HYGIËNISCHE HOOGTOERIGE DOORVOERMACHINES MET ZWIEREN
70kg 90kg 110kg 140kg 180kg
INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING 516388 A Uitgave datum: 8 Sep 2008
1. INHOUDSOPGAVE Datum van uitgave: 8 Sep 2008
Pagina:
1. INHOUDSOPGAVE ....................................................................................................... 1 2. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES.............................................................. 2 2.1. SYMBOLEN OP DE MACHINE ...............................................................................................................4 2.2. BELANGRIJKE INFORMATIE VÓÓR DE INSTALLATIE .......................................................................5
3. TECHNISCHE SPECIFICATIES.................................................................................... 6 3.1. MACHINES 90 KG / 198 LB, 110 KG / 242 LB, 140 KG / 308 LB CAPACITEIT..................................................6 3.2. MACHINES 140 KG / 308 LB, 180 KG / 396 LB CAPACITEIT .....................................................................8 3.3. COMPONENTEN EN AFMETINGEN VAN DE MACHINE....................................................................10
4. INSTALLATIE.............................................................................................................. 11 4.1. MANIPULATIE, VERVOER EN BEWARING.........................................................................................11 4.2. EISEN OP RUIMTE ...............................................................................................................................13 4.3. PLAATSING VAN DE MACHINE...........................................................................................................13 4.4. AANSLUITING .......................................................................................................................................15 4.5. INBEDRIJFZETTING VAN DE MACHINE.............................................................................................23
5. ONDERHOUD ............................................................................................................. 25 5.1. INLEIDING .............................................................................................................................................25 5.2. DAGELIJKS ...........................................................................................................................................25 5.3. MAANDELIJKS OF NA 200 BEDRIJFSUREN ......................................................................................25 5.4. ELKE DRIE MAANDEN OF NA 500 BEDRIJFSUREN .........................................................................25 5.5. ELKE ZES MAANDEN OF NA 1000 BEDRIJFSUREN..............................................................................26 5.6. VEILIGHEIDS-VIBRATIESCHAKELAAR ..............................................................................................26 5.7. DRAAIMOMENTEN ...............................................................................................................................27 5.8. SMERING ..............................................................................................................................................27 5.9. AANDRIJVINGSMECHANISME............................................................................................................28 5.10. WATER- EN STOOMFILTERS............................................................................................................29 5.11. AFDICHTING VAN HOOFDLAGERS – OPVANGKOMMEN ..............................................................30 5.12. REM .....................................................................................................................................................30 5.13. WAARDEN VAN DE ZEKERINGEN....................................................................................................30 5.14. STROOMBESCHERMERS VAN DE WASRUIMTE............................................................................31 5.15. MAGNETISCHE SENSOREN VAN DE BEVEILIGING VAN BUITENDEUR, BEVEILIGINGSSCHAKELAAR.....31 5.16. BEVEILIGINGSINSTALLATIE VAN BUITENDEUR ............................................................................31 5.17. SENSOR VAN AUTOMATISCHE INSTELLING VAN BINNENDEUR ..................................................31
6. PROBLEMEN EN STORINGEN.................................................................................. 32 6.1. DEURBLOKKERING .............................................................................................................................32 6.2. PROBLEMEN MET DE PROGRAMMERINGSUNIT.............................................................................32
7. LIJST MET AANBEVOLEN RESERVEONDERDELEN ............................................. 33 8. HET BUITEN GEBRUIK ZETTEN VAN DE MACHINE............................................... 34 8.1. AFSLUITING VAN DE MACHINE..........................................................................................................34 8.2. LIQUIDATIE VAN DE MACHINE...........................................................................................................34
9. BIJLAGE A.................................................................................................................. 35
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
1
2. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES WAARSCHUWING – BEWAAR DEZE INSTRUCTIES VOOR LATER GEBRUIK. Nietnaleving van deze instructies kan tot onjuist gebruik van de machine leiden, brand, kwetsuren of dood veroorzaken, evenals de inrichting van de wasserij en/of de machine beschadigen. WAARSCHUWING – Voordat u de machine gebruikt, lees voorzichtig deze BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES. Onjuist gebruik van de machine kan tot brand leiden, evenals tot letsels door elektrische stroom en tot ernstige kwetsuren van personen of hun dood en tot ernstige beschadigingen van de machine. ♦ Deze versie van de gebruiksaanwijzing is vertaald uit de originele Engelse versie. Zonder de originele versie zijn deze instructies niet compleet (dit geldt niet voor de Tsjechische versie). Instructies voor deze machine zijn compleet slechts samen met de programmeerhandleiding, installatie- en onderhoudshandleiding en het catalogus van wisselstukken. ♦ Veiligheidsinstructies die in de handleidingen aangevoerd zijn, dienen uitgeprint en op een goed zichtbare plaats in de wasserij vlak bij de wasmachine uitgehangen te worden, zodat het bedieningspersoneel deze kan lezen. ♦ Wasmachine met zwierfunctie is bestemd slechts voor het wassen van linnen, alle andere voorwerpen kunnen de machine beschadigen of tot kwetsuren leiden. ♦ De producent is niet verantwoordelijk voor de beschadiging van het linnen tengevolge van onjuiste wasprocedure. ♦ Leef altijd instructies en/of waarschuwingen na die op het linnen aangegeven zijn, en gebruik was- of reinigingsmiddelen die de producent aanbeveelt. ♦ De wasmachine dient overeenkomstig de instructies ingesteld te worden. Water uit- en inlaten, elektrische aansluitingen, ventilatie, aarding en andere aansluitingen dienen uitgevoerd te worden overeenkomstig de installatiehandleiding en plaatselijke normen. De aansluiting moet door gekwalificeerde personen met geldige vergunningen uitgevoerd worden. ♦ Bij de aansluiting op het plaatselijke distributienet (TT / TN / IT, ...) dienen de geldige voorschriften nageleefd te worden. Wasmachines in standaarduitvoering kunnen niet altijd op het distributienet IT aangesloten worden. Neem contact op met uw leverancier. ♦ Alle wasmachinetypen worden geproduceerd overeenkomstig de Europese richtlijn over elektromagnetische compatibiliteit (EMC). Ze kunnen slechts in zulke ruimtes gebruikt worden die met de categorie van de elektromagnetische compatibiliteit van de machine overeenkomen(alle wasmachines voldoen tenminste aan categorie A – industriële omgeving). Veiligheidshalve dienen de minimale veilige afstanden vanaf gevoelige elektrische of elektronische apparaten nageleefd te worden. ♦ Wijzig niet de instelling van de parameters van de frequentieschakelaar. Dit zou tot ernstige kwetsuren van personeel, brand en beschadiging van de machine e.d. kunnen leiden. ♦ Tijdens het transport en de opslag van de machine druk nooit te hard op de verpakking, anders zouden de machinedelen die buiten de omtreklijn treden, beschadigd kunnen worden. ♦ Gebruik uitsluitend geleiders van koper. De machine moet op zulke aansluiting aangesloten worden waarop geen lampen of stekkers aangesloten zijn. ♦ Elke wijziging van de installatie die niet in de installatiehandleiding beschreven is, dient door de leverancier of producent goedgekeurd te worden. Anders is noch de leverancier, noch de producent verantwoordelijk voor eventuele kwetsuren van het bedieningspersoneel of voor vermogensschades. Ingrepen in- en wijzigingen van de constructie van de machine zijn niet toegelaten en de producent weigert in zulke gevallen alle verantwoordelijk. ♦ Wasmachines met zwierfunctie dienen op een vlakke bodem geïnstalleerd te worden. Indien het niet zo is, kan de wasmachine tijdens het zwieren, ongeacht het feit dat de wasmachine van een trillingsschakelaar voorzien is, ernstig beschadigd worden en het bedieningspersoneel vervolgens gekwetst worden. ♦ Start de wasmachine nooit, indien de transportbalken niet verwijderd zijn. De wasmachine zou vóór de inbedrijfstelling altijd getest moeten worden. ♦ Het is mogelijk dat er resterende onreinheden vanuit de productie in een nieuwe wasmachine gebleven zijn. Deze resterende onreinheden kunnen uw linnen vuilmaken. Voordat u uw linnen begint te wassen, bevelen wij u aan tenminste een wascyclus met heet water laten uitvoeren waarvoor u oud linnen kunt gebruiken. ♦ Houd de wasmachine en de omgeving ervan schoon en verwijder alle brandbare materialen. ♦ Bewaar geen brandbare materialen in de omgeving van de wasmachine. Grens gevaarlijk gebied in de wasserij af en verbied er de toegang naartoe tijdens de werking van de wasmachine.
2
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
♦ Was zulk linnen niet dat voordien gereinigd, gewassen, bevochtigd of verontreinigd werd door benzine, reinigingsmiddelen voor droge reiniging of andere brandbare of ontplofbare stoffen, omdat ze dampen afgeven die ontvlamming of explosie zouden kunnen veroorzaken. Voeg geen benzine, reinigingsmiddelen voor droge reiniging of andere brandbare of ontplofbare stoffen inhet wasbad toe. Ze geven dampen af die ontvlamming of explosie zouden kunnen veroorzaken. Onder bepaalde voorwaarden kan waterstofgas in de warmwaterleiding ontstaan die langer dan twee weken niet gebruikt werd. Waterstofgas is ontplofbaar. Indien de warmwaterleiding langere tijd niet gebruikt werd, open alle warmwaterkranen en laat het water enkele minuten afvloeien. Daardoor wordt opgehoopt gas verwijderd. Omdat dit gas brandbaar is, rook tijdens deze werkzaamheid niet en gebruik geen open vuur. ♦ TROMMEL TEMPERATUUR IN DE WASMACHINE: Voor het meten van de wasbad temperatuur in de wastrommel gebruikt het elektronische bedieningspaaraat een temperatuursensor. Er zijn enkele factoren die het temperatuur meten beinvloeden. Daarom is de gemeten waarde van het wasbad slechts een oriëntatiewaarde. ♦ Neem altijd de aanwijzingen van de producenten van was- en reinigingsmiddelen, middelen voor droge reiniging en desinfectiemiddelen in acht en leef deze na. U voorkomt zo eventuele kwetsuren . Bewaar deze middelen altijd buiten bereik van kinderen, het best in een afsluitbare kamer. ♦ Raak de bedieningsknoppen van de wasmachine nooit doelloos aan en probeer de veiligheidsinstructies en waarschwuwingen niet te ontwijken. ♦ Open het deksel van de vulopening niet, nadat de machine gestart wordt. Uitlopende of uitspattende gevaarlijke vloeistoffen kunnen ernstige huidverbrandingen veroorzaken. ♦ Start nooit machine met defecte of ontbrekende delen en/of verwijderde deksel. De machine zou niet gestart kunnen worden totdat de deksel behoorlijk op hun plaats bevestigd worden. ♦ De machine mag niet opgeslagen, geïnstalleerd of bloogesteld aan verschillende weersomstandighedenextreem lage of hoge temperaturen en vochtigheid. Was de machine nooit met stromend of spattend water. Laat NOOIT toe dat de machine nat wordt. ♦ Controleer regelmatig het deursluitmechanisme. Probeer NOOIT de functie van het deursluitmechanisme te ontwijken. ♦ Vóór de uitvoering van onderhoud of reiniging en op het einde van elke werkdag sluit de toevoer van elektrische energie af en sluit de hoofdtoevoer van water en stoom. ♦ Op de bovenzijde van de wasmachine bevindt zich een ventilatieopening. Daaruit kunnen hete dampen of hete lucht ontsnappen. Doe de ventilatieopening nooit toe en controleer hem regelmatig. Hij functioneert als luchtopening en dampafvoer, waardoor verhinderd wordt dat binnen de wasmachine overdruk ontstaat. ♦ Repareer en vervang geen delen van de machine en probeer niet de machine zelf te onderhouden, indien dit niet uitdrukkelijk aanbevolen is in de onderhoudsinstructies, en wel onder de voorwaarde dat u deze instructies goed verstaat en zulke werkzaamheden zelf kunt uitvoeren. Onderhoudswerkzaamheden kunnen slechts door een gekwalificeerde technicus uitgevoerd worden. ♦ Inlichtingen opgenomen in deze handleiding zijn bestemd voor een gekwalificeerde technicus die de geldige veiligheidsprocedures voor het machineonderhoud goed kent. Alle testen en reparaties zouden door een gekwalificeerde technicus uitgevoerd moeten worden die over nodige instrumenten en meetapparaten beschikt. Alle delen zouden door een gekwalificeerde technicus vervangen moeten worden die slechts de door de producent goedgekeurde vervangstukken gebruikt. ♦ Indien het onderhoud door een ongekwalificeerde technicus uitgevoerd wordt of andere delen gebruikt worden dan door de producent goedgekeurd, kan dit tot onjuiste montage of instelling leiden. Onjuiste montage of instelling kunnen gevaarlijke situaties veroorzaken. ♦ Tijdens de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden bestaat er risico van verwondingen of ongevallen door elektrische stroom. Verwondingen of ongevallen door elektrische stroom kunnen heel ernstig of dodelijk zijn. Daarom moet u tijdens de controle van elektrische spanning op de afzonderlijke machinedelen en op de machine zelf heel voorzichtig werken. LET OP: Tijdens de onderhoudswerkzaamheden zou de toevoer van elektrische energie ALTIJD uitgeschakeld moeten zijn. Slechts in noodgevallen of buitengewone gevallen kan de toevoer van electriciteit ingeschakeld zijn. ♦ Alle industriële (OPL - On Premise Laundry) wasmachines zijn bestemd voor gebruik in wasserijen met geschoold bedieningspersoneel. ♦ Vóór de buitenbedrijfstelling van de machine of de verwijdering ervan neem de deur af. ♦ Elke plaats waar water of stoom ontsnapt, dient onmiddelijk gerepareerd te worden. In geval van water- of stoomontsnapping moet u onmiddelijk de hoofdtoevoer van water of stoom sluiten. ♦ Bij elk probleem of defect neem onmiddelijk contact op met uw dealer, onderhoudstechnicus of producent. ♦ De producent behoudt zich voor, wijzigingen in de gebruiksaanwijzingen zonder voorafgaande verwittiging aan te brengen.
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
3
WAARSCHUWING -- VERWITTIGING De machine dient op het distributienet met een beschermingsgeleider aangesloten te worden en deze geleider moet op de bijbehorende aardingsklem in de machine aangesloten worden. Verder dient de veiligheidsverbinding van alle machines in de wasserij uitgevoerd te worden.
!
!
WAARSCHUWING -- VERWITTIGING Om brand, verwondingen en ongevallen door elektrische stroom te voorkomen, MOET DE WASMACHINE BEHOORLIJK GEAARD WORDEN. Sluit de wasmachine niet op het distributienet aan totdat hij niet behoorlijk geaard wordt in overeenstemming met de plaatselijke en nationale normen. Indien er meerdere machines op dezeflde plaats aangesloten zijn, zorg ervoor – indien het mogelijk is – dat de veiligheidsverbinding van de machines uitgevoerd wordt. !
WAARSCHUWING -- VERWITTIGING De wasmachine is bestemd voor duurzame aansluiting, daarom MOET hij op een ONBRANDBARE bodem met een passende oppervlaktestructuur geplaatst en bevestigd worden. Betonfundament is noodzakelijk. Houten vloer met metalen armatuur is NIET toegalaten vanwege brandgevaar en bovenmatige trillingen. Installeer de machine NOOIT op een bovenverdieping of een fundament dat over het voorgeschreven draagvermogen niet beschikt. ! WAARSCHUWING - Ook als de machine in positie „uitgeschakeld“ is, zijn de aansluitklemmen van de schakelaar steeds onder spanning. ! WAARSCHUWING - Na uitschakeling van de toevoer van elektrische energie wacht u tenminste 10 minuten tot u controle- of onderhoudswerkzaamheden begint uit te voeren. Vóór de controle van de frequentieschakelaar controleert u de restspanning tussen de klemmen + en -. Voordat u met de controle begint, moet deze spanning lager zijn dan 30 VDC. ! WAARSCHUWING - Laat kinderen niet op de machine, in de machine of nabij de machine spelen. Indien kinderen zich nabij de werkende machine bevinden, is er een strenge toezicht noodzakelijk. Kinderen kunnen de machine niet bedienen. WAARSCHUWING - Open de deur niet, totdat de trommel gestopt heeft en water uit de trommel uitgelopen is. Indien het deurslot niet functioneert, laat de wasmachine niet werken tot het deurslot hersteld is. ! WAARSCHUWING! - Leef alle geldige veiligheidsmaatregelen en wetten na. In de instructies en waarschuwingen die in deze handleiding beschreven zijn, kunnen niet alle gevaarlijke situaties opgenomen worden. Ze moeten als algemene instructies verstaan worden. Voorzichtigheid en zorgvuldigheid zijn factoren die d.m.v. de constructie van de machine niet opgelost kunnen worden. Deze factoren moeten wel een bekwaamheidsvoorwaarde van de personen zijn die de machine installeren, gebruiken en onderhouden. Van de gebruiker hangt af of hij bij de bediening van de machine voorzichtig genoeg handelt . ! WAARSCHUWING! - Verwijder niet de waarschuwingssymbolen die op de machine geplaatst zijn. Leef de aanwijzingen na die op etiketten en waarschuwingssymbolen vermeld staan, om personenletsels te voorkomen. Op kritische plaatsen van de machine bevinden zich veiligheidsetiketten. Deze etiketten moeten altijd leesbaar blijven, anders kan het bedieningspersoneel of de onderhoudstechnicus gekwetst worden.
WAARSCHUWING! - Indien de machine d.m.v. munten, jetons of op dergelijke wijze van zelfbediening ! moet de eigenaar-gebruiker voor een afstandsbediening zorgen waarmee de machine in noodgeval gestopt kan worden. Deze afstandsbediening moet zodanig geplaatst worden dat de gebruiker hem moeiteloos en veilig kan nemen. Deze afstandsbedining voor noodstop zorgt ervoor dat tenminste het stuurcircuit van de machine onderbroken wordt.
2.1. SYMBOLEN OP DE MACHINE Gevaar, lees en volg de geschreven instructies Let op, gevaarlijke elektrische spanning
Draairichting van de trommel bij voorwas + hoofdwas Draairichting van de trommel bij centrifugeren en draaien
In gevaar druk op de druktoets
4
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
2.2. BELANGRIJKE INFORMATIE VÓÓR DE INSTALLATIE BIJ VERVOER EN BEWAREN LET BIJ VERVOER EN BEWAREN OP COMPONENTEN, DIE UIT DE CONTOURLIJN VAN DE MACHINE UITSTEKEN (DEURSLOTEN ENZ.), ZODAT EEN VERWONDING VAN PERSONEN VOORGEKOMEN KAN WORDEN. – Bij vervoer en bewaren mag nooit geduwd of getrokken worden en er mag ook geen druk uitgeoefend worden op componenten, die uit de contourlijn van de machine uitsteken (stuurelementen, deursloten enz.). – Controleer, of deze componenten op een zodanige manier beveiligd zijn, zodat er tijdens manipulatie en installatie van de machine niet kan komen tot een beschadiging ervan. – In geval van georganiseerd vervoer door de afnemer, is het nodig om instructies van de fabrikant in verband met vervoer, manipulatie en bewaring van producten in acht te nemen. Bij georganiseerd vervoer van de machine door de afnemer, draagt de producent geen verantwoording voor een mogelijke beschadiging van de machine tijdens het vervoer. Bij bewaring van het product op een vrij oppervlak is het nodig om het te beschermen tegen mechanische beschadiging en inwerking van weersinvloeden.
VOOR INSTALLATIE ALLE AANSLUITINGEN EN SPECIALE BEVEILIGINGSAARDINGEN MOETEN DOOR VAKBEKWAME PERSONEN MET EEN GELDIGE VERGUNNING UITGEVOERD WORDEN, EN WEL VOLGENS DE AANWIJZINGEN VAN DE INSTALLATIEHANDLEIDING EN OVEREENKOMSTIG DE GELDIGE PLAATSELIJKE NORMEN (HETZELFDE IS OOK VAN TOEPASSING VOOR HET AANSLUITEN VAN STOOM VOOR DE VERSIES MET STOOMVERWARMING). – Deze machine mag niet geïnstalleerd worden op plaatsen waar de machine blootgesteld zou zijn aan weersinvloeden of bovenmatige vochtigheid. De machine is niet bedoeld voor een omgeving met een mogelijke contact door stromend water. – Elke wijziging in de installatie, tegen de installatieinstructies in, moet door de leverancier of door de fabrikant goedgekeurd worden. In alle andere gevallen draagt noch de leverancier, noch de fabrikant verantwoording voor een mogelijke verwonding van het bedienende personeel of een schade aan goederen. Ingrepen en wijzigingen in de constructie van de machine zijn niet toegestaan en de fabrikant wijst in zulke gevallen elke mogelijke aansprakelijkheid af. – Stel in de wasruimte gevaarlijke gebieden vast en verbiedt er toegang naar toe, wanneer de machine in bedrijf is.
INFORMATIE OVER DE MACHINE – Deze handleiding bevat gegevens over vrijstaande doorvoer- of niet doorvoermachines met een mogelijke belading van 70kg / 154lb, 90 kg / 198 lb, 110kg / 242lb, 140 kg / 308 lb, 180 kg / 396 lb. Controleer o.g.v. uw bestelling en op het etiket dat zich op het machinedeksel naast de ladingsdeur bevindt, het model van uw wasmachine en zoek desbestreffende gegevens in de handleiding op. – De machine wordt door een elektronische programmering bediend. De programmeringsinstructies zijn in de gebruiksaanwijzing voor programmering te vinden. – Aanvullende verwarming is mogelijk d.m.v. elektrische radiatoren of d.m.v. stoom die vanuit een externe stoombron toegevoerd wordt. – Er zijn watertoevoeren voor heetwater, zacht koudwater en voor hard koudwater. Op bestelling kan men de wasmachine van een gerecycleerde wegloop-systeem voorzien, het aantal van doseringspompen uitbreiden, of van een wasmiddelvulvak uitrusten. – De machine heeft 5 vulvakken, (10 vulvakken, geldt voor de machine 180 kg / 396 lb), die vanuit het zijkantgedeelte van de wasmachine gevuld worden, figuur. 3.3. opmerking 26. – Elektrische instelling van de machine is vermeld op het productetiket.
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
5
3. TECHNISCHE SPECIFICATIES 3.1. MACHINES 90 KG / 198 LB, 110 KG / 242 LB, 140 KG / 308 LB CAPACITEIT CAPACITEIT
70 kg / 154 lb
Capaciteit Droogwasvulling: Vulverhouding 1/10 Vulverhouding 1/11 AFMETINGEN MACHINE Breedte
*
Diepte Hoogte
90 kg / 198 lb
110 kg / 242 lb
70 kg / 154 lb 63 kg / 139 lb
90 kg / 198 lb 83 kg / 183 lb
110 kg / 242 lb 100 kg / 220 lb
1950 mm / 76,77“ (2025 mm / 79,72“) 1510 mm / 59,44“ (1615 mm / 63,58“) 1730 mm / 68,11“ (1805 mm / 71,06“)
2200 mm / 86,61“ (2275 mm / 89,56“) 1510 mm / 59,44“ (1615 mm / 63,58“) 1730 mm / 68,11“ (1805 mm / 71,06“)
2250 mm / 88,58“ (2325 mm / 91,53“) 1510 mm / 59,44“) (1615 mm / 63,58“) 1780 mm / 70,07“) (1855 mm / 73,03“)
2100 mm / 82,67“ 1740 mm / 68,50“ 1985 mm / 78,14“ 7,3 m3 / 258 ft3
2355 mm / 92,71“ 1740 mm / 68,50“ 1985 mm / 78,14“ 8,1 m3 / 286 ft3
dividing Y / Pullman 2/3 1000 mm / 39,36“ 900 mm / 35,43“ 700 dm3 / 184 gal 765 mm x 340 mm / 30,11“ x 13,38“
dividing Y / Pullman 2/3 1000 mm / 39,36“ 1150 mm / 45,27“ 900 dm3 / 237 gal 765 mm x 340 mm / 30,11“ x 13,38“
dividing Y / Pullman 2/3 1100 mm / 43,30“ 1200 mm / 47,24“ 1100 dm3 / 291 gal 765 mm x 340 mm / 30,11“ x 13,38“
2600 kg / 5732 lb 2760 kg / 6085 lb
2810 kg / 6195 lb 2970 kg / 6548 lb
2990 kg / 6592 lb 3150 kg / 6945 lb
AFMETINGEN VERPAKKING: (OMLIJSTING)
Breedte Diepte Hoogte Transportvolume
2400 mm / 94,48“ 1740 mm / 68,50“ 2080 mm / 81,88“ 8,7 m3 / 307 ft3
AFMETINGEN BINNENTROMMEL
Type aantal kamers doorsnede diepte inhoud van de trommel afmeting van inleggat van de machine GEWICHT Netto Brutto ELEKTRISCHE GEGEVENS
Voedingsspanning- afwijkingen MACHINECAPACITEIT Elektrische verwarming 54 kW Elektrische verwarming 72 kW Elektrische verwarming 96 kW Stoomverwarming of zonder verwarming Nominaal vermogen van de verwarmingselement (el. verwarming)
Vermogen van het voedingsstelsel NOMINAAL MOTORVERMOGEN
Verliesstroomschakelaar (RCD)
HOOFDBEVEILIGING Stoomverwarming of zonder elektrische verwarming 200 - 240V 3AC 380 - 480V 3AC El.verwarming 54 kW (380-480V 3AC) El.verwarming 72 kW (380-480V 3AC) El.verwarming 96 kW (380-480V 3AC)
3x380-480V 50/60Hz 3x200-240V 50/60Hz -6% to +10% of the voltage supply ±1 Hz 65,5 kW 83,5 kW 11,5 kW 54 kW 72 kW voor stoomverwarming: 20 kVA el. verwarming 54kW: 70 kVA el. verwarming 72kW: 88 kVA 11 kW 100mA, class B
87,5 kW 111,5 kW 15,5 kW 72 kW 96 kW voor stoomverwarming: 28kVA el. verwarming 72kW: 93kVA el. verwarming 96kW: 120kVA
15 kW
Gebruik het „langzame“ beveiligingstype (scheidingsschakelaar: karakteristiek D) 63 A 32 A
75 A 50 A
100 A
160 A
-
160 A
Tab. 3.1. WASFUNCTIES 6
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
Wassen Wasverdeling Laag centrifugeren Hoog centrifugeren G-factoor Laag centrifugeren Hoog centrifugeren AANSLUITING OP WATERTOEVOER Aansluiting op watertoevoer
36 RPM
35 RPM 60 RPM 550 RPM
800 RPM
754 RPM
170 360
186 350
BSP 3 x 1,5“ / 1 x 3/4“ 0,3 - 0,6 MPa / 3 - 6 bar / 43 - 87 PSI
Waterdruk Maximale watertemperatuur
90°C / 194°F
AANSLUITING WATERAFVOER
Via afvoerklep met doorsnee
1 x Ø126 mm / 5“ (standard) - naar het riool + 1 x Ø126 mm / 5“ (according to the request) - naar het recycling reservoir
Afmeting - applicable for wash bath
1 x 1/2“ - applicable for wash bath sample
sample
VENTILATIE VAN DE MACHINE
Ventilatieaansluiting van de buitentrommel
buiten Ø115 mm / 4 ½“
AANSLUITING OP STOOMTOEVOER
Aansluiting Op Stoomtoevoer Stoomdruk Gemiddelde stoomverbruik (afhankelijk van het gekozen programma)
G 1“ 0,6 - 0,8 MPa / 6 - 8 bar / 87 - 116 PSI -¹ 68 kg.cycle / 82 kg.cycle-¹ / 102 kg.cycle-¹ / 150 lb.cycle-¹ 181 lb.cycle-¹ 225 lb.cycle-¹
AANSLUITING VAN PERSLUCHT Aansluiting Druk
binnen Ø10 / 0,4“ 0,6 MPa / 6 bar / 87 PSI
DOSERING Aantal vulopeningen
5 binnen G1/2“
Aansluiting van vloeibaar wasmiddel Aantal aansluitingsplaatsen voor de aansluiting van vloeibare wasmiddelen
1
WERKOMSTANDIGHEDEN Buitenluchttemperatuur Relatieve vochtigheid Zeespiegelhoogte Opslagtemperatuur VERANKERING Verankeringsschroef
+5°C (41°F) to +35°C (95°F) 30% to 90% zonder condensatie up 1000 m / 3280 ft 1°C (34°F) to +55°C (131°F) 4 pcs, M20x300
FLOOR DATA 35670 N
39470 N
Statische belasting van de 27120 N 29540 N bodem tijdens zwieren Amplitude van dynamische ± 1062 N ± 1241 N kracht tijdens zwieren Frequentie van dynamische 13,4 Hz 13,4 Hz belasting tijdens zwieren UITSTRALING afgegeven warmte 7 kW bedrijfsgeluid 72 db(A) maximale afmetingen incl. uitstekende delen staan tussen haakjes
31660 N
Max.statische belasting van de bodem door beladen wasmachine
*
516388 A
31570 N
± 1410 N 12,6 Hz
Tab. 3.1. voortzetting
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
7
3.2. MACHINES 140 KG / 308 LB, 180 KG / 396 LB CAPACITEIT CAPACITEIT
140 kg / 308 lb
Capaciteit Droogwasvulling: Vulverhouding 1/10 Vulverhouding 1/11 AFMETINGEN MACHINE Breedte
*
Diepte Hoogte
180 kg / 396 lb
140 kg / 308 lb 127 kg / 280 lb
180 kg / 396 lb 163 kg / 360 lb
2360 mm / 92,91“ (2435 mm / 95,86“) 1700 mm / 66,92“ (1805 mm / 71,06“) 2000 mm / 78,73“ (2075 mm / 81,69“)
2510 mm / 98,81“ (2585 mm/ 101,77“) 1800 mm / 70,86“ (1905 mm / 75“) 2090 mm / 82,28“ (2165 mm / 85,23“)
2485 mm / 97,83“ 1940 mm / 76,37“ 2250 mm / 88,58“ 10,8 m3 / 381 ft3
2665 mm / 104,92“ 2040 mm / 80,31“ 2265 mm / 89,17“ 12,3 m3 / 434 ft3
dividing Y / Pullman 2/3 1200 mm / 47,24“ 1250 mm / 49,21“ 1400 dm3 / 369,8 gal 765 mm x 440 mm / 30,11“ x 17,32“
dividing Y / Pullman 3 1300 mm / 51,18“ 1400 mm / 55,11“ 1800 dm3 / 475,5 gal 765 mm x 440 mm / 30,11“ x 17,32“
3550 kg / 7826 lb 3760 kg / 8289 lb
4990 kg / 11001 lb 5310 kg / 11707 lb
AFMETINGEN VERPAKKING: (OMLIJSTING)
Breedte Diepte Hoogte Transportvolume AFMETINGEN BINNENTROMMEL
Type aantal kamers doorsnede diepte inhoud van de trommel afmeting van inleggat van de machine GEWICHT Netto Brutto ELEKTRISCHE GEGEVENS
Voedingsspanning- afwijkingen INPUT POWER MACHINE El. verwarming 72 kW El. verwarming 96 kW Stoomverwarming of zonder verwarming Nominaal vermogen van de verwarmingselement (el. verwarming)
Vermogen van het voedingsstelsel NOMINAAL MOTORVERMOGEN
Verliesstroomschakelaar (RCD)
HOOFDBEVEILIGING
3x380-480V 50/60Hz 3x200-240V 50/60Hz -6% to +10% of the voltage supply ±1 Hz 91 kW 115 kW 19 kW 22,5 kW 72 kW 96 kW stoomverwarming: 34 kVA stoomverwarming: 41 kVA El. verwarming 72kW: 100 kVA El. verwarming 96kW: 125 kVA 18,5 kW 22 kW 100mA, class B Gebruik het „langzame“ beveiligingstype (scheidingsschakelaar: karakteristiek D)
Stoomverwarming of zonder elektrische verwarmin 200 - 240V 3AC 380 - 480V 3AC El. verwarming 72 kW (380-480V 3AC) El. verwarming 96 kW (380-480V 3AC)
WASFUNCTIES Wassen Wasverdeling Laag centrifugeren Hoog centrifugeren
100 A 63 A 160 A 200 A
-
33 RPM 60 RPM
36 RPM 55 RPM 550 RPM
720 RPM
695 RPM
Tab. 3.2. 8
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
CAPACITEIT WASFUNCTIES G-factoor Laag centrifugeren Hoog centrifugeren AANSLUITING OP WATERTOEVOER Aansluiting op watertoevoer
140 kg / 308 lb
180 kg / 396 lb
220
217 350
BSP 3 x 1,5“ / 1 x 3/4“
BSP 3 x 1,5“ / 1 x 1“
0,3 - 0,6 MPa / 3 - 6 bar / 43 - 87 PSI
Waterdruk Maximale watertemperatuur
90°C / 194°F
AANSLUITING WATERAFVOER
Via afvoerklep met doorsnee
1 x Ø126 mm / 5“ (standard) - naar het riool + 1 x Ø126 mm / 5“ (according to the request) - naar het recycling reservoir
Afmeting - applicable for wash bath sample
1 x 1/2“ - applicable for wash bath sample
VENTILATIE VAN DE MACHINE
Ventilatieaansluiting van de buitentrommel
buiten Ø115 mm / 4 ½“
AANSLUITING OP STOOMTOEVOER
Aansluiting Op Stoomtoevoer Stoomdruk Gemiddelde stoomverbruik (afhankelijk van het gekozen programma)
G 1“ 0,6 - 0,8 MPa / 6 - 8 bar / 87 - 116 PSI 135 kg.cycle-¹ / 176 kg.cycle-¹ / 298 lb.cycle-¹ 388 lb.cycle-¹
AANSLUITING VAN PERSLUCHT Aansluiting Druk DOSERING Aantal vulopeningen
binnen Ø10 / 0,4“ 0,6 MPa / 6 bar / 87 PSI 5
10 binnen G1/2“
Aansluiting van vloeibaar wasmiddel Aantal aansluitingsplaatsen voor de aansluiting van vloeibare wasmiddelen
1
WERKOMSTANDIGHEDEN Buitenluchttemperatuur Relatieve vochtigheid Zeespiegelhoogte Opslagtemperatuur
+5°C (41°F) to +35°C (95°F) 30% to 90% zonder condensatie up 1000 m / 3280 ft 1°C (34°F) to +55°C (131°F)
VERANKERING Verankeringsschroef FLOOR DATA Max.statische belasting van de bodem door beladen wasmachine
Statische belasting van de bodem tijdens zwieren Amplitude van dynamische kracht tijdens zwieren Frequentie van dynamische belasting tijdens zwieren UITSTRALING afgegeven warmte bedrijfsgeluid
*
4 pcs, M20x300 48750 N
64000 N
37740 N
52780 N
± 1535 N
± 1986 N
12 Hz
11,6 Hz 7 kW 72 db(A)
Tab. 3.2. voortzetting maximale afmetingen incl. uitstekende delen staan tussen haakjes
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
9
3.3. COMPONENTEN EN AFMETINGEN VAN DE MACHINE
ALTERNATIVE
1. Koudwatertoevoer hard 2. Koudwatertoevoer zacht 3. Heetwatertoevoer 4. Stoomtoevoer 5. Persluchttoevoer 6. Toevoer van elektrische energie 7. Hoofd wegloop-ventiel 8. Hergebruik- wegloop-ventiel 9. Luchting van de machine 10. Deur van de kant van inleg (vuile kant) 11. Programmeur 12. Programmeurschakelaar 13. Controlelamp van werking (+ werkingsluchtdruk) 14. Centraalstop 15. Drukknop deurontgrendelen 16. Drukknop draaien trommel 17. Drukknop deurvergrendelen
18. Hoofdschakelaar 19. Deur van de kant van uithaal (schone kant) 20. Controlelamp vulvak 21. Centraalstop 22. Drukknop deurvergrendelen 23. Drukknop voor activeren van de vulvak-kant 24. Drukknop deurontgrendelen 25. Drukknop draaien trommel 26. Vulvakken voor wasmiddelen 27. Koudwatertoevoer-zacht naar de vulvakken voor wasmiddelen
Fig. 3.3. Plaatsing van de componenten op de machine (afmetingen zijn in mm aangegeven)
10
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
4. INSTALLATIE 4.1. MANIPULATIE, VERVOER EN BEWARING VERVOER EN BEWARING !
WAARSCHUWING !
DE VORKEN VAN DE VORKHEFTRUCK MOETEN VOLDOENDE LENGTE HEBBEN (ZIE FIG. 4.1.A). Gebruik voor manipulatie met een verpakte machine een vorkheftruck of vier (event. twee) hand pallettrucks. Een pallet van de machine is bedoeld voor manipulatie in beide (t.o.v elkaar haakse) richtingen, zie fig. 4.1.B. en 4.1.C. – Indien mogelijk, bewaar de machine zolang in de vervoerverpakking of minstens op zijn houten vervoerpallet totdat de machine uiteindelijk geïnstalleerd wordt op zijn voorbereide basis volgens hoofdstuk 4.3. van deze gebruiksaanwijzing.
Afmeting „X“, zie fig. 3.1., 3.2. Breedte of diepte van de machine – volgens de richting van de manipulatie.
Fig. 4.1.A Minimale lengte van de „X“ latten voor de afzonderlijke machinemodellen
2x HAND PALLETTRUCK
2x HAND PALLETTRUCK
Fig. 4.1.B. Manipulatie in de richting van laden en lossen
Fig. 4.1.C. Manipulatie in de richting van de kant van de riemschijf en instroomventielen
MANIPULATIE BIJ INSTALLATIE Alle taken mag slechts een werker uitvoeren die met de nodige informatie over de machine bekend is. De machine wordt naar de gebruiker in een houten omlijsting geleverd, waarbij de machine nog middels een polyethyleen folie beschermd is. De machine is door vier bouten aan de houten pallet geschroefd. Voor verplaatsing van de machine uit een vervoermiddel naar de plaats van haar uiteindelijke locatie gelden deze regelingen: – Controleer alle doorgangen en tussenruimtes, via welke de machine vervoerd zal worden, deze moeten voldoende afmetingen hebben, zodat ze aan de breedte en hoogte van de machine inclusief verpakking voldoen. 516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
11
– Op componenten die uit de contourlijn uitsteken mag nooit geduwd of getrokken worden en er mag ook geen druk uitgeoefend worden (bijv. op de voorkant van de machine, de vuldeur, stuurelementen, behuizing van de riem, ingangs- en uitgangsleiding enz.) CONTROLEER, OF DEZE COMPONENTEN ZODANIG BEVEILIGD ZIJN, DAT ZE TIJDENS MANIPULATIE EN INSTALLATIE NIET BESCHADIGD KUNNEN WORDEN. – Controleer, of de buitendeur zodanig beveiligd is, dat ze tijdens de manipulatie met de machine niet geopend kunnen worden. – Lift de machine middels een vorkheftruck of pallettrucks met behulp van een vervoerpallet op, waarop de machine is vastgemaakt.
UITPAKKEN Controleer na het uitpakken van de machine, of de machine geen tekens van beschadiging aan de buitenkant toont en of alle toebehoren mede geleverd zijn, in overeenstemming met uw order. Controleer op het etiket dat zich op het machinedeksel naast de ladingsdeur bevindt, het model van uw wasmachine en zoek desbestreffende gegevens in de handleiding op. De gebruiksaanwijzing en toebehoren bevinden zich in de trommel, die volgens hoofdstuk 6.1. geopend kan worden. Haal voor de plaatsing van de machine op haar locatie de verpakking eraf, verwijder de voorkant- en zijkantbehuizingen en ook de vier bouten door welke de machine op de pallet vastgemaakt is. Maak volgens fig. 4.1.D. gebruik van hefvoetjes (4st), (1) en maak deze door schroeven M12 aan de lijst van de machine vast (2). (Voetjes en schroeven maken een onderdeel van de levering uit). Voor het vastmaken van de voetjes kunnen volgende combinatiestanden gebruikt worden: – kant van inleg (vuile) + kant van uithaal (schone) – kant van riemschijf + kant van instroomventielen Lift de machine over de voetjes met behulp van de pallettrucks voorzichtig op en verwijder de houten paletten. Nu kunt u de machine op zijn uiteindelijk locatie plaatsen, laat voorzichtig naar beneden zakken en haal de voetjes af. Bewaar deze voor een mogelijke latere manipulatie. SCHONE KANT
KANT VAN DE RIEMSCHIJF
KNAT VAN DE INSTROOMVENTIELEN
VUILE KANT
Fig. 4.1.D Hefvoetjes
MANIPULATIE VAN DE MACHINE ONDER OPHANGING Indien noodzakelijk is het mogelijk om onder bepaalde condities de machine te manipuleren onder ophanging. Alle taken mag slechts een werker uitvoeren, die met de nodige informatie over de machine bekend is. Gebruik bij de manipulatie met de machine in een vier-haken ophangtouw met een aanbevolen lengte van het touw 1700 - 1800 mm / 67 – 71“. Het hangtouw moet een minimale lastgewicht hebben van 10. 000 kg / 22046 lb. Gebruik geen lussen (gevaar van beschadiging van de kast en geleider). Indien met een opgehangen machine gemanipuleerd wordt, dient hij op alle vier ophangingspunten volgens afb.4.1.E, pos.1 bevestigd te worden. De wasmachines zijn voorzien van hangogen of openingen Ø30 mm / 1,18“ die zich aan de voorkant van de machine bevinden (hangt af van het machine model). 12
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
Indien met een opgehangen machine gemanipuleerd wordt, dienen de transportbalken op de machine gemonteerd te worden.
Fig. 4.1.E Ophangopeningen voor een haak-ophanging
4.2. EISEN OP RUIMTE WERKCONDITIES VAN DE MACHINE Zie hoofdstuk „3.Technische specificaties“. – De machine is niet voor omgeving bedoeld waar een mogelijkheid van een directe aanraking door sproeiend water bestaat. Bewaar de machine niet op plaatsen waar deze aan weersinvloeden en bovenmatige vochtigheid blootgesteld zou zijn. Bij een bevochtiging van de machine door invloed van een plotselinge verandering van temperatuur mag het water niet op de kanten en de behuizing van de machine stromen en mag ook niet op de vloer onder en rondom de machine liggen.
GROOTTE VAN DE RUIMTE HET NIET RESPECTEREN VAN DE VEREISTE AFMETINGEN EN AFSTANDEN VAN DE MACHINE TOT DE MUREN VAN DE RUIMTE BEMOEILIJKT HET ONDERHOUD AAN DE MACHINE. Totale eisen op de ruimte in verband met installatie van systemen kunnen meestal alleen middels gedetailleerde tekeningen van het object bepaald zijn. De afmetingen van de machine zijn in hoofdstuk „3. Technische specificatie“beschreven. Laat eveneens tussen de linke kant van de machine en de muur, waarbij de machine staat, min. 0,8 m / 2,6 ft vrije ruimte voor toegang in verband met het onderhoud. Laat tussen de rechte kant van de machine en de muur of een andere machine ministens 0,8 m / 2,6 ft vrije ruimte, zie fig. 4.3.A. De afmeting van de afvoerleiding of afvoerkanaal moet afgestemd worden op de hoeveelheid van afvoerwater en het aantal machines.
4.3. PLAATSING VAN DE MACHINE LASTGEWICHT VAN DE VLOER ! WAARSCHUWING ! BESPREEK ELKE INSTALLATIE VAN DE MACHINE MET EEN BOUWKUNDIGE IN VERBAND MET VERVULLEN VAN VOORSCHRIFTEN VOOR STATISCHE BELASTING VAN HET CONCRETE GEBOUW EN VERSPREIDING VAN VIBRATIES EN GELUID !
BEVESTIGING VAN DE MACHINE !
WAARSCHUWING !
DE MACHINE MOET ALTIJD STEVIG BEVESTIGD ZIJN AAN DE VLOER EN ALLE VIER PLAATSEN DIE BEDOELD ZIJN VOOR DE BEVESTIGING VAN DE MACHINE MOETEN GOED AANSLUITEN OP DE VLOER !
Als basis voor de wasmachine dient een egale betonvloer, die aan de eisen van de statische en dynamische belasting van de machine voldoet. Controleer middels een waterpas de basislijst van de machine, die egaal gelegd moet zijn. De fabrikant draagt geen verantwoording voor gevolgen veroorzaakt door een verkeerde installatie. Reken ermee dat alleen maar de ankerschroeven in de bodem geplaatst zullen worden die voor de bevestiging van de machine nodig zijn (zie bijlage A). ! WAARSCHUWING ! DRAAI DE MOEREN VAN DE ANKERSCHROEVEN OP HET VOORGESCHREVEN DRAAIMOMENT AAN (ZIE BIJLAGE A) PAS NADAT HET BETON ROND DE ANKERSCHROEVEN VOLLEDIG HARD IS.
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
13
Fig. 4.3.A Installatie-schema - Laat een minimale afstand van 10 mm vrij tussen het tussenschot en de zijbehuizing aan de zijkant van de machine - Een verhoogde betonbasis is niet nodig voor de machine 180 KG / 396 LB
* ** 14
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
HERGEBRUI KWEGLOOP VENTIEL
HOOFD WEGLOOP VENTIEL
Fig. 4.3.B Basis-schema
4.4. AANSLUITING AANSLUITING VAN WATER De wasmachine is voorzien van toevoerventielen 1,5” BSP (British Standard Pipe Thread) voor warm en koud water. Afmetingen van de aansluiting zie afb. 3.3. Deze ventielen zijn gekenmerkt door een schildje aan de toevoer. Gebruik voor het aansluiten van water de slangen die een bestanddeel van de wasmachine uitmaken omdat ze juist aan de waterventielen en de machine aangepast zijn. Wasmachines met doseerapparaat hebben een afzonderlijke toevoer van koud water in de vulopening G ¾“, geldt voor wasmachines 70 kg / 154lb, 90 kg / 198 lb, 110kg / 242lb, 140 kg / 308 lb. Wasmachines 180 kg / 396 lb hebben een afzonderlijke toevoer van koud water in de vulopening G 1“. Gebruik NOOIT een vaste wateraansluiting. Toevoerslangen 1“ hebben aan beide zijden een BSP schroefdraad. Voor de aansluiting van deze slangen op de NPT installatie kan een adapter gebruikt worden. Voor een perfecte werking van de wasmachine dient de waterdruk tussen de limieten liggen die in het kapittel „3. TECHNISCHE SPECIFICATIE“ vermeld zijn. Indien de waterdruk lager is dan het minimale vereiste, kan zich de wascyclus verlengen en/of onjuiste werking van de wasmachine teweeggebracht worden.
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
15
Het is ook noodzakelijk ALLE beschikbare watertoevoerleidingen aan de watertoevoer aan te sluiten. Indien er geen toevoer van hard water beschikbaar is, sluit de machine op zacht koud water aan. Indien er geen toevoer van warm water beschikbaar is, neem contact op met uw dealer om vast te stellen welke maatregelen genomen moeten worden. INSTALLATIE Spoel het watersysteem door om alle eventuele onreinheden te verwijderen. Installeer de filter die met de wasmachine mee geleverd wordt. Op de waterleiding sluit u de watertoevoerslang en daar waar het nodig is plaatst u een passende dichtingsplaat. Bij het aansluiten van de toevoerslangen moet u kijken of de slangaansluitingen op de ventielen van de watertoevoer niet gekruist zijn. De slangen dienen vast aangedraaid te worden. DRAAI niet te sterk aan, anders zouden de windingen van het ventiel(en) van watertoevoer dolgedraaid kunnen worden. De waterhardheid kan het wasresultaat beїnvloeden. De leverancier van het wasmiddel kan u helpen met de juiste beslissing inzake hard water, zacht water, wasprogramma, type van wasmiddel en andere samenhangende omstandigheden, zodat er een perfect wasresultaat bereikt wordt.
HEET WATER BELANGRIJK – TEMPERATUUR IN WASTROMMEL Het elektronische bedieningsapparaat gebruikt een temperatuursensor in de buitentrommel om de temperatuur van het wasbad te sturen. Er zijn vele factoren die het meten van de temperatuur beïnvloeden. Daarom is de temperatuurcontrole van het wasbad niet zo exact. In de regel probeert de producent dat de werkelijke temperatuur binnen de machine nooit hoger is dan de geprogrammeerde waarde, zodat het linnen vanwege te hoge temperatuur niet beschadigd wordt. Indien er voor een bepaald gebruik een heel precieze temperatuur van het wasbad nodig is, dienen benodigde maatregelen genomen te worden – zie het Programmeerhandboek. De producent wijst elke verantwoordelijkheid af voor de gevolgen van onprecieze temperatuur in de buitentrommel van de wasmachine. De warmwatertoevoer moet voldoende groot zijn om de geïnstaleerde wasmachine van de vereiste waterhoeveelheid te kunnen voorzien. Voor goede wasresultaten bevelen wij warmwatertoevoer die ingesteld is tussen 140 - 160°F / 70 - 80°C. Om de capaciteit van het waterreservoir (boiler) vast te stellen, kunt u gegevens over de waterhoeveelheid in de trommel gebruiken in verband met het geprogrammeerde waterniveau dat voor de afzonderlijke machinetypen in de programmeerhandleiding vermeld staat. U moet wel weten dat de capaciteit van het waterreservoir (boiler) afhankelijk is van de watertemperatuur in het waterreservoir (boiler), van het linnentype, de programma-instelling en het gebruikte wasprogramma. WATERVERBRUIK Het waterverbruik hangt van de geprogrammeerde waarden af. Deze ingestelde waarden zijn in het programmeerhandboek te vinden. Voor voorwassen en wassen wordt een laag waterniveau gebruikt. Hoog waterniveau wordt gebruikt voor uitspoelen. De geprogrammeerde eenheden komen neer op de gemiddelde waterhoeveelheid. U kunt het totale waterverbruik van het wasprogramma berekenen, indien u de verbruiken van alle wasstappen samentelt. U moet van het feit bewust zijn dat de gecalculeerde waarden slechts een schatting van het werkelijke waterverbruik zijn. De afwijking hangt van vele omstandigheden af. De wascyclus kan b.v. een mengsel van warm en koud water gebruiken. Het watermengsel hangt van de temperatuur van beide typen van water af. Het totale waterverbruik hangt ook van de lading, het type van linnen en het draaien van de trommel af.
16
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
KOUD HARD - KOUD ZACHT - HEET WATER
KOUD ZACHT - HEET WATER
AANSLUITING VAN KOUD ZACHT WATER AAN DE VULVAKKEN
AANSLUITING VAN KOUD ZACHT WATER AAN DE VULVAKKEN
KOUD HARD KOUD ZACHT
KOUD ZACHT
HEET WATER
HEET WATER
AANSLUITING VAN KOUD ZACHT WATER AAN DE VULVAKKEN
AANSLUITING VAN KOUD ZACHT WATER AAN DE VULVAKKEN
KOUD HARD KOUD ZACHT HEET WATER
KOUD ZACHT HEET WATER
Fig. 4.4.A 1. Koud hard water 2. Koud zacht water 3. Heet water
AANSLUITING VAN DE AFVOER De wasmachines zijn standaard uitgerust met één uitlaatventiel (naar wens met het tweede uitlaatventiel voor recycling uitlaat) dat op een rioolbuis aangesloten moet worden. Positie van de uitlaatventielen zie afb. 3.3. pos.7, 8. Water van de wasmachine vloeit d.m.v. zwaartekracht af, daarom kan de afvoerput lager liggen dat het uitlaatventiel. Reduceer de afmetingen van de afvoerleiding van de machine niet. Gebruik voor de aansluiting van het uitlaatventiel op de rioolbuis een buigzame slang (bestanddeel van de levering) die d.m.v. een klem bevestigd dient te worden. De plaats waar de aansluiting van de afvoerpijp aan de buigbare slang plaats vindt moet door siliconenkit gedicht worden. Verbind op dezelfde manier de buigbare slang aan de pijp van de afvoerput, fig. 4.3.B. De wegstromende hoeveelheid van water is 600 dm3 /min (158 US gallons / min).
AANSLUITING VAN LUCHT Het distributiekanaal van samengeperste lucht mondt op de luchtplaat uit, zie afb.3.3., pos.5, in de plastieken aansluitingsklem. Sluit op deze aansluitingsplaats de toevoer van samengeperste lucht aan die vanuit het diestributiekanaal van de wasserij toegevoerd wordt. (Na demontage van de plastieken klem kan samengeperste lucht op de binnenwinding G1/4“ aangesloten worden.) De uitbater moet op de toevoerleiding een manueel sluitventiel plaatsen. De machine heeft samengeperste lucht met min. druk van 6 bar nodig om de ventielen te kunnen sturen. Op de toevoerventiel (met regelaar en manometer) zal de druk van 6 bar ingesteld worden. De drukschakelaar is ingesteld op 4 bar. Stel het reductieventiel van luchtveren op 5 bar in, geldt voor wasmachines 70 kg/ / 154lb, 90 kg / 198 lb, 110kg / 242 lb, 140 kg / 308 lb. Bij wasmachine 180 kg / 396 lb stelt u het reductieventiel van luchtveren op 3,5 bar in. VOOR VERSIE MET WEEGSYSTEEM: Bij wasmachines met weegsysteem is de tweede drukschakelaar ingesteld op 4,5 bar, geldt voor machines 70 kg/ / 154lb, 90 kg / 198 lb, 110kg / 242lb, 140 kg / 308 lb. Bij wasmachine 180 kg / 396 lb is de tweede drukschakelaar ingesteld op 3 bar.
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
17
AANSLUITING VAN STOOM ! WAARSCHUWING! INSTALLEER VLAKBIJ ELKE MACHINE EEN APPARAAT VOOR STOOMTOEVOERUITSCHAKELING. VOORDAT U ONDERHOUD UITVOERT OF MET DE MACHINE HOE DAN OOK MANIPULEERT, SCHAKEL DE STOOMTOEVOER ALTIJD AF EN WACHT TOT DE MACHINE AFKOELT, ANDERS ZOU U GEKWETST KUNNEN WORDEN. ! WAARSCHUWING ! VOOR ELK STOOMVENTIEL MOET EEN FILTER GEPLAATST WORDEN MET EEN DOORLATENDHEID TOT 300 MICROMETER. EVENTUELE ONREINHEDEN DIE GROTER DAN 300 MICROMETER ZIJN, KUNNEN HET STOOMVENTIEL BESCHADIGEN EN ZIJN LEKKAGE VEROORZAKEN. !
WAARSCHUWING ! INDIEN DE STOOMAANSLUITING VAN BOVEN GEBEURT, DIENT BOVENDIEN VOOR HET STOOMVENTIEL EEN AUTOMATISCHE AFWATERING VOORGEZET WORDEN !! Op afb. 3.3. en in de tabel met technische specificatie vindt u de afmetingen voor stoomaansluiting. Gebruik slechts stoomtoevoerbuizen die voor een stoomventiel geprepareerd zijn, met een bijbehorende dichting die geschikt is voor geappliceerde werkdruk. Let op dat er bij de installatie en aansluiting van stoomtoevoer noodzakelijke maatregelen genomen worden zodat er geen toevallige aanraaking kan plaats vinden. Gezien de hoge temperatuur zou dit onmiddelijk tot kwetsuren leiden. Het aansluitpunt wordt uitgerust met een koppeling die de eventuele demontage van het stoomventiel makkelijker maakt. De stoomleiding dient tot aan het stoomventiel van de machine geïnstalleerd worden met helling in de richting van de stroming. Deze leiding zou in haar diepste plaats afgewaterd moeten worden.
LUCHTING ! WAARSCHUWING ! DOOR DE VENTILATIEOPENING ONTSNAPT STOOM! (AFB.3.3., POS. 9) DEK DE VENTILATIEOPENING NIET TOE.
De ventilatieopening dient tot verhindering van omgekeerde waterloop. Het beveiligingssysteem zorgt er ook voor dat op de buitentrommel geen overdruk onstaat die door de toevoer van water en stoom uit heet water veroorzaakt wordt. Dankzij dit kan het waterniveau juist gemeten worden. Zorg er veiligheidshalve voor dat onbevoegde personen geen toegang tot de achterkant van de machine hebben. Afgezien van het feit dat het niet aanbevolen is en in de veronderstelling dat alle nodige maatregelen genomen zullen worden, kan de ventilatieleiding van de machine op de centrale leiding van het wassalon aangesloten worden die de stoom naar buiten afvoert. De plaatsing van de aansluitingspunten – zie afb. 3.3. Het materiaal van de buisleiding moet bestand zijn tegen de temperatuur van 80°C / 176°F en tegen de trillingen van de machine. De centrale leiding voor meervoudige ventilatie moet gedimensioneerd worden op de totale doorsnede van de ventilatieleiding. Let daarop dat de installatie geen kwetsuren op welke wijze dan ook kan toebrengen.
ELEKTRISCHE AANSLUITING De machine is geconstrueerd voor het aansluiten op het elektrische distributiesysteem volgens de specificaties aangegeven in uw opdracht. Voordat de elektrische aansluiting gedaan wordt, dient men te controleren of de spanning en frequentie op het typeplaatje van de machine overeenkomstig zijn met de specificaties van het elektriciteitsnet. Het productetiket bevindt zich op het machinedeksel naast de ladingsdeur. De aansluiting is beschreven op afb.4.4.B. In de elektrische installatie moet veiligheidshalve een stroomberker geïnstalleerd worden (RCD) en een automatische schakelaar (verdeelkast van de wasserij). Voor de juiste keuze – zie onderaan. BELANGRIJK: - Indien de machine niet van een hoofdschakelaar voorzien is, moeten alle elektrische toevoeren vanuit de bron van elektrische energie van een afschakelinrichting voorzien worden overeenkomstig de norm EN 60204-1, kapittel 5.3. - Zorg ervoor dat de toevoerspanning altijd en onder alle voorwaarden tussen de limieten ligt die in kapittel „3. Technische specificatie“ vermeld staan. Indien er grote afstanden in uw elektrische installatie zijn, zal het waarschijnlijk noodzakelijk zijn grotere kabels te gebruiken vanwege reductie van spanning. - Indien de machine op het net aangesloten is vlakbij een krachtige transformator (500kVA en meer in een afstand tot 10 m) of vlakbij een krachtige compensator van fasenverschuiving, dient er een inductie-
18
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
stroombeperker op de spanningstoevoer aangesloten te worden. Zonder deze beperker kan de frequentieschakelaar beschadigd worden. Voor nadere informatie neem contact op met uw leverancier. ! WAARSCHUWING ! BEVEILIGINGSAARDING: INDIEN DE MACHINE NIET FUNCTIONEERT/DEFECT IS OF DE STROOM WEGLEKT, ZAL DE AARDING HET ONGEVALSGEVAAR DOOR ELEKTRISCHE STROOM REDUCEREN EN ALS EEN BEVEILIGINGSMIDDEL DIENEN, OMDAT DE ELEKTRISCHE STROOM DE WEG VAN DE MINSTE WEERSTAND ZAL NEMEN. DAAROM IS HET HEEL BELANGRIJK DAT DE MACHINE OP DE INSTALLATIEPLAATS GOED GEAARD WORDT WAARVOOR DE PERSOON VERANTWOORDELIJK IS DIE DE INSTALLATIE UITVOERT. TEGELIJK DIENEN ALLE NATIONALE EN PLAATSELIJKE NORMEN EN VEREISTEN NAGELEEFD TE WORDEN.
1. Stroombeveiliger 2. Elektrisch schakelbord van de wasruimte 3. Beveiliging van de toevoer 4. Machine 5. Faseleiders 6. Beschermende leider 7. Toevoer klemmenbord van de hoofdschakelaar
Fig. 4.4.B Aanbevolen aansluiting van de machine aan het elektrische net (met een stroombeveiliger)
VERLIESSTROOMSCHAKELAAR - RESIDUAL CURRENT DEVICE (RCD) In sommige landen is RCD bekend als „earth leakage trip“ of „Ground Fault Circuit Interrupter“ (GFCI) of „Appliance Leakage Current Interrupter“ (ALCI) of „earth (ground) leakage current breaker“. Specificatie: - Aanspreekstroom: 100mA (indien hij op de installatieplaats niet beschikbaar/toegelaten is, gebruik de stroom 30mA, bij voorkeur selectietype met een kleine tijdvertraging.) - Installeer max. 2 machines op elke RCD (per 30mA, slechts 1 machine) - Type B. Binnen de machine zijn componenten die DC-spanning gebruiken, daarom is „type B“ RCD noodzakelijk. Slechts voor informatie: Type B heeft een beter prestatievermorgen dan type A en type A is beter dan type AC. - Indien het op de installatieplaats toegelaten is, moet er de verliesstroomschakelaar (RCD) altijd geïnstalleerd worden. In sommige aardingssystemen (IT, TN-C,…) zou de verliesstroomschakelaar (RCD) niet toegelaten moeten worden (zie ook IEC 60364). - Sommige stuurcircuits van de machines zijn voorzien van een scheidingstransformator. Daarom is het mogelijk dat de verliesstroomschakelaar (RCD) fouten en de stuurcircuits niet ontdekt (maar de zekering(en) van de scheidingstransformator kunnen bij deze fouten beveiligen).
HOOFDBEVEILIGING Hoofdbeveiliging beschermt de machine en de hele elektrische installatie in principe tegen overbelasting en kortsluitingen. Als hoofdbeveiliging kunt u of (smelt-) zekeringen of scheidingsschakelaars gebruiken. Zie tabel „Technische specificatie“ voor de vaststelling van de nominale stroom en andere specificaties van de hoofdbeveiliging.In deze tabel is gespecificeerd dat de het „langzame“ beveiligingstype gebruikt moet worden, voor de circuitonderbrekers betekent dit kromme D. Indien het langzame beveiligingstype om een bepaalde reden niet gebruikt kan worden, kies de scheidingsschakelaar met 1 x hogere nominale stroom om de onderbreking van de verbinding tijdens de machinestart te voorkomen.
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
19
TOEVOERKABEL De toevoerkabel wordt niet samen met de machine geleverd. Specificatie: - Geleiders met koperen kernen - Er worden soepele geleiders gebruikt (flexibele elektroinstallatie) om de onderbreking van de geleider ten gevolge van vibraties te voorkomen - GELEIDERDOORSNEDE HANGT AF VAN DE GEBRUIKTE HOOFDBEVEILIGING. ZIE TABEL 4.4.A, MINIMALE DOORSNEDE - Zo kort mogelijk, direct vanaf de hoofdbeveiliging in de machine, zonder afbuiging. - Geen Stekkers Of Verlengingskabels: De Machine Is Bestemd Voor Duurzame Aansluiting Op Elektrisch Net. Aansluiting: - Trek de kabel door de opening in het achterpaneel en zorg ervoor dat de kabeldoorvoerdoos de beweging van de kabel verhindert. - Isoleer de afzonderlijke adres volgens afbeelding 4.4.C. - De beveiligingsgeleider moet altijd een beetje langer blijven zodat hij bij het toevallige uitrukken van de kabel als laatste afschakelt! - Voor de geïsoleerde geleideruiteinden gebruikt u geïsoleerde hulzen (6) voor L1/U, (L2/V), (L3/W), (N). Controleer of er geen toevallig contact kan ontstaan, anders blijft de toevoerkabel onder spanning hoewel de hoofdschakelaar uitgeschakeld is. - Pers een kabeloog op de beveiligingsgeleider om de juiste aansluiting op de klem PE te verzekeren. - Sluit de geleiders van de toevoerkabel op de uiteinden aan (hoofdschakelaar (1)) gemarkeerd L1/U, (L2/V), (L3/W), (N), en op de klem (koperen schroef) gemarkeerd PE, zie afb.4.4.D. - Laat de kabel doorhangen voordat hij in de kabeldoorvoerdoos bevestigd wordt. Daardoor wordt verhinderd dat het afvloeiende gecondenseerde water in de machine geraakt, afb. 4.4.D.
Hoofdbeveiliging (US)
Min. doorsnede van fasegeleiders (mm2) (AWG)
Min. doorsnede van beveiligingsgeleider (mm2) (AWG)
Scheidingsschakelaars Zekeringen 16A (15A) 10A (10A) 1,5 mm² (AWG 15) 1,5 mm² (AWG 15) 20A (20A) 16A (15A) 2,5 mm² (AWG 13) 2,5 mm² (AWG 13) 25A (-) 20A (20A) 4 mm² (AWG 11) 4 mm² (AWG 11) 40A (40A) 32A (30A) 6 mm² (AWG 9) 6 mm² (AWG 9) 63A(-) 50A (50A) 10 mm² (AWG 7) 10 mm² (AWG 7) 80A 63A 16 mm² 16 mm² 100A 80A 25 mm² 16 mm² 125A 100A 35 mm² 25 mm² 160A 125A 50 mm² 35 mm² 200A 160A 70 mm² 50 mm² 250A 200A 95 mm² 70 mm² Tab.4.4.A Minimale doorsneden van toevoerkabels aanbevolen door de producent
20
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
MACHINE
70 kg / 154 lb
SPANNING
SOORT VERWARMING stoom elektrisch 54 kW elektrisch 72 kW stoom stoom elektrisch 54 kW elektrisch 72 kW stoom stoom
MAX. STROOM (A) 29 99 128 50 29 99 128 50 40
3AC 400V
elektrisch 72 kW
122
elektrisch 96 kW
157
3AC 230V
stoom
69
stoom
49
elektrisch 72 kW
130
elektrisch 96 kW
168
stoom stoom
85 59
stoom 3AC 230V Tab. 4.4.B
95
3AC 400V 3AC 230V
90 kg / 198 lb
3AC 400V 3AC 230V
110 kg / 242 lb
140 kg / 308 lb
180 kg / 396 lb
3AC 400V 3AC 230V 3AC 400V
1. Beschermende leider 2. Faseleider 3. Faseleider 4. Faseleider 5. Persholte 6. Lengte van de isolering van de leiders
Fig. 4.4.C Aanpassing van de uiteinden van de leiders van de toevoerkabel
1. 2. 3. 4.
Hoofdschakelaar Kabeldoorvoer In een bocht hangende elektrische kabel
Afb. 4.4.D Het aansluiten van de elektrische kabel
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
21
AARDING VAN DE MACHINE EN BEVEILIGINGSVERBINDING!!! Onafhankelijk van de toevoerkabel moet de machine aangesloten worden op het aardingssysteem van de wasserij d.m.v. een afzonderlijke geleider. De beveiligingsgeleider die zulke aansluiting mogelijk maakt, wordt niet mee geleverd. Indien er nog andere wasmachines zijn /machines met onbeveiligde geleiderdelen die tegelijk gecontacteerd kunnen worden, zorg ervoor dat tussen alle deze machines een beveiligingsverbinding uitgevoerd wordt. De buiten-beveiligingsgeleider wordt op de beveiligingsklem aan de achterkant van de machine aangesloten. Daarvoor dient de buiten-beveiligingsklem (M8) die zich aan de rechterkant van het machineraam en die door een aardingsteken gekenmerkt is (afb. 4.4.E, pos.5). DE MINIMALE DOORSNEDE VAN DE BEVEILIGINGSGELEIDER HANGT AF VAN DE DOORSNEDE VAN DE TOEVOERKABEL. U VINDT HEM IN TABEL 4.4.A. Ook als de doorsnede van de toevoerkabel kleiner is dan 4mm², is het noodzakelijk tenminste 4 mm² / AWG 11 te gebruiken. 1. Wasmachine (rechte / linke zijkant) 2. Beschermende verbinding van de wasruimte 3. Externe beschermende klem van de wasmachine
4. Beschermende leider – machines-verbinding 5. Aardingsteken
Fig. 4.4.E
AANSLUITING VAN DE DOSERING VAN VLOEISTOFFEN ! WAARSCHUWING ! SCHAKEL VOOR DE INSTALLATIE DE TOEVOER VAN ELEKTRISCHE STROOM NAAR DE MACHINE UIT. DE TOEVOERKLEMMEN STAAN ONDER SPANNING OOK INDIEN DE HOOFDSCHAKELAAR VAN DE MACHINE UITGESCHAKELD IS. ! WAARSCHUWING ! DE ELEKTRISCHE AANSLUITING EN MACHINEAANSLUITINGEN DIENEN DOOR PERSONEN MET EEN DESBETREFFEND GELDIG CERTIFICAAT UITGEVOERD WORDEN VOLGENS INSTALLATIEINSTRUCTIES EN IN OVEREENSTEMMING MET DE GELDENDE PLAATSELIJKE NORMEN.
! WAARSCHUWING ! MONTEER ALLE DEKSELS VAN DE MACHINE, NADAT DE BUIS AANGESLOTEN IS , ANDERS BESTAAT ER GEVAAR VAN KWETSUUR.
Het is mogelijk om aan de machine een externe dosering van vloeistoffen aan te sluiten. Verbind aan de ingang van de pompen een slang voor toevoer van de vloeistoffen en verbind de uitgang aan één van de verticale ingangen van de menger van de vloeistoffen. Het buisje van buitendosering van vloeibare middelen dat van het mengcompartiment uitkomt, dient in de machine gevoerd te worden ter plaatse van de waterventielen en vervolgens op de schroefwinding met een binnenwinding van G1/2“ op het kniestuk van de trommelventilatie aangesloten te worden (het verbindingsstuk maakt geen deel uit van de levering). De slang die aan het buisje van de ingang aangesloten is dient door een klem beveiligd worden. Sluit aan de ingang van het elektrische waterventiel, fig. 4.4.F, opmerking 3), die aangesloten is aan de ingang van de menger de watertoevoer aan (6). De menger kan voor 1 tot 5 toevoeren van vloeistoffen gebruikt worden. Indien er aansluiting van meerdere toevoeren van vloeistoffen nodig is, gebruik nog een menger, sluit de mengers in een serie aan (1).
22
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
Fig. 4.4.F Aansluiting van vloeistoffen 1. Tweede menger 2. Menger 3. Elektrisch waterventiel 4. Pompen voor vloeistoffen
5. Reservoir voor vloeistoffen 6. Watertoevoer 7. Ingang voor aansluiting van vloeistoffen aan de achterkant van de machine
CONTROLLER OF DE SLANGEN OP DE MENGER EN DE INGANG IN DE MACHINE DOOR KLEMMEN VASTGEMAAKT ZIJN ! ELKE ONTSNAPPING VAN CHEMICALIËN KAN EEN BESCHADIGING VAN ONDERDELEN AAN DE BINNENKANT VAN DE MACHINE VEROORZAKEN. De elektrische aansluiting van het pompensysteem voor vloeistoffen dient aan een externe bron van elektrische stroom aangesloten worden. De elektrische aansluiting van de machine conform geldige plaatselijke normen mag slechts door bevoegde personen uitgevoerd worden die een geldige kwalificatie hebben. De signalen voor de vloeistoffen staan (standaard 24VAC ) in het schakelbord van de machine op het klemmenbord X2 ter beschikking voor het aansluiten van de dosering van de vloeistoffen. De klemmen 8 - 10 corresponderen met de pompen 8 - 10, zie elektrisch schema. Op klem 10 bevindt zich de gemeenschappelijke potentiaal. Op de klemmen zijn signalen, die geactiveerd worden in afhankelijkheid van het ingeprogrammeerde wasprogramma. Gebruik voor de aansluiting een kabel, die geschikt is voor hun functie en leid hem door een kabeldoorhanging naar de machine. Verbind deze signaalleiders zoals het door de producent van de pompen voor vloeistoffen vereist is. Het systeem van vloeistoffen kan maximaal 0,1A uit de stuurkring van de machine afnemen.
AANSLUITING HERGEBRUIKTE AFVOER Geldt slechts voor machines die van de producent of na een aanpassing voorzien zijn van een hergebruikafvoer. Sluit op de uitlaatbuis met een buitendoorsnede van 126 mm / 5“ die voor recycling bestemd is, afb. 3.3., pos.8, slangen aan die in het recycling reservoir voeren. Het reservoir dient onder het niveau van het afvoerventiel geplaatst te zijn en dient door zwaartekracht gevuld te worden. Het reservoir moet op het totale gewicht van de gegeven waterinhoud afgestemd zijn met een voldoende inhoud en moet uit een materiaal vervaardigd zijn dat bestendig is tegen temperaturen van 80°C / 176°F en invloeden van wasmiddelen. DE HOEVEELHEID WATER IS AFHANKELIJK VAN HET DOOR U GEKOZEN WASPROGRAMMA EN HET INGESTELDE WATERNIVEAU IN DE AFZONDERLIJKE WASSTAPPEN ! De bediening van hergebruik-afvoer en invoer is standaard uitgevoerd volgens elektrisch schema. Het klemmenbord voor het aansluiten van ventielen XRV bevindt zich in het schakelbord. De bedienende spanning is 230V-50/60Hz. Installatie en aansluiting dient met geschikte kabels te worden uitgevoerd volgens de uitvoering van de inrichting voor hergebruik.
4.5. INBEDRIJFZETTING VAN DE MACHINE Demonteer voor de inbedrijfzetting van de machine de vier transportsteunders die het vibrerende gedeelte van de machine tijdens vervoer beveiligen. Elke transportbalk bestaat uit een rode rol, schroef M12, afb. 4.5.A., pos.1 en moer M12 (2). De transportsteunders zijn toegankelijk na het afhalen van de onderbehuizingen, die onder de deur van de machine zijn geplaatst. Na het verwijderen van de transportsteunders dienen deze behuizingen altijd weer gemonteerd te worden.
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
23
Fig. 4.5.A Transportsteunder
! WAARSCHUWING ! DE MACHINE MAG NIET IN BEDRIJF GEZET WORDEN, INDIEN DE TRANSPORTSTEUNDERS NIET ZIJN VERWIJDERD. IN OMGEKEERD GEVAL KAN HET TOT EEN ERNSTIGE BESCHADIGING VAN DE MACHINE LEIDEN !
VOER HET VOLGENDE UIT: 1. Controle op verwijderen van transportsteunders, fig.4.5.A. 2. Afhalen van beschermende folie van de kast. 3. Controle, of het afvoerkanaal (resp. hergebruik) gereed is om water af te voeren. 4. Controle op de uitvoering van de beschermende verbinding (aarding) van de geleidende delen van de machine („PE“ of „PEN“). 5. Bestuderen van „Instructies voor de bediening van de machine“ voor het in bedrijf zetten van de machine en opvolging van deze instructies. 6. Voor de versie met twee motoren: controle van de draairichting van de trommel tijdens het centrifugeren, Afb.4.5.B, (etiket van zwieren bevindt zich boven de riemschijf). 7. Controleer of de vibratieschakelaar juist functioneert bij het wassen en centrifugeren en controle op de functie van de centraalstop. 8. Controleer na het aansluiten van de toevoer van perslucht op de manometer van de machine, of de druk ervan binnen het voorgeschreven bereik ligt. 9. Controleer of het openen en sluiten van de deur juist functioneert. Voer hetzelfde uit bij machines die van een automatisch systeem voor openen en sluiten van de deur voorzien zijn. Functie openen en sluiten van de deur – zie „Instructies voor de bediening van de machine“.
Afb. 4.5.B Etiket van zwieren
24
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
5. ONDERHOUD !
WAARSCHUWING !
DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN DIENEN ALTIJD EXACT NAGELEEFD TE WORDEN! ZET GEEN BEVEILIGINGSVOORZIENINGEN OF DELEN ERVAN BUITEN WERKING. ALLE INGREPEN IN DE FUNCTIES EN CONSTRUCTIE VAN DE MACHINE ZIJN NIET TOEGELATEN! GEBRUIK PASSENDE CHEMISCHE MIDDELEN DIE HET NEERSLAAN VAN GOOTSTEEN OP DE VERWARMINGSAPPARATEN EN ANDERE DELEN VAN DE MACHINE VERHINDEREN. BESPREEK DIT MET UW LEVERANCIER VAN WASMIDDELEN. DE PRODUCENT VAN DE WASMACHINE IS NIET VERANTWOORDELIJK VOOR DE VERNIETIGING VAN DE VERWARMINGSAPPARATEN EN ANDERE DELEN VAN DE MACHINE VANWEGE NEERGESLAGEN GOOTSTEEN. HET IS VERBODEN DAT MACHINE MET KAPOTTE OF ONTBREKENDE DELEN OF MET OPEN DEKSELS IN WERKING GEZET WORDT! SCHAKEL DE TOEVOER VAN ELEKTRISCHE STROOM NAAR DE MACHINE UIT, VOORDAT HET ONDERHOUD VAN DE MACHINE UITGEVOERD WORDT! INDIEN DE HOOFDSCHAKELAAR UITGESCHAKELD IS, ZIJN DE TOEVOERKLEMMEN VAN DE HOOFDSCHAKELAAR ONDER SPANNING! OP DEZE MANIER WORDEN ONGELUKKEN GEMEDEN. NA DE BEËINDIGING VAN HET ONDERHOUD DIENEN ALLE DEKSELS ALTIJD TERUG OP DE OORSPRONKELIJKE PLAATS GEMONTEERD TE WORDEN. Indien het tot een vervanging van willekeurige welke onderdelen van de machine komt, vervang deze door originele onderdelen geleverd door uw leverancier of besteld op basis van de catalogus met reserveonderdelen van de machine !
5.1. INLEIDING Preventief onderhoud is door een goede constructie van de machine en door keuze van betrouwbare onderdelen en materialen tot het minimum beperkt. Sommige onderhoudstaken tijdens de garantieperiode, die een ingreep in de machine vereisen (beschreven in hoofdstukken 5.3. tot 5.5.), moeten door een service-dienst van uw leverancier uitgevoerd worden, opdat de garantieperiode niet beëindigd zal worden. Voor het verwijderen van serieuze storingen staat u de technische service van uw leverancier ter beschikking.
5.2. DAGELIJKS Controleer dagelijks: 1. Visueel afdichting van de toevoeren van water, lucht, resp. stoom. 2. Controleer en indien nodig reinig de luchtafscheider van vuiligheden. 3. Of het afvoerventiel tijdens het wasproces niet lekt en of het vervolgens correct opent (het ventiel is in de open positie wanneer de hoofdschakelaar aan is, bij voldoende luchtdruk en pneumatisch elektromagnetisch ventiel DV1 is zonder elektrische stroom). 4. Reinig de machinedelen aan de oppervlakte, om alle sporen van wasmiddelen te verwijderen. 5. De vultrechters moeten aan het eind van elke werkdag gereinigd worden. 6. De deurafdichting voorzichtig van sedimenten en andere vreemde stoffen reinigen. Gebruik voor het reinigen van de rubberen deurafdichting geen oplosmiddelen of zuren! De dichtingen van rubber nooit met olie of met smeervet insmeren! Open na het reinigen van de machine en aan het eind van de werkdag de deur voor luchting van de machine en een langere bedrijfsbetrouwbaarheid van de deurafdichtingen. Het is aanbevolen om na het werk alle hoofdtoevoeren van water, elektrische energie, resp. stoom te sluiten. Daarmee word echter niet het individuele ventiel van de machine bedoeld, maar de hoofdventielen van de wasruimte.
5.3. MAANDELIJKS OF NA 200 BEDRIJFSUREN Voor smering zie hoofdstuk 5.8.
5.4. ELKE DRIE MAANDEN OF NA 500 BEDRIJFSUREN 1. Controleer of de machine door de hoofdschakelaar of door de beveiliger van de wasruimte afgesloten is van het net en of andere werknemers duidelijk geïnformeerd zijn over het uitvoeren van het onderhoud aan de machine. 2. Controleer of de schroeven strak genoeg zijn vastgemaakt volgens hoofdstuk 5.7. 3. Controleer visueel de afdichting van alle leidingen, slangenverbindingen aan de binnenkant van de machine en of de luchtbalgen niet beschadigd zijn. 4. Controleer of de stuurcomponenten bij het uitvoeren van de reiniging beschermd zijn voor vocht en stof, veeg en reinig de binnenkant van de machine. 5. Smering volgens hoofdstuk 5.8. 516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
25
6. Indien in de wasruimte in de voedingskring van het elektrische schakelbord van de wasruimte een stroombeveiliger geïnstalleerd is, test volgens hoofdstuk 5.14. 7. Controleer de slijtage van de remplaten, zo nodig vervang deze volgens hoofdstuk 5.12. Controleer de gelijkmatige spleet tussen de plaatjes en de remschijf, evt. stel hem in volgens kapittel 5.12. 8. Controle op de afdichting van de hoofdlagers volgens hoofdstuk 5.11.
5.5. ELKE ZES MAANDEN OF NA 1000 BEDRIJFSUREN 1. Reinig de filters op de toevoer van water en stoom volgens hoofdstuk 5.10. 2. Demonteer de zijkantbehuizing van de machine en controleer, of de V-riemen van de aandrijving niet beschadigd zijn en of deze behoorlijk gespannen zijn, hoofdstuk 5.9. ! VOORDAT DE DEKSELS VAN DE MACHINE AFGENOMEN WORDEN, DIENT DE TOEVOER VAN ELEKTRISCHE ENERGIE UITGESCHAKELD TE WORDEN EN MOET U TENMINSTE 10 MINUTEN WACHTEN. CONTROLEER, VOORDAT U DE FREQUENTIEWISSELAAR CONTROLEERT, DE RESTERENDE SPANNING TUSSEN DE KLEMMEN + A -. VOORDAT U MET DE CONTROLE VAN DE WISSELAAR START, MOET DEZE SPANNING LAGER DAN 30 VDC ZIJN.
3. Reinig, verwijder vuiligheden en stof: – van de ribben van de koeler van de wisselaar – van koelingribben van de motor – van ventilator aan de binnenkant van de wisselaar (indien de wisselaar van een ventilator voorzien is) – van ventilator aan de buitenkant (indien deze gebruikt wordt) – van koelingtralies in de machinekast – controleer of de ventilator aan de binnenkant van de wisselaar (indien de wisselaar van een ventilator voorzien is) functioneert – controleer of de ventilator aan de buitenkant (indien deze gebruikt wordt) functioneert
5.6. VEILIGHEIDS-VIBRATIESCHAKELAAR BESCHRIJVING VAN DE FUNCTIE De vibratieschakelaar is een belangrijke veiligheidscomponent, die in geval van een juiste instelling de machine moet stoppen bij bovenmatige vibratie veroorzaakt door onbalans, dat betekent kleine wasinhoud of door ongeschikte verdeling van de was in de wastrommel en in geval van beschadiging van de luchtbalgen voor vering van de machine. Door de belangrijkheidsgraad van deze component wordt aanbevolen dat een gekwalificeerde werknemer bij de eerste installatie van de machine en daarna een keer per jaar checkt, of de vibratieschakelaar correct functioneert en indien nodig dat hij de instelling ervan uitvoert. Op de machine worden twee vibratieschakelaars gebruikt, die aan het rechte en linke paneel van de buitentrommel van de machine geplaatst zijn. De reactie van de machine en van het bedieningssysteem bij het overschakelen van de vibratieschakelaar is beschreven in de „Programmeringsgebruiksaanwijzing“. De machine wordt in het productiebedrijf op een maximale onbalans van: 5 kg / 11 lb – machines 70 kg / 154 lb, 7 kg / 15,4 lb - machines 90 kg / 198 lb, 110 kg / 242 lb, 140 kg / 308 lb, 11 kg / 24,3 lb - machines 180 kg / 396 lb ingesteld. Deze 5 kg / 11 lb, 7 kg / 15,4 lb, 11 kg / 24,3 lb betekent absoluut niet dat de machine door zo een grote onbalans van droog wasgoed belast mag worden bij het inleggen van de was maar echter, dat nat wasgoed bij centrifugeren op de binnentrommel zo ongunstig verdeeld kan worden, dat daardoor een onbalans van max. 5 kg / 11 lb, 7 kg / 15,4 lb, 11 kg / 24,3 lb kan ontstaan. Indien de onbalans groter is dan aangegeven, schakelt de machine uit. !
WAARSCHUWING !
DEZE INSTELLING MAG IN GEEN GEVAL GEWIJZIGD WORDEN, WANT DAT ZOU TOT EEN ONOMKEERBARE BESCHADIGING VAN DE MACHINE LEIDEN
CHECKEN VAN DE FUNCTIE Voer de controle op de volgende manier uit: 1. Demonteer de zijkantbehuizingen. 2. Zet de machine in bedrijf (wassen of centrifugeren). 3. Terwijl de machine in bedrijf is, schakel voorzichtig de vibratieschakelaar manueel door de flexibele bedieningscomponent.
26
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
!
WAARSCHUWING !
WEES DAARBIJ BIJZONDER VOORZICHTIG, ZODAT EEN VERWONDING DOOR DE VIBRERENDE EN VASTE MACHINEONDERDELEN ONTWIJKEN KAN WORDEN ! NADAT DE FUNCTIE GECONTROLEERD IS, MONTEER WEER ALLE BEHUIZINGEN TERUG OP HUN OORSPRONKELIJKE PLAATS.
INSTELLEN VAN DE GEVOELIGHEID 1. De vibratieschakelaar wordt in het productiebedrijf op een maximale onbalans van 5 kg / 11 lb, 7 kg / 15,4 lb, 11 kg / 24,3 lb ingesteld. 2. Indien echter toch een verstelling van de schakelaar voorkomt, moet deze opnieuw op de volgende manier ingesteld worden: – In een lege binnentrommel een houten balkje aan de omtrek van de buitenmantel bevestigen met afmetingen van 10x10 cm, behorende lengte en gewicht van 5 kg / 11 lb, 7 kg / 15,4 lb, 11 kg / 24,3 lb. – De binnen- en buitentrommel afsluiten en de machine instellen op tussen-centrifugeren (400 omwentelingen/min). – De afstand tussen de flexibele bedieningscomponent van de vibratieschakelaar en de beperker (steunplaat) op de grens instellen, namelijk zo, dat de machine nog „loopt“. – De onbalans op: 5,5 kg / 12,1 lb – machines 70 kg / 242 lb 7,5 kg / 16,5 lb - machines 90 kg / 198 lb, 110 kg / 242 lb, 140 kg / 308 lb, 12 kg / 26,5 lb, geldt voor machines 180 kg / 396 lb Uitbreiden en de afstand tussen de flexibele bedieningscomponent van de vibratieschakelaar en de beperker zacht verstellen, namelijk zo, dat de machine al „uitschakelt“. 3. Daarna de moeren en de contramoeren op de schakelaar en op de beperker goed vastschroeven.
5.7. DRAAIMOMENTEN !
WAARSCHUWING !
LAAT REGELMATIG ÉÉN KEER IN HET KWARTAAL OF NA ELKE 500 WERKUREN (AFHANKELIJK WELKE VARIANT EERDER VOORKOMT) CONTROLE OP VAN VASTSCHROEVEN VAN DE SCHROEVEN UITVOEREN ! Indien een van de schroeven beschadigd is, dient men deze te vervangen met een schroef van dezelfde dikte die op de kop aangegeven is. Het beste is de originele schroef te bestellen volgens de catalogus van reserveonderdelen. !
WAARSCHUWING !
VERVANG EEN KAPOTTE SCHROEF DOOR EEN SCHROEF MET DEZELFDE VASTHEID DIE OP ZIJN KOP AANGEGEVEN IS ! INDIEN MEN ZICH AAN DE KWALITEIT EN VASTHEID VAN DE SCHROEF NIET ZOU HOUDEN, ZOU HET ALS GEVOLG EEN ERNSTIGE BESCHADIGING VAN DE MACHINE OF VAN DE GEZONDHEID VAN HET BEDIENENDE PERSONEEL KUNNEN HEBBEN ! Draai de losgeraakte schroeven met de draaimomenten die in de volgende tabel aangegeven zijn vast: DRAAIMOMENTEN VAN SCHROEVEN EN MOEREN SCHROEF (MOER)
AFMETING
AANTAL (ST.)
VASTDRAAI MOMENT (Nm)
VASTDRAAI MOMENT (lbf.ft)
MOER: LAGERBEHUIZING SCHROEF: SPANNINGSOMHULLING / RIEMSCHIJF VAN DE TROMMEL
M20
4+4
220
162
5/8“ x 1 3/4“
3
170
125
Tab. 5.7.
5.8. SMERING ! WAARSCHUWING !
DE SMERINGSOPERATIES DIENEN UITGEVOERD WORDEN, WANNEER DE HOOFDSCHAKELAAR UITGESCHAKELD IS EN ALLE COMPONENTEN ZICH IN DE RUSTSTAND BEVINDEN ! (INDIEN IN DE VOLGENDE INSTRUCTIES NIET ANDERS STAAT AANGEGEVEN) Altijd als u de smeerpers gebruikt – vooral dan, wanneer u smering van lagers en afdichting uitvoert, druk het smeermiddel langzaam in – niet sneller dan 5 slagen per minuut. De smeerpers kan extreem hoge drukken creëren, die een deformatie van de afdichting kunnen veroorzaken en daardoor geen dichting. Werk nooit sneller aan de smeerpers, ook als er een luchtgat in de smeerpers zit. 516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
27
Zowel een bovenmatige als ook een onvoldoende smering kan zich negatief uitwerken. Voordat u met het smeren begint, controleer of uw smeerpers zonder enige storing functioneert. Indien uit een enige reden een smeermiddel door een andere vervangen zal worden, check bij de producent van smeer, of beide soorten vermengbaar zijn, anders kan een ongeval van de lager niet uitgesloten worden. Bijvoorbeeld lithium smeermiddelen kunnen met kalkbevattende smeermiddelen vermengd worden, maar niet met natriumbevattende. VERMENG NOOIT SMEERMIDDELEN OP OLIEBASIS MET SILICONE SMEERMIDDELEN!
SMEERPLAATSEN, HOEVEELHEID EN FREQUENTIE VAN DE SMERING SMEERMIDDEL: Gebruik multifunctionele lithium smeermiddel bevattend hoogdruk-toevoegingen met de consistentie NLGI 2. SKF – LGEP 2 ESSO – BEACON EP 2
SMEERNIPPEL: De smeernippels van de hoofdlagers en afdichting zijn geplaatst op de lichamen van de lagers, fig. 5.8. De smeerplaats (2) is bedoeld voor het smeren van een lager, de smeerplaats (3) is bedoeld voor het smeren van een afdichting. Zet de machine ongeveer voor 10 minuten in centrifugeren, zodat het oude olie in de lagers opgewarmd wordt. Haal voor het begin van het smeren van de lagers de deksels (1) van de smeerdoppen af. Pomp bij het smeren langzaam het smeermiddel en draai tijdens het met de trommel (het is nodig om de rem mechanisch af te remmen). Uitgedrukte overtollig smeermiddel moet verwijderd worden. Wees bij deze bezigheid bijzonder voorzichtig, zodat het uitgedrukt smeermiddel uit de achterlager niet op de riemschijf en de remwiel komt. Zet als het smeren beëindigd is, de deksels (1) weer terug op de doppen. Na het smeren van de afdichting kan een deel van het overbodig smeermiddel uitgedrukt worden in de ruimte van de binnentrommel, overbodig smeermiddel kan verwijderd worden, doordat u de machine zonder was aan het uitkoken brengt, daardoor wordt het smeermiddel uitgespoeld.
Fig. 5.8. Smeerplaatsen
HOEVEELHEID SMEERMIDDEL: Maandelijks: Afdichting (linke + rechte) = 10 g + 10 g Lager (linke + rechte) = 10 g + 10 g De lagers van de motor van de aandrijving van de machine hebben geen onderhoud nodig, deze worden niet gesmeerd.
5.9. AANDRIJVINGSMECHANISME Voer bij een nieuwe machine en na een vervanging van de riemen controle op de spanning van de riemen uit: 1. Na de eerste 24 bedrijfsuren 2. Na de eerste 80 bedrijfsuren 3. Elke 6 maanden of na elke 1000 bedrijfsuren (afhankelijk van welk geval zich als eerste voordoet)
CONTROLE OP DE SPANNING VAN DE RIEMEN !
WAARSCHUWING !
VOORDAT U MET HET WERK BEGINT, SCHAKEL DE HOOFDSCHAKELAAR VAN DE MACHINE UIT, OM EEN MOGELIJKE ONGEVAL VOOR TE KOMEN ! De riemen zijn toegankelijk na de demontage van de zijkantbehuizing. Te gespannen riemen belasten de zitting van de lagers en verkorten daardoor de bedrijfsbetrouwbaarheid ervan. In omgekeerd geval, onvoldoende gespannen riemen veroorzaken lawaaierig bedrijf en slippen van de riemen. Indien nodig, span de riemen bij, of vervang de riemen bij beschadiging of een bovenmatige slijtage. De testkracht van een juist gespannen riem, gemeten door een meettoestel voor het meten van de kracht in de riem is in de tabel 5.9. aangegeven. Een juiste spanning van de riem volgens de kracht gemeten door dit toestel kan ongeveer bereikt worden door een belasting van het middengedeelte van de riem door 2,5 kg, bij een uitdieping van de riem van 6,1mm.
28
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
Kracht F gemeten door het toestel
70 kg / 154 lb 90 kg / 198 lb 400 N
110 kg / 242 lb 140 kg / 308 lb 463 N
180 kg / 396 lb 523 N
Tab. 5.9.
VERVANGING VAN DE RIEMEN VERVANG DE RIEMEN NOOIT MIDDELS EEN BREEKIJZER OVER DE GROEVEN VAN DE RIEMSCHIJF. De demontage van riemen van de hoofaandrijving kan uitgevoerd worden, na losmaken van de schroeven, die de motor bevestigen en na het losmaken van de spanningsschroeven. Vervang altijd een complete set van de riemen op één versnelling. De riemen, die vervangen worden, moeten van hetzelfde type en dezelfde uitvoering in de set zijn. Vervang de beschadigde riemschijven. Controleer na de vervanging van de riemen de uitrichting van de riemschijven, de spanning van de riemen en de vastschroeving van de schroeven en moeren. Hou de riemen en riemschijven schoon en bescherm deze voor een direct contact met olie, smeermiddelen, water en dergelijke.
UITRICHTING VAN DE RIEMSCHIJVEN Een voorwaarde voor een goede werking en een lange bedrijfsbetrouwbaarheid van de riemen is een correcte uitrichting van de riemschijven. Een controle op de uitrichting van de riemschijven voert u doordat een mal (fig. 5.9. opmerking 4) of een liniaal op de voorkanten van de riemschijven legt. De riemschijven zijn uitgericht, wanneer de mal de riemschijven in al de punten A, B, C, en D op raakt. In omgekeerd geval moet de positie van de riemschijven uitgericht worden.
1. Hoofdbehuizing met de riemschijf 2. Trommel 3. Motor van de aandrijving 4. Mal
Fig. 5.9.
5.10. WATER- EN STOOMFILTERS De machines zijn op de toevoeren van water en stoom (indien het een machine met stoomverwarming is) van filters voorzien. De filters dienen af en toe gereinigd te worden, zodat zich de tijden voor instromen niet verlengen. Het interval van de reiniging is afhankelijk van de hoeveelheid van vreemde elementen in de leiding.
REINIGING VAN DE FILTER 1. Onderbreek de toevoer van water (stoom) naar de machine. !
WAARSCHUWING !
VOORDAT U DE STOOMFILTER REINIGT, CONTROLEER, OF DE TOEVOER VAN HEETWATER (STOOM) NAAR DE MACHINE ONDERBROKEN IS EN OF DE FILTER KOUD IS. 1. Schroef de dop van de filter (fig. 5.10. opmerking 4) uit en haal de zeef van de filter uit (2). 2. Verwijder onder stromend water of blazen van perslucht vuiligheden uit de zeef van de filter. 3. Zet de zeef (2) en de afdichting (3) terug in het lichaam van de filter (1) en draai de dop vast (4). 1. Lichaam van de filter 2. Zeef van de filter 3. Afdichting 4. Dop
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
Fig. 5.10.
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
29
5.11. AFDICHTING VAN HOOFDLAGERS – OPVANGKOMMEN Onder de hoofdlagers bevindt zich een opvangkom voor afdruppend water, die bij lekkende afdichting (simmering) het water opvangt, dat in de afdichting van de lagers ontstaat. Her dient een controle na elke drie maanden te worden uitgevoerd ! Bij een waterlekkage moet de afdichting (simmering) door onze klanten-service vervangen worden.
5.12. REM De rem is een beveiligingselement van de machine, hij remt de trommel indien de toevoer van elektrische energie of lucht onderbroken wordt. Controleer regelmatig de slijtagestand van de remplaten en indien nodig, vervang de remplaten tijdig door nieuwe. Controleer regelmatig de gelijkmatige spleet tussen de plaatjes en de remschijf, evt. stel hem in d.m.v. schroef met veer die de remkop bevestigt. Stel de remschoenen d.m.v. aanslagschroeven zo in dat ze met de schijf parallel liggen.
VERVANGING VAN DE REMPLATEN !
WAARSCHUWING !
DE HOOFDSCHAKELAAR VAN DE MACHINE MOET UITGESCHAKELD ZIJN ! 1. Sluit het luchtpijpje van de remschroefverbinding af. 2. Demonteer de luchtfilter, fig. 5.12. opmerking 3 op het lichaam van de rem (1). 3. Plaats in de opening in het lichaam van de rem de schroef M10x50 (4) (onderdeel van de levering), waarmee u na het inschroeven de remschoenen van de rem manueel afremt (2). 4. Demonteer de rem uit de machine. 5. Kantel de remschoenen ongeveer om 45° en vervang stuk voor stuk de remplaten (5) aan de beide remschoenen. 6. Open de remschoenen op een afstand van ongeveer 14mm /0,55“ door draaien van de schroef (4) en stel middels stootvast-schroeven van de remschoenen (6) de wederzijdse evenwijdigheid van de remvlakken van de remschoenen in. Beveilig de schroeven (6) tegen het losraken door hiervoor bedoelde lijm. (bijvoorbeeld LOCTITE 243). 7. Monteer de rem terug op de oorspronkelijke plaats ervan. 8. Schroef de schroef uit (4) en schroef de luchtfilter terug (3) 9. Sluit het luchtpijpje aan de schroefverbinding van de rem aan.
1. Lichaam van de rem 2. Remschoenen van de rem 3. Luchtfilter 4. Schroef M10x50 5. Remplaten 6. Stootvast-schroeven van de remschoenen
Fig. 5.12. Rem
5.13. WAARDEN VAN DE ZEKERINGEN De waarden van de zekeringen kunt u op het elektrisch schema vinden dat samen met de machine wordt geleverd. Benaming: FU1, FU2 FU3 FU4
Bedoeld voor: transformator-primaire winding bedieningskringen ventilator van de motor Tab. 5.13.
30
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
5.14. STROOMBESCHERMERS VAN DE WASRUIMTE Indien er in de wasruimte in de voedingskring van het elektrische schakelbord van de wasruimte een stroombeveiliger is geïnstalleerd, moet deze regelmatig getest worden. De stroombeveiliger is een zeer gevoelige inrichting en zorgt voor de veiligheid van het bedienend personeel wanneer de machine in bedrijf is, in verband met een ongeval door elektrische stroom. !
WAARSCHUWING !
DE TEST VAN DE JUISTE FUNCTIE VAN DE FREQUENTIEWISSELAAR MOET DOOR EEN GEKWALIFICEERDE WERKNEMER UITGEVOERD WORDEN MINSTENS ÉÉN KEER IN DE DRIE MAANDEN. TESTUITVOERING: Wordt onder spanning uitgevoerd door indrukken van de testtoets op de beveiliger, de beveiliger moet uitschakelen!
5.15. MAGNETISCHE SENSOREN VAN DE BEVEILIGING VAN BUITENDEUR, BEVEILIGINGSSCHAKELAAR De sensoren bevinden zich op luchtcilinders die de afsluiters van de buitendeur bedienen. Op elke sensor wordt de ingeschakelde toestand gesignaleerd - groen signaallampje LED. Indien de buitendeur open is, brandt het signaallampje van de bedieningstoets „OPENEN“ van de buitendeur niet. Het signaallampje LED op de sensor brandt niet. Indien de buitendeur gesloten en vergrendeld is, brandt het signaallampje LED van de sensor wel. Indien het niet zo is, maak de beveiligingsschroef los en stel de sensor in. De beveiligingsschakelaar bevindt zich op de kraag van de buitentrommel rechts onderaan. Bij manuele sluiting van de buitendeur signaleert de beveiligingsschakelaar de deurpositie. De beveiligingsschakelaar kan ingesteld worden na demontage van het deksel van de afsluiters waarop hij bevestigd is.
5.16. BEVEILIGINGSINSTALLATIE VAN BUITENDEUR Deze installatie dient tot de beveiliging van de buitendeur in geopend toestand. Het is in elk geval niet toegelaten geopende buitendeur met beveiligingsinstallatie met bovenmatige kracht te belasten, dit zou de installatie kunnen beschadigen. Wees voorzichtig bij het gebruik van de beveiligingsinstallatie, zie aanwijzingen 527567. Controleer na het openen van de buitendeur of het beveiligingsstuk achter de kraag van de buitentrommel dichtgevallen is. Hef het beveiligingsstuk met een hand op en doe de buitendeur voorzichtig met de tweede hand dicht.
5.17. SENSOR VAN AUTOMATISCHE INSTELLING VAN BINNENDEUR Sensoren van de instelling van de automatische positie van de binnendeur bevinden zich aan de linkerkant onder de riemschijf van de trommel. Bij het draaien van de riemschijf tijdens de doorgang langs de zwarte platen van de riemschijf begint het signaallampje op de sensor te branden. Indien het niet zo is, stel de sensor in. De afstand tussen de voorkant van de sensor en de zwarte platen van de riemschijf is 4 mm / 0,16“. De positie van de binnendeur wordt zo ingesteld dat de sensorhouders zodanig verschoven worden dat de afstand tussen de geopende binnendeur en de benedenkant van de kraag ongeveer 20 mm / 0,79“ bedraagt.
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
31
6. PROBLEMEN EN STORINGEN 6.1. DEURBLOKKERING BESCHRIJVING VAN DE SLUITFUNCTIE VAN DE BUITENDEUR – De deur wordt gesloten middels een knevelsluiting, die elektro-pneumatisch wordt bediend. Indien zich een uitval van stroom of perslucht voordoet, blijft de deur gesloten. – De deur wordt bovendien door een veer-pneumatische slot beveiligd, ook in gevallen van storing, bijvoorbeeld bij uitval van stroom, perslucht, voor of na de installatie van de machine. – De deur kan slechts geopend worden in geval van nood volgens de hieronder beschreven handelswijze.
NOODOPENEN VAN DE BUITENDEUR !
WAARSCHUWING !
VOOR HET OPENEN VAN DE DEUR IN NOODSITUATIES MOET DE HOOFDSCHAKELAAR VAN DE MACHINE UITGESCHAKELD WORDEN ! OPEN DE DEUR NOOIT, INDIEN DE TROMMEL STEEDS DRAAIT! OPEN DE DEUR NOOIT, INDIEN ER “TE HEET” WEERGEGEVEN WORDT! GEVAAR VAN VERBRANDING! OPEN DE DEUR NOOIT, INDIEN DE MACHINEDELEN TE HEET LIJKEN! OPEN DE DEUR NOOIT ALS ER WATER IN DE TROMMEL IS! ANDERS ZAL HET WATER NA HET OPENEN VAN DE DEUR UITLOPEN. OPEN DE DEUR SLECHTS AA DE VULKANT, OM EEN CONTAMINATIE VAN DE SCHONE KANT VAN DE WASRUIMTE VOOR TE KOMEN! OPENEN VAN DE DEUR – Indien de elektrische energie tijdens de werking onderbroken is, blijft in het pneumatische systeem een gedeelte van de perslucht gesloten en de deur is steeds gesloten en beveiligd. Eerst moet de perslucht uitgelaten worden uit de kring van de sluiting van de buitendeur. – Demonteer de kast onder de buitendeur aan de vulkant. Koppel één aansluiting van het plastic pneumatische buisje op de verbinding in de T-vorm los, fig. 6.1.A.opmerking 1. Daardoor komt het tot een afblazing van de perslucht uit de kring van de sluiting van de buitendeur; het openen van de knevelsluiting dient middels het uittrekken van de zuigerstangen uit de pneumatische cilinders worden uitgevoerd. – De deur wordt nu nog door het veer-pneumatische slot in de gesloten positie bijgehouden. – Dit slot wordt op de volgende manier losgemaakt: druk met een schroevendraaier de beveiligende stang van het slot, fig. 6.1.B.opmerking 1 in de losgemaakte positie (de veer overwinnen) en open langzaam de buitendeur. Het slot keert zelf (door invloed van de veer) terug naar de beveiligde positie. – Let op! Acht bij de manipulatie aan de buitendeur erop, dat de deur niet tegen de zuigerstang van het veer-pneumatische slot aanstoot.
Fig. 6.1.A Uitlaten van de lucht
Fig. 6.1.B Losmaken van het deurslot
SLUITEN VAN DE DEUR Sluit de toevoer van het plastic pneumatische buisje aan de T-verbinding. Monteer de kast onder de buitendeur. Na het herstellen van de toevoer van de elektrische stroom en perslucht is het mogelijk om de buitendeur te sluiten en doorgaan met de wascyclus, zie „Gebruiksaanwijzing voor de machinebediening“.
6.2. PROBLEMEN MET DE PROGRAMMERINGSUNIT zie het Programmeerhandboek.
32
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
7. LIJST MET AANBEVOLEN RESERVEONDERDELEN – – – – – – – – – – –
afvoerventiel instroomventiel luchtveer demper zekeringen thermostaatsensor veiligheidsschakelaar van motor veiligheidsschakelaar van verwarming verwarmingslichaam v-riem deurdichting Nadere informatie en bestellcodes vindt u in de catalogus van vervangstukken voor elke machine of bij uw leverancier.
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
33
8. HET BUITEN GEBRUIK ZETTEN VAN DE MACHINE Indien de machine reeds buiten gebruik gezet c.q. verplaats wordt, volg de instructies op.
8.1. AFSLUITING VAN DE MACHINE 1. Schakel de externe toevoer van de elektrische stroom naar de machine uit. 2. Schakel de hoofdschakelaar op de deur van het elektrische schakelbord uit, fig.3.3., positie 18. 3. Sluit de externe toevoer van water, perslucht resp. stoom naar de machine. 4. Check, of de externe toevoer van de elektrische stroom, perslucht en resp. de toevoer van stoom afgesloten is. Sluit alle toevoeren van elektrische stroom, water, lucht resp. stoom af. 5. Isoleer de afgesloten leiders van de externe toevoer van de elektrische stroom. 6. Voorzie de machine van het teken „BUITEN GEBRUIK“ 7. Schroef de moeren (schroeven) af die de machine op de bodem bevestigen. 8. Bij het vervoer dient u de instructies genoemd in hoofdstuk „2.Waarschuwingen en symbolen“, lid „Bij vervoer en bewaren“ en hoofdstuk „4.1.Manipulatie, vervoer en bewaring“ opvolgen. Indien de machine nooit meer gebruikt zal worden, beveilig hem zo dat er geen kwetsuren van personen, gezondheids- en milieuschaden evenals materiële schaden niet toegebracht kunnen worden. Controleer of er geen personen binnen de machine gesloten kunnen worden, geen kwetsuren van personen door beweegbare of scherpe machinedelen toegebracht kunnen worden (verwijder b.v. de binnen- en buitendeur van de trommel, vergrendel de binnentrommel tegen draaien enz.) LET GOED OP, WANT DE VALLENDE DEUR OF GLAS TIJDENS HET DEMONTEREN KAN VERWONDINGEN VEROORZAKEN !
8.2. LIQUIDATIE VAN DE MACHINE Bij de liquidatie van de machine, na de beëindiging van zijn gebruik dient u de volgende aanwijzingen te volgen: 8.2.1. MOGELIJKE LIQUIDATIE VAN DE MACHINE DOOR EEN VAKKUNDIGE FIRMA De machine kan door een firma geliquideerd worden die daartoe bevoegd is en de sortering van het materiaal en de condities van het liquideren van afval respecteert. 8.2.2. MOGELIJKE LIQUIDATIE VAN DE MACHINE OP EIGENE KRACHTEN Bij de liquidatie van de machine dient het materiaal in volgende groepen verdeeld te worden: 1. Platen van gedrukte contacten incl. LCD ................................................afvalgroep 160215 2. Elektrolytische condensatoren.................................................................afvalgroep 160215 3. Verkabeling..............................................................................................afvalgroep 160216 4. Andere elektrische componenten; motor, frequentietransformator, contacten, verwarmingslichamen ............................................................afvalgroep 160216 5. Kunststof..................................................................................................afvalgroep 191204 6. Rubber .....................................................................................................afvalgroep 191204 7. Metaal ......................................................................................................afvalgroep 160117 8. Ladingen met lagers ................................................................................afvalgroep 170410 Het gesorteerde materiaal kunt u aan de firma aanbieden die het verder kan verwerken.
AANTEKENINGEN:
34
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
9. BIJLAGE A
516388 A
UITGAVE 8 SEP 2008.DOC
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR INSTALLATIE EN ONDERHOUD
35
BELANGRIJK ! MACHINETYPE: PROGRAMMATOR: - ELEKTRONISCHE PROGRAMMATOR
DATUM INSTALLATIE: INSTALLATIE UITGEVOERD DOOR: SERIENUMMER: ELEKTRISCHE SPECIFICATIE: SPANNING .......... IN ..........FASE ........HZ OPMERKING: BIJ ELK CONTACT MET UW DEALER OMTRENT MACHINEVEILIGHEID OF RESERVEONDERDELEN, MOET DIT DOCUMENT BEHOORLIJK INGEVULD ZIJN. BEWAAR DE GEBRUIKSAANWIJZING VOOR LATERE REFERENTIES.
DEALER: