agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie
74
Mei 2012
Samenvatting van de portfolio-analyse bedrijfssteun Jeroen Fiers, Eric Sleeckx, Leo Van de Loock, IWT
Colofon
IWT-studies worden uitgegeven door het agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie in het kader van het werkprogramma van de Unit Monitoring en Analyse (M&A). De auteurs zijn verantwoordelijk voor de eigen standpunten die worden ingenomen bij de uitwerking van de studies.
Redactie Joeri De Vos (Lay-out) Eric Sleeckx (Eindredactie)
Publicatiedatum: Mei 2011 Depotnummer: D/2012/7037/4 Copyright: Overname wordt toegestaan, behalve voor handelsdoeleinden, mits bronvermelding
Wilt u meer weten?
De studie is ook terug te vinden op: http://www.iwt.be/publicaties.
INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE 3 INLEIDING 4 1. PORTFOLIO VAN GESTEUNDE O&O-BEDRIJFSPROJECTEN
6
1.1 Omschrijving van O&O-bedrijfsprojecten
7
1.2 De populatie van O&O-projecten in deze analyse
7
1.3 Verdeling van de projecten over de technologiedomeinen
8
1.4 Verdeling van de projecten over type van activiteiten
9
1.5 Samenwerking binnen O&O-bedrijfsprojecten
9
1.6 Internationale component van de O&O-bedrijfssteun
11
1.7 Andere beleidsprioriteiten binnen de O&O-bedrijfssteun
12
1.8 Profielkenmerken van de bedrijfspartners in deze O&O-portfolio
12
2. RESULTATEN VAN DE GESTEUNDE O&O-BEDRIJFSPROJECTEN
15
2.1 Uitvoering van het project (enkel projecten die rapporteerden via het nieuwe afsluitdocument) 16 2.2 Bereik van het innovatiedoel (volledige portfolio)
16
2.3 Valorisatie bij afloop van het project (volledige portfolio)
17
2.4 Economische profiel van de gesteunde ondernemingen
18
3. PORTFOLIO-ANALYSE PROJECTEN KMO-INNOVATIEPROJECTEN
19
3.1 Omschrijving van de kmo-innovatieprojecten
20
3.2 Kenmerken van de gesteunde projecten
20
3.3 Omvang van de projecten in de portfolio kmo-innovatieprojecten
21
3.4 Verdeling naar domeinen
21
3.5 Samenwerking binnen kmo-innovatieprojecten
22
3.6 Internationale component van de kmo-innovatieprojecten
23
3.7 Profielkenmerken van de klanten voor kmo-innovatieprojecten
23
4. RESULTATEN VAN DE GESTEUNDE PROJECTEN IN HET KMO-PROGRAMMA
25
4.1 Bereiken van het innovatiedoel
26
4.2 Valorisatievooruitzichten bij de eindrapportage
26
4.3 Omvang van verwachte valorisatie
26
4.4 Economisch profiel van de gesteunde ondernemingen
27
Inhoudsopgave ▌3
INLEIDING
KMO-INNOVATIEPROJECTEN (331) EN O&O-PROJECTEN (384) MET EINDDATUM TUSSEN 1/1/2007 EN 30/9/2010
HOE IS DE PORTFOLIO SAMENGESTELD?
HOEVEEL PROJECTEN HALEN HUN INNOVATIEDOEL?
HOE ZIT HET MET DE VALORISATIEVOORUITZICHTEN?
4 ▌Inleiding
INLEIDING In najaar 2011-voorjaar 2012 werden een aantal analyses uitgevoerd m.b.t. de performantie van de IWT-bedrijfssteun. Naast een bevraging van bedrijven door IDEA consult en een econometrische input-additionaliteitstudie door Prof. Czarnitzki, werd door IWT zelf een portfolio-analyse uitgevoerd op afgelopen bedrijfsprojecten. Deze portfolioanalyse had tot doel een inzicht te krijgen in: • de samenstelling van de portfolio; • de mate waarin het innovatiedoel finaal behaald werd op het einde van het project; • de mate dat de valorisatievooruitzichten zoals bij de aanvraag geformuleerd, bij het einde van het project nog behouden bleven. Er werden twee steunprogramma’s meegenomen in de deze studie: de O&O-bedrijfsprojecten en de kmo-innovatieprojecten. De haalbaarheidsstudies werden buiten beschouwing gelaten omdat die meestal niet direct een economische valorisatie als doel hebben, maar veeleer resulteren in vervolgprojecten. De studie gebeurde op basis van de informatie in het aanvraagdossier en de eindrapportering. Dit houdt noodzakelijkerwijze in dat alle projecten in de portfolio afgelopen waren en dat de eindrapportering ter beschikking moest zijn. Concreet wil dit zeggen dat projecten met een geplande einddatum tussen 01/01/2007 en 30/09/2010 binnen de scope vielen van deze analyse. Dezelfde projecten werden door IDEA consult meegenomen in haar bevraging1. Hierdoor kunnen de bevindingen van deze portfolio-analyse naast die van de IDEA consult studie gelegd worden. Door vertragingen in het projectverloop of eindrapportering, of faling van sommige projectuitvoerders werd niet van alle projecten de nodige informatie ontvangen zodat de feitelijke populatie iets kleiner is dan de theoretische populatie. Bovendien bevatten niet alle eindrapporten de benodigde informatie in een bruikbaar formaat. Ook dit leidde voor sommige parameters tot een beperkte uitval. Globaal gezien konden wel voldoende waarnemingen gedaan worden voor een relevante analyse. Eerst wordt de portfolio van O&O-bedrijfsprojecten behandeld, daarna de innovatieprojecten in het kmo-programma. Omdat de eindrapportering voor beide programma’s niet identiek is, kunnen de programma’s niet op alle parameters vergeleken worden. Naar de toekomst staat een verdere harmonisering van de opvolging van de valorisatie op stapel.
1
IDEA-studie ‘Impact van de IWT-bedrijfssteun bij de Vlaamse ondernemingen‘ - http://www.iwt.be/publicatie/72-impact-van-de-iwt-bedrijfssteun-bij-de-vlaamse-ondernemingen
Inleiding ▌5
1
PORTFOLIO VAN GESTEUNDE O&O-BEDRIJFSPROJECTEN
384 O&O-PROJECTEN KREGEN 237,4 MIO EURO STEUN.
IN 79% VAN DEZE PROJECTEN WORDT SAMENGEWERKT MET EEN ONDERAANNEMER, ONDERZOEKSPARTNER OF BEDRIJFSPARTNER.
30% VAN DE STEUN STROOMT DOOR NAAR ONDERZOEKSPARTNERS.
36% VAN DE PROJECTEN HEEFT EEN INTERNATIONALE COMPONENT.
6 ▌Portfolio van gesteunde O&O-bedrijfsprojecten
1
PORTFOLIO VAN GESTEUNDE O&O-BEDRIJFSPROJECTEN
1.1 Omschrijving van O&O-bedrijfsprojecten Korte omschrijving
Met O&O-bedrijfsprojecten ondersteunt het IWT de ontwikkeling van innovatieve oplossingen door bedrijven. De projecten moeten leiden tot nieuwe kennis, die praktisch kan toegepast worden en zo bijdraagt tot economische en eventueel ruimere maatschappelijke toegevoegde waarde in Vlaanderen.
Wie kan de aanvraag indienen?
Alle bedrijven met activiteiten in Vlaams gewest (van kmo tot multinational)
Wanneer kan men de aanvraag indienen? doorlopend Is samenwerking verplicht?
nee, optioneel
Hoeveel bedraagt de basissteun?
15% (projectontwikkeling) tot 40% (basisonderzoek)
Hoeveel bedraagt de toeslag?
tot 40%
Wat zijn de toeslagvoorwaarden?
KO: +20% MO: +10% Samenwerking met KO of internationaal: +10% Specifieke beleidsdoelstelling:+10%
Hoeveel bedraagt de min. begroting en minimum begroting: 100.000 euro; max. steun per project? maximale steun: 5.000.000 euro Wat zijn de aanvaardbare kosten in de be- directe kosten (personeelskosten en werkingskosten) - indirecte kosgroting? ten - onderaanneming Wat is de max. duur?
3 jaar
1.2 De populatie van O&O-projecten in deze analyse2 • 384 afgeronde O&O-projecten (met einddatum tussen 01/01/2007 en 30/09/2010) • 237,4 miljoen euro O&O-steun vanuit het IWT (gemiddeld steunpercentage van ca. 40%) • 58.345 mensmaanden of omgerekend 4.840 mensjaar gesteunde R&D&I-inspanningen, • 48.989 mensmaanden (84%) werden gepresteerd in Vlaamse ondernemingen; • 9.355 mensmaanden (16%) werden gepresteerd bij binnen- en buitenlandse onderzoekspartners. • De gemiddelde projectduur is ca 27 maanden en het gemiddelde van de aanvaarde projectbegroting 1.579.957 euro en personeelsinzet van 153 mensmaanden (12,7 VTE). • De voor steun in rekening genomen projectbegroting (aanvaarde projectkost) bedraagt gemiddeld 78% van de door de aanvrager ingediende projectkost. • Het totaal van de aanvaarde projectbegroting is samengesteld uit 61% personeelskosten, 7,5% kosten voor onderaannemers en 32% overige kosten. • Van de aanvaarde projectkost wordt gemiddeld 40% gesteund met een gemiddeld steunbedrag van 618.000 euro. • De ratio gevraagde steun versus toegekende steun bedraagt gemiddeld ca. 70%.
2
Alle waarden van begroting, steun en personeelsinzet op de projecten zijn op basis van de goedgekeurde begrotingen bij de start. Er is geen rekening gehouden met beperkte wijzigingen tijdens de looptijd van de projecten.
Portfolio van gesteunde O&O-bedrijfsprojecten ▌7
• Binnen deze groep van projecten zijn 44% gemengde projecten3 (een combinatie van onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten of GO), slechts 15% van de projecten worden als zuivere onderzoeksprojecten (BO) beschouwd. De overige 41% van de projecten zijn ontwikkelingsprojecten (PO). • 24% van deze projecten was bij het uitvoeren van deze analyse tussen de 1 à 2 jaar afgelopen, meer dan 50% meer dan drie jaar afgelopen. Dit is vooral relevant voor de IDEA consult bevraging, de hier weergegeven portfolio analyse bekijkt de status van de projecten op hun individuele einddatum.
1.3 Verdeling van de projecten over de technologiedomeinen De projecten kunnen verdeeld worden over de volgende technologiedomeinen :
O&O-bedrijfsprojecten per domein
Totale subsidie (euro)
Aantal mm
Aantal projecten
Micro-Elektronica en Systemen
85.209.728
21.524
116
IT
27.461.841
7.530
55
145.124
57
1
Energie-Milieu Biotech-voeding
55.479.161
11.187
63
Materialen-Chemie
46.473.589
11.551
106
Basistechnologieën, mechatronica, mechanica en elektrische energietechniek
22.820.277
6048
43
Totaal
237.589.720
57.897
384
% totale subsidie
% mm
% projecten
Micro-Elektronica en Systemen
36%
37%
30%
IT
12%
13%
15%
O&O-bedrijfsprojecten per domein
Energie-Milieu
0%
0%
0%
Biotech-voeding
23%
19%
16%
Materialen-Chemie
20%
20%
28%
Basistechnologieën, mechatronica, mechanica en elektrische energietechniek
9%
11%
11%
100%
100%
100%
Totaal
3
Een belangrijk profielkenmerk van de projecten is het type van activiteiten dat uitgevoerd wordt tijdens de uitvoering. Naargelang de aard van de activiteiten wordt eveneens een verschillend bassisteunpercentage toegekend aan de projecten. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen onderzoeksprojecten, ontwikkelingsprojecten en gemengde projecten die een combinatie vormen van onderzoek en ontwikkeling.
8 ▌Portfolio van gesteunde O&O-bedrijfsprojecten
1.4 Verdeling van de projecten over type van activiteiten O&O-bedrijfsprojecten per domein
Type activiteit BO
GO
PO
Micro-Elektronica en Systemen
14
50
52
IT
8
17
29
Energie-Milieu
Totaal 116
1
55
1
1 63
Biotech-voeding
19
33
11
Materialen-Chemie
14
50
40
Basistechnologieën, mechatronica, mechanica en elektrische energietechniek
2
18
23
Totaal
57
168
156
O&O-bedrijfsprojecten per domein
LURU**
2
106 43
3
384
Type activiteit BO
GO
PO
LURU
Totaal
Micro-Elektronica en Systemen
4%
13%
14%
0%
30%
IT
2%
5%
8%
0%
15%
Energie-Milieu
0%
0%
0%
0%
0%
Biotech-voeding
5%
9%
3%
0%
16%
Materialen-Chemie
4%
13%
10%
1%
28%
Basistechnologieën, mechatronica, mechanica en elektrische energietechniek
1%
4%
6%
0%
11%
Totaal
15%
44%
41%
1%
100%
deels
basisonderzoek
(BO),
BO=
basisonderzoek;
PO=ontwikkeling;
GO=
gemengd
onderzoek,
deels
ontwikkeling
(PO)
** LURU lanceringsprojecten zijn een specifiek vorm van projecten ten behoeve van de lucht- en ruimtevaart, waarbij het steunbaar innovatietraject wordt verruimd t.o.v. wat normaal aanvaard wordt bij overige bedrijfsprojecten.
Naargelang het onderzoeksdomein waarin de projecten zich situeren, bestaan er aanzienlijke verschillen in de aard van de onderzoeksactiviteiten. De nadruk bij de meer risicovolle onderzoeksprojecten (basissteunpercentage 40%) ligt op de generatie of creatie van nieuwe kennis, terwijl de ontwikkelingsprojecten (basissteunpercentage 15%) die voornamelijk gebruik maken van bestaande kennis en vaardigheden om te komen tot plannen, ontwerpen en prototypes van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, processen of diensten, veel dichter bij de markt staan. De gemende projecten vormen een combinatie van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.
1.5 Samenwerking binnen O&O-bedrijfsprojecten De aanvraag van een O&O-project kan gebeuren door een individueel bedrijf of door verschillende bedrijven (bedrijfsprojecten) die samen het risico en de kosten van het project dragen. Voor de uitvoering van het project kan ook worden samengewerkt met andere bedrijven als onderaannemer of met onderzoeksinstellingen. Terwijl de gesteunde bedrijfspartners enkel bedrijven zijn met een Vlaamse vestiging, kunnen de onderaannemers zowel als de onderzoeksinstellingen in het binnen- of buitenland gevestigd zijn. Samenwerking binnen bedrijfsprojecten wordt actief aangemoedigd door IWT via het toekennen van een pluspunt bij evaluatie en extra steun (binnen het huidige O&O-besluit4 ). Zo wordt in 39% van de projecten ‘samenwerking/ netwerking’ positief gescoord met een pluspunt bij de evaluatie als gevolg. De samenwerking binnen de O&O-bedrijfsprojecten laat zich als volgt samenvatten :
4
Onder het oude O&O-besluit was enkel extra steun voorzien voor grensoverschrijdende samenwerking.
Portfolio van gesteunde O&O-bedrijfsprojecten ▌9
O&O-bedrijfsprojecten (excl. kmo-programma)
Projecten
Steun
Aantal
%
euro
%
Geen enkele vorm van samenwerking
79
21%
46.230.549
19%
Enkel samenwerking met onderzoekspartner
122
32%
58.260.159
25%
Enkel samenwerking met onderaannemer
66
17%
36.152.814
15%
Enkel samenwerking met bedrijfspartner
16
4%
12.394.746
5%
Samenwerking met onderzoekspartner en onderaannemer
49
13%
52.271.155
22%
Samenwerking met bedrijfspartner en onderzoekspartner
29
8%
18.003.777
8%
Samenwerking met bedrijfspartner en onderaannemer
12
3%
6.499.881
3%
Samenwerking met bedrijfspartner, onderzoekspartner en onderaannemer
11
3%
7.613.569
3%
384
100%
237.426.648
100%
Totaal
In 79% van de bestudeerde projecten binnen de O&O-bedrijfssteun vindt er een of andere vorm van substantiële samenwerking, plaats hetzij via onderaanneming, onderzoekspartner of bedrijfspartner. De beperkte subgroep van ‘stand-alone’ projecten (21%) vertegenwoordigt 19% van de totale steun. In 62% van de projecten is er naast de aanvrager (hoofdcontractant) nog één of meerdere bedrijfspartner(s) en of onderzoekspartners betrokken. In 18% van de O&O-projecten in de bestudeerde portfolio wordt er samengewerkt tussen twee of meerdere bedrijven die samen optreden als aanvragers van het project (bedrijfspartners). In 56% van de bestudeerde O&O-projecten wordt samengewerkt met één of meer onderzoekspartners in binnen- en buitenland. Zowel onder het huidige als het oude O&O-besluit worden projecten waarin substantieel (> 20% van de aanvaardbare kosten) wordt samengewerkt met onderzoeksorganisaties als prioritaire projecten beschouwd. Echter enkel vanaf het huidige O&O besluit wordt deze prioriteit naast het pluspunt bij evaluatie eveneens beloond met extra steun van 10%. In de bestudeerde portfolio gaat het hierbij om 9 projecten. Over al de projecten heen bedraagt de projectbegroting voor de onderzoekspartners gemiddeld 12,5% van de totale aanvaarde projectbegroting. Dit bedrag wordt voor 100% door de aanvragende onderneming betaald. Dit komt gemiddeld overeen met 45 mensmaanden/project bij onderzoekspartners. Hierdoor stroomt in het totaal circa 75 miljoen euro of ruim 30% van de totale uitgekeerde steun van de bedrijven naar de onderzoekspartners. Respectievelijk 33% en 48% van de financiering voor onderzoekspartners gaat naar de Vlaamse strategische onderzoekscentra en Vlaamse Universiteiten terwijl 6% van de middelen voor onderzoekspartners is bestemd voor organisaties buiten Vlaanderen. Tot slot worden ook collectieve centra of sectorale onderzoekscentra en gespecialiseerde onderzoekscentra van bedrijven ingeschakeld. Een andere vorm van samenwerking binnen de projecten is het beroep doen op diensten van onderaannemers voor het uitvoeren van specifieke activiteiten in het kader van het project. Zo wordt in 36% van de bestudeerde projecten een Vlaamse of buitenlandse onderaannemer betrokken, waarbij het voor bijna de helft van deze projecten hun enige vorm van samenwerking is tijdens de projectuitvoering. In het totaal gaat het hierbij voor de bestudeerde portfolio van projecten over een totaalbedrag van 41.000.000 euro of circa 17% t.o.v. de totale toegekende steun. Gemiddeld wordt bijna 120.000 euro of ca. 7% van de aanvaarde projectbegroting uitbesteed aan onderaannemers, waarbij er echter een zeer grote spreiding bestaat in de kosten voor onderaannemers. In 82 projecten (21%) worden diensten in onderaanneming geleverd door één of meer buitenlandse ondernemingen of kennisinstellingen. Merk ten slotte op dat er binnen het O&O-programma weinig verschillen bestaan in de mate van samenwerking tussen projecten waarbij kmo’s dan wel grote ondernemingen optreden als aanvrager. Het is wel zo dat kmo’s als aanvragers meer geneigd lijken te zijn om samen te werken met andere kmo’s dan met een grote onderneming, daar waar een grote onderneming als aanvrager sneller met één of meerdere kmo’s zal samenwerken.
10 ▌Portfolio van gesteunde O&O-bedrijfsprojecten
Samenstelling van een gemiddelde aanvaarde O&O-projectbegroting
onderaannemers 17% Aanvaard - zelf gefinancierd 47% Toegekende steun 31%
onderzoekspartners 31%
bedrijfspartners 52% Niet aanvaard - zelf gefinancierd 22%
Deze figuur dient gelezen te worden vanuit het oogpunt van het bedrijf. Stel dat een bedrijf een project indient bij IWT met een begroting van 1 miljoen euro, dan wordt van deze begroting gemiddeld 78% aanvaard (niet alle activiteiten of werkpakketen zijn in hun totaliteit steunbaar), op deze aanvaarde begroting krijgen de bedrijven gemiddeld 40% steun of in dit voorbeeld 310.000 euro (zijnde 78%*40%=31%). Deze steun wordt dan nog verder verdeeld over het bedrijf en zijn onderzoekspartners en onderaannemers. Van deze 310.000 euro zal in de praktijk gemiddeld 17% (ca 52.700 euro) betaald worden aan onderaannemers en 31% (ca 96.100 euro) betaald worden aan onderzoekspartners voor in het kader van het project geleverde diensten of O&O-activiteiten (zowel de onderzoekspartner als de onderaannemer worden voor 100% betaald). Het saldo van de steun 16% van de ingediende begroting (zijnde 31%*52%) of 161.000 euro komt effectief bij het bedrijf terecht voor de vergoeding van de eigen O&O-inspanningen binnen het bedrijf.
1.6 Internationale component van de O&O-bedrijfssteun De globalisering van de economie heeft ook voor het innovatieproces ingrijpende gevolgen. In een context van ‘open innovatie’ is vandaag de internationale samenwerking in onderzoek, ontwikkeling en innovatie, voor zowel ondernemingen als kennisinstellingen, uiterst belangrijk geworden. Samenwerking met internationale partners is bijgevolg een specifieke vorm van samenwerking die als belangrijk wordt beschouwd door het beleid. Naast beroep doen op buitenlandse onderzoekspartners of onderaannemers, kunnen O&O-bedrijfsprojecten voor substantiële samenwerking met buitenlandse bedrijfspartners eveneens deel uitmaken van een ruimer internationaal netwerk in de context van netwerken zoals EUREKA of andere samenwerkingen gestimuleerd door de Europese Commissie in de European Research Area (ERA, JTI’s, …). 54 projecten (14%) die samen 18% van de totale steun vertegenwoordigen, werden gesteund in een dergelijk internationaal netwerk. In zijn geheel kan gesteld worden dat 36% van de projecten binnen de bestudeerde portfolio een internationale component hebben, via deelname aan een internationaal netwerk en/of de betrokkenheid van een buitenlandse onderzoekspartner en/of onderaannemer. Samen vertegenwoordigen deze projecten ruim 50% van het totale steunbedrag.
Portfolio van gesteunde O&O-bedrijfsprojecten ▌11
O&O-bedrijfsprojecten (excl. kmo-programma)
Projecten
Steun
Aantal
%
euro
%
Geen internationale component
245
64%
117.516.642*
49%
Internationale component
139
36%
119.910.006*
51%
Internationale component via (combinaties mogelijk) Deelname aan internationale netwerken
54
14%
43.000.000*
18%
Buitenlandse onderaannemer
82
24%
25.000.000**
11%
Buitenlandse onderzoekspartner
15
5%
3.650.000**
1,5%
*het gaat hierbij om de totale steun voor de projecten in kwestie **het gaat hierbij om de middelen die in het kader van het project, aan de buitenlandse onderaannemer dan wel onderzoekspartner werden betaald door de bedrijfspartner.
1.7 Andere beleidsprioriteiten binnen de O&O-bedrijfssteun Naast de verhoogde steunpercentages voor de beleidsprioriteit ‘samenwerking met onderzoeksinstellingen’ en de extra steun voor ‘samenwerking en deelname aan internationale netwerken’, werd er binnen de bestudeerde portfolio extra steun voorzien voor de bedrijfspartners van projecten die aansluiten bij de volgende beleidsprioriteiten: • 22 projecten (29 partners) die zich primair richten op de automobielsector • 14 projecten (22 partners) met toepassing in de lucht- en ruimtevaart • 70 projecten (88 partners) met een belangrijke component ‘Duurzame Technologische Ontwikkeling (DTO)’5 Onder het oude O&O-besluit werd er ook nog extra steun voorzien voor 7 projecten (7 partners) van kmo’s in EFROdoelstellingengebieden.
1.8 Profielkenmerken van de bedrijfspartners in deze O&O-portfolio Binnen de bestudeerde portfolio van projecten ontvingen 264 verschillende Vlaamse ondernemingen6 of ondernemingen met een Vlaamse vestiging samen 203,4 miljoen euro steun als contractant van een IWT-project. 20% van de populatie bestaat uit ondernemingen die minder dan 10 jaar geleden opgericht zijn, wat er op duidt dat het voornamelijk mature ondernemingen zijn die beroep doen op de O&O-bedrijfssteun. De 29 spin-offs van Vlaamse kennisinstellingen, die zowel 11% van de gesteunde ondernemingen als 11% van de toegekende steun vertegenwoordigen, vormen een specifieke subcategorie binnen de O&O-populatie. Deze groep van 264 ondernemingen vertegenwoordigt bovendien respectievelijk 61% en 48% van de O&O-bestedingen en O&O-personeel bij Vlaamse ondernemingen.7 Het aandeel van de kmo’s en grote ondernemingen binnen deze door IWT portfolio van gesteunde ondernemingen bedraagt respectievelijk 39% en 61%. Met 77% van de toegekende steun ontvangen grote ondernemingen verhoudingsgewijs meer steun dan de kmo’s (23%). Een zelfde verhouding tussen grote ondernemingen en kmo’s kan ook vastgesteld worden indien bekeken wordt welk type van onderneming optreedt als hoofdaanvrager van de O&Oprojecten. Globaal kan echter gesteld worden dat in 30% van de bestudeerde portfolio van projecten minimum één kmo is betrokken als partner dan wel als hoofdaanvrager. In 28% van de projecten werd bovendien aan één of meer partners een verhoogd percentage voor ‘kmo’ toegekend. 5
In 2 projecten met een prioriteit DTO werd geen extra toeslag gegeven.
6
Het gaat hierbij om 256 unieke ondernemingsnummers, sommige bedrijven zijn intern in business units opgesplitst maar hebben eenzelfde ondernemingsnummer.
7
Het gaat hierbij om een berekening op basis van de resultaten van de O&O-enquête 2009, waarbij voor sommige van de ondernemingen in de populatie gewerkt werd met schattingen. Sommige ondernemingen in de populatie komen niet voor in het repertorium van de O&Oenquête, terwijl andere ondanks de toegekende O&O-steun in de enquête aangeven geen O&O-activiteiten uit te voeren.
12 ▌Portfolio van gesteunde O&O-bedrijfsprojecten
De verdeling kmo’s en grote ondernemingen in O&O-bedrijfsprojecten (excl. kmo-programma) is als volgt :
kmo’s
Grote ondernemingen
Aanvragers van projecten
O&O-bedrijfsprojecten (excl. kmo-programma)
22%
78%
Aantal gesteunde ondernemingen
39%
61%
Steun
22%
77%
Er bestaat een zeer grote spreiding in het aantal projecten waarin de ondernemingen betrokken zijn en in de verdeling van de steunbedragen. Bijna 30% van de ondernemingen was betrokken in meer dan 1 O&O-project in de bestudeerde portfolio, terwijl 75% van de ondernemingen minimum één keer optrad als hoofdaanvrager van een project. Gemiddeld werd er 764.777 euro steun toegekend per onderneming voor deel name aan 1,8 projecten. De grootste begunstigde in de portfolio ontving meer dan 23 miljoen euro steun of 11% van het totaal voor deelname aan een 25-tal projecten, terwijl de kleinste begunstigde 10.000 euro kreeg voor deelname aan één project.
Kenmerken van O&O-bedrijfsprojecten
Aantal projecten
Toegekende steun op partnerniveau* (euro)
Mens-maanden
1,8
764.776
183
Minimum
1
10.247
3
Maximum
25
23.199.222
6.693
Gemiddelde
Mediaan Totaal
1
236.936
67
384
204.195.255
48.891
(*) Het gaat hierbij om de toegekende steun zonder versleuteling van de aan onderzoekspartners toegekende steun. Indien de steun aan onderzoekspartners toegewezen wordt aan de betrokken bedrijven dan bedraagt de gemiddelde toegekende steun per bedrijfspartner rond de 880.000 euro.
Merk hierbij op dat bijna 80% van de aan bedrijfspartners toegekende steun geconcentreerd is bij 25% van de bedrijven (zie figuur 1). Figuur 1: % steun t.o.v. % bedrijven (O&O-bedrijfsprojecten)
% van de steun
100% 80% 60% 40% 20% 0% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
% van de bedrijven Binnen de O&O-bedrijfsprojecten (dus excl. het kmo-programma) gaat 24% van de steun naar kmo’s. Op basis van de NACE-code blijk verder dat respectievelijk 27% en 12% van de gesteunde ondernemingen tot de high-technology sectoren in de industrie en de high-technology diensten behoren. 23% van de ondernemingen
Portfolio van gesteunde O&O-bedrijfsprojecten ▌13
behoren tot de medium-high-technology sectoren van de industrie. Met 48% van de totale toegekende steun ontvangen de bedrijven uit de high-tech industrie een groter deel van de steun tegenover de ondernemingen die actief zijn in de high-tech diensten (8%). Het totale aandeel van de diensten in de steun van de bestudeerde portfolio van O&O-projecten bedraagt aldus 14%. Ter vergelijking: de verwerkende nijverheid en de diensten vertegenwoordigen respectievelijk 18% en 36% van de totale toegevoegde waarde in Vlaanderen. Het aandeel van de hightech en medium-hightech industrie is zelfs beperkt tot 6% van de toegevoegde waarde, tegenover 3% voor de hightech diensten. O&O-bedrijfsprojecten (excl. kmo-programma)
LTInd
MHTInd
HTind
LTserv
KISserv
HTserv
Totaal
Aantal gesteunde ondernemingen
25%
23%
27%
2%
9%
12%
100%
Aanvragers van projecten
24%
28%
34%
2%
5%
7%
100%
Steun
15%
24%
48%
1%
4%
8%
100%
LT=low tech; MHT=medium & high tech; KIS=kennisinterface; classificatie volgens EUROSTAT.
14 ▌Portfolio van gesteunde O&O-bedrijfsprojecten
2
RESULTATEN VAN DE GESTEUNDE O&O-BEDRIJFSPROJECTEN
96% VAN DE PROJECTEN HAALT DE EINDMEET.
77% VAN DE PROJECTEN BEREIKT HET INNOVATIEDOEL OF PRESTEERT BETER.
SLECHTS 2% BEREIKT GEEN NUTTIGE RESULTATEN.
93% VAN DE PROJECTEN VERWACHT DE RESTULTATEN TE KUNNEN VALORISEREN.
Resultaten van de gesteunde O&O-bedrijfsprojecten ▌15
2
RESULTATEN VAN DE GESTEUNDE O&O-BEDRIJFSPROJECTEN
Bij afloop van de projecten worden de resultaten van de O&O-projecten op vier verschillende criteria beoordeeld door IWT. Er wordt nagegaan 1. in hoeverre de bij aanvang geplande activiteiten effectief zijn uitgevoerd door de projectuitvoerders; 2. in welke mate het innovatiedoel van het project deels dan wel volledig bereikt werd; 3. wat de status van de valorisatie is en 4. meer specifiek wat de status is van de valorisatie-activiteiten in Vlaanderen. Van de projecten waarvan de valorisatie-activiteiten deels in het buitenland plaats vinden, wordt immers geëist dat ze tevens minimaal 10 maal de toegekende steun aan economische toegevoegde waarde creëren in Vlaanderen via werkgelegenheid en/of investeringen. De ex-post beoordeling van het project door IWT is gebaseerd op de informatie uit het eindverslag en de afsluitingsvergadering, en wordt geformaliseerd in een afsluitdocument.8 Voor 11 van de 384 projecten was geen afsluitdocument beschikbaar. Deze projecten worden niet opgenomen in de verdere analyse. Verder was niet alle analyse-informatie in alle afsluitdocumenten eenduidig aanwezig. Dit leidt er toe dat de analyse telkens op een (nog steeds voldoend grote) subset van de projecten in de portfolio uitgevoerd werd. In de analyse wordt ook de ex-ante beoordeling (selectie) van de projecten meegenomen waar relevant. Bij de selectie worden de projecten beoordeeld op 2 assen: de wetenschappelijke waarde en het valorisatiepotentieel. De scores zijn (van goed naar slecht) A, B+,B-,C. Projecten met een C-score of een B-,B- combinatie werden niet gesteund in deze portfolio.
2.1 Uitvoering van het project (enkel projecten die rapporteerden via het nieuwe afsluitdocument) 4% van de projecten (n=15) werden vroegtijdig stopgezet op initiatief van IWT dan wel op eigen initiatief van de onderneming. De overige 96% van de projecten werden, al dan niet met vertraging, formeel afgesloten op het einde van het project. Op basis van de nieuwe afsluitdocumenten (n=176) kan vastgesteld worden dat in 70% van deze projecten het project uitgevoerd werd zoals voorzien. In respectievelijk 24% en 5% werd het vooropgestelde programma slechts gedeeltelijk uitgevoerd of waren de inspanningen substantieel hoger en/of diepgang groter dan voorzien bij de start.
2.2 Bereik van het innovatiedoel (volledige portfolio) In 77% van de bestudeerde projecten werd het innovatiedoel volledig bereikt of overtroffen de resultaten het innovatiedoel. In 21% van de gevallen was het project slechts gedeeltelijk succesvol, maar waren er wel nuttige deel8
Er bestaan binnen de groep van bestuurde projecten twee types van afsluitdocumenten : enerzijds het afsluitdocument_oud_type (190) dat gebaseerd is op vrije tekst voor elk criterium en anderzijds het afsluitdocument_nieuw_type (177) waarbij voor elke criterium gekozen dient te worden uit vier keuzemogelijkheden, met de mogelijkheid tot vrije commentaar. Dit verklaart waarom de verdere analyse voor sommige criteria beperkt is tot de projecten met een afsluitdocument_nieuw_type. Enkel voor het criterium ‘bereiken van het innovatiedoel’ is het mogelijk om een vertaling te maken van de vrije tekst uit het afsluitdocument_oud_type naar de keuzemogelijkheden volgens het afsluitdocument_nieuw_type. Wel zijn de criteria valorisatie en valorisatie in Vlaanderen, ook op basis van de bij de eindafrekening vastgelegde ‘afspraken betreffende de verdere opvolging van de valorisatie’ vergelijkbaar over alle afsluitdocumenten heen. Dit laatste zorgt er voor dat valorisatie op partnerniveau wel bekeken kan worden voor de totale groep van projecten.
16 ▌Resultaten van de gesteunde O&O-bedrijfsprojecten
resultaten binnen en/of buiten het innovatiedoel. Slechts in 2% van de projecten werd na afloop besloten dat er geen nuttige resultaten bereikt werden. Er bestaat geen significant verband tussen de ex-ante kwaliteitsbeoordeling van het project op wetenschappelijktechnologisch vlak of het type van projecten (onderzoek, ontwikkeling, gemengd) enerzijds en het bereiken van het innovatiedoel anderzijds.
2.3 Valorisatie bij afloop van het project (volledige portfolio) Onder valorisatie (in Vlaanderen) wordt verstaan dat de ondernemingen door exploitatie van de onderzoeksresultaten economisch toegevoegde waarde creëren onder de vorm van tewerkstelling en/of investeringen. De valorisatie van de projecten dient bekeken te worden op partnerniveau of voor elke begunstigde van het project. Deze info is beschikbaar op basis van de bij afsluiting vastgelegde contractuele valorisatieafspraken. Uit deze analyse blijkt dat in bijna 9% van de gevallen geen valorisatie haalbaar is (en eveneens niet meer te verwachten valt in de toekomst). Deze resultaten worden bevestigd door een bevraging uitgevoerd door IDEA consult (“Impact van de IWT-bedrijfssteun bij Vlaamse Ondernemingen”) op dezelfde portfolio van projecten. Deze bevraging werd uitgevoerd in de loop van 2011. Het merendeel van de projecten was dan al meer dan een jaar afgesloten. Uit deze bevraging bleek dat op het moment van de bevraging 53% van de bevraagden hun onderzoeksresultaten reeds gevaloriseerd hadden, 39% verwachtte dit in de komende 3 jaar te doen. Slechts 8% zag geen of zeer onzekere valorisatievooruitzichten. Wanneer valorisatie wel haalbaar is, vindt de valorisatie in 15,5% van de gevallen exclusief in Vlaanderen plaats. 16% valorisatie exclusief in Vlaanderen
8,3% 75 % gedeeltelijke valorisatie buiten Vlaanderen
9% valorisatie niet haalbaar
50,7%
36,3%
valorisatie niet haalbaar valorisatie exclusief in Vlaanderen bij afsluiting al voldoende valorisatie in Vlaanderen gedeeltelijk buiten Vlaanderen, maar hoge waarschijnlijkheid over haalbaarheid gedeeltelijk buiten Vlaanderen, maar onduidelijkheid over omvang bij afsluiting gedeeltelijk buiten Vlaanderen, met grote twijfels over haalbaarheid valorisatie samen bekeken met vervolgproject
Bij de projecten (75,7%) waarbij de valorisatie-activiteiten van de projectresultaten ten dele in het buitenland plaats vinden, is in 8,3% van de gevallen bij afsluiting al voldoende valorisatie gerealiseerd in Vlaanderen t.t.z. de factor 10 aan economische toegevoegde waarde (in verhouding tot de ontvangen steun) werd reeds in Vlaanderen gerealiseerd tijdens de looptijd van het project. In quasi de helft van de cases met gedeeltelijke valorisatie in het buitenland, is bij afsluiting de factor 10 bij afsluiting weliswaar nog niet behaald maar wordt de waarschijnlijkheid ervan wel zeer hoog ingeschat. Hierbij is de valorisatie bij afsluiting wel nog een vooruitzicht, maar wordt het valorisatieplan als realistisch en haalbaar beschouwd door IWT. In 38,5% van de gevallen bestaat er onduidelijkheid of twijfel over het behalen van voldoende valorisatie in Vlaanderen. Ten slotte wordt in 2,4% van de gevallen het behalen van voldoende valorisatie in Vlaanderen gekoppeld aan een vervolgproject. Voor de subgroep van 177 projecten, die afgesloten zijn volgens het ‘nieuwe afsluitdocument’, wordt de valorisatieverwachting bij afloop van het project eveneens vergeleken met de valorisatieverwachting bij aanvang van het project. Hierbij wordt bij afsluiting in respectievelijk 56% en 7% van de projecten, de verwachte valorisatie ‘ongeveer zoals verwacht’ of ‘boven verwachtingen bij selectie’ ingeschat door IWT. In 11% van de projecten, werd geen of zeer beperkte valorisatie voor de begunstigden verwacht, wat aansluit bij het aandeel begunstigden waarbij valorisatie
Resultaten van de gesteunde O&O-bedrijfsprojecten ▌17
als niet haalbaar wordt beschouwd. In 27% van de projecten wordt de verwachte valorisatie bij afloop lager ingeschat dan de verwachtingen bij aanvang, maar wel nog voldoende om een natraject in te zetten. Ook hier heeft de score op het valorisatiepotentieel bij de selectie van het project geen significante relatie tot de valorisatievooruitzichten bij afloop van het project. Het projecttype (onderzoek, gemengd of ontwikkeling) heeft wel een invloed op de valorisatieverwachtingen op het einde van het project. Zo ligt het aandeel niet-valoriseerbare projecten hoger bij de onderzoeksprojecten (19%), dan bij de ontwikkelingsprojecten (14%) en in het bijzonder met de gemengde projecten (1%).
2.4 Economische profiel van de gesteunde ondernemingen De groep van ondernemingen in de bestudeerde portfolio telde volgens Belfirst in 2010 totaal circa 100.000 werknemers en creëerde datzelfde jaar een toegevoegde waarde van ongeveer 11,35 miljard euro. Hiermee vertegenwoordigen deze ondernemingen samen respectievelijk 7% en 8% van het totale aantal werknemers en de totale toegevoegde waarde in de private sector in Vlaanderen. IWT stelt bij de selectie van de O&O-projecten een verwachte minimale valorisatiefactor van 15 maal de subsidie voorop. Dit gebeurt door de creatie of behoud van tewerkstelling of investeringen gerelateerd aan de exploitatie van de onderzoeksresultaten. Uit de analyse op basis van Belfirstgegevens blijkt dat zowel de werkgelegenheid als de toegevoegde waarde van deze groep van ondernemingen in de voorbije 5 jaar gedaald is. Binnen de top20 van ondernemingen, die meer dan de helft van de steun voor hun rekening nemen, zijn enkel kleinere ondernemingen erin geslaagd om hun werkgelegenheid in Vlaanderen te doen aangroeien, terwijl in de grootste ondernemingen binnen de top 20 de voorbije 5 jaar de directe tewerkstelling in Vlaanderen verminderd is. Ook de omzet en de toegevoegde waarde van deze top 20-ondernemingen is de voorbije 5 jaar niet in omvang toegenomen. Alhoewel de projecten op zich in het algemeen tot positieve resultaten leiden, leidt de projectsteun dus globaal niet tot de creatie van nieuwe werkgelegenheid op het niveau van de aanvragende bedrijven. Eventuele ruimere spill-over effecten zijn in deze eenvoudige analyse niet meegenomen. Minder dan 5% (n=10) van de ondernemingen binnen de bestudeerde portfolio heeft tijdens of na afloop van het project zijn activiteiten in Vlaanderen stopgezet wegens faillissement of stopzetting van de bedrijfsactiviteiten.9 Ook 3 spin-offs kunnen in deze groep van stopgezette ondernemingen teruggevonden worden.
9
Op basis van Belfirst-informatie.
18 ▌Resultaten van de gesteunde O&O-bedrijfsprojecten
3
PORTFOLIO-ANALYSE PROJECTEN KMO-INNOVATIEPROJECTEN
331 KMO-PROJECTEN KREGEN 38 MIO EURO STEUN.
IN 70% VAN DE KMO-PROJECTEN WORDT SAMENGEWERKT MET EEN ONDERAANNEMER, ONDERZOEKSPARTNER OF BEDRIJFSPARTNER.
14% VAN DE STEUN STROOMT DOOR NAAR ONDERZOEKSPARTNERS.
15% VAN DE KMO-PROJECTEN HEEFT EEN INTERNATIONALE COMPONENT.
Portfolio-analyse projecten kmo-innovatieprojecten ▌19
3
PORTFOLIO-ANALYSE PROJECTEN KMO-INNOVATIEPROJECTEN
3.1 Omschrijving van de kmo-innovatieprojecten Subsidie Korte omschrijving
kmo-innovatieprojecten Met het kmo-programma biedt het IWT kmo’s directe financiële steun voor studies en projecten gericht op de ontwikkeling van innovatieve producten, processen, diensten of concepten. Kmo-innovatieprojecten dragen bij tot het realiseren van een innovatie. Dit kan zowel de ontwikkeling van een volledig nieuw of een beduidend vernieuwend (verbeterd) product, proces, dienst of concept omvatten. ‘Innovatie’ of ‘vernieuwing’ is daarbij te interpreteren als ‘vernieuwend voor het bedrijf én met een duidelijke impact op de bedrijfsactiviteiten’.
Wie kan de aanvraag indienen?
Vlaamse kmo bedrijven
Wanneer kan men de aanvraag indi- doorlopend enen? Is samenwerking verplicht?
nee, optioneel
Hoeveel bedraagt de basissteun?
35%
Hoeveel bedraagt de toeslag?
tot 20%
Wat zijn de toeslagvoorwaarden?
KO: +10% Samenwerking tussen 2 onafhankelijke bedrijven: +10%
Hoeveel bedraagt de min. begroting en minimum begroting: 50.000 euro; max. steun per project? maximale steun: 200.000 euro (kan onder bepaalde voorwaarden verhoogd worden tot 250.000 euro) Wat zijn de aanvaardbare kosten in de directe kosten (personeelskosten en werkingskosten) - indirecte kosten begroting? - onderaanneming Wat is de max. duur?
2 jaar
Wat is de evaluatieprocedure?
mondelinge procedure - college en mondelinge procedure - interactie met IWT adviseur
Doelgroep
Bedrijven: kmo
Subsidietype
Project
3.2 Kenmerken van de gesteunde projecten De populatie van projecten die onderzocht wordt in deze oefening, is de groep van IWT gesteunde kmo-projecten met einddatum tussen 01/01/2007 en 30/09/2010. Het gaat hierbij om ruim 330 kmo-projecten die samen ruim 38 miljoen euro steun ontvangen hebben van het IWT. Als rekening gehouden wordt met de achtergestelde lening stijgt dit bedrag tot ongeveer 42 miljoen euro. De totaal ingediende begroting bedroeg 114 miljoen euro, hiervan werd bijna 96 miljoen euro als basis voor de steun berekening aanvaard voor een personeelsinzet van in totaal ruim 11.000 mensmaanden. De van ondernemingen in de bestudeerde portfolio telden in 2010 totaal circa 7.800 werknemers en creëerden datzelfde jaar een toegevoegde waarde van ongeveer 157 miljoen euro. De kapitaalsbasis van deze groep van ondernemingen bedroeg 436 miljoen euro in 2010.
20 ▌Portfolio-analyse projecten kmo-innovatieprojecten
3.3 Omvang van de projecten in de portfolio kmo-innovatieprojecten kmoinnovatieprojecten
Duur
Aanvaarde Project-
Mensmaanden
Steun (1.000 euro)
Steun- inclusief lening
Begroting
(1.000 euro)
(1.000 euro) Totaal
-
95.806
11.282
38.300
42.100
18,1
288
34,2
115
128
Minimum
4
35
1,1
12
12
Maximum
45
714
162
269
457
Gemiddelde
3.4 Verdeling naar domeinen kmo-innovatieprojecten
Totale steun
Aantal projecten
Gemiddeld aantal mm
Gemiddelde aanvaarde begroting
Micro-Elektronica en Systemen
7.450.274
56
38,8
330.562
133.041
IT
9.269.568
75
113
923.230
369.069
Energie-Milieu
1.474.857
11
34,1
311.889
134.078
Biotech-voeding
3.744.184
33
33
293.614
113.460
Materialen-Chemie
6.337.734
59
32,4
265.504
107.419
Basistechnologieën, mechatronica, mechanica en elektrische energietechniek
9.986.835
96
58
517.610
208.280
95.357
1
22,8
272.448
95.357
Voeding-en landbouw
Domeinen in kmo-innovatieprojecten
Gemiddelde steun/ project
Totale steun
Aantal projecten
Micro-Elektronica en Systemen
19%
17%
IT
24%
23%
Energie-Milieu
4%
3%
Biotech-voeding
10%
10%
Materialen-Chemie
17%
18%
Basistechnologieën, mechatronica, mechanica en elektrische energietechniek
26%
29%
0,20%
0,30%
Voeding-en landbouw
Portfolio-analyse projecten kmo-innovatieprojecten ▌21
3.5 Samenwerking binnen kmo-innovatieprojecten De aanvraag van een kmo-project kan, zoals voor de O&O-bedrijfsprojecten, gebeuren door een individueel bedrijf of door verschillende bedrijven die samen het risico en de kosten van het project dragen. Voor de uitvoering van het project kan ook worden samengewerkt met andere bedrijven als onderaannemer of met onderzoeksinstellingen. Terwijl de bedrijfspartners enkel bedrijven zijn met een Vlaamse vestiging kunnen de onderaannemers zowel als de onderzoeksinstellingen in het binnen- of buitenland gevestigd zijn. Aan deze kmo-innovatietieprojecten namen 424 verschillende entiteiten deel als aanvragers of kennispartners (exclusief onderaannemers). Mate van samenwerking binnen kmo-innovatieprojecten:
samenwerking in kmo-innovatieprojecten
% van de projecten
% van de totaal toegekende steun
Geen enkele vorm van samenwerking
30%
27%
Enkel samenwerking met onderaannemer
31%
31%
Enkel samenwerking met bedrijfspartner
5%
5%
Enkel samenwerking met onderzoekspartner
12%
13%
Samenwerking met bedrijfspartner en onderaannemer
4%
5%
Samenwerking met onderzoekspartner en onderaannemer
13%
13%
Samenwerking met bedrijfspartner en onderzoekspartner
3%
4%
Samenwerking met bedrijfspartner, onderzoekspartner en onderaannemer
2%
3%
In vergelijking met de O&O-bedrijfsprojecten is bij de kmo-innovatieprojecten de graad van samenwerking lager (in ca. 1/3de van de projecten is er geen vorm van samenwerking) en is onderaanneming globaal de belangrijkste wijze van samenwerking. Samenwerking met een onderzoekspartner komt ook beduidend minder voor bij kmo-innovatieprojecten dan bij O&O-bedrijfsprojecten. Samenwerking met een buitenlandse (kennis)partner komt nauwelijks voor in de bestudeerde kmo-innovatieprojecten portfolio. De onderzoekspartners zijn gelijkmatig verdeeld over hogescholen, universiteiten en andere kennisinstellingen (collectieve centra, strategische onderzoekscentra, competentiepolen). Ieder van deze groepen komt in ongeveer in 10% van de projecten voor als onderzoekspartner met een vergelijkbare gemiddelde inzet. Indien er een onderzoekspartner betrokken is in een kmo-innovatieproject, dan bedraagt de gemiddelde projectbegroting van deze partner ca 45.000 euro. Hierdoor stroomt in het totaal via de aanvragende kmo’s ruim 5 miljoen euro door naar de betrokken kennisinstellingen. Dit komt neer op circa 14% van de totale uitgekeerde steun (onderzoekspartners worden voor 100% betaald door de aanvragende kmo’s). Een andere vorm van samenwerking binnen de projecten is het beroep doen op diensten van onderaannemers voor het uitvoeren van specifieke activiteiten in het kader van het project. Zo wordt in ruim 50% van de bestudeerde projecten een Vlaamse of buitenlandse onderaannemer betrokken, waarbij het in bijna 1/3de van deze projecten de enige vorm van (gesteunde) samenwerking is tijdens de projectuitvoering. In het totaal gaat het hierbij voor de bestudeerde portfolio van projecten over een totaalbedrag van bijna 11 miljoen euro of circa 28% van de totale toegekende steun. Gemiddeld is per project 35.000 euro of 11% van het projectbudget voorzien voor onderaannemingen.
22 ▌Portfolio-analyse projecten kmo-innovatieprojecten
Samenstelling van een gemiddelde aanvaarde projectbegroting voor een kmo-innovatieproject Niet aanvaarde begroting; 14%
Aanvaarde begroting zelf gefinancierd; 53%
Toegekende steun; 34%
Onderaannemers
29%
Onderzoekspartners
57%
KMO 14%
Deze figuur dient gelezen te worden vanuit het oogpunt van het bedrijf. Stel dat een bedrijf een project indient bij IWT met ene begroting van van 100.000 euro, dan zullen de bedrijfspartners gemiddeld financiële steun ontvangen van IWT voor een bedrag van 34.000 euro. Het gaat hierbij om de toegekende steun zonder versleuteling van de in het kader van het project aan onderzoekspartners toegekende steun. Van deze 34.000 euro zal in de praktijk respectievelijk 9.800 euro en 4.700 euro betaald worden aan onderaannemers en onderzoekspartners voor in het kader van het project geleverde diensten of O&O-activiteiten (telkens voor 100% van de kost). Het saldo van de steun of 19.300 euro blijft over voor de eigen prestaties van de bedrijfspartners.
3.6 Internationale component van de kmo-innovatieprojecten De internationale component is relatief weinig ontwikkeld in deze portfolio van kmo-innovatieprojecten. Internationale component in kmo-innovatieprojecten
Projecten (%)
Subsidie (%)
Geen internationale component
85%
82%
Internationale component via onderaanneming
13%
16%
Internationale component via era
2%
3%
Internationale component via era en onderaanneming
0%
0%
3.7 Profielkenmerken van de klanten voor kmo-innovatieprojecten Binnen de bestudeerde portfolio van projecten ontvingen bijna 350 verschillende Vlaamse kmo’s ruim 38 miljoen euro steun als (mede)contractant van een IWT-project. Circa 30% van de populatie bestaat uit ondernemingen die minder dan 10 jaar geleden opgericht zijn wat er op duidt dat via kmo-innovatieprojecten zowel jonge als mature ondernemingen bereikt worden. 45% van deze ondernemingen telt minder dan 10 werknemers, terwijl slechts 10% van de ondernemingen meer dan 100 werknemers telt. In tegenstelling tot de O&O-bedrijfssteun, is de steun niet geconcentreerd bij een beperkte groep van ondernemingen: 40% (tegenover 75% bij O&O) van de steun is geconcentreerd bij de 20% meest begunstigde bedrijven. 89% van de ondernemingen is slechts één keer betrokken in een kmo-innovatieproject binnen de bestudeerde portfolio, terwijl 3% van de bedrijven in 3 of meer projecten betrokken is. Dit toont aan dat in de portfolio van kmo-programma veel minder ‘recurrente’ klanten vertegenwoordigd zijn.
Portfolio-analyse projecten kmo-innovatieprojecten ▌23
% steun t.o.v. % bedrijven (kmo-projecten)
% van de steun
100% 80% 60% 40% 20% 0% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
% van de bedrijven
Op basis van de NACE-code blijkt dat respectievelijk 8% en 17% van de gesteunde ondernemingen tot de Hightechnology sectoren in de industrie en de High-technology diensten behoren. 14% van de ondernemingen behoren tot de Medium-high-technology sectoren van de industrie.
24 ▌Portfolio-analyse projecten kmo-innovatieprojecten
4
RESULTATEN VAN DE GESTEUNDE PROJECTEN IN HET KMO-PROGRAMMA
BIJNA 90% VAN DE KMO-PROJECTEN BEREIKT ZIJN INNOVATIEDOEL MINSTENS GEDEELTELIJK.
DE POSITIEVE VALORISATIEVERWACHTINGEN VAN BIJ DE AANVRAAG VAN HET PROJECT BLIJKEN BIJ HET PROJECTEINDE GROTENDEELS BEHOUDEN.
GLOBAAL VERWACHTEN DE BEDRIJVEN DAT HUN OMZET MET BIJNA 70X DE SUBSIDIE ZAL STIJGEN.
DE AANVRAGERS VAN EEN SUCCESVOL PROJECT VERWACHTEN GEMIDDELD 10 EXTRA PERSONEN AAN TE WERVEN.
Resultaten van de gesteunde projecten in het kmo-programma ▌25
4
RESULTATEN VAN DE GESTEUNDE PROJECTEN IN HET KMO-PROGRAMMA
Aangezien niet alle informatie op eenzelfde en eenduidige manier aanwezig was in de eindverslaggeving van de projecten in de portfolio, is de resultatenanalyse gebaseerd op een representatieve subset van projecten. De analyse is gebaseerd op de informatie zoals die door de aanvrager in zijn eindrapport werd weergegeven.
4.1 Bereiken van het innovatiedoel Bijna 90% van de projecten bereikt zijn initieel aangegeven innovatiedoel volledig of gedeeltelijk. Resultaten voor kmo-innovatieprojecten
aantal projecten
% projecten
Projecten die innovatiedoel volledig bereiken
160
75%
Projecten die innovatiedoel gedeeltelijk bereiken
26
12%
Projecten die innovatiedoel niet bereiken
26
12%
Projecten die in de selectiefase een minder positieve beoordeling kregen op de wetenschappelijke as, zijn iets minder succesvol in het bereiken van het innovatiedoel. Het % projecten die hun innovatiedoel niet bereiken, bedraagt 6% voor projecten met de hoogste wetenschappelijke score (A), 17% voor de lagere score B-. We zien een gelijkaardige trend voor de scores op de economische as. Hier stijgt het % van projecten die hun innovatiedoel niet halen van 3% (A score) naar 22% (B- score).
4.2 Valorisatievooruitzichten bij de eindrapportage Bijna 90% van de projecten (die hun innovatiedoel tenminste gedeeltelijk bereikt hadden) vermeldt dat de initiële beoogde valorisatievooruitzichten behouden blijven of zelfs positiever zijn. De scores in de selectiefase zijn hier minder voorspellend.
4.3 Omvang van verwachte valorisatie In de aanvraag en eindrapportage wordt in de meeste gevallen de verwachte impact van het project op de omzet becijferd. Gemiddeld bedraagt de verwachte omzetstijging (op basis van de projectresultaten) bij de start van het project ruim 10 miljoen euro/project, bij de eindrapportering is dit voor de projecten die hun innovatiedoel bereikten nog steeds bijna 10 miljoen euro/project. Voor projecten die maar ten dele hun innovatiedoel bereikten bedroeg dit laatste toch nog gemiddeld ca. 7 miljoen verwachte omzetstijging. Wanneer we rekening houden met de omvang van de projecten komt dit bij de eindrapportage van de projecten neer op een factor 69 tussen de subsidie en de verwachte omzetstijging. Hieraan gekoppeld verwachten de succesvolle projecten een stijging in de tewerkstelling met een 10-tal personen. Bij de eindrapportage was hiervan reeds 12% gerealiseerd. Slechts een zeer kleine fractie (ca. 2%) van de projecten verwacht bij de aanvraag geen extra tewerkstelling te creëren.
26 ▌Resultaten van de gesteunde projecten in het kmo-programma
4.4 Economisch profiel van de gesteunde ondernemingen De groep van ondernemingen in de bestudeerde portfolio telden in 2010 totaal circa 7.779 werknemers en creëerden datzelfde jaar een toegevoegde waarde van ongeveer 157 miljoen euro. Het aandeel van deze in het totale aantal werknemers en de totale toegevoegde waarde in de private sector in Vlaanderen is dan ook beperkt. De kapitaalsbasis van deze groep van ondernemingen bedroeg 436 miljoen euro in 2010. De totale werkgelegenheid voor deze groep ondernemingen is sinds 2005 met 13% toegenomen. Naast een toename van de toegevoegde waarde (in lopende prijzen) met 27% is de kapitaalsbasis van deze groep van ondernemingen meer dan verdubbeld tijdens dezelfde periode. Minder dan 5% (n=13) van de ondernemingen binnen de bestudeerde portfolio heeft tijdens of na afloop van het project zijn activiteiten in Vlaanderen stopgezet wegens faillissement of stopzetting van de bedrijfsactiviteiten.10 6 ondernemingen zijn overgenomen.
10
Data gebaseerd op basis van Belfirst-informatie.
Resultaten van de gesteunde projecten in het kmo-programma ▌27
28 ▌
IWT MISSIE
“Het IWT wil innovatie in Vlaanderen stimuleren: • Door de verschillende spelers - in het bijzonder de kmo’s - een financieel duwtje in de rug te geven en hen te begeleiden tijdens hun innovatietraject; • Door enerzijds de bedrijven onderling en anderzijds ondernemingen, onderzoeksinstellingen, universtiteiten en andere innovatieactoren meer en beter te laten samenwerken;
Wilt u meer weten over de diensten van het IWT en of de unit M&A?
Contacteer ons op: Ellipsgebouw Koning Albert II-laan 35 bus 16 B-1030 Brussel Tel:+32(0)2 432 42 00 Fax: +32 (0)2 432 43 99
[email protected] of bezoek onze website: www.iwt.be
• Door de Vlaamse Regering te adviseren over het te voeren innovatiebeleid. De rol van M&A bestaat erin om binnen dit kader, het IWT en zijn stakeholders te ondersteunen bij het aantonen en het verhogen van de doelmatigheid van hun innovatieopdrachten.”
▌29
Ellipsgebouw Koning Albert II-laan 35 bus 16 B-1030 Brussel Tel:+32(0)2 432 42 00 Fax: +32 (0)2 432 43 99
[email protected] www.iwt.be