INSTALLATIEHANDLEIDING PowerMan 230/40-1 230/80-1 230/40-2 230/80-2
Victron Energy B.V. / De Paal 35 / 1351 JG ALMERE / The Netherlands Phone: (+31) (0)36 535 97 00 / Fax: (+31) (0)36 535 97 40 / www.victronenergy.com / e-mail:
[email protected]
1. Introductie De wisselspanning ingang van een Phoenix Multi is voorzien van een 16 Ampère thermische beveiliging en een veiligheid relais (zie figuur).
Wanneer er geen ingangsspanning aanwezig is zal het veiligheid relais openen zodat er geen gevaarlijke spanning kan staan op bijvoorbeeld de pennen van de walstekker. Het veiligheids relais kan maximaal 16 A “doorschakelen”. Dit betekent dus ook dat twee parallel geschakelde Multi’s maximaal 32 A kunnen schakelen. In geval van 3 of meer Multi’s blijft de maximale stroom in verband met toleranties in schakeltijd van de relais beperkt tot 48 A. Victron Energy levert 3 typen Power Managers. Type 0 is een schakelautomaat bedoeld voor algemeen gebruik. Type 1 en 2 zijn specifiek ontworpen voor gebruik samen met de Multi/MultiPlus, waarbij de maximale stroom van het veiligheid relais geen beperkende factor meer is. PowerControl en PowerAssist blijven functioneel. Meer uitleg over de unieke PowerAssist functie, “Het onmogelijke mogelijk gemaakt”, vind u op onze website onder “Hoe werkt de MultiPlus”. PowerMan type 0 (bijv. 230/16-0 en 230/40-0 ) Een simpele “break before make” schakelautomaat met generator voorkeur en vertraagd omschakelen (1 minuut). PowerMan type 1 (bijv. 230/40-1 en 230/80-1) Deze zijn bedoeld om 1 of meerdere Multi’s parallel te laten functioneren met 1 wisselstroombron (bijvoorbeeld een generator) tot maximaal 40 A (230 V x 40 A = 9,2 kVA), respectievelijk tot 80 A, waarbij de maximale stroom van het veiligheid relais geen beperkende factor meer is.
11/6/2003
1
De maximale stroom (dwz de stroomwaarde waarbij PowerControl en PowerAssist actief worden) kan ingesteld worden met een potentiometer in de kast. PowerMan serie 2 (bijv. 230/40-2 en 230/80-2) Hiermee kunnen 1 of meer Multi’s parallel functioneren met 2 wisselstroombronnen tot maximaal 40 A, respectievelijk tot 80 A waarbij de maximale stroom van het veiligheid relais geen beperkende factor meer is. Meestal is een van de stroombronnen een generator, en de andere de walstroom. De maximale stroom van de generator kan ingesteld worden met een potentiometer in de kast. Voor de instelling van de maximale walstroom kan gekozen worden tussen 2 externe PowerMan Control panelen, respectievelijk voor maximaal 16 A en maximaal 32 A. De externe PowerMan Control panelen zijn qua uiterlijk wel, maar elektronisch niet identiek aan de Phoenix Multi Control panelen! De 40 A modellen zijn voorzien van 3 zekering automaten voor het aansluiten van maximaal 3 Multi’s. Op de 80 A modellen kunnen standaard 5 Multi’s aangesloten worden. Alle modellen PowerMan zijn standaard uitgevoerd in enkelfase, op aanvraag zijn ook 3 fase uitvoeringen leverbaar.
11/6/2003
2
2. Bepalen van de configuratie van de PowerMan Om de PowerMan goed te laten functioneren moeten er een aantal instellingen gemaakt worden.(dit is niet van toepassing op een PowerMan serie 0 !) Bij het configureren van PowerMan type 2 zijn er 3 variabelen: 1. Het aantal Multi’s dat wordt aangesloten 2. De generator stroom 3. De walstroom Bij een PowerMan type 1 zijn alleen de eerste 2 variabelen van toepassing. Met behulp van de onderstaande tabellen wordt de gewenste configuratie bepaald. De concrete handelingen die vervolgens verricht moeten worden zijn beschreven in par. 3.
2.1. U maakt geen gebruik van PowerAssist Indien U geen gebruik wenst te maken van PowerAssist heeft u de MultiPlus functionaliteit niet nodig en kunt u volstaan met 1 of meerdere Multi’s. PowerControl (dwz automatische vermindering van de laadstroom zodra de ingestelde maximum stroom bereikt wordt) is dan wel functioneel. De configuratie kan afgeleid worden uit de onderstaande tabellen: Max in te PowerMan stellen gen. stroom 40 A 230/40-1 230/40-2 80 A 230/80-1 230/80-2
Configuratie Magneetschakelaar K3 C
Aansluiting 6
Draad naar L-Out van Master Klem 3
F
Aansluiting 2
Klem 3
Brug Klem 1-2 Klem 1-2
Indien U een PowerMan type 1 installeert gebruikt u geen extern PowerMan Contol Paneel en is de volgende tabel niet van toepassing. Max in te stellen walstroom 16 A 32 A
Configuratie PowerMan Contol Paneel C F 49,9 kOhm 12,4 kOhm
124 kOhm 49,9 kOhm
2.2. U maakt wel gebruik van PowerAssist Indien U gebruik wenst te maken van PowerAssist dient u minstens 1 Phoenix MultiPlus aan te sluiten. De MultiPlus functionaliteit moet geactiveerd zijn en igv meerdere parallel geschakelde apparaten moet de MultiPlus de master zijn. De instellingen kunnen afgeleid worden uit de onderstaande tabellen: Met de eerste tabel wordt aan de hand van het aantal Multi’s dat parallel geschakeld zal worden de “configuratie” afgeleid. De configuratie bepaald vervolgens de instelling van de PowerMan.
11/6/2003
3
Aantal parallelle PowerMan Multi’s
1 2 3 4 2 3 4 5
230/40-1 230/40-2
230/80-1 230/80-2
Minimum generatorstroom en generator vermogen 10 A / 2,3 kVA 20 A / 4,6 kVA 30 A / 6,9 kVA 40 A / 9,2 kVA 20 A / 4,6 kVA 30 A / 6,9 kVA 40 A / 9,2 kVA 50 A / 11,5 kVA
Maximum instelbare generatorstroom en generator vermogen 30 A / 6,9 kVA 37,5 A / 8,6 kVA 40 A / 9,2 kVA 40 A / 9,2 kVA 60 A / 13,8 kVA 80 A / 18,4 kVA 80 A / 18,4 kVA 80 A / 18,4 kVA
Configuratie
A B C D D E F F
Instelling van de PowerMan: Configuratie A B C D E F
Magneetschakeaar K3 Aansluiting 6 Aansluiting 6 Aansluiting 6 Aansluiting 2 Aansluiting 2 Aansluiting 2
Draad naar L-Out van Master Klem 1 Klem 2 Klem 3 Klem 1 Klem 2 Klem 3
Brug Klem 2 - 3 geen Klem 1 - 2 Klem 2 - 3 geen Klem 1 - 2
Indien U een PowerMan type 1 installeert gebruikt u geen extern PowerMan Contol Paneel en is de volgende tabel niet van toepassing. Max in te stellen walstroom 16 A 32 A
11/6/2003
A
Configuratie PowerMan Control Paneel B C D E
F
24,8 kOhm 37,4 kOhm 49,9 kOhm 75 kOhm 100 kOhm 124 kOhm Niet 6,2 kOhm 12,4 kOhm 24,8 kOhm 37,4 kOhm 49,9 kOhm mogelijk
4
3. Configureren van de PowerMan In de volgende paragrafen wordt beschreven hoe de met behulp van de tabellen gekozen configuratie uitgevoerd moet worden.
3.1.
Aansluiting op magneetschakelaar K3 De zwarte draad op magneet schakelaar K3 moet aangesloten worden op pin 6 of pin 2 (zie foto’s) draad op aansluiting 6 van K3
3.2.
draad op aansluiting 2 van K3
Brug Bij confuratie A en D moet een brug geplaatst worden tussen aansluitklem 2 en 3, zie foto. Bij confuratie C en F moet een brug geplaatst worden tussen aansluitklem 1 en 2. Bij confuratie B en E moet er geen brug geplaatst worden
11/6/2003
5
3.3.
Draad naar L-out van Master
Nadat bepaald is op welke positie de brug komt op zoals besproken in par. 3.2. moet er een draad aangesloten worden (zie tabellen voor het aansluitklem nummer) die loopt naar de Multi die als master dient. Deze draad dient als stroommeting en moet tenminste uitgevoerd worden met een minimale doorsnede van 6 mm². De draad lengte mag ten hoogste 10 meter zijn. Op de Multi wordt de draad op de fase (L) van de uitgang (OUT) aangesloten tezamen met de uitgaande fase die naar het boordnet loopt. Het toepassen van een goede kabel perspen is hier aan te bevelen gezien het vermogen dat door deze aansluiting te verwachten is.
3.4.
Verwijderen brug uit Multi’s
Bij gebruik van de PowerMan type 1 en 2 dienen bij alle Multi’s (dus de Master én de Slaves) de bruggen verwijderd te worden, zie foto.(Dit geldt niet voor PowerMan type 0 !) Vervolgens moet een verbinding gelegd worden tussen de aansluitingen J30 en J31 van uitsluitend de Master naar respectievelijk klem 30 en klem 31 van de PowerMan. Draad doorsnede: minstens 2,5 mm².
Multi met 2 bruggen zoals standaard geleverd
11/6/2003
J30 en J31 verbinden met respectievelijk klem 30 en klem 31van de PowerMan
6
3.5.
Configureren van het PowerMan Control paneel Op de achterkant van het PowerMan control paneel moet de juiste weerstand aangesloten worden, op de blauwe connector; zie foto.(bijvoorbeeld 100 kOhm igv PowerMan configuratie E en maximaal 16 A walstroom)
11/6/2003
7
3.6.
In bedrijf stellen PowerMan
Gebruik VE Configure om de juiste instellingen te maken in de Multi die als Master dient. Let hierbij ook op de instellingen voor het laden van de accu’s.
Bij PowerMan type 1 en 2 is het van belang dat de interne potentiometer (zie figuur) op de juiste stroom staat ingesteld. Controleer met behulp van een ampère meting de maximale stroom van de primaire ingang, dit is de ingang die vaak voor de generator wordt gebruikt. De instelling moet zo zijn dat op het moment dat de Multi(‘s) stoppen met laden en, in geval van MultiPlus, overgaan in bijleveren de generator het maximaal gewenste vermogen levert. Igv kleine 3000 toeren sets, die meestal niet gemaakt zijn om lang op vol vermogen te draaien, is het aan te raden om niet hoger te gaan dan 70% van het door de fabrikant opgegeven vermogen. Igv 1500 toeren sets kan iha 90% aangehouden worden.
11/6/2003
8