Praktijkboek_A1.fm Page 1018 Monday, July 6, 2009 1:45 PM
Praktijkboek kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
69
Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en de Kwaliteit van Zorg1
Stef Van Eekert Afdelingshoofd Agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Afdeling Welzijn en Gezondheid Brussel
69.1
Inleiding
In april 2006 werd het Intern Verzelfstandigd Agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin2 opgericht. In een eerste deel schetsen we welke opdrachten Inspectie WVG kreeg in het Oprichtingsbesluit en de beheersovereenkomst. Het begrip ‘kwaliteit van zorg’ staat daarin centraal. In een tweede deel bezinnen we ons over dit centrale begrip en de evoluerende manier waarop de overheid sturing en toezicht organiseert om de kwaliteitsvolle zorg te borgen en te bewaken. Daaruit vloeit in den derde deel een voorstel voort om op een projectmatige manier, samen met alle stakeholders, een referentiekader kwaliteit van zorg te ontwikkelen.
69.2 69.2.1
De opdracht van Inspectie WVG Het beleidsdomein na ‘Beter Bestuurlijk Beleid’
In het regeerakkoord van juli 1999 nam de Vlaamse Regering de beleidsoptie om werk te maken van een grondige bestuurlijke vernieuwing. De regering die aantrad in 2004 werkte verder aan dit project en bracht de hervorming in de praktijk. De basisprincipes van dit ‘Beter Bestuurlijk Beleid’3 kregen ook hun vertaling in het beleidsdomein welzijn, volksgezondheid en gezin4. Het werd één van de 13 homogene
1. 2. 3. 4.
Zie ook het artikel in deel A.1. nr. 22 Inspectie in welzijnsvoorzieningen, voortdurend streven naar verbetering, W. Vandeneede, 2002. Verder: Inspectie WVG Verder: BBB Veder: beleidsdomein WVG
988 / A.1 Visies, methoden en instrumenten
Afl. 26 – juli 2009
Praktijkboek_A1.fm Page 1019 Monday, July 6, 2009 1:45 PM
Praktijkboek kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
beleidsdomeinen en de vooropgestelde organisatiestructuur van departement, agentschappen (intern en extern verzelfstandigd) en strategische adviesraad kreeg vorm. Het organogram van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ziet er nu als volgt uit.
De door BBB gewilde samenwerking krijgt ondermeer gestalte in de Beleidsraad waar alle leidend ambtenaren deel van uitmaken en in het Managementcomité als forum voor overleg tussen de entiteiten van het beleidsdomein. In de Strategische Adviesraad zullen vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld en onafhankelijke deskundigen advies geven over het beleid. De verschillende agentschappen en het departement hebben als gezamenlijke opdracht het welzijn en de gezondheid van de bevolking in Vlaanderen en Brussel te verhogen en dit onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde minister. De opdrachten van de verschillende entiteiten worden nader omschreven in oprichtingsdecreten, Oprichtingsbesluiten en de met de minister afgesloten beheers- of managementovereenkomsten. We gaan daar nu dieper op in voor wat betreft Inspectie WVG.
Afl. 26 – juli 2009
A.1 Visies, methoden en instrumenten / 989
Praktijkboek_A1.fm Page 1020 Monday, July 6, 2009 1:45 PM
Praktijkboek kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
69.2.2
Inspectie WVG na BBB
69.2.2.1
De functiescheiding
Van bij de aanvang van het bestuurlijk vernieuwingsproject werd er in het beleidsdomein WVG voor gekozen om de functies inspecteren enerzijds en erkennen en subsidiëren anderzijds onder te brengen in verschillende entiteiten. Om zulke functiescheiding te realiseren zijn uiteraard andere organisatorische modellen denkbaar, maar in het beleidsdomein WVG leidde het tot de oprichting van een afzonderlijk agentschap waar alle voormalige inspectiediensten in werden onder gebracht.1 De oprichting van dit afzonderlijk agentschap werd ingegeven vanuit het standpunt van organisatiebeheersing, waarbij de organisatiestructuur – vanuit het oogpunt van functiescheiding en het risico op mogelijke belangenvermenging – dient te garanderen dat er onafhankelijkheid is van een inspectiedienst ten aanzien van de beheersen betaalinstanties. De concrete invulling van deze onafhankelijkheid is een groeipad, zowel voor inspectie WVG als voor de ‘functioneel bevoegde’ agentschappen, die agentschappen dus die belast zijn met de subsidiëring en de erkenning2. Eén voorbeeld. De functiescheiding veronderstelt dat de inspecties worden uitgevoerd op eigen initiatief en op basis van een onderbouwde strategie met risicoanalyse. Veel inspecties gebeuren nu nog louter in het kader van administratieve (erkennings)procedures, procedures die op hun beurt gestuurd worden door de regelgeving. Zelfs wanneer die regelgeving en die procedures zouden worden aangepast3, dan nog vergt de omschrijving van de risico’s en het dynamisch selecteren van voorzieningen op basis van de aldus geformuleerde risicocriteria, een werk van lange adem.
1.
2.
3.
Tot voor 1 april 2006 waren de inspectiediensten verspreid over twee administraties van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn en de administratie Gezondheidszorg) en twee Vlaamse Openbare Instellingen (Kind en Gezin en Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap). Bij de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn ging het om een exclusieve functie (enkel inspectie) binnen een polyvalente (met uiteenlopende werkvormen van welzijnswerk) afdeling Inspectie en Toezicht. Bij de administratie Gezondheidszorg ging het om een geïntegreerde functie (inspectie en dossierbehandeling). Kind en Gezin positioneerde Inspectie eerst als exclusieve functie binnen een cel Inspectie en Audit in de afdeling Algemene Diensten met daarna een doorgroei naar een eigen afdeling. Binnen het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap ging het om een exclusieve functie binnen een aparte afdeling Inspectie. Deze vier verschillenden inspectiediensten hadden onafhankelijk van elkaar, elk op het ritme van de eigen dynamiek, de eigen bestuurlijke omgeving en interne cultuur een eigen antwoord geformuleerd op de nieuwe uitdagingen inzake toegenomen publieke verantwoording en eisen rond professionalisering. Tegelijk kon worden vastgesteld dat er ook parallelle ontwikkelingen zijn. Zo waren drie van de vier inspectiediensten ondergebracht in een aparte afdeling binnen de moederorganisatie. De inspectie was niet alleen verspreid over verschillende administraties, ze was er ook in ingebed. Dat betekende dat ze niet rechtstreeks rapporteerden aan of verantwoording moesten afleggen tegenover de bevoegde minister, maar dat ze hiërarchisch ondergeschikt waren aan de leidend ambtenaar van de administratie of de VOI. Concreet: Agentschap Jongerenwelzijn; Agentschap Zorg en Gezondheid; Agentschap Kind en Gezin; Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap; departement welzijn, volksgezondheid en gezin (voor een aantal specifieke subsidiërende en erkennende functies die daar nog opgenomen worden). Bijvoorbeeld naar aanleiding van de invoering van het principe van de erkenningen van onbepaalde duur in die voorzieningen die ressorteren onder het woon- zorgdecreet.
990 / A.1 Visies, methoden en instrumenten
Afl. 26 – juli 2009
Praktijkboek_A1.fm Page 1021 Monday, July 6, 2009 1:45 PM
Praktijkboek kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
Bovendien mag de functiescheiding de samenwerking binnen het beleidsdomein niet in de weg staan. De verschillende entiteiten werken immers allemaal vanuit dezelfde brede maatschappelijke doelstelling om het welzijn en de gezondheid van de burgers te verhogen onder meer via het mogelijk maken van een betaalbare, toegankelijke en kwaliteitsvolle zorg. Voortgaand op het hierboven gegeven voorbeeld is het moeilijk denkbaar dat het inspecterende agentschap en het erkennende agentschap een andere invulling zouden geven aan het begrip ‘kwaliteitsvolle’ zorg of dat er andere criteria zouden worden gebruikt voor risicoanalyse enerzijds en al of niet erkenning anderzijds. 69.2.2.2
Het Oprichtingsbesluit en de beheersovereenkomst: inspecteren en rapporteren
Het Agentschap vindt zijn juridische basis in een Besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004.1 In het Oprichtingsbesluit kreeg het agentschap de opdracht om toezicht te houden op de toepassing van de voor de voorzieningen (…2) geldende regelgeving m.b.t. beleidsdomein WVG. Er wordt ook uitdrukkelijk een doel aan gekoppeld. Er wordt van Inspectie WVG verwacht dat ze een bijdrage levert tot de verbetering van de kwaliteit, de rechtmatige besteding van de overheidsmiddelen en een optimale beleidsvoorbereiding en –evaluatie. In de beheersovereenkomst die Inspectie WVG afsloot met minister Vervotte, werd deze opdracht nog eens kernachtig herhaald in de strategische doelstelling om een significante bijdrage te leveren tot het bevorderen van de kwaliteit van de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen. Dit wordt concreter vertaald naar volgende acties: – Inspecteren zodat het concreet bereikte niveau van de geverifieerde kwaliteit van zorg helder wordt – Rapporteren over en differentiëren van voorzieningen in gradaties van bereikte kwaliteitsstatus – Identificeren van aandachtsvoorzieningen die bijzondere opvolging vereisen, teneinde de status van aanvaardbare kwaliteit te bereiken. Om haar doelstelling te bereiken beschikt Inspectie WVG dus over twee instrumenten. Enerzijds – nogal evident – inspecteren, maar anderzijds – en dat is nieuw – rapporteren.
1. 2.
Besluit Vlaamse Regering van 26 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn en Volksgezondheid, B.S. 6 mei 2004. … en bepaalde individuen… Het gaat hier momenteel om de personen die genieten van een PAB of PGB.
Afl. 26 – juli 2009
A.1 Visies, methoden en instrumenten / 991
Praktijkboek_A1.fm Page 1022 Monday, July 6, 2009 1:45 PM
Praktijkboek kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
Wat het inspecteren betreft wordt Inspectie WVG verondersteld een basistoezicht te organiseren en dat te doen evolueren in de richting van een gefaseerd en gelaagd toezicht in termen van kwaliteit van zorg. Gefaseerd houdt in dat er eerst aan de hand van monitoring of basistoezicht de dagdagelijkse kwaliteit van zorg in kaart wordt gebracht, alvorens een besluit tot bredere of diepgaandere inspecties te nemen. Gelaagd betekent dan dat de frequentie van inspectiebezoeken gekoppeld moet worden aan de ernst van het risico op onvoldoende kwalitatieve zorg. De volledige uitwerking van deze opdracht om te komen tot een gelaagd en gefaseerd toezicht is een meerjarenplan dat enkel in nauw overleg met alle betrokkenen verder tot stand kan komen. Naast het basistoezicht heeft Inspectie WVG ook een opdracht gekregen om thematisch toezicht te organiseren. Een tweetal jaar geleden deed Inspectie WVG – in samenwerking met de collega’s van Toezicht Volksgezondheid van het Agentschap Zorg en Gezondheid – een inspectieronde over MRSA. Op die manier kunnen we bepaalde aspecten nader onder de loep nemen en aan het beleid en de sector een stand van zaken voorhouden van cruciale zorgprocessen. En als dit dan zoals na de MRSA-inspectieronde leidt tot voorstellen tot verbetering – in samenwerking met de aansturende afdelingen van het Agentschap Zorg en Gezondheid – dan kan de impact van zo’n inspectie veel groter zijn dan wanneer we ons beperken tot het doorlichten van of het rapporteren over individuele voorzieningen. Tenslotte is er nog het toezicht dat niet als dusdanig gestructureerd is, maar veeleer het gevolg is van incidenten zoals klachten. Rapporteren is wel een nieuwe opdracht voor Inspectie WVG. We worden verondersteld om naast de verslagen over de individuele voorzieningen ook een beeld te schetsen van de hele sector op basis van onze inspectievaststellingen: beleidsgericht rapporteren. Ook het Kwaliteitsdecreet van 2003 is daarin zeer duidelijk. Artikel 7 geeft de opdracht aan het agentschap inspectie om ter plaatse de kwaliteit van de zorg en de kwaliteitszorg te evalueren en artikel 8 voegt daaraan toe dat de Vlaamse Regering eenmaal per legislatuur een verslag bezorgt aan het Vlaams Parlement over de kwaliteit van zorg die door de voorzieningen wordt verstrekt. De vraag naar publieksgericht rapporteren is bekend. We zijn nu reeds onderworpen aan de passieve openbaarheid: wie inspectieverslagen wenst op te vragen, die kan dat. Aan het agentschap wordt echter meer gevraagd, nl. om ook zelf actief de inspectieresultaten bekend te maken. Het agentschap Inspectie wil daarbij echter
992 / A.1 Visies, methoden en instrumenten
Afl. 26 – juli 2009
Praktijkboek_A1.fm Page 1023 Monday, July 6, 2009 1:45 PM
Praktijkboek kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
niet over één nacht ijs gaan en eerst zorgvuldig afwegen wat we precies kunnen communiceren en hoe we dat dan het best doen. We moeten ons immers zeer bewust zijn van de impact van zulke publicaties zowel op de gebruikers of potentiële gebruikers, maar ook op de voorzieningen.
69.3
Inspectie WVG en de kwaliteit van zorg
In de voorbije hoofdstukken stond bij alle uitdagingen waar Inspectie WVG voor staat het begrip “kwaliteit van zorg” centraal: gelaagd en gefaseerd toezicht in termen van kwaliteit van zorg, rapporteren aan de burger en het beleid (minister en parlement) over de kwaliteit van de geleverde zorg, aandachtsvoorzieningen opvolgen zodat ze de status van aanvaardbare kwaliteit bereiken… Er werd al op gewezen dat Inspectie WVG zich daarmee inschrijft (en haar specifieke bijdrage levert vanuit haar eigen positie en rol) in de brede opdracht van het beleidsdomein WVG om een kwaliteitsvolle zorg te garanderen voor de burger. In dit hoofdstuk poneren we de stelling dat deze doelstellingen enkel ten volle kunnen bereikt worden wanneer daaromtrent een complementaire samenwerking ontstaat tussen de overheid en het werkveld en pleiten we voor een gezamenlijk te lopen project. We stellen voor om dit project te starten voor de sector van de woon- en zorgcentra. Daar dienen zich immers een aantal grondige veranderingen aan. In deze sector wordt niet alleen het Woonzorgdecreet stap voor stap uitgerold maar wordt ook het Kwaliteitsdecreet van 2003 ingevoerd en ook daarin staat kwaliteit van zorg centraal. In het Woonzorgdecreet worden 3 prioritaire doelstellingen naar voren geschoven: – bieden van zorg op maat van de gebruiker en creëren van een kwaliteitsvol zorgcontinuüm door het correct en individueel aangepast inzetten van zelfzorg, mantelzorg en professionele zorg; – de regelgeving inzake zorg, wonen en welzijn actualiseren en beter op mekaar afstemmen, met als doel de samenwerking tussen thuiszorg, residentiële zorg en ondersteunende zorg te vergemakkelijken en aan te moedigen; – het verhogen van de kwaliteit van wonen en zorg door passend in te spelen op de individuele fysische en psychische noden van de zorgvrager, met voldoende aandacht voor sociale inclusie en het welbevinden van de zorgbehoevende. In het kader van de ontwerpen van uitvoeringsbesluiten van dit nieuwe Woonzorgdecreet wordt geopteerd voor een geleidelijke overgang van het Kwaliteitsdecreet d.d. 1997 naar het Kwaliteitsdecreet d.d. 2003.
Afl. 26 – juli 2009
A.1 Visies, methoden en instrumenten / 993
Praktijkboek_A1.fm Page 1024 Monday, July 6, 2009 1:45 PM
Praktijkboek kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
Enerzijds worden de relevante sectorale minimale kwaliteitseisen (SMK’s) overgenomen of wordt de minister gemachtigd SMK’s uit te vaardigen. Anderzijds worden de voorzieningen verplicht om tot een zelfevaluatie over te gaan. Een eerste zelfevaluatie moet voor 1 januari 2012 plaatsgevonden hebben. De invoering van het Kwaliteitsdecreet van 2003 is niet vrijblijvend: – enerzijds dient men er rekening mee te houden dat de invoering van het Kwaliteitsdecreet van 2003 ook een andere manier van kwaliteitsdenken en overheidsturing betekent; – anderzijds is de context waarin dit dient te gebeuren erg verschillend van die in 1997: de verschillende partners zoeken en eisen hun plaats op in het verhaal van kwaliteit van zorg. 69.3.1
Een andere manier van kwaliteitsdenken
In de beleidsnota 2004-2009 beschrijft de minister de rol van de overheid in het beleidsdomein van welzijn, volksgezondheid en gezin: – hij trekt de grote lijnen waardoor voldoende zorg voorhanden en betaalbaar is; – daarnaast waakt hij over de kwaliteit van de verzorging. Hoe bewaakt men het meest efficiënt en effectief de door de voorzieningen geleverde kwaliteit van zorg? De manier waarop de overheid dat aanpakt, wijzigt naargelang men meer inzicht verwerft in de meest adequate aanwending van het overheidsinstrumentarium. De overheid verstrekt de zorg immers meestal niet zelf, dus kan ze ook niet rechtstreeks ingrijpen in de kwaliteit van de geleverde zorg. Ze hanteert verscheidene instrumenten om de kwaliteit van de door de derden verstrekte zorg te garanderen: regelgeving, subsidiëring… De evolutie van de door de overheid gebruikte instrumenten van sturing en toezicht, kunnen in grote lijnen als volgt geschetst worden.1 – aanvankelijke focus op de door de voorzieningen minimum in te zetten middelen (input) via normen: voldoende infrastructuur, personeel…; – daarna op de kwaliteit van de activiteiten (throughput) met als gevolg nadruk op processen en de kwalitatieve borging daarvan via kwaliteitszorg. Het Kwaliteitsdecreet van 1997 is daar een exponent van; – nu verschuift de aandacht naar het product (output) en dus de kwaliteit van de geleverde zorg. Monitoring, zelfevaluatie, (output)indicatoren… doen hun intrede. Het Kwaliteitsdecreet 2003 vertrekt vanuit dit denkader;
1.
Ik liet me voor deze analyse inspireren door het MAPE-spectrum van Bouckaert, G. en T. Auwers: ‘Prestaties meten in de overheid’ in: Overheidsmanagement nummer 5, 1999.
994 / A.1 Visies, methoden en instrumenten
Afl. 26 – juli 2009
Praktijkboek_A1.fm Page 1025 Monday, July 6, 2009 1:45 PM
Praktijkboek kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
–
een volgende stap zou nu kunnen worden dat de overheid steeds meer wil gaan sturen via het effect (outcome).
Naarmate de manier van sturing wijzigde, wijzigde ook het voorwerp en de wijze waarop het toezicht op deze regels werd georganiseerd: – (erkennings)normen: de overheid bepaalt aan welke minimumnormen (infrastructuur, personeel, dagprijzen…) een voorziening moet voldoen ervan uitgaande dat wanneer de voorziening kwaliteitsvolle zorg wil kunnen leveren, ze minimum over deze middelen (input) moet beschikken. Het toezicht richt zich dan in eerste instantie op het al of niet voldoen aan deze normen; – kwaliteitszorg (Kwaliteitsdecreet 1997): voorzieningen worden verplicht tot het voeren van een kwaliteitsbeleid met als belangrijkste instrument de invoering van een kwaliteitssysteem. De overheid blijft de normen inspecteren. Meer nog de ‘aanvullende normering’ die voortspruit uit de ‘minimale kwaliteitseisen’ wordt ook gecontroleerd. Maar daarnaast gaat de overheid zich vooral concentreren op het doorlichten van het kwaliteitssysteem met als centrale vragen: is er een kwaliteitssysteem conform de regelgeving en wordt het in de praktijk ook gebruikt?; – kwaliteit van zorg (Kwaliteitsdecreet 2003): voorzieningen worden verplicht een zelfevaluatiesysteem in te voeren, dat gegevens moet opleveren over de kwaliteit van zorg. Vervolgens moet ze deze resultaten gebruiken om kwaliteitsdoelstellingen te formuleren en te realiseren. Naast het controleren van normen en het auditen van een kwaliteitssysteem, krijgt de overheid opnieuw een bijkomende opdracht: ‘…ter plaatse de kwaliteit van zorg… te evalueren’ wat ‘een beoordeling die op basis van stukken en op een objectiverende wijze bepaalt in welke mate de voorziening de kwaliteit van de zorg waarborgt ten aanzien van geëxpliciteerde vereisten’ inhoudt. Door dit Kwaliteitsdecreet van 2003 worden de voorzieningen nog verder geresponsabiliseerd en het pad op gestuurd van registratie, evaluatie, (klanten)tevredenheidsmetingen, kwaliteitstandaarden, benchmarking… De realiteit is niet zo dat het ene sturingsmechanisme vervangen wordt door het andere, dat in plaats van erkenningsnormen, normen op het vlak van kwaliteitszorg komen en dat die op hun beurt vervangen worden door te halen doelstellingen op het vlak van kwaliteit van zorg. Wat aanvankelijk gedacht werd als wenselijke evolutie, bleek in de praktijk niet zo rechtlijnig gepland te kunnen worden. Er worden bijvoorbeeld nieuwe maatschappelijke thema’s aangekaart die men met normen wil stroomlijnen (kwaliteitsnormen bovenop reguliere normen, rechten van de gebruiker,…). Bovendien zijn er grote verschillen tussen sectoren (bijvoorbeeld de mate waarin de verschillende kwaliteitsdecreten werden geïmplementeerd). Sectoren waarin telkens ook voorzieningen actief zijn die verschillen in de mate waarin ze deze ontwikkelingen in de praktijk (kunnen) brengen.
Afl. 26 – juli 2009
A.1 Visies, methoden en instrumenten / 995
Praktijkboek_A1.fm Page 1026 Monday, July 6, 2009 1:45 PM
Praktijkboek kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
69.3.2
Meer partners met ieder hun eigen verwachtingen
69.3.2.1
Gebruikers, verwanten van gebruikers, toekomstige gebruikers…kortom: de burger
Gebruikers willen meepraten over de kwaliteit van zorg: op macroniveau als gesprekspartner van de overheid, op mesoniveau door het afdwingen van gebruikersrechten en inspraak in de voorziening en op microniveau door het mee vastleggen van hun geïndividualiseerd zorgplan. In voorzieningen doen klantentevredenheidsmetingen hun intrede en krijgen ze ook een plaats als evaluatievorm.1 Bovenal willen de gebruikers geïnformeerd worden. Met de publicatie van de inspectieverslagen speelde in 2007 een krant in op deze informatiehonger. Potentiële gebruikers willen informatie over kwaliteit van zorg die een gefundeerde keuze bij opname in een rusthuis kan faciliteren. 69.3.2.2
De voorzieningen: zelfsturing
De evoluerende vormen van aansturing doen een steeds groeiend beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de voorzieningen: responsabilisering. Voorzieningen worden gevraagd zelf hun kwaliteitsdoelstellingen te formuleren, zelf de weg uit te stippelen om die doelstellingen te bereiken om vervolgens te evalueren of die doelstellingen ook bereikt werden. Ook als sector eist men deze zelfsturing op. De discussie over de plaats van accreditatie is hiervoor tekenend. Het hoeft immers niet te verwonderen dat op termijn de voorzieningen zelf verder zullen doorgroeien naar zelfevaluatie of een hele sector de externe doorlichting zelf in handen wil nemen. Ook de externe verantwoording – niet alleen naar de overheid, maar ook naar de (potentiële) gebruiker en de samenleving – zien de voorzieningen als een opdracht die samenvalt met hun maatschappelijke opdracht. 69.3.2.3
De overheid: toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit garanderen via responsabilisering
De overheid heeft een drievoudige rol inzake gezondheid- en welzijnszorg, met name het waarborgen van de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit.
1.
Zie bijvoorbeeld de CQ-index in Nederland. De CQ-index (Consumer Quality Index) is een gestandaardiseerde systematiek voor meten, analyseren en rapporteren van klantervaringen in de zorg. (http://www.zorgvernieuwing.nl/oc2/ page.asp?PageID=8262&path=/Startpunt/Projecten/CQ)
996 / A.1 Visies, methoden en instrumenten
Afl. 26 – juli 2009
Praktijkboek_A1.fm Page 1027 Monday, July 6, 2009 1:45 PM
Praktijkboek kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
Inzake sturing kiest de overheid ervoor om de voorzieningen en de sector verdergaand te responsabiliseren. De Vlaamse overheid behoudt uiteraard de principiële bevoegdheid en de eindverantwoordelijkheid om een universele, kwalitatieve zorgverlening te garanderen aan elke burger! De politieke overheid moet immers zijn verantwoordelijkheid kunnen opnemen en steeds verantwoording over de kwaliteit van zorg kunnen afleggen ten aanzien van het parlement, de gemeenschap en zelfs de individuele burger. Ook toezicht en handhaving haakt in op deze responsabilisering. – Gefaseerd en gelaagd toezicht van voorzieningen: in de beheersovereenkomst van het agentschap Inspectie is opgenomen dat inspectie moet evolueren naar een gefaseerd toezicht (welke instellingen worden prioritair geïnspecteerd) en een gelaagd toezicht (niet elke voorziening op dezelfde manier inspecteren, cfr. aandachtsvoorzieningen rusthuissector). Dit gefaseerd en gelaagd toezicht moet worden georganiseerd vanuit het criterium “kwaliteit van zorg” (en niet zozeer vanuit de normen an sich). Mogelijke risico’s zijn dan niet zozeer normovertredingen, maar eerder problemen op het vlak van kwaliteit van zorg. Deze evolutie volgt de evolutie van de sturing (bv. Kwaliteitsdecreet: van input en proces [eerste decreet] naar output [tweede decreet]). – Verschuiving van toezicht op voorzieningen naar toezicht op de door de voorzieningen aangeboden zorg. Het toezicht en de handhaving loopt via de voorzieningen; dat is namelijk de plaats waar de zorg de burger bereikt. Het is belangrijk dat de burger feedback krijgt over de kwaliteit van de voorziening, maar meer nog is hij geïnteresseerd in de kwaliteit van de geboden zorg. Zo wordt het dan ook belangrijker om aan de burger, aan de sector, aan het beleid een stand van zaken te kunnen voorhouden van cruciale zorgprocessen; niet in de eerste plaats per voorziening maar (inter)sectoraal. Wat is de stand van zaken in de rusthuizen en ziekenhuizen m.b.t. het MRSA-beleid? De inspectieronde liep al, en er dienen zich nog vele aan: medicatiebedeling, inspraak van cliënten… De MRSA-inspectieronde heeft het ons geleerd: beleid en sector gaan op basis van de vaststellingen gezamenlijk werken aan de verbetering van een cruciaal zorgproces. De impact is vele malen groter dan wanneer er per voorziening ‘gescoord’ wordt en waar elke voorziening zich individueel probeert te confirmeren omdat men anders voor zijn erkenning vreest. Neen, een probleem wordt onderkend, en beleid en sector zetten er samen de schouders onder. Daarnaast is de verwachting ten aanzien van de overheid om het publiek in te lichten over de resultaten van het toezicht – kwaliteit van de voorzieningen, kwaliteit van de door de sector geleverde zorg – terecht. Gebruikers en hun familie willen immers weloverwogen keuzes kunnen maken en/of een duidelijk beeld krijgen van wat men mag verwachten van een goede dienstverlening.
Afl. 26 – juli 2009
A.1 Visies, methoden en instrumenten / 997
Praktijkboek_A1.fm Page 1028 Monday, July 6, 2009 1:45 PM
Praktijkboek kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
Artikel 7 en 8 van Decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen zijn daarin ook zeer duidelijk. Artikel 7 geeft de opdracht aan het agentschap inspectie om ter plaatse de kwaliteit van de zorg en de kwaliteitszorg te evalueren en artikel 8 voegt daaraan toe dat de Vlaamse Regering eenmaal per legislatuur een verslag bezorgt aan het Vlaams Parlement over de kwaliteit van zorg die door de voorzieningen wordt verstrekt.
69.4
Projectvoorstel
Concreet stelt inspectie WVG voor om een project uit te voeren waarbij in overleg met de stakeholders een ‘referentiekader kwaliteit van zorg – kwaliteitsstandaarden’ ontwikkeld wordt dat een instrument moet bieden aan de verschillende partners om ieder binnen hun eigen rol en bevoegdheid de kwaliteit van zorg te verbeteren en te borgen. Het agentschap Inspectie is van mening dat een door de verschillende stakeholders gedragen referentiekader de noodzakelijke gemeenschappelijke basis biedt om de kwaliteit van de verstrekte zorg te evalueren en daarover te rapporteren. 69.4.1
Doel project
Door in overleg met alle actoren een ‘referentiekader kwaliteit van zorg’ te ontwikkelen wordt een basis gecreëerd waar de verschillende actoren – ieder vanuit hun rol en bevoegdheid – hun bijdrage kunnen leveren aan een kwaliteitsvolle zorg: – voor de voorzieningen is het een baken om hun kwaliteitsbeleid op te richten; – de standaardisering biedt de mogelijkheid om de evolutie van de kwaliteit van zorg op sectorniveau te volgen; – het biedt transparantie aan de gebruikers; – voor de overheid betekent het een duidelijk kader voor sturing en toezicht en rapportage aan het Vlaams Parlement. 69.4.2
Visie project
De implementatie van het Kwaliteitsdecreet van 2003 biedt kansen om deze verschillende spelers – ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, expertise en verwachtingen – te laten samenwerken rond kwaliteit van zorg. Gebruikers, voorzieningen en overheid zouden moeten samenwerken om een referentiekader kwaliteit van zorg uit te werken. De daarin ontwikkelde minimumstan-
998 / A.1 Visies, methoden en instrumenten
Afl. 26 – juli 2009
Praktijkboek_A1.fm Page 1029 Monday, July 6, 2009 1:45 PM
Praktijkboek kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
daarden voor kwaliteit van zorg kunnen vervolgens door alle spelers – ieder vanuit hun verantwoordelijkheid en bevoegdheid – gebruikt worden. •
voorzieningen: voor hen bieden die standaarden een baken om hun kwaliteitsdoelstellingen (geëxpliciteerde vereisten) te formuleren, hun registratie op te enten en hun zelfevaluatie gericht te voeren; allemaal eisen in het kader van de volledige implementatie van het Kwaliteitsdecreet van 2003;
•
sector: door te werken met één referentiekader biedt het de sector de mogelijkheid tot benchmarking en om communicatie over het bereikte niveau van kwaliteit van zorg (in het nieuwe Kwaliteitsdecreet is er ook een informatieplicht ingeschreven) eenduidig te voeren. Het kan ook de basis vormen voor de invoering van externe evaluatie (accreditatie) waarbij én tussen voorzieningen én t.a.v. de overheid duidelijkheid is over de betekenis van deze externe evaluatie;
•
overheid: de overheid heeft als opdracht om de kwaliteit van de geleverde zorg te stimuleren en te bewaken. De overheid heeft de expertise van de sector nodig om de kwaliteit van de zorg te definiëren. Transparantie rond het referentiekader maakt dat de overheid haar toezicht meer kan richten (gefaseerd/gelaagd). Er kan bij het toezicht ook rekening gehouden worden met interne en externe evaluaties, omdat ze gebaseerd zijn op dezelfde uitgangspunten;
•
burger/gebruiker: aan de burger/gebruiker biedt zulk een referentiekader duidelijkheid over het kwaliteitsniveau waar kan op gerekend worden en duidelijkheid over de betekenis van (publieke!) zelfevaluatierapporten of inspectieverslagen. Ook door objectieve klanten-tevredenheidsonderzoeken te koppelen aan hetzelfde kader, krijgt de gebruiker een stem in de evaluatie.
69.4.3
Randvoorwaarde project
Cruciaal is dat er voorafgaandelijk overeenstemming is over de plaats en de rol die eenieder inneemt bij het stimuleren en bewaken van de kwaliteit van zorg in het algemeen en de ontwikkeling en het gebruik van het referentiekader in het bijzonder (o.a. rol en bevoegdheid van de verschillende stakeholders bij het uittekenen en onderhoud van het referentiekader, samenhang tussen interne aansturing en extern toezicht, verantwoordelijkheden/bevoegdheden voor het publiek maken van toetsingsresultaten).1 Ook binnen de overheid moeten de gedane en aan de sector gevraagde inspanningen (registratie bijvoorbeeld) op mekaar afgestemd worden.
1.
Zie ook ‘Zorg voor Beter’, Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg http://www.zorgvoorbeter.nl
Afl. 26 – juli 2009
A.1 Visies, methoden en instrumenten / 999
Praktijkboek_A1.fm Page 1030 Monday, July 6, 2009 1:45 PM
Praktijkboek kwaliteitszorg in welzijnsvoorzieningen
69.5
Besluit
De samenwerking omtrent het project ‘referentiekader voor de kwaliteit van zorg’ kan (en moet) verderliggende effecten hebben dan het louter ontwikkelen van een referentiekader. Het creëert niet alleen een gemeenschappelijke taal om over een centraal begrip van gedachten te kunnen wisselen en erover te rapporteren. Het moet een platform van samenwerking tussen de verschillende stakeholders creëren waarin ook kan nagedacht worden over ieders positie, rol en bevoegdheid om op een zo effectief en efficiënt mogelijke manier kwaliteit van de zorg te stimuleren.
1000 / A.1 Visies, methoden en instrumenten
Afl. 26 – juli 2009