook als het slachtoffer geen verdere stappen wil ondernemen. Op deze wijze kunnen de aard en omvang van homodiscriminatie beter in beeld worden gebracht. Ook al zijn er geen directe klachten, bij voldoende geregistreerde signalen kan wel actie ondernomen worden. Deze signalen kunnen leiden tot extra aandacht van bijvoorbeeld de politie op plaatsen waar homoseksuelen zich niet veilig voelen of voorlichtingen bij organisaties waar zich homofoob gedrag of uitingen van homodiscriminatie hebben voorgedaan. Het is erg belangrijk dat deze signalen goed worden geregistreerd en (geanonimiseerd) worden aangeleverd aan het Bureau Discriminatiezaken. Dit kan via uw eigen registratiesysteem, maar ook via een hiertoe ontwikkeld format in Excel. In dit format kunt u meldingen van discriminatie opnemen en periodiek aan het Bureau Discriminatiezaken aanleveren, zodat deze meldingen ook in het totaaloverzicht worden opgenomen. Om zorgvuldige en eenduidige registratie te kunnen garanderen is wel een minimum aan gegevens nodig. Meer over dit format en de wijze waarop dit gebruikt dient te worden leest u in de handleiding (bijlage 2).
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
6. Discriminatie melden in de praktijk In dit hoofdstuk worden aan de hand van praktijkvoorbeelden situaties beschreven die zich voor kunnen doen en welke mogelijkheden er zijn voor u en uw cliënt om actie te ondernemen tegen de ervaren discriminatie. Bij de voorbeelden wordt de weg uitgestippeld voor Bart, Karolien en Hanneke en Ali; als het ware maken deze cliënten een wandeling langs de procedures om duidelijkheid te krijgen wat de mogelijkheden voor hulp- en dienstverlening in hun zaak zijn. Uiteraard zijn dit beknopte beschrijvingen van de procedures, bedoeld om u een idee te geven van de opties. Op andere plekken in deze handleiding wordt uitgebreider ingegaan op specifieke trajecten. Ook kunt u op de websites van de genoemde instanties terecht voor meer informatie.
COC Haaglanden www.cochaaglanden.nl 070-3644888
Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden www.bureaudiscriminatiezaken.nl 0800-3218686
Politie Haaglanden www.politiehaaglanden.nl 0900-8844
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Voorbeeld 1: Dit is Bart. Casus Bart is een drieënvijftigjarige homoseksuele man. Hij is echter getrouwd met een vrouw, ze hebben twee kinderen. Bart is manager bij een groot warenhuis in de binnenstad van Den Haag. Bart lijdt een dubbelleven. Binnen zijn gezin en op zijn werk is niemand op de hoogte van zijn homoseksualiteit. Om uiting te kunnen geven aan zijn seksuele gevoelens bezoekt hij geregeld de Homo Ontmoetings Plaats in de Scheveningse Bosjes. Onlangs is Bart hier in elkaar geslagen en uitgescholden voor ‘gore flikker’, door een aantal jongens, dat zich in eerste instantie voordeed als bezoeker van de HOP. Bart weet niet goed wat hij met deze situatie aan moet. Hij is bang voor de gevolgen voor zijn gezin en werk als hij nu actie onderneemt. Hij meldt zich bij het Algemeen Maatschappelijk Werk. Hij wil graag advies en ondersteuning omdat hij zich na deze ervaring erg onprettig heeft gevoeld en niet weet wat hij zijn vrouw moet vertellen. Daarnaast wil hij eigenlijk ook graag aangifte doen van de mishandeling. Hij voelt zich onrechtvaardig behandeld en wil hier iets mee doen.
Mogelijkheden U als Maatschappelijk Werker luistert uiteraard naar het verhaal van Bart. U hebt na het eerste gesprek gezien dat er verschillende kanten zitten aan dit verhaal. Allereerst worstelt Bart met zijn homoseksualiteit binnen zijn heterorelatie. Hij probeert een vorm te vinden voor het uiten van zijn gevoel en bezoekt hiertoe de HOP. Omdat zich nu een situatie heeft voorgedaan, waar hij het met zijn vrouw over wil hebben, is hij flink in de war. Als hij vertelt wat er is gebeurd, zal er zoveel naar boven komen waarvan hij de gevolgen niet kan overzien, dat hij helemaal klem zit in zijn gevoel. Voor dit aspect van de zaak is er de mogelijkheid Bart door te verwijzen naar het Maatschappelijk Werk van het COC. Hier zit een Maatschappelijk Werker die Bart kan begeleiden in het proces waar hij nu in zit binnen zijn huwelijk en wellicht met het gegeven dat hij aan zijn vrouw zal vertellen dat hij homoseksueel is. Dit is een zeer specifieke hulpvraag, waar het COC voor is toegerust. Daarnaast is er in deze zaak het aspect van de mishandeling. Hiervan kan Bart uiteraard aangifte doen bij de politie. Omdat het in deze zaak gaat om geweld met een discriminatoire achtergrond en het is gebeurd op een HOP kan het Bureau Discriminatiezaken Bart hierbij ondersteunen. Een consulent van het Bureau Discriminatiezaken kan met Bart bekijken of hij aangifte kan doen
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
bij het dichtstbijzijnde politiebureau. De consulent zal hiervoor een afspraak maken. Het is uiteraard goed als Bart zo duidelijk mogelijk kan weergeven hoe de daders er uit zien. Omdat de jongens onbekenden waren voor Bart, is het voorstelbaar dat de daders niet gevonden worden. Het is echter erg belangrijk dat Bart wel aangifte doet, zodat ook de politie van de situatie op de hoogte is. De politie kan hierdoor ook beter in de gaten houden wat er speelt rondom de HOP en hier eventueel ook meer mensen inzetten. De politie zal deze melding of aangifte in de registratie een code meegeven, waardoor beter in beeld komt hoe vaak homogerelateerd geweld wordt gemeld of voorkomt. Bij het Bureau Discriminatiezaken kan Bart ook terecht voor morele ondersteuning en zijn melding zal hier geregistreerd worden.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Voorbeeld 2: Dit zijn Karolien en Hanneke. Casus Karolien en Hanneke wonen al 32 jaar samen in een flat in Moerwijk. Omdat ze inmiddels wat ouder aan het worden zijn, willen ze graag gaan verhuizen. Ook zijn ze binnen een grote vriendengroep een van de weinige stellen die nog over zijn gebleven. Ze missen de gezelligheid van het bij elkaar over de vloer komen. Ze hebben zich georiënteerd op een alternatieve manier van wonen en zouden binnenkort graag samen in een woongroep voor ouderen willen gaan wonen. Hiertoe hebben ze onlangs een intakegesprek gehad. De commissie die de toelating tot de woongroep regelt heeft hen aangegeven dat een aantal leden van de woongroep bezwaar heeft tegen het feit dat er een lesbisch stel in de groep zou komen wonen en wijst daarom hun verzoek af. Karolien en Hanneke zijn zeer verbaasd en vragen zich af of dit zomaar kan. Ze vragen zich af of een instelling het recht heeft deze beslissing te nemen en ze bellen hiervoor naar het juridisch loket.
Mogelijkheden U als medewerker van het juridisch loket kunt voor advies of ondersteuning terecht bij het Bureau Discriminatiezaken. Het gaat in deze zaak om uitsluiting van een voorziening op grond van seksuele gerichtheid. Deze zaak kan dus door het Bureau Discriminatiezaken in behandeling worden genomen. Het Bureau Discriminatiezaken zal onderzoeken of een lesbisch stel mag worden geweigerd tot een woongroep voor ouderen. De zaak zal eerst de weg van hoor en wederhoor volgen. Het Bureau Discriminatiezaken zal allereerst het verhaal van Karolien en Hanneke voorleggen aan de commissie die heeft bepaald dat zij niet worden toegelaten. Hiermee verifieert het Bureau Discriminatiezaken het verhaal en verneemt ze tevens de beweegredenen voor de keuze van de commissie. Zo kan het bureau toetsen of mogelijk sprake is van strijd met de wet. Als Karolien en Hanneke open staan voor een gesprek met de commissie en de commissie geeft ook aan hiertoe bereid te zijn, zal het Bureau Discriminatiezaken aansturen op een dergelijk gesprek. Wellicht zal hierdoor een van de twee partijen van mening veranderen of blijken er andere mogelijkheden voor Karolien en Hanneke te zijn.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Als Karolien en Hanneke aangeven dat zij een principieel oordeel willen in deze zaak, wordt de insteek anders. Omdat het Bureau Discriminatiezaken geen oordelen uit kan spreken zal zij de zaak voorleggen aan de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). De CGB zal de zaak onderzoeken en oordelen of er hier sprake is van verboden onderscheid, dus of dit wel of niet mag. De hele procedure bij de CGB kan worden begeleid door het Bureau Discriminatiezaken. Dit houdt in dat het Bureau Discriminatiezaken onder meer het verzoekschrift schrijft, contact houdt met de CGB, meegaat naar de zitting en reacties formuleert aan de wederpartij. Het Bureau Discriminatiezaken zal deze melding ook bij het COC neerleggen, zodat het COC binnen de lobby activiteiten voor het creëren van meer faciliteiten voor homoseksuele ouderen hier aandacht aan kan besteden en de lobby met deze casus kan ondersteunen. Het doen van aangifte bij de politie is in deze zaak geen voor de hand liggende stap. Een strafrechtelijk traject zal niet het gewenste resultaat opleveren voor Karolien en Hanneke.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Voorbeeld 3: Dit is Ali. Casus Ali is 23 jaar, studeert en werkt daarnaast bij een supermarkt in Den Haag. Hij woont in een studentencomplex. In principe is Ali op zijn werk en in de flat altijd open geweest over zijn homoseksualiteit. Zijn collega’s en flatgenoten hebben nooit getoond hier moeite mee te hebben. Nu vindt hij de laatste maanden op zijn werk geregeld briefjes in zijn jas, waarop staat ‘vieze kontenbonker’ en ‘geen homo’s in de kantine’. In het weekend is de deur van zijn studentenflat beklad met de woorden ‘gore geitenneuker, homo’s zijn een straf van Allah’. Ali heeft het vermoeden dat dezelfde mensen achter de briefjes en de bekladdingen zitten. Hij voelt zich inmiddels erg onveilig door deze voorvallen. Daarnaast speelt hij steeds vaker met de gedachte om zijn geaardheid maar voor zich te houden. Hij meldt zich bij de vertrouwenspersoon van de supermarkt.
Mogelijkheden In de situatie van Ali zijn een aantal aspecten te onderscheiden, die uit elkaar getrokken kunnen worden. Als we kijken naar de bekladding dan kan Ali hier aangifte van doen. Als de vertrouwenspersoon Ali doorverwijst naar het Bureau Discriminatiezaken, kan hij door de consulent worden begeleid bij het doen van aangifte. De consulent kan hem vertellen waar Ali op moet letten bij het doen van aangifte en eventueel met hem mee gaan. Het is van belang dat hij de briefjes bewaart en foto’s maakt van de bekladdingen. Wel moet met het doen van aangifte duidelijk zijn voor Ali dat hij, bij vervolging van de zaak, bekend zal worden bij degene(n) die hiervoor verantwoordelijk zijn. Daarnaast geeft Ali aan dat hij zich door wat er gebeurd is niet meer prettig voelt bij het feit dat hij open is over zijn seksuele geaardheid. Dit komt vaker voor wanneer mensen in een bedreigende situatie terechtkomen. Voor ondersteuning hierbij kan Ali worden doorverwezen naar het Maatschappelijk Werk van het COC. Hier kan Ali door middel van gesprekken met de Maatschappelijk Werker en met lotgenoten zijn ervaringen delen en zoeken naar manieren om met de situatie om te gaan. De werkgever heeft ook een eigen verantwoordelijkheid om te zorgen dat werknemers in een discriminatievrije omgeving hun werk kunnen doen. Door middel van het instellen van gedragscodes en hieraan verbonden sancties hebben de meeste grote bedrijven geregeld dat werknemers een klacht over ongewenst gedrag aanhangig kunnen maken.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Voor beleidsadvies en informatie hierover kan een bedrijf terecht bij het Bureau Discriminatiezaken. • www.gelijkebehandelinginbedrijf.nl Een verhuurder van een woning heeft de verplichting een verhuurder een rustig woongenot te bieden en heeft ook een verantwoording in conflicten tussen buren, waarbij dit woongenot wordt aangetast. Ali zou dus ook dit incident kunnen melden bij de verhuurder van de flat.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Bijlage 1
Aanwijzing discriminatie
Categorie • • • • •
strafvordering vervolging opsporing informatieverstrekking pre-opsporing
Rechtskarakter wijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4 Wet RO
Afzender College van procureurs-generaal
Adressaat Hoofden van de parketten
Registratienummer 2007A010
Datum vaststelling 29 oktober 2007
Datum inwerkingtreding 1 december 2007
Geldigheidsduur 30 november 2011
Publicatie in Staatscourant 2007, 233
Vervallen Aanwijzing discriminatie (vervallen) (2003A005)
Wetsbepalingen Artikelen 137c tot en met 137g en art. 429 quater WvSr. Commune delicten met een discriminatoir aspect.
Jurisprudentie
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Samenvatting Deze aanwijzing stelt regels omtrent de opsporing en vervolging van discriminatie. Ingegaan wordt op: • • • • • •
De samenwerking tussen het OM, het lokaal bestuur, de politie en de ADV's op politieregioniveau; De verwerving van discriminatiezaken; De afhandeling van aangiften en meldingen van discriminatie; De vervolging van overtredingen van discriminatiebepalingen; De benadering van aangevers/benadeelden (in de zin van artikel 51a Wetboek van Strafvordering (WvSv)); De terugkoppeling van de afdoening van zaken aan de politie en de ADV's.
Achtergrond Het belang van discriminatiebestrijding is groot. Iedere burger moet zich een volwaardig burger weten en voelen en gevrijwaard blijven van uitlatingen en handelingen die hem als lid van een vermeend minderwaardige groep bestempelen. Discriminatie kent vele verschijningsvormen. In de artikelen 137c tot en met 137g en artikel 429 quater van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) zijn de grondvormen van discriminatie strafbaar gesteld, namelijk het in het openbaar beledigen, het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld en het bij de uitoefening van ambt, beroep of bedrijf discrimineren van personen wegens ras, godsdienst, levensovertuiging, geslacht, seksuele gerichtheid of handicap. In het vervolg van deze aanwijzing duiden we deze delicten aan met de term discriminatiefeiten. Daarnaast worden er vele 'gewone' delicten gepleegd, waarbij discriminatoire aspecten - doorgaans als motief op de achtergrond - een rol spelen. Deze delicten worden aangeduid als 'commune delicten met een discriminatoir aspect'. Hierbij moet een onderscheid worden gemaakt in commune delicten waarbij het discriminatoire aspect niet als zelfstandig feit ten laste kan worden gelegd en in commune delicten waarbij dat wel mogelijk is. Alle voornoemde gedragingen zijn uitingen van onverdraagzaamheid jegens medemensen die uit maatschappelijk oogpunt niet getolereerd mogen worden. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft een belangrijke rol te vervullen in de bescherming van de samenleving tegen discriminatie. Het strafrecht biedt bij uitstek de mogelijkheid om mensen publiekelijk ter verantwoording te roepen en te straffen. Discriminatiezaken krijgen dikwijls veel media-aandacht en bieden het OM aldus een goede gelegenheid om de strafrechtelijke bijdrage aan de aanpak van het discriminatieprobleem voor het voetlicht te brengen. In discriminatiezaken dient de strafrechtelijke handhaving, naast een civielrechtelijke en een bestuurlijk preventieve en bestuurlijk sanctionerende aanpak van discriminatie, een wezenlijke bijdrage te leveren aan de markering van de wettelijke norm. Om met effect strafrechtelijk te kunnen optreden is een eenduidig beleid en een actieve opstelling van het OM, de politie en de anti-discriminatievoorzieningen (ADV's) noodzakelijk. Het OM moet een geloofwaardige en betrouwbare bondgenoot zijn in de strijd tegen de discriminatie.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Organisatie en randvoorwaarden 1. Contactfunctionarissen Ten behoeve van de ontwikkeling van een uniform en doeltreffend beleid binnen het OM en de politie en een voorspoedige afhandeling van zaken is een goede onderlinge afstemming noodzakelijk. Daartoe is bij de elf regioparketten en de ressortsparketten een discriminatieofficier van justitie respectievelijk discriminatieadvocaat-generaal aangesteld. De discriminatieofficier is contactfunctionaris voor alle politiekorpsen en ADV's in het verzorgingsgebied van het regioparket. Ter ondersteuning van de discriminatieofficier is op elk arrondissementsparket een parketsecretaris met taakaccent discriminatie aangesteld. Ieder politiekorps beschikt op strategisch niveau over een portefeuillehouder en op operationeel niveau over een contactambtenaar discriminatie. De functionarissen van OM en politie hebben een actieve rol in de totstandkoming en de continuering van de in deze Aanwijzing beschreven beleidsmatige aanpak van discriminatie. 2. Verantwoordelijkheden OM Het OM is verantwoordelijk voor een actief opsporingsbeleid, wat wil zeggen dat met name de discriminatieofficier ervoor zorgt en er op toeziet dat de verplichtingen die voortvloeien uit deze Aanwijzing worden nagekomen. Discriminatiezaken zijn specialistische zaken waarvoor geldt dat de (zaaks-)expertise en de capaciteit voor de zaaksbehandeling is belegd bij het regioparket, in de persoon van de discriminatieofficier. De hoofdofficier blijft verantwoordelijk voor de gehele opsporing (inclusief de pre-opsporing) en vervolging van discriminatie in het eigen arrondissement, al wordt de feitelijke afdoening uitbesteed aan de discriminatieofficier op het regioparket. De inzet van de discriminatieofficier wordt mogelijk gemaakt door deze een adequate vrijstelling te geven voor de uitvoering van de in deze Aanwijzing opgenomen verwervings- en verwerkingstaken en van adequate ondersteuning te voorzien in de persoon van een parketsecretaris of een beleidsmedewerker met een taakaccent discriminatie. Afspraken over de werkzaamheden van de discriminatieofficier ten behoeve van een lokaal parket worden vastgelegd in horizontale afspraken tussen de hoofdofficieren van het regionale en het lokale parket. 3. Verantwoordelijkheden politie De politie zorgt ervoor dat de aanwijzing discriminatie geïmplementeerd is en breed gedragen wordt in de eigen organisatie. Om dit te borgen is het antidiscriminatiebeleid opgenomen in het korpsjaarplan. Ieder politiekorps werkt met betrekking tot discriminatie met een geldend reactieprotocol naar landelijk model en stemt dit af met het OM. 4. Registratie van discriminatie-incidenten Het is van groot belang om zicht te hebben op de aard en de omvang van de discriminatieproblematiek op politieregioniveau. Hiervoor is de registratie van meldingen en aangiften van discriminatie-incidenten een noodzakelijke voorwaarde. De politie zorgt voor een eenduidige registratie van zowel de grondvormen van discriminatie, als de commune delicten met een discriminatoir aspect. Het betreft de registratie van meldingen, aangiften en uit eigener beweging opgemaakte processen-verbaal. Aan de hand van de registratie wordt door de politie, ten behoeve van het OM, periodiek een lijst van discriminatie-incidenten opgesteld. Deze lijst is een geordende weergave van de meldingen, aangiften en uit eigener beweging opgemaakte processen-verbaal van discriminatie-incidenten. Daarnaast brengt de
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
politie per regio een cijfermatig evaluatief jaaroverzicht (managementrapportage) uit over de incidenten die op deze lijst staan. Het OM registreert alle discriminatiefeiten in het eigen bedrijfsprocessensysteem (COMPAS/GPS). Het betreft zowel discriminatiefeiten als de commune delicten met een discriminatoir aspect. 5. Verantwoordelijkheden LECD-OM Ter ondersteuning van de discriminatieofficier c.q. -advocaat-generaal staat voor het OM het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (LECD-OM) ter beschikking. De portefeuillehouders en contactambtenaren discriminatie van de politie worden bijgestaan door het Landelijk Expertise Centrum Diversiteit (LECD-Politie). De belangrijkste taken van beide expertisecentra zijn: • • • • • •
Advisering over de afdoening van discriminatiezaken in al hun facetten (OM); Opbouwen, bijhouden en organiseren van expertise; Stimuleren en adviseren van de arrondissementsparketten en politieregio's bij het ontwikkelen en realiseren van lokaal beleid; Bijdragen aan de ontwikkeling van het landelijk OM- en politiebeleid inzake discriminatiebestrijding; Een bijdrage leveren aan een landelijk criminaliteitsbeeld discriminatie, onder verantwoordelijkheid van het KLPD; Het publiceren van een jaarlijks cijfermatig overzicht van discriminatiezaken.
Het LECD-OM Organiseert ten minste twee keer per jaar een landelijk overleg ten behoeve van de discriminatieofficieren, de discriminatieadvocaten-generaal en de portefeuillehoudend procureur-generaal.
Pre-opsporing 1. Verwerving van discriminatiezaken De verwerving van discriminatiezaken vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de Hoofdofficier van Justitie. Dit houdt in dat de Hoofdofficier de lokale criminaliteit (op politieregioniveau) dient te kennen en dienovereenkomstig prioriteiten stelt bij de aanpak daarvan. De uitvoering gebeurt door de afdeling Verwerving van het arrondissementsparket, gebruik makend van de expertise van de discriminatieofficier. Ten behoeve van de verwerving van discriminatiezaken worden, in de vorm van een jaarlijkse cyclus, de volgende activiteiten verricht: •
Kennen van de criminaliteit. In opdracht van de Hoofdofficier wordt door het regiokorps eenmaal per jaar een criminaliteitsbeeld op politieregioniveau opgesteld, op basis van de eigen registratie van discriminatie-incidenten, aangevuld met gegevens van het OM, de ADV's en het lokaal bestuur.
•
Selectie van prioriteiten. Indien het regionale criminaliteitsbeeld daartoe aanleiding geeft worden specifieke vormen van discriminatie of van commune delicten met een discriminatoir aspect geselecteerd die bijzondere opsporingsbelangstelling behoeven.
N.B.: door de politie wordt geen selectie gemaakt ten aanzien van ingekomen meldingen en aangiften. De politie neemt alle meldingen en aangiften van discriminatie in behandeling. Evenmin wordt door het OM een prioritering aangebracht ten aanzien van door politie aangeleverde zaken.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
•
Afspraken met ketenpartners. Ten behoeve van de verwerving van discriminatiezaken worden door de discriminatieofficier, rekeninghoudend met de verantwoordelijkheid van de hoofdofficier, uitvoerings- en beleidafspraken gemaakt met opsporingsinstanties en andere ketenpartners. Deze afspraken betreffen:
• • •
Het aanleveren van gegevens over meldingen en aangiften van discriminatie. Overleg over eventuele bijzondere opsporingsbelangstelling. Indien het door de regiopolitie opgestelde criminaliteitsbeeld daartoe aanleiding geeft, het opstellen van een gezamenlijk beleidsplan of plan van aanpak voor de lokale aanpak (op politieregioniveau) van discriminatie, met daarin speciale aandacht voor die incidenten die bijzondere opsporingsinzet behoeven. Dit kan in de vorm van een handhavingsarrangement tussen arrondissementsparket en opsporingsinstantie.
•
Toezien op het nakomen van de afspraken. Dit is een verantwoordelijkheid van de Hoofdofficier, uit te voeren door de afdeling Verwerving van het arrondissementsparket, gebruik makend van de expertise van de discriminatieofficier.
•
Evalueren en herijken van de verwervingscyclus. Dit is een evaluatie van de hele cyclus zoals voornoemd. Dit gebeurt onder verantwoordelijkheid van de hoofdofficier door de afdeling Verwerving, door tussenkomst van de discriminatieofficier. Het LECD-OM adviseert over de wijze van evalueren en verzamelt de resultaten van de afzonderlijke evaluaties ten behoeve van een landelijk beeld.
2. Coördinatie tussen het OM, de politie, lokaal bestuur en ADV's Ten behoeve van de verwervingscyclus zijn twee overlegsituaties van belang: het klassieke driehoeksoverleg en het regionaal discriminatieoverleg. In het driehoeksoverleg wordt het lokale (op politieregioniveau) antidiscriminatiebeleid (beleidsplan, plan van aanpak) vastgesteld en worden de personele en materiële randvoorwaarden gecreëerd om het beleid uit te kunnen voeren. Het regionaal discriminatieoverleg, vindt plaats op politieregioniveau. Dat overleg heeft zowel een zaaksbevorderende taak (casusoverleg) als een beleidsvormende, adviserende en signalerende taak, onder andere ten behoeve van het driehoeksoverleg. •
Het klassieke driehoeksoverleg tussen OM, lokaal bestuur en politie. De hoofdofficier plaatst het onderwerp discriminatie minstens tweemaal per jaar op de agenda van het driehoeksoverleg (gezagsdriehoek), eenmaal ter bespreking van de criminaliteitsbeeldanalyse en het op basis daarvan te voeren discriminatiebeleid en eenmaal ten behoeve van de evaluatie van het gevoerde beleid.
Overige punten van bespreking zijn in ieder geval: (in de gezagsdriehoek:) • Het op elkaar aansluiten van gemeentelijke voorzieningen, bestuurlijke maatregelen en de strafrechtelijke mogelijkheden; • Bespreken van het cijfermatig evaluatief jaaroverzicht van de politie. (in de beheersdriehoek:) • Het opnemen van het onderwerp discriminatie in het korpsjaarplan van de regiopolitie; • De beschikbaarheid van politiecapaciteit voor de opsporing in discriminatiezaken. • Het regionaal discriminatieoverleg (RDO). Dit is een periodiek overleg, minstens tweemaal per jaar, tussen het arrondissementsparket, vertegenwoordigd door de discriminatieofficier, de
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
regiopolitie en de ADV's, eventueel aangevuld met vertegenwoordigers van het lokaal bestuur. Het RDO wordt in beginsel voorgezeten door de discriminatieofficier. Afhankelijk van de aard en de omvang van de discriminatieproblematiek kan dit overleg vaker plaatsvinden. In het RDO overleggen de discriminatieofficier en de contactambtenaar samen met de ketenpartners (i.e.g. het ADV) over de lijst van discriminatie-incidenten. De discriminatieofficier en de contactambtenaar discriminatie van het regiokorps stimuleren een spoedige en vakkundige afhandeling van de aangiften op de lijst. Zij zorgen tevens voor een vigerend privacyprotocol. Zij maken het mogelijk dat de afhandeling van zaken zodanig wordt vastgelegd dat hierover in de jaarrapportage verslag kan worden gedaan. Activiteiten en punten van bespreking kunnen tevens zijn: • • • • • •
Het criminaliteitsbeeld discriminatie (op politieregioniveau); De aansluiting van preventieve gemeentelijke maatregelen en bestuurlijke sancties op de strafrechtelijke mogelijkheden; De ontwikkeling van een gezamenlijk beleidsplan of plan van aanpak; Het opstellen van handhavingsarrangementen; De evaluatie van de onderlinge samenwerking; De terugkoppeling van de afdoening van zaken.
3. Landelijk beleid en monitoring Ten behoeve van de verwerving heeft het LECD-OM de volgende taken: • • •
Samen met het LECD-Politie bijdragen aan de totstandkoming van een landelijk criminaliteitsbeeld discriminatie, ten behoeve van landelijke beleidsontwikkeling, onder verantwoordelijkheid van het KLPD; Het signaleren van landelijke ontwikkelingen en trends; Het doen van aanbevelingen en beleidsvoorstellen aan het College van procureurs-generaal ten behoeve van de aanpak van discriminatie.
Opsporing 1. Aangiften en meldingen Alle aangiften betreffende discriminatie worden door de politie opgenomen. Een aangifte leidt tot opname op de lijst van discriminatie-incidenten. (Dit geldt niet voor meerdere aangiften die op hetzelfde incident betrekking hebben.) Een aangifte leidt altijd tot een strafrechtelijk gevolg (dagvaarding, transactie, sepot e.d.), tenzij de aangifte geen betrekking heeft op een strafbaar feit en in overleg met het OM wordt besloten dat de aangifte achteraf als melding wordt bestempeld. Ook meldingen en aangiften met betrekking tot internet worden conform het bovenstaande behandeld. Internet aangiften worden in beginsel regionaal afgedaan. Ook alle meldingen van een discriminatie-incident bij een politiebureau leiden tot een opname op de lijst van discriminatie incidenten. (Dit geldt niet voor meerdere meldingen die op hetzelfde incident betrekking hebben of indien met betrekking tot dat incident ook aangifte is gedaan.) De ontvangende opsporingsambtenaar dient ten tijde van de melding zorgvuldig af te wegen of deze melding dient te leiden tot een aangifte. Het criterium daarvoor is of er enige kans is op een strafzaak die eindigt in een transactie of dagvaarding. Indien dit het geval is dient de opsporingsambtenaar zulks aan de melder in overweging te geven. Een melding heeft in beginsel geen strafrechtelijk vervolg. In het geval dat de melding niet tot een aangifte leidt, dient de politie – indien dit in de rede ligt – de melder zoveel mogelijk door te verwijzen naar een ADV.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
De contactambtenaar discriminatie van politie dient binnen een maand in kennis te worden gesteld van meldingen en aangiften, opdat deze steeds een actueel beeld heeft en het overzicht behoudt op de voortgang in de juiste zaken. 2. Opmaken proces-verbaal Het uitgangspunt is dat in alle discriminatieaangiften opsporingsonderzoek wordt gedaan naar de identiteit van de verdachte en dat het proces-verbaal wordt voltooid en vervolgens wordt ingestuurd naar het parket. In alle gevallen dat van het uitgangspunt wordt afgeweken, dient overleg te worden gevoerd met een vertegenwoordiger van het parket, die zich waar nodig verstaat met de discriminatieofficier van justitie. De betreffende gevallen waar wel sprake is van discriminatie, maar die niet als proces-verbaal zijn ingestuurd, dienen door de contactambtenaar van politie periodiek aan de discriminatieofficier van justitie te worden gemeld. De processen-verbaal dienen zo spoedig mogelijk bij het OM te worden ingezonden (artikel 157 WvSv). Bij een aangifte of melding van commune delicten dient de politie alert te zijn op en aandacht te besteden aan eventuele discriminatoire elementen in voorvallen, ook indien deze door de aangever zelf niet direct als discriminatoir worden aangemerkt. In het proces-verbaal c.q. het rapport moeten de discriminatoire omstandigheden van het voorval expliciet worden vermeld. Van belang is de grenszone tussen artikel 137c (discriminatoire openbare belediging van een groep mensen) en de artikelen 266 en 267 WvSr (respectievelijk eenvoudige belediging en belediging van o.a. bijzondere functionarissen, waaronder bijvoorbeeld politieambtenaren). Wanneer enige twijfel bestaat over welk van deze artikelen van toepassing is, wordt de aangifte mede als klacht opgenomen, zoals bedoeld in artikel 269 WvSr (binnen 3 maanden, zie artikel 66 WvSr). 3. Klachten over discriminerend politieoptreden Klachten die doen vermoeden dat een politieambtenaar zelf een discriminatoir feit heeft gepleegd, dienen behandeld te worden overeenkomstig de op de Politiewet 1993 gebaseerde klachtenregeling van het politiekorps. Dergelijke ernstige feiten, in ambt begaan, zijn mede in de artikelen 137g en 429 quater WvSr strafbaar gesteld. Dit heeft als consequentie dat naast of in plaats van een disciplinaire ook een strafrechtelijke afdoening mogelijk is. Ook in deze gevallen is een strafrechtelijke reactie aangewezen, conform de in het volgende hoofdstuk van deze richtlijn neergelegde hoofdregel. 4. Ambtshalve opmaken van proces-verbaal Wanneer de officier van justitie op een andere wijze dan door middel van een aangifte kennis neemt van een overtreding van de artikelen 137c tot en met g of artikel 429 quater WvSr zal hij aan de hand van maatschappelijke belangen en de omstandigheden van het geval moeten afwegen of een strafrechtelijk onderzoek geïndiceerd is. Wanneer de politie anders dan door aangifte kennis heeft genomen van schending van de discriminatiebepalingen en een proces-verbaal heeft opgemaakt, dient zij dit ter afdoening in te sturen naar de officier van justitie.
Vervolging 1. De beoordeling en de afdoening van het proces-verbaal Indien een proces-verbaal betrekking heeft op een discriminatiefeit dan wel op een commuun delict met een discriminatoir aspect dat als zelfstandig feit ten laste gelegd kan worden, wordt het proces-verbaal altijd ter beoordeling voorgelegd aan de discriminatieofficier. De discriminatieofficier beslist of hij de zaak zelf afdoet of de verdere afdoening overlaat aan de zaaksofficier.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Sommige discriminatiezaken dienen door de discriminatieofficier aan de hand van de Handleiding gevoelige zaken als gevoelige zaak te worden aangemerkt. Gevoelige zaken worden altijd ter advisering aan het LECD-OM voorgelegd. De discriminatieofficier zal de voorgenomen vervolgingsbeslissing vergezeld van het advies van het LECD-OM door tussenkomst van de Hoofdofficier ter besluitvorming aan het College van procureurs-generaal aanbieden. 2. Hoofdregel Hoofdregel is dat bij overtreding van de discriminatiebepalingen, indien de zaak bewijsbaar en de verdachte strafbaar is, altijd een strafrechtelijke reactie volgt (dagvaarding of transactie), gelet op de negatieve werking bij onvoldoende handhaving en de voorbeeldfunctie die van een strafvervolging uitgaat. 3. Opportuniteit In discriminatiezaken wordt op voorhand aangenomen dat opportuniteit aanwezig is. De beslissing tot een beleidssepot dient dan ook met grote terughoudendheid te worden genomen. Dit neemt echter niet weg dat er in uitzonderingsgevallen redenen van opportuniteit kunnen zijn om niet te vervolgen. In zo'n geval verdient een reactie naar de verdachte, bijvoorbeeld een mondelinge of schriftelijke waarschuwing, aanbeveling. De hierboven voor discriminatiezaken in het algemeen geformuleerde bijzondere opportuniteitsregel geldt niet ten aanzien van de toepassing van artikel 429 quater lid 2 Sr.(handicap). Er dient slechts vervolgd te worden indien het buiten twijfel is dat het onderscheid op grond van handicap in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf zonder redelijke grond is gemaakt. 4. Bemiddeling Na aangifte is er in beginsel geen ruimte voor bemiddeling. Jaarlijks doet zich in absolute aantallen slechts een gering aantal discriminatiezaken voor en is er derhalve ook slechts een gering aantal mogelijkheden om publiekelijk te tonen dat de discriminatiebepalingen met kracht gehandhaafd worden. Gezien het grote maatschappelijke belang van deze zichtbaarheid dient bemiddeling slechts in uitzonderingsgevallen plaats te vinden. Bemiddeling kan enkel worden overwogen indien aangever en verdachte een langdurige dan wel voortdurende relatie met elkaar hebben en in situaties waarin het slachtoffer zelf substantieel heeft bijgedragen aan de verstoorde verhouding waar de discriminatoire uiting uit voortvloeide. 5. Afdoening Indien sprake is van een discriminatiefeit wordt er in beginsel gedagvaard. Alleen in lichtere zaken (gelegen in de geringe grievendheid van de belediging in combinatie met de impulsiviteit van de handeling) kan evenwel eerst een transactie worden aangeboden. In geen geval is eventueel martelaarschap of uitbuiting van de forumfunctie een argument om dagvaarding achterwege te laten. Alle discriminatiezaken dienen zo spoedig mogelijk te worden afgedaan. 6. Requisitoir en strafmaat In de strafmaat en de toonzetting van het requisitoir dient de volstrekte maatschappelijke afwijzing van discriminatie duidelijk naar voren te komen. Mede op basis van de praktijk van de afgelopen jaren bij de vervolging van overtredingen van de artikelen 137c e.v. en 429 quater WvSr, zijn in de Richtlijn voor strafvordering discriminatie uitgangspunten voor een requireerbeleid geformuleerd. In gevallen van commune delicten, bijvoorbeeld overtreding van de artikelen 141, 157, 266, 300 en 350 WvSr, dient een discriminatoir aspect ex artikel 137c WvSr in het requisitoir te worden benadrukt en als strafverzwarende omstandigheid in de eis te worden betrokken. De eis moet met 25% worden verzwaard en dit dient in het requisitoir uiteengezet te worden.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Bij wet van 20 november 2003 is bepaald dat indien de overtredingen van de artikelen 137c WvSr e.v. worden gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen, de strafmaat wordt verhoogd conform de genoemde wetsartikelen. Indien dit van toepassing is dient dit in het requisitoir tot uitdrukking worden gebracht. Verder wordt verwezen naar de Richtlijn voor strafvordering discriminatie. 7. Aangevers/benadeelden (in de zin van artikel 51a WvSv) Aangevers/benadeelden worden benaderd zoals voorgeschreven door de zogenoemde Wet Terwee en de Aanwijzing slachtofferzorg. Indien voor de behandeling van een aangifte door het OM langer dan drie maanden benodigd is, zullen aangevers/benadeelden hierover periodiek middels een tussenbericht worden geïnformeerd. Indien geen strafrechtelijke reactie volgt (sepot), worden aangevers/benadeelden schriftelijk gemotiveerd op de hoogte gebracht van de beslissing. Alle aangevers/benadeelden die rechtstreeks belanghebbenden zijn, worden gewezen op de mogelijkheid van beklag (ex artikel 12 WvSv). Een klacht dient zo spoedig mogelijk te worden beoordeeld.
Informatieverstrekking Het OM draagt - met de inachtneming van de verschillende privacyaspecten - zorg voor terugkoppeling van de afdoening van discriminatiezaken naar de politie en de ADV's. Ten behoeve van deze terugkoppeling wordt een privacyprotocol opgesteld.
Overgangsrecht De beleidsregels in deze aanwijzing zijn geldig vanaf de datum van inwerkingtreding.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Bijlage 2
Handleiding registratie discriminatiezaken
Deze handleiding hoort bij het Excelbestand ‘registratieformat’ dat bedoeld is voor de uitwisseling van gegevens over geregistreerde discriminatie incidenten. De uitwisseling van deze gegevens is bedoeld om onderrapportage van discriminatie tegen te gaan en te zorgen dat zo veel mogelijk incidenten die bij verschillende instanties terecht komen, uiteindelijk allemaal in één bestand terecht komen, dat daardoor zo compleet mogelijk is. Om te voorkomen dat een incident ‘dubbel’ in het uiteindelijke bestand terecht komt, is het belangrijk dat bepaalde gegevens, zoals de datum en de plaats, in ieder geval opgenomen zijn in het Excelbestand.
Belangrijk: om de privacy van betrokkenen te beschermen, mogen in het bestand geen namen of andere persoonsgegevens opgenomen worden, of wanneer u dit wel doet ten behoeve van uw eigen werkproces, dienen deze gegevens verwijderd te worden alvorens het bestand wordt aangeleverd ten behoeve van de centrale registratie.
Het format ziet er zo uit:
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Een korte toelichting per veld:
Veld A: nummer Hier wordt een volgnummer ingevuld. Dat kan een nummer zijn dat door uw organisatie in kwestie gebruikt, of gewoon 1, 2, enzovoorts.
Veld B: datum registratie De datum waarop het incident binnengekomen is.
Veld C: datum incident De datum waarop het incident plaatsgevonden heeft. Als dit niet precies bekend is, kies dan de eerste van de maand waarin het incident heeft plaatsgevonden. Als het gaat om een melding in algemene termen waarbij geen sprake is van een specifiek incident, laat dit veld dan open.
Veld D: locatie incident Vul hier de plek in waar het incident plaatsvond. Als de precieze locatie niet bekend is, kies dan de wijk of het stadsdeel. Als het gaat om een melding in algemene termen waarbij geen sprake is van een specifiek incident, laat dit veld dan open.
Veld E: geslacht melder Kies hier M of V uit het uittrekmenu.
Veld F: leeftijd melder Indien niet precies bekend, kies een benadering.
Veld G: afkomst melder Kies een optie uit het uittrekmenu: • • • • • • • • • •
Antillen/Aruba Marokko Nederland Onbekend Overig Afrika Overig Amerika Overig Azië Overig Europa Suriname Turkije
In principe dient hierbij uitgegaan te worden van zogenaamde ‘zelfidentificatie’: kies de afkomst zoals de betrokkene die zelf benoemt. Het gaat hier nadrukkelijk om etnische afkomst en dus niet om nationaliteit.
Veld H: omschrijving incident Omschrijf hier kort en bondig de essentie van het incident dat heeft plaatsgevonden.
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals
Velden I, J en K: geslacht, leeftijd en afkomst dader Als velden F, G en H, maar dan met betrekking tot de dader. Merk op dat hier gemakshalve van ‘dader’ gesproken wordt, ook al zal in veel gevallen niet feitelijk vaststaan dat deze persoon ook daadwerkelijk ‘dader’ is in strafrechtelijke zin.
Veld L: hulpvraag melder Omschrijf kort en bondig wat de betrokkene wenst dat er met zijn melding gebeurt.
Veld M: wijze van hulpverlening Omschrijf kort en bondig wat voor de betrokkene gedaan is.
Veld N: nadere toelichting Hier is ruimte om alle mogelijke informatie die van belang is, maar niet in één van de andere velden ingevoerd is, alsnog toe te voegen.
Helpdesk
[email protected]
AANPAK HOMODISCRIMINATIE
handleiding voor professionals