Werkingsverslag Fides Ambulant 2007 INHOUDSOPGAVE
1. IDENTIFICATIEGEGEVENS VAN DE GESPECIALISEERDE VOORZIENING p. 5 2. GEOGRAFISCHE SPREIDING p. 5 3. SAMENSTELLING VAN DE GESPECIALISEERDE VOORZIENING p. 5 4. KWANTITATIEVE GEGEVENS FIDES-AMBULANT WERKINGSJAAR 2007 p. 8 4.1. Dossiers 2007 p. 8 4.2. Gegevens nieuwe cliënten 2007 p. 11 4.3. Begeleidingsgegeven (àlle cliënten, dus niet enkel de ‘nieuwe’ cliënten) p.12 a) Duur van de in 2007 afgesloten / afgebroken begeleidingen p. 12 b) Aantal cliëntcontacten in 2007 p. 13 5. KWALITATIEVE GEGEVENS FIDES-AMBULANT WERKINGSJAAR 2007: DE WERKING p. 15 5.1. Beknopte historiek en huidige stand van zaken p. 15 5.2. Het team p. 16 5.3. Programma-opbouw p. 17 5.4. De teamwerking – agendapunten en structurele overlegmomenten 6. KNELPUNTEN BIJLAGE
p. 21
p. 23
p. 26
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
1
1.
Identificatiegegevens van de gespecialiseerde voorziening
Naam: FIDES (Forensisch Initiatief voor Deviante Seksualiteit) Coördinator: Dirk Debbaut Adres: CGG Prisma – locatie Beernem Stationsstraat 89 8730 Beernem Telefoonnummer: 050 / 78 15 77 Faxnummer: 050 / 78 90 37 E-mail:
[email protected]
2.
Geografische spreiding
Werkingsgebied : in het kader van het Samenwerkingsakkoord van 8 oktober 1998 tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik, werd het Centrum Godfried Elsen, als CGG te Beernem, door het CGG-netwerk van het gerechtelijk arrondissement Brugge, uitgebreid met het CGG te Roeselare (aanpalend) en het CGG te Izegem (met bijzetel te Tielt, gelegen binnen het arrondissement), aangeduid als coördinerend orgaan voor de ambulante begeleiding (2° lijn) van normoverschrijdend seksueel gedrag in de regio Noord – West-Vlaanderen. Zitdagen: Locatie: CGG Prisma – locatie Beernem Stationsstraat 89 8730 Beernem Openingsuren: elke werkdag van 09.00 tot 17.00 uur. Bediende regio: regio Noord – West-Vlaanderen.
3.
Samenstelling van de gespecialiseerde voorziening
(in alfabetische volgorde)
BAEKE Johan1 Psychiater – psychotherapeut (cliëntgerichte psychotherapie) 10 uur tewerkgesteld Gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap Gevolgde opleiding in 2007 / organisator vorming in 2007 2: 1. Gevolgde opleidingen / studiedagen / congressen / voordrachten / workshops …: - 17-21 maart 2007: AEP-congres Madrid (Association of European Psychiatrists). - 22/04/2007: “Filosofische en transculturele bedenkingen in het kader van de zorg voor de chronische psychiatrische patiënt: kennismaking met de joodse gewoonten, rituelen en gebruiken, met focus op de joodse geestelijke gezondheidszorg”, Antwerpen. - 20/09/2007: “De borderline patiënt”, dr. C. Vogels, Roeselare. - 09/11/2007: Symposium “Forensische Hypnose”, VATHYP, Kortenberg. 2. Gegeven lezingen / workshops: - 12/06/2007: “De nieuwe interneringswet”, Vlaamse Vereniging van Hoofdgeneesheren, Brussel. - 05/09/2007: “Werken met forensische patiënten”, LOK-groep, Brugge. - 12/10/2007: “Behandeling van seksuele delinquenten”, Opleiding voor magistraten SURb, Brussel. - 19/10/2007: “De nieuwe interneringswetgeving”, VVP-studiedag, Rekem.
1
Eind 2007 heeft dr. Baeke als psychiater van FIDES-Ambulant afscheid genomen en werd op 1 november in die functie opgevolgd door dr. Nils VERBEECK. 2 Voor de overige niet-cliëntgerichte activiteiten van de respectievelijke teamleden (deelname aan allerhande overlegmomenten, stuurgroepen, e.d.): zie paragraaf 5 van dit werkingsverslag.
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
2
3. Diversen: -
22/11/2007: Workshop “Motiveren van geïnterneerden tot het aangaan van een gespecialiseerde behandeling”, Gevangenis Antwerpen. 30/11/2007: “Toerekeningsvatbaarheid: evenwicht tussen gerechtigheid en zorg”, Jong-VLD Brugge. interviews: 02/05/2007: Wim Schepens, Panorama, VRT. 20/09/2007: studenten VPK Gent. 03/10/2007: student VPK. 18 tot 20/10/2007: Koppen, VRT. 24/10/2007: thesisstudent rechten VUB i.v.m. chemische castratie. 07/11/2007: A. Dekeyser, freelance, i.v.m. chemische castratie.
DEBBAUT Dirk Criminoloog-seksuoloog, coördinator Halftime tewerkgesteld Gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap Gevolgde opleiding in 2007 / organisator vorming in 2007: 1. Gevolgde opleidingen / studiedagen / congressen / voordrachten / workshops …: - 16/03/2007: Seminarie Gasthuisberg Leuven: “Medische aandoeningen en seksualiteit: een (on-)gewone relatie?”, K.U.Leuven, Instituut voor Familiale en Seksuologische Wetenschappen Leuven. - 23/03/2007: Studiedag te Ede-Wageningen (Ndl.) over groepsprocessen: “Onvrede in de groep…, de separatiecrisis?” (Roelof Wolters). - 19/04/2007 en 30/11/2007: training gespreksvaardigheden door Chris Van de Veire in het P.C. Sint-Amandus te Beernem. - 04/05/2007: Seminarie Gasthuisberg Leuven: “De behandeling van seksueel delinquenten: stand van zaken.”, K.U.Leuven, Instituut voor Familiale en Seksuologische Wetenschappen Leuven. Sprekers: dr. Dirk Vandeputte en Kris Vanhoeck. - 25/05/2007: Studiedag VVCEPC, Provinciehuis Antwerpen: “Tot hier en niet verder?! Grenzen in psychotherapie.” - 07/06/2007: vormingsnamiddag CGG Beernem: “Net werken met netwerken.”, Axel Liégois. - 09/10/2007: Themadag Stuurgroep Daderhulp VVI-FDGG in P.C. Sint-Amandus te Beernem, met “voorstelling residentiële werking FIDES” (voormiddag) en het thema “cyberseks” (namiddag; sprekers P. Dewaele en Inse Van Melkebeke). - 19/10/2007: “Brain & Mind: the missing link or … the link missing?”, Brugge, Brugse Colloquia voor Psychiatrie & Psychotherapie, georganiseerd door P.Z. OnzeLieve-Vrouw (Brugge) in samenwerking met het Postuniversitair Centrum van de K.U.Leuven Campus Kortrijk. - 08/11/2007: “De gedetineerde tussen detentie, herstel en levensbeschouwing.”, te Antwerpen, Universitair Centrum Sint-Ignatius Antwerpen (UCSIA). 3. Gegeven vorming / lezingen / worhshops …: - 17/01/2007: voorstelling daderhulp aan studenten, in CGG Prisma locatie Beernem. - 03/04/2007: uiteenzetting ambulante daderhulp aan thesisstudenten, in CGG Prisma locatie Beernem. - 02/05/2007: voorstelling daderhulp (ambulant / residentieel) aan thesisstudenten, in CGG Prisma locatie Beernem. - 15/11/2007: Evolutie van de delictketting, voor stagiairs, in CGG Prisma locatie Beernem. DE SMEDT Pierre Maatschappelijk assistent, psychotherapeut (gestalttherapie) Halftime tewerkgesteld Gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap Gevolgde opleiding in 2007 / organisator vorming in 2007: 1. Gevolgde opleidingen / studiedagen / congressen / voordrachten / workshops …: - 29/11/2007: studiedag NVAGT rond herstelbemiddeling. 2. Gegeven opleidingen en lezingen: - 17/04/2007 (IPSOC Kortrijk) en 29/11/2007 (Vesaliushogeschool Oostende): lesdag rond forensische hulpverlening.
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
3
GUNST Ellen psychologe (lic.), cliëntgericht psychotherapeute Halftime tewerkgesteld Gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap Gevolgde opleiding in 2007 / organisator vorming in 2007: 1. Gevolgde opleidingen / studiedagen / congressen / voordrachten / workshops: - Congres VCgP Amersfoort, 26 januari 2007, “Ik ga op reis en ik neem mee …Nieuwe elementen inbedden in cliëntgerichte psychotherapie.” Workshops DGT, MBT. - Vorming Autisme, CGG Wetteren, 17 april 2007 , Dr. Lieve Thienpondt. - Training gespreksvaardigheden door Chris Van de Veire, op 19/04 en 30/11/2007. - Studiedag VVCEPC, Leuven, 25 mei 2007, “Tot hier en niet verder. Over grenzen in psychotherapie.” - Voordracht CGG Prisma Godfried Elsen, Beernem, 7 juni 2007, “Net werken in netwerken”, Axel Liégeois. - Focussing training, maandelijks. - NOTA congres, Edinburgh, 19-21 september 2007, “Challenging Sexual Abuse Challenging Assumptions: Towards Best Practice, Research and Theory”. - Studiedag stuurgroep daderhulp, Beernem, 9 oktober 2007. 2. Gegeven lezingen / workshops: - voordracht P.C.St-Amandus, Beernem, 20 juni 2007, “Bevorderen van het reflectief functioneren”. - workshop op het NOTA-congres, Edinburgh, 19 september 2007, “Emotion Focused Therapy for sex-offenders, experiencing as a way to change, to live more fulfilling lives, to desist from offending”. 3. Diversen: - Reactie op het artikel ‘Valideren, een vak apart’ van dr. L.M.C. van den Bosch in Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 45 (4), 51-55. VAN DE WALLE Sarah Orthopedagoge-criminologe, cliëntgericht psychotherapeute Halftime tewerkgesteld Gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap Gevolgde opleidingen in 2007 / organisator vorming in 2007: 1. Gevolgde opleidingen / studiedagen / congressen / voordrachten / workshops …: - Studiedag VVCEPC, Leuven, 25 mei 2007, “Tot hier en niet verder. Over grenzen in psychotherapie”. - Studiedag stuurgroep daderhulp, Beernem, 9 oktober 2007. - Novemberdag VVCEPC, Gent, 24 november 2007. VERBEECK Nils Psychiater – psychotherapeut (cliëntgerichte psychotherapie) 10 uur tewerkgesteld Gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap Is op 1 november 2007 aangetreden in opvolging van dr. Johan Baeke.
4.
Kwantitatieve gegevens FIDES-Ambulant werkingsjaar 2007 4.1. Dossiers 2007 a)
Overgedragen cliënten van vorige jaren (aantal cliënten dat vorig jaar al in intake of begeleiding was): 43. b) Aanmeldingen (aantal cliënten) in 2007: 111. c) Van deze 111 aanmeldingen werd een intakeprocedure opgestart in 41 van de gevallen. d) De 41 cliënten bij wie een intakeprocedure werd opgestart werden verwezen door: Psychosociale Dienst van de gevangenis (P.S.D.) 22 Afdeling van een (psychiatrisch) ziekenhuis of een
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
4
PAAZ Justitie-assistent probatie Justitie-assistent strafbemiddeling Eigen initiatief van de cliënt (per brief of telefonisch) Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (V.K.)
1 3 1 41
Beschermd Wonen Totaal e)
9 4 1
Van de 41 cliënten bij wie een intakeprocedure werd opgestart:
zijn er in behandeling genomen door de eigen gespecialiseerde voorziening (FIDES-Ambulant): 17 - in een voorbereidend programma: 2 - in het eigenlijke therapeutische programma: 9 - in het nazorgprogramma: 6
verblijven er op 31/12/2007 nog in de intakefase (d.w.z.: dat de intakeprocedure weliswaar is opgestart, maar nog niet is afgerond): 9 Van de overige 15 personen die de intakeprocedure (geheel of gedeeltelijk) hebben doorlopen en niet door FIDES-ambulant in behandeling werden genomen:
werden verwezen naar een residentiële voorziening: 12
werden verwezen naar een andere (ambulante) gespecialiseerde voorziening: 1 - hierbij gaat het om een (gespecialiseerd) C.G.G.
werden verwezen naar een andere (ambulante) niet-gespecialiseerde voorziening (een C.G.G.; reguliere werking): 1
haakten uit eigen beweging af tijdens de opgestarte intakeprocedure: 1 f) Van de 111 aanmeldingen in 2007 werd er bij 70 niet overgegaan tot een intakeprocedure en dus ook niet tot een begeleiding / behandeling. Daarvan:
werd het oorspronkelijke aanbod tot een intakeprocedure geannuleerd nog vóór de daadwerkelijke opstarting ervan: 13 werden verwezen naar ‘het archief’ omdat na de aanmelding niets meer van de aangemelde werd vernomen of omdat de vraag onmiddellijk na de aanmelding door de verwijzer terug werd ingetrokken: 2 weigerde FIDES de opstarting van de intake (en dus ook van de behandeling): 47 en dit wegens4: Regio 16 Veelsoortige criminaliteit 3 Uitgesproken gewelddadigheid 2 Té uitgesproken zwakbegaafdheid / debiliteit / mentale retardatie / verstandelijke handicap 2 Analfabetisme 1 Psychopathie (volgens de criteria van Hare) 8 Gespecialiseerde behandeling (-en) in het verleden fout gelopen 2 Voorlopige hechtenis / V.O.V.-statuut 7 Veiligheidsoverwegingen 1 3
Betrokkene was ontsnapt uit de instelling waarin hij verbleef. Hierbij merken we op dat het in vele gevallen om een combinatie van meerdere factoren gaat. Aangezien het sjabloon, uitgewerkt door het begeleidingscomité, uitdrukkelijk stelt dat er slechts één categorie per cliënt mag worden aangegeven, hebben we, wanneer het om een veelvoud van uitsluitingsfactoren ging, de meest doorslaggevende factor genomen. 4
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
5
Totaal gebrek aan motivatie Gebrek aan mobiliteit Vroeger slachtoffer van aangemelde bij ons in behandeling Geen problematiek voor FIDES Totaal
1 1 1 2 47
werden verwezen naar de wachtfase op het eventueel opstarten van de intakeprocedure5: 7 werden onmiddellijk na de aanmelding (zonder intake) doorverwezen: 13 - naar een andere gespecialiseerde voorziening: 6 - een gespecialiseerd C.G.G.: 2 - een gespecialiseerd C.A.W.: 4 - naar een residentiële voorziening: 6 - naar een niet-gespecialiseerd C.G.G. (reguliere werking): 1
Samenvoeging par. e en par. f Aantal aanmeldingen bij wie géén intakeprocedure werd opgestart en dus ook géén begeleiding (n=70) + aantal aanmeldingen bij wie wél een intakeprocedure werd opgestart maar géén begeleiding (n=24, cf. voorgaande paragraaf): totaal: n = 94. g) Nazorg: totaal aantal nazorgcliënten d.d. 31/12/2007: 25. Daarvan bedraagt het aantal nieuwe cliënten (instroom 2007): 11. Van dit bestand van 11 gaat het om 6 nieuwe dossiers (aanmelding en intake in 2007) en om 5 oude dossiers (geopend in een vorig jaar, maar in de loop van 2007 vanuit het ambulante programma doorgestroomd naar het nazorgprogramma). h) Vroegtijdig afgebroken begeleidingen in 2007 (met ‘begeleiding’ bedoelen we hier het héle parcours: de voorbereiding op de therapie + het eigenlijke therapeutische programma + de opgelegde nazorg): 4 - 1 cliënt (dossier geopend in 2007) haakte uit eigen beweging af na de voorbereiding op het eigenlijke programma omdat zijn datum einde straf in zicht kwam; - 1 cliënt (dossier geopend in 2003) werd uit het ambulante programma verwijderd op grond van een gebrek aan openheid en eerlijkheid (had herhaaldelijk hervalfeiten gepleegd in de loop van het programma, zonder daarover iets aan te geven); - 2 cliënten (beide dossiers geopend in 2006) verlieten het therapieprogramma om redenen van ‘praktische aard’ (verandering van woon-/verblijfplaats). 4.2. Gegevens nieuwe cliënten 2007 Zoals hierboven aangegeven, hebben in het werkingsjaar 2007 41 aanmeldingen aanleiding gegeven tot het opstarten van een gehele of gedeeltelijke intakeprocedure. De hieronder vermelde gegevens hebben dan ook betrekking op deze 41 eenheden. Geslacht cliënt: Mannen Vrouwen Totaal
39 2 41
Leeftijd cliënt: Minderjarigen 18-25 – jarigen 26-35 – jarigen
0 5 10
5
Aanmeldingen worden verwezen naar de wachtfase op het (eventueel) opstarten van de intakeprocedure, wanneer het team bijvoorbeeld wil wachten op de officiële aanvraag tot intake vanwege de P.S.D. van de gevangenis ingeval de kandidaat-cliënt zichzelf per brief vanuit de gevangenis heeft aangemeld; of wanneer het team eerst aanvullende informatie vanwege de verwijzer of (andere) justitiële instanties wil bekomen vooraleer tot een intakeprocedure te besluiten.
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
6
36-45 – jarigen 46-65 – jarigen 65 plus Totaal
12 14 0 41
Kader bij aanmelding: In onderstaande tabel wordt ook gedifferentieerd ingeval van een combinatie van juridische statuten. Voorwaardelijke invrijheidstelling (V.I.) Internering / vrijheid op proef als geïnterneerde (V.O.P.) Probatie Vrijheid onder voorwaarden (V.O.V.) Strafbemiddeling (art. 216ter Sw) Voorlopige invrijheidstelling (V.L.V.) Voorlopige invrijheidstelling (V.L.V.) + probatie
8 2 4 1 1 2 5
Voorwaardelijke invrijheidstelling (V.I.) + probatie 3 1 1 7 1 5 41
V.I. + probatie + TBR V.L.V. + probatie + TBR V.I. + TBR V.L.V. + TBR Niet-strafrechtelijk kader Totaal Aard van de feiten (niet-juridisch):
Bij 16 van de 41 cliënten betrof de aard van de feiten méérdere categorieën, hetgeen in de onderstaande tabel ook als dusdanig is weergegeven. Pedoseksualiteit intrafamiliaal Epheboseksualiteit intrafamiliaal Pedoseksualiteit extrafamiliaal Epheboseksualiteit extrafamiliaal Pedoseksualiteit intra- én extrafamiliaal Epheboseksualiteit intra- én extrafamiliaal Pedo- én epheboseksualiteit intrafamiliaal Pedo- én epheboseksualiteit extrafamiliaal Pedo- én epheboseksualiteit intra- én extrafamiliaal
3 10 2 3 3 1 4 2 2
Pedoseksualiteit extrafamiliaal + aanranding van de seksuele integriteit (+16j) Epheboseksualiteit extrafamiliaal + verkrachting (+16j) Verkrachting (+16j) Aanranding van de seksuele integriteit (+16j) Verkrachting (+16j) + aanranding van de seksuele integriteit (+ 16j) Pedoseksualiteit intrafamiliaal + aanranding van de seksuele integriteit (+16j) + verkrachting (+16j) + exhibitionisme Hyperseksualiteit Geen seksueel deviant probleemgedrag Totaal
1 1 3 2 1
1 1 1 41
4.3. Begeleidingsgegevens (alle cliënten, dus niet enkel de ‘nieuwe’ cliënten) a)
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
Duur van de in 2007 afgesloten / afgebroken begeleidingen:
7
Aantal afgesloten begeleidingen: 4 Aantal afgebroken begeleidingen zónder doorverwijzing: 5 Aantal afgebroken begeleidingen mét doorverwijzing: 5 Totaal: 14
1 week of minder Meer dan 1 week, maar minder dan 1 maand Meer dan 1 maand, maar minder dan 6 maanden
1 2 3
Meer dan 6 maanden, maar minder dan een jaar Meer dan een jaar, maar minder dan twee jaar Meer dan twee jaar, maar minder dan drie jaar Meer dan drie jaar, maar minder dan vier jaar Meer dan vier jaar, maar minder dan vijf jaar Meer dan vijf jaar, maar minder dan zeven jaar
3 2 1 2 0 0 0 14
Meer dan zeven jaar Totaal
b) Aantal cliëntcontacten in 2007: Aard van de contacten
Aantal sessies
Totaal aantal uren in 2007
Aantal intake-gesprekken (1 uur) * 117
117
Aantal advies- of afrondingsgesprekken (1 uur) **
29
29
Aantal individuele therapiegesprekken (1 uur)
251
251
53
53
4 17
6 17
58
116
20
30
17
34
28
56
144
259
Aantal partnergesprekken (1 uur) Aantal groepssessies *** : - Instapgroep (1 ½ uur) - Kettinggroep (1 uur) - Groep gemiddeld begaafden of ‘avondgroep’ (2 uur wekelijks op maandagavond, en vanaf 04/10/2007 óók op donderdagavond) - Groep zwakbegaafden of ‘vooravondgroep’ (1 ½ uur wekelijks) - Groep plegers met verstandelijke handicap of ‘namiddaggroep’ (2 uur twee-wekelijks) - Nazorg (1 x 2 uur om de 14 dagen en vanaf 11/09/2007 terug omgezet in 2 x 2 uur om de 14 dagen zoals de voorgaande jaren) Totaal aantal groepssessies
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
8
Aantal cliënten in de groepssessies (gemiddeld aantal)6: - Groep gemiddeld begaafden of ‘avondgroep’ - Groep plegers met verstandelijke handicap of ‘namiddaggroep’ - Nazorggroep Totaal gemiddelde 7
12
8 16 36
Aantal nazorgsessies: - groepssessies (2 uur) -individuele nazorggesprekken naast de groepsnazorg (1 uur) - enkel individuele follow-up (1 uur)
28
56
92
92
134
134
254
282
Totaal aantal nazorgsessies
* Met betrekking tot de intake-gesprekken dient te worden opgemerkt dat de geplande gesprekken en de eindbeslissing (+ motivering) telkens schriftelijk aan de verwijzer worden meegedeeld; dat van elk intakegesprek door het desbetreffende teamlid een schriftelijk verslag wordt opgesteld dat nadien wordt gepolykopieerd en aan de overige teamleden wordt uitgedeeld voor de cliëntenbespreking; dat indien aangewezen de gerechtelijke bundel wordt ingezien, waarna eveneens een schriftelijk verslag van de bevindingen wordt opgesteld; dat indien nodig testonderzoek wordt verricht, waarvan eveneens een schriftelijk verslag wordt opgesteld. De tijd die voor al die activiteiten – het maken van de verslagen – moet worden uitgetrokken, is in het bovenstaande overzicht niét opgenomen. ** Met betrekking tot de advies- of afrondingsgesprekken 2 opmerkingen. Indien de cliënt wordt geweigerd en tijdens de intake-procedure in de gevangenis verblijft, wordt de P.S.D. telefonisch (en nadien schriftelijk) op de hoogte gebracht van de weigering, en dan komt het afrondingsgesprek met de cliënt zelf te vervallen wegens het gevaar dat de betrokkene niet meer naar de gevangenis terugkeert na de beslissing te hebben vernomen. Anderzijds komt het soms voor – hoewel vrij zelden – dat er m.b.t. een bepaalde cliënt 2 afrondingsgesprekken worden geboekt. Sommige cliënten vragen immers bedenktijd na ons aanbod te hebben vernomen. *** Met betrekking tot de groepssessies dienen 2 kanttekeningen te worden gemaakt.
5.
De ‘avondgroepen’, de ‘namiddaggroep’ en de ‘nazorggroepen’ worden telkens door 2 co-therapeuten begeleid. Dat is niét in het aantal uren verrekend. Ook de voorbereiding en de nabespreking van de therapiesessies komen niét in de bovengenoemde cijfers tot uiting. M.b.t. de groepssessies dient zowel voor de voorbereiding als voor de nabespreking minstens 1 uur te worden gerekend, zoniet meer. Niet alleen moet het thema zelf worden voorbereid, maar ook de taken moeten worden opgesteld en nagekeken, het verslag van de sessie moet worden opgemaakt, en het verloop van de sessie dient naderhand door de co-therapeuten te worden besproken en geëvalueerd.
Kwalitatieve gegevens FIDES-Ambulant werkingsjaar 2007: de werking
5.1. Beknopte historiek en huidige stand van zaken
6
Hiervoor nemen we het aantal cliënten dat op 31/12/2007 aan de groepssessies deelnam. Naast het aantal cliënten dat de groepssessies volgt, is er (uitzonderlijk) een aantal dat enkel een individueel programma volgt. Voor wat het eigenlijke therapieprogramma betreft, is dat het geval met 3 cliënten. Voor wat de nazorg betreft, is dat het geval met 9 cliënten. Dit brengt het totaal aantal cliënten dat op 31/12/2007 aan het eigenlijke therapieprogramma deelneemt op 23; en het totaal aantal cliënten dat nazorg geniet (in groep of enkel individueel) op 25. Een cliëntenbestand dus van in totaal 48. Met betrekking tot de nazorg dient bovendien opgemerkt dat 5 cliënten de groepsnazorg combineren met individuele nazorg-gesprekken. 7
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
9
Het Forensisch Initiatief voor Deviante Seksualiteit (FIDES) heeft nu zijn tiende werkingsjaar achter de rug. Van start gegaan in de loop van 1998, heeft het zich in het afgelopen decennium steeds verder ontwikkeld. In de opstartfase werden na grondige studie en overleg de krijtlijnen van de werking uitgetekend. De grote krachtlijnen en algemene visie blijven ook na tien jaar nog steeds overeind. De therapie wordt steeds voorafgegaan door een multidisciplinaire intake waarna de indicatiestelling voor ambulante dan wel residentiële therapie grondig wordt overwogen. Het uitgebreid en langdurig ambulant programma bevat elementen van de cognitieve, experiëntiële en contextuele benaderingen. De eerste twee sporen werden van bij de start van FIDES duidelijk ingebed. Het contextuele spoor was ook steeds aanwezig, maar kreeg duidelijker vorm bij de opstart van het IRIS-project in 2007. De standaardaanpak is groepstherapeutisch. De (laag tot hoog) gemiddeld begaafde pleger doorloopt na de intake het traject van de instap’groep’ (3-tal sessies) en de kettinggroep (gezamenlijk met residentiële starters) waarna ze inschuiven in een avondgroep (open groep op maandag- of donderdagavond). Deze avondgroepen hebben een alternerend programma (ene week themagericht, andere week ervaringsgericht). Er wordt gekeken naar de beste fit tussen cliënt en groepssamenstelling. De nazorg kan in groep en/of individueel gebeuren. In 2003 werd gestart met een gelijkaardig groepstherapeutisch aanbod voor plegers met een licht-verstandelijke beperking (voortaan ‘de namiddaggroep’ genoemd). Tot op vandaag werd het programma voor deze groep verder uitgewerkt. Het werken met co-therapeuten, het betrekken van steunfiguren en het uitvoeren van systematisch testonderzoek zijn drie zaken die in min of meerdere mate onder druk blijven staan. De nadelen van een groep alléén te moeten leiden (de risico's en de zwaarte om een groep alleen te leiden) en de voordelen dit met twee te doen (meerdere foci, aanpak en invalshoeken binnen de groep en mogelijkheid tot nabespreking), deden ons zoeken naar mogelijkheden om toch met co-therapeuten te werken. Aan deze voorwaarde wordt binnen één groep niet voldaan. Het zoeken naar en betrekken van steunfiguren bij de werking blijft een aandachtspunt. Wel slagen we er door het opstarten van het IRIS-project (cf. infra) veel beter in de partners bij het therapieprogramma te betrekken. Wat het testonderzoek betreft, kunnen we slechts in uitzonderlijke situaties beroep doen ofwel op een stagiair ofwel op de psychologische dienst van P.C. St-Amandus. Wel is het zo dat er een verscherpte aandacht gegroeid is voor risicotaxatie. Tijdens de intake en op de teambespreking wordt systematisch de SVR-20 gescoord (indien niet eerder uitgevoerd) om zicht te krijgen op het risico op het plegen van seksuele feiten. Het werkingsjaar 2007 zal vooral de geschiedenis ingaan als het opstartjaar van het project IRIS (Integrale Respons op Intrafamiliaal Seksueel misbruik). Met toegekende subsidies van de provincie West-Vlaanderen en eigen middelen van het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brugge, CGG Prisma en P.C. Sint-Amandus kon personeel worden aangeworven om het project uit te voeren. Tevens werd in de loop van dit jaar de indicatiestelling voor eerste-, tweede- of derdelijnshulpverlening voor seksuele plegers sterker geëxpliciteerd naar externe diensten toe (cf. infra en studiedag stuurgroep daderhulp).
5.2. Het team De personeelsequipe bestaat, zoals hoger reeds aangegeven, uit vier halftime-equivalenten (criminoloogseksuoloog, psycholoog, maatschappelijk werker, orhtopedagoog-criminoloog) en een psychiater (10 uur). Dit betekent dat in het werkingsjaar 2007 de personeelsequipe van FIDES-Ambulant er als volgt uitzag (in alfabetische volgorde): BAEKE Johan, psychiater-psychotherapeut, en dit tot november 2007; DEBBAUT Dirk, criminoloog-seksuoloog, die eveneens als coördinator optreedt; DE SMEDT Pierre, maatschappelijk assistent, gestalttherapeut; GUNST Ellen, psychologe, cliëntgericht psychotherapeute; VAN DE WALLE Sarah, orthopedagoge-criminologe, cliëntgericht psychotherapeute; VERBEECK Nils, psychiater-psychotherapeut, en dit vanaf november 2007. De nauwe multidisciplinaire samenwerking binnen het team blijft nog steeds behouden. De cliënten krijgen reeds in de intake-fase een duidelijk beeld van de verscheidene domeinen die elk teamlid op zich neemt. De verschillende teamleden komen regelmatig samen voor cliëntenbesprekingen, overleg, evaluatie, supervisie en intervisie.
5.3. Programma-opbouw
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
10
De aanmelding De aanmelding gebeurt in het ambulant centrum, meestal telefonisch en doorgaans door een verwijzer. Ook aanmeldingen die cliënten betreffen waarvan de verwijzer een residentiële opname op het oog heeft, komen op de ambulante dienst terecht en worden daar verder behandeld. Alle aanmeldingen worden dus in FIDES-Ambulant gecentraliseerd en geregistreerd om een overzicht te kunnen behouden. Tijdens de aanmelding wordt een situatieschets gevraagd aan de verwijzer en worden de verwachtingen kort besproken. Wanneer de aanmelding gebeurt door de Psycho-Sociale Dienst (PSD) van de gevangenis of de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij (CBM), vragen wij om meteen de beschikbare verslagen door te sturen. Bij de aanmelding – of na het ontvangen van de verslagen – worden vervolgens de intakegesprekken gepland. Enkel wanneer duidelijk blijkt dat een zinvol aanbod binnen FIDES niet mogelijk en/of beschikbaar is, wordt een weigering overwogen op basis van een duidelijke motivatie en begeleid door een eventueel advies tot doorverwijzing. Bij de aanvang van de intake trachten we zoveel mogelijk bruikbare informatie te bekomen (opvragen deskundigheidsverslagen en psychodiagnostische onderzoeken uit het verleden, contacteren van voorafgaande hulpverleners, inzage gerechtelijk dossier…). Deze gegevens zijn voor ons zeer belangrijk, zoniet noodzakelijk om een grondig en correct beeld van de cliënt te kunnen vormen.
De intakefase Er is een grondige intakeprocedure waarin de verschillende deelgebieden door de respectievelijke teamleden worden bevraagd. Een grondige screening bevordert volgens ons een goede indicatiestelling en komt tevens de verdere behandeling ten goede. De cliënt ervaart op die manier ook dat een serieuze aanpak niet alleen gegarandeerd, maar ook vereist is.
Het eerste gesprek wordt gevoerd bij de criminoloog-seksuoloog. De cliënt wordt uitgenodigd zijn verhaal over de feiten te brengen en zijn justitieel statuut toe te lichten. Daarnaast wordt van onze kant het programma (evt. verschillende mogelijkheden) en het behandelcontract voorgesteld. Het tweede gesprek wordt gepland bij de maatschappelijk assistent voor een grondige socio-familiale anamnese. In het kader van de ondersteuning voor de therapie zoekt men samen met de cliënt naar een steunfiguur die hij/zij in vertrouwen kan nemen en waarop hij /zij beroep kan doen (cf. infra). Daarna volgt een derde gesprek bij de psychologe of de orthopedagoge waarbij gepoogd wordt om een eerste indruk van het klinische beeld te krijgen en motivatie en verwachtingen ten aanzien van de therapie worden geëxploreerd. Om de multidisciplinaire screening te voltooien, vindt in de loop van de intakefase nog een vierde gesprek bij de psychiater plaats. In dit gesprek wordt de medische / psychiatrische toestand en dito voorgeschiedenis van de cliënt bevraagd. Indien er een partner of steunfiguur in de context van de cliënt aanwezig is die reeds op de hoogte is van de feiten, wordt de cliënt samen met deze persoon uitgenodigd bij een maatschappelijk assistent. Indien niemand op de hoogte is, wordt dit als werkpunt meegenomen. Bij intrafamiliaal misbruik wordt dit opgenomen door IRIS en wordt de houding van de partner ten aanzien van de feiten en ten aanzien van het slachtoffer expliciet bevraagd. .
Teambespreking en indicatiestelling De uitgebreide informatie en verschillende indrukken die in de intakefase werden opgedaan, worden uitgewisseld en besproken. We trachten ons een beeld te vormen van de cliënt en een inschatting te maken van zijn problematiek en aanwezigheid van risico- en beschermende factoren. Van daaruit beslissen we of de cliënt in aanmerking komt voor een behandeling bij FIDES, hetzij ambulant dan wel residentieel. Het gaat hierbij om vrij uitvoerige besprekingen, gezien we niet alleen hoeven te beslissen of de cliënt bij FIDES terechtkan, maar ook dienen uit te maken welk aanbod (ambulant – residentieel) en indien ambulant welke groep (namiddag-, vooravond-, avondgroep) het meest aangewezen is. Er worden eventueel voorwaarden gesteld om de therapie in zo veilig mogelijke omstandigheden te laten verlopen en een zo groot mogelijke kans op slagen te bieden. Per cliënt wordt een individueel begeleidingsplan opgemaakt waarin de werkpunten voor de desbetreffende cliënt zijn opgenomen.
De indicatiestelling werd als volgt geëxpliciteerd naar externe diensten toe. Vanuit FIDES verwijzen we meestal naar eerste lijn (HSD-teams, Leerprojecten) wanneer het gaat om hands-off delicten, cyberpedofilie, eerste veroordeling zonder acute risicosituatie, eenmalige of kortdurende feiten, VOV, … Bij behandeling op tweede lijn worden volgende voorwaarden vooropgesteld: - geen acute risicosituatie meer - hervalrisico is laag tot matig (SVR-20) - afspraken rond het vermijden van risicosituaties zijn mogelijk - misbruik is beperkt qua ernst (inzoverre dit kan gesteld worden) en qua frequentie en duur, of is lang geleden - er is een erkenning van de feiten - iemand binnen het sociale netwerk is op de hoogte van de feiten
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
11
De afwezigheid of beperking van het juridisch statuut (probatie, strafbemiddeling) kan ook nopen tot ambulante behandeling, hoewel dit niet aangewezen is. Qua feiten gaat het om intrafamiliaal misbruik (mits duidelijke afspraken rond het contact met het slachtoffer of andere potentiële slachtoffers), extrafamiliaal misbruik of exhibitionisme (indien het gaat om een langdurige geschiedenis). Om te beslissen tot een residentiële behandeling (derde lijn) zijn er criteria die zwaar doorwegen: - gefixeerde pedofiele geaardheid - herval na ambulante therapie - hoog risico op recidief (SVR-20) - meerderjarige slachtoffers Andere criteria die van belang zijn: - exhibitionisme met een zeer lange geschiedenis en zeer veel herval - recidief van andere seksuele feiten na veroordeling of in combinatie doorwegen: - ernst van de feiten - meerdere slachtoffers - sterke impulscontroleproblemen - persoonlijkheidsstoornissen - andere, niet acute psychiatrische stoornissen - geen ondersteunend of beveiligend sociaal netwerk - geringe erkenning, houding tegenover de feiten
Afrondingsgesprek Kort na de teambespreking wordt door één teamlid – doorgaans de coördinator - een afrondingsgesprek gevoerd met de cliënt, eventueel in bijzijn van zijn steunfiguur. Het begeleidingsplan dat in het team werd opgemaakt, wordt voorgelegd en besproken. Bij overeenkomst wordt het behandelingscontract ondertekend door zowel de cliënt als het team. In het behandelingscontract zijn zeer concrete afspraken neergeschreven, gaande van de duur van de therapie tot welke informatie aan de verwijzer wordt overgemaakt. Indien de cliënt het niet eens is met de teambeslissing en weigert zich ernaar te schikken zonder aanneembare redenen, kan dit een breekpunt betekenen voor verdere begeleiding. Bij een weigering van het aanbod trachten we de cliënt te motiveren zijn standpunt te herzien. We bespreken de pro’s en de contra’s van het aanbod, evenals van de alternatieven (wat vaak detentie betekent). Daarnaast proberen we het bewustzijn van het probleem te vergroten en de bezorgdheid eromtrent te doen toenemen. We pogen de cliënt ertoe te bewegen het aanbod voor zichzelf op zijn minst grondig te overwegen. Na het afrondingsgesprek kan ook de ondertekening van de prestatieverbintenis door de betrokken partijen (justitie-assistent - cliënt - team) plaatsvinden.
Therapiefase Ook wat betreft de globale opbouw van het therapeutisch programma vinden we ons nog steeds terug in de oorspronkelijke opzet. Bij FIDES werd ervoor gekozen beide aspecten van terugvalpreventie (korte én lange termijn) van bij de aanvang van de therapie met elkaar te verweven. Een dergelijke opbouw is gebaseerd op de idee dat een benadering die uitsluitend gericht is op het gedrag of uitsluitend op de persoonlijkheidsproblematiek, in beide gevallen tekortschiet. Ook in de recente wetenschappelijke literatuur vinden we ondersteuning voor deze visie. Ward e.a. (2006) benadrukken in hun good-lives-model dat het belangrijk is om naast de negatieve benadering (leren vermijden van risicogedrag) een positieve benadering aan te bieden die gericht is op het verhogen van het psychisch welbevinden.
Voor de groep blijven we opteren voor een open systeem. Het is immers niet haalbaar – gezien de bestaande personeelsbezetting en het geleidelijk toestromen van kandidaten - om na een bepaald tijdsinterval telkens een nieuwe groep op te starten. Om in te stappen in de themagerichte groep voor gemiddeld begaafden wordt echter een bepaalde voorkennis verwacht. De basisterminologie en –inzichten kunnen in de groep niet telkens herhaald worden. Van daaruit groeide het idee om een ‘instapgroep’ te creëren die telkens bij nieuwe aanmeldingen wordt hervat. Deze groep omvat een drietal introducerende sessies van telkens 1 1/2 uur die wekelijks doorgaan. De instapgroep wordt telkens hervat wanneer nieuwe cliënten zich aandienen. Daarna volgt de kettinggroep (10 sessies van één uur) waarin de verschillende stappen van de ketting grondig worden toegelicht en de cliënt reeds een ruwe versie maakt van zijn persoonlijke ketting. Binnen alle behandelgroepen (plegers met of zonder mentale beperking) wordt een themagerichte aanpak afgewisseld (maandag- en donderdagavondgroepen) dan wel gecombineerd (namiddaggroep) met een persoonsgerichte benadering. De themagerichte benadering focust op het delict en het vermijden van recidieve op korte termijn. Het gaat hier voornamelijk om het creëren van inzicht in het tot stand komen van het misbruik en het leren controleren van deviante impulsen. De persoonlijke delictketting wordt in de groep naar voor gebracht, besproken en
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
12
bijgespijkerd. Dit blijft doorheen de therapie een levendig werkinstrument. Het programma is gericht op de hervalpreventietechnieken die de cliënt kunnen helpen om zijn ketting tijdig te doorbreken. De verschillende methodieken komen uitvoerig aan bod en worden op de individuele situatie van de verschillende deelnemers afgestemd. De persoonsgerichte benadering streeft hervalpreventie op lange termijn na. Er wordt gewerkt aan een beter psychisch functioneren (waarbij we werken aan het vermogen tot reflectie en mentalisatie), een beter contact met zichzelf en anderen en een hoger psychisch welbevinden. De aandacht voor het deviante gedrag en de cognitieve distorties blijft, maar veeleer wordt de onderliggende problematiek geëxploreerd. De therapie kadert binnen een experiëntieel model. Er wordt soms gebruik gemaakt van creatieve methodieken (tekenen, werken met beelden, psychodrama, …) om het belevingsproces op gang te brengen. Voor de groep plegers met een mentale beperking vraagt het een behoorlijke vertaalbeweging van het programma dat wordt aangeboden aan plegers zonder cognitieve beperkingen. We denken hierbij aan gestalttherapeutische, experiëntiële en gedragstherapeutische methoden en technieken aangepast aan de cognitieve en communicatieve mogelijkheden van de cliënt. Het spreekt voor zich dat een gedegen uitbouw van dit programma de nodige tijd en ruimte vergt en er is al heel wat denkwerk in geïnvesteerd. In sommige gevallen wordt een individueel aanbod gedaan wanneer het groepsaanbod tegenaangewezen is (omwille van de groep of de cliënt). Sociale aanpak Tenslotte besteden we ook aandacht aan de ruimere sociale context waarvan de cliënt deel uitmaakt. Het contact met de partner en/of steunfiguur kadert zeker binnen deze opzet. Daarnaast is het ook mogelijk dat andere belangrijke personen uitgenodigd worden om op gesprek te komen samen met de cliënt, dit om onze blik op de persoon en zijn omgeving te verruimen. Het IRIS-project verdient hier een specifieke vermelding. Het project kon in de loop van 2007 officieel worden opgestart met bijkomende middelen van de provincie West-Vlaanderen. Het proefproject loopt drie jaar waarna we aangewezen zullen zijn op andere financiering om het project verder te zetten. In bijlage is de volledige werktekst van het project terug te vinden. Hier vermelden we enkel kort het doel en de doelgroep. DOEL: geïntegreerde contextuele zorg voor alle betrokkenen bij intrafamiliaal seksueel misbruik met het oog op een adequatere hervalpreventie. Het project wil de hulpverlening welke gericht is op het individuele slachtoffer en de individuele dader op elkaar afstemmen en een aanbod voor de partner creëren. Bovendien wil het een overlegplatform creëren waar alle partijen betrokken worden bij het opstellen van het hervalpreventieplan. . DOELGROEP (binnen de daderhulp): plegers van intrafamiliaal seksueel misbruik die (terug gaan) wonen in gezinsverband samen met (potentiële) slachtoffers. Doorverwijzingen kunnen gebeuren vanuit het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling of vanuit Justitie (psychosociale dienst van de gevangenis of het jusitiehuis). Het werkmodel wordt uitgedacht en geïmplementeerd in Noord West-Vlaanderen.
Evaluatie en nazorgfase In de loop van de therapie worden verschillende evaluatiemomenten ingebouwd. Om de drie maanden wordt de cliënt in het team geëvalueerd. Het individueel begeleidingsplan met de specifieke werkpunten wordt dan overlopen en zo nodig bijgestuurd. Na een periode van een tweetal jaar behandeling bekijken we de eventuele noodzaak om verder nazorgconsultaties aan te bieden. Aan de cliënten die zich in een justitieel statuut bevinden en bij wie de proefperiode aan het einde van het eigenlijke therapieprogramma nog niet is afgelopen, zal dit door justitie verder opgelegd worden. Anderen kunnen vrijwillig aan de nazorg deelnemen. De nazorgsessies kunnen gebeuren in groep en vinden om de veertien dagen plaats. Bij deze groep sluiten ook de cliënten aan die het residentiële programma (bijna) hebben afgerond. Om de 6 maanden, of indien nodig vroeger, wordt per nazorgcliënt een overleggesprek georganiseerd waaraan wordt deelgenomen door de justitie-assistent, de cliënt (mét eventueel zijn steunfiguur) en de begeleiders van de nazorg. Tijdens dat gesprek wordt een stand van zaken opgemaakt: hoe ziet de levenssituatie van de cliënt er uit op dat ogenblik, wat zijn de moeilijkheden, wat zijn belangrijke aandachtspunten, e.d. Op basis daarvan maakt de justitie-assistent een rapport op voor de bevoegde instanties (SURb, probatiecommissie, C.B.M., …). Indien nodig of wenselijk kan de groepsnazorg ook aangevuld worden met individuele nazorggesprekken. In die gesprekken kunnen dan thema’s aan bod komen die voor de cliënt in groepsverband moeilijker bespreekbaar zijn of een voortzetting vragen van een therapeutisch proces. Ook voor cliënten die het residentiële programma van FIDES hebben gevolgd, hebben die gesprekken plaats op de ambulante dienst.
5.4. De teamwerking –agendapunten en structurele overlegmomenten
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
13
De teamvergaderingen vormen een essentieel bestanddeel van onze werking. ALLES wat de concrete werking aangaat, wordt in team besproken en beslist. In een multidisciplinaire werking waarbij de verschillende teamleden betrokken zijn bij de behandeling/begeleiding van dezelfde cliënten, is een veelvuldig en open overleg noodzakelijk. Aan het gedeelte van de teamvergadering waarin de aanmeldingen en intakes worden besproken, wordt ook deelgenomen door Bert DECAVEL, afdelingshoofd van FIDES-Residentieel. Volgende punten komen vast op de agenda te staan: cliëntenbespreking na de intakefase (cf. supra bij ‘teambespreking’); bespreken van de aanmeldingen en planning van de intakes; voorbereiding, bespreking en bijsturing van de groepswerking; evaluaties van cliënten: elke cliënt wordt vanaf de start van zijn therapie om de 3 maanden grondig geëvalueerd; het maken van algemene afspraken rondom bepaalde thematieken. Soms – maar niet vaak - wordt een deel van de teamvergadering besteed aan overleg met andere diensten en instanties. Om de 2 maanden (gemiddeld) wordt de teamvergadering vervangen door een supervisiemoment voor het hele team, geleid door Erwin VLERICK. Daaraan wordt gezamenlijk deelgenomen door alle leden van het team. Voor het werkingsjaar 2007 hadden die plaats op 15/01, 23/04, 18/06, 17/09, 29/10 en 10/12/2007. Bovendien hadden Pierre De Smedt, Ellen Gunst en Sarah Van de Walle op verschillende tijdstippen ook groepsen/of individuele supervisie/intervisie buiten FIDES. En als personeelsleden van FIDES-Residentieel namen Ellen Gunst en Dirk Debbaut tenslotte deel aan de teamsupervisie die geleid werd door Els VANDAELE in FIDES-Residentieel, waarvan de opgedane inzichten eveneens bruikbaar waren voor de ambulante werking. Die supervisiemomenten hadden plaats op 25/01, 07/06 en 11/10/2007. Om de maand (telkens op de eerste donderdag) participeren de teamleden van FIDES ook aan vergaderingen met de collega’s van de algemene werking van het C.G.G. om de integratie met het ruimere team binnen het C.G.G. te bevorderen en concrete afspraken te maken. Op het niveau van de fusie worden er vanaf 2006 maandelijks vergaderingen belegd tussen de coördinatoren van de verschillende deelwerkingen binnen het C.G.G. Prisma. Die vergaderingen hebben plaats in het Centrum Godfried Elsen en worden geleid door Marc Berkers, algemeen directeur van de vzw Prisma. Er wordt verder aan deelgenomen door Rik Houttekier (locatieverantwoordelijke Beernem), Nancy Snauwaert (verantwoordelijke Kinderdienst Oostende), Adelin Verslyppe (verantwoordelijke Volwassenendienst Oostende) en Dirk Debbaut (coördinator FIDES). Voor het werkingsjaar 2007 hadden die vergaderingen plaats op 16/01, 20/02, 27/03, 17/04, 23/04, 15/05, 19/06, 18/09, 23/10, 20/11 en 18/12/2007. VVI-FDGG-Stuurgroep "Daderhulp" In de loop van het jaar 2001 werd de VVI-FDGG-Stuurgroep "Daderhulp" opgericht met als doelstelling de centrale ondersteuning van de CGG-netwerken daderhulp. Op regelmatige tijdstippen komen de coördinatoren van de verschillende ambulante daderteams (op C.G.G.-niveau) van het Vlaamse landsgedeelte bijeen om de belangrijkste knelpunten in de werking te bespreken, met de bedoeling die aan te kaarten bij de overheid. Voor FIDES neemt Dirk Debbaut aan de vergaderingen van deze stuurgroep deel, die plaatshebben in de lokalen van het Interdiocesaan Centrum, Guimardstraat 1 te 1040 Brussel. In de loop van het voorbije jaar was dat op 26/03, 14/05, 25/06, 10/09, 12/11 en 03/12/2007. Enkele malen per jaar wordt bovendien een studiedag georganiseerd waarop alle medewerkers van de verschillende forensische equipes worden uitgenodigd. Op die studiedagen worden bepaalde voor het werkterrein relevante thema’s belicht en worden de verschillende daderteams uitgenodigd hun werking aan elkaar voor te stellen. Dit jaar werd daaraan deelgenomen door alle teamleden op 09/10/2007 (themadag te Beernem). Overlegmomenten Door de leden van het team werd in de loop van dit werkingsjaar deelgenomen aan diverse overlegmomenten die hierboven nog niet zijn genoemd:
Johan Baeke: - 13/06/2007: overleg met dr. Max Vandenbroucke (FOD Justitie) en dr. Rudy Verelst (K.U.Leuven). - 03/09/2007: overleg rondom de SURb. - 03/10/2007: overleg met Child Focus.
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
14
Dirk Debbaut: - 6-maandelijks (cliënt-gericht) driehoeksoverleg – justitieassistent + cliënt + nazorgbegeleiding – rondom elke nazorgcliënt binnen een justitieel kader.
Pierre De Smedt: - Maandelijks (cliëntgericht) namiddaggroep.
overlegmoment
met
Itinera
rondom
cliënten
van
de
Ellen Gunst: - Werkgroep IRIS op 30/1, 15/1 en 26/6 - ‘Dagelijks Bestuur’ IRIS op 12/3, 26/6, 5/9 en 19/10 - Voorstelling IRIS 12/9 (voorzitter rechters + procureur Brugge), 17/10 (PSD, hoofdbestuur strafinrichtingen, strafuitvoeringsrechtbang), 20/11 (hulpverleners West-Vlaanderen) - Werkgroep diagnostiek Prisma op 16/3, 27/4, 8/6, 12/10, 23/11. - Provinciaal overleg daderhulp op 08/03 en 29/11. Sarah Van de Walle: Maandelijks (cliëntgericht) overlegmoment met Itinera rondom cliënten van de namiddaggroep.
6. Knelpunten Tot slot willen we nog een tweetal knelpunten memoreren die we bij onze werking ervaren. 1. Inzage in de gerechtelijke bundel Omwille van verschillende redenen willen we hier beklemtonen dat inzage in de gerechtelijke bundel zich opdringt om een kwalitatieve behandeling te kunnen garanderen. Het is in de eerste plaats belangrijk zoveel mogelijk aanvullende informatie te bekomen wat de juridische situatie en de feiten betreft. Dit is de enige manier om het verhaal van de cliënt te verifiëren. Ten tweede vergt een degelijke scoring van de Psychopathy Checklist een grondige studie van het gerechtelijk dossier. En last but not least kunnen we hier aanhalen dat inzage in en kennisname van de verklaringen van de slachtoffers door de dadertherapeuten het therapeutisch proces kunnen bevorderen en soms zelfs het enige middel zijn om het vastzitten van de cliënt (bv. in de ontkenning) te doorbreken. Bij cliënten die vrij zijn op proef (geïnterneerden) en onder toezicht staan van de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij van Gent kan het gerechtelijk dossier in de gevangenis van Gent worden ingekeken. Bij veroordeelden gebeurt dit, na ‘bemiddeling’ van de betrokken justitie-assistent(e) bij de procureur des Konings, op de correctionele griffie van de rechtbank te Brugge of te Gent. De verplaatsing vraagt een bijkomende tijdsinvestering en weegt zwaar gezien het aantal beschikbare werkuren. Het zou voor ons een grote tegemoetkoming betekenen wanneer de gerechtelijke dossiers aan de betreffende behandelcentra toegestuurd konden worden! Tot nu toe is dat nog steeds niet het geval. Anderzijds willen we wel vermelden dat de samenwerking met alle justitiële diensten zeer vlot verloopt. 2. Tekorten in aanbod We proberen zoveel mogelijk een op maat gesneden aanbod te doen. In de eerste plaats kunnen we hier terug de keuze vermelden tussen een ambulante dan wel residentiële benadering, afhankelijk van de nood aan een minder of meer intensieve aanpak. Toch kunnen zeker niet alle cliënten die een intensieve aanpak vergen in FIDES-Residentieel worden opgenomen gezien het verschil in aanpak die de aard van de doelgroep vereist. Zéér zwakbegaafde plegers, ‘erg’ agressieve plegers, plegers van meersoortige delicten, … komen bijvoorbeeld niet in aanmerking. Voor deze categorieën blijft een nood aan behandelmodaliteiten bestaan in het Vlaamse land. In 2005 werd in Beernem onder impuls van het Vlaams Fonds wel een project gestart voor geïnterneerden met een licht-mentale handicap. De werking Itinera valt onder MPI St-Idesbald, maar is gelocaliseerd op de campus van P.C. St-Amandus. Sommige cliënten van Itinera participeren aan de ambulante groepen waardoor er een nauwe samenwerking is met deze nieuwe afdeling. Ook wanneer volgens onze inschatting een ambulant aanbod haalbaar of aangewezen is, kunnen niet alle cliënten in het bestaande programma worden ingeschakeld. Vrouwen krijgen tot nu toe nog steeds een individueel aanbod. BIJLAGE
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
15
INTEGRALE RESPONS OP INTRAFAMILIAAL SEKSUEEL MISBRUIK I.R.I.S. WERKMODEL
DOELGROEP: Gezinnen en hun context met een pleger van intrafamiliaal seksueel misbruik die in gezinsverband (weer) met (potentiële) slachtoffers gaan samenwonen (in eerste instantie uit Noord WestVlaanderen). DOELSTELLING: Geïntegreerde contextuele zorg die bij intrafamiliaal seksueel misbruik een procedure wil opstarten die: - naast het hulpprogramma voor de dader de partner/ouder(s) betrekt - het betrokken gezin begeleidt - en voor (potentiële) slachtoffers veiligheid en welzijn optimaliseert Alle betrokken hulpverleners plegen regelmatig gezamenlijk overleg om de vastgelegde afspraken in het kader van veiligheid en zorg op te volgen. OP DRIE NIVEAUS:
Niveau 1: werken met het gezin. Niveau 2: werken met de omgeving van de gezinscontext. Niveau 3: opstellen van (gezin)regels en afspraken.
ALGEMEEN VERLOOP: Bij een situatie van intrafamiliaal seksueel misbruik, waarbij de pleger (weer) in gezinsverband gaat samenwonen met (potentiële) slachtoffers wordt contact opgenomen met Iris. Het kan hierbij gaan over een aanmelding vanuit het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling meerderjarige of minderjarige pleger, vanuit justitie, niet vanuit detentie (vb. probatie, vov, strafbemiddeling, …) of vanuit detentie. Dit voor zowel meerderjarige als minderjarige plegers. Na de eerste inschatting omtrent erkenning van het misbruik, veiligheid, nodige afspraken, … volgt een gesprek door Iris met het gezin. Daarin wordt de bereidheid en mogelijkheid van het gezin om in dit werkmodel te stappen en de te maken afspraken betreffende veiligheid afgetoetst. Iris bekijkt in deze fase of er voldoende opvolging is voor alle drie de partijen (slachtoffer, pleger en partner/ouders). De pleger wordt doorverwezen naar een gespecialiseerd dadercentrum. De partner wordt gemotiveerd om deel te nemen aan de partnergesprekken georganiseerd door Iris. Deze gesprekken hebben de ondersteuning van de hervalpreventie en de verwerking van het slachtoffer als focus. Aan de kant van het slachtoffer wordt bekeken welke hulpverlening noodzakelijk is voor een goede begeleiding en opvolging. Alle betrokken hulpverleners worden gecontacteerd en samengebracht op een hulpverlenersoverleg, met als doel de hulpverlening op elkaar af te stemmen en zich te buigen over een aantal vragen betreffende veiligheid en zorg. Nadien wordt het gezin opnieuw uitgenodigd en worden de te maken afspraken vastgelegd in een familieovereenkomst. Minimaal om de zes maanden worden de hulpverlening en de afspraken inzake veiligheid en zorg geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. De pleger volgt zijn therapie verder, de partner neemt verder deel aan de partner-(ouder) gesprekken en opvolging van het slachtoffer is voorzien. In elk dossier wordt Iris ingeschakeld als coördinerend orgaan dat alle partijen kan samenbrengen: slachtoffer, dader, andere gezinsleden en hun respectievelijke hulpverleners. De aanmelding en coördinatie binnen Iris gebeurt door Nathalie Ketels, verbonden aan het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling West-Vlaanderen.
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
16
De partner/oudergesprekken neemt Christine Brauwers, verbonden aan Fides (Forensisch Initiatief voor Deviante Seksualiteit) op zich.
NIVEAU 1: HET KOPPEL / HET GEZIN. A. De aanmeldingsfase: Bij een aanmelding vanuit het VK: Bij de aanmelding vanuit het VK werd reeds een screening gemaakt van de feiten: wat, wanneer, welke slachtoffers, duur, recidive,… De aanmelding is het moment waarbij moet nagegaan worden welke stappen eerst en meest dringend gezet werden. Na een melding van misbruik wordt gestreefd naar een onmiddellijk veilige thuissituatie. Ter voorbereiding van IRIS is er oog voor alle partijen binnen een gezin: 1.
De pleger:
Er wordt bij de aanmelding een eerste inschatting gemaakt van de mate van erkenning van het misbruik door de pleger en van (erkenning van) het risico op verder misbruik. Iris wordt voorgesteld en gemotiveerd. De pleger wordt voor de intake naar een dadercentrum doorverwezen. 2.
de partner:
Hoe is het gesteld met de erkenning van het misbruik door de partner/ouder ? Iris wordt voorgesteld en gemotiveerd. 3.
Slachtoffer en andere kinderen:
Er wordt nagegaan wat er ter beveiliging en opvolging voor het slachtoffer aan hulpverlening moet geïnstalleerd worden. Aanmelding vanuit justitie, maar niet vanuit de gevangenis: strafbemiddeling, vrij onder voorwaarden, probatie. 1.
De pleger:
-
De pleger krijgt dadertherapie als voorwaarde opgelegd. De mate van erkenning van misbruik en het risico op herval worden door de betrokken doorverwijzer ingeschat. Iris wordt voorgesteld en gemotiveerd. (idealiter opgenomen in de justitiële voorwaarden) De pleger wordt voor een intake naar een dadercentrum doorgestuurd.
2.
De partner:
Er wordt zo vlug mogelijk een afspraak gepland met Iris, waarbij de mate van erkenning van het misbruik bij de partner/ouder wordt nagegaan. 3.
Het slachtoffer:
In het eerste gesprek van Iris met de partner wordt nagegaan wat er voor het slachtoffer aan begeleiding al geïnstalleerd werd of moet geïnstalleerd worden.
Bij aanmelding vanuit detentie Tijdens de detentieperiode werden al heel wat voorbereidende stappen genomen. Ook hier moet er van bij de start van de detentie oog zijn voor alle partijen binnen een gezin:
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
17
1.
De pleger:
-
Pretherapeutische begeleiding tijdens detentie. Er moet een risicotaxatie opgemaakt worden. Iris wordt voorgesteld, gemotiveerd en opgestart
2.
De partner:
-
De PSD eventueel als eerste luisterend oor voor de partner van de dader. Iris voorstellen en motiveren. Partnergesprekken door Iris kunnen reeds opgestart worden.
3.
Het slachtoffer:
-
De wenselijkheid van het bezoek aan de pleger nagaan en bespreekbaar stellen (dit kan in samenwerking met herstelbemiddelaar, slachtofferonthaal, …) in overleg met Iris.
Aanmelding vanuit jeugdhulpverlening (minderjarige pleger) 1.
De pleger:
De pleger wordt therapie als voorwaarde opgelegd (indien jeugdrechtbank) en er wordt een inschatting gemaakt van de mate van erkenning van het misbruik en het risico op herval. 2.
De ouders:
Hoe is het gesteld met de erkenning van het misbruik en het corrigerende vermogen van de ouders? Iris wordt aan de ouders voorgesteld en gemotiveerd. 3.
Het slachtoffer:
Er wordt nagegaan welke begeleiding wenselijk is en wat er eventueel al voor het slachtoffer werd geïnstalleerd. Deze verkregen informatie wordt aan IRIS doorgegeven.
B. De intakefase: In deze fase wordt de bereidheid van het gezin om in dit werkmodel te stappen en de te maken afspraken betreffende de veiligheid afgetoetst. De eerste stap hierbij is een gesprek door Iris met het gezin. Iris maakt in deze fase een analyse over de werkbaarheid en heeft hierbij oog voor alle partijen: 1.
Met de pleger wordt bekeken in welke mate hij/zij het misbruik erkent en welke initiatieven er nodig zijn om de veiligheid van het (potentiële) slachtoffer te garanderen. De pleger wordt doorverwezen naar een centrum voor daderhulp.
2.
De situatie waarin het slachtoffer verkeert wordt eveneens bekeken door Iris. De diensten die dit gezin kennen worden gecontacteerd en uitgenodigd op het hulpverlenersoverleg. Het slachtoffer wordt eventueel doorverwezen naar de gepaste hulpverlening of er wordt een aanbod gedaan vanuit het VK om een inschatting te maken.
3.
Ook de houding van de partner/ouder wordt ingeschat. Er kunnen hiervoor reeds gesprekken gepland worden met Iris. Er wordt in deze contacten gepolst naar (of gemotiveerd tot) de participatie aan regelmatige gesprekken rond hervalpreventie. Dit met het oog op het bekomen van minimale inzichten die op korte termijn een veilige thuissituatie moeten waarborgen.
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
18
Al deze informatie wordt samengebracht op het hulpverlenersoverleg. Hier wordt de hulpverlening verder op elkaar afgestemd en worden een aantal vragen beantwoord omtrent veiligheid. Op basis van deze afspraken wordt met het gezin een familie-overeenkomst opgesteld. Deze afspraken worden minimaal zesmaandelijks geëvalueerd. C. Therapie en nazorg: 1.
De pleger: Dadertherapie en nazorg in een gespecialiseerd centrum.
2.
Partner/ouders: Met het oog op de ondersteuning van de hervalpreventie en van de verwerking van het slachtoffer stelt Iris in de loop van de therapie regelmatige (maandelijkse) gesprekken met de partner/ouders voorop. Indien deze gesprekken niet vanaf het begin mogelijk zijn , wordt alles in het werk gesteld om de partner/ouders in de loop van de therapie alsnog bij de behandeling te betrekken. Eventueel kan een huisbezoek drempelverlagend zijn. De dader wordt ook verder aangesproken op zijn verantwoordelijkheid om zijn partner te motiveren. Er moeten wel altijd voldoende veiligheidsafspraken kunnen gemaakt worden om de therapie te kunnen starten én verder te zetten.
-
3.
Het doel is dat de partner/ouders signalen en gevolgen van misbruik leren erkennen (om zo het slachtoffer beter te kunnen helpen en ondersteunen) en inzicht krijgen in het tot stand komen van het misbruik en wat kan gedaan worden om herval te voorkomen, kennis krijgen van de delictketting en het hervalpreventieplan van de pleger (ter ondersteuning van de hervalpreventie) Het slachtoffer: Iris waakt ervoor dat er voor het minderjarige slachtoffer (minimaal door het CLB, Kind en Gezin) altijd opvolging wordt voorzien zodat iemand op het hulpverlenersoverleg spreekbuis voor het slachtoffer kan zijn. Het is belangrijk de op dit overleg gemaakte afspraken en het verloop of opvolging ervan bij het slachtoffer te kunnen toetsen. Een eventuele hereniging met de dader wordt zorgvuldig overwogen en voorbereid.
NIVEAU 2: DE OMGEVING. Intrafamiliaal seksueel geweld wordt vaak gekenmerkt door een sfeer van geheimhouding. Om dit te doorbreken is het, met het oog op sociale controle, aangewezen om iemand van buiten deze onmiddellijke gezinscontext bij de problematiek te betrekken. 1.
In functie van de veiligheid (het geheim moet doorbroken worden)
2.
In functie van schadebeperking naar het slachtoffer toe (het slachtoffer moet bij iemand terecht kunnen)
3.
Iemand die instaat voor de opvolging van /verwerking door het slachtoffer.
Met het slachtoffer wordt nagegaan wie deze rol kan vervullen. -
-
We stellen voorop dat minimum twee ‘derden’ op de hoogte moeten zijn of in de loop van de therapie op de hoogte moeten gebracht worden. Begeleiding van het slachtoffer: uiteraard wanneer het slachtoffer daar zelf toe bereid is. De erkenning door de partner/ouder speelt daar ook een grote rol in. Wanneer die het misbruik niet erkent, is het voor het slachtoffer moeilijk hulp te vragen/te krijgen. Het is belangrijk dat er op het hulpverlenersoverleg altijd iemand de spreekbuis van het slachtoffer kan zijn. Wanneer er geen therapeut/begeleider is, moet het CLB ingeschakeld worden.
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
19
-
We verwachten van deze derde partij uiteraard ook de nodige erkenning van het misbruik en een houding die sereen en beheerst is.
NIVEAU 3: OPSTELLEN VAN GEZINSREGELS EN AFSPRAKEN. Er wordt met alle hulpverleners die rond het gezin actief (zullen) zijn een ‘hulpverlenersoverleg’ gepland. Zij zullen zich in die vergadering over een aantal vragen buigen (zie checklists ‘veiligheid’, ‘verzorgers’ en ‘afspraken’).
De beantwoording van deze vragen moet uiteindelijk resulteren in een familieovereenkomst, waarin aandachtspunten voor de onmiddellijk omgeving worden opgenomen en ondertekend door het gezin binnen Iris. Dit gebeurt nog voor de dader een therapiecontract afsluit met het dadercentrum. De beslissingen van de pleger en de afspraken bij het uitwerken en opstellen van een hervalpreventieplan tijdens de dadertherapie worden in de familieovereenkomst geïntegreerd. Deze afspraken dienen tijdig met de betrokkenen en alle betrokken hulpverleners geëvalueerd te worden. Minimaal om de zes maanden worden de familieovereenkomst en het verloop van de begeleiding in een hulpverlenersoverleg besproken.
Het werkmodel kan van kracht blijven tot het einde van de justitiële maatregel en/of tot het einde van de daderbehandeling.
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
20
BIJLAGE 1: DE CHECKLISTS CHECKLIST ‘VERZORGER(S)’ (gebaseerd op safety checklist van Levenson & Morin) 1.
De verzorger(s) (niet-misbruikende ouder) erkent dat er misbruik heeft plaatsgevonden en dat het niet de schuld van het kind was. 2. De verzorger erkent en beschrijft haar verantwoordelijkheid om thuis met risicofactoren om te gaan. 3. De verzorger erkent dat de dader (mogelijks) in staat is tot toekomstig misbruik. 4. De verzorger kan een accurate beschrijving geven van de impact van het seksuele misbruik op haar kind(eren) of kan speculeren over het slachtoffer van haar partner. 5. De verzorger toont empathie naar haar kind(eren) toe of naar het slachtoffer van haar partner. 6. De verzorger kan signalen identificeren waarop in de toekomst moet gelet worden en kan, wanneer nodig, interventies voorstellen. 7. De verzorger vertoont een doeltreffende aanpak omtrent gedragsproblemen bij het kind, die het resultaat zijn van seksueel misbruik, met inbegrip van seksueel (reactief) gedrag. 8. (Indien van toepassing) De verzorger is in staat om haar eigen misbruik uit de kindertijd te bespreken en de impact die dit heeft op haar reactie ten aanzien van het misbruik op haar eigen kind. 9. De verzorger kan tenminste 5 strategieën opsommen die een bescherming bieden voor seksueel misbruik van kinderen. 10. De verzorger is in staat om zichzelf en de kinderen financieel te onderhouden en dit op een onafhankelijke wijze.
CHECKLIST ‘VEILIGHEID’ 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
leeftijd en kwetsbaarheid van het slachtoffer al dan niet probleeminzicht bij de dader competentie van niet-misbruikende ouder(s) in het reduceren van het risico (checklist verzorger) de ernst van de feiten (inclusief duur en frequentie) recent of lang geleden de dader is al dan niet vaak alleen met het slachtoffer hoe reageert de omgeving (op het misbruik) de wens van het slachtoffer de gevolgen van een beslissing op de dynamiek binnen het gezin. aanwijzingen voor middelenmisbruik bij de ouders
CHECKLIST ‘AFSPRAKEN’ Wie zijn de betrokkenen? Indien voorlopige scheiding plaatsvond: uiten het slachtoffer of de andere kinderen (of beiden) het verlangen om terug met de dader of met hun verzorger (of beiden) herenigd te worden? Wordt dit door de therapeut van het slachtoffer ondersteund? 3. welke beveiligingsafspraken zijn er? (Preventiestrategieën) 4. hoe worden die geëvalueerd en opgevolgd? 5. welke ondersteunende afspraken - tussenkomsten zijn er? (begeleiding slachtoffer, thuisbegeleiding, begeleiding niet-misbruikende ouder, begeleiding koppel, de andere kinderen …) 6. wie zal (welke) hulp inroepen wanneer het dreigt fout te lopen? (Interventiestrategieën) 7. Zijn de kinderen op de hoogte van het gedrag van de dader? 8. welke informatie is nodig om de veiligheid te garanderen? (wie moet wat weten en in functie waarvan = niveau 2) 9. Gaan alle familieleden akkoord met het veiligheidsplan? 10. wat indien de therapie stopt? 1. 2.
Een volledig overzicht van de safety checklist van Levenson & Morin (2001) en van de competentiecriteria van de verzorger is terug te vinden in de gelijknamige afzonderlijke bestanden.
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
21
BIJLAGE 2: CATEGORIEËN Volgende CATEGORIEËN passen binnen het werkmodel: 1. Aanmelding vanuit VK 1a:met behoud van bestaande relatie 1b:met nieuwe relatie tijdens de therapie 1c:minderjarige dader 2.
Aanmelding vanuit justitie maar niet komend uit de gevangenis 2a: met behoud van bestaande relatie. 2b:met een nieuwe relatie tijdens de therapie 2c:via jeugdrechtbank
3.
Aanmelding vanuit justitie, komend uit de gevangenis 3a:met behoud van een bestaande relatie 3b:nieuwe relatie ontstaan tijdens therapie.
cgg prisma vzw - werkingsverslag Fides 2007
22