500 citaten van Swedenborg Henk Weevers en Guus Janssens
2015.01.15
500 Citaten uit de Geschriften van Swedenborg
3
500 Citaten uit de Geschriften van Swedenborg 1. Het is de Heer alleen, die, door middel van engelen en geesten, de mens leidt. 2. Dus ... mensen die in de hemel zijn, zijn in de Heer. 3. In de hemel zijn alle mensen samengevoegd volgens hun geestelijke overeenkomsten; dit zijn zaken van het goede en het ware. 4. Alleen geloven is niet het geloof, maar willen en doen wat geloofd wordt, dat is geloof. 5. Het koninkrijk van de Heer bestaat uit wederzijdse liefde; hierin alleen is vrede. 6. Zodra het goede van de liefde is ingeplant, houdt de strijd op en is de rust verzekerd, want die mens wordt dan binnengeleid in de hemel. 7. Of wij redelijk dan wel zinnelijk zijn kan moeilijk worden onderscheiden door anderen, maar zelf kunnen we het onderscheiden als we ons eigen innerlijk doorzoeken ten aanzien van de neigingen van onze wil en onze gedachten. 8. De ware liefde is de liefde tot de Heer; het ware leven is het leven van de liefde die van Hem uitgaat; en de ware vreugde is de vreugde van dat leven. 9. Men kan niet geestelijk worden wedergeboren zonder enige kennis van het nieuwe of geestelijke leven, van de ware dingen die geloofd dienen te worden en de goede dingen die gedaan moeten worden. Je kunt deze 3 van 74
dingen niet vanuit jezelf leren, omdat je vanuit jezelf alleen zaken kunt begrijpen via de lichamelijke zintuigen. De lichamelijke zintuigen geven echter informatie over de materiële wereld en over jezelf, maar niet over de hemel en over God. Geestelijke kennis komt alleen door openbaring. 10. De liefde van de Heer gaat alle menselijke begrip te boven. 11. Alle werk is een product van de geest; zoals de geest is, zo is het werk. 12. De verbinding van de Heer met de engelen vindt plaats overeenkomstig de aanneming en de kwaliteit van de liefde en het geloof vanuit Hem. 13. Je kunt geen geloof hebben in de Heer tenzij je in de naastenliefde bent. 14. De Heer liefhebben is het liefhebben van de geboden van de Decaloog; naar de mate waarin iemand, vanuit liefde of aandoening, deze houdt en doet, in diezelfde mate heeft zo iemand de Heer lief. De reden hiervan is dat de Tien Geboden, de Heer zijn bij de mens. 15. De liefde van de Heer voor het gehele menselijke geslacht was het leven van de Heer in deze wereld. 16. Het leven van het geloof zonder liefde is zoals het zonlicht zonder warmte, wat het geval is in de winter als niets groeit, er geen activiteit is en alles afsterft. Maar geloof dat is afgeleid van liefde is zoals het zonlicht in de lente, als alles groeit en bloeit, want het is de warmte van de zon die dit teweegbrengt.
4 van 74
17. Alle dingen in de natuur zijn slechts effecten, hun oorzaken liggen in de geestelijke wereld. 18. De activiteit van de liefde en het geloof is datgene wat de hemel maakt. 19. Vrede heeft in zich: vertrouwen in de Heer, dat Hij alle dingen bestuurt, en voor alle dingen zorg draagt en ons leidt naar een goed einddoel. 20. We wenden ons van de Heer af als we beheerst worden door eigenliefde en liefde van de wereld, en we wenden ons naar Hem toe als we Hem en onze naaste liefhebben. 21. Het doen van een goede daad vloeit voort vanuit de wens ervan. In oude tijden, waren daad en wil één ... want veinzen bestond toen in het geheel niet. 22. Opdat er een Kerk is, moet de Mens een Kerk zijn. . 23. De hemel van de Heer is grenzeloos en gevormd uit alle rassen en volken. 24. De Goddelijke Voorzienigheid heeft als einddoel de eeuwige verlossing van de mens en niet zijn wereldse voorspoed. 25. Bij de dood laat de mens niets anders achter dan botten en vlees. Toen hij nog in de wereld was bezaten die niet het levende uit zichzelf, maar dit kwam van de geest. 26. Zij die weinig kennis bezitten en toch een geweten hebben, worden in het andere leven verlicht en bezitten dan onuitsprekelijke wijsheid en intelligentie.
5 van 74
27. Het lot dat iedereen wacht is volgens zijn leven. 28. De mens is verbonden met de Heer door middel van het Woord. Deze verbinding is aan niemand zichtbaar, maar ligt in onze aandoening voor waarheid en ons waarnemen ervan. 29. Het is voor de mens in alle opzichten noodzakelijk om het hemels leven te ontvangen, dat hij in de wereld leeft en zijn plichten en bezigheden uitvoert, opdat hij door een zedelijk en burgerlijk leven het geestelijke leven mag ontvangen. . 30. Ieder mens of ding dat geliefd wordt boven alle andere dingen, wordt een god en is goddelijk, voor degene die liefheeft. 31. Geestelijke verzoeking is niets anders dan de kwelling van het geweten. 32. De engelen stellen wijsheid in het leven en niet in het praten erover. 33. Voor iemand kan weten wat waarheid is of aangedaan wordt door het goede, moeten de dingen die dit verhinderen en tegenstand bieden, verwijderd worden. 34. Nutten doen is het goede voor de ander willen ter wille van het algemeen welzijn. 35. Niemand moet op stel en sprong overtuigd worden van waarheden door overreding, dus zonder dat enige twijfel overblijft. De reden hiervoor is dat wanneer waarheid op zo'n manier wordt ingeprent, en iemand dus volledig overtuigd wordt door overreding, de waarheid op geen enkele manier kan worden uitgebreid evenmin als
6 van 74
een bepaalde mate van flexibiliteit daarin. 36. God heeft iedereen en elk mens lief en omdat Hij niet rechtstreeks goed aan hen kan doen, maar alleen indirect door middel van andere mensen, daarom ademt Hij Zijn liefde in alle mensen in. 37. Degenen die een leven leiden volgens de kennis van het goede en ware, gaan vooruit en falen niet, maar degenen die alleen in de kennis van de ware dingen zijn, gaan vooruit zover als ze kunnen, maar zij hebben het levenslicht niet, waarvandaan de kracht en de sterkte is. . 38. Goddelijke genade is puur Goddelijk mededogen ten aanzien van het gehele menselijke ras, met de intentie dit te redden. Het vloeit voortdurend naar elk mens en trekt nooit terug. 39. Tot de wedergeboorte van de mens een aanvang neemt, is men zich zelfs niet bewust van zijn inwendige, laat staan de kwaliteit of hoedanigheid ervan. Ondergedompeld in lichamelijke en wereldse bemoeienissen zou je menen dat er geen verschil is tussen het in- en uitwendige. 40. De engelen die in de eerste hemel zijn, zijn ondergeordend aan de engelen die in de tweede hemel zijn, en dezen zijn weer ondergeordend aan degenen die in de derde hemel zijn. Maar deze onderordening is er niet een van bevelvoering, maar zoals er in de mens een invloeiing is van inwendige dingen in meer uitwendige. De lagere of ondergeordende engelen weten dit niet, tenzij er een bespiegeling wordt gegeven van de Heer.
7 van 74
41. Zonden worden niet vergeven door berouw met de mond te belijden, maar door berouw in het leven te tonen. 42. Onmiddellijk na de geboorte van een kind zijn engelen tegenwoordig van de hemel der onschuld; in de jaren daarna, zijn er engelen van de hemel van de rust van de vrede aanwezig, daarna engelen die uit de gezelschappen zijn van de naastenliefde, en dan, als onschuld en naastenliefde afnemen bij de kinderen, zijn er andere engelen. 43. Wie een nederig hart heeft, kan de wijsheid bevestigen dat de dingen waarin men wijs is nauwelijks iets zijn in vergelijking met de dingen waarin men niet wijs is. 44. Als de bozen worden getuchtigd, zijn er altijd engelen aanwezig die de tuchtiging matigen en het lijden verlichten, maar zij kunnen de straffen niet wegnemen. 45. Als engelen zich zichtbaar tonen, schijnt hun innerlijk door hun gezichten heen en hun uitwendige wordt voorgesteld door zowel hun lichamen als hun kleding. Hetzelfde gebeurde bij de engelen in het Woord. 46. Soms spreekt een engel niet vanuit zichzelf, maar vanuit de Heer, en dan weet hij niet anders dan dat hij de Heer is, maar zijn uitwendige dingen zijn dan in rust. 47. Geen engel kan door de duivel worden verzocht. Omdat hij in de Heer is, kunnen boze geesten hem niet naderen, zelfs niet op een afstand komen, maar ze worden ineens gegrepen door afschuw en angst. 48. Na de dood van het lichaam, staan allen naar de
8 van 74
geest weer op, normaal na drie dagen nadat het hart is gestopt met slaan. 49. De staat van engelen en goede geesten wordt voortdurend veranderd en verbeterd, en zo worden zij geleid in de meer innerlijke delen van het gebied waarin ze zich bevinden, en ontvangen zo edeler taken en functies. Geen enkele engel kan zelfs in eeuwigheid niet volledig perfect worden. 50. Engelen kennen geen groter geluk dan zorgen voor en onderwijzen van hen die uit de wereld aankomen. 51. Er is slechts één enkel leven, dat is het leven van de Heer, en dit leven vloeit in en is de oorzaak ervan dat de mens leeft. 52. Men moet weten dat de menselijke vorm na de dood mooier is naarmate hij meer innerlijk de Goddelijke waarheden heeft liefgehad en daarmee overeenkomstig heeft geleefd; want het innerlijk van ieder mens wordt geopend en ook gevormd overeenkomstig de liefde en dat leven. Hoe meer innerlijk de aandoening is, des te meer is zij gelijkvorming aan de hemel en zoveel te meer bevallig is het gelaat. Hierdoor komt het dat de engelen die de binnenste hemel bewonen, de allermooiste zijn; want zij zijn vormen van hemelse liefde. 53. De Tien Geboden bevatten, in een korte samenvatting, alle dingen van de godsdienst. Hierdoor vindt de verbinding van God met de mens en de mens met God plaats. Er is niets heiligers. 54. De ware eredienst voor God bestaat in een leven
9 van 74
leiden volgens de wegen die God aangeeft. 55. De hemel is de enige basis voor ons voortdurend bestaan. 56. De ware echtelijke liefde blijft eeuwig, hierin wordt de vrouw steeds meer de echtgenote en de man steeds meer de echtgenoot.' Echtelijke Liefde 200.'De mens ontleent zijn ware natuur aan datgene wat zijn leven beheerst. 57. Toen de Heer ten volle Zijn menselijke had verheerlijkt, legde Hij het menselijke vanuit de moeder af en trok Hij het menselijke vanuit de Vader aan, zijnde het Goddelijk Menselijke. Daarom was Hij toen niet langer de zoon van Maria. 58. Liefde is het belangrijkste van het geloof. Daaruit volgt dat geloof liefde is. 59. Goede geesten en engelen van de Heer slaan op elke mogelijke wijze staten van twijfel uiteen, en houden iemand in een staat van hoop. 60. Er zijn engelen, die toen zij mens waren, een idee hadden gevormd van het Menselijke van de Heer, als het menselijke van een elk ander mens. Opdat het mogelijk wordt dat zij in het gezelschap van hemelse engelen kunnen komen in het andere leven, worden zulke ideeën uiteengeslagen door de inwendige zin van het Woord en zo worden zij vervolmaakt. 61. Engelen nemen waar wat in een idee is en ook wat de aandoening is die daarin is, en wat de oorsprong van die aandoening is, wat het einddoel is, behalve nog
10 van 74
vele andere zaken die van een innerlijke natuur zijn. 62. Hij die het goede wil en ware verstaat wordt geliefd en geniet hoogachting. 63. Elke uitdrukking, elk idee en elke kleinste gedachte van een hemelse geest is levend. Zelfs in de kleinst mogelijke gebieden van zijn gedachten is een aandoening die van de Heer komt, Die het leven zelf is. 64. Wanneer iemand het besluit neemt om het kwaad te schuwen en het goede te doen, dan vangt de staat van wederverwekking aan. 65. Houd op jezelf steeds te vragen: "Wat voor goeds zal ik doen opdat ik het eeuwige leven mag ontvangen?" Vermijd slechts kwade dingen en beschouw die als zonden en kijk op tot de Heer ... en de Heer zal je onderwijzen en leiden. 66. Kennis heeft geen ander doel dan dat men er geestelijk door kan worden. 67. Het ware karakter van een geest wordt herkend op hetzelfde moment dat men hem aankijkt. 68. Godsdienst bestaat uit handelen. 69. Ons karakter wordt afgemeten aan onze wensen. 70. Alle kleine kinderen die overlijden ... zijn bij de engelen, die voor hen zorgen, hen opvoeden en onderwijzen ... Zij allen worden engelen. 71. Gedurende verzoekingen schijnen we aan onszelf te zijn overgelaten, ofschoon dit niet echt zo is, want God is dan op een intieme wijze aanwezig in ons diepste innerlijk en ondersteunt ons. Daarom, wanneer we
11 van 74
overwinnen tijdens een verzoeking, komen we in een inniger verbinding met God. 72. De mensen van de Oudste Kerk communiceerden niet zozeer door woorden, maar meer door ideeën, zoals de engelen. 73. Elohim wordt gebruikt in het meervoud, omdat door Goddelijke Wijsheid alle waarheden worden bedoeld die van de Heer zijn. Vandaar dat engelen soms 'Elohim' of 'goden' worden genoemd. 74. Engelen en geesten zijn niet als zodanig geschapen, maar zijn eerst als mensen geboren, geboren om geestelijk te worden en een eeuwig leven te hebben. 75. De uiteindelijke en beslissende staat van het leven van iemand is ten tijde van zijn dood, en dit is zijn laatste oordeel. 76. Dat er één enig leven is en dit van de Heer alleen komt, en dat de engelen, de geesten en de mensen slechts ontvangers van dit leven zijn, is mij door zo veelvuldige ervaring te weten gegeven, dat er niet het minste spoor van twijfel overbleef. 77. Zij die met hun ogen naar de hemel opzien en met hun hart naar de hel neerzien ... lasteren God. Het lot van degenen die profaneren is in het andere leven het zwaarst van allen. 78. De reden waarom de hemel in het algemeen, en de eeuwige gelukzaligheid in het bijzonder, genoemd worden 'leven', is, dat er in de hemel de wijsheid van het goede en het begrip van het ware is, en in deze is leven
12 van 74
van de Heer. 79. De sferen van de engelen worden soms zichtbaar getoond als atmosferen of aura's, van zo'n schoonheid, aangenaamheid en variëteit, dat het alle beschrijving te boven gaat. 80. Zodra iemand boze dingen schuwt als zonden, dan pas kan de Heer invloeien vanuit de hemel en zijn geestelijk gemoed openen en hem inleiden in de hemel. 81. Hoe innerlijker en uitmuntender engelen zijn, hoe minder zij denken aan het verleden en aan zaken in de toekomst; daarvandaan is ook hun gelukzaligheid. 82. Soms worden engelen naar degenen gezonden die in de lagere aarde zijn, om hen te troosten. 83. Nadat de mens zich had verwijderd van de hemel en de verbinding had verbroken, voorzag de Heer er in dat er een middel kwam om de verbinding met de hemel en ons te herstellen door het Woord. 84. Wij kunnen geen precies begrip hebben van het goede of van het gezegende of gelukkige, zonder dat we in de tegengestelde staat of toestand zijn geweest. 85. Er bestaat niet zoiets als het lot; schijnbaar ongeluk of geluk is Voorzienigheid in de uiterste of hoogste orde. 86. Het geloof is een wens die uit het hart van iemand ontspringt om te weten wat waar en wat goed is... niet met het oog op de leer, maar met het oog op het leven ernaar. 87. Alle verbinding wordt bereikt door liefde en liefde is geen liefde zonder dat er vertrouwen is.
13 van 74
88. Bij iedereen bestaat de Christelijke naastenliefde in het getrouw uitvoeren van de plichten van iemands taak. 89. Het gezamenlijke Rijk van de Heer is een rijk van einddoelen en nutten, zodat zelfs niet het geringste gebeurt dat niet een bedoeling heeft dat gericht is op een einddoel. 90. Spreken tot de Heer wordt gedaan door het Woord. 91. God wordt geliefd als wij leven volgens zijn geboden; de naaste wordt geliefd als men nuttige bezigheden verricht. 92. Het Woord was niet alleen voor ons geschreven, maar ook voor de engelen. De wereldse ideeën die wij hebben als we het Woord lezen worden geestelijke en hemelse ideeën voor de engelen. 93. Als iets wordt bereikt met behulp van engelen, wordt dit in het een meervoud genoemd, want de hemelse mens, die dus mens is, kan niet worden vergeleken met de Heer, maar alleen met engelen; er staat geschreven: 'de mens is als een van ons. 94. Het is onmogelijk om het buitengewone waarnemingsvermogen van de engelen te beschrijven, zij weten namelijk of iets binnenkomt wat tegen de waarheid van het geloof en het goede van de liefde is, en nemen dit duizend keer beter waar dan de persoon zelf. De kleinste gedachte bij de mens is net zo waarneembaar voor de engelen als de grootste.
14 van 74
95. De wereld der geesten is niet de hemel noch de hel, maar een plaats of staat tussen beide. De mens gaat na zijn dood eerst daarheen ... en wanneer hij zijn bestemde tijd daarin heeft doorgebracht, dan wordt hij, in overeenstemming met zijn leven in deze wereld, óf verheven in de hemel, óf geworpen in de hel. 96. Het doen van goede daden vloeit in vanuit de wens om die te doen. In vroeger tijden waren daad en wil één ... want voorwenden of veinzen bestond toen in het geheel niet. 97. Liefde jegens de naaste is niets anders dan een leven leiden volgens de voorschriften van de Heer. 98. De Heer is thuis bij hen die Hem liefhebben en ook bij hen die de naaste liefhebben. 99. Een hemels leven bestaat uit liefde en wijsheid die gecombineerd zijn in nuttige werken. 100. De vorm van de geest is de menselijke, omdat de mens naar zijn geest geschapen is naar de vorm van de hemel; want alle dingen die tot de hemel en zijn orde behoren, zijn samengevat in die van het menselijk gemoed; hierdoor bezit de mens de vatbaarheid voor kennis en wijsheid. 101. Er wordt aan eenieder niets anders gevraagd dan 'zijn huis schoon te vegen', dat wil zeggen, boze wensen ende daaruit voortvloeiende valse overtuigingen te verwerpen. 102. De waarheid wordt pas waarheid wanneer zij wordt doorvat én geliefd, en zij wordt geloof genoemd
15 van 74
wanneer zij wordt geweten én gedacht. 103. De naaste in brede zin is het algemene of het openbare welzijn; in minder brede zin zijn het de kerk, het vaderland, het gezelschap groter en kleiner; en in strikte zin de medeburger, de partner en de broeder. 104. Naarmate het gemoed vatbaar is om onttrokken te worden aan de zinnelijke zaken, die tot de uiterlijke mens of tot het lichaam behoren, naar die mate wordt het verheven tot geestelijke en hemelse zaken. 105. Alle delen van het menselijk lichaam stemmen overeen met geestelijke en hemelse dingen in de Grootste Mens, die de hemel is. 106. De gehele natuur is het uitbeeldende theater van het rijk van de Heer. 107. Geloof is de goede dingen weten en denken. Naastenliefde is die dingen willen en doen. 108. De goddelijke orde en vandaar de hemelse orde vinden hun uiterste bij de mens in zijn lichamelijke dingen, n a m e l i j k : i n zi j n g e b a re n , i n zi j n handelingen, gelaatstrekken, spraak, uiterlijke gevoelens en in de verlustigingen daarvan. Dit zijn de uitersten van de ordening, en de uitersten van de invloed die dan hun einde vinden. 109. Het goede is het wezen van het nut, en het ware is de vorm ervan. 110. Een mens bij wie overeenstemming bestaat, dat wil zeggen, die in de liefde tot de Heer en in de naastenliefde is en vandaar in het geloof, is met zijn geest
16 van 74
in de hemel en met zijn lichaam in de wereld. 111. Het eerste der naastenliefde is tot de Heer opzien en de boze dingen schuwen als zonden. Het tweede der naastenliefde is de naaste nutten te doen. 112. Het echte goede kan uit geen andere bron komen dan uit Hem die het goede zelf is. 113. De samenwerking van de liefde en de wijsheid is zoals de samenwerking van de warmte en het licht. Dit blijkt duidelijk uit de verschijningen in de geestelijke wereld, daar is de liefde de warmte en is de wijsheid het licht, en daar leven alle dingen in de engelen, en bloeien rondom hen, geheel en al volgens het één zijn van de liefde en de wijsheid bij hen. 114. Zoals licht waarin geen warmte is volledig onproduktief is, zo is geloof dit zonder liefde. 115. De Goddelijke Wijsheid in de hemelen verschijnt voor de ogen der engelen als Licht. 116. Het doel van de schepping is dat de hemel gevormd wordt uit het menselijk geslacht. 117. Men dient te weten dat niemand wordt wedergeboren zonder verzoekingen. 118. Een hemels leven bestaat uit liefde en wijsheid die gecombineerd zijn in nuttige werken. 119. Alle dingen die behoren tot de natuurlijke mens, zoals feiten van allerlei aard, zijn niets anders dan een leger van bedienden. 120. Wanneer je gewaarwording wilt hebben van geestelijke zaken, moet je een liefde ontwikkelen voor de
17 van 74
waarheid die gegrond is in goedheid. 121. De liefde behoort tot de wil, want wat de mens liefheeft dat wil hij ook; de wijsheid is van het verstand, want dat waarin de mens wijs is of wat hij weet, dit ziet hij met het verstand; dus het gezicht van het verstand is het denken. 122. In de Heer is de Liefde en is de Wijsheid. De Liefde in Hem is Zijn, en de Wijsheid in Hem is Bestaan. Echter zijn die in Hem niet twee, maar één. 123. Het doen van goede daden vloeit in vanuit de wens om die te doen. In vroeger tijden waren daad en wil één ... want voorwenden of veinzen bestond toen in het geheel niet. 124. Een mens is zodanig als de hoedanigheid of kwaliteit van zijn liefde is. 125. Het is onmogelijk het leven van de hemel in te planten in hen die in de wereld een tegenovergesteld leven hebben geleid. 126. Goede geesten en engelen van de Heer verdrijven op alle mogelijke manieren de staten van twijfel en houden iemand in een staat of toestand van hoop. 127. Het is in de natuurlijke wereld een allerdiepste verborgenheid, terwijl niets in het andere leven meer bekend is aan iedere geest, dat alle dingen die in het menselijk lichaam zijn, een overeenstemming hebben met de dingen die in de hemel zijn. 128. Voor zoveel als de mens in de liefde van het nut is, voor even zoveel is hij in de Heer, en voor zoveel hij de
18 van 74
Heer en de naaste liefheeft, is hij een mens. 129. De hemel is waar de Heer wordt erkend, vertrouwd en geliefd. De verschillende wijzen waarop Hij wordt vereerd geven geen nadeel, maar zijn juist een voordeel ... omdat die een bron zijn van de hemelse perfectie. 130. Door velen wordt geloofd, dat naastenliefde is aan de armen geven, aan de behoeftigen hulp verlenen en iedereen het goede doen, maar de naastenliefde is voorzichtig optreden, en vanwege het einddoel opdat daaruit het goede zij. Wie aan enige misdadige armen of behoeftigen hulp verleent, die doet door hem de naaste boos, want door de hulp die hij verleent, bevestigt hij hem in het boze, en stelt hem nog meer in de gelegenheid anderen boos te doen; anders hij die aan de goeden bijstand verleent. 131. Wanneer je je onthoudt van valse getuigenissen en je hiervan afkeert omdat het zonden zijn, vloeien de liefde voor de waarheid en de liefde voor rechtvaardigheid van de Heer in, door de hemelen... Als gevolg daarvan worden je uitspraken, uitspraken van waarheid en je daden worden daden van rechtvaardigheid. 132. Zoals liefde tot de Heer en liefde jegens de naaste een hemels leven maken bij de mens, zo maken eigenliefde en liefde van de wereld een leven van de hel bij de mens. 133. Eigenliefde moet volledig de kop worden ingedrukt.
19 van 74
134. Een gehuwd paar dat elkaar liefheeft is innerlijk verbonden en het wezen van hun huwelijk bestaat uit de verbinding van hun geest of ziel. 135. Engelen vallen nooit aan zoals helse geesten dat doen. Engelen beschermen slechts en verdedigen. 136. Ware liefde is de Heer liefhebben en het ware leven is het leven van de liefde van Hem, en ware vreugde is de vreugde van zo'n leven. 137. De mens die de Heer in vrijheid volgt, wordt door Hem geleid uit het kwade naar het goede, en zo tot de hemel. 138. Degenen die geloven dat het goede van de Heer is en hun gezicht naar Hem wenden, ontvangen de vreugde en de gezegendheid van het goede.' Goddelijke Voorzienigheid 93.'Zij die zichzelf en de wereld liefhebben, kunnen ook goede nutten doen, en eveneens doen zij ze, maar de aandoeningen van het nut bij hen zijn niet goed, zij zijn immers vanuit zich, en ter wille van zichzelf, en niet vanuit de Heer en ter wille van de naaste. 139. Uit verscheidene vermeldingen in het Woord staat vast dat de dingen die in de geestelijke wereld bestaan, aan velen zijn verschenen vóór en ná de komst van de Heer. Welk een wonder dat het nu (1768) ook geschiedt bij de inzetting van de Kerk of bij het neerdalen van het Nieuwe Jeruzalem (Nova Hierosolyma) van de Heer uit de hemel. 140. Een menselijk wezen is zo geschapen dat hij niet kan sterven ten aanzien van zijn innerlijk.
20 van 74
141. Werkelijke hoop kan niet bestaan dan bij hen die in het goede van het geloof zijn. 142. Het leven maakt de Kerk, niet de leringen, behalve in die mate dat het wordt toegepast in het leven. 143. Liefde die tot de geest behoort, en tot het lichaam als gevolg van dit geestelijke, is in de zielen en het gemoed van getrouwde echtparen, samen met vriendschap en wederzijds vertrouwen. . 144. De mens die in verzoekingen overwint is weliswaar in een staat van twijfel, maar toch, als hij zich laat opbeuren door hoop, houdt hij stand in de bevestigende dingen. 145. Vrede is als de dauw op aarde die het gemoed verheugt met een alomvattend gevoel van verrukking. 146. Ieder mens is geschapen opdat hij of zij kan leven in eeuwigheid in een staat van gelukzaligheid. 147. Echtelijke liefde komt tot degenen die tot de Heer zien en de waarheden van Zijn Kerk liefhebben en de goede dingen doen die daar worden onderwezen. 148. De Goddelijke Voorzienigheid zorgt voor ons vanaf onze kindertijd tot aan het einde van ons leven en daarna tot in eeuwigheid. 149. De staat waarin de engelen zijn, is die van: dat allen hun gezegendheid en blijheid meedelen aan alle anderen. 150. Het einddoel van de schepping is dat de hemel wordt gevormd vanuit het menselijk geslacht. 151. Werkelijk berouw bestaat uit het onderzoeken
21 van 74
van zichzelf, niet alleen naar de daden in zijn leven, maar ook naar de bedoelingen van zijn wil. 152. Liefde verbonden met vriendschap duurt voort na de bruiloft en wordt verstevigd; een vriendschap die zeer verschilt van die van andere liefden, omdat deze liefde vol is. 153. Iemand aan wie een hemelse persoonlijkheid is gegeven geniet van een staat van sereniteit en vrede, want hij vertrouwt op de Heer en gelooft dat geen enkel kwaad hem kan raken. 154. Het is juist het gevoel van verrukking zelf, dat inherent is aan de liefde van het goede te doen, afgezien van elke gedachte aan enige genoegdoening, dat de beloning is die tot in eeuwigheid duurt. 155. Niemand die in God gelooft en een goed leven leidt is verdoemd. 156. Boze geesten vechten nergens anders tegen dan alleen tegen de dingen die de mens liefheeft. 157. Wanneer je inzicht wilt hebben in geestelijke zaken, dien je een liefde voor de waarheid te ontwikkelen die haar grond heeft in goedheid. 158. Ik weet zeker dat hetgeen ik schrijf de levende waarheid Gods is. 159. Aan eenieder wordt in het andere leven de mogelijkheid toegestaan om zijn leven beteren, als het ook maar enigszins mogelijk is. 160. Engelen worden tot ons gezonden om over ons te waken en ons van het kwade weg te leiden en ons te
22 van 74
bezielen om het goede te doen. 161. De boze handelingen die wij als acceptabel beschouwen, ofschoon wij ze niet zelf doen, worden deel van ons. 162. Bij mensen die in een staat zijn van werkelijke echtelijke liefde, neemt de verbinding van hun gemoed toe en daarmee hun vriendschap. 163. Wanneer mensen die daarvoor gevoelig zijn, gevoelens van mededogen hebben, weten ze dat zij door de Heer worden opgeroepen om hulp te bieden. 164. De mens is niets anders dan een orgaan of vat, dat het leven ontvangt van de Heer. 165. Het geloof is het allereerst en het allermeest de gehoorzaamheid aan alles wat de leer onderwijst. Het voornaamste punt dat onderwezen wordt is ... l iefde tot de Heer en liefde tot de naaste. 166. Het Laatste Oordeel betekent niet het vergaan van de wereld. 167. De Heer Zelf is aanwezig bij degenen die in verzoeking zijn en Hij weerstaat de helse geesten door hun valsheden af te weren, en door hun boosheden te vernietigen en zo geeft Hij verkwikking, hoop en overwinning. 168. Het gevecht van boze geesten met de engelen die bij ons zijn, wordt gewoonlijk gevoeld in ons geweten. 169. Verering bestaat niet uit gebeden opzeggen en uitwendige devotie, maar uit een leven van naastenliefde. 170. Hoe inniger de mens een wordt met de Heer, hoe
23 van 74
duidelijker je aan jezelf verschijnt als meester over jezelf, niettemin zie je duidelijker in dat je van God bent. 171. Het einddoel dat voorbij de handeling ligt, maakt de werkelijke persoon. 172. Het is onmogelijk om de Heer te vereren, behalve door naastenliefde. Verering die vanuit het geloof is dat geen verbinding heeft met naastenliefde, is niet mogelijk, omdat dit alleen maar verering is met de lippen en niet met het hart. 173. Ware wijsheid is zien wat heilzaam is tot je eeuwige leven, en je leven inrichten volgens dit inzicht. Je doet dit als je niet alleen die dingen weet en ze aangrijpt met je verstand, maar ze ook wil en doet. 174. Engelen kennen geen groter geluk dan zorgen voor, en degenen onderwijzen die uit de wereld aankomen. 175. Er zijn twee engelen bij ieder van ons, een die werkt op de dingen van onze liefde en de ander werkt op de dingen van ons verstand. 176. Wat men ook liefheeft boven al het andere, is het doel waarnaar men kijkt in alles wat men doet. Dit ligt in de motivatie, zoals de onmerkbare stroming van een rivier, die de mens verder draagt zelfs als men aan andere zaken denkt, want dit is het dat ons leven geeft. 177. Wanneer we onder de bescherming van de Heer zijn kan ons geen kwaad overkomen, want het is niet de wil van de Heer dat iemand sterft of gestraft wordt. Niettemin zijn we onder de bescherming van de Heer in
24 van 74
zover wij ons onthouden van het kwade te doen. 178. Goede dingen dienen gedaan te worden omdat deze aan God toebehoren en van Hem zijn. 179. Iedereen die een goed leven leidt in naastenliefde en geloof, is een Kerk ... Degenen die als individu Kerk zijn, en het doet er niet toe hoe ver ze van elkaar verwijderd zijn, vormen een collectieve Kerk. 180. Gewaarworden is niets anders dan het spreken of het denken van de engelen die bij de mens zijn. 181. De macht van de engelen in de geestelijke wereld is zo groot, dat als dit bekend zou worden gemaakt het alle begrip te boven zou gaan. Deze macht is van de Heer. 182. Opzien naar de hemel is niet alleen maar denken over de dingen die tot de hemel behoren, maar om die dingen als einddoel te hebben en ze meer lief te hebben dan welk ander ding ook. 183. Voor mensen die de ware echtelijke liefde verlangen, voorziet de Heer in gelijkgestemde partners, en als deze niet op de aarde worden gevonden, dan voorziet Hij in hen in de hemel. 184. Profaneren of ontheiligen is: in God geloven, in het Woord, in het eeuwige leven ... en toch een leven leiden dat daar tegengesteld aan is. 185. De Heer Zelf is aanwezig bij hen die in verzoeking zijn, zowel rechtstreeks als door middel van engelen. 186. Wanneer gehuwden elkaar teder liefhebben,
25 van 74
denken ze aan de eeuwigheid ten aanzien van het verbond van het huwelijk en helemaal niet aan het eind ervan door de dood. 187. Wanneer wij in een staat van onschuld zijn, schrijven we geen enkel goede aan onszelf toe, maar beschouwen al dit goede als gaven die we hebben ontvangen en schrijven die toe aan de Heer. We willen dan geleid worden door de Heer en niet door onszelf. 188. Zoals liefde tot de Heer en liefde tot de naaste een hemels leven bij iemand maken, zo maakt eigenliefde en liefde tot de wereld een hels leven bij iemand. 189. Na de dood treedt iedereen binnen in de hemel of de hel die hij of zij voornamelijk had gekozen om in te leven tijdens het leven op aarde. 190. De eeuwigdurende inspanning van de Heer is, Zichzelf te verbinden met de mensen en hen gelukkig te maken. 191. De engelen waken er voortdurend over wat de boze geesten met ons voor hebben, en als wij hen toestaan, kunnen de engelen het boze ombuigen naar het goede. 192. We moeten niet alleen onze daden onderzoeken, maar ook onze gedachten, en uitzoeken wat we zouden doen als we niet bang waren voor wetten en voor het verliezen van onze reputatie. 193. De echtelijke liefde heeft de eigenschap dat de een wenst van de ander te zijn, volledig en wederkerig. 194. Geloven is de erkenning van de waarheid in het
26 van 74
hart. 195. Dat de wetenschap der overeenstemmingen bij meerderen in de Oriënt gebleven is tot de Komst van de Heer, kan vaststaan uit de wijzen uit het Oosten, die tot de Heer kwamen toen Hij geboren werd. Een ster ging voor hen uit, en zij droegen goud, wierook en mirre met zich ... De ster die voor hen uit ging betekent de erkentenis vanuit de hemel, want sterren in het Woord betekenen erkentenissen; goud betekent het hemels goede, wierook het geestelijk goede, en mirre het natuurlijk goede, vanuit welke drie dingen alle eredienst is. 196. De Heer liefhebben is de geboden van de Decaloog met graagte te onderhouden. In dezelfde verhouding als iemand deze geboden onderhoudt vanuit liefde of aandoening, heeft hij de Heer lief. 197. Alles wat de engelen bezitten beschouwen ze als gaven van de Heer en wat ze ook nodig mochten hebben wordt aan hen gegeven. 198. De barmhartigheid van de Heer is oneindig en laat zich niet beperken tot de weinigen die binnen de Kerk zijn. In plaats daarvan strekt het zich uit tot allen in de gehele wijde wereld. 199. Wij gaan niet dood, maar worden alleen gescheiden van het lichaam dat van nut was in de wereld. We leven dan nog steeds, want we zijn niet een persoon omdat we een lichaam hebben, maar vanwege onze geest.
27 van 74
200. Net als licht zonder warmte niets voortbrengt, zo brengt geloof zonder liefde niets voort. 201. Naar de mate waarin iemand eigenliefde heeft, is hij in de hel, want in de hel is de eigenliefde. 202. Wanneer de mens na de dood een engel wordt, komt hij in een niet uit te drukken intelligentie en wijsheid vergeleken met de intelligentie en de wijsheid die hij had toen hij in de wereld leefde. 203. Wanneer waarheid wordt toegepast in het leven, wordt dit goedheid. 204. De wereldse en hemelse dingen in ons stemmen met elkaar overeen als de hemelse regeren over de wereldse, maar niet als de wereldse regeren over de hemelse. 205. Het leven van een mens van kind tot oudere mens is niets anders dan een opgang van de wereld naar de hemel. De laatste stap ervan is de dood; dit is de eigenlijke overgang van het ene leven naar het andere. 206. Ten aanzien van de idee over God en de idee over de verlossing, hangen alle dingen van de Kerk af. 207. We worden gelijkenissen van de Heer en worden met Hem verbonden, wanneer we goede en ware dingen zaken van ons leven maken door ze bewust voor te nemen en te doen. 208. De mens is zich niet bewust dat hij omgeven is door een bepaalde sfeer die in overeenstemming is met zijn leven en aandoeningen. De engelen nemen deze sfeer beter waar dan de lichtste geur op aarde.
28 van 74
209. Wij kunnen alleen één worden met God door liefde en liefdevolle handelingen; liefde is immers het wezen van geestelijke verbinding. 210. Als je je onthoudt van het geven van valse getuigenissen en je daarvan afkeert als van zonden, vloeien de liefde van de waarheid en de liefde van de gerechtigheid in, van de Heer door de hemel. Als gevolg daarvan worden je uitingen, uitingen van waarheid en je handelingen worden handelingen van gerechtigheid. 211. Degenen die wedergeboren zullen worden, worden niet op een bepaald moment wedergeboren, maar worden dat gedurende hun hele leven en zelfs in het andere leven. Feitelijk wordt de vervolmaking van iemand nooit beëindigd. 212. Het is de mensheid toegestaan de Goddelijke Voorzienigheid in de rug te zien, maar niet in het gezicht.' Goddelijke Voorzienigheid 187.'De engelen plaatsen de wijsheid in het leven en niet in het spreken. 213. In de Heer geloven is vertrouwen hebben dat Hij je zal beschermen; en omdat niemand zo'n vertrouwen kan hebben dan alleen degene die een goed leven leidt, daarom wordt dit ook verstaan met 'in de Heer geloven'. 214. De wedergeboorte is niets anders dan de onderwerping van het natuurlijke en de heerschappij van het geestelijke. 215. Het is meer vanwege de wil dan van het weten en begrijpen dat een mens menselijk is. 216. Het is bekend dat de Heer Bruidegom en
29 van 74
Echtgenoot wordt genoemd in het Woord, en de kerk Bruid en Echtgenote. De oorzaak dat de Heer en de kerk zo genoemd worden, is vanwege de verbinding van het goede en het ware bij iedereen die in de hemel is, bij iedereen die in de kerk is en iedereen in wie de kerk is; want de Heer vloeit bij de engel en bij de mens van de kerk in vanuit het goede van de liefde en de naastenliefde. 217. Liefde en wijsheid, zonder handelen, zijn slechts denkbeeldige begrippen. Ze worden pas werkelijk als ze worden toegepast. 218. Dat het de Heer behaagde op onze aarde te worden geboren en het Menselijke aan te nemen, en niet op een andere aarde, daarvoor bestaan vele redenen, die mij uit de hemel werden meegedeeld. De voornaamste reden daarvoor was ter wille van het Woord, opdat dit op onze aarde geschreven zou kunnen worden; en na geschreven te zijn, daardoor over de gehele aarde algemeen bekend zou kunnen worden gemaakt, en eenmaal algemeen bekend gemaakt, voor alle nageslachten worden bewaard; en dat het zo zou kunnen blijken, dat God is Mens geworden, ook voor allen in het andere leven. 219. We zijn buiten de hemel zolang als we handelen vanuit waarheid en niet vanuit het goede. We gaan de hemel binnen als we handelen vanuit het goede. 220. Tenzij iemand nuttig bezig is, is er geen geluk in het leven. Het leven van de engelen bestaat uit het
30 van 74
verlenen van nuttige diensten en het doen van goede daden van naastenliefde. 221. Zodra het goede van de liefde is ingeplant, houdt de strijd op en ontstaat er rust; want zo'n mens wordt dan in de hemel binnengeleid. 222. Daar de engelen in de hemel goedheid ontvangen van de Heer, verlangen ze niets anders dan nuttige diensten te verrichten. Dit dienen geeft hun de grootste vreugde van hun leven en hieruit verheugen ze zich in geluk en zaligheid. 223. De Heer zorgt voor zijn einddoelen, door de bozen evenzeer als door de goeden. 224. Naastenliefde is zoals de warmte in de lente of de zomer, wat de oorzaak is dat gras, planten en bomen groeien. Zonder naastenliefde, of geestelijke warmte groeit niets... 225. De essentie van de liefde is, meer de ander lief te hebben dan zichzelf, de wens te hebben één met hen te zijn en zichzelf inzetten voor het geluk van de ander. 226. Zij die begiftigd zijn met liefde voor de Heer en met barmhartigheid voor de naaste, worden genoemd 'de gezegenden van Jehovah'. In dit opzicht zijn zij begiftigd met de hemel en met eeuwige zaligheid. 227. We zijn verbonden met het Goddelijke, en ons meest innerlijke wezen is zo dat we het Goddelijke kunnen ontvangen, en niet alleen ontvangen maar we kunnen het ons ook eigen maken door erkenning en liefde, dus door wederkerigheid. Want we zijn in het
31 van 74
eeuwige en oneindige, niet alleen omdat dit in ons invloeit, maar omdat we het ontvangen. 228. Ik heb besloten met welke inspanning dan ook uit te zoeken wat de ziel is, wat het lichaam, en wat het verkeer tussen beide; voorts welke de staten van de ziel zijn in het lichaam, en welke de staten na het leven van het lichaam. En omdat ik het doel wilde, moest ik ook de middelen willen. En terwijl ik er over nadacht langs welke weg ik had voort te schrijden en waar te beginnen, bijgevolg waar naar toe te lopen als tot een eindpunt, begreep ik ten slotte dat er niet een ander terrein bestaat dan de anatomie van het organisch lichaam. Daar immers voert de ziel zelf haar spelen uit en volvoert zij de loop. 229. Hoe inniger iemand is verbonden met de Heer, des te wijzer en gelukkiger hij of zij wordt. 230. Men kan zich daarover verbazen, dat deze over de hele wereld bekende wetten met zo veel wonder van de berg Sinaï door Jehovah Zelf verkondigd werden. Maar hoor! Zij werden met zo veel wonder verkondigd, opdat men weten zou, dat deze wetten niet alleen burgerlijke en zedelijke wetten zijn, maar ook Goddelijke Wetten, en dat daartegen te handelen niet alleen betekent de naaste, de medeburger en de maatschappij kwaad doen, maar ook zondigen tegen God: daarom werden deze wetten, door de verkondiging van de berg Sinaï door Jehovah, ook gemaakt tot wetten van de godsdienst. 231. De Kerk van de Heer is niet op deze of op een andere bepaalde plaats, maar is, waar ook maar mensen
32 van 74
een leven leiden volgens de geboden. 232. 'Feitelijk berouw is zichzelf onderzoeken en zijn zonden herkennen en erkennen, tot God bidden en een nieuw leven aanvangen. 233. Dat de Naam JEZUS heilig is, is bekend uit de verklaring van de Apostel, dat men bij deze naam de knieën buigt en buigen moet in de hemel en op aarde; en bovendien hieruit, dat hij door geen duivel in de hel uitgesproken kan worden. 234. Uit de invloed van de hemelse sfeer in de natuurlijke wereld ontstaan die wonderbaarlijke ontwikkelingen van de planten van zaad tot vruchten en tot nieuwe zaden. Vandaar komt het ook dat er tal van plantensoorten zijn, die overdag, om zo te zeggen, hun aangezichten naar de zon keren, en ze afwenden, wanneer de zon ondergaat. Vandaar komt het ook, dat er bloemen zijn, die zich bij het opgaan van de zon openen en bij het ondergaan van de zon zich sluiten. Vandaar komt het ook, dat de zangvogels in de eerste vroegte liefelijk zingen, en evenzo nadat zij door hun moeder de aarde gevoed zijn. Zo eren deze en gene hun vader en hun moeder [het 4e gebod]. Al deze zijn getuigenissen, dat de Heer door middel van de zon en de aarde in de natuurlijke wereld voorziet in alle behoeften der levende en niet levende wezens. 235. Niemand wordt geboren voor de hel, maar allen voor de hemel. 236. Er bestaat geen volk op de hele wereld, dat niet
33 van 74
weet dat het kwaad is te doden, overspel te plegen, te stelen, valse getuigenis af te leggen. Wanneer deze kwaadheden niet door wetten voorkomen zouden worden, dan zou geen rijk noch staat noch welke gevestigde maatschappij dan ook voortbestaan. 237. In de wereld wordt slechts weinig begrepen wat de liefde is, terwijl zij toch het leven zelf van de mens is. 238. Dat de mens zich van boosheden moet reinigen en niet moet verwachten dat de Heer dit onmiddellijk zal doen, daarmee is het in vergelijking net als met een knecht, die, rondlopend met mest en roet op gezicht en kleren, tot zijn meester zou gaan en zeggen: Heer, was me! Zou zijn meester niet tot hem zeggen: Dwaze knecht, wat zeg je? Kijk, daar is water, zeep en een doek. Heb je geen handen aan je lijf, die wat kunnen? Was jezelf. En de Heer God zou zeggen: de middelen ter reiniging zijn uit Mij en ook uw willen en uw kunnen zijn uit Mij: bedien u daarom van Mijn gaven en geschenken alsof zij de uwe waren, en gij zult gereinigd worden. 239. De louter natuurlijke mens denkt over de Goddelijke waarheden alleen vanuit de wereldse dingen, dus uit de zinsbegoochelingen, want hij kan zijn mentaal niet daarboven verheffen. Daarom kan zijn geloofsleer vergeleken worden met een brij uit kaf, die hij als een lekkernij verorbert. 240. Degenen die pracht en eer in de wereld en ook in de hemel als doel hebben, voorts zij die rijkdom en gewin in de wereld beogen, en zij die de faam van geleerdheid
34 van 74
nastreven, zien en vinden niets van het echte ware in het Woord. 241. De uitwendige eredienst zonder de inwendige kan worden vergeleken met het leven van de ademhaling zonder het leven van het hart, maar de uitwendige eredienst vanuit de inwendige met het leven van de ademhaling verbonden met het leven van het hart. 242. Elk mens die in een geestelijke aandoening van het ware is, dat wil zeggen, die het ware zelf lief heeft omdat het waar is, wordt verlicht uit de Heer terwijl hij het Woord leest. Niet echter de mens die alleen vanuit een natuurlijke aandoening van het ware, die de begeerte tot weten wordt geheten, dit leest. Deze ziet niets anders dan hetgeen samenstemt met zijn liefde of met de beginselen die hij òf zelf opgevat heeft, òf uit anderen door het gehoor, of door lezing geput heeft. 243. Dat uit de Heer de geestelijke zin van het Woord is geopenbaard, is omdat de leer van het echte ware geopenbaard is. Die leer is voor een deel vervat in de Leer van het Nieuwe Jeruzalem, ... Omdat die leer met de geestelijke zin van het Woord samenstemt, en niet met een andere, daarom werd die zin onthuld, samen met de wetenschap van de overeenstemmingen. 244. Eén engel kan menigten van kwade geesten verdrijven omdat kwade geesten de sfeer van wederzijdse liefde niet kunnen vedragen. 245. Wie niet het geestelijke leven aanneemt, dat is wie niet opnieuw wordt verwekt uit de Heer, kan niet in de
35 van 74
hemel komen, zoals de Heer leert bij Johannes: ‘Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u, tenzij dat iemand opnieuw wordt verwekt hij kan het Koninkrijk Gods niet zien’. Johannes 3:3. 246. Het verschil tussen het natuurlijke, het geestelijke, en het hemelse is zodanig dat een verhouding tussen die niet bestaat. Het natuurlijke kan op geen enkele wijze door een of andere nadering tot het geestelijke naderen, noch het geestelijke tot het natuurlijke; vandaar is het dat de hemelen onderscheiden zijn. 247. De spraak van de engelen heeft niets gemeenschappelijks met menselijke talen. Engelen kunnen niets spreken behalve dat wat volledig in overeenstemming is met hun gevoelens. 248. Boze begeerten kunnen niet uit ons gemoed verwijderd worden tenzij ze verschijnen. Dit betekent niet dat we kwaad moeten doen opdat deze begeerten kunnen verschijnen, maar dat we onszelf moeten onderzoeken, niet alleen onze handelingen maar ook onze gedachten. We moeten uitvinden wat we zouden doen als we niet bang waren voor de wetten en voor het verlies van onze reputatie. 249. Je bent tot wijsheid gekomen als je je geen zorgen meer maakt over het begrijpen van wat goed en waar is, maar alleen nog wilt en leeft volgens wat waar is en goed, want dit is wijsheid. 250. Alle dingen die tot de natuurlijke mens behoren,
36 van 74
zoals allerlei soorten kennis, is eigenlijk niets anders dan een leger van dienaren. 251. Profaneren of ontheiligen is in God geloven, in het Woord, in het eeuwige leven... en toch een leven leiden dat daar tegengesteld aan is. 252. Elk mens die in geestelijke aandoening van het ware is, dat wil zeggen, die het ware zelf lief heeft omdat het waar is, wordt verlicht uit de Heer terwijl hij het Woord leest. 253. De dingen in de natuur zijn niets anders dan gevolgen; de oorzaken ervan liggen in de geestelijke wereld. 254. Vanuit veel ondervinding is mij [Emanuel Swedenborg] te weten gegeven dat het Woord de hemel opent voor de mens. Dat wil zeggen: terwijl de mens het Woord leest of vanuit dat spreekt, heeft hij gemeenschap met de hemel. 255. Wat ons menselijk maakt is niet onze vorm, omdat we een menselijk gezicht en een menselijk lichaam hebben, maar omdat we wijsheid in ons gemoed hebben en goedheid in ons hart. We zijn werkelijk menselijk naar de mate waarop we spreken vanuit de gezonde rede en kijken naar ons thuis in de hemel. Want in zoverre we spreken vanuit een verdraaid verstand en kijken naar ons thuis in deze wereld, verwijderen we ons van een bestaan dat werkelijk menselijk is. 256. Het is het gevoel van de verrukking zelf, dat inherent is aan de liefde voor het doen van het goede
37 van 74
afgezien van elke gedachte aan beloning. Dit is de beloning die tot in eeuwigheid voortduurt. 257. De Heer verbrijzelt onze illusies niet, noch verstikt Hij onze wensen. In plaats daarvan buigt Hij ze om naar waarheid en goedheid. 258. In het Woord worden diegenen 'dronkaards' genoemd die niets geloven dan dat wat ze begrijpen, en om deze reden de mysteries van het geloof onderzoeken. En omdat dit plaatsvindt door middel van zintuiglijke dingen, of door het geheugen of door de filosofie, kan de mens daarbij, door wat hij is, alleen maar in vergissingen vallen. 259. In alle hemelen is het Woord, en het wordt daar gelezen zoals in de wereld, en er wordt uit gepredikt, want het is het Goddelijk Ware waaruit de engelen inzicht en wijsheid hebben. Immers zonder het Woord weet niemand iets over de Heer, over de liefde en het geloof, over de verlossing, en over de overige verborgenheden van de hemelse wijsheid. Ja, zelfs zou zonder het Woord de hemel niet bestaan, zoals zonder het Woord de kerk niet zou bestaan in de wereld; aldus zou er geen verbinding zijn met de Heer. 260. Zij die in de stroom van de Voorzienigheid zijn, worden altijd meegevoerd naar alles wat gelukkig is, hoe de middelen daartoe er ook uit zien. 261. Als je inzicht wilt hebben in geestelijke zaken, dien je een liefde voor de waarheid te ontwikkelen die haar grond heeft in goedheid.
38 van 74
262. De hemel is waar de Heer wordt erkend, vertrouwd en geliefd. De verschillende wijzen waarop Hij vereerd wordt doen geen kwaad, maar zijn juist nuttig, omdat ze een bron zijn van hemelse perfectie. 263. Alle afzonderlijke dingen die in de natuur zijn, stemmen overeen met geestelijke dingen, evenzo alle dingen die in het menselijk lichaam zijn. In de oudste tijden was de wetenschap van de overeenstemmingen de wetenschap der wetenschappen, en zelfs zo universeel dat door de Oudsten alle codices en boeken door overeenstemmingen werden geschreven; zoals bijvoorbeeld de fabelachtige dingen der Oudsten, de hiëroglyfen van de Egyptenaren; en ook het Boek Job, dat een boek der Oude kerk is, is vol van overeenstemmingen. 264. Een mens is zodanig als zijn liefde is. 265. Alles wat gebeurt en toeval wordt genoemd, en wordt toegeschreven aan het lot of geluk, is van de Voorzienigheid. Maar de Goddelijke Voorzienigheid werkt onzichtbaar en op een niet te begrijpen wijze, opdat de mens in alle vrijheid een gebeurtenis kan toeschrijven aan de Voorzienigheid of aan het lot. 266. Wanneer het Woord wordt gelezen door een mens die dat heilig houdt, dan wordt de natuurlijke zin daarvan geestelijk in de tweede hemel, en hij wordt hemels in de derde. Bovendien, het gehele Woord wordt levend gemaakt uit de Heer, want het wordt bij de Heer leven, zoals Hij ook zegt bij Johannes: "De woorden die Ik
39 van 74
u spreek, zijn geest, en zijn leven." [Joh.6:63]. 267. Het doel van de Goddelijke Voorzienigheid is om een hemel te vormen van het menselijk geslacht, en in alles wat de voorzienigheid doet, ziet het naar het oneindige en het eeuwige. 268. De Heer trekt je niet weg uit je hel, tenzij je zelf ziet dat je in de hel bent en wenst eruit geleid te worden. 269. Kwade handelingen die we als acceptabel beschouwen, ofschoon we die niet echt doen, worden toch deel van ons. Als we een kwade handeling acceptabel achten, laten we de inwendige beteugeling vieren en worden alleen maar afgehouden van dergelijke daden door een uitwendige beteugeling; dit zijn angsten. En omdat onze geest dan zulke boze daden goedkeurt, doen we ze in vrijheid als de uitwendige banden worden losgemaakt, intussen doen we ze voortdurend in ons hart. 270. Het Woord is aan mensen en engelen gegeven opdat zij hierdoor met de Heer kunnen zijn. Het Woord is het middel om aarde en hemel met elkaar te verbinden, en door de hemel met de Heer. 271. De Heer dwingt ons niet om op te nemen wat vanuit Hem in ons vloeit, maar leidt ons terwijl onze vrijheid wordt gerespecteerd. Zover als wij toestaan, leidt Hij ons tot het goede. Hij leidt ons door onze aangename genoegens en illusies en de daaruit voortvloeiende valse veronderstellingen, en voert ons geleidelijk aan hieruit weg. Het schijnt ons echter toe dat we onszelf hieruit bevrijden. De Heer vernietigt deze veronderstelling niet,
40 van 74
want dat zou onze vrijheid aantasten, en deze moet noodzakelijkerwijs bestaan als we opnieuw gevormd moeten worden. 272. De Heer voorziet in de middelen waardoor mensen gered kunnen worden, vanuit Zijn Goddelijke Liefde door Zijn Goddelijke Wijsheid. Deze midddelen zijn aanwezig bij ieder mens die in de wereld wordt geboren. 273. Geloofd wordt dat de mens meer verlicht én wijs zou kunnen worden als hij onmiddellijke openbaring had door gesprekken met geesten en met engelen, maar het tegendeel is het geval, want de verlichting door het Woord vindt plaats door een innerlijke weg, terwijl de verlichting door onmiddellijke openbaring geschiedt door een uiterlijken weg. De innerlijke weg is door de wil in het verstand, de uiterlijke weg is door het gehoor in het verstand. 274. Wanneer we in liefde en geloof leven, hebben we elke dag spijt over onze fouten. We denken dan aan onze slechte gewoonten, geven die toe, vermijden dan om volgens die te handelen en vragen de Heer om steun. 275. Het menselijk geslacht is de basis en het fundament van de hemelen. 276. Alle religie behoort tot het leven, en religieus leven is het goede te doen. Elk mens die godsdienst heeft, weet en erkent, dat hij die goed leeft, wordt gezaligd, en dat hij die boos leeft, wordt verdoemd. Hij weet en erkent immers, dat wie goed leeft en goed denkt, niet alleen over God, maar ook over de naaste; niet echter
41 van 74
hij die boos leeft. Het leven van een mens is zijn liefde, en wat de mens liefheeft, doet hij niet alleen vrijelijk, maar denkt het ook vrijuit. Dat dus gezegd wordt, dat het leven is het goede te doen, is omdat het goede doen één uitmaakt met het goede denken; en als deze niet één maken bij de mens, dan behoren zij niet tot het leven van hem. 277. Alles wat geschapen is, is van nature een ontvanger van God, en heeft de mogelijkheid om met God verbonden te worden omdat het geschapen is in God en door God. Omdat het op deze wijze geschapen is, is het een overeenstemming en is zoals een beeld van God in een spiegel. 278. Wanneer de Heer met iemand is, leidt Hij hem, en voorziet erin dat alle dingen die gebeuren en die hem overkomen , zowel de droevige als de vrolijke, voor zijn bestwil zijn. 279. Hemelse liefde is liefde tot de Heer en geestelijke liefde is zorg hebben voor de naaste. 280. Opzien naar de hemel is niet alleen maar het denken over dingen die tot de hemel behoren, maar deze dingen als einddoel te hebben en ze lief te hebben meer dan alle andere dingen. 281. Het leven dat leidt naar de hemel is een leven van vriendelijkheid. Het bestaat uit eerlijk en rechtvaardig handelen in elk beroep, in elke bezigheid en in al onze omgang met anderen en dit te doen vanuit een innerlijke en dus hemelse bron.
42 van 74
282. De geestelijke mens gelooft in het Goddelijke en handelt eerlijk en rechtvaardig, niet alleen omdat zo te handelen in overeenstemming is met de burgerlijke en morele wetten, maar ook omdat het is in overeenstemming met de goddelijke wetten. 283. Alle kwaad vloeit bij ons in vanuit de hel en alle goedheid, door de hemel vanuit het Goddelijke. Maar het kwaad wordt pas deel van ons als we geloven en onszelf overtuigen dat wij kwaad denken en doen vanuit onszelf; hierdoor maken we het kwaad van onszelf. Als we zouden geloven hoe dit werkelijk plaats vindt, zou het kwaad geen deel van ons worden. Want op het moment dat een boze begeerte invloeit, zouden we bedenken dat het van boze geesten komt, en zodra we dit denken, zullen de engelen die bij ons zijn die afweren en terugdrijven. 284. De vreugden van de hemelse engelen en de eeuwige vreugde komen voort uit liefde en wijsheid en de verbinding van deze in nuttige werken. 285. De liefde in het huwelijk van een man met een vrouw is het kostbare juweel van het menselijk leven. Deze liefde brengt voort staten van onschuld, vrede, rust, de meest innerlijke vriendschap, volledig vertrouwen en een wederzijds verlangen van het verstand en het hart om goed te doen aan de ander. Door deze eigenschappen brengt deze liefde ook voort gelukzaligheid, verrukking, genot en vreugde en dankzij de eeuwige genieting van zulke staten, de hemelse vreugde. 286. Het kenmerk van mensen met een karakter dat
43 van 74
neigt naar het hemelse, is dat zij niet handelen volgens hun eigen wensen, maar hun wensen vormen naar het welbehagen van de Heer. Hierdoor genieten ze vrede en innerlijke vreugde, maar ook kalmte en uitwendige genoegens. 287. Als we onze naaste liefhebben zoals we onszelf liefhebben, ervaren we geen verrukking in liefdevolle vriendelijkheid behalve als we daar naar handelen of dit in nut uitdrukken. Daarom is een liefdevol leven vol vriendelijkheid een leven van nuttige dienstbaarheid. Het hemelse leven is zo. Want het Koninkrijk van God, omdat het een koninkrijk van wederzijdse liefde is, is een koninkrijk van nuttige dienstbaarheid. Elke genieting die voortkomt uit naastenliefde heeft iets verkwikkelijks vanuit het nut of door de dienstbaarheid. 288. De Goddelijke Voorzienigheid werkt op duizend verschillende manieren in elk van ons. Het voortdurende einddoel is om ons te zuiveren, met de bedoeling om ons te verlossen. Niets is meer noodzakelijk voor ons dan de boze dingen te verwijderen van ons uitwendige zelf. De Heer voorziet in de rest, als we Hem daarom bidden. 289. Als voorbereiding om God te ontvangen en één met Hem te worden, moeten we leven volgens de goddelijke orde. De wetten van die orde zijn alle geboden van God. 290. Er is maar één God die de schepper en onderhouder is van het heelal, dus Hij is de God van hemel en aarde. Daarom is het voornaamste van de Kerk
44 van 74
God te erkennen, in God te geloven en Hem lief te hebben. 291. De hemel is zodanig dat ieder die goed heeft geleefd, van welke religie dan ook, daar een plaats heeft. 292. Het Woord werd niet alleen voor ons geschreven, maar ook voor de engelen. De wereldse gedachten die wij hebben als we het Woord lezen worden geestelijke en hemelse ideeën bij de engelen. 293. De Heer leidt alle mensen in de gehele hemel alsof ze één enkele engel zijn. 294. De geest van de mens verschijnt in het andere leven in menselijke vorm, geheel en al zoals in de wereld. Hij verheugt zich ook in het vermogen van zien, horen, spreken, en voelen, zoals in de wereld. In één woord, hij is een mens ten aanzien van alle en de afzonderlijke dingen, met slechts één uitzondering: hij is niet meer omgeven met dat grove lichaam waarmee hij in de wereld was omgeven. Dat lichaam laat hij achter wanneer hij sterft, en hij neemt het ook nooit weer op. 295. Het is vanuit de Goddelijke Voorzienigheid dat ieder mens gezaligd kan worden. Het zijn degenen die God erkennen en goed leven. 296. Vrede heeft in zich: vertrouwen in de Heer, dat Hij alle dingen bestuurt, in alle dingen voorziet en ons leidt tot een goed einddoel. 297. 'Wanneer het lichaam niet meer in staat is om verder te functioneren in de natuurlijke wereld, wordt gezegd dat iemand sterft. Toch sterft hij niet, maar wordt
45 van 74
slechts gescheiden van het lichaam dat hem van nut was in de wereld. De persoon leeft nog steeds; een mens is immers niet een mens omdat hij een lichaam heeft, maar vanwege zijn geest. Het is de geest die denkt in een mens; en het denken verenigd met de aandoening is wat iemand menselijk maakt. 298. De Heer ziet alleen naar elk mens vanuit barmhartigheid. 299. In de geestelijke wereld staan onze gevoelens in verbinding met de gedachten die hieruit voortkomen, zodat we niet anders kunnen spreken dan we denken. De kenmerken van ons aangezicht veranderen dan en worden precies zo, zoals onze liefde is. Hierdoor maakt ons aangezicht duidelijk hoe we zijn. 300. Elk ogenblik in een mensenleven, zowel van zijn verstand als van zijn wil, is een nieuw begin. 301. Geloven alleen is nog niet geloof hebben, maar de wens hebben en te doen wat wordt geloofd, dat is geloof. 302. De waarheid te onderwijzen zonder goedheden, is als het lopen van een blinde. Het is het goede dat onderwijst en leidt en de waarheid is datgene dat wordt onderwezen en geleid. Tenzij de waarheid verlicht wordt door het goede, of tenzij het geloof wordt verlicht door naastenliefde, is er niets anders dan duisternis. 303. Naar de mate waarin we het boze verafschuwen, vloeit goedheid vanuit de hemel in ons. Naar de mate waarin we vrij geslachtelijk verkeer verafschuwen, vloeit
46 van 74
datgene wat kuis is in ons. Naar de mate waarin we bedrog verafschuwen en onwettige voordelen, vloeien eerlijkheid en rechtvaardigheid in ons. Naar de mate waarin we haat en wraak verafschuwen, vloeit liefdevolle vriendelijkheid in ons. Naar de mate waarin we leugens and lasteringen verafschuwen, vloeit waarheid in ons. En naar de mate waarin we hoogmoed verafschuwen, vloeien nederigheid voor God en liefde voor de naaste in ons. 304. De liefde van de Heer voor het gehele menselijke geslacht was het leven van Hem in deze wereld. 305. Tenzij uitwendige of natuurlijke kanten van ons worden gezuiverd, dat wil zeggen, tenzij de dingen van de eigenliefde en de materialistische liefde worden verwijderd, is het onmogelijk voor innerlijker dingen, die te maken hebben met de liefde tot de Heer en de naaste, om binnen te komen. 306. De neiging tot een huwelijk van één man met één vrouw is het juweel van het menselijke leven. 307. Er zouden geen engelen zijn en er zou niemand van ons mensen zijn, als het Goddelijk Menselijke niet invloeide in elk kleinste deel van de hemel en in elk kleinste deel van onze wereld. 308. Slechts als we God liefhebben en naastenliefde tonen aan onze medemens, kunnen we kennis ontvangen van de ware weg en daar vertrouwen in hebben. 309. De liefde voor onszelf en onze liefde voor de wereld zijn, vanuit de schepping, hemelse liefden. Het zijn
47 van 74
liefden van het natuurlijke deel van ons, die geestelijke liefden dienen, zoals de fundering een huis dient. Als we geen liefde hebben om God te dienen en onze naaste, dan, in plaats van hemels, worden deze liefden hels. 310. De gedachte die zich vormt via het oog sluit het begrip, maar de gedachte vanuit het begrijpen opent het oog. 311. Ieder mens is onze naaste naar gelang de hoedanigheid van zijn of haar goede. 312. De Heer is bij ons tegenwoordig als we de naaste liefhebben; de Heer is aanwezig in de liefde. 313. De Kerk van de Heer is niet hier of daar, maar overal, zelfs in die landen waar de georganiseerde kerk niet aanwezig is. Waar ook maar het leven gevormd wordt volgens de principes van liefdevolle vriendelijkheid, vinden we de Kerk. De Kerk van de Heer is dus verspreid over de gehele wereld en is toch één. Want als een leven van liefdevolle vriendelijkheid de Kerk maakt, en niet de leringen, gescheiden van het leven, dan is de Kerk één. 314. Omdat God de Liefde zelf is en de Wijsheid zelf, is Hij het Leven zelf. 315. We worden een beeld van de hemel naar de mate waarin we deelhebben aan de goede eigenschappen van de liefde en het geloof. 316. Engelen weigeren alle dank voor het goede dat zij doen, omdat ze weten dat alle goeds en al het ware van de Heer komt. 317. De staat van iemand die een goed leven leidt en
48 van 74
gelooft dat de Heer het heelal bestuurt, en dat Hij alleen de bron is van alle goede dingen die voortvloeien uit liefde en naastenliefde, en van alle ware dingen die van het geloof zijn, en dat Hij werkelijk de bron is van alle leven, is zodanig dat hem hemelse vrijheid kan worden geschonken, en met die vrijheid eveneens vrede. Dit is de staat van iemand die gelooft dat wij in Hem leven en handelen en ons wezen hebben. Want zo iemand vertrouwt op de Heer alleen en heeft geen angstige zorgen over wat voor andere zaken dan ook. Hij is er van overtuigd dat alle dingen voor zijn welzijn werken en voor zijn gezegendheid en vreugde voor altijd. Maar iemand die gelooft dat hij zichzelf regeert is voortdurend gejaagd, en wordt voortgestuwd naar boze begeerten, naar angstige zorgen over dingen die in de toekomst liggen, en dus naar een onmetelijk aantal zorgen. En omdat dit zijn geloof is, klemmen boze begeerten en valse overtuigingen zich aan hem vast. 318. Terwijl iemand wordt wedergeboren en geestelijk wordt, is hij voortdurend in strijd. 319. Alles is vol van God en alles neemt zijn deel van die volheid. 320. Alle goede dingen en waarheden die de engelen ons ingeven komen van de Heer. Op deze wijze spreekt de Heer voortdurend met de mens, maar op volledig verschillende wijze met verschillende mensen. 321. Toen de mens zich van de hemel had afgewend en de verbinding verbrak, werd een nieuw middel tot
49 van 74
verbinding met de mens door de Heer verschaft, door het Woord. 322. We kunnen niet nederig zijn als we alleen onszelf liefhebben. Zelfzuchtige liefde is hard, maar de Goddelijke liefde is zacht. 323. Hemelse liefde is liefhebben wat goed is, eerlijk, en rechtvaardig, eenvoudigweg omdat het goed, eerlijk en rechtvaardig is, en dat uit liefde doen. 324. Werkelijk vertrouwen kan slechts aan die mensen worden gegeven die in het goede van de naastenliefde zijn, en echte hoop slechts aan mensen die in het goede van het geloof zijn. 325. Het gevecht van kwade geesten met de engelen die bij ons zijn, wordt meestal gevoeld in ons geweten. 326. We worden niet gelukkig gemaakt door de ware dingen die we geloven vanuit ons geloof, maar door de goede dingen uit ons geloof. 327. Iedereen weet dat religie bestaat uit het doen van het goede en dat ieder geoordeeld zal worden naar zijn daden. We zijn zo samengesteld dat we boze dingen kunnen vermijden, alsof we dit zelf doen, door een kracht die van de Heer komt en dat wat we daarna doen is het goede van de Heer. 328. Het kwade schuwen, is goed doen. 329. Alles wat van de Heer komt bevat leven. 330. Wij zijn op zo'n wijze door de schepping geformeerd dat ons innerlijk denken als één zou moeten handelen met onze uiterlijke uitdrukking ervan, door
50 van 74
overeenstemming. Dit vindt plaats als we onze basis hebben in het goede, want dan denken we niets anders dan het goede en we spreken ook volgens dit goede. 331. Berouw van de mond en niet door het leven, is geen berouw. 332. Daar onschuld bestaat in het geleid worden door de Heer en niet door zichzelf, verheugen allen in de hemel zich in onschuld, want allen die een plaats in de hemel hebben, willen graag door de Heer geleid worden. 333. Er zijn geen engelen en geesten die zo zijn geschapen, maar ze zijn eerst als mensen geboren geboren om geestelijk te worden en eeuwig te leven. 334. De liefde voor rijkdom en voor de nuttige dingen die er door kunnen worden bereikt, blijft bij eenieder tot in eeuwigheid en blijft dezelfde hoedanigheid houden als die was toen we die liefde in de wereld verwierven. 335. De Heer voorziet en regelt dat hoe meer ons denken en onze motivatie van de hemel komen, hoe meer ons innerlijk geestelijke zelf wordt geopend en ontwikkeld. Het wordt geopend in de hemel helemaal tot aan de Heer en ontwikkeld in harmonie met de dingen die in de hemel zijn. 336. We kunnen geen engelen zien met onze lichamelijke ogen, maar wel met de ogen van onze geest. 337. Alleen de Heer heeft de kracht de hellen van ons vandaan te houden; ons van het boze te weerhouden en in het goede te houden en ons zo te verlossen. 338. De reden dat de hemel in het algemeen en het
51 van 74
eeuwige geluk in het bijzonder, worden genoemd 'leven', is dat er in de hemel is de wijsheid van het goede en het inzicht van het ware, en hierin is leven uit de Heer. 339. Alles van de leer en het leven heeft betrekking op de liefde tot de Heer en de liefde tot de naaste. Alle dingen die met deze liefden van doen hebben, zijn samengevat in de Tien Geboden. 340. We worden pas werkelijk redelijk als ons zinnelijke leven geleid wordt door ons geestelijke leven. Maar als ons zinnelijke leven daar niet door wordt geleid, worden we zinnelijk. Of we redelijk of zinnelijk zijn kan nauwelijks door anderen worden onderscheiden, maar we kunnen het zelf onderscheiden als we ons innerlijk onderzoeken; de neigingen van onze wil en onze gedachten. 341. Welke geestelijke kwaliteit we ook aannemen in de wereld, deze zal aanblijven na de dood. Ook wordt deze verhoogd en meer uitmuntend gemaakt naar de mate waarin we goedheid en waarheid verlangen en liefhebben. Want ons karakter wordt afgemeten aan onze verlangens. 342. Met vrede wordt bedoeld de rust van de ziel wanneer deze niet langer wordt geteisterd door boze en valse dingen, zoals daarvoor. 343. Naar de mate waarin de mens de hemel in zich opneemt, is hij ook een opnamevat, en een hemel, en is hij ook een engel. 344. De liefde is voor elk individueel leven de meest
52 van 74
wezenlijke realiteit, zodoende is ze de levensbron van engelen en mensen. 345. Alle dingen die behoren bij ieder van ons, zowel onze handelingen als onze gedachten, zijn volledig en in het geheel ingeprent in de persoon. Als deze worden opgeroepen vanuit ons geheugen, lijkt het of ze uit een boek hardop worden voorgelezen. 346. Tenzij we het goede doen dat we van plan zijn, blijft er van binnen dat wat we niet willen en tenslotte wordt dit een gebrek aan wilskracht om te handelen. 347. In wezen is ware liefde in het huwelijk niets anders dan de wil van beiden om één te worden, dat wil zeggen, het verlangen dat de twee levens één zullen worden. 348. Liefde en wijsheid, zonder daden, zijn slechts denkbeeldige begrippen. Deze worden pas werkelijk in de daad. 349. Als iemand die in geloof en gehoorzaamheid is, bevestigingen opmerkt, dan heeft hij of zij hoop, want hieruit onstaat hoop. 350. We keren ons van de Heer af als we worden gevangen door eigenliefde en liefde voor de wereld; we keren ons naar Hem toe als we ons richten in de liefde tot Hem en tot onze naaste. 351. Hemelse vreugde is liefhebben wat goed is en eerlijk en rechtvaardig, omdat het goed, eerlijk en rechtvaardig is; en het is handelen vanuit liefde. 352. Het meest wezenlijke van het leven en het geloof
53 van 74
is de Heer. In feite is het voor iemand die niet in de Heer gelooft, niet mogelijk om leven te hebben. 353. Wanneer wij ons stoffelijk lichaam afleggen en tegelijkertijd de wereldse zorgen en bekommernissen, dan komt het geluk dat eerder verborgen lag in ons onbekende innerlijk, ten volle tevoorschijn. 354. De zielen en geesten van mensen zijn niet op een bepaalde plaats zoals hun lichamen, omdat hun bron hemels en geestelijk is. 355. Het wezen van het goede kan vanuit geen andere bron komen dan van Hem die het goede zelf is. 356. Je kunt geen engel worden, dat wil zeggen, in de hemel komen, tenzij je iets van het karakter van een engel met je meebrengt vanuit de wereld. In dit karakter is een weten aanwezig van de wijze waarop deze weg moet worden gelopen, en een wijze van lopen op die weg vanuit het weten daarvan. 357. Men ontvangt geloof en vertrouwen door tot de Heer te gaan, waarheden uit het Woord te leren en volgens deze te leven. 358. Zodra het goede van de liefde is ingeplant, houdt de strijd op, en volgt rust; want de mens wordt dan binnengeleid in de hemel. 359. Wij kunnen geen volmaakte gewaarwording hebben van iets dat goed is, of dat gezegend en gelukkig is, tenzij we in de tegenovergestelde toestand of staat zijn geweest, waarin we hebben ervaren hetgeen niet goed is, niet gezegend en niet gelukkig.
54 van 74
360. Als je eeuwig gelukkig wilt zijn, weet dan en geloof dat je na de dood zult leven. Gedenk dit altijd, want het is de waarheid. 361. De aanwezigheid van de Heer is eeuwigdurend met allen die in de hemel en in de Kerk zijn. Deze aanwezigheid is vredig, rustig, onderhoudend en ondersteunend. Deze aanwezigheid houdt voortdurend alle dingen in de hemelen en op aarde in hun ordening en verbinding, of brengt deze dingen terug in die orde. 362. Liefde bestaat uit de wens om een ander te geven wat van jezelf is; en om de vreugde van een ander te voelen als vreugde in jezelf; dat is liefde. 363. Zij die doen wat goed is ten behoeve van de naaste of de Heer zijn in de hemel. 364. De natuur of het karakter van ieder mens is bepaald door zijn of haar hoogste of innerlijkste liefde. 365. Alle momenten in een leven hebben een reeks van gevolgen tot in het eeuwige. 366. Zoals onschuld de kern is van al het goede, is vrede de kern van alle verrukking van het goede. 367. Het gebod: 'Gij zult u geen andere goden maken', houdt in: jezelf en de wereldse dingen niet boven alle andere dingen lief te hebben; want datgene wat iemand het meest liefheeft is zijn god. 368. De waarheden van het geloof vormen niet de Kerk, maar leiden daar naartoe. 369. Twee dingen maken het wezen van God: Liefde en Wijsheid. Het wezenlijke van God's liefde bestaat uit
55 van 74
drie dingen: anderen liefhebben buiten Hemzelf, de wens om één met hen te worden, en hen gelukkig te maken vanuit Zichzelf. Deze drie maken ook het wezenlijke van God's wijsheid, omdat liefde en wijsheid één zijn in God. De liefde verlangt deze dingen en de wijsheid bewerkstelligt ze. 370. We worden geboren zonder kennis van feiten, opdat we in alle kennis kunnen komen en vooruit komen in intelligentie, en hierdoor in wijsheid. We worden geboren zonder liefde, opdat we kunnen komen in alle liefden. Door te benutten wat we hebben geleerd voor de liefde voor God en anderen, worden we één met God en hierdoor worden we werkelijk menselijk en gaan de eeuwigheid binnen. 371. Het is een wet van de goddelijke Voorzienigheid dat de mens niet gedwongen wordt om datgene te geloven en lief te hebben wat van de religie is, maar hij moet zichzelf daartoe brengen en soms dwingen om dat te doen. 372. We verkrijgen verlichting wanneer we waarheid liefhebben omdat het waarheid is, en niet ter wille van de eigen status of wereldlijk gewin. 373. Toen de Beknopte Uiteenzetting was uitgegeven, verscheen de hemel der engelen van het oosten tot het westen en van het zuiden tot het noorden in purperen gloed, met allerschoonste bloemen en andermaal als vlammende en schoon. Op alle boeken in de geeestelijke wereld was geschreven: De Komst des Heren. Op bevel
56 van 74
schreef ik dit ook op twee exemplaren in Holland. 374. Naar de mate waarin we in het goede zijn, is de wereld binnenin ons ondergeschikt aan de hemel en dient deze. De Heer is dan bij ons in beide werelden aanwezig, alsof we dan in Zijn hemel zijn. 375. Omdat God de liefde zelf is en de wijsheid zelf, is Hij het leven zelf. 376. Na de dood gaat iedereen die hel of hemel binnen die hij als overheersend gekozen had om in te leven, terwijl hij nog in de wereld was. 377. De mens is zich volledig onbewust van het feit dat de Heer hem leidt door middel van engelen en geesten, en dat er tenminste twee engelen en twee geesten bij iedereen aanwezig zijn. Zonder deze verbinding met de geestenwereld door middel van geesten en met de hemel door middel van engelen, en dus door middel van de hemel met de Heer, kan een mens niet bestaan. Zijn hele leven hangt af van deze verbinding en als geesten en engelen zich terug zouden trekken zou hij ogenblikkelijk vergaan. 378. God heeft iedereen en elk menselijk wezen lief en omdat Hij niet rechtstreeks goed aan hen kan doen, maar alleen door middel van andere mensen, ademt Hij Zijn liefde in de mensen in. 379. Waarheid glanst niet vanuit zichzelf, want in zichzelf is er niets vlammends in. Het straalt vanuit de goedheid, want goedheid is als een vlam die licht uitstraalt.
57 van 74
380. Wij kunnen de goddelijke Voorzienigheid achteraf zien, maar niet tijdens de werking ervan; bovendien alleen in een geestelijke staat en niet in de natuurlijke. 381. Engelen leiden en beschermen ons ieder moment en ieder moment van ieder moment, vanuit de Heer. 382. Hemelse vrede treedt binnen als de verlangens die ontspringen aan eigenliefde en liefde voor de wereld worden verwijderd. 383. Geloof is waarheid die in het hart wordt erkend. 384. Ware wijsheid is zien wat heilzaam is voor ons eeuwige leven en ons huidige leven richten naar deze wijsheid. We zijn werkelijk wijs als we dit niet alleen weten en begrijpen met ons verstand, maar het ook willen en doen. 385. Het leven dat naar de hemel voert is niet een leven van een terugtrekken uit de wereld, maar een leven in de wereld. 386. Het universum is als een toneel waarin voortdurend bewijzen worden getoond dat er een God is. 387. De ware eredienst van de Heer, is leven volgens Zijn geboden. 388. Vrede is zoals de dauw op de aarde die het gemoed van allen blij maakt met een universele verrukking. 389. Het kwaad heeft een begeerte naar valsheid en grijpt die gretig aan alsof het waarheid was. 390. Het object van de naastenliefde is elk persoon,
58 van 74
elk gezelschap, ons land en het gehele menselijke ras. Dit is allemaal de naaste in beperkte en brede zin. 391. Hoe meer wij het goede en het ware liefhebben, hoe meer de engelen het líefhebben om bij ons te zijn. 392. Als een schepping van God, zijn we op zo'n manier geformeerd dat we hechter met Hem verbonden kunnen worden. We worden niet door kennis of intelligentie alleen met Hem verbonden, of zelfs door wijsheid alleen, maar door een leven te leiden overeenkomstig hieraan. Hoe hechter we zijn verbonden met God, hoe wijzer en gelukkiger we worden. 393. Wanneer men gewaarwording wil hebben van geestelijke zaken, moet men een liefde voor waarheid die gegrond is in goedheid koesteren, en voortdurend het verlangen hebben om de waarheid te kennen. Want dan zal het hogere gemoed verlicht worden; als dit gebeurt kun je in jezelf dingen opmerken. Men heeft geen liefde voor de waarheid als men alles wat men weet ontvangt uit de leerstukken van een kerk, alleen omdat een priester, een ouderling, of een leider gezegd heeft dat iets zo is. 394. Men kan nooit zeggen dat de hemel buiten iemand is; de hemel is in de mens. Want afhankelijk van de hemel die in hem is, ontvangt iedere engel de hemel die buiten hem is. 395. Eenieder die de zaak beschouwt zal ontdekken dat liefde onze levenskern is. We worden warm door haar aanwezigheid en zonder haar worden we koud en kil, en als ze volledig weg is, sterven we. We moeten ons echter
59 van 74
wel realiseren dat ons leven is zoals onze liefde is. 396. Als je nederig van hart bent, zul je weten dat wijsheid is, dat men inziet dat de dingen waarin men wijs is nauwelijks iets zijn in vergelijking met de dingen waarin men niet wijs is. 397. Degenen die twijfelen alvorens te bevestigen zijn degenen die neigen naar een leven van het goede. 398. Het is een eeuwige waarheid dat alle leven invloeit in het goede van het leven, uit de Heer, en in het boze van het leven, uit de hel. 399. Het koninkrijk van de Heer bestaat uit wederzijdse liefde; alleen daarin is vrede. 400. De Heer aanvaardt ieder mens die het leven van het goede leeft en het Goddelijke in de menselijke vorm vereert. 401. We worden geboren voor de hemel, maar niemand gaat de hemel binnen zonder enig idee over het Goddelijke. 402. De verbinding van de Heer met engelen vindt plaats volgens de mate van opneming van de goede eigenschappen van de liefde en de wijsheid vanuit Hem. 403. Er is een universele invloeiing van de waarheid uit God in de ziel van de mens, dat er één God is en dat Hij één is. 404. In zoverre wij God naderen, en dit doen alsof het volledig uit eigen beweging is, in zoverre nadert God de mens en wordt één met ons meest innerlijke wezen. 405. Het goede maakt van elk ware een kleine ster,
60 van 74
waarvan het middelpunt helder schijnt. 406. De gehele mens zou zich regelrecht in de hel storten, als de Heer geen medelijden met hem had. 407. Iedereen is bij machte heel goed te beseffen dat geen leven mogelijk is zonder de een of andere liefde, noch de een of andere vreugde, behalve de vreugde die voortvloeit uit de liefde. 408. Een mens is in de eerste plaats mens op grond van zijn bedoelingen en in de tweede plaats door zijn verstandelijke vermogens. 409. Als de Heer de mens niet op elk moment zou beschermen, zelfs in elk kleinste ogenblik, dan zou de mens onmiddellijk vergaan. 410. Ware liefde is de liefde tot de Heer, het ware leven is het leven dat eigen is aan de liefde van Hem, en de ware vreugde is de vreugde van dat leven. 411. De mens die lééft volgens de kennis van goed en kwaad gaat voorwaarts en faalt niet, maar degenen die alleen kennis hebben, gaan voorwaarts zover als ze kunnen, maar hebben niet het levenslicht, van waaruit kracht is. 412. Een leven zonder veranderingen en variaties leidt tot eentonigheid en is dus geen leven. 413. De werkzaamheid van de liefde en het geloof is wat de hemel vormt. 414. De mens is voordurend in strijd, niet alleen als hij geestelijk wordt, maar ook als hij geestelijk is. 415. Vriendin, schuw boze daden en doe wat goed is
61 van 74
en geloof in de Heer met je gehele hart en je gehele ziel, en Hij zal je liefhebben en je een liefde geven om te doen wat goed is en het vertrouwen om te geloven. Dan zul je vanuit liefde doen wat goed is en vanuit geloof, dat vertrouwen is, zul je overtuigd zijn. Als je hierin volhardt, zal er een wederzijdse band ontstaan tussen jou en God, die eeuwig zal zijn. Dit verbond is wat bedoeld wordt met verlossing en het eeuwige leven. 416. Het geloof bestaat niet alleen uit de kennis van alle dingen die de leringen van het geloof behelzen en de erkentenis ervan, maar het is vooral gehoorzaamheid aan alle dingen die de leringen onderwijzen. Het voornaamste punt dat wordt geleerd ten aanzien van de gehoorzaamheid van de mens, is de liefde tot de Heer en de liefde tot de naaste. 417. Engelen letten nooit op wat het lichaam van iemand doet, maar kijken naar de bedoeling van waaruit het lichaam handelt. 418. De Heer levert een aanhoudend gevecht, ten behoeve van ons, tegen het boze en het valse en door deze strijd bevestigt Hij ons in het ware en het goede. 419. Wij kunnen in twijfel zijn voordat we ontkennen en we kunnen in twijfel zijn voordat we bevestigen. Als we twijfelen alvorens te ontkennen, neigen we naar een leven van het kwade. Als we twijfelen alvorens te bevestigen, neigen we naar een leven van het goede. Wanneer negativiteit in ons hart regeert, kan onze twijfel niet worden weggenomen, want voor die mens is één angstige
62 van 74
bedenking meer dan duizend bevestigingen. Eén zo'n bedenking is als een korreltje zand dat vlak voor de pupil van het oog wordt gebracht, en hoewel het één enkel nietig ding is, neemt het alle zicht weg. 420. Als we een nederig hart hebben, zullen we weten dat de wijsheid beseft dat de dingen waarin we wijs zijn, nauwelijks iets betekenen vergeleken bij de dingen waarin we onwijs zijn. 421. ... elk persoon, zaak of ding dat wordt geliefd boven alle andere dingen, wordt voor degene die dit liefheeft, een god en wordt goddelijk. 422. Liefde doordringt en vervult de gehele hemel, want in de hemelen is geen ander leven te vinden dan het leven dat tot de liefde behoort. 423. Liefde en geloof kunnen onmogelijk gescheiden worden want ze vormen één en hetzelfde. 424. De liefde van God strekt zich niet alleen uit naar goede mens maar ook naar de boze. God heeft niet alleen degenen lief die in de hemel zijn, maar ook degenen die voor de hel kozen, want God is overal en voor eeuwig dezelfde. 425. Voordat iemand kan weten wat waarheid is, of door het goede kan worden bewogen of geroerd, dienen eerst de dingen die belemmeren en weerstand bieden worden verwijderd. 426. Mensen bij wie vreugde aanwezig is die voortvloeit uit de liefde, hebben de Heer van harte lief. Niettemin beseffen en zeggen ze en merken op dat alle
63 van 74
liefde en dus alle leven dat uitsluitend tot de liefde behoort en dus tot alle geluk, van de Heer komen en nergens anders vandaan, en dat ze geen spoor van liefde, leven en geluk vanuit zichzelf hebben. 427. We kunnen slechts één worden met God door liefde en liefdevolle daden, omdat liefde het wezen is van een geestelijke verbinding. 428. Goddelijke genade is zuivere barmhartigheid jegens het gehele menselijke ras met de bedoeling dit te te zaligen en dit wordt voordurend aan elk mens aangeboden en wijkt nooit van iemand terug. 429. De liefde is dat wat ontvankelijk is voor iedere hemelse eigenschap, dat wil zeggen: voor vrede, intelligentie, wijsheid en geluk. De liefde is ontvankelijk voor alles wat ermee in harmonie is. 430. Wij zijn omdat God is. 431. Hoe inniger men één wordt met de Heer, hoe duidelijker de eigen onafhankelijkheid verschijnt, en toch erkent men dan des te duidelijker dat men aan de Heer toebehoort. 432. Het geloofsleven ontdaan van de liefde is zoals het zonlicht ontdaan van de warmte, zoals dit het geval is in de winter als er niets groeit en niets werkzaam is en alles afsterft. Maar het geloof vanuit de liefde is zoals het zonlicht in de lente als alles groeit en bloeit, want het is de warmte van de zon die het doet uitkomen. 433. De cirkelgang van de mens is: weten, begrijpen, willen en doen. Het geestelijk leven van de mens zet
64 van 74
immers in met weten, daarop wordt het voortgezet in verstaan, daarna willen en tenslotte doen. 434. In de allereerste plaats dienen we te weten wie de God van de hemel is, omdat al het overige daarvan afhangt. 435. De Hemel is van zo'n aard dat allen die een goed leven hebben geleid, van welke religie dan ook, daar een plaats hebben. 436. Liefde heeft slechts kracht door wijsheid. 437. Er is slechts een leven; het leven van de Heer dat in ons allen stroomt. Dit wordt op verschillende manieren ontvangen al naar gelang de hoedanigheid van de eigenschappen die elk individu in zijn ziel heeft gegrift door zijn leven in de wereld. Het leven van de Heer is het leven van naastenliefde ten aanzien van het gehele menselijke geslacht. 438. Wanneer we waarheid de leiding geven, is goedheid duister. Wanneer we goedheid de leiding geven, wordt de waarheid zichtbaar in zijn eigen licht. De waarheid onderwijzen zonder goedheid is zoals een blinde wandelt, omdat goedheid leert en leidt, en waarheid is wat wordt onderwezen en geleid. Tenzij waarheid wordt verlicht door goedheid, of het geloof wordt verlicht door liefdevolle vriendelijkheid, is er niets dan duisternis. 439. In de natuur van de liefde ligt de wens om te delen met een ander die zij van harte liefheeft, en vreugde aan de ander te geven en daaruit zelf de eigen vreugde te
65 van 74
ontvangen. Daar dit het geval is, hoe oneindig veel meer wil de goddelijke liefde in de Heer vreugde geven aan de mens, die Hij geschapen heeft om zowel de liefde als de wijsheid die van Hem uitgaan, te ontvangen. 440. Zoals één enkele toon geen harmonie voorbrengt, zo is ook een waarheid die op zichzelf staat onvolledig. 441. De kern van onschuld is de erkenning dat alles wat waar en goed is van de Heer komt, en dat niets ervan ontstaat in onszelf. Dus is onschuld de wens om door de Heer geleid te worden en niet door zichzelf. 442. Gedurende verzoekingen of bekoringen schijnen wij aan onszelf te zijn overgelaten, hoewel dit niet werkelijk het geval is, want God is dan innig tegenwoordig in ons meest innerlijke wezen en ondersteunt ons. Daarom, als we verzoekingen overwinnen, gaan we binnen in een intiemere band met God. 443. Wanneer het lichaam niet langer in staat is zijn taken uit te voeren in de natuurlijke wereld, wordt gezegd dat we dood gaan. Toch sterven we niet, maar worden slechts gescheiden van een lichaam dat nuttig was in de wereld. We leven dan nog steeds, want we zijn geen persoon door een lichaam, maar door een geest. Het is de geest in ons die denkt; en gedachten vereend met gevoelens maken een menselijk wezen. Dit leven gaat verder in een ander leven; de dood is slechts een overgang. 444. Wanneer we een hemelse persoonlijkheid willen
66 van 74
ontvangen, moeten we doen wat goed is en denken wat waar is, alsof we dit doen en denken vanuit onze eigen krachten, maar toch geloven dat alle goedheid en waarheid van God komt. 445. De mens bereikt verlichting wanneer hij in de liefde van de waarheid is ter wille van de waarheid en niet ter wille van hemzelf en de wereld. 446. Wanneer we er voor kiezen goedheid af te wijzen, veroordelen we onszelf. 447. Het geloof is het oog van de liefde. 448. Liefde is het leven van de mensheid. 449. Wanneer we onze naaste liefhebben als onszelf, bemerken we alleen maar vreugde in liefdevolle vriendelijkheid door zo te handelen of in het nut ervan. Daarom is een leven van liefdevolle vriendelijkheid een leven van nuttige dienstbaarheid. Het hemelse leven is zodanig. Want het koninkrijk van God, omdat het een koninkrijk is van wederzijdse liefde, is een koninkrijk van nuttige dienstbaarheid. Elke vreugde die afstraalt van liefdevolle vriendelijkheid heeft dit door het nut en de dienstbaarheid. 450. Een gebed is waarheid die uit het hart voortkomt, en we zijn voortdurend in gebed als we leven volgens die waarheid. 451. Geloof is waarheid die in het hart wordt erkend. 452. Zover als we binnengaan in de stroming van de voorzienigheid, zover komen we in een staat van vrede. Zover we in een staat van vrede zijn, zover zijn we in de
67 van 74
goddelijke voorzienigheid. Dan zullen we weten en geloven dat de voorzienigheid van God is in alle dingen, zowel in het algemeen als in het bijzonder. 453. Slechts als we God liefhebben en vriendelijkheid betonen aan onze medemensen, kunnen we kennis ontvangen van de juiste weg en er geloof in hebben. Dit gebeurt niet als we een leven leiden dat gebaseerd is op egoisme en materialisme. Wanneer we een leven leiden met liefde en vriendelijkheid, zijn we in het goddelijke leven. Op geen andere manier kunnen we verbonden worden met het Goddelijke. 454. Er gebeurt nooit iets dat niet verbonden is, want iets dat niet verbonden is zou ogenblikkelijk vergaan. 455. Het is volgens de universele ordening in het andere leven dat kwaad zichzelf straft en ook valsheid. Kwade begeerten en valse gedachten dragen hun eigen straf in zich. En omdat er zo'n orde is, straft het kwaad zichzelf, of, wat hetzelfde is, een boos mens stort zich in de straf die beantwoordt aan zijn of haar kwaad. 456. Iets te kunnen bewijzen wat iemand ook maar wil, is geen teken van intelligentie. Om ware dingen te onderscheiden en herkennen die werkelijk waar zijn, en valse dingen die werkelijk vals zijn, is het teken en karakter van intelligentie. 457. Degenen die geloven dat het goede van de Heer komt, wenden hun aangezicht naar Hem en ontvangen de vreugde en zegeningen van het goede. 458. Berouw met de mond beleden en niet door het
68 van 74
leven, is geen berouw. 459. Naar de mate waarin we het kwaad verafschuwen, vloeit goedheid vanuit de hemel in ons. Naar de mate waarin we een onwaardige sexuele omgang verafschuwen, zal kuisheid in ons invloeien. Naar de mate waarin we bedrog en onrechtmatige voordelen verafschuwen, zal oprechtheid en rechtvaardigheid in ons vloeien. Naar de mate waarin we haat en wraak verafschuwen, vloeit liefdevolle vriendelijkheid bij ons in. Naar de mate waarin we leugen en lastering verafschuwen, vloeit de waarheid binnen. En naar de mate waarin we arrogantie verafschuwen, vloeit nederigheid voor God en liefde voor de naaste binnen. 460. De werking van de voorzienigheid om de mens te behouden, begint bij de geboorte en duurt tot het einde van zijn leven en daarna tot in de eeuwigheid. 461. De mens verwerft verlichting als hij in de liefde van de waarheid is ter wille van de waarheid, en niet ter wille van hemzelf en van de wereld. 462. Wereldse mensen ervaren een opgetogenheid als ze rijker zijn dan anderen en de rijkdom van de wereld bezitten. Maar wanneer ze geestelijk worden, ervaren ze gelukzaligheid wanneer ze kennis hebben van ware en goede dingen; dat is hun schat. 463. Het leven dat naar de hemel leidt, is niet een leven teruggetrokken uit en van de wereld, maar een actief leven midden in de wereld. 464. Liefde heeft alleen kracht door wijsheid.
69 van 74
465. De Heer oordeelt nooit iemand behalve vanuit de liefde, want Zijn wens is om allen tot de hemel op te heffen, en als dit mogelijk zou zijn tot Hemzelf. Want de Heer is de Barmhartigheid en de Goedheid Zelf, en deze kunnen onmogelijk iemand veroordelen. Het is de mens zelf die zichzelf veroordeelt, omdat hij het goede verwerpt. Als hij in het leven van het lichaam het goede heeft verworpen, dan zal hij dit ook doen in het andere leven; dus zal hij de Heer verwerpen, want de Heer kan in niets anders zijn dan in het goede. 466. Alles in het heelal dat in harmonie is met het goddelijke plan, heeft betrekking op het goede en het ware. 467. Wanneer we in dit aardse leven goedheid hebben geschuwd, zullen we dit ook schuwen in het leven hierna en dus de Heer mijden; want de Heer kan niet in iets anders zijn dan in het goede. 468. Geestelijk gerichte mensen wensen geen wraak te nemen en zo kwaad te doen om kwaad te vergelden. Ze vergeven vanuit hemelse liefde. Ze weten dat God eenieder die goed is beschermt tegen het kwaad en dat Hij ze beschermt naar gelang de goedheid die in hen is. Toch kan God degenen niet beschermen die zijn ontvlamd in vijandigheid, haat en wraakneming, zelfs als iemand hen onrecht heeft aangedaan. Deze mensen verwerpen de bescherming van God. 469. Dit leven gaat verder in het andere leven; de dood is niet meer dan een overgang.
70 van 74
470. Boze begeerten kunnen niet uit ons gemoed worden verwijderd, tenzij deze eerst verschijnen. Dit betekent niet dat we kwaad moeten doen opdat die boosheden kunnen verschijnen, maar dat we onszelf moeten onderzoeken, niet alleen onze daden maar ook onze gedachten. We moeten ontdekken wat we zouden doen als we niet bang waren voor wetten en om onze reputatie te verliezen. 471. Alle dingen zijn vol van God, en alles neemt zijn deel vanuit die volheid. 472. De hemel en de hel zijn dichtbij de mens, eigenlijk, in de mens. De hel is aanwezig in die mensen die in een staat van boosheid zijn. De hemel is aanwezig in mensen die in een staat van goedheid zijn. Zelfs meer dan dit; naarmate mensen ontvankelijk zijn voor de hemelse goede dingen, zijn ze nu in de hemel. 473. Wij kunnen geen engelen worden, dat wil zeggen, we kunnen niet in de hemel komen, tenzij we iets van het karakter van een engel meebrengen vanuit het leven in deze wereld. In zo'n gemoed is de erkentenis van de weg door het bewandelen ervan, en deze weg wordt bewandeld door de erkentenis ervan. 474. Liefde en wijsheid, zonder daadwerkelijke handeling, zijn slechts denkbeeldige begrippen. Ze worden pas werkelijk wanneer ze worden toegepast. 475. De Kerk van de Heer is verspreid over de gehele aardbol en is daarom universeel. Allen maken daar deel van uit, die een goed leven leiden overeenkomstig hun
71 van 74
eigen religie. 476. Er kan geen nederig hart bestaan bij hen die vol eigenliefde zijn; eigenliefde is hard en liefde tot het Goddelijke is zacht. 477. Barmhartigheid is liefde die bedroefd is. 478. De mens is geschapen opdat hij hoe langer hoe meer verbonden kan worden met de Heer. Hij wordt niet verbonden door kennis alleen, noch door intelligentie alleen, zelfs niet alleen door wijsheid, maar door een leven te leiden dat hiermee overeenkomt. Hoe inniger men met de Heer is verbonden, des te wijzer en gelukkiger wordt men. 479. Door het kwaad te schuwen doen we het goede. 480. In het andere leven zal nooit iemand gestraft worden vanwege overgeerfde boosheden, omdat dit niet zijn boosheden zijn, dat wil zeggen, dat het niet zijn schuld is dat hij zo is. Hij boet slechts voor het daadwerkelijke kwaad dat van hém is, dat wil zeggen, slechts zoveel als hij zich dit overgeerfde kwaad eigen heeft gemaakt door de daden in zijn leven. 481. De waarheden die iemand leert zijn als een spiegel waarin hij God aanschouwt. 482. Tijdens verzoekingen lijkt het de mens of hij aan zichzelf is overgelaten, hoewel dit niet werkelijk het geval is, want God is dan innig aanwezig in zijn innerlijkste wezen en steunt hem. Daarom, als iemand in verzoekingen overwint, gaat hij binnen in een hechtere band met God.
72 van 74
483. Vrede bergt in zich vertrouwen op de Heer, het vertrouwen dat Hij alle dingen bestuurt en in alle dingen voorziet, en dat Hij ons leidt naar een goed einddoel. 484. Wanneer angst wordt verwijderd, is hoop aanwezig. 485. Wanneer waarheid in het leven wordt toegepast, wordt dit het goede. 486. Liefde bestaat uit de wens om aan een ander te geven wat van jezelf is; de vreugde van iemand anders te voelen alsof die van jezelf is, dat is liefhebben. 487. Het is een wet van de goddelijke Voorzienigheid, dat de mens niet wordt gedwongen door uiterlijke middelen om te denken en te willen, en op deze wijze de dingen van de godsdienst te geloven en lief te hebben, maar hij moet zich zelf overtuigen en zich soms dwingen dit te doen. 488. De mens bidt voortdurend wanneer hij in het leven van de naastenliefde is, hoewel niet met de mond, maar wel met het hart. Want datgene wat van de liefde is, is voortdurend in het denken aanwezig, zelfs als hij dit zich niet bewust is. 489. Na de dood gaat iedereen binnen in de hel of de hemel waarvoor hij voornamelijk gekozen had terwijl hij nog in de wereld leefde. 490. Als het denken van de mens wordt opgeheven boven de zinnelijke dingen, komt hij in een helderder licht, waardoor zijn wijsheid toeneemt. 491. Alle religie heeft betrekking op het leven, en
73 van 74
religieus leven is het goede doen. 492. Elk allerkleinste deel van een ogenblik van het leven van iemand brengt een reeks van gevolgen met zich mee die zich uitstrekt in de eeuwigheid. 493. Wat een menselijk wezen mens maakt, is niet dat hij een menselijke vorm en een menselijk gezicht heeft, maar omdat hij wijsheid in zijn verstand en goedheid in zijn hart heeft. 494. Het is een wet van de Goddelijke Voorzienigheid dat de mens vanuit zijn vrijheid moet handelen volgens de rede. 495. Het is volstrekt nutteloos voor iemand om veel dingen te weten, als hij niet leeft volgens datgene wat hij weet. Want kennis heeft geen ander doel dan dat de mens daardoor goed kan worden. 496. Het is een wet van de Goddelijke Voorzienigheid dat de mens vanuit zijn vrijheid moet handelen volgens de rede. 497. Het is door middel van een zedelijk en beschaafd leven dat iemand het geestelijk leven ontvangt. 498. Iedereen wordt na de dood door engelen onderwezen. 499. Dat er mensen zijn die verdoemd zijn door voorbeschikking, is een wrede ketterij. 500. Het is minder moeilijk om een leven te leiden dat naar de hemel voert dan men denkt.
74 van 74